Vulcanus - 2023
Bestemmingsplan - gemeente Doetinchem
Vastgesteld op 28-03-2024 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 (rij)wegen
alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin gelegen bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;
1.2 aan huis gebonden beroep en/of bedrijf
een beroep en/of bedrijf, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en waarbij het beroep en/of bedrijf een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is (zie Bijlage 2);
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aaneengebouwde woning
een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van meer dan twee aaneengebouwde woningen, niet zijnde gestapelde woningen;
1.6 aangebouwd bijbehorend bouwwerk
een bijbehorend bouwwerk dat met minimaal één gevel tegen de gevel van het hoofdgebouw is gebouwd. Dit op een zodanige wijze dat een rechtstreekse - voor mensen toegankelijke - interne verbinding tussen beide gebouwen mogelijk is;
1.7 achtererfgebied
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;
1.8 antennedrager
antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;
1.9 archeologisch deskundige
de regionaal (beleids)archeoloog of een andere door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;
1.10 archeologisch onderzoek
een onderzoek gericht op het opsporen, waarderen en/of behouden van archeologische resten, al dan niet ex-situ, conform de cyclus van de Archeologische Monumentenzorg. Het onderzoek moet worden verricht door een dienst, bedrijf of instelling, gecertificeerd conform artikel 5.1 van de Erfgoedwet en werkend volgens de geldende kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;
1.11 archeologische verwachting
een gebied met een daaraan toegekende hoge, middelmatige of lage archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
1.12 archeologische waarde
een gebied met een daaraan toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
1.13 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.14 bebouwingspercentage
een percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen en andere bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.15 bed & breakfast
een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt. Hieronder wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur;
1.16 bedrijf
een zelfstandige productie-eenheid;
1.17 bedrijfswoning (dienstwoning)
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, uitsluitend bedoeld voor (het huishouden van) een persoon en zijn gezin, van wie de huisvesting daar in verband met de bestemming noodzakelijk is;
1.18 beperkt kwetsbaar object
object zoals gedefinieerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
1.19 bestaand
op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan legaal aanwezig of op grond van een vergunning toegestaan;
1.20 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.21 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.22 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.23 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk met een dak;
1.24 boeiboord
opstaande kant van een dakgoot of dakrand, meestal uitgevoerd in hout of plaatmateriaal;
1.25 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.26 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.27 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.28 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.29 bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel;
1.30 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.31 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.32 bronmaatregel
maatregel om de oorzaak van het probleem weg te nemen;
1.33 dagrecreatie
recreatie in de vorm van:
- extensieve dagrecreatie welke in hoofdzaak gericht is op natuurbeleving en landschapsbeleving zoals wandelen en fietsen;
- intensieve dagrecreatie welke in hoofdzaak gericht is op het bedrijfsmatig aantrekken van (grote) groepen mensen zoals een attractiepark en een dierentuin;
1.34 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ter verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.35 detailhandel in dagelijkse boodschappen
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen zijnde drank, etenswaren, verzorgingsproducten en goederen in aard en omvang daaraan gelijk te stellen, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.36 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van op publiek gerichte diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen (dus geen kantoor);
1.37 druiplijn
onderste horizontale lijn van een dakvlak dat geen goot heeft, bijvoorbeeld een rieten dak;
1.38 energieopslagsysteem
een (regelbaar) systeem of installatie bedoeld voor de opslag van grote hoeveelheden (duurzaam) opgewekte energie in de vorm van elektriciteit en dat niet is opgenomen in het distributienet doordat het geschakeld is achter de elektriciteitsmeter van een gebouw;
1.39 erf
al dan niet bebouwd perceel of een gedeelte daarvan dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van dat gebruik van dat gebouw en het plan deze inrichting niet verbiedt;
1.40 erker
een erker of een uitgebouwd venster is een in plattegrond recht-, drie-, veelhoekige of halfronde uitbreiding van een ruimte in een gebouw, die buiten de gevel uitsteekt en in open verbinding staat met de bedoelde ruimte. De buitenzijde bestaat uit (een borstwering en) raamconstructies (wanden die grotendeels bestaan uit glas);
1.41 escortbedrijf
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;
1.42 externe veiligheid
de kans om buiten een inrichting te overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is;
1.43 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.44 geluidruimte
De verdeling van de beschikbare geluidruimte per kavel passend binnen de geluidzonegrens, zoals vastgelegd op de verkavelingskaart behorend bij het zonebeheerplan (geluidruimte per m2);
1.45 geluidsgevoelig object
woningen, geluidsgevoelige terreinen en andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;
1.46 geluidzonegrens
een op grond van de Wet geluidhinder in het bestemmingsplan vastgelegd gebied rond een industrieterrein waarbuiten de geluidbelasting ten gevolge van dat industrieterrein niet meer mag bedragen dan 50 dB(A);
1.47 geurgevoelig object
woningen en andere geurgevoelige gebouwen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geurhinder en veehouderij;
1.48 gevaarlijke stof
stof zoals gedefinieerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
1.49 gevellijn
de als zodanig aangeduide lijn, waar de voorgevel van een hoofdgebouw op moet zijn georiënteerd;
1.50 groepsrisico
de cumulatieve kans per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is;
1.51 grote lawaaimaker
een inrichting die is aangewezen in onderdeel D, Bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht;
1.52 hoofdgebouw
gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.53 huishouden
persoon of groep personen die een huishouden voert, waarbij sprake is van een onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan, die binnen een woning gebruik maakt van dezelfde voorzieningen;
1.54 kantoor
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of uitsluitend in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
1.55 kleine windturbine
een windturbine om energie op te wekken, deze staat op het maaiveld;
1.56 kwetsbaar object
object zoals gedefinieerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
1.57 luifel
een afdak met een diepte van meer dan 0,75 m, bevestigd aan de gevel van een gebouw zonder directe verbinding met de grond;
1.58 maaiveld
bovenkant van een terrein dat een bouwwerk omgeeft;
1.59 mini windturbine
een windturbine om windenergie op te wekken, deze staat op het dak van een gebouw;
1.60 mogelijkheden voor ontmoeting
terrassen, standplaatsen voor de ambulante handel, weekmarkten, rommelmarkten, braderieën, stadspromotionele activiteiten en andere vergelijkbare activiteiten niet zijnde evenementen;
1.61 naar de weg gekeerde bouwgrens (voorgevelrooilijn)
een lijn van een bouwvlak, gekeerd naar de weg, die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten;
1.62 onderbouw
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven peil is gelegen;
1.63 ondergronds bouwwerk
een bouwwerk of een gedeelte van een bouwwerk, dat zich geheel onder het niveau van het maaiveld bevindt en daarmee niet gelijk ligt of erboven uit steekt;
1.64 openbaar toegankelijk gebied
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, maar ook pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar toegankelijk gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;
1.65 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.66 overkapping
een bouwwerk met een open constructie;
1.67 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
1.68 peil
- voor bouwwerken op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang vermeerderd met 0,30 m;
- voor bouwwerken op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- als in of op het water wordt gebouwd: het gemiddeld waterpeil ter plaatse;
- voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: het hoogste punt van het aansluitende afgewerkte bouwperceel (incidentele verhogingen niet meegerekend);
1.69 plaatsgebonden risico (PR)
risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is;
1.70 plaatsgebonden risicocontour 10-6
plaatsgebonden risicocontour waarbinnen de kans 1 op de 1.000.000 per jaar is dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is;
1.71 plan
het bestemmingsplan 'Vulcanus - 2023' met identificatienummer NL.IMRO.0222.LaB002-0003 van de gemeente Doetinchem;
1.72 raamprostitutie
een vorm van prostitutie, waarbij de werving van klanten geschiedt door een prostituee, die door houding, gebaren, kleding of anderszins vanuit een vitrine de aandacht op zich vestigt en waarbij de seksuele handelingen in een voor het publiek besloten ruimte plaatsvinden;
1.73 reclamezuil
een rechtopstaand bouwwerk geen gebouw zijnde dat aanmerkelijk hoger is dan breed voor de uiting van reclame;
1.74 rijbaan
elk voor rijdende voertuigen bestemd weggedeelte met uitzondering van fietspaden;
1.75 risicobron
- inrichtingen bij welke ingevolge het 'Bevi' een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten en/of;
- inrichtingen waar opslag, overslag en/of het gebruik van gevaarlijke stoffen plaatsvindt én die behoren tot een categorie van inrichtingen als bedoeld in bijlage 1 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer én waarvan het invloedsgebied tot over de eigen perceelsgrens reikt en/of;
- inrichtingen waarvoor, krachtens artikel 3.12, 3.17, 3.18, 3.28, 4.1, 4.3, 4.4, 4.5, 4.7 of 4.81 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer, regels gelden bij de opslag, overslag en / of het gebruik van gevaarlijke stoffen met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden ten aanzien van (beperkt) kwetsbare objecten en/of;
- een inrichting waarin meer dan 1.000 kilogram consumentenvuurwerk als bedoeld in het Vuurwerkbesluit of waarin professioneel vuurwerk als bedoeld in het Vuurwerkbesluit wordt opgeslagen of bewerkt of;
- inrichtingen die niet onder 1 tot en met 4 vallen en waarvan de plaatsgebonden risicocontour 10-6 per jaar voor het plaatsgebonden risico is gelegen buiten de eigen perceelsgrens;
- Transporten van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor die vallen per 1 april 2015 onder het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt);
- Transportleidingen voor gas, olie en chemicaliën (buisleidingen) die vallen onder het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb);
1.76 risicocontour
denkbeeldige contour rondom een object (een bedrijf, buisleiding of weg), waarbinnen in geval van een calamiteit de bevolking ongewenste risico's loopt in de zin van doden en gewonden;
1.77 ruimtelijke uitwerking
de aard, de omvang, de intensiteit, maar ook de ruimtelijke uitstraling van het gebruik en/of de functie van gronden en/of bouwwerken;
1.78 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan:
- een seksbioscoop;
- een seksautomatenhal;
- een sekstheater;
- een parenclub;
- een (raam)prostitutiebedrijf, waaronder ook begrepen een erotische massagesalon;
al dan niet in combinatie met elkaar of in combinatie met een sekswinkel.
Thuisprostitutie en een escortbedrijf vallen niet onder het begrip seksinrichting.
1.79 thuisprostitutie
een vorm van prostitutie, waarbij de seksuele dienstverlening plaatsvindt op het woonadres van de prostituee en waarbij ook uitsluitend door deze prostituee op dit adres wordt gewerkt als prostituee;
1.80 toegangspartij
een toegangspartij of een uitgebouwde toegang is een uitbreiding van de toegangsruimte (hal) van een gebouw, die buiten de gevel uitsteekt en al dan niet in open verbinding staat met die ruimte;
1.81 twee-onder-een-kap woning
een woning die deel uitmaakt van een blok van maximaal twee aaneengebouwde woningen;
1.82 verantwoording groepsrisico
het afleggen van verantwoording over het genomen besluit om toename van het groepsrisico toe te staan. Hierbij moet aandacht worden besteed aan mogelijke alternatieven en risico reducerende maatregelen en het belichten van de mogelijkheid voor rampenbestrijding en hulpverlening;
1.83 verblijfsrecreatie
vormen van vrijetijdsbesteding waarbij ook in overnachtingsmogelijkheden is voorzien;
1.84 vliering
bergruimte onder het dak en niet voor bewoning geschikt;
1.85 volumineuze goederen
goederen waarvoor, voor de tentoonstelling of opslag ervan, een grote vloeroppervlakte nodig is, niet zijnde perifere detailhandel of kringloopwinkels: auto's, boten, caravans, landbouwvoertuigen en aanverwante voertuigen, motorfietsen, bromfietsen en fietsen of vergelijkbare goederen;
1.86 voorgevel
de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw, of als het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
1.87 vrij beroep
een professionele dienstverlening, voornamelijk bestaande uit hoofdarbeid, waarbij gebruik wordt gemaakt van verworvenheden verkregen door een academische of een hogere beroepsopleiding (zie lijst Bijlage 1);
1.88 vrijstaand bijbehorend bouwwerk
een bijbehorend bouwwerk, dat vrij van het hoofdgebouw gebouwd is en in functioneel opzicht geen deel uitmaakt van het hoofdgebouw;
1.89 vrijstaande woning
woning die hoogstens door middel van een bijbehorend bouwwerk met een andere woning verbonden is;
1.90 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, woonwagens niet inbegrepen;
1.91 woonfunctie
wonen in enge zin;
1.92 zolder
ruimte(n) in een gebouw die geheel is (zijn) afgedekt met veelal schuine daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt (uitmaken) van de daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand van een bouwwerk tot een perceelsgrens
de kortste afstand tussen enig punt van een bouwwerk en een perceelsgrens, de overdekte gebouwgebonden buitenruimten (dakoverstekken) tot 0,75 m niet meegerekend;
2.2 de bebouwde oppervlakte van een perceel of ander terrein
de som van de oppervlakten van alle op een perceel of een ander terrein gelegen gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 1 m boven peil neerwaarts geprojecteerd en buitenwerks gemeten;
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.4 de breedte van een bouwwerk
van en tot de buitenkant van een zijgevel dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur, met dien verstande dat wanneer de zijgevels niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte;
2.5 de bruto-vloeroppervlakte (b.v.o.)
de som van de horizontale vloeroppervlakten van de bouwlagen, met inbegrip van de daarbij behorende kantoren, magazijnen, werkplaatsen en overige dienstruimten, buitenwerks gemeten;
2.6 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
bij een 'half-ronde' of anderszins gebogen kapvorm, wordt de dakhelling berekend als de hoek tussen de lijn die de goothoogte en het hoogste punt van het bouwwerk verbindt ten opzichte van het horizontale vlak;
2.7 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen; bij afgeknotte schilddaken is de onderste goothoogte maatgevend, onder de voorwaarde dat de dakhelling van alle dakvlakken maximaal 60° is;
2.8 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; de inhoud van een eventueel ondergronds bouwwerk niet meegerekend;
2.9 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.10 de oppervlakte van een overkapping
tussen de rand van het dakvlak, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.11 de vloeroppervlakte van een woning
de som van de horizontale vloeroppervlakten van de voor bewoning bestemde vertrekken van een woning, waaronder mede moeten worden verstaan keukens, slaapvertrekken, gangen, toiletten, bad- en doucheruimten, zolders en vlieringen welke gebruikt worden als berging, maar ook inpandige of aangebouwde bergingen die op grond van het bestemmingsplan verbouwd mogen worden tot woonruimte, binnenwerks gemeten;
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- bedrijven, met dien verstande dat:
- bedrijven met bijbehorende bedrijfsactiviteiten in de categorieën 1 en 2, zoals opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijven (bijlage ) zijn toegestaan, met uitzondering van zelfstandige kantoor-, detailhandel- en horecabedrijven;
- uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - ijzergieterij' een bestaande ijzergieterij binnen de categorie 4.2, zoals opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten VNG 2019, is toegestaan;
- de hoofdactiviteit van het bedrijf minimaal 50% van de bruto-vloeroppervlakte beslaat;
- kantoor, uitsluitend ten dienste van en voor maximaal 50% van de bruto-vloeroppervlakte van het in sub a genoemde bedrijf;
- detailhandel in ter plaatse geproduceerde goederen, uitsluitend als nevenactiviteit en voor maximaal 10% van de bruto-vloeroppervlakte van het in sub a genoemde bedrijf, met een maximum van 200 m2;
- horeca, uitsluitend in de vorm van een bedrijfsrestaurant/kantine en ondergeschikt aan het in sub a genoemde bedrijf;
- bestaande bedrijfswoningen;
- gebruik van de bedrijfswoningen als burgerwoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - woning uitsterfregeling';
- groen- en nutsvoorzieningen;
en bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 3.2, op gronden met de bestemming 'Bedrijf' nadere eisen stellen met betrekking tot:
- dakvormen, dakhellingen en nokrichtingen van bouwwerken;
- de goot- en bouwhoogte van bouwwerken;
- de afmetingen van bouwwerken;
- het aantal en de situering van bouwwerken;
- het aantal en de situering van parkeerplaatsen op eigen terrein;
onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- het uitvoeren van bedrijfsmatige activiteiten ten behoeve van het openbaar nut;
- nutsvoorzieningen, waaronder gasdruk-, meet- en regelstations, transformatoren en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
- wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
en bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen.
4.2 Bouwregels
Artikel 5 Groen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- structurele groenvoorzieningen waaronder houtige opstanden;
- extensieve dagrecreatie en mogelijkheden voor ontmoeting en spelen;
- fiets- en wandelpaden en verhardingen, niet zijnde parkeervoorzieningen;
- waterlopen, waterbergingen en waterinfiltratievoorzieningen;
- nutsvoorzieningen;
- kunstobjecten;
- bestaande inritten;
- bestaande geluidwerende voorzieningen;
- straatmeubilair en speeltoestellen;
en bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 5.2, op gronden met de bestemming 'Groen' nadere eisen stellen met betrekking tot:
- dakvormen, dakhellingen en nokrichtingen van bouwwerken;
- de goot- en bouwhoogte van bouwwerken;
- de afmetingen van bouwwerken;
- het aantal en de situering van bouwwerken;
onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 6 Waarde - Archeologische Verwachting 2
6.1 Bestemmingsomschrijving
- De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, versterking, bescherming en/of het herstel van te verwachten archeologische waarden in de bodem;
- Als een bouwwerk wordt gebouwd, of een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden worden uitgevoerd binnen verschillende archeologische dubbelbestemmingen op één bouwperceel, moet uitgegaan worden van de waarde die past bij de onderliggende verwachtingszone.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 6.2, nadere eisen stellen ten aanzien van:
- de afmetingen van bouwwerken;
- de situering van bouwwerken;
- de inrichting en het gebruik van gronden;
als uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond ('in situ') te behouden.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen, op grond van artikel 3.6 van Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen door:
- de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, als op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
- de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2' te wijzigen in 'Waarde - Archeologie' als uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn, met dien verstande dat de nieuwe dubbelbestemming de regeling bevat zoals opgenomen in Bijlage 5 van deze regels.
