Parapluplan parkeren
Bestemmingsplan - Gemeente Doesburg
Vastgesteld op 28-06-2018 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Parapluplan parkeren met identificatienummer NL.IMRO.0221.BPL18002HBY-VA01 van de gemeente Doesburg.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen.
1.3 CROW richtlijnen
richtlijnen met betrekking tot parkeren opgesteld door het Nationale Kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
De 'Bestemmingsregels' van de geldende bestemmingsplannen binnen de gemeente Doesburg blijven van toepassing.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 2 Anti-dubbeltelregeling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 3 Overige Regels
3.1 Parkeernormen
- 1. Indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, wordt een omgevingsvergunning voor het bouwen en / of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik pas verleend als is verzekerd dat op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen zoals deze zijn opgenomen in de meest recente richtlijnen van het CROW. Hierbij gelden, volgens de tabel in Bijlage 1Parkeernormen, ter plaatse van de volgende gebiedsaanduidingen de volgende normen:
- a. 'Overige zone - centrum' de normen als opgenomen in de kolom 'Centrum';
- b. 'Overige zone - rest bebouwde kom' de normen zoals opgenomen in de kolom 'Rest bebouwde kom';
- c. 'Overige zone - buitengebied' de normen als opgenomen in de kolom 'Buitengebied';
- 2. de onder 1. bedoelde parkeerplaatsen voor motorvoertuigen dienen afmetingen te hebben die zijn afgestemd op gangbare motorvoertuigen, zoals deze zijn opgenomen in de richtlijnen van het CROW;
Het aanleggen en / of instandhouden van voornoemde parkeergelegenheid geldt als een voorwaardelijke verplichting in de zin van de Wet ruimtelijke ordening.
3.2 Laden en lossen
Indien de bestemming van een bouwwerk of een terrein aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen met bijbehorende voorzieningen, moet, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik, zijn verzekerd dat op eigen terrein wordt voorzien in voldoende ruimte voor het laden en lossen met bijbehorende voorzieningen.
Het aanleggen en / of instandhouden van voornoemde ruimte, met bijhorende voorzieningen, geldt als een voorwaardelijke verplichting in de zin van de Wet ruimtelijke ordening.
3.3 Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 en artikel 3.2 indien:
- a. het voldoen aan die bepalingen gezien het gebruik en/of het bouwplan van het betreffende plangebied, mede gezien de omgeving, niet noodzakelijk is en/of op overwegende bezwaren stuit, en / of;
- b. op andere wijze in de nodige parkeerruimte wordt voorzien.
Dit besluit moet worden voorzien van een motivering waaruit blijkt welke stedenbouwkundige, verkeerskundige en/of overige ruimtelijke overwegingen hiertoe aanleiding geven en op welke wijze de ruimtelijke kwaliteit gewaarborgd blijft.
3.4 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aanvullend aan het bepaalde in artikel 3.1 en 3.2 ten behoeve van het verhogen van de parkeernormen en / of het aanleggen van voorzieningen voor het laden en lossen indien dat nodig is gelet op het gebruik en / of het bouwplan waarbij het (functioneren van) de omgeving mede betrokken wordt. Het besluit tot het stellen van de nadere eis moet worden voorzien van een motivering waaruit in ieder geval blijkt dat de eis noodzakelijk is om de ruimtelijke kwaliteit te borgen.
Deze nadere eis kan tevens gesteld worden bij (bouw)plannen waarvan de functie en/of parkeernorm niet genoemd wordt in de tabel in Bijlage 1 Parkeernormen.
Artikel 4 Van Toepassing Verklaring
De regels in dit bestemmingsplan gelden in aanvulling op alle bestemmingsplannen op het grondgebied van de gemeente Doesburg en laten de regels uit deze bestemmingsplannen ongewijzigd.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 5 Overgangsrecht
5.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
- 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het eerste lid onder artikel 5.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
- 3. Het eerste lid onder artikel 5.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
5.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid onder artikel 5.2, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid onder artikel 5.2, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- 4. Het eerste lid onder artikel 5.2 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 6 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Parapluplan parkeren'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Voor Het Bestemmingsplan
Vanaf 1 juli 2018 kan er bij het verlenen van een omgevingsvergunning niet meer op basis van de Bouwverordening getoetst worden aan de gemeentelijke parkeernorm. De juridische borging van het gemeentelijke parkeerbeleid dient nu te gebeuren via het bestemmingsplan. Hiervoor is het voorliggende bestemmingsplan Parapluplan Parkeernormen opgesteld. Het Parapluplan wordt vastgesteld als een partiële herziening en geldt aanvullend op de vigerende bestemmingsplannen.
