KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bos
Artikel 5 Verkeer
Artikel 6 Waarde - Natuur En Landschap
Artikel 7 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Artikel 9 Algemene Bouwregels
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 13 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
Artikel 15 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
1.4 Planopzet
Hoofdstuk 2 Beleid
Hoofdstuk 3 Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 4 Juridische Planbeschrijving
Hoofdstuk 5 Procedure
Bijlage 1 Lijst Van Nevenactiviteiten
Bijlage 1 Bestemming Eigendommen Landgoed Bingerden

Groenstrook Beinum

Bestemmingsplan - Gemeente Doesburg

Vastgesteld op 20-04-2017 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Groenstrook Beinum met identificatienummer NL.IMRO.0221.BPL16005HBE-VA01 van de gemeente Doesburg.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen.

1.3 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aan huis gebonden bedrijf

een bedrijf, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt;

1.6 aan huis gebonden beroep

een beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, (ontwerp)technisch of kunstzinnig gebied, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt;

1.7 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.8 aaneengebouwde woning

een woning dat deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen;

1.9 afwijking

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub c van de Wet ruimtelijke ordening;

1.10 agrarisch bedrijf

een bedrijf, dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.11 bedrijf

het bedrijfsmatig vervaardigen en/of bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen;

1.12 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.13 bebouwingspercentage

een percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde

1.14 bedrijfswoning/dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slecht bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.15 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 bijgebouw

een al dan niet vrijstaand gebouw, dat architectonisch zowel als functioneel ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en ten dienste staat van dat hoofdgebouw;

1.18 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.19 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.20 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.21 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.22 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.23 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.24 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.25 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.26 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.27 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van op publiek gerichte diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;

1.28 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.29 geluidgevoelige functie

bewoning of andere geluidsgevoelige functie, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.30 grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf waarvan de bedrijfsvoering volledig of nagenoeg volledig is gericht op het gebruik maken van grond als productiemiddel;

1.31 hoofdgebouw

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.32 horecabedrijf

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;

1.33 kampeermiddel

tenten, tentwagens, kampeerauto's of toercaravans dan wel andere onderkomens of andere voertuigen of gedeelten daarvan, voor zover niet als bouwwerk aan te merken, die geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.34 kantoor

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi-) overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;

1.35 kleinschalig kampeerterrein

het houden van een kampeerterrein voor ten hoogste 10 kampeermiddelen, met dien verstande dat buiten de periode van 15 maart tot en met 15 oktober geen kampeermiddelen aanwezig mogen zijn;

1.36 kap

een dakconstructie van een gebouw gevormd door ten minste twee dakschilden met een geheel of gedeeltelijk hellend dakvlak van elk tenminste 15° en ten hoogste 75°;

1.37 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociale, medische, culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening alsmede soortgelijke voorzieningen, of een combinatie daarvan, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.38 nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.39 niet-geluidsgevoelige bebouwing

bebouwing die volgens de Wet Geluidhinder en de daarop gebaseerde regelgeving niet aangemerkt wordt als geluidsgevoelige gebouwen en ruimten;

1.40 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering

de agrarische bedrijfsvoering die niet geheel of hoofdzakelijk van de open grond als agrarisch productiemiddel afhankelijk is, maar waarvan de productie geheel of overwegend in gebouwen plaatsvindt, zoals varkens-, kalver- of pluimveefokkerij, eendenmesterij of -fokkerij en champignonkwekerij;

1.41 omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

een vergunning als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.42 overkapping

een bouwwerk met een draagconstructie niet door wanden van zichzelf omsloten op een bouwperceel, dat strekt tot verhoging van het gebruiksgenot van het hoofdgebouw;

1.43 peil

  • voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

1.44 prostitutiebedrijf

een inrichting of instelling gericht op het tegen betaling doen plaatsvinden van seksuele omgang met prostituees op een naar buiten toe kenbare wijze, zoals een bordeel of escortservice;

1.45 seks- en/of pornobedrijf

een inrichting of instelling gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel voor detailhandel in seks- en/of porno-artikelen, zoals een seksbioscoop, seksclub, seksautomaat of sekswinkel;

1.46 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.47 voorgevel

de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw, of indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.48 wijziging

een wijziging van het plan als bedoeld als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.49 woning

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten;

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 bebouwingspercentage

het deel van het bouwperceel uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden, tenzij in de regels anders is vermeld;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk

van de bovenkant van de goot dan wel de druiplijn, het boeiboord of een gelijk daaraan te stellen constructiedeel, tot aan de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse. Indien op een gebouw een of meer dakkapellen voorkomen, waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de breedte van het betreffende dakvlak, wordt gemeten vanaf de goothoogte van de dakkapel(len);

2.4 de hoogte van een dakopbouw

vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 werking van de bouwgrenzen

De bouwgrenzen mogen in afwijking van de plankaart en het bepaalde in hoofdstuk II van deze voorschriften uitsluitend worden overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen, hellingbanen, funderingen en andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf, met dien verstande dat niet-grondgebonden agrarische bedrijven niet zijn toegestaan en van de bedrijfsgebouwen alleen de eerste bouwlaag mag worden gebruikt voor het houden van dieren;
  2. b. het bestaande aantal bedrijfswoning(en), waarbij inwoning is toegestaan;
  3. c. nevenactiviteiten als opgenomen in bijlage 1, met dien verstande dat:
  • maximaal 25% met een absoluut maximum van 350 m² van de bestaande bebouwing mag worden gebruikt;
  • er geen detailhandel anders dan de verkoop van ter plaatse geproduceerde agrarische producten mag plaatsvinden;
  • er geen horeca mag plaatsvinden;
  • parkeren op eigen erf dient plaats te vinden;
  • buitenopslag en/of buitenstalling van werktuigen niet is toegestaan;
  • er slechts sprake mag zijn van een geringe toevoeging van gebiedsvreemd geluid;
  • de nevenactiviteit geen aanzienlijke verkeersaantrekkende werking mag hebben;
  • er sprake is van een lage visuele uitstraling op het landschap;
  1. d. recreatieve nevenactiviteiten in de vorm van Bed & Boterham, met dien verstande dat:
  • maximaal 30 m² per gastenkamer is toegestaan;
  • er maximaal 2 gastenkamers mogen worden gerealiseerd, dan wel het bestaande aantal gastenkamers;
  • deze activiteiten tevens in bijgebouwen en schuren zijn toegestaan;
  • parkeren op eigen erf dient plaats te vinden;
  1. e. teeltondersteunende voorzieningen;
  2. f. de bestaande paardenbakken;
  3. g. extensieve dagrecreatie met bijbehorende wegen en paden;
  4. h. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  5. i. de bestaande nutsvoorzieningen,

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ontsluitingsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, tuinen en erven.

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 4 Bos

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Bos" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bos;
  2. b. extensieve dagrecreatie;
  3. c. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden;
  4. d. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;

één en ander met de bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en verhardingen.

4.2 Bouwregels

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een rotonde, rijbanen, voet- en fietspaden, bermen en parkeervoorzieningen;
  2. b. groenvoorzieningen;
  3. c. waterlopen, waterberging en waterinfiltratievoorzieningen;
  4. d. ondergrondse afvalcontainers;
  5. e. nutsvoorzieningen,

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, en onbebouwde gronden.

5.2 Bouwregels

Artikel 6 Waarde - Natuur En Landschap

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Natuur en landschap' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, ontwikkeling en herstel van ter plaatse voorkomende of daaraan eigen landschappelijke, ecologische – en/of natuurwaarden.

6.2 Nadere eisen

Mitigerende en compenserende maatregelen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van het behoud van ecologische- of natuurwaarden bij het verlenen van een omgevingsvergunning in ieder geval de voorwaarden stellen met betrekking tot:

  1. a. mitigerende maatregelen;
  2. b. compenserende maatregelen, in de vorm van het aanbrengen van (vervangende) beplanting, aanleg van waterpartijen, maatregelen voor behoud of herstel van de habitat, zoals faunapassages;
  3. c. de wijze waarop de kernkwaliteiten worden versterkt.

mits de uitbreiding meer bedraagt dan 75 m2.

6.3 Specifieke gebruiksregels

6.4 Afwijken van de gebruiksregels

Indien fysieke compensatie aantoonbaar niet, of niet volledig mogelijk is, wordt een financiële compensatie bepaald aan de hand van:

  1. a. de kosten van de aanschaf en de verwerving van vervangende grond op dezelfde plaats;
  2. b. de kosten van de basisinrichting; en
  3. c. de kosten van het ontwikkelingsbeheer gedurende de ontwikkelingstijd.
  4. d. de kosten als bedoeld in het vierde en vijfde lid worden gelabeld aan de betreffende ingreep in het provinciaal compensatiefonds gestort.

6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 7 Waterstaat - Waterkering

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de waterkering, een en ander met bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, en onbebouwde gronden.

7.2 Bouwregels

  1. a. In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemming (basisbestemming) mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming;
  2. b. Gebouwen mogen niet worden gebouwd;
  3. c. De hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, is maximaal 3 m.

7.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid 7.2 mits geen onevenredige aantasting plaats vindt van het doelmatig functioneren van de primaire waterkering en toestaan dat de gronden gebruikt worden conform de basisbestemming;
  2. b. Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de primaire waterkering, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2 en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van het waterschap.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene Bouwregels

9.1 Bouwregels bij overschrijden van de bouwgrenzen

Het verbod tot bouwen met overschrijding van de bouwgrenzen is niet van toepassing op:

  1. a. toegangsbruggen en funderingen, waarbij de grens van de weg niet mag worden overschreden;
  2. b. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden voor ventilatiekanalen en schoorstenen, indien de overschrijding van de bouwgrens, waaraan de voorgevel gelegen is, niet meer dan 12 cm bedraagt en daarbij de grens van de weg niet wordt overschreden;
  3. c. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, bloemenkozijnen, balkons, galerijen en luifels, mits zij de bouwgrens, waaraan de voorgevel gelegen is, met niet meer dan 50 cm overschrijden en niet lager zijn aangebracht dan:
    1. 1. 4,20 m boven een rijbaan of boven een strook ter breedte van 1,50 m langs een rijbaan;
    2. 2. 2,20 m boven een voetpad, voor zover dit voetpad geen deel uitmaakt van de genoemde strook;
  4. d. ondergrondse funderingen en ondergrondse bouwwerken, voor zover deze de bouwgrens met niet meer dan 1 m overschrijden en daarbij de grens van de weg niet wordt overschreden;
  5. e. goten en ondergrondse afvoerleidingen en inrichtingen voor de verzameling van water en rioolstoffen;
  6. f. hijsinrichtingen aan tot bewoning bestemde gebouwen, voor zover deze hijsinrichtingen in geen enkele stand de bouwgrens, waaraan de voorgevel gelegen is, met meer dan 1 m overschrijden en voor zover zij de grens van de weg niet overschrijden en niet lager zijn geplaatst dan 4,20 m boven de hoogte van de rijbaan.

9.2 Bestaande maten

In die gevallen dat bestaande goot- en bouwhoogten, dakhellingen, afstanden, oppervlakten, inhoud van legale bouwwerken meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, gelden deze goot- en bouwhoogten, dakhellingen, afstanden, oppervlakten of inhoud als maximum.

Artikel 10 Algemene Gebruiksregels

10.1 Gebruiksverbod

Het is verboden de grond en bebouwing te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming. Onder verboden gebruik in alle bestemmingen wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. een gebruik van de onbebouwde grond als stort- en opslagplaats van aan het gebruik onttrokken goederen en materialen, anders dan als tijdelijke opslag ten behoeve van het normale gebruik en onderhoud;
  2. b. een gebruik van grond en bebouwing ten behoeve van een seks- en/of pornobedrijf en/of prostitutiebedrijf.
  3. c. een gebruik van kampeermiddelen ten behoeve van permanente bewoning.

Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels

11.1 Afwijkingsbevoegdheden

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor:

  1. a. het afwijken van de voorgeschreven goothoogte, hoogte en oppervlakte van gebouwen, percentages en overige maatvoering, eventueel met overschrijding van de bebouwingsgrenzen, mits deze afwijkingen niet meer bijdragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maatvoering;
  2. b. het afwijken van bouwgrenzen en overige aanduidingen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, op de plankaart, indien en voor zover deze afwijkingen noodzakelijk zijn in verband met de uitmeting van het terrein dan wel indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond gewenst is, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de plankaart is aangegeven, niet meer dan 2,5 m bedraagt;
  3. c. het oprichten van antennes alsmede masten ten behoeve van waarschuwingssystemen met een grotere hoogte dan ten aanzien van bouwwerken, geen gebouw zijnde, is toegestaan, voor zover deze grotere hoogte noodzakelijk is in verband met het beoogde gebruik, mits dit met het oog op het ruimtelijk beeld aanvaardbaar is.

Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in art. 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen ten behoeve van:

  1. a. het in geringe mate aanpassen van het plan, teneinde enig onderdeel van het plan, zoals een bestemmingsgrens of een bouwgrens te veranderen, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan gewenst of noodzakelijk is en de bestemmingsgrens niet meer dan 5 m en de bouwgrens niet meer dan 10 m worden verschoven;
  2. b. het oprichten van gebouwen van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes en gemaalgebouwtjes met een inhoud van maximaal 100 m3 en een goothoogte van maximaal 4 m;
  3. c. het enigszins anders situeren en/of begrenzen van bouwvlakken, indien dit ten behoeve van de uitvoering van een bouwplan nodig mocht blijken, een en ander, mits de vorm slechts in geringe mate wordt gewijzigd en de oppervlakte van het desbetreffende bouwvlak met niet meer dan 20% afwijkt.

Artikel 13 Overige Regels

13.1 Algemene van toepassing verklaring

Het bestemmingsplan Archeologie, zoals vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 29 oktober 2009, nr. 4, is overeenkomstig van toepassing op de gronden van het bestemmingsplan Groenstrook Beinum.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

14.2 Met een omgevingsvergunning afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 14.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 14.1 met maximaal 10%.

14.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 14.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning voor het bouwen en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

14.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 14.4 , te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

14.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 14.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Groenstrook Beinum'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Met het vaststellen van het bestemmingplan Beinum 2012 (26 juni 2013) is de bestemming van een perceel aan de Bingerdenseweg per abuis gewijzigd van 'Agrarisch' naar 'Groen'. Het gebruik van het perceel (grasland) is ongewijzigd gebleven. De gemeente is door de eigenaar van het perceel hierop gewezen waarna voorliggend bestemmingsplan is opgesteld.

Om de oorspronkelijke bestemming ter plaatse te herstellen dient het vigerende bestemmingsplan gewijzigd te worden. Via voorliggend document wordt gemotiveerd waarom medewerking wordt verleend en waarom dat kan volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied is gelegen nabij de kruising van de Bingerdenseweg met de N338 in Doesburg. De betreffende percelen liggen ten westen van de wijk Beinum, tegen rivier de IJssel. Op onderstaande afbeelding is een luchtfoto van het plangebied en de omgeving te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0221.BPL16005HBE-VA01_0002.jpg"

Luchtfoto plangebied (ruimtelijke plannen)

1.3 Vigerend Bestemmingsplan

Het plangebied maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan ''Beinum 2012”, vastgesteld op 26 juni 2013. Binnen dit bestemmingsplan heeft de locatie de bestemming 'Groen' en de dubbelbestemming 'Waarde-EHS'.

De gronden met bestemming 'Groen' zijn bestemd voor: plantsoenen, groenstroken, (fiets-)paden, uitritten, bermen met beplanting, waterpartijen en speelvoorzieningen, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, en onbebouwde gronden.

De voor 'Waarde-EHS' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het ontwikkelen en instandhouden van de natuur- en landschapswaarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0221.BPL16005HBE-VA01_0003.jpg"

Uitsnede bestemmingsplan "Beinum 2012" (ruimtelijke plannen)

1.4 Planopzet

Het bestemmingsplan is een bindend plan voor zowel overheid als burgers. In een bestemmingsplan wordt de bestemming, ofwel de functie van de grond aangewezen. Ook geeft het bestemmingsplan regels over het gebruik van de grond en wat daarop gebouwd mag worden. Omgevingsvergunningen moeten worden getoetst aan het bestemmingsplan, alvorens ze worden verleend. Dit bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, een verbeelding en planregels. De omvang van dit plan is beperkt, omdat het initiatief geen ruimtelijke impact heeft. Er verandert niets aan de situatie ter plaatse.

Verbeelding

De verbeelding, een kaart, geeft de bestemming van de grond aan met daarbij eventuele aanduidingen zoals bouwvlakken. Door op de verbeelding te kijken is te zien welke bestemmingen en mogelijke aanduidingen er gelden. De verbeelding omvat de laatste afspraken over InformatieModel Ruimtelijke Ordening (IMRO) en Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP) 2012.

Planregels

De planregels geven de gebruiksmogelijkheden aan van de grond en vaak ook op welke wijze de gronden bebouwd mogen worden. Bij het opstellen van de planregels van dit bestemmingsplan is aangesloten bij de regels van het bestemmingsplan "Beinum 2012", omdat dit plan uit dat bestemmingsplan voortvloeit.

Hoofdstuk 2 Beleid

Bij voorliggend initiatief is sprake van een bestemmingsherziening. In het geldend bestemmingsplan is voor het perceel een groenbestemming toegekend wat een agrarische bestemming moest zijn. Omdat het plangebied daarnaast in bestemmingsplan 'Beinum 2012' deels de dubbelbestemming 'Waarde - EHS' heeft gekregen, wordt in navolgende alinea's met name ingegaan op de gebiedsbescherming met betrekking tot natuurwaarden.

Rijksbeleid

Gebiedsgericht

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) benoemt een aantal aspecten van nationaal ruimtelijk belang. Het betreft de bescherming van onder andere de ecologische hoofdstructuur.

In het Barro heeft het Rijk voor deze onderwerpen regels opgesteld waarmee de SVIR juridisch verankerd is richting lagere overheden. Via het Besluit ruimtelijke ordening en het Besluit omgevingsrecht zijn deze regels aanvullend vastgelegd.

Planspecifiek

Het plangebied, inclusief de N338, heeft in het geldend bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Waarde-EHS' gekregen. Na het raadplegen van de navolgende kaart, waarop de EHS (groen) en de Natura2000 gebieden (rood) zijn aangegeven, kan worden geconcludeerd dat de EHS niet in het plangebied is gelegen. In voorliggend plan zal de dubbelbestemming worden aangepast.

afbeelding "i_NL.IMRO.0221.BPL16005HBE-VA01_0004.jpg"

Bron: Synbios Alterra

Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Gelderland Op 9 juli 2014 hebben Provinciale Staten de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. In de Omgevingsvisie 'Gelderland anders' zijn twee hoofddoelen benoemd: een duurzame economische structuur en het borgen van de kwaliteit en veiligheid van de leefomgeving. Naast de Omgevingsvisie is een Omgevingsverordening opgesteld, waarin de beleidsuitgangspunten uit de Omgevingsvisie zijn vertaald in concrete regels die van toepassing zijn op gemeentelijke bestemmingsplannen. De provinciale hoofddoelen zijn vertaald in provinciale ambities, met als hoofdthema's:

  • Divers Gelderland - regionale verschillen en regionale identiteit;
  • Dynamisch Gelderland - ambities op ruimtelijk-economisch vlak, waaronder wonen, werken en mobiliteit;
  • Mooi Gelderland - bescherming en ontwikkeling van Gelderse kwaliteiten als cultuurhistorie, natuur, water en ondergrond.

Planspecifiek

Het plangebied maakt deel uit van het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelzone (GO). Op navolgende kaart is dit te zien (lichtgroen betreft GO, donkergroen GNN).

De bescherming van bos en natuur buiten het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelzone (GO) is een verantwoordelijkheid van gemeenten. Het GNN bevat alle terreinen met een natuurbestemming binnen de voormalige ecologische hoofdstructuur (EHS) en een zoekgebied van 7.300 hectare voor 5.300 hectare nog te realiseren natuur (doel: 2025). In de GO is ruimte voor verdere economische ontwikkeling (van passende functies) in combinatie met een (substantiële) versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden.

Om deze natuurwaarden te beschermen wordt de dubbelbestemming 'Waarde – Natuur en landschap' en de bestemming 'Bos' opgenomen in voorliggend bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0221.BPL16005HBE-VA01_0005.jpg"

Bron: Ruimtelijke plannen.nl

Gemeentelijk beleid
Zoals reeds in paragraaf 1.3 is beschreven maakt het plangebied maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan ''Beinum 2012”. Binnen dit bestemmingsplan is geen wijzigingsmogelijkheid opgenomen om de bestemming 'Groen' te wijzigen in 'Agrarisch' en 'Bos'. Om deze reden wordt voorliggende planherziening opgesteld.

Hoofdstuk 3 Uitvoerbaarheid

De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet als gevolg van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangetoond worden (artikel 3.1.6 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, etc.) als ook de economische uitvoerbaarheid van het plan. Onderstaande punten tonen de uitvoerbaarheid van het plan met betrekking tot de ruimtelijk relevante aspecten aan:

  1. 1. Geluid (wegverkeer): Er wordt geen nieuwe geluidgevoelige functie toegevoegd. Het aspect geluid vormt derhalve geen belemmering voor dit initiatief. Bedrijfsgeluid komt aan bod onder 'Bedrijf en milieuzonering'.
  2. 2. Luchtkwaliteit: Er vinden geen ruimtelijke ontwikkelingen plaats. Dit initiatief draagt 'niet in betekenende mate' bij aan verslechtering van de luchtkwaliteit.
  3. 3. Externe veiligheid: De situatie in het plangebied blijft onveranderd. Het plan is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect externe veiligheid.
  4. 4. Bodem: Er vinden geen bodemingrepen in het plangebied plaats, het aspect bodem vormt geen belemmering voor het initiatief.
  5. 5. Bedrijf en milieuzonering: De herziening van de groenbestemming naar een agrarische bestemming en een bosbestemming betreft geen verandering naar een milieugevoelige bestemming. Vanuit dit aspect zijn er geen belemmeringen.
  6. 6. Water: Er wordt geen verharding in het plangebied toegevoegd, de situatie blijft onveranderd. Het plan is uitvoerbaar op het gebied van water.
  7. 7. Geur: De herziening van de groenbestemming naar een agrarische bestemming betreft geen verandering naar een geurgevoelige bestemming. Daarnaast zijn binnen de agrarische bestemming enkel grondgebonden agrarische bedrijven toegestaan, waardoor de kwaliteit van het woon- en leefklimaat in de omgeving niet in gevaar komt. Het aspect geur vormt geen belemmering voor het initiatief.
  8. 8. Cultuurhistorie en archeologie: Er vinden geen bodemingrepen plaats die eventueel aanwezige waarden kunnen aantasten. Dit aspect vormt geen belemmering.
  9. 9. Verkeer en parkeren: De verkeer- en parkeer situatie blijft gelijk. Met betrekking tot dit aspect zijn er geen belemmeringen.
  10. 10. Flora en fauna: Het plangebied maakt deel uit van het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelzone (GO). Om deze natuurwaarden te beschermen wordt de dubbelbestemming 'Waarde – Natuur en landschap' opgenomen in voorliggend bestemmingsplan. Daarnaast worden de twee bosjes in het plangebied beschermd door de bosbestemming. Het plan voorziet niet in ruimtelijke ontwikkelingen. De aanwezige natuurwaarden zullen niet worden aangetast.
  11. 11. Economische uitvoerbaarheid: Plankosten zijn voor rekening van de gemeente. Hiermee is de economische uitvoerbaarheid zeker gesteld.

Hoofdstuk 4 Juridische Planbeschrijving

Wijze van bestemmen

Voorliggend bestemminsplan sluit aan op de regels van het moederplan ''Beinum 2012”. In voorliggend plan wordt de dubbelbestemming ''Waarde - Natuur en landschap" toegevoegd ter vervanging van de dubbelbestemming "Waarde - EHS" in het plangebied.

Daarnaast is de bestemming "Bos" toegevoegd ter plaatse van de bestaande bomenrijen op het perceel. Met deze wijziging wordt tegemoet gekomen aan de wens van de eigenaren van het perceel, zoals te lezen in bijlage 1. Met het herbestemmen tot "Bos" wordt een duurzaam bestaande situatie planologisch bestendigd. Het herbestemmen van het perceel aan de IJssel (van natuur naar agrarisch) wordt in de toekomst onderzocht. Op dit moment is dit niet direct noodzakelijk omdat agrarisch gebruik reeds is toegestaan binnen de natuurbestemming. Dit is afgestemd met de eigenaar van het perceel.

Met dit hoofdstuk is voldaan aan artikel 3.1.3 van het Bro.

Hoofdstuk 5 Procedure

Algemeen

Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Op basis van het eerste lid van dit artikel wordt overleg gevoerd met waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan afgezien worden van dit overleg. Voorliggend bestemmingsplan is als zodanig te beschouwen waardoor overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro achterwege kan blijven.

Een bestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken als ontwerp ter inzage gelegd te worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan. Na vaststelling door de College wordt het besluit bekend gemaakt. Het plan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid beroep in te dienen. Het plan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er beroep ingesteld dan treedt het plan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Inspraak

Het plan is van zeer beperkte omvang en reeds bekend bij de omwonenden. Een inspraakprocedure blijft daarom achterwege.

Vooroverleg

In het kader van het overleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerp toegestuurd aan de Provincie Gelderland. Het plan is in overeenstemming met de uitgangspunten van het provinciaal beleid. De provincie adviseert positief over het plan.

Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 29 december 2016 tot 9 februari 2017 ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen op het plan ingediend.

Bijlage 1 Lijst Van Nevenactiviteiten

Bijlage 1 Lijst van nevenactiviteiten

Bijlage 1 Bestemming Eigendommen Landgoed Bingerden

Bijlage 1 Bestemming eigendommen Landgoed Bingerden