Artikel 7 Waarde - Archeologische Verwachting 3
7.1 Bestemmingsomschrijving
- De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, versterking bescherming en/of het herstel van te verwachten archeologische waarden in de bodem;
- Als een bouwwerk wordt gebouwd, of een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden worden uitgevoerd binnen verschillende archeologische dubbelbestemmingen op één bouwperceel, moet uitgegaan worden van de waarde die past bij de onderliggende verwachtingszone.
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 7.2, nadere eisen stellen ten aanzien van:
- de afmetingen van bouwwerken;
- de situering van bouwwerken;
- de inrichting en het gebruik van gronden;
als uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond ('in situ') te behouden.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen, op grond van artikel 3.6 van Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen door:
- de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 3' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, als op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
- de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 3' te wijzigen in 'Waarde - Archeologie' als uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn, met dien verstande dat de nieuwe dubbelbestemming de regeling bevat zoals opgenomen in Bijlage 5 van deze regels.
Artikel 8 Waarde - Archeologische Verwachting 4
8.1 Bestemmingsomschrijving
- De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, versterking, bescherming en/of het herstel van te verwachten archeologische waarden in de bodem;
- Als een bouwwerk wordt gebouwd, of een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden worden uitgevoerd binnen verschillende archeologische dubbelbestemmingen op één bouwperceel, moet uitgegaan worden van de waarde die past bij de onderliggende verwachtingszone.
8.2 Bouwregels
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 8.2, nadere eisen stellen ten aanzien van:
- de afmetingen van bouwwerken;
- de situering van bouwwerken;
- de inrichting en het gebruik van gronden;
als uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond ('in situ') te behouden.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen, op grond van artikel 3.6 van Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen door:
- de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 4' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, als op basis van ander archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
- de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 4' te wijzigen in 'Waarde - Archeologie' als uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn, met dien verstande dat de nieuwe dubbelbestemming de regeling bevat zoals opgenomen in Bijlage 5 van deze regels.
Artikel 9 Waarde - Archeologische Verwachting 5
9.1 Bestemmingsomschrijving
- De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, versterking, bescherming en/of het herstel van te verwachten archeologische waarden in de bodem;
- Als een bouwwerk wordt gebouwd, of een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden worden uitgevoerd binnen verschillende archeologische dubbelbestemmingen op één bouwperceel, moet uitgegaan worden van de waarde die past bij de onderliggende verwachtingszone.
9.2 Bouwregels
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 9.2, nadere eisen stellen ten aanzien van:
- de afmetingen van bouwwerken;
- de situering van bouwwerken;
- de inrichting en het gebruik van gronden;
als uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond ('in situ') te behouden.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen, op grond van artikel 3.6 van Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen door:
- de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 5' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, als op basis van ander archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
- de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 5' te wijzigen in 'Waarde - Archeologie' als uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn, met dien verstande dat de nieuwe dubbelbestemming de regeling bevat zoals opgenomen in Bijlage 5 van deze regels.
Artikel 10 Waarde - Archeologische Verwachting 6
10.1 Bestemmingsomschrijving
- De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, versterking, bescherming en/of het herstel van te verwachten archeologische waarden in de bodem;
- Als een bouwwerk wordt gebouwd, of een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden worden uitgevoerd binnen verschillende archeologische dubbelbestemmingen op één bouwperceel, moet uitgegaan worden van de waarde die past bij de onderliggende verwachtingszone.
10.2 Bouwregels
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 10.2, nadere eisen stellen ten aanzien van:
- de afmetingen van bouwwerken;
- de situering van bouwwerken;
- de inrichting en het gebruik van gronden;
als uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond ('in situ') te behouden.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen, op grond van artikel 3.6 van Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen door:
- de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 6' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, als op basis van ander archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
- de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 6' te wijzigen in 'Waarde - Archeologie' als uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn, met dien verstande dat de nieuwe dubbelbestemming de regeling bevat zoals opgenomen in Bijlage 5 van deze regels.
Artikel 11 Waterstaat - Waterkering
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- de aanleg en de instandhouding van een waterkering;
- waterstaatkundige voorzieningen;
en bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen met dien verstande dat in geval van strijdigheid van de regels van de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' met een andere op deze gronden rustende bestemming, de regels van de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' vòòr de regels van de andere bestemming gaan.
11.2 Bouwregels
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 12 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 13 Algemene Bouwregels
13.1 Bouwregels bij overschrijding van de bouw- en/of bestemmingsgrenzen
Het verbod tot bouwen met overschrijding van de bouw- en/of bestemmingsgrenzen is niet van toepassing met betrekking tot:
- stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen, voorzover zij de grens van de weg niet overschrijden;
- plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden voor ventilatiekanalen en schoorstenen, voorzover de overschrijding van de naar de weg gekeerde bouwgrens niet meer dan 12 cm bedraagt en daarbij de grens van de weg niet wordt overschreden;
- gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, bloemenkozijnen, balkons, reclame-uitingen, galerijen en luifels, voorzover de overschrijding van de naar de weg gekeerde bouwgrens niet meer dan 50 cm bedraagt en zij niet lager zijn aangebracht dan:
- 4,20 m boven een rijbaan of boven een strook ter breedte van 1,50 m langs een rijbaan;
- 2,20 m boven een voetpad, voor zover dit voetpad geen deel uitmaakt van de onder nummer 1 genoemde strook;
- ondergrondse funderingen en ondergrondse bouwwerken voorzover deze de bouwgrens met niet meer dan 1 m overschrijden;
- goten, ondergrondse afvoerleidingen en inrichtingen voor de verzameling van water en rioolstoffen;
- hijsinrichtingen aan tot bewoning bestemde gebouwen, voorzover deze hijsinrichtingen in geen enkele stand:
- de naar de weg gekeerde bouwgrens met meer dan 1 m overschrijden;
- de grens van de weg overschrijden;
- lager zijn geplaatst dan 4,20 m boven een rijbaan.
13.2 Afwijken van de bouwregels bij overschrijding van de bouw- en/of bestemmingsgrenzen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.1 voor het overschrijden van bouw- en/of bestemmingsgrenzen met ten hoogste 2 m, als het betreft:
- stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen die de grens van de weg overschrijden;
- plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden voor ventilatiekanalen en schoorstenen, die de naar de weg gekeerde bouwgrens met meer dan 12 cm overschrijden, dan wel die de grens van de weg overschrijden;
- gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, die de naar de weg gekeerde bouwgrens met meer dan 50 cm overschrijden, met inachtneming van het bepaalde in lid 13.1 onder c, nummers 1 en 2;
- overbouwingen voor de verbinding van twee bouwwerken, met inachtneming van het bepaalde in lid 13.1 onder c;
- bloemenkozijnen, balkons en galerijen, mits zij bij overschrijding van de grens van de weg voldoen aan het bepaalde in lid 13.1 onder c;
- luifels en draagconstructies voor reclame, mits zij bij overschrijding van de weggrens voldoen aan het bepaalde in lid 13.1 onder c;
- hijsinrichtingen, laadbruggen, stortgoten, stort- en zuigbuizen die in enige stand de naar de weg gekeerde bouwgrens met ten hoogste 1,50 m overschrijden, mits zij niet lager zijn geplaatst dan 4,20 m boven de rijbaan;
- toegangen van bouwwerken, voor wat de hoogte boven de weg betreft, die de grens van de weg niet overschrijden;
- kelderingangen en kelderkoekoeken;
- bouwwerken waarvan de bovenzijde niet hoger is gelegen dan:
- de hoogte van de weg, voorzover de bouwwerken in de weg zijn gelegen;
- de terreinhoogte bij voltooiing van de bouw, voorzover de bouwwerken niet in de weg gelegen zijn.
13.3 Bestaande maten
Voor een legaal bouwwerk dat op grond van de geldende bestemming is toegestaan, maar waarvan de bestaande situering, goot- en/of bouwhoogte, afstand, oppervlakte en/of inhoud afwijken van de bouwregels in dit plan:
- is de bestaande situering, goot- en/of bouwhoogte, afstand, oppervlakte en/of inhoud maatgevend;
- is herbouw uitsluitend mogelijk op dezelfde plaats;
- is het overgangsrecht in dit bestemmingsplan niet van toepassing.
13.4 Ondergronds bouwen
In dit plan gelden de bouwregels uitsluitend voor het bovengronds bouwen; niet voor het ondergronds bouwen.
Artikel 14 Algemene Gebruiksregels
14.1 Verboden gebruik
Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met het plan.
- Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan (het gebruik als):
- staan- en/of ligplaats voor wagens en/of onderkomens;
- opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en/of vaartuigen en/of onderdelen daarvan;
- opslagplaats voor gerede en/of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines en/of onderdelen daarvan;
- stortplaats voor puin, mest- en/of afvalstoffen;
- voorziening voor een 24 uurs begeleidwonenvoorziening met zorgplekken voor dak- of thuislozen met een verslavingsproblematiek of justitieel verleden;
- het gebruiken van één of meer bouwwerken in een volkstuin ten behoeve van permanente bewoning;
- seksinrichting, tenzij het 'thuisprostitutie' betreft;
- verblijfsrecreatie en intensieve dagrecreatie;
- het racen en/of crossen met gemotoriseerde voertuigen of fietsen.
- Het bepaalde onder sub a 1 t/m 4 is niet van toepassing op (tijdelijk) gebruik voor de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud, gebruik en/of beheer van gronden en/of bouwwerken.
14.2 Toegestaan gebruik - opwekken duurzame energie
- Het opwekken van duurzame energie met behulp van zonnepanelen of andere - op grond van de bestemmingsregels geoorloofde - voorzieningen op het dak is toegestaan;
- als dak zoals bedoeld in sub a wordt ook verstaan het dak van een overkapping als bedoeld in 3.4.7.
Artikel 15 Algemene Aanduidingsregels
15.1 Geluidzone - industrie
Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' mogen de gronden niet bebouwd en/of gebruikt worden ten behoeve van een nieuw geluidsgevoelig object tenzij uit een akoestisch rapport blijkt dat wordt voldaan of kan worden voldaan aan de geluidnormen op grond van de Wet geluidhinder.
15.2 Overige zone - aardkundige waarden
15.3 overige zone - cultuurhistorische waarden
15.4 Overige zone - grote lawaaimakers
In afwijking van het bepaalde in artikel 3.1 geldt dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - grote lawaaimakers' grote lawaaimakers zijn toegestaan, zoals aanwezig ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
15.5 Overige zone - nieuwe risicobronnen uitgesloten
15.6 Veiligheidszone - bevi 1
Artikel 16 Algemene Afwijkingsregels
16.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan, in uitzonderlijke gevallen, gemotiveerd bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor:
- het oprichten van bouwwerken van algemeen nut (zoals abri's, transformatorhuisjes, gasregelstations en gasdrukstations en conmatics), mits de inhoud van elk van deze bouwwerken niet meer bedraagt dan 75 m3 en de bouwhoogte ervan niet meer bedraagt dan 4 m;
- het overschrijden van de bouwregels inzake de goothoogte, de bouwhoogte en de (vloer)oppervlakte van gebouwen, met niet meer dan 10%;
- het overschrijden van de bouwregels inzake de bouwhoogte en de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 10%;
- het in geringe mate aanpassen van het plan, teneinde enig onderdeel van het plan, zoals een bouwgrens, te veranderen, als bij definitieve uitmeting en verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan gewenst of noodzakelijk is, en waarbij de grens met niet meer dan 3 m worden verschoven;
- het oprichten van masten voor mobiele (beeld)telefonie en zendmasten tot een bouwhoogte van maximaal 15 m;
- het oprichten van kunstobjecten tot een bouwhoogte van maximaal 10 m, voor alle bestemmingen, behalve de bestemming 'Groen'.
16.2 Kleinschalige duurzame energie
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor:
- Het oprichten van zonnepanelen op de grond onder voorwaarde dat:
- de zonnepanelen worden geplaatst op eigen grond, op het perceel dat als erf gebruikt wordt;
- de hoogte maximaal 1,5 m is;
- de totale oppervlakte van de op de grond geplaatste zonnepanelen maximaal 100 m2 bedraagt;
- de zonnepanelen landschappelijk zijn/worden ingepast en hiervoor vooraf advies is ingewonnen bij ter zake deskundigen op het gebied van ecologie en landschap;
- het oprichten van een mini windturbine op het dak van een bouwwerk onder voorwaarde dat:
- de as van de mini windturbine maximaal 5 m uitsteekt boven het hoogste punt van het bouwwerk waarop de turbine geplaatst wordt;
- de mini windturbine ruimtelijk en milieuhygiënisch aantoonbaar geen overlast veroorzaakt voor de omgeving;
- voor de mini windturbine geen vergunningplichtige beplanting verwijderd hoeft te worden;
- het oprichten van een kleine windturbine, onder voorwaarde dat:
- de kleine windturbine een maximale as-hoogte heeft van 30 m;
- de kleine windturbine niet mag staan in het gebiedstype 'woongebieden', zoals weergegeven op de kaart 'Gebiedstypen' (Bijlage 6) mag staan;
- in het landelijk gebied op het erf gerealiseerd moet worden, op maximaal 100 m afstand van het op dat erf aanwezige hoofdgebouw;
- de kleine windturbine moet minimaal (A) m van de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' af liggen, zoals berekend uit de volgende formule: A = H + 1/3 W;
Waarin:
A = minimale afstand
H = ashoogte
W = Wieklengte
De wieklengte = 1/2 ashoogte - de kleine windturbine ruimtelijk en milieuhygiënisch aantoonbaar geen overlast veroorzaakt voor de omgeving;
- voor de kleine windturbine geen vergunningplichtige beplanting verwijderd hoeft te worden.
Artikel 17 Algemene Wijzigingsregels
17.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen, op grond van artikel 3.6 van Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen voor:
- het in geringe mate aanpassen van het plan, teneinde enig onderdeel van het plan, zoals een bestemmingsgrens of een bouwgrens, te veranderen, als bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan gewenst of noodzakelijk is en de bestemmingsgrens niet meer dan 5 m en de bouwgrens niet meer dan 10 m worden verschoven;
- het oprichten van gebouwen van openbaar nut (zoals transformatorhuisjes en gemaalgebouwtjes) met een inhoud van maximaal 100 m3 en een goothoogte van maximaal 4 m;
- het enigszins anders situeren en/of begrenzen van bouwvlakken, als dit voor de uitvoering van een bouwplan nodig mocht blijken, een en ander, mits de oppervlakte van het desbetreffende bouwvlak met niet meer dan 20% van het in het plan vastgelegde afwijkt;
- het geheel of gedeeltelijk verwijderen of wijzigen van een aanduidingsvlak als bedoeld in artikel 15 Algemene aanduidingsregels als vaststaat dat ter plaatse van de aanduiding, hetzij geen functie of waarde meer aanwezig is, hetzij de begrenzing van de functie of waarde veranderd is, hetzij de wijziging meer recht doet aan het beoogde doel van de regeling. Vooraf moet advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige op het gebied van het onderwerp in kwestie.
Artikel 18 Overige Regels
Waar in dit plan wordt verwezen naar wettelijke regelingen wordt geduid op die regelingen, zoals zij luidden op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 19 Overgangsrecht
19.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
19.2 Afwijking
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
19.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
19.4 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
19.5 Persoonsgebonden overgangsrecht
- Indien toepassing van het in het in lid 19.4 opgenomen overgangsrecht gebruik zou kunnen leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kunnen burgemeester en wethouders met het oog op beëindiging op termijn van die met het bestemmingsplan strijdige situatie, voor die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.
Artikel 20 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Vulcanus - 2023'.
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Doetinchem in de openbare raadsvergadering d.d. PM
de griffier, de voorzitter,
1 Lijst Van Vrije Beroepen
Lijst van vrije beroepen op grond van de Handelsregisterwet
- Advocaat
- Accountant-administratieconsulent
- Alternatieve genezer
- Belastingconsulent
- Bouwkundig architect
- Dierenarts
- Fysiotherapeut
- Gerechtsdeurwaarder
- Huidtherapeut
- Huisarts
- Interieurarchitect
- Juridisch adviseur
- Kunstenaar
- Logopedist
- Medisch specialist
- Notaris
- Oefentherapeut Cesar/Mensendieck
- Organisatie-adviseur
- Orthopedagoog
- Psycholoog
- Raadgevend adviseur
- Redacteur
- Registeraccountant
- Stedenbouwkundige
- Tandarts
- Tandartsspecialist
- Tolk-vertaler (al dan niet beëdigd)
- Tuin- en landschapsarchitect
- Verloskundige
Een beroep dat hier niet op voorkomt geldt in beginsel niet als 'vrij beroep', tenzij de onderneming/beroepsbeoefenaar anders kan aantonen.
In de jurisprudentie is uitgemaakt, dat de uitoefening van vrije beroepen in overeenstemming is met de functie wonen. Dit is rechtstreeks toegestaan. Voor de vestiging van vrije beroepen is geen procedure nodig op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of de Wet ruimtelijke ordening, zolang de beroepsuitoefening plaatsvindt in de woning en de woonfunctie in overwegende mate blijft behouden.