1.2 Ligging Plangebied
Voorliggend plan geldt voor het gehele grondgebied van de gemeente Doesburg. Op de volgende afbeelding is de begrenzing van het plangebied aangegeven. Het plan heeft betrekking op zowel de bebouwde kom als het buitengebied van de gemeente.
Het plangebied omvat het gehele grondgebied van de gemeente Doesburg
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
De geldende bestemmingsplannen blijven van kracht, met dien verstande dat aan de regels van die bestemmingsplannen met dit bestemmingsplan 'Parapluplan parkeren' regels met betrekking tot het parkeren worden toegevoegd.
Hoofdstuk 2 Parkeerregeling
2.1 Doel
Parkeernormen worden gehanteerd om bij bouwplannen of wijzigingen in het gebruik de behoefte aan de benodigde parkeerruimte te bepalen. Het uitgangspunt is dat bij de ontwikkeling van een plan op eigen terrein wordt voldaan aan het aantal benodigde parkeerplaatsen. In bepaalde situaties kan hiervan worden afgeweken, bijvoorbeeld als er bij bestaande bebouwing onvoldoende ruimte op eigen terrein is of als er op andere wijze in parkeerruimte wordt voorzien.
2.2 Werkwijze
Voor de te hanteren parkeernormen wordt aangesloten bij de parkeerkencijfers van Nationaal kenniscentrum voor infrastructuur, verkeer en openbare ruimte (CROW: Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie, publicatie 317, oktober 2012).
Deze parkeerkencijfers zijn algemeen erkend en gebruikt. In de model-bouwverordening werd voor een normstelling van het aantal parkeerplaatsen per voorziening verwezen naar deze cijfers. Ook in de gemeente Doesburg wordt deze werkwijze toegepast. Met de regeling in voorliggend plan wordt dus aangesloten bij de huidige werkwijze.
Stedelijksheidsgraad en indeling in gebieden
Welke parkeernormen er voor een gebied gelden is onder meer afhankelijk van de stedelijkheidsgraad. In publicatie over parkeerkencijfers wordt onderscheid gemaakt tussen zeer dicht bevolkte steden (zeer sterk stedelijk) tot aan steden met een lage dichtheid (niet-stedelijk). De gemeente Doesburg wordt gerekend tot de klasse: 'matig stedelijk' (adresdichtheid van 1000 - 1500 adressen per km²).
Bij het bepalen van het gewenste aantal parkeerplaatsen is, naast de toe te laten functie, ook de ligging binnen de gemeente van belang. Afhankelijk van het type gebied (centrum, rest bebouwde kom, buitengebied) gelden er verschillende normen. Op navolgende kaart is weergegeven hoe Doesburg op deze manier is ingedeeld.
Indeling van Doesburg in deelgebieden t.b.v. parkeerregeling
1 Centrum
2 Rest bebouwde kom
3 Buitengebied
Parkeernormen
De kencijfers van het CROW zijn geen normen, maar richtlijnen. Ze geven per functie niet één getal, maar een bepaalde bandbreedte weer (minimaal-maximaal). De gemeente Doesburg hanteert een gemiddelde parkeernorm als vertrekpunt bij ruimtelijke ontwikkelingen.
Op deze wijze kan, afhankelijk van de locatie en specifieke kenmerken van de functie, bepaald worden wat benodigde invulling van het aantal parkeerplaatsen is. Deze normen zijn terug te vinden in de bijlage bij de regels van dit plan. De deelgebieden zijn opgenomen op de verbeelding.
In sommige gevallen is in de tabel geen norm ingevuld. Dit zijn functies of voorzieningen die in het betreffende deelgebied in principe helemaal niet voorkomen. Mochten ze wèl voorkomen, dan dient in zo'n geval maatwerk te worden geleverd.
In beginsel dienen de parkeervoorzieningen op eigen terrein te worden aangelegd dan wel binnen het te ontwikkelen project. In bepaalde situaties kan daarvan worden afgeweken.
Afwijken van de parkeernorm
In bepaalde situaties kan worden afgeweken van de parkeernorm. Het kan bijvoorbeeld zijn dat gezien het specifieke gebruik een lagere norm kan worden gehanteerd of dat er in het openbare gebied meer dan voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn die gebruikt kunnen worden. Soms is er al sprake van een tekort en is het niet mogelijk om dat bij een nieuwe invulling op te lossen. Daarnaast is er de mogelijkheid om van de norm af te wijken en een bijdrage te storten in een parkeerfonds. Als wordt afgeweken van de parkeernorm, dient de initiatiefnemer te motiveren waarom dat gedaan wordt en wat de ruimtelijke gevolgen zijn. Hierbij worden stedenbouwkundige, verkeerskundige en/of overige ruimtelijke overwegingen betrokken.
Andersom kan er in voorkomende gevallen aanleiding zijn om een hogere norm te hanteren. Het college is dan bevoegd om nadere eisen te stellen.
Hoofdstuk 3 Juridische Vormgeving
3.1 Algemeen
Dit bestemmingsplan is opgesteld volgens de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012). Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan.
3.2 Verbeelding
Op de verbeelding is de omvang van het plangebied aangeduid. In dit geval gaat het om het gehele grondgebied van de gemeente. Door middel van gebiedsaanduidingen is onderscheid gemaakt in drie typen gebieden waarvoor eigen parkeernormen gelden:
- overige zone - centrum
- overige zone - rest bebouwde kom
- overige zone - buitengebied
3.3 Wijze Van Regelen
Het voorzien in de juiste en voldoende parkeervoorzieningen is een voorwaardelijke verplichting. Er wordt getoetst op het moment dat een omgevingsvergunning voor het bouwen of voor een gebruiksactiviteit wordt aangevraagd. Ook daarna moeten worden voorzien in de juiste instandhouding van de voorzieningen.
De voorwaardelijke verplichting houdt in dat er met bestuursrechtelijke handhavingsmiddelen kan worden optreden als blijkt dat niet aan de verplichting wordt voldaan.
Een tabel met parkeernormen voor de drie gebiedstypen (centrum, rest bebouwde kom, buitengebied) is opgenomen in de bijlage bij de regels. De gebieden zijn als gebiedsaanduiding opgenomen op de verbeelding.
Tevens is een regeling opgenomen dat, indien de bestemming of het gebruik daartoe aanleiding geeft, moet worden voorzien in voldoende ruimte voor laden of lossen op eigen terrein.
In de regels is de mogelijkheid opgenomen om af te kunnen wijken van de parkeerregeling. Daarbij moet onderbouwd worden waarom wordt afgeweken en gemotiveerd dat dit niet ten koste gaat van de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. Ook is het college bevoegd om nadere eisen te stellen aan het parkeren.
Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening in de plantoelichting minimaal inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan.
Dit paraplubestemmingsplan voorziet in het planologisch juridisch regelen van de parkeernormen binnen het grondgebied van de gemeente.
Er zijn met voorliggend plan geen nieuwe ontwikkelingen voorzien. Het parapluplan heeft dan ook geen effect op bestaand beleid, geen financiële consequenties en/of milieutechnische effecten in het kader van de Bro. Het is bestaand beleid dat wordt vertaald in een bestemmingsplan.
Hoofdstuk 5 Procedure
Vooroverleg
Het plan is in het kader van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening niet verzonden aan de gemeentelijke overlegpartners. De reden hiervoor is dat het toetsen van aanvragen om omgevingsvergunningen een bevoegdheid is van het college van burgemeester en wethouders.
Dit bestemmingsplan regelt enkel juridisch de parkeernormen van de gemeente en heeft geen betrekking op belangen van andere overheidsinstanties.
Terinzagelegging en zienswijzen
Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening van toepassing.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 29 maart tot 10 mei 2018 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen op het plan ingediend.
Vaststelling
Na vaststelling door de raad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid voor belanghebbenden beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.