KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Reikwijdte
Artikel 2 Begrippen
Artikel 3 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmings- Of Gebiedsregels
Artikel 4 Waarde - Archeologisch Monument
Artikel 5 Waarde - Archeologisch Waardevol Gebied Rijksmonument
Artikel 6 Waarde - Archeologie
Artikel 7 Waarde - Archeologische Verwachting 1
Artikel 8 Waarde - Archeologische Verwachting 2
Artikel 9 Waarde - Archeologische Verwachting 3
Artikel 10 Waarde - Archeologische Verwachting 4
Artikel 11 Waarde - Archeologische Verwachting 5
Artikel 12 Waarde - Archeologische Verwachting 6
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 13 Anti-dubbeltelregel
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
Artikel 15 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Plangebied En Vigerende Bestemmingsplannen En Beheersverordeningen
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Verwachtingszones En Archeologische Onderzoeksplicht
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Europees En Rijksbeleid
3.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Haalbaarheid
Hoofdstuk 5 Wijze Van Bestemmen / Methodiek
5.1 Inleiding
5.2 Inleidende Regels
5.3 Bestemmingsregels / Hoofdfunctieregels
5.4 Algemene Regels
5.5 Overgangs- En Slotregels
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Procedure
7.1 Algemeen
7.2 Overleg
Bijlage 1 Reikwijdte Parapluherziening Archeologie - 2020
Bijlage 1 De Herziene Archeologische Beleidskaart
Bijlage 2 Beleidskaart West
Bijlage 3 Beleidskaart Oost

Parapluherziening Archeologie - 2020

Bestemmingsplan - gemeente Doetinchem

Vastgesteld op 27-05-2021 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Onderstaande begrippen worden toegevoegd aan de bestemmingsplannen en beheersverordeningen waarop de 'Parapluherziening Archeologie - 2020' van toepassing is. Als begrippen al in de plannen voorkomen, worden zij - ingeval zij niet gelijkluidend zijn - vervangen door de begrippen in dit artikel.

Artikel 1 Reikwijdte

De 'Parapluherziening Archeologie - 2020' heeft betrekking op de in Bijlage 1 van de regels opgenomen bestemmingsplannen en beheersverordeningen.

Artikel 2 Begrippen

2.1 plan

De 'Parapluherziening Archeologie - 2020' met de identificatienummer NL.IMRO.0222.R70B017A-0002 van de gemeente Doetinchem;

2.2 bestemmingsplan

een geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

2.3 beheersverordening

een beheerregeling voor een gebied waarin geen ruimtelijke ontwikkelingen worden voorzien;

2.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

2.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

2.6 archeologisch deskundige

de regionaal (beleids)archeoloog of een andere door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;

2.7 archeologische verwachting

een gebied met een daaraan toegekende hoge, middelmatige of lage archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

2.8 archeologische waarde

een gebied met een daaraan toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

2.9 archeologisch onderzoek

een onderzoek gericht op het opsporen, waarderen en/of behouden van archeologische resten, al dan niet ex-situ, conform de cyclus van de Archeologische Monumentenzorg. Het onderzoek moet worden verricht door een dienst, bedrijf of instelling, gecertificeerd conform artikel 5.1 van de Erfgoedwet en werkend volgens de geldende kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;

2.10 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

2.11 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

2.12 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

2.13 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

2.14 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

2.15 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

2.16 maaiveld

bovenkant van een terrein dat een bouwwerk omgeeft;

2.17 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

2.18 peil

  1. a. voor bouwwerken op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang vermeerderd met 0,30 m;
  2. b. voor bouwwerken op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. als in of op het water wordt gebouwd: het gemiddeld waterpeil ter plaatse;
  4. d. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: het hoogste punt van het aansluitende afgewerkte bouwperceel (incidentele verhogingen niet meegerekend);

Artikel 3 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

3.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

3.2 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

Hoofdstuk 2 Bestemmings- Of Gebiedsregels

Onderstaande regels vervangen de regels in de bestemmingsplannen en beheersverordeningen, waarop de 'Parapluherziening Archeologie - 2020' van toepassing is.