2 Lijst Van Aan Huis Gebonden Beroepen En/of Bedrijven
bron: Bedrijven en milieuzonering VNG (editie 2009)
SBI-code ('hoofdgroep': 'subgroep') | Omschrijving |
15: 1593 t/m 1595 | Vervaardiging van wijn, cider e.d. |
18: 182 | Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) |
20: 205 | Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkbedrijven |
22: 221 | Uitgeverijen (kantoren) |
22: 2222.6 | Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen |
22: 2223 | Grafische afwerking |
22: 2223 | Binderijen |
22: 2224 | Grafische reproductie en zetten |
22: 2225 | Overige grafische activiteiten |
22: 223 | Reproductiebedrijven opgenomen media |
33: 33 | Vervaardigen van medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie |
36: 361 | Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m² |
36: 362 | Vervaardiging van munten, sieraden e.d. |
36:363 | Vervaardigen van muziekinstrumenten |
51: 511 | Handelsbemiddeling (kantoren) |
52: 527 | Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's, motors, bromfietsen en scooters) |
55: 551,1 5512 | Pensions en Bed & Breakfast |
55: 5552 | Cateringbedrijven |
61, 62: 61, 62 | Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) |
63: 6322, 6323 | Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) |
63: 633 | Reisorganisaties |
63: 634 | Expediteurs, cargadoors (kantoren) |
64: 641 | Post- en koeriersdiensten |
65, 66, 67: 65, 66, 67 | Banken en verzekeringsbedrijven |
70: 70 | Verhuur van en handel in onroerend goed |
72: 72 | Computerservice- en informatietechnologiebureaus e.d. |
73: 731 | Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk |
73: 732 | Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek |
74: 74 | Overige zakelijke dienstverlening: kantoren |
74: 7481.3 | Foto- en filmontwikkelcentrales |
85: 8512, 8513 | Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven |
85: 853 | Kinderopvang (gastouderschap) |
91: 9111 | Bedrijfs- en werknemersorganisaties (kantoren) |
92: 921, 922 | Studio's (film, TV, radio, geluid) |
92: 9251, 9252 | Ateliers, e.d. |
93: 9301.3 | Wasverzendinrichtingen |
93: 9301.3 | Wasserettes, wassalons |
93: 9302 | Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten |
93: 9305 | Persoonlijke dienstverlening (waaronder thuisprostitutie en escortbedrijf), niet elders genoemd in de richtafstandenlijst 1 - Activiteiten van Bedrijven en milieuzonering van het VNG (editie 2009) |
3 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Voor Bedrijven
3 Staat van Bedrijfsactiviteiten voor bedrijven
4 Nota Parkeernormen Auto En Fiets
4 Nota Parkeernormen Auto en Fiets
5 Bestemming Waarde - Archeologie
Artikel X Waarde - Archeologie
X.1 Bestemmingsomschrijving
- De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, versterking, bescherming en/of het herstel van archeologische waarden in de bodem;
- Als een bouwwerk wordt gebouwd, of een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden worden uitgevoerd binnen verschillende archeologische dubbelbestemmingen op één bouwperceel, moet uitgegaan worden van de waarde die past bij de onderliggende verwachtingszone.
X.2 Bouwregels
X.2.1 Archeologisch rapport
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
- bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 50 m² en met een bodemverstoring dieper dan 0,3 m dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld;
- als uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
- de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
- de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
- de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
- het overleggen van een rapport is niet nodig als de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie, die is getoetst door de archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld. Het in sub b bepaalde is mutatis mutandis van overeenkomstige toepassing.
X.2.2 Advies archeologisch deskundige
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunningaanvraag als bedoeld in lid [X.2.1] sub a, wint het advies in bij de archeologisch deskundige.
X.2.3 Geen archeologisch rapport
Het bepaalde in lid [X.2.1] sub a geldt niet als:
- op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
- het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders;
- gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden vergroot, met behoud van bestaande funderingen.
X.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid [X.2], nadere eisen stellen met betrekking tot:
- de afmetingen van bouwwerken;
- de situering van bouwwerken;
- de inrichting en het gebruik van gronden;
als uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond ('in situ') te behouden.
X.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
X.4.1 Vergunningplicht
Onverminderd het in de Erfgoedwet bepaalde is het verboden om zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
- het ophogen van de bodem met meer dan 1 m over een oppervlakte van meer dan 50 m2;
- grondwerkzaamheden dieper dan 0,3 m onder maaiveld, over een oppervlakte van meer dan 50 m2, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, maar ook het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het aanleggen van drainage en/of oppervlakte verhardingen en het graven van een bouwput;
- bodem verlagen of afgraven dieper dan 0,3 m onder maaiveld, en over een oppervlakte van meer dan 50 m2, (ook voor het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
- het verlagen van het waterpeil;
- het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
- het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
- het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
- het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
X.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht
Het in lid [X.4.1] opgenomen verbod geldt niet:
- voor werken en werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,3 m onder het bestaande maaiveld;
- voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
- voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale agrarische gebruik;
- voor werken en werkzaamheden binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
- voor werken en werkzaamheden in de bodem waarvoor ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden in dit kader is verleend;
- als op grond van de Erfgoedwet een vergunning is vereist dan wel overige bepalingen van de Erfgoedwet gelden.
X.4.3 Beoordelingscriteria
Ten aanzien van de in lid [X.4.1] genoemde vergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:
- de vergunning kan uitsluitend worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, dat zal moeten blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd bezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Als het rapport daartoe aanleiding geeft, dient op advies van de archeologisch deskundige zo nodig een opgraving plaats te vinden;
- het overleggen van een rapport is niet nodig als naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie, die is getoetst door de archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld.
X.4.4 Voorschriften
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning onder beperkingen verlenen en voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden, waaronder:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
- de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
- de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
- de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
X.4.5 Advies archeologisch deskundige
Voordat het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid [X.4.1] wint het advies in bij een archeologisch deskundige.
X.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen, op grond van artikel 3.6 van Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen door de dubbelbestemming '[Waarde - Archeologie]' geheel of gedeeltelijk te verwijderen als:
- op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
- er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
6 Gebiedstypen
1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
Voor de locatie van IJzergieterij Vulcanus in Langerak geldt op dit moment geen actuele planologische regeling. Doel van het voorliggende bestemmingsplan 'Vulcanus – 2023' is een actuele planologische regeling vast te leggen. Dit draagt bij aan het inzichtelijk maken en houden van de toegestane bouw- en gebruiksmogelijkheden voor het bedrijf en omwonenden. Vanaf 1 juli 2021 heeft het voorontwerpbestemmingsplan 'Vulcanus - 2021' 9 weken ter inzage gelegen (t/m 1 september 2021) met als doel de concrete beleidsvoornemens kenbaar te maken en voorzienbaarheid te creëren. Gedurende deze periode kon iedereen een inspraakreactie naar voren brengen (zie ook 7.2). Maart 2023 is de procedure vervolgd door het ontwerpbestemmingsplan ter inzage te leggen. Iedereen kon een zienswijze op dat ontwerpbestemmingsplan indienen
1.2 Plangebied
In de navolgende afbeelding is de ligging het plangebied weergegeven.
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
Bestemmingsplannen
Binnen het plangebied geldt op dit moment het bestemmingsplan Langerak 2008, vastgesteld op 4 februari 2010. Een actuele planologsiche regeling geldt binnen het overige deel van het plangebied niet. Tevens zijn er nog een aantal parapluherzieningen die gelden voor het plangebied, namelijk:
- Parapluherziening Archeologie - 2020, vastgesteld op 27 mei 2021
- Parapluherziening Externe veiligheid - 2020, vastgesteld op 25 februari 2021
- Parapluherziening Parkeren - 2018, vastgesteld op 1 november 2018
- Planologisch beleid 2011, vastgesteld op 30 juni 2011
- Kantoren, uitsluiten woningbouw en supermarkten - 2019, vastgesteld op 5 maart 2020
2 Planbeschrijving
2.1 Bouwgeschiedenis En Ruimtelijke Structuur
In 1894 opende IJzergieterij Vulcanus zijn poorten op de huidige locatie aan de Keppelseweg. De kern van Langerak heeft zich ná 1950 pas als herkenbare kern ontwikkeld als gevolg van de naoorlogse groei van de ijzergieterij. In de directe omgeving van de ijzergieterij was ruimte genoeg voor de bouw van de noodzakelijke woningen voor de werknemers. Het grootste deel van deze woningen is aan de weerzijden van de Keppelseweg gebouwd. Hierdoor heeft de kern het karakter van een straatdorp gekregen. De kern Langerak is ongeveer 17 hectare groot.
Voor een uitgebreide beschrijving van Langerak zie Bijlage 1.
2.2 Functies
Binnen het plangebied van het Vulcanus terrein is een ijzergieterij gevestigd. Deze bevindt zich aan de Keppelseweg 347-353 in Doetinchem. Op het terrein is ook een nutsvoorziening aanwezig. Aan de Keppelseweg 337, 339 en 341 zijn de drie bijbehorende bedrijfswoningen gelegen.
De functies in het plangebied
2.3 Inhoud Bestemmingsplan
De inhoud van voorliggend bestemmingsplan kan samenvattend als volgt worden beschreven:
- Het bestemmingsplan en de daarin opgenomen bestemming van gronden met de bestemming ‘Bedrijf’ en ‘Groen’ sluit aan bij de huidige bebouwing en het huidige gebruik.
- Het bestemmingsplan legt een bebouwingspercentage vast bij recht van 30%. Deze wijze van bestemmen is een reductie ten opzichte van de huidige mogelijkheden, sluit aan bij de huidige situatie (ca 25% bebouwd) en sluit aan bij de algemen wijze van bestemmen. Daarnaast is een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid opgenomen om, als voldaan wordt aan bijbehorende voorwaarden, met een omgevingsvergunning medewerking te kunnen verlenen aan meer bebouwing tot maximaal een bebouwingspercentage van 60%.
- Binnen de enkelbestemming ‘Bedrijf’ zijn bedrijven toegestaan uit de categorieën 1 en 2 van de als bijlage bijgevoegde ‘Staat van Bedrijfsactiviteiten voor bedrijven’. De aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - ijzergieterij' is opgenomen om duidelijk te maken dat alleen op deze locatie een ijzergieterij is toegestaan. Mocht de ijzergieterij verdwijnen dan zijn enkel andere bedrijven toegestaan uit de milieucategorieën 1 en 2. De bedrijven in deze milieucategorieën sluiten in de huidige situatie beter aan bij huidige omgeving dan een ijzergieterij (= categorie-4.2-bedrijf, zoals opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten VNG 2019).
- Op 24 december 2021 is door de provincie Gelderland een omgevingsvergunning verleend voor verhoging van een schoorsteen om te voldoen aan maatwerkvoorschriften in het kader van milieu. Deze omgevingsvergunning is verwerkt in het bestemmingsplan. Op 5 november 2023 heeft Gedeputeerde Staten van Gelderland een maatwerkbesluit genomen. In samenhang daarmee is Vulcanus voornemens actieve koolfilters te plaatsen. Om de plaatsing van die actieve koolfilters ruimtelijk mogelijk maken, is voor een bepaald deel van het terrein een binnenplanse afwijking opgenomen om af te wijken van de maximale bouwhoogte tot maximaal 20 meter.
- Een en ander in relatie tot verduurzaming van het bedrijf(sproces) en gefaseerde revitalisering van bebouwing. Concreet gaat het om energieopslag voor uitsluitend eigen gebruik en overkapping van bebouwing en terrein voor opwek van energie.
- Voor de bedrijfswoningen is in dit plan een uitsterfconstructie opgenomen. Op die manier is het toegestaan om de bestaande bedrijfswoningen als burgerwoning te gebruiken. Echter vervalt het recht daartoe, zodra één of meer bedrijfswoningen onafgebroken langer dan één jaar niet meer als burgerwoning worden bewoond. Daarmee voldoet het aan de standaard van de gemeente Doetinchem.
3 Beleidskader
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk komt het overheidsbeleid aan de orde dat van invloed is op het voorliggende bestemmingsplan. Alleen het voor dit bestemmingsplan relevante beleid wordt toegelicht en afgewogen.
3.2 Rijksbeleid
3.2.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) biedt een duurzaam perspectief voor de Nederlandse leefomgeving. Hiermee moet ingespeeld worden op de grote uitdagingen die te wachten staan. De NOVI biedt een kader, geeft richting en maakt keuzes waar dat kan. Tegelijkertijd is er ruimte voor regionaal maatwerk en gebiedsgerichte uitwerking. Omdat de verantwoordelijkheid voor het omgevingsbeleid voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen ligt, kunnen inhoudelijke keuzes in veel gevallen het beste op regionaal niveau worden gemaakt.
Met de NOVI zet de Rijksoverheid een proces in gang waarmee keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden. Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. In de NOVI benoemt het Rijk 21 nationale belangen voor het omgevingsbeleid, inclusief de opgaven en de rol van het Rijk in het realiseren van deze opgaven. Deze opgaven komen samen in vier prioriteiten:
- Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie.
- Duurzaam economisch groeipotentieel.
- Sterke en gezonde steden en regio's.
- Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven vanuit de NOVI is om combinaties te maken en win-win situaties te creëren. In sommige gevallen moeten belangen worden afgewogen en scherper keuzes worden gemaakt. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:
- Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies: In het verleden is scheiding van functies vaak te rigide gehanteerd. Met de NOVI wordt gezocht naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van de ruimte.
- Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal: wat de optimale balans is tussen bescherming en ontwikkeling, tussen concurrentiekracht en leefbaarheid, verschilt van gebied tot gebied. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere.
- Afwentelen wordt voorkomen: het is van belang dat de leefomgeving zoveel mogelijk voorziet in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie van inwoners zonder dat dit ten koste gaat van die van toekomstige generaties.
Onderzoek en conclusie
Met voorliggend bestemmingsplan wordt geen lokale ontwikkeling mogelijk gemaakt waarmee rijksbelangen zijn gemoeid.
3.2.2 De Ladder voor duurzame verstedelijking
De Ladder voor duurzame verstedelijking (verder: 'de Ladder') is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De uitgangspunten hierbij zijn dat de ontwikkeling voorziet in een behoefte, en dat de ontwikkeling in eerste instantie in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd.
Artikel 3.1.6 lid twee Bro omschrijft de ladder als volgt:
'De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.'
Voor de Ladder is dus een onderzoek nodig dat uit drie stappen bestaat:
- Is sprake van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'?
- Vindt de ontwikkeling plaats buiten bestaand stedelijk gebied?
- Als hier sprake van is, dan moet motivering plaats vinden volgens de Ladder: waarom kan niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte worden voorzien?
De toepassing van de Ladder is mede bepaald door uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS). De ABRS heeft in een 'overzichtsuitspraak' op 28 juni 2017 op een rij gezet hoe de Ladder gebruikt moet worden. Hiermee wordt houvast geboden aan de rechtspraktijk.
Onderzoek
- Is sprake van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'
De laddertoets geldt alleen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Artikel 1.1.1 Bro definieert een stedelijke ontwikkeling als 'een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.
In het voorliggende plan worden geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt, aangezien het om een bestaand bedrijf gaat. Het plan maakt enkel een kleine uitbreiding van het bestaande bedrijf mogelijk, voornamelijk ten behoeve van een goede bedrijfsvoering. Hiermee is geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
Stap 2 'Motivering volgens de Ladder' en stap 3 motivering locatie indien niet binnen bestaande stedelijk gebied' kunnen daarom overgeslagen worden.
Conclusie
Omdat er bij dit plan geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, is een motivering van het plan volgens de Ladder niet aan de orde.
3.2.2 Verdrag van Malta (Valletta)
In 1992 ondertekenden de Europese cultuur ministers op het eiland Malta het Europees Verdrag inzake de bescherming van het Archeologische Erfgoed. Dit Verdrag van Malta heeft tot doel om het Europees archeologische erfgoed te beschermen als bron van het Europees gemeenschappelijk geheugen en als middel voor geschiedkundige en wetenschappelijke studie. Bescherming wordt nodig geacht omdat het archeologisch erfgoed ernstig met aantasting wordt bedreigd door het toenemend aantal grote ruimtelijke-ordeningsprojecten, risico's van natuurlijke aard, clandestiene of onwetenschappelijke opgravingen en onvoldoende besef onder het publiek. In het verdrag is vastgelegd dat bescherming van het archeologisch erfgoed tot uitdrukking moet komen in beleid inzake stedenbouw en landinrichting en culturele ontwikkeling. De verantwoordelijkheid hiervoor zou volgens de Raad van Europa bij alle Europese landen moeten liggen. Door het Verdrag van Malta te ondertekenen en niet in de laatste plaats te ratificeren heeft Nederland zich verplicht een aantal wettelijke en feitelijke voorzieningen te treffen om het archeologisch erfgoed te beschermen. Nederland heeft dit langs vier sporen gedaan:
- behoud en bescherming van het archeologisch erfgoed op de plek waar het in de bodem ligt (in situ). Als behoud niet mogelijk is moet de mogelijkheid er zijn om de archeologische waarden op te graven;
- het tijdig betrekken van het archeologisch erfgoed in het ruimtelijke ontwikkelingsproces. Hiertoe behoren het tijdig uitvoeren van onderzoek, het ontzien van archeologische vindplaatsen en het ontwerpen van archeologie vriendelijke bouw- en funderingstechnieken;
- de verstoorder betaalt. De noodzakelijke archeologische (voor)onderzoeken worden betaald door de initiatiefnemer van (bouw)werkzaamheden;
- gemeenten en provincies krijgen een belangrijke rol in het proces van en besluitvorming rond archeologisch erfgoed in hun ruimtelijke plannen en vergunningen.
3.2.3 Erfgoedwet
Met de Erfgoedwet beschermt de overheid het cultureel erfgoed in Nederland. In de Erfgoedwet is de zogenaamde instandhoudingsplicht opgenomen. Het doel hiervan is te zorgen dat een eigenaar zijn of haar rijksmonument zodanig onderhoudt dat instandhouding en de monumentale waarde ervan gewaarborgd zijn. Daarnaast is er in de Erfgoedwet een bepaling opgenomen die stelt dat burgemeester en wethouders van gemeenten een gemeentelijk erfgoedregister van aangewezen erfgoed bij moeten houden.
Onderzoek en conclusie
Op basis van onderzoek zijn gebouwen van IJzergieterij Vulcanus gewaardeerd als cultuurhistorisch waardevol vanwege de cultuurhistorische, architectuurhistorische en stedenbouwkundige waarde. Deze waardering heeft betrekking op de onderdelen van het huidige complex die voor 1966 gebouwd werden. Het uitgevoerde onderzoek en een uitgebreide omschrijving van deze waarden is opgenomen in bijlage 4.
Om de cultuurhistorische waarden te beschermen is in voorliggend bestemmingsplan geregeld (met een gebiedsaanduiding op de verbeelding en bijbehorende regels) dat cultuurhistorische waardevolle objecten niet meer bij recht gesloopt mogen worden; sloop mag uitsluitend als daar toestemming voor wordt gegeven met een omgevingsvergunning. Dit betekent dat er bij sloopaanvragen (voor zowel gehele als gedeeltelijke sloop) altijd een afweging plaatsvindt in het kader van cultuurhistorie. Zie ook 3.3.3 Cultuur en Erfgoed 2017-2020, 3.4.2 Continuïteit in Karakter, Cultuurhistorie Doetinchem en 4.10.2 Cultuurhistorisch erfgoed.
3.3 Provinciaal Beleid
3.3.1 Omgevingsvisie Gelderland
De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland is op 19 december 2018 door Provinciale Staten van Gelderland vastgesteld en in werking getreden op 1 maart 2019. De visie beschrijft de lange termijn ambities en beleidsdoelen voor de fysieke leefomgeving in Gelderland. Samen met de Omgevingsverordening heeft de provincie al vooruit gelopen op de Omgevingswet. Deze wet biedt meer ruimte voor initiatieven en ontwikkelingen in het fysieke domein, in samenspraak met de omgeving.De provincie streeft naar een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland. Dit wil de provincie bereiken door de focus te leggen op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland. Hiervoor zijn zeven ambities benoemd om richting te geven:
1. Energietransitie
Gelderland is in 2050 klimaatneutraal. Dit bereiken we door grootschalige besparing en opwekking uit verschillende duurzame bronnen van energie, zoals wind, zon, waterkracht, biomassa en bodemenergie. Innovatie en het uitrollen van bewezen technieken wordt gestimuleerd. Als tussendoel realiseert Gelderland in 2030 55% broeikasgasreductie.
2. Klimaatadaptatie
Gelderland is in 2050 klimaatbestendig. We zijn goed voorbereid en toegerust op de gevolgen van klimaatverandering: wateroverlast, droogte, hittestress en overstromingsgevaar. In 2020 heeft de provincie, samen met partners, de risico's en kansen van het veranderen klimaat in beeld gebracht en strategieën opgesteld die leidraad zijn voor ons handelen.
3. Circulaire economie
Gelderland wordt de eerste afvalloze provincie in Nederland. Afval bestaat niet meer; er zijn alleen nog grondstoffen die blijvend hun waarde behouden in de schone industrie.Om dit te bereiken is in 2030 het gebruik van primaire grondstoffen in Gelderland met 50% teruggebracht.
4. Biodiversiteit
In 2050 gaat het goed met de biodiversiteit in Gelderland. Er wordt natuur-inclusief gewerkt. Biodiversiteit wordt overal waar mogelijk versterkt en ingepast, óók buiten de specifiek als natuur aangewezen gebieden. In 2030 is 75% van de Europese doelen van de vogel- en habitatrichtlijn behaald.
5. Bereikbaarheid
In 2050 is de groei van de mobiliteit op een slimme manier opgevangen en verplaatsen mensen in Gelderland zich veilig, snel, betaalbaar en klimaatneutraal. Snel en veilig internet fungeert daarbij als alternatief voor fysieke verplaatsingen. In 2050 is het netwerk voor goederenvervoer in Gelderland toegankelijk, duurzaam en klimaatneutraal.In 2030 is al ons busvervoer zonder uitstoot en is 35% van het totaal aantal verplaatsingen met de fiets.
6. Vestigingsklimaat
De concurreerde positie van Gelderland binnen het internationale stedelijke netwerk van Amsterdam, Brussel en Keulen wordt verder versterkt. Om onderscheidend te blijven, halen we in 2050 maximaal profijt uit de unieke combinatie van stedelijke en groene kwaliteiten.In 2050 zijn alle werklocaties in Gelderland duurzaam ingericht qua energie, klimaatbestendigheid en logistieke en productiestromen. Gelderland is hierin koploper van Nederland.
7. Woon- en leefklimaat.
Gelderland heeft een aanbod aan woningtypen en woonmilieus passend bij de diversiteit aan woningvraag; voor ieder een passende, duurzame woning. We benutten de bestaande bebouwde omgeving optimaal met voldoende ruimte voor klimaatadaptieve maatregelen.Alle nieuwbouw wordt aardgasloos aangelegd en zoveel mogelijk circulair gebouwd. In 2035 zijn alle (bestaande) wijken van het aardgas af. Woningen in Gelderland zijn in 2050 klimaatneutraal.
Met vier 'spelregels' of 'doe-principes' - doen, laten, zelf en samen - wordt er werking aan gegeven. Dit is het kader waarbinnen de provincie wil werken en afwegingen wil maken.
Themakaarten
Daarnaast zijn een aantal themakaarten onderdeel van de omgevingsvisie waar specifiek beleid in is vastgelegd. Deze hebben betrekking op de volgende hoofdonderwerpen:
- ruimtelijk beleid;
- waterbeleid;
- milieubeleid;
- natuur- en landschapsbeleid.
Voor de uitvoering van de omgevingsvisie zijn tevens drie beleidsdocumenten vastgesteld:
- Regionaal waterprogramma;
- Handreiking plussenbeleid;
- Beleidslijn windenergie.
Met vier 'spelregels' of 'doe-principes' - doen, laten, zelf en samen - wordt er werking aan gegeven.
Dit is het kader waarbinnen de provincie wil werken en afwegingen wil maken.
Onderzoek en conclusie
Doel van het voorliggende bestemmingsplan 'Vulcanus – 2023' is een actuele planologische regeling vast te leggen passend bij de huidige situatie (en wijze van bestemmen van solitaire bedrijfslocaties). De omgevingsvisie is daarom ook niet direct van invloed op het bestemmingsplan. De ambities uit de omgevingsvisie raken het plan in algemene zin. Maar deze zijn, onder andere op basis van gemeentelijk beleid, ook al waar mogelijk vertaald naar (algemene) regels in het bestemmingsplan. Een voorbeeld daarvan is dat met algemene gebruiksregels de mogelijkheid om zonnepanelen of andere voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie is toegestaan.
3.3.2 Omgevingsverordening Gelderland
De Omgevingsverordening is op 21 december 2022 door Provinciale Staten van Gelderland vastgesteld en in werking getreden. Hierin zijn regels en bepalingen over de inrichting en beheer van de ruimtelijke omgeving vastgelegd. Samen met de Omgevingsvisie heeft de provincie al vooruit gelopen op de Omgevingswet. Deze wet biedt meer ruimte voor initiatieven en ontwikkelingen in het fysieke domein, in samenspraak met de omgeving.
Onderzoek en conclusie
Voor het voorliggende bestemmingsplan is gekeken naar de volgende regels uit de Omgevingsverordening:
- Instructieregels bestemmingsplan bedrijventerreinen, solitaire bedrijvigheid (artikel 2.12)
- Instructieregel klimaatadaptatie (ariktel 2.65b)
Ad a. Instructieregels bestemmingsplan bedrijventerreinen (solitaire bedrijvigheid)
De regels in de omgevingsverordening met betrekking tot nieuwvestiging of uitbreiding van solitaire bedrijvigheid zijn gericht op het buitengebied. Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan ligt binnen de bebouwde kom van Langerak. Daarmee is deze instructieregel niet van toepassing.
Ad b. Instructieregel klimaatadaptie
Voor zover een bestemmingsplan een nieuwe activiteit of ontwikkeling mogelijk maakt, moet de toelichting bij het bestemmingsplan een beschrijving bevatten van de maatregelen of voorzieningen die worden getroffen om de risico’s van klimaatverandering te voorkomen of te beperken en de afweging die daarbij is gemaakt. Het voorliggene bestemmingsplan betreft echter het planologisch actualiseren van een al bestaande situatie, namelijk de ijzergieterij Vulcanus die al sinds 1884 op deze locatie gevestigd is. De instructieregel met betrekking tot klimaatadaptatie is in dit geval (er is geen sprake van een nieuwe activiteit of ontwikkeling) daarom niet relevant.
Conclusie
Er is geen sprake van een nieuwe ontwikkeling. Het voorliggende bestemmingsplan gaat over een al bestaande situatie. De omgevingsverordening is daarom dan ook niet direct van invloed op dit bestemmingsplan. Aangezien het bedrijf een provinciale inrichting betreft is er wel een provinciaal belang vanuit het milieuspoor. Dit staat echter buiten de instructieregels uit de Omgevingsverordening die betrekking hebben op het bestemmingsplan vanuit het ruimtelijk spoor. De door provincie Gelderland verleende omgevingsvergunning voor verhoging van een schoorsteen om te voldoen aan de voorschriften uit het maatwerkvoorschriften voor geur is verwerkt in voorliggend bestemmingsplan.
3.3.3 Cultuur en Erfgoed 2017-2020
Provinciale Staten van Gelderland hebben op 29 juni 2016 de nota 'Cultuur en Erfgoed 2017-2020 - Beleef het mee!' vastgesteld.
Gelderland is rijk aan cultuur en erfgoed: onder andere musea, theater, dans, festivals, monumenten, archeologie en het historische landschap zijn onze parels. De provincie is trots op de cultuur en het erfgoed in Gelderland en wil een klimaat bieden waardoor de parels verder tot bloei komen. Cultuur en het erfgoed zijn van mensen, door mensen en voor mensen. De provincie vindt het belangrijk dat cultuur en erfgoed toegankelijk zijn voor de inwoners van Gelderland. Zodat iedereen ervan kan genieten. De uitvoering van het beleidsprogramma 2017 - 2020 'Cultuur en Erfgoed; Beleef het mee!' versterkt dit.
De provincie wil met het Cultuur- en erfgoedprogramma onder meer het volgende bereiken:
- De balans zoeken tussen de economische, maatschappelijke en intrinsieke waarde van cultuur en erfgoed. Cultureel ondernemerschap is belangrijk en vinden we terug in de economische waarde.
- De provincie gaat uit van de maatschappelijke opgaven en legt bewust verbindingen met andere sectoren en provinciale kerntaken.
- De provincie kiest voor een stevige Gelderse basis die continuïteit waarborgt. Daarnaast is er ruimte voor nieuwe initiatieven binnen de flexibele programmeerruimte.
- De provincie faciliteert een dynamisch netwerk van culturele instellingen binnen Oost-Nederland.
- Cultureel talent krijgt volop de gelegenheid om zich in Gelderland te ontplooien.
- Functioneel gebruik van het erfgoed krijgt aandacht: Erfgoed dat goed gebruikt wordt komt optimaal tot zijn recht.
- De provincie werkt aan nieuwe manieren van samenwerking waardoor de uitvoeringskwaliteit van restauraties en archeologie wordt vergroot.
- Museumbeleid krijgt aandacht en meer middelen. Musea zijn niet alleen belangrijk voor de identiteit en leefbaarheid van de Gelderse regio's maar ook als economische en toeristische factor.
- De provincie stimuleert cultuureducatie en participatie, waarbij bijzondere aandacht wordt gegeven aan educatie van basisschool leerlingen.
In de Uitgangspuntennotitie voor een nieuwe aanpak voor cultuur en erfgoed vastgesteld op 27 januari 2021 wordt hierop voortgebouwd en zijn de volgende uitgangspunten voor benoemd:
- verbinden, verwonderen en bewaren;
- streven naar duurzame toegankelijkheid;
- ruimte voor de regio;
- aandacht voor de makers.
Onderzoek en conclusie
De gebouwen van IJzergieterij Vulcanus zijn gewaardeerd als cultuurhistorisch waardevol vanwege de cultuurhistorische, architectuurhistorische en stedenbouwkundige waarde. Deze waardering heeft betrekking op de onderdelen van het huidige complex die voor 1966 gebouwd werden (zie bijlage 4).
Om de cultuurhistorische waarden te beschermen is in voorliggend bestemmingsplan geregeld (met een gebiedsaanduiding op de verbeelding en bijbehorende regels) dat cultuurhistorische waardevolle objecten niet meer bij recht gesloopt mogen worden. Dit betekent dat er bij sloopaanvragen (voor zowel gehele als gedeeltelijke sloop) altijd een omgevingsvergunning nodig is en daarmee een afweging plaatsvindt in het kader van cultuurhistorie. Zie ook paragraaf 3.2.3 Erfgoedwet, 3.4.2 Continuïteit in Karakter, Cultuurhistorie Doetinchem en 4.10.2 Cultuurhistorisch erfgoed.
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.4.1 Omgevingsvisie Doetinchem, kloppend hart van de Achterhoek
De omgevingsvisie is op 30 november 2023 vastgesteld. Hierin worden de kwaliteiten van Doetinchem nu beschreven en van Doetinchem op weg naar 2036. Het is een beschrijving van waar Doetinchem de komende jaren naartoe wil. Bijvoorbeeld op het gebied van gebruik, beheer, bescherming en behoud van de leefomgeving. Hierbij wordt ingegaan op de thema’s wonen, werken, landelijk gebied en mensen en ontmoeten.
Onderzoek en conclusie
Voor de voorliggende ontwikkeling is het thema ‘werken' relevant. Het doel dat in dat thema wordt beschreven is een toekomstbestendige economie voor Doetinchem. Daarnaast is opgenomen dat gewerkt wordt aan een gemeente waarin bedrijven zich graag vestigen en er graag blijven. Dat is belangrijk voor de economie en de werkgelegenheid in de gemeente. Indirect is daarnaast het thema 'wonen' relavant. Op het bijbehorende kaartbeeld is het terrein van Vulcanus en omliggend terrein opgenomen als mogelijk gebied om bij te dragen aan de woonopgave. Met een actuele planologisch regelen voor het bedrijf Vulcanus en omliggend terrein wordt geborgd dat het bedrijf zijn activiteiten daar kan blijven uitvoeren. Met bijbehorend beboud van economie en werkgelegenheid in de gemeente. De mogelijkheden die de regels bieden voor verduurzaming sluit ook aan bij het te bereiken doel, namelijk een toekomstbestendige economie voor Doetinchem. Het kaartbeeld behorend bij de het thema werken/werkgemeenten bevat geen zaken die betrekking hebben op de locatie waar voorliggend bestemmingsplan voor is opgesteld. Het kaartbeeld behorend bij het thema wonen is in die zin niet van betekenis, omdat de daadwerkelijke invulling van die ambitie van meerdere factoren afhankelijk is. Met voorliggend bestemmingsplan wordt het huidige gebruik voortgezet.
3.4.2 Continuïteit in Karakter, Cultuurhistorie Doetinchem
Op 21 september 2017 heeft de gemeenteraad de nieuwe nota cultuurhistorie 'Continuïteit in Karakter' vastgesteld. In de nota is aandacht voor het verhaal van Doetinchem en het zichtbaar maken van cultuurhistorie in de openbare ruimte. Mede hierdoor wordt de kennis over en waardering voor cultuurhistorie vergroot, en kan cultuurhistorie als inspiratiebron dienen bij ruimtelijke planvorming.
De nota kent een brede insteek en beschrijft ambities op een aantal maatschappelijke thema's. Daarnaast beschrijft de nota ook de beleidskaders en de manier waarop cultuurhistorie in de ruimtelijke planvorming geborgd wordt. Hiervoor zijn vijf belangrijke thema's onderscheiden, dit zijn:
- krimp, leegstand en herbestemmen;
- duurzaamheid en innovatie;
- instandhouding;
- kennis vergroting en uitwisseling;
- leefomgeving en participatie.
Ad. a. Krimp, leegstand en herbestemmen
Bij leegstand van monumenten is herbestemming het uitgangspunt. Bij andere gebouwen met een cultuurhistorische waarde is de keuze herbestemming of (gedeeltelijke) sloop. Naast cultuurhistorische waarde wordt het oordeel ook gebaseerd op de omgevingswaarde, de maatschappelijke waarde en de bouwtechnische waarde van het leegstaande gebouw.
Ad. b. Duurzaamheid en innovatie
In 2030 wil Doetinchem energieneutraal zijn. Bij erfgoed wordt energiebesparing en het gebruik van alternatieve energiebronnen, rekening houdend met de cultuurhistorische waarde van de gebouwen, gestimuleerd.
Ad. c. Instandhouding
Het is de ambitie waardevol cultuurhistorisch erfgoed blijvend te beschermen, in stand te houden en verval te voorkomen. De gemeente monitort de bouwkundige staat van monumenten en heeft een monumentensubsidieverordening.
Ad. d. Kennis vergroting en uitwisseling
De gemeente streeft ernaar de aanwezige kennis over de cultuurhistorie van Doetinchem te vergroten, te delen en inzichtelijk te maken voor een groot publiek. Hiervoor wordt onderzoek gedaan naar cultuurhistorische waarden, waarbij in het bijzonder ook het funerair erfgoed (begraafplaatsen en kerkhoven) wordt genoemd. Ook wordt nader onderzoek gedaan naar potentiële monumenten en wordt de monumentenlijst geactualiseerd. De gemeente blijft actief in gesprek met in- en externe deskundigen, en onderzoekt de wenselijkheid van een cultuurhistorische waardenkaart voor haar inwoners.
Ad. e. Leefomgeving en participatie
De gemeente wil cultuurhistorie zo goed mogelijk zichtbaar en beleefbaar maken voor haar inwoners om op deze manier het besef en de waardering voor cultuurhistorie te vergroten. Particulier initiatief wordt gestimuleerd en de gemeente levert jaarlijks een bijdrage aan de Open Monumentendag.
Algemeen
De gemeente Doetinchem kent verschillende historische identiteiten, zoals bijvoorbeeld landschap, wonen en werken, de middeleeuwse stad, de naoorlogse stad, de boerderijen in het buitengebied welke de komende jaren een leidraad moeten vormen voor het cultuurhistorisch beleid. Daarnaast moet het cultuurhistorisch beleid zoveel mogelijk aansluiten op bestaande wetgeving.
De gemeente heeft inmiddels veel informatie beschikbaar over de archeologie, de naoorlogse wijken, het industrieel erfgoed, het centrum van Doetinchem, het landelijk gebied en enkele kleinere onderzoeksgebieden. Uit alle onderzoeken zijn aanbevelingen naar voren gekomen voor behoud en ontwikkeling van bepaalde objecten of structuren, onder en boven de grond. Voor sommige objecten heeft dat een bescherming opgeleverd als gemeentelijk monument. Voor andere loopt die procedure of volgt die nog. Daarnaast zijn er objecten die net niet in aanmerking komen voor de monumentale status, maar wel planologische bescherming verdienen.
Onderzoek en conclusie
In de nota cultuurhistorie 'Continuïteit in Karakter' is de ambitie verwoord om waardevol cultuurhistorisch erfgoed blijvend te beschermen, in stand te houden en verval te voorkomen. In voorliggend bestemmingsplan zijn binnen het plangebied cultuurhistorische waardevolle bebouwing aangeduid en daarmee juridisch-planologisch beschermd tegen sloop zonder toestemming (omgevingsvergunning). Dit betekent dat er bij sloopaanvragen (voor zowel gehele als gedeeltelijke sloop) altijd een afweging plaatsvindt in het kader van cultuurhistorie. Daarmee wordt voor het plangebied ook invulling gegeven aan de nota cultuurhistorie. Zie ook paragraaf 3.2.3 Erfgoedwet, 3.3.3 Cultuur en Erfgoed 2017-2020 en 4.10.2 Cultuurhistorisch erfgoed.
3.4.3 Doetinchem Natuurlijk Duurzaam
Op 18 februari 2016 heeft de gemeenteraad het koersdocument Doetinchem Natuurlijk Duurzaam vastgesteld. In het koersdocument staat beschreven wat duurzaamheid voor Doetinchem betekent, welke middelen de gemeente inzet en welke doelen de gemeente heeft om onze duurzaamheidsambities te behalen.
Duurzaamheid is een heel breed begrip. Voor Doetinchem komt duurzaamheid terug op de beleidsvelden energie, natuur, klimaat, circulaire economie, mobiliteit en duurzame producten en diensten. De gemeente zet zichzelf in als verbinder die andere partijen ondersteunt en enthousiasmeert bij hun duurzame initiatieven.
Met het koersdocument legt de gemeente de focus voornamelijk op het terrein van energie. Op dit terrein kan de gemeente grote 'winsten' behalen. Doetinchem wil, samen met de andere Achterhoekse gemeenten, in 2030 energieneutraal zijn. Dit doet de gemeente door zowel energie te besparen als schone energie op te wekken. De gemeente ziet het als taak om deze energietransitie te faciliteren en te stimuleren. Daarbij wil de gemeente het goede voorbeeld geven en de te banen wegen vrijmaken.
Wat betreft de energiebesparing richten de gemeente zich voornamelijk op de bestaande woningvoorraad en het bedrijfsleven. De gemeente informeert en zorgt voor subsidieregelingen of leningen. Wat betreft energieopwekking zijn zon, biomassa en ook wind kansrijke duurzame energiebronnen. In theorie kan elk gebouw voorzien in zijn eigen duurzame energieopwekking. Daar waar dit niet mogelijk is bieden collectieve duurzame energievoorzieningen het alternatief.
Duurzame energieopwekking in Doetinchem
Op 25 april 2019 heeft de gemeenteraad het beleidskader Duurzame energieopwekking in Doetinchem vastgesteld. Met dit beleidskader is helder hoe de gemeente initiatieven voor duurzame energieopwekking in behandeling wil nemen. Dit beleidskader is een nadere uitwerking van het koersdocument Doetinchem Natuurlijk Duurzaam. Het biedt inwoners de mogelijkheid om mee te doen en mee te beslissen bij projecten voor duurzame energieopwekking in hun buurt. Daarnaast geeft het initiatiefnemers een handelingsperspectief waarmee zij projecten voor duurzame energieopwekking tot ontwikkeling kunnen brengen in Doetinchem.
De doelstelling van het beleidskader is drieledig:
- Het beleidskader heeft als doel ruimte te bieden voor duurzame energieopwekkingsinitiatieven. Door het beleidskader is de gemeente in staat om initiatieven te 'toetsen' op hun inpasbaarheid.
- De ruimtelijke kwaliteit van het grondgebied waarborgen en waar mogelijk versterken. Het beleidskader geeft richtlijnen voor 'inpassing' van initiatieven met een grote ruimtelijke impact zoals zonneparken en windparken.
- Ten derde is het doel dat grootschalige initiatieven met een zo groot mogelijke maatschappelijke betrokkenheid tot stand komen. Dit alles om de betrokkenheid te vergroten en de omgeving mee te laten profiteren van de voordelen die ook ontstaan.
Onderzoek en conclusie
In het voorliggende bestemmingsplan heeft de gemeente waar mogelijk al rekening gehouden met de energieneutraliteitsambitie. Zo is het in bijvoorbeeld de bestemming 'Bedrijf' toegestaan om op daken van gebouwen zonnepanelen en -collectoren te plaatsen. Dit kan vergunningsvrij als rekening wordt gehouden met de bijbehorende randvoorwaarden. Het plaatsen van zonnepanelen en -collectoren op monumenten is niet vergunningsvrij. Het realiseren van zonnepanelen op de grond is alleen toegestaan als er een omgevingsvergunning is aangevraagd. De gedachtegang is dat eerst het dak wordt gebruikt om zonnepanelen te realiseren en dat daarna eventueel nog zonnepanelen op de grond. In het bestemmingsplan is geregeld dat de opgewekte duurzame energie zowel voor eigen gebruik als voor derden opgewekt mag worden.
3.4.4 Planologisch beleid
Het geldende planologisch beleid vormt het ruimtelijk beleidskader voor woningen en bijbehorende bouwwerken. In de nota wordt beleid geformuleerd voor kleine bouwplannen met betrekking tot woningen. Ook voorziet de nota in een belangrijke verruiming en versoepeling van de tot nu toe gehanteerde bouwvoorschriften. In de voorgestelde regeling is een onderscheid gemaakt tussen:
- ruimtelijke aspecten die betrekking hebben op het woonhuis en bijbehorende bouwwerken alleen;
- de ruimtelijke aspecten van de woning die alleen geregeld kunnen worden als de kenmerken van de omgeving daarbij betrokken worden.
Daarnaast zijn een aantal relatief ondergeschikte bouwactiviteiten die voorheen als afwijking verleend konden worden, nu als 'bij recht' toegestane bouwactiviteiten opgenomen. Dit zijn bijvoorbeeld erkers, toegangspartijen en overkappingen in de voortuin van een woning. Verder zijn versoepelingen doorgevoerd voor:
- woonruimte in bijbehorende bouwwerken;
- overkappingen;
- erfafscheidingen;
- beroepen en bedrijven aan huis;.
Met het Planologisch beleid ligt er een vernieuwde basis voor omgevingsvergunningen en bestemmingsplannen. Daarnaast is het beleid de basis voor nieuwe planontwikkelingen. De regels uit het planologische beleid komen, zover ze niet zijn vertaald op de plankaart, terug in de regels van dit bestemmingsplan.
Onderzoek en conclusie
Voor het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan is het planologisch beleid als uitgangspunt gehanteerd. De onderstaande uitgangspunten van het Planologisch beleid zijn relevant voor het bestemmingsplan 'Vulcanus - 2023'. Voor de onderstaande beschrijving van de bijbehorende bouwwerken, erkers, toegangspartijen en overkappingen geldt dat de beschrijving geschreven is voor een standaard woning. In het voorliggende bestemmingsplan gelden deze regels voor de bestaande bedrijfswoningen en daarom moet de onderstaande beschrijving ook als zodanig gelezen worden.
3.4.5 Groenstructuurplan Doetinchem 2017
Het Groenstructuurplan Doetinchem 2017 is het beleidsdocument waarin beleid en ambities ten aanzien van de groen- en bomenstructuren zijn vastgelegd. Het gaat daarbij zowel om de functionele als de visueel-ruimtelijke aspecten van het groen. Het groenstructuurplan is leidend bij ruimtelijke vraagstukken waar zij onderdeel van uitmaakt. De beleidsuitgangspunten voor het plan komen voort uit de Structuurvisie Doetinchem 2035. De belangrijkste doelen van het plan zijn:
- vastleggen van bestaande, te behouden, te versterken en nieuw te ontwikkelen (hoofd)groen- en bomenstructuren;
- verwoorden groene ambities en uitwerken naar concrete projecten en acties;
- handvatten bieden voor afwegingen bij ruimtelijke claims, afstoten en verkoop van het openbaar groen;
- functioneren als toetsingsinstrument voor de Bomenverordening;
- mede richting geven aan aanleg, beheer en onderhoud.
Groenstructuurkaart, Kaart Doetinchem waarop ook de kern Langerak te zien is
Rivierduinen
De rivierduinen zijn gevormd door verstuiving van zand uit de rivierbedding van de toenmalige Oer-Rijn. Deze duinen strekken zich uit van Doesburg tot in Duitsland en zijn nog goed zichtbaar in verschillende delen van de gemeente. In het verleden was het een logische plek voor mensen om te gaan wonen aan de rivier, maar wel met droge voeten. Zo liggen binnen de gemeente, Langerak, Wijnbergen, Doetinchem en Gaanderen in een lijn op de rivierduinen langs de Oude IJssel.
Bebouwingen en afgravingen hebben de gaafheid van de duinenreeks aangetast. De laatste jaren is er echter meer waardering gekomen voor de rivierduinen en wordt ingestoken op bescherming en herstel. Het gaat daarbij om twee verschillende aspecten. Allereerst de landschappelijke beleving van de rivierduinen als totaal. De hoger gelegen duinenreeks heeft een duidelijke richting en herkenbare verschijningsvorm van verstoven zandruggen, grotendeels nu met bos beplant. Reliëfverschillen, zichtbaarheid en beleving van het duin, en ontsnippering zijn aspecten die de herkenbaarheid vergroten.
Daarnaast zijn de duinen een waardevolle ecologische overgang naar de naastgelegen natte riviergronden. De zandige duingronden zijn van oorsprong arm en kennen een rijke scharkering aan vegetatievormen in de overgang naar de voedselrijkere natte riviergronden. De verschillen hiertussen vergroten de biodiversiteit. Op de navolgende afbeelding zijn de aardkundige waarden (rivierduinen) uit het groenstructuurplan weergegeven.
De aardkundige waarden in en rondom het plangebied
Onderzoek en conclusie
In het Groenstructuurplan 2017 zijn geen specifieke zaken benoemd die betrekking hebben op het plangebied van voorliggend bestemmingsplan. Wel is ter versterking en uitbreiding van de groenstructuur de mogelijkheid van een ommetje door het bosperceel binnen het plangebied opgenomen. De aardkundig waardevolle gebieden zijn vastgelegd op de plankaart. In de regels van dit bestemmingsplan is in samenhang daarmee een specifieke beschermingsregeling opgenomen voor de aardkundige waarden.
3.4.6 Klimaatadaptatiestrategie Doetinchem
Op 7 juli 2022 heeft de gemeenteraad de klimaatadaptatiestrategie Doetinchem vastgesteld. De Klimaatadaptatiestrategie beschrijft hoe de Gemeente Doetinchem in 2050 klimaatbestendig wil zijn.
Door klimaatverandering neemt de kans op wateroverlast, hitte, droogte en overstromingen toe. Dat levert risico’s op voor onze economie, gezondheid en veiligheid. Het is belangrijk dat we ons aanpassen aan deze veranderingen.
Het klimaatadaptatiebeleid beschrijft twee stappen:
1) De verwachte klimaateffecten in onze gemeente.
2) De visie en ambities voor een klimaatbestendige inrichting (de klimaatadaptatiestrategie)
De klimaatadaptatiestrategie beschrijft de ambities voor 2050 aan de hand van vijf pijlers:
- Stad en dorp gezond en groen;
- Adaptief landelijk beleid;
- Robuuste vitale infrastructuur;
- Ontwikkelingen klimaatbestendig;
- Betrokken en actieve mensen.
Het klimaat verandert en we moeten ons voorbereiden op extremer weer in 2050. Zo willen we bij de Gemeente Doetinchem buiten aan de slag:
- Neerslag vasthouden daar waar het valt;
- De bodem inzetten als spons;
- Meer schaduw door meer groen;
- Minder verharding door meer groen;
- Bebouwing en vitale infra en objecten hoog en droog.
De onderstaande opgaven hebben de hoogste prioriteit gekregen.
Onderzoek en conclusie
Doel van het voorliggende bestemmingsplan 'Vulcanus – 2023' is een actuele planologische regeling vast te leggen. Met het bestemmen van het huidige groen/bos binnen het plangebied als 'Groen' blijft het huidige aanwezige groen behouden wat in die zin aansluit bij de bedoeling van klimaatadaptatie.
4 Haalbaarheid
4.1 Algemeen
Dit hoofdstuk geeft de randvoorwaarden van de milieukundige aspecten en andere omgevingsaspecten waarmee rekening gehouden moet worden bij het bouwen en bij de inrichting en het beheer van het plangebied. Deze aspecten kunnen beperkingen opleggen aan het gebruik van bepaalde locaties. Als dit zo is, blijkt dit uit de tekst onder het bepaalde aspect.
4.2 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Per 1 april 2011 is het Besluit milieueffectrapportage gewijzigd. Er zijn minder activiteiten direct m.e.r.-plichtig, maar er is wel vaker m.e.r.-beoordeling nodig. De milieueffectrapportage is een wettelijk instrument met als doel het aspect milieu een volwaardige plaats indeze integrale afweging te geven. Op basis van de volgende grondslagen kan een milieueffectrapportage dan wel m.e.r. (beoordelings)plicht van toepassing zijn:
- op basis van artikel 7.2a, lid 1 Wm: er ontstaat een m.e.r.-plicht wanneer er een passende beoordeling op basis van art. 2.8, lid 1 Wet natuurbescherming nodig is op basis van Besluit milieueffectrapportage (bestemmingsplan in kolom 3):
- er ontstaat een m.e.r.-plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van dit besluit waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 3 (plannen)op basis van Besluit milieueffectrapportage (bestemmingsplan in kolom 4);
- er ontstaat een m.e.r.-(beoordelings)plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van dit besluit waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 4 (besluiten).
In het Besluit m.e.r. zijn aan de activiteiten drempelwaarden (de gevallen) verbonden. Deze drempelwaarden zijn echter indicatief. Dit betekent dat als een activiteit wel genoemd staat in de D-lijst maar onder de genoemde drempelwaarde blijft, er sprake is een vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Bij ruimtelijke plannen en besluiten die mogelijk gevolgen kunnen hebben voor het milieu dient te worden beoordeeld of ten behoeve van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling een milieueffectrapportage moet worden opgesteld. Een milieueffectrapportage is bedoeld om milieubelangen bij verschillende ruimtelijke procedures een volwaardige plaats bij de besluitvorming te geven. Het wettelijk kader voor de m.e.r. is hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer (Wm) en het daarbij behorende Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.).
Onderzoek en conclusie
De activiteiten die in voorliggend bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, zijn opgenomen in onderdeel D van het Besluit m.e.r., namelijk: 'De oprichting, wijziging of uitbreiding van een installatie bestemd voor verwerking van ferrometalen door warmwalsen, het smeden met hamers, of het aanbrengen van deklagen van gesmolten metaal'. Daarom dient te worden getoetst of er sprake is van m.e.r-beoordelingsplicht. Hier is sprake van in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een productiecapaciteit van 15.000 ton per jaar of meer. Het reguleren van de productiecapaciteit vindt primair plaats via de milieuvergunning (bevoegd gezag provincie Gelderland). Bij de aanvraag van een dergelijke vergunning zal ook worden getoetst aan de de hiervoor genoemde drempelwaarden. In het voorliggende bestemmingsplan worden de planologische gebruiks- en bouwmogelijkheden bij recht vastgelegd conform het huidige gebruik/de huidige situatie met beperkte uitbreidingsmogelijkheden. Bij recht worden dus geen nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Uit de onderbouwing van de haalbaarheid en uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan kan geconcludeerd worden dat er geen nadelige gevolgen voor het milieu zijn te verwachten. In dit verband wordt ook verwezen naar de verleende vergunning Wet natuurbescherming (bijlage 5).
4.3 Bodem
Bij een bestemmingsplan moet worden bepaald dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde bestemming.
Onderzoek en conclusie
Het voorliggende bestemmingsplan is een actualisatie van de geldende bestemmingsplannen in het plangebied. Dit bestemmingsplan bevat geen nieuwe ontwikkelingen die niet al via een eerdere procedure zijn toegelaten. Er kunnen (lokaal) verontreinigingen aanwezig zijn. Er geen aanwijzingen dat de bodemkwaliteit in tussentijd is verslechterd. Om deze reden kan ervan worden uitgegaan dat de bodem in het plangebied geschikt is voor het beoogde gebruik. Dit wordt bevestigd door een schrijven van de provincie Gelderland (als gevoegd gezag voor de locatie Vulcanus) (zaaknummer 2012-013362) waarin is opgenomen dat bij het gebruik als ijzergieterij geen onaanvaardbare risico’s worden verwacht. Doordat daarnaast geen nieuwe gevoelige functies worden toegestaan is het uitvoeren van een bodemonderzoek ten behoeve van dit plan niet noodzakelijk. Het aspect bodem vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
4.4 Akoestiek
4.4.1 Wegverkeerslawaai
Wegverkeer kan overlast bij woningen of geluidsgevoelige functies veroorzaken. In de Wet geluidhinder (Wgh) zijn daarom geluidsnormen opgenomen.
Onderzoek en conclusie
Dit bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen van geluidsgevoelige functies. Een akoestisch onderzoek is dus niet aan de orde. Het aspect wegverkeerslawaai vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
4.4.2 Industrielawaai
In de Wgh is bepaald dat rond industrieterreinen waarop bepaalde, krachtens Het Besluit omgevingsrecht (Bor) aangewezen, inrichtingen zijn gevestigd of zich mogen vestigen (grote lawaaimakers), een geluidzone moet zijn vastgesteld. Met deze zonering wordt beoogd rechtszekerheid te bieden aan zowel lawaaimakers als aan woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen. Lawaaimakers kunnen aan de ene kant hun geluidsproducerende activiteiten niet onbeperkt uitbreiden ter bescherming van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen en buiten de zone. Aan de andere kant wordt, ter bescherming van hun akoestische ruimte, voorkomen dat woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen, te veel oprukken naar de lawaaimakers. Buiten deze geluidzone mag de geluidsbelasting door industrielawaai niet meer bedragen dan 50 dB(A) (de voorkeursgrenswaarde industrielawaai).
In de Wet geluidhinder is vastgelegd dat het vastleggen, opheffen of wijzigen van een geluidzone moet plaatsvinden via het vaststellen van een bestemmingsplan. Niet is vastgelegd dat bestaande geluidzones opnieuw overgenomen moeten worden. Het opnemen van de geluidzone heeft dan ook vooral een signaleringsfunctie en is niet nodig vanuit het oogpunt van rechtszekerheid.
Onderzoek en conclusie
De geluidzones van Langerak (Vulcanus) en Motorcrossterrein De Heksenplas Bronckhorst zijn vastgelegd in verschillende bestemmingsplannen. Aangezien de geluidzones alleen in deze bestemmingsplannen vastgelegd zijn, moet bij een actualisatie van deze geldende plannen, ook de geluidzone weer opgenomen worden. Anders is immers de geluidzone nergens anders meer vastgelegd. De geluidzone Vulcanus (op de afbeelding hieronder aangeduid met geluidzone Langerak) is opgenomen in Bestemmingsplan Stedeijk gebied - 2021 en in de beheersverordening Landelijk gebied - 2020.
Ligging geluidzones Langerak, De Huet, Keppelseweg en Motorcrossterrein De Heksenplas Bronckhorst
Geluidzone Vulcanus
De geluidzone Vulcanus is verbonden aan de aanduiding grote lawaaimaker, welke is opgenomen voor het hele plangebied. De ijzergieterij is in zijn soort relatief klein van schaal. Het bedrijf kan echter worden aangemerkt als een “grote lawaaimaker” in de zin van de Wet geluidhinder (afgekort Wgh, ex art. 41 van deze wet). Daarom is rondom dit bedrijf bij Kroonbesluit van 15 januari 1992 een geluidszone (ex art. 53 Wgh) vastgesteld. De geluidzone is opgenomen in de omliggende bestemmingsplannen. De drie bedrijfswoningen bevinden zich op het gezoneerde industrieterrein. Daarmee worden deze woningen niet beschermd tegen geluid afkomstig van bedrijfsactiviteiten op het gezoneerde industrieterrein.
Geluidzone Motorcrossterrein De Heksenplas
In voorliggend bestemmingsplan is de geluidzone Motorcrossterrein De Heksenplas opgenomen. Binnen een geluidzone mogen geen nieuwe geluidsgevoelige functies toegestaan worden tenzij hogere waarden is verleend. Doordat het bestemmingsplan geen nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk maakt, vormt het aspect industrielawaai/bedrijfszonering geen belemmering voor het voorliggende bestemmingsplan.
4.5 Luchtkwaliteit
In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer ('Wet luchtkwaliteit') zijn luchtkwaliteitseisen opgenomen om onder andere de verkeersgerelateerde emissies en industriële bronnen (onder andere fijnstof en stikstofdioxide) te reguleren. Bij ieder (ruimtelijk) project moet toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit plaatsvinden, met andere woorden het moet duidelijk zijn welke gevolgen het project heeft voor de luchtkwaliteit. Uitgangspunt is dat de luchtkwaliteit niet verslechtert c.q. dat het project 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Een project draagt NIBM bij aan de luchtkwaliteit als de luchtkwaliteit als gevolg van het project met ten hoogste 3% verslechtert.
Onderzoek en conclusie
Doel van het voorliggende bestemmingsplan 'Vulcanus – 2023' is een actuele planologische regeling vast te leggen. In het voorliggende bestemmingsplan worden de planologische gebruiks- en bouwmogelijkheden vastgelegd conform het huidige gebruik/de huidige situatie met beperkte uitbreidingsmogelijkheden. De uitbreidingsmogelijkheden bij recht zijn dermate kleinschalig dat een verslechtering van de luchtkwaliteit met meer dan 3% niet aan de orde zal zijn. Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
4.6 Externe Veiligheid
Externe veiligheid beschrijft de kans dat personen in de omgeving van een activiteit waar met gevaarlijke stoffen wordt gewerkt, slachtoffer worden van een ongeval met die stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes (weg, water, rail en buisleiding) in relatie tot de (bebouwde) omgeving. Voor inrichtingen (bedrijven) is het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen', de bijbehorende regeling en de circulaire effectafstanden LPG-tankstations van belang. Voor transport is de 'Wet vervoer gevaarlijke stoffen', het besluit externe veiligheid transportroutes en de wet basisnet van belang. Daarnaast zijn er een aantal besluiten en regelingen vastgesteld waarin het beleid verder uitgewerkt is. Het beleid met betrekking tot buisleiding is opgenomen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Bij externe veiligheid wordt een onderscheidt gemaakt tussen een plaatsgebonden risico en een groepsrisico.
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon, die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-5 (één op 100.000) en een contour waarbinnen deze kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt. Binnen deze contour mogen in ieder geval geen kwetsbare objecten (onder andere scholen, gebouwen waar zich veel mensen bevinden en gebouwen waar zich minder zelfredzame personen kunnen bevinden) aanwezig zijn of geprojecteerd worden.
Groepsrisico
Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Voor de contour van het groepsrisico geldt in ieder geval dat het niet wenselijk is om hier kwetsbare bestemmingen toe te staan. Het streven moet zijn om het aantal personen binnen het invloedsgebied onder de oriëntatiewaarde en waar mogelijk zo laag mogelijk te houden.
Gemeentelijk beleid
Door de gemeente Doetinchem is 'Het Extern Veiligheidsbeleid' vastgesteld d.d. 19 december 2013. De gemeente streeft naar een verantwoord evenwicht tussen risico's en de behoefte aan de activiteiten die de risico's veroorzaken. Daar waar de gemeente als bevoegd gezag een beoordelingsvrijheid heeft maakt zij in dit beleidsdocument keuzes op het gebied van externe veiligheid. Die keuzes hebben de vorm van algemene uitgangspunten en gebiedsgerichte ambities:
- Voor de toepassing van dit externe veiligheidsbeleid onderscheidt de gemeente Doetinchem drie gebiedstypen: woongebieden, bedrijventerrein en buitengebied.
- Een balans dient gevonden te worden tussen enerzijds wonen en werken en anderzijds veiligheid en risico, waarbij de nadruk ligt op veiligheid.
- In woongebieden staat de veiligheid voorop. In woongebieden worden dan ook geen nieuwe risicobronnen toegelaten.
- Vestiging van nieuwe risicovolle bedrijven is mogelijk, hiervoor is het A18 Bedrijvenpark aangewezen.
- Op het bedrijventerrein en in het buitengebied accepteert de gemeente een enigszins minder streng veiligheidsregime en is de komst van inrichtingen met enige risicobelasting op de omgeving onder voorwaarden mogelijk.
- Waar zich externe veiligheidsknelpunten voor (kunnen) doen, besteedt de gemeente vooral aandacht aan bronmaatregelen om het risico te verkleinen. Pas daarna komen effectmaatregelen aan de orde.
- Bij het beoordelen van risicosituaties worden aanvullend op de beoordeling van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico ook de mogelijke effecten en beheersbaarheid van een calamiteit betrokken. Hierbij wordt zorgvuldig rekening gehouden met het advies van de veiligheidsregio in het kader van de verantwoordingplicht groepsrisico.
Voor punten a t/m e heeft de gemeente een apart bestemmingsplan 'Parapluherziening Externe veiligheid - 2020' opgesteld. De parapluherziening is integraal verwerkt in het voorliggende bestemmingsplan.
Onderzoek
In het plangebied ligt één gasdrukmeet- en regelstation. Op de gasdrukmeet- en regelstations zijn de regels uit de Wet milieubeheer en Activiteitenbesluit van toepassing. Het gasdrukmeet- en regelstation is in het bestemmingsplan opgenomen met een specifieke bestemming. Er moeten veiligheidsafstanden in acht genomen worden, voor kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Daarom is rondom het station een veiligheidszone opgenomen voor kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Voorbeelden van kwetsbare objecten zijn woningen, kantoren met een bvo van meer dan 1.500 m2 en kinderdagverblijven. Beperkt kwetsbare objecten zijn woningen, als het gaat om verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal 2 woningen per hectare, kantoren met een bvo tot 1.500 m2, sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen.
De ligging van het gasdrukmeet- en regelstation in het plangebied
Conclusie
Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in een actuele planologische regeling op basis van de huidige feitelijke situatie met beperkte ruimte tot uitbreiding. Vanwege het gasdrukmeet- en regelstation is in de verbeelding een gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - bevi 1' opgenomen met bijbehorende regeling in de regels. Daarmee wordt geborgd dat kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten niet te dicht op het gasdrukmeet- en regelstation gebouwd kunnen worden. In of nabij het plangebied zijn geen andere risicobronnen aanwezig die van invloed zijn op de uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan. Met de gebiedsaanduiding risicobronnen is de vestiging van nieuwe risicobronnen in of nabij het plangebied bij recht uitgesloten.
4.7 Bedrijven En Milieuzonering
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan wij het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
- het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
- het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
Als uitgangspunt voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt veelal de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke indicatieve richtafstand. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het plan mogelijk is.
Onderzoek en conclusie
Vulcanus is als bestaand bedrijf (al langdurig) gevestigd binnen het plangebied. Met voorliggend bestemmingsplan worden de bij recht toegestande planologische bouw- en gebruiksmogelijkheden gereduceerd ten opzichte van de mogelijkheden die er op dit moment zijn. Door middel van het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - ijzergieterij' binnen de bestemming 'Bedrijf' is alleen de bestaande ijzergieterij toegestaan (categorie 4.2) of bedrijven met een milieucategorie 1 of 2 (als de ijzergieterij niet meer actief zou zijn). Mocht de ijzergieterij verdwijnen dan is alleen bedrijvigheid met milieucategorie 1 of 2 mogelijk is. Deze bedrijven in milieucategorie 1 of 2 hebben in een gebied dat getypeerd kan worden als 'gemengd gebied' een richtafstand van maximaal 10 meter. Aan deze afstand kan als die situatie zich voordoet worden voldaan, aangezien de afstand tot de nabijgelegen woningen ruim 10 meter is. Voor het voorliggende bestemmingsplan vormt het aspect bedrijven en milieuzonering dan ook geen belemmering.
4.8 Flora En Fauna
Per 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. De Wet natuurbescherming is het wettelijke stelsel voor de natuurbescherming. De wet is de vervanger van de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet.
De Wet natuurbescherming regelt allereerst de taken en bevoegdheden ten behoeve van de bescherming van natuurgebieden en plant- en diersoorten. Daarnaast bevat het voorstel onder meer bepalingen over de jacht en over houtopstanden.
De Wet natuurbescherming neemt de Europese regelgeving als uitgangspunt. Het toetsingskader van de nieuwe wet is, voor wat betreft soortbescherming, deels gelijk aan dat van de oude Flora- en faunawet. Al is de lijst met beschermde soorten wel gewijzigd. In de nieuwe wet zijn 945 soorten actief beschermd. Waar dat noodzakelijk is voor een adequate bescherming van natuurwaarden waarvoor geen specifieke bescherming is voorzien in Europese regelgeving worden op formeel wetsniveau aanvullende, als zodanig kenbare 'nationale' beschermingsvoorschriften verankerd. Bij ruimtelijke ontwikkelingen en planologische procedures zal getoetst moeten worden aan de Wet natuurbescherming. De provincies zijn het bevoegd gezag voor de Wet natuurbescherming.
In de Wet natuurbescherming is geregeld dat er voldoende zorg in acht moet worden genomen voor de in het wild levende dieren en planten, inclusief de directe leefomgeving.
Bij het verlenen van een vergunning op grond van het bestemmingsplan, moeten de verbodsbepalingen in acht worden genomen. Dat houdt in dat, voorafgaand aan de verlening van een vergunning, onderzoek moet worden uitgevoerd naar het voorkomen van dier- en plantsoorten die op grond van de Wet natuurbescherming beschermd zijn. Vooral binnen de stedelijke omgeving moet aandacht worden geschonken aan de aanwezigheid van en de invloed op vleermuizen, huismus, gierzwaluw en steenmarter. De nestlocaties en vaste rust- en verblijfplaatsen van deze soort(groep)en zijn jaarrond beschermd. Daarnaast zijn de bezette nesten van alle inheemse vogelsoorten beschermd en mogen niet opzettelijk verstoord worden. Het broedseizoen loopt globaal van 15 maart t/m 15 juli, maar broedgevallen daarbuiten zijn ook beschermd.
Ook moet worden onderzocht in hoeverre de verstoring, vernieling of verontrusting van de beschermde soorten plaatsvindt. Als inbreuk wordt gepleegd op de verbodsbepalingen die op grond van de bepalingen van de Wet natuurbescherming zijn vastgesteld, kan een verzoek tot ontheffing worden aangevraagd. Uit een verleende ontheffing kunnen aanvullende mitigerende en/of compenserende maatregelen voortkomen die van invloed zijn op de (her)inrichting van een gebied. Het niet verkrijgen van een ontheffing is van invloed op de haalbaarheid van een project.
Naast bovengenoemde soortenbescherming ziet de Wet Natuurbescherming eveneens toe op gebiedsbescherming. Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Wet natuurbescherming beschermd. Natuurnetwerk Nederland (NNN) (voorheen Ecologische Hoofstructuur) is de kern van het Nederlandse natuurbeleid. De NNN is in provinciale structuurvisies uitgewerkt. In voorliggend geval gaat het om het Gelders Natuurnetwerk (GNN). In of in de directe nabijheid van de NNN (of GNN) geldt het 'nee, tenzij'- principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten.
Onderzoek en conclusie
Doel van het voorliggende bestemmingsplan 'Vulcanus – 2023' is een actuele planologische regeling vast te leggen op basis van de bestaande situatie. Voor voorliggend bestemmingsplan is geen onderzoek naar de gevolgen voor de flora en fauna nodig. Het plangebied is daarnaast niet gelegen in Natura-2000 gebied, NNN (GNN) of GO. Buiten het plangebied is GNN en GO aanwezig. Van GNN gaat geen externe werking uit. De ontwikkeling is daarmee niet in strijd met de provinciale omgevingsverordening. Daarnaast is door de provincie Gelderland voor gebiedsbescherming een nieuwe vergunning op basis van de Wet natuurbescherming verleend (zaaknummer 2021-010889). Deze is als bijlage 5 bijgevoegd. Het aspect flora en fauna vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Uitsnede omgevingsverordening provincie Gelderland GNN/GO.
4.9 Water
4.9.1 Waterschapsverordening
De waterschapsverordening bevat alle regels over de fysieke leefomgeving die het waterschap stelt binnen haar beheergebied. Elk waterschap heeft één waterschapsverordening. Zo ook het waterschap Rijn en IJssel.Per waterschap is er 1 waterschapsverordening. Deze vervangt de Keur. De zones die waren opgenomen in de Legger, zijn opgenomen in de waterschapverordening. De Legger zelf blijft bestaan. Op basis van de Legger en waterschapverordening i.r.t. de locatie/het plangebied kan worden gesteld dat er geen strijdigheid is tussen het plan en de waterschapsverordening van waterschap Rijn en IJssel . Zie ook paragraaf 4.9.2.
4.9.1 Waterbeheerprogramma 2022-2027
In het Waterbeheerprogramma 2022-2027 zijn de doelen van waterschap Rijn en IJssel weergegeven in vier thema’s:
Klimaatrobuust gebied
Het doel is het beheer, het onderhoud en de inrichting van het regionaal watersysteem zodanig te invullen, dat jaarrond een optimale balans tussen te nat en te droog wordt bereikt en tegelijkertijd inwoners, bedrijven en medeoverheden voldoende weerbaar zijn tegen de onvermijdelijke gevolgen van extreem weer.
Veilig gebied
Het waterschap zorgt voor veilige dijken, nu en in de toekomst. De ambitie van het waterschap is dat in 2050 de keringen voldoen aan de nieuwe normen voor waterveiligheid, en dat daarbij wendbaar op ontwikkelingen kan worden ingespeeld. Daarbij is er aandacht voor een duurzame wijze van beheer en behoud en verhoging van de biodiversiteit van de dijken.
Circulaire Economie en Energietransitie
Het waterschap wil in het uitvoeren van haar primaire taak zoveel mogelijk bijdragen aan het beperken van klimaatverandering. Daarbij wil het waterschap in 2050 onderdeel zijn van een 100% circulaire economie waarin ze haar taken klimaatneutraal uitvoert.
Gezonde leefomgeving
Het waterschap zorgt voor een schoon en gezond watersysteem voor de mensen en de natuur in het gebied. Er wordt naar gestreefd dat het water in onze leefomgeving geschikt is voor verschillende maatschappelijke functies en dat het geen risico’s oplevert voor de volksgezondheid. Het doel is een oppervlaktewatersysteem te bereiken dat optimaal is voor ecologisch functioneren en biodiversiteit en natuurwaarden daarbinnen en -buiten bevordert.
Onderzoek en conclusie
In het waterbeheerplan en bijbehorend gebiedsprogramma Oude IJssel zijn geen zaken opgenomen die direct een belemmering vormen voor de uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan waarmee voor een al bestaande situatie een actuele planologische regeling wordt vastgelgd.
4.9.2 Watersysteem
De legger van het waterschap Rijn en IJssel is een set met kaarten van het beheergebied. Daarop staat o.a. welke rivieren, watergangen, dijken, kaden, stuwen en sluizen het waterschap beheert en waar ze liggen. Waterschap Rijn en IJssel heeft een legger voor watersystemen (beken en sloten) en een legger voor waterkeringen (dijken).
Onderzoek en conclusie
Onderstaande uitsnede van de legger van het waterschap Rijn en IJssel laat zien dat binnen het plangebied geen wateren aanwezig zijn. Wel is het plangebied gelegen binnen diverse zones die verband houden met de aanwezige waterkering ten noorden buiten het plangebied. In voorliggend bestemmingsplan is een dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' opgenomen. De positie van deze dubbelbestemming komt overeen met de beschermingszone van de waterkering. De belangen van waterveiligheid en de waterkering worden, naast de dubbelbestemming, ook beschermd door de Keur van het waterschap. De beschermingszone van de waterkering waar de keur van toepassing is, is groter dan het gebied met de dubbelbestemming.
Uitsnede legger waterschap Rijn en Ijssel
4.9.3 Gemeentelijk Rioleringsplan
In Doetinchem liggen meerdere rioolwatertransportleidingen. Dit zijn zowel persleidingen als vrije val riolen. De leidingen hebben in Doetinchem een dubbelbestemming 'Leiding - Riool' gekregen. Hierdoor is de aanleg en instandhouding van rioolwatertransportleidingen geregeld. Door de dubbelbestemming worden ook de vrijwaringszones aan de weerszijden van de leidingen beschermd. In het plangebied zijn geen leidingen aanwezig die bestemd zijn met de dubbelbestemming 'Leiding - Riool'.
4.9.4 Watertoets
Eind 2000 heeft het kabinet het standpunt “Anders omgaan met water” vastgesteld. Het op een andere manier omgaan met water én ruimte is nodig om in de toekomst bescherming te bieden tegen overstromingen en wateroverlast. De watertoets is een instrument dat ruimtelijke plannen toetst aan de mate waarin zij rekening houden met het beleid om het water meer ruimte te geven. De watertoets heeft als doel om in een vroegtijdig stadium alle relevante partijen te betrekken bij het opstellen van een wateradvies. De toets heeft betrekking op alle wateren en alle waterhuishoudkundige aspecten die van betekenis zijn voor het gebruik en de functie van het plangebied en de directe omgeving van het gebied, bijvoorbeeld veiligheid (overstromingsgevaar), wateroverlast en waterkwaliteit. Deze toets is in de navolgende tabel opgenomen.
Thema | Toetsvraag | Relevant |
Hoofdthema's | ||
Veiligheid | 1. Ligt in of nabij het plangebied een primaire of regionale waterkering? 2. Ligt in of nabij het plangebied een kade? | 1. Ja 2. Nee |
Riolering en afvalwaterketen | 1. Is er een toename van het afvalwater (DWA)? 2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ? 3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van waterschap? | 1. Nee 2. Nee 3. Nee |
Wateroverlast (oppervlaktewater) | 1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak? 2. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? 3. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes? | 1. Nee 2. Nee 3. Nee |
Grondwater- overlast | 1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? 2. Bevindt het plangebied zich in de invloedzone van de Rijn of IJssel? 3. Is in het plangebied sprake van kwel? 4. Beoogt het plan dempen van slootjes of andere wateren? | 1. Nee 2. Nee 3. Nee 4. Nee |
Oppervlaktewater- kwaliteit | 1. Wordt vanuit het plangebied water op oppervlaktewater geloosd? 2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? 3. Ligt het plangebied geheel of gedeeltelijk in een Strategisch actiegebied? | 1. Nee 2. Nee 3. Nee |
Grondwaterkwaliteit | Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? | Nee |
Volksgezondheid | 1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde of verbeterde stelsel? 2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieu hygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? | 1. Nee 2. Nee |
Verdroging | Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur? | Nee |
Natte natuur | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ? 2. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur? | 1. Nee 2. Nee |
Inrichting en beheer | 1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap? 2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? | 1. Ja 2. Nee |
Aandachtsthema's | ||
Recreatie | Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? | Nee |
Cultuurhistorie | Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? | Nee |
Toelichting per relevant waterhuishoudkundig aspect
Veiligheid
De waterkeringen die in het plan gebied gelegen zijn, zijn aangeven met een dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. De waterkering ligt aan de noordzijde van het plangebied. De belangen van waterveiligheid en de waterkering worden, naast de dubbelbestemming, ook beschermd door de Keur van het waterschap. De beschermingszone van de waterkering waar de keur van toepassing is, is groter dan het gebied met de dubbelbestemming.
Inrichting en beheer
In het plangebied en de directe nabijheid bevinden zich watergangen die worden beheerd en onderhouden door het waterschap Rijn en IJssel. De watergangen worden beschermd door de keur van het waterschap.
4.10 Archeologie En Cultuurhistorie
Het gemeentelijke beleid van archeologie en cultuurhistorie sluit aan bij het provinciale beleid van deze aspecten. In de volgende twee paragrafen wordt nader ingegaan op archeologie en cultuurhistorie.
4.10.1 Archeologisch erfgoed
Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden moeten als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen.
Met het in werking treden van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in september 2007 is het verdrag wettelijk verankerd en is de Monumentenwet 1988 herzien. Sinds 1 juli 2016 is de Erfgoedwet van kracht, die de Wamz en de Monumentenwet 1988 heeft vervangen.
Een belangrijk archeologisch doel van de Erfgoedwet is om het archeologisch erfgoed ter plekke te behouden. Daarom is het verplicht om vroegtijdig in het proces van de ruimtelijke ordening rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden en hierin een afweging te maken. Vroegtijdig onderzoek maakt namelijk ruimte om te overwegen om archeologievriendelijke alternatieven toe te passen.
Als het archeologisch bodemarchief niet kan worden ontzien, kan voorafgaande aan de bodemverstoring een archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn. Of een onderzoek nodig is en welk onderzoek dit moet zijn, wordt bepaald op basis van de aanwezige archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingreep. De kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die ook als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen.
Een betere bescherming van de archeologie en het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om goed inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het archeologisch bodemarchief. Daarom heeft de gemeente Doetinchem een archeologische beleidskaart laten opstellen door adviesbureau RAAP, waarop de archeologische vindplaatsen en verwachtingszones zijn aangegeven. Afhankelijk van de (verwachtings)waarde in een gebied zal het beschermingsregime meer of minder streng zijn.
De archeologische beleidskaarten zijn op 30 maart 2020 door de gemeenteraad van Doetinchem vastgesteld. De archeologische beleidskaarten worden periodiek geactualiseerd aan de hand van uitgevoerd archeologisch onderzoek.
De uitgangspunten voor het archeologiebeleid sluiten al aan op het nieuwe beleid, die regionaal is opgesteld. Dit beleid staat in de nota 'Archeologie met beleid. Afwegingskader voor archeologiebeleid in de Regio Achterhoek' (vastgesteld in 2013). Dit beleid geeft een verlichting van de grenzen voor archeologisch onderzoek. De gebieden zoals deze in de archeologische beleidskaarten onderscheiden zijn, veranderen hier niet door. Wel zijn er nu in de basis 5 verschillende niveaus van bescherming. Deze komen terug in de navolgende tabel.
De volgende archeologische gebieden komen in het plangebied voor:
uitgangspunten archeologiebeleid | dubbelbestemming / specifieke regels | |
Archeologische waardevolle gebieden(AWG) | ||
AWG categorie 1 (beschermde archeologisch monument met attentiezone 50 m) | altijd vergunningplicht | Waarde - Archeologisch monument |
AWG categorie 2 (archeologische monumenten met attentiezone 50 m) & AWG categorie 4 (historische stads- en dorpskern) | bij bodemingrepen groter dan 50 m2 en dieper dan 30 cm | Waarde - Archeologie |
Binnenstad Ei | bij bodemingrepen groter dan 15 m2 en dieper dan 30 cm | Waarde - Archeologische verwachting 1 |
AWG categorie 3 (bekende archeologische vindplaats met rondom attentiezone van 50 m & loopgraaf of tankgracht) | bij bodemingrepen groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm | Waarde - Archeologische verwachting 2 |
Archeologische waardevol verwachtingsgebieden (AWV) | ||
AWV categorie 5 (hoog + afgedekt) | bij bodemingrepen groter dan 250 m2 en dieper dan 40 cm | Waarde - Archeologische verwachting 3 |
AWV categorie 6 (hoog) | bij bodemingrepen groter dan 250 m2 en dieper dan 30 cm | Waarde - Archeologie verwachting 4 |
AWV categorie 7 (middelmatig) | bij bodemingrepen groter dan 1000 m2 en dieper dan 30 cm | Waarde - Archeologische verwachting 5 |
AWV categorie 8 (laag) & AWV categorie 9 (laag voor nederzettingsresten, hoog voor geïsoleerde water gerelateerde archeologische resten) | bij bodemingrepen dieper dan 30 cm - en bij plangebieden groter dan 5000 m² | Waarde - Archeologische verwachting 6 |
AWV categorie 10 (waterpartijen) | n.v.t. | geen dubbelbestemming nodig |
Bodemverstoringen | ||
vergraven | n.v.t. | dubbelbestemming baseren op AWG- of AWV-categorie |
Onderzoeksgebieden | ||
Archeologisch onderzoek | n.v.t. | dubbelbestemming baseren op AWG- of AWV-categorie |
Na onderzoek vrijgegeven | n.v.t. | geen dubbelbestemming nodig |
Te allen tijde moet rekening worden gehouden met de wettelijke meldingsplicht bij toevalsvondsten (Erfgoedwet, art. 5.10):
Degene die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), meldt die zaak zo spoedig mogelijk bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
Archeologische verwachtingen binnen en buiten het plangebied
4.10.2 Cultuurhistorisch erfgoed
De cultuurhistorie is in Doetinchem vastgelegd in de nota cultuurhistorie 'Continuïteit in Karakter' (vastgesteld 21 september 2017) en de Erfgoedverordening gemeente Doetinchem 2013 (vastgesteld 30 mei 2013).
In opdracht van de gemeente Doetinchem is in 2019 en 2020 een onderzoek uitgevoerd naar cultuurhistorische waardevolle objecten in het stedelijk gebied (Belfort Cultuurhistorie en Monumenten, Doetinchem 14 april 2020). In dit onderzoek zijn ook de gebouwen van IJzergieterij Vulcanus gewaardeerd als cultuurhistorisch waardevol. Het complex van ijzergieterij Vulcanus is voor de gemeente Doetinchem cultuurhistorisch waardevol vanwege de cultuurhistorische, architectuurhistorische en stedenbouwkundige waarde. Volgens het onderzoek heeft de waardering betrekking op de onderdelen van het huidige complex die voor 1966 gebouwd werden.
Voor de juridisch-planologische verankering van de cultuurhistorische waardevolle objecten in het stedelijk gebied van de gemeente Doetinchem heeft de gemeente een aparte procedure in gang gezet. De cultuurhistorische waardevolle objecten zijn verankerd in het nieuwe voorontwerpbestemmingsplan ‘Parapluherziening Cultuurhistorie - 2021’. Dit bestemmingsplan heeft vanaf 4 november 2021 zes weken ter inzage inzage. De cultuurhistorische waardevolle bebouwing van het Vulcanusterrein maakt ook onderdeel uit van dit plan.
Cultuurhistorische waarden Vulcanus
In voorliggend bestemmingsplan is, in lijn met het voorontwerpbestemmingsplan ‘Parapluherziening Cultuurhistorie - 2021’, een regeling opgenomen voor de aanwezige cultuurhistorisch waardevolle bebouwing. Daarmee is deze bebouwing juridisch-planologisch beschermd tegen sloop zonder toestemming (omgevingsvergunning). Dit betekent dat er bij sloopaanvragen (voor zowel gehele als gedeeltelijke sloop) altijd een afweging plaatsvindt in het kader van cultuurhistorie. Zie ook paragraaf 3.2.3 Erfgoedwet, 3.3.3 Cultuur en Erfgoed 2017-2020 en 3.4.2 Continuïteit in Karakter, Cultuurhistorie Doetinchem.
4.11 Verkeer En Parkeren
Wegcategoriseringplan
In het wegcategoriseringsprogramma zijn de verschillende wegen (binnen en buiten de bebouwde kom) in Doetinchem ingedeeld in een drietal categorieën.
- Stroomwegen (autosnelweg A18)
- Gebied ontsluitingswegen (50 km wegen)
- Erftoegangswegen 30 km wegen)
Uitgangspunten bij de inrichting van de wegen binnen de gemeente Doetinchem zijn bepaald in het Wegcategoriseringsplan:
- de inrichting van de weg (het wegbeeld) moet het gewenste rijgedrag en de rijsnelheid 'afdwingen';
- herkenbare inrichting van de verschillende verkeersruimtes door materiaal/kleur;
- de (kwaliteit van de) leefomgeving staat centraal;
- de weg moet na realisatie goed te beheren zijn (beheerbewust ontwerpen);
- snelheidsremmende maatregelen worden getroffen in erftoegangsstraten en op gebiedsontsluitingswegen waar kwetsbare verkeersdeelnemers de weg moeten kruisen.
De meeste woonstraten in de gemeente Doetinchem zijn inmiddels aangewezen tot 30 km/uur gebied. Niet alle straten voldoen al helemaal aan de bijbehorende inrichtingseisen. De komende jaren zullen bij groot onderhoud steeds meer woonstraten worden ingericht tot 30 km/uur straat.
De gebiedsontsluitingswegen zijn bedoeld om het verkeer uit de woongebieden verwerken richting bijvoorbeeld de snelweg A18. Het is duidelijk welke wegen dit zijn maar ook deze voldoen nog niet allemaal aan de gestelde eisen. Niet alle gebiedsontsluitingswegen hebben bijvoorbeeld aparte fietspaden.
De gebiedsontsluitingswegen in Doetinchem
Voor beide categorieën geldt dat de kwaliteit van de leefomgeving moet centraal staan. Een duidelijk onderscheid aanbrengen tussen de verschillende verkeersruimtes zorgt er voor dat de verkeersdeelnemer duidelijk zijn plek en die van anderen op de weg weet en zo de verkeersruimte op de juiste wijze gebruikt. Op drukke erftoegangsstraten is het belangrijk dat voetgangers veilig kunnen lopen op een trottoir. Voor rustige erftoegangsstraten kan worden overwogen alle verkeersdeelnemers gebruik te laten maken van dezelfde ruimte. Een smalle weg die gebruikt wordt door iedereen leidt tot een lagere rijsnelheid. Fysieke maatregelen als drempels ondervinden een steeds grotere weerstand bij de gebruikers en omwonenden en hulpdiensten. Ze leiden tot trillinghinder en toename van de geluidsoverlast. Bij voorkeur wordt gezocht naar maatregelen die een lagere snelheid afdwingen, maar die geen of beperkte bijeffecten hebben voor de leefomgeving en hulpdiensten.
Parkeren
De normering uit de Nota Parkeernormen Auto- en Fiets Gemeente Doetinchem, zal aangehouden worden. Hierbij is gekozen voor een dynamische verwijzing naar dit beleidsdocument (in lijn met jurisprudentie van de ABRS, ECLI:NL:RVS:2015:2837). Het moet met een voorwaardelijke verplichting in de regels vastgelegd worden. Het beleid van de gemeente is erop gericht dat parkeeroplossingen bij woningen meer worden gezocht op eigen terrein of in clusters. Voorwaarde is wel dat de kwaliteit van de openbare ruimte gewaarborgd blijft.
Onderzoek en conclusie
In het bestemmingsplan worden geen nieuwe functies en/of woningen mogelijk gemaakt. Hiermee vormt het aspect verkeer en parkeren geen belemmering.
5 Wijze Van Bestemmen
5.1 Inleiding
Voorliggend bestemmingsplan Vulcanus – 2023 legt het feitelijke gebruik van het Vulcanus terrein (ijzergieterij) in Langerak, met beperkte ruimte voor uitbreiding bij recht, vast in een actuele planologische regeling. Dit draagt bij aan het inzichtelijk maken en houden van de toegestane bouw -en gebruiksmogelijkheden.
5.2 Toelichting Op De Regels
De regels bestaan uit de volgende onderdelen:
- hoofdstuk 1: Inleidende regels;
- hoofdstuk 2: Bestemmingsregels;
- hoofdstuk 3: Algemene regels;
- hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels.
5.2.1 Inleidende regels
De inleidende regels omvatten de in de planregels gebruikte begripsomschrijvingen (artikel 1) en de wijze van meten (artikel 2). Hiermee is planspecifiek vastgelegd wat bedoeld wordt en hoe gemeten moet worden. Als een begrip niet omschreven is, dan geldt de algemeen gangbare uitleg van het begrip.
Bebouwingspercentage/bouwperceel
De bebouwingspercentage wordt berekend op basis van de oppervlakte van het bouwperceel (niet o.b.v. het bouwvlak). Een begripsomschrijving van ´bouwperceel´ is te vinden in de inleidende regels (artikel 1 Begrippen).
5.2.2 Bestemmingsregels
In de bestemmingsregels zijn de regels voor de verschillende bestemmingen omschreven. Elke bestemmingsregel is, in overeenstemming met de RO-Standaarden 2012 waaronder de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (2012), in beginsel opgebouwd uit:
- een bestemmingsomschrijving: een omschrijving van de doeleinden waarvoor de gronden zijn bestemd en de toegelaten bijbehorende bebouwing;
- de bouwregels: deze bevatten de voorgeschreven maatvoering van de bouwwerken;
- nadere eisen;
- afwijken van de bouwregels;
- specifieke gebruiksregels;
- afwijken van de gebruiksregels;
- omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden;
- wijzigingsbevoegdheid.
5.2.3 Algemene regels
5.2.4 Overgangs- en slotregels
In de loop van de tijd kan het gebruik van gronden of bouwwerken gaan afwijken van datgene wat mogelijk is op basis van het bestemmingsplan. In de overgangsregels wordt geregeld hoe met deze afwijking acceptabel zijn.
De naam van het plan wordt in de slotregel aangehaald.
6 Economische Uitvoerbaarheid
Bij het opstellen van het bestemmingsplan is rekening gehouden met het risico van planschade. Met het oog op het voorkomen van planschade is de procedure gestart met het ter inzage leggen van het voorontwerpbestemmingsplan. Van 1 juli 2021 t/m 1 september 2021 heeft het voorontwerpbestemmingsplan 'Vulcanus - 2021' ter inzage gelegen. Op deze manier is voorzienbaarheid gecreëerd. Zie ook paragraaf 7.2 Inspraak. Ruim anderhalf jaar na terinzagelegging van het voorontwerpbestemmingsplan is de procedure vervolgd met de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan voor het Vulcanus terrein. Meer hierover in hoofdstuk 7.
7 Procedure
7.1 Algemeen
Dit bestemmingsplan doorloopt de procedure als bedoeld in afdeling 3.2 van de Wet ruimtelijke ordening. Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing.
Als extra stap, voorafgaande aan de formele procedure, is het voorontwerpbestemmingsplan in het kader van de gemeentelijke inspraakverordening ter inzage gelegd. De resultaten van de terinzagelegging van het voorontwerpbestemmingsplan zijn meegenomen in het ontwerpbestemmingsplan. Meer hierover in paragraaf 7.2 Inspraak.
Ook wordt het plan op grond van artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening overlegd met de besturen van waterschap, provincie en Rijk. In dit hoofdstuk zullen de resultaten van de inspraakprocedure en overleggen worden behandeld.
7.2 Inspraak
Het voorontwerpbestemmingsplan is op 30 juni 2021 gepubliceerd in
- het digitale Gemeenteblad,
- de website van de gemeente Doetinchem,
- op de gemeentepagina van huis-aan-huisblad Doetinchems Vizier.
Hierbij is bekend gemaakt dat vanaf 1 juli 2021 het voorontwerpbestemmingsplan 9 weken ter inzage ligt op grond van de gemeentelijke inspraakverordening en dat op het plan gereageerd kon worden tot en met 1 september 2021.
Het in procedure brengen van een voorontwerpplan is een afwijking van het raadsbesluit van 23 februari 2012. Toen is besloten om de proceduretijd te versnellen, geen bestemmingsplannen meer als voorontwerp ter inzage te leggen. Bij dit besluit is ook aangeven dat van deze keuze afgeweken kan worden in uitzonderlijke gevallen. Vanwege de noodzaak om voorzienbaarheid te creëren, is hier sprake van een uitzondering en is wel een voorontwerp voor inspraak vrijgegeven. Tussen het ter inzage leggen van het voorontwerpplan en het ontwerpplan zit ruim anderhalf jaar. Zie ook Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid.
Resultaten inspraak
Er zijn twee inspraakreactie ontvangen. De reacties zijn samengevat en commentaar voorzien in de Nota van inspraak. De nota is als bijlage bij de toelichting gevoegd in Bijlage .
7.3 Overleg 3.1.1. Bro
Het plan is op basis van artikel 3.1.1. Bro overlegd met de volgende instanties:
- provincie Gelderland;
- waterschap Rijn en IJssel;
Op basis van richtlijnen van de rijksoverheid is vooroverleg met deze instantie niet nodig. Er is geen rijksbelang dat hiertoe aanleiding geeft.
Provincie Gelderland
De provincie Gelderland heeft per brief (zaaknummer 2022-014052) laten weten dat er geen provinciale belangen spelen. De regels in de omgevingsverordening met betrekking tot nieuwvestiging of uitbreiding van solitaire bedrijvigheid in het buitengebied en met betrekking tot klimaatadaptatie zijn in dit geval niet relevant.
Waterschap Rijn en IJssel
Het Waterschap Rijn en IJssel heeft als reactie enkel een tekstuele opmerking gemaakt. Deze is verwerkt.
Op basis van het vooroverleg hebben geen inhoudelijke aanpassingen aan het plan plaatsgevonden.
7.4 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
In het proces rond het opstellen van het plan zijn de directe omgeving van het plangebied en andere betrokkenen nadrukkelijk geïnformeerd. In het kader van het voorontwerpbestemmingsplan is tevens een digitale inloopavond georganiseerd op 14 juli 2021. Daarnaast is er contact geweest met de eigenaren van het bedrijf, zowel met betrekking tot het voorontwerpbestemmingsplan als ook in het kader van het opstellen van bestemmingsplan 'Stedelijk gebied - 2021'. Ook vindt er (voornamelijk in het kader van milieu) een periodiek overleg plaats georganiseerd door de Provincie Gelderland, de Omgevingsdienst Achterhoek en de Omgevingsdienst Regio Nijmegen waar omwonenden voor worden uitgenodigd. De laatste keren heeft het overleg plaatsgevonden op 14 maart 2022, 19 september 2022 en 2 februari 2023. Maart 2024 vond wederom een bijeenkomst met omwonenden plaats waar de inhoud van het gewijzigde bestemmingsplan is gedeeld en toegelicht. Tot slot is de omgeving met een mailing/nieuwbrief vanuit de ODRN diverse keren op de hoogte gehouden van ook stappen in de procedure rond het (ontwerp)bestemmingsplan.
1 Bouwgeschiedenis En Ruimtelijke Structuur Langerak
1 Bouwgeschiedenis en ruimtelijke structuur Langerak
2 Toelichting Bij De Staat Van Bedrijfsactiviteiten En Sportvoorzieningen
- Richtafstandenlijsten
De tabellen zijn een selectie uit de lijsten zoals deze door het VNG is opgenomen in 'Bedrijven en milieuzonering, Handreiking voor maatwerk in de gemeentelijke ruimtelijke ordeningspraktijk, editie 2009'. De lijst is gescreend op ruimtelijke wenselijkheid voor de specifieke bestemming waaraan de lijst gekoppeld is.
- Hoofdindeling
Lijst 1 (aanwezig bij dit bestemmingsplan) gaat uit van bedrijfsactiviteiten, gerangschikt naar SBI-codes van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Voor elke activiteit zijn milieuaspecten en richtafstanden vermeld, rekening houdend met de normaliter bij deze bedrijven voorkomende opslagen en installaties. Bij activiteiten kunnen daarnaast specifieke opslagen en installaties voorkomen. Lijst 2 (niet aanwezig bij dit bestemmingsplan), te vinden in 'Bedrijven en milieuzonering', bevat milieuaspecten en richtafstanden voor deze opslagen en installaties.
- Richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar
De lijsten vermelden richtafstanden voor de vier ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar.
De richtafstand geldt tussen enerzijds de grens van de bestemming die bedrijven toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan of via vergunningsvrij bouwen mogelijk is. De richtafstanden zijn weergegeven in afstandsklassen (zie hierna). De richtafstanden voor de onderscheiden bedrijfstypen zijn afgeleid van:
- in Nederland aanvaarde normen voor de emissies door milieubelastende activiteiten;
- in Nederland voorgeschreven of aanvaarde grens- en richtwaarden voor de immissies bij woningen en andere milieugevoelige bestemmingen;
- ervaringen en waarnemingen met betrekking tot de omvang en schadelijkheid van emissies door activiteiten.
De activiteiten zijn zodanig gedefinieerd en geclusterd dat er in het licht van de soorten milieubelasting (geur, stof, geluid, gevaar) sprake is van een zekere uniformiteit. In de praktijk zal binnen een activiteit variatie in de milieubelasting voorkomen.
In de tabel is de grootste afstand voor geur, stof, geluid en gevaar vermeld. Deze grootste afstand is bepalend voor de indeling in de milieucategorie. De volgende tabel geeft inzicht in het verband tussen de afstand en de milieucategorie:
milieucategorie | richtafstand |
1 | 10 m |
2 | 30 m |
3.1 | 50 m |
3.2 | 100 m |
4.1 | 200 m |
4.2 | 300 m |
5.1 | 500 m |
5.2 | 700 m |
5.3 | 1.000 m |
6 | 1.500 m |
Mocht een bedrijf meerdere SBI-codes kennen, dan moet voor elk aspect de grootste afstand worden genomen. Dat geldt ook voor de gebruikte installaties en opslagen. Opgemerkt dient te worden dat de methodiek in de eerste plaats is ontwikkeld om in nieuwe situaties een vestigingsplaats voor een bedrijf vast te stellen en niet voor toetsing van bestaande situaties.
Daarom wordt bij bestaande situaties uitgegaan van de maatregelen, die voor een nieuwe vestiging van een dergelijk bedrijfs-/activiteitstype redelijkerwijs kunnen worden verwacht. Verder gelden de afstanden alleen in relatie tot rustige woonwijken gelegen in zuivere woongebieden, dus niet voor woningen die in gebieden liggen met een andere bestemming of kwalificatie.
Voor de toepassing van deze methodiek op bestaande situaties is het zeker niet zo dat elk bedrijf, dat is gevestigd op kortere afstand tot aaneengesloten woonbebouwing dan de wenselijke, zonder meer onaanvaardbaar is. Wel geeft de gewenste afstand een maat voor de potentiële hinder, gevaar of schade.
- Geluid: continu (C) en zonering (Z)
Bij bepaalde activiteiten is na de afstand voor geluid de letter C van 'continu' aangegeven. Hiermee is aangegeven dat bij de betreffende milieubelastende activiteiten de voor geluid bepalende activiteiten meestal continu (dag en nacht) in bedrijf zijn.
Voorts is bij bepaalde activiteiten na de afstand voor geluid de letter Z van 'zonering' opgenomen. Het gaat hierbij om inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken in de zin van de Wet geluidhinder (vroeger ook wel A-inrichtingen genoemd) en die als zodanig zijn aangewezen in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningen besluit milieubeheer.
Indien dergelijke bedrijven in het bestemmingsplan voorkomen of in het bestemmingsplan zijn toegestaan, moet in dat plan een geluidzone worden opgenomen.
- Gevaar: risico (R) en vuurwerk (V)
In de kolom 'gevaar' is een richtafstand aangegeven, die bij een gemiddelde activiteit van dat type aangehouden kan worden. Het betreft alle gevaarsaspecten, inclusief brandgevaar en stofexplosies.
Als de letter R van 'risico' is aangegeven, kunnen activiteiten onder de werking van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) vallen of gaan vallen. Voor deze activiteiten dit altijd te worden nagegaan of het Bevi van toepassing is.
Voor activiteiten waarop het Vuurwerkbesluit van toepassing is, is de letter V van 'vuurwerk' opgenomen. Voor deze activiteiten dient altijd te worden getoetst aan de veiligheidsafstanden uit het Vuurwerkbesluit.
- Milieucategorie: divers (D)
Bij de bepaling van de richtafstanden voor de onderscheiden bedrijfstypen is uitgegaan van een 'gemiddeld' moderne activiteit met gebruikelijke productieprocessen en voorzieningen. Bij alle activiteiten dient daarom rekening te worden gehouden me teen zekere variatie. Voor activiteiten met een grote variatie in productieprocessen is de letter D van 'divers' opgenomen. Deze activiteiten kunnen een groter variatie in milieubelasting vertonen. Dit dient per geval nader te worden bezien.
- Index voor verkeersaantrekkende werking: goederenvervoer (G) en personenvervoer (P)
Naast de genoemde milieuaspecten kan ook de verkeersaantrekkende werking van belang zijn voor de toelaatbaarheid van de activiteit op een bepaalde locatie. Dit aspect kan niet worden vertaald naar afstanden, maar is weergegeven met een kwalitatieve index die loopt van 1 tot en met 3, met de volgende betekenis:
1: potentieel geringe verkeersaantrekkende werking;
2: potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking;
3: potentieel zeer grote verkeersaantrekkende werking.
Daarbij is onderscheid gemaakt tussen goederenvervoer (G) en personenvervoer (P)
De index voor verkeersaantrekkende werking is van belang in combinatie met de verkeersontsluiting van en naar de inrichting. Het kan een indicator zijn voor eventuele verkeers- en parkeerhinder in de omgeving.
- Overige aandachtspunten: visuele hinder, bodemverontreiniging (B) en luchtverontreiniging (L)
Het aspect visueel hinder is een indicator voor de visuele inpasbaarheid van activiteiten. Zo hebben hoge omvangrijke bedrijfsbouwwerken index 3 en kleine(re) kantoorgebouwen index 1. De bepaling van de index is subjectief en niet eenduidig. Het betreft alleen een signaalfunctie.
De index voor bodemverontreiniging (B) kan een hulpmiddel zijn bij de selectie van toelaatbare inrichtingen op gevoelige gronden, zoals bodembeschermingsgebieden. Deze index is opgenomen als een activiteit een verhoogde kans op bodemverontreiniging geeft, bijvoorbeeld door calamiteiten, incidenten of 'sluimerende' lekkages.
De uitstoot van schadelijke stoffen naar de lucht is niet te vertalen in een richtafstand die bij voorkeur tot woningen (of andere gevoelige locaties) in acht genomen zou moeten worden. Toch kan de uitstoot van schadelijke stoffen naar de lucht in planologisch opzicht relevant zijn. Denk aan neerslag van geëmitteerde schadelijke stoffen op gevoelige bodems, gewassen en flora; bijvoorbeeld verzurende stoffen op natuurgebieden en zware metalen op groentes. Bij het gebruik van ontsmettings- en bestrijdingsmiddelen in de land- en tuinbouw doen zich in de praktijk regelmatig problemen voor met de afstand tot woningen. Bij activiteiten waar dit mogelijk relevant is, is de letter L van 'luchtverontreiniging' opgenomen.
- Gebruikte afkortingen
De volgende afkortingen worden in de lijsten gebruikt, in aanvulling op de hiervoor genoemde en verklaarde afkortingen:
- | : | niet van toepassing of niet relevant | |
< | : | kleiner dan | |
> | : | groter | |
= | : | gelijk aan | |
cat. | : | categorie | |
e.d. | : | en dergelijke | |
kl. | : | klasse | |
n.e.g. | : | niet elders genoemd | |
o.c. | : | opslagcapaciteit | |
p.c. | : | productiecapaciteit | |
p.o. | : | productieoppervlak | |
b.o. | : | bedrijfsoppervlak | |
v.c. | : | verwerkingscapaciteit | |
u | : | uur | |
d | : | dag | |
w | : | week | |
j | : | jaar |
3 Nota Van Inspraak Voorontwerpbestemmingsplan Vulcanus - 2021
3 Nota van inspraak voorontwerpbestemmingsplan Vulcanus - 2021
4 Waarden Chw Langerak
5 Verleende Vergunning Wet Natuurbescherming
5 Verleende vergunning Wet Natuurbescherming