Artikel 4 Waarde - Archeologisch Monument

4.1 Bestemmings- of functieomschrijving

  1. a. De voor 'Waarde - Archeologisch monument' aangewezen gronden zijn primair bestemd voor het behoud, versterking en bescherming en/of het herstel van archeologische waarden in de bodem.
  2. b. Secundair zijn deze gronden voor zover zulks op de plankaart is aangewezen, bestemd voor de doeleinden als omschreven in het voor de betreffende bestemming geldende artikel, waarbij het in dat artikel bepaalde van toepassing is, met de daarbij behorende bouwwerken.

4.2 Bouwregels

In de lid 4.1 onder a. bedoelde bestemming zijn geen bouwwerken toegestaan.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag is bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 4.2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen, indien geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden. Bij de belangenafweging wordt door burgemeester en wethouders advies gevraagd aan een deskundige in zake archeologie. Ten behoeve van deze secundaire bestemmingen mag gebouwd worden overeenkomstig het bepaalde bij de betreffende bestemmingsregels.

4.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 4.3, nadere eisen stellen met betrekking tot:

  1. a. de afmetingen van bouwwerken;
  2. b. de situering van bouwwerken;
  3. c. de inrichting en het gebruik van gronden;

als uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond ('in situ') te behouden.

4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.6 Wijzigingsbevoegdheid (alleen voor bestemmingsplannen)

Burgemeester en wethouders kunnen, op grond van artikel 3.6 van Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologisch monument' geheel of gedeeltelijk te verwijderen als:

  1. a. op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  2. b. er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

Artikel 5 Waarde - Archeologisch Waardevol Gebied Rijksmonument

5.1 Bestemmings- of fucntieomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologisch waardevol gebied rijksmonument' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) of functies, mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van archeologische waarden in de bodem.

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken is een vergunning bij de Rijksdienst voor het Cultuur Erfgoed noodzakelijk. Een aanvraag daartoe dient bij de gemeente Doetinchem te worden ingediend.

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Voor het bouwen van werken en werkzaamheden is een vergunning bij de Rijksdienst voor het Cultuur Erfgoed noodzakelijk. Een aanvraag daartoe dient bij de gemeente Doetinchem te worden ingediend.

Artikel 6 Waarde - Archeologie

6.1 Bestemmings- of functieomschrijving

  1. a. De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) of functies, mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van archeologische waarden in de bodem;
  2. b. Als een bouwwerk wordt gebouwd, of een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden worden uitgevoerd binnen verschillende archeologische dubbelbestemmingen op één bouwperceel, moet uitgegaan worden van de waarde die past bij de onderliggende verwachtingszone.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Het bevoegde gezag kan, met inachtneming van het bepaalde in lid 6.2, nadere eisen stellen met betrekking tot:

  1. a. de afmetingen van bouwwerken;
  2. b. de situering van bouwwerken;
  3. c. de inrichting en het gebruik van gronden;

als uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond ('in situ') te behouden.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.5 Wijzigingsbevoegdheid (alleen voor bestemmingsplannen)

Burgemeester en wethouders kunnen, op grond van artikel 3.6 van Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk te verwijderen als:

  1. a. op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  2. b. er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

Artikel 7 Waarde - Archeologische Verwachting 1

7.1 Bestemmings- of functieomschrijving

  1. a. De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) of functies, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem;
  2. b. Als een bouwwerk wordt gebouwd, of een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden worden uitgevoerd binnen verschillende archeologische dubbelbestemmingen op één bouwperceel, moet uitgegaan worden van de waarde die past bij de onderliggende verwachtingszone.

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

Het bevoegde gezag kan, met inachtneming van het bepaalde in lid 7.2, nadere eisen stellen met betrekking tot:

  1. a. de afmetingen van bouwwerken;
  2. b. de situering van bouwwerken;
  3. c. de inrichting en het gebruik van gronden;

als uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond ('in situ') te behouden.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

7.5 Wijzigingsbevoegdheid (alleen voor bestemmingsplannen)

Burgemeester en wethouders kunnen, op grond van artikel 3.6 van Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 1' geheel of gedeeltelijk te verwijderen als:

  1. a. als op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  2. b. dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

Artikel 8 Waarde - Archeologische Verwachting 2

8.1 Bestemmings- of functieomschrijving

  1. a. De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) of functies, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem;
  2. b. Als een bouwwerk wordt gebouwd, of een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden worden uitgevoerd binnen verschillende archeologische dubbelbestemmingen op één bouwperceel, moet uitgegaan worden van de waarde die past bij de onderliggende verwachtingszone.

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 8.2, nadere eisen stellen ten aanzien van:

  1. a. de afmetingen van bouwwerken;
  2. b. de situering van bouwwerken;
  3. c. de inrichting en het gebruik van gronden;

als uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond ('in situ') te behouden.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

8.5 Wijzigingsbevoegdheid (alleen voor bestemmingsplannen)

Burgemeester en wethouders kunnen, op grond van artikel 3.6 van Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen door:

  1. a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2' geheel of gedeeltelijk verwijderen, als op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
  2. b. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2' te wijzigen in 'Waarde -Archeologie' als uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 9 Waarde - Archeologische Verwachting 3

9.1 Bestemmings- of functieomschrijving

  1. a. De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) of functies, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologisch waarden in de bodem;
  2. b. Als een bouwwerk wordt gebouwd, of een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden worden uitgevoerd binnen verschillende archeologische dubbelbestemmingen op één bouwperceel, moet uitgegaan worden van de waarde die past bij de onderliggende verwachtingszone.

9.2 Bouwregels

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 9.2, nadere eisen stellen ten aanzien van:

  1. a. de afmetingen van bouwwerken;
  2. b. de situering van bouwwerken;
  3. c. de inrichting en het gebruik van gronden;

als uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond ('in situ') te behouden.

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

9.5 Wijzigingsbevoegdheid (alleen voor bestemmingsplannen)

Burgemeester en wethouders kunnen, op grond van artikel 3.6 van Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen door:

  1. a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 3' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, als op basis van ander archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
  2. b. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 3' te wijzigen in 'Waarde -Archeologie' als uit nader archeologisch onderzoek ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 10 Waarde - Archeologische Verwachting 4

10.1 Bestemmings- of functieomschrijving

  1. a. De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) of functies, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem;
  2. b. Als een bouwwerk wordt gebouwd, of een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden worden uitgevoerd binnen verschillende archeologische dubbelbestemmingen op één bouwperceel, moet uitgegaan worden van de waarde die past bij de onderliggende verwachtingszone.

10.2 Bouwregels

10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 10.2, nadere eisen stellen ten aanzien van:

  1. a. de afmetingen van bouwwerken;
  2. b. de situering van bouwwerken;
  3. c. de inrichting en het gebruik van gronden;

als uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond ('in situ') te behouden.

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

10.5 Wijzigingsbevoegdheid (alleen voor bestemmingsplannen)

Burgemeester en wethouders kunnen, op grond van artikel 3.6 van Wet ruimtelijke ordening, deze bestemming wijzigen door:

  1. a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 4' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, als op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
  2. b. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 4' te wijzigen in 'Waarde -Archeologie' als uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 11 Waarde - Archeologische Verwachting 5

11.1 Bestemmings- of functieomschrijving

  1. a. De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) of functies, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem;
  2. b. Als een bouwwerk wordt gebouwd, of een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden worden uitgevoerd binnen verschillende archeologische dubbelbestemmingen op één bouwperceel, moet uitgegaan worden van de waarde die past bij de onderliggende verwachtingszone

11.2 Bouwregels

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 11.2, nadere eisen stellen ten aanzien van:

  1. a. de afmetingen van bouwwerken;
  2. b. de situering van bouwwerken;
  3. c. de inrichting en het gebruik van gronden;

als uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond ('in situ') te behouden.

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

11.5 Wijzigingsbevoegdheid (alleen voor bestemmingsplannen)

Burgemeester en wethouders kunnen, op grond van artikel 3.6 van Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen door:

  1. a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 5' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, als op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
  2. b. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 5' te wijzigen in 'Waarde -Archeologie' als uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 12 Waarde - Archeologische Verwachting 6

12.1 Bestemmings- of functieomschrijving

  1. a. De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) of functies, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologisch waarden in de bodem;
  2. b. Als een bouwwerk wordt gebouwd, of een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden worden uitgevoerd binnen verschillende archeologische dubbelbestemmingen op één bouwperceel, moet uitgegaan worden van de waarde die past bij de onderliggende verwachtingszone.

12.2 Bouwregels

12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 12.2, nadere eisen stellen ten aanzien van:

  1. a. de afmetingen van bouwwerken;
  2. b. de situering van bouwwerken;
  3. c. de inrichting en het gebruik van gronden;

als uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond ('in situ') te behouden.

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

12.5 Wijzigingsbevoegdheid (alleen voor bestemmingsplannen)

Burgemeester en wethouders kunnen, op grond van artikel 3.6 van Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen door:

  1. a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 6' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, als op basis van ander archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
  2. b. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 6' te wijzigen in 'Waarde -Archeologie' als uit nader archeologisch onderzoek ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 13 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

14.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

14.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.4 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. 2. Het is verboden het met het plan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan of beheersverordening, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

De regels worden aangehaald als:

Regels van de 'Parapluherziening Archeologie - 2020'.

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Doetinchem in haar vergadering van 27 mei 2021

de griffier, de voorzitter,

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel

In november 2010 heeft de gemeenteraad Doetinchem de archeologische beleidskaart vastgesteld. De archeologische beleidskaart definieert archeologisch waardevolle gebieden en archeologisch waardevolle verwachtingsgebieden. De kaart schrijft per gebied voor vanaf welke oppervlakte- en dieptegrenzen de verplichting tot het uitvoeren van archeologisch onderzoek geldt. Sinds de vaststelling van de kaart zijn een groot aantal archeologische onderzoeken uitgevoerd. In 2013 heeft dit al geleid tot aanpassing van de ondergrenzen, wat in de praktijk een verlichting van de bestaande onderzoekverplichtingen betekende.

Op 30 maart 2020 is in de raadsvergadering van de gemeente Doetinchem een nieuwe herziene archeologische beleidskaart (kaartbijlage 6 RAAP rapport 2877 – tweede herziene versie) vastgesteld (Bijlage 1 De herziene archeologische beleidskaart, Bijlage 2 Beleidskaart West en Bijlage 3 Beleidskaart Oost). Aan de basis van deze kaart ligt de archeologische beleidskaart en het bijbehorende RAAP onderzoeksrapport 2877. In de huidige actualisatie zijn bestaande onderzoeksgegevens uit ruim 200 uitgevoerde onderzoeken verwerkt, en is vanuit een breder cultuurhistorisch perspectief de balans gezocht tussen het belang van behoud van archeologische vondsten versus het opleggen van onderzoekverplichtingen aan ontwikkelaars en particulieren.

Het archeologiebeleid zal onder meer moeten worden verankerd in bestemmingsplannen en beheersverordeningen. Het overgangsrecht van de Erfgoedwet (art. 9.1) bevat namelijk de in de Monumentenwet 1988 opgenomen verplichting om bij de vaststelling van een bestemmingsplan en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond, rekening te houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten. In de toekomst zal dit in de Omgevingswet worden opgenomen. In de gemeente Doetinchem is in veel bestemmingsplannen en beheersverordeningen archeologie al geregeld. Deze bestemmingsplannen en beheersverordeningen zijn echter voor de herziene archeologische beleidskaart vastgesteld. Door het opstellen van een zogenaamd parapluherziening voor archeologie wordt in alle bestemmingsplannen en beheersverordening het nieuwe actuele archeologiebeleid gestandaardiseerd opgenomen. Daarmee wordt ook voor een beleidsmatige uniformering gezorgd.

Bij de parapluherziening geldt de archeologische beleidskaart als het ware als een plankaart. De parapluherziening kan worden gezien als een plan dat als een paraplu over andere, reeds bestaande bestemmingsplannen en beheersverordeningen heen hangt. Het plan bepaalt dat de regels ten aanzien van archeologie die zijn opgenomen in de vigerende bestemmingsplannen en beheersverordeningen vervallen en worden vervangen door de archeologie regels die zijn opgenomen in het parapluplan. De regels uit het parapluplan zijn van toepassing op alle vigerende bestemmingsplannen en beheersverordeningen die genoemd worden in de bijl het parapluplan. Na definitieve vaststelling van het parapluplan geldt gemeente dekkend hetzelfde archeologisch beleid.

Op deze wijze kan sneller dan bij een integrale herziening van alle bestemmingsplannen en beheersverordeningen het nieuwe archeologiebeleid en de daarbij behorende gedetailleerde archeologische beleidskaart in een planologisch-juridische regeling worden vertaald. Gebieden met een archeologische (verwachtings)waarde krijgen in dit parapluherzieningen een archeologische dubbelbestemming die aansluit bij de verwachting. Hieraan zijn regels gekoppeld ter bescherming van de archeologische waarden, zoals in sommige gevallen de verplichting om bij de aanvraag van een omgevingsvergunning een archeologisch rapport te overleggen.

1.2 Plangebied En Vigerende Bestemmingsplannen En Beheersverordeningen

Het plangebied van dit parapluherziening omvat het gehele grondgebied van de gemeente Doetinchem. Zoals reeds genoemd zijn de planregels uit deze parapluherziening van toepassing op alle onderliggende vigerende bestemmingsplannen en beheersverordeningen. De bestemmingsplannen en beheersverordeningen die onder deze parapluherziening vallen zijn opgenomen in Bijlage 1 van de regels. Met deze parapluherziening worden de vigerende bestemmingsplannen en beheersverordeningen, herzien voor wat betreft het onderdeel archeologie.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

Met onderhavige parapluherziening gaat voor alle bestemmingsplannen en beheersverordeningen in de gemeente Doetinchem dezelfde regeling voor archeologie gelden. Deze parapluherziening heeft alleen betrekking op de regeling voor archeologie en brengt geen wijziging aan in de overige regels van de vigerende bestemmingsplannen en beheersverordeningen.

2.1 Verwachtingszones En Archeologische Onderzoeksplicht

2.1.1 Algemeen

De herziene gemeentelijke archeologische beleidskaart heeft een zodanig gedetailleerd schaalniveau (1:10.000) dat deze toepasbaar is voor gebruik op perceelsniveau. Op de archeologische beleidskaart staat kort aangegeven wat het gewenste beleid is ten aanzien van de onderzoeksverplichting. Dit beleid wordt juridisch verankerd in het ruimtelijke beleid (bestemmingsplannen, en beheersverordeningen en omgevingsvergunning) en de gemeentelijke erfgoedverordening.

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R70B017A-0002_0001.jpg"

Figuur 1: Archeologische beleidskaart West

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R70B017A-0002_0002.jpg"

Figuur 2: Archeologische beleidskaart Oost

In het ruimtelijke beleid wordt nu nog uitgegaan van vorige archeologische beleidskaarten. Met het vertalen van de herziene archeologische beleidskaart naar het ruimtelijk beleid wordt de nieuwe beleidskaart het nieuwe toetsingskader bij ruimtelijke ontwikkelingen. Het oude toetsingskader vervalt daarmee.

Op de archeologische beleidskaart wordt onderscheid gemaakt tussen archeologische waardevolle gebieden (AWG's) en archeologische verwachtingszones (AV's). Daarnaast zijn er gebieden waar door bijvoorbeeld vergravingen geen archeologie meer wordt verwacht. Van de archeologisch waardevolle gebieden (AWG) is, in tegenstelling tot archeologische verwachtingszones, vastgesteld dat er archeologische resten aanwezig zijn. Hierna wordt nader ingegaan op de verschillende archeologische categorieën en wordt beschreven wanneer een onderzoeksplicht geldt.

2.1.2 Archeologische categorieen

Terrein van zeer hoge archeologische waarde, beschermd (AWG categorie 1)

Voor beschermde terreinen van zeer hoge archeologische waarde geldt een wettelijke bescherming van de Monumentenwet 1988. Binnen het gemeentelijk grondgebied bevindt zich één archeologisch terrein met een wettelijke bescherming (motte Barlham). Het Rijk heeft ervoor gekozen om dit van rijkswege beschermde terrein met een attentiezone van 50 m te bufferen. De attentiezone wordt aangehouden omdat de begrenzing van het gebied met archeologische resten meestal niet exact bekend is. Veelal komen de begrenzingen van AMK-terreinen voort uit administratieve grenzen.

Voor het wettelijk beschermde monument wordt geadviseerd deze met vermelding van de wettelijk beschermde status op te nemen in het gemeentelijk bestemmingsplan/beheersverordening (aanduiding op de kaart en vermelden in de toelichting). Afgeraden wordt een aanlegvergunning te laten rusten op wettelijk beschermde monumenten, omdat hiervoor al een monumentenvergunning geldt. Voor een eventuele sloop-, bouw- en/of aanlegvergunning geldt een aanhoudingsplicht totdat de monumentenvergunning is verleend.

Bij planvorming is besluitname door het bevoegd gezag wettelijk vereist. De Monumentenwetprocedure ex. artikel 11 is verplicht. Voor de archeologische rijksmonumenten is de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed het bevoegd gezag.

Vertaling AWG categorie 1 (beschermd archeologisch monument met attentiezone 50 m):

  • Wettelijk beschermd monument. Bij planvorming is vergunningverlening door het bevoegd gezag wettelijk vereist.
  • Voor archeologische rijksmonumenten is de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed het bevoegd gezag.
  • Voor gemeentelijke archeologische monumenten is de gemeente het bevoegd gezag.

Binnenstad Ei

Het beleid voor Binnenstad Ei is aangepast ten opzichte van het eerder geldende beleid. Daarbij wordt regionaal uitgegaan van een ondergrens van 50m2 in de historische stads- en dorpskernen. In afwijking hiervan gold in de binnenstad van Doetinchem een ondergrens van 0m2, omdat vanwege de middeleeuwse oorsprong van de stad veel archeologische restanten in de bodem worden verwacht, meerdere onderzoeken hebben dit ook al aangetoond. Om in de binnenstad van Doetinchem archeologie vriendelijk bouwen met minimale verstoringen mogelijk te maken is een oppervlaktegrens van 15m2 vastgesteld. Tegelijkertijd blijkt de huidige vrijstellingsgrens van 2,5 meter uit de fundering, in de binnenstad het risico op verlies van vondsten te vergroten: van oudsher werd in het Ei vaak boven op bestaande funderingen gebouwd. Daarom is besloten om bij funderingen in de binnenstad geen oppervlakte ondergrens te hanteren.

Vertaling Binnenstad Ei:

  • Bij bodemingrepen groter dan 15 m² en dieper dan 30 cm -Mv of dieper dan de bekende bodemverstoring vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek, conform KNA en Norm Archeologisch Vooronderzoek gemeenten Regio Achterhoek (vigerende versies).
  • Bij bodemingrepen op de fundering van bestaande gebouwen geldt altijd een nadere onderzoeksverplichting.

Terrein van (hoge) archeologische waarde (AWG categorie 2)

Het gaat hierbij in principe om gewaardeerde archeologische vindplaatsen waarin de aanwezigheid, de aard, datering en de omvang van de archeologische resten (tot op zekere hoogte) bekend zijn. Gemeenten dienen conform de Monumentenwet 1988 bij de vaststelling van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 38 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) of beheersverordening altijd rekening te houden met in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden.

Aanbevolen wordt om deze terreinen in het bestemmingsplan of beheersverordening op te nemen als archeologisch waardevol gebied, zowel op de kaart als in de regels en de toelichting. Ingrepen die kunnen leiden tot verstoring of vernietiging van de archeologische resten binnen deze gebieden dienen te worden voorkomen. In het geval dat ruimtelijke ingrepen die de aanwezige archeologische resten kunnen beschadigen onvermijdelijk zijn, dient, ongeacht de ruimtelijke omvang van de ingreep, archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden conform KNA en Norm Archeologisch Vooronderzoek gemeenten Regio Achterhoek (vigerende versies).
De gemeente Doetinchem hanteert voor deze terreinen als uitgangspunt dat een archeologisch onderzoek verplicht is bij ingrepen dieper dan 30 cm of dieper dan de bekende bodemverstoring, ongeacht de oppervlakte van de ingreep. De minimum onderzoekseis is een archeologisch bureauonderzoek waarin de ingreep op zijn schadelijkheid wordt beoordeeld en waarin wordt geadviseerd over de eventueel te nemen vervolgstappen in de vorm van veldonderzoek. De intensiteit van eventueel vervolgonderzoek is afhankelijk van de exacte ligging, aard en omvang van de ingreep en van de verwachte omvang van de schade aan archeologische resten.

Werkzaamheden die kunnen leiden tot verstoring van archeologische resten dienen gekoppeld te worden aan een aanlegvergunningenstelsel. In de bouwregels worden voorwaarden opgenomen als het om bouwen gaat. De gemeente Doetinchem heeft ervoor gekozen om aan de terreinen van archeologische waarde een attentiezone van 50 m toe te kennen. Voor deze zone gelden dezelfde restricties.

Vertaling AWG categorie 2 (archeologische monumenten met attentiezone 50 m):

  • Bij bodemingrepen bij plangebieden groter dan 50 m² en dieper dan 30 cm -Mv of dieper dan de bekende bodemverstoring vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek, conform KNA en Norm Archeologisch Vooronderzoek gemeenten Regio Achterhoek (vigerende versies).

Bekende archeologische vindplaats (AWG categorie 3)

Het merendeel van de bekende archeologische vindplaatsen in het landelijk gebied van Doetinchem zijn gebieden zonder status. Dit wil zeggen dat het gebied niet is opgenomen op de AMKGelderland, omdat het over het algemeen niet gewaardeerde vindplaatsen zijn. De conservering, de omvang en de aard van de archeologische resten zijn niet of slechts ten dele bekend.

Onder deze vindplaatsen kunnen zich zowel zeer waardevolle en puntgave terreinen met archeologische resten als geheel verstoorde terreinen bevinden. Het kan gaan om een enkel fragment laat-middeleeuws aardewerk dat met bemesting op een akker is terechtgekomen, maar ook om een intact nederzettingsterrein. De desbetreffende vindplaatsen, die wel een rol gespeeld hebben bij begrenzen van de verwachtingszones, zijn indicatief op de archeologische verwachtings kaart opgenomen.

Bij gebrek aan een begrenzing van de vindplaats is een attentiezone van 50 m rondom de centrum coördinaat gehanteerd als zone waarbinnen een verhoogde kans bestaat op het aantreffen van archeologische resten. Indien maatregelen (ingrepen) in deze zone onvermijdelijk zijn en fysieke
aantasting van de vindplaats wordt verwacht, dient in een zo vroeg mogelijk stadium van de planvorming inventariserend archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd, conform KNA en Norm Archeologisch Vooronderzoek gemeenten Regio Achterhoek (vigerende versies).

Het uitgangspunt voor de AWG categorie 3 gebieden van de gemeente Doetinchem is om bij ingrepen van dieper dan 30 cm -Mv of dieper dan de bekende bodemverstoring en plangebieden groter dan 100 m² een inventariserend archeologisch onderzoek verplicht te stellen, conform KNA en Norm Archeologisch Vooronderzoek gemeenten Regio Achterhoek (vigerende versies). Op deze wijze kan de aard, datering, omvang, etc. van de vindplaats worden bepaald. Aan de hand hiervan kan een selectiebesluit worden genomen.

Vertaling AWG categorie 3 (bekende archeologische vindplaats met rondom attentiezone van 50 m):

  • Bij bodemingrepen bij plangebieden groter dan 100 m² en dieper dan 30 cm -Mv of dieper dan de bekende bodemverstoring vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek, conform KNA en Norm Archeologisch Vooronderzoek gemeenten Regio Achterhoek (vigerende versies).

AWG categorie 3 (loopgraaf of tankgracht)

Onder- en bovengrondse restanten van oorlog en defensie (WOI, WOII, en Koude Oorlog) zijn een wezenlijk onderdeel van het provinciaal en lokaal cultureel erfgoed, op veel plaatsen in het Gelderse landschap zijn sporen terug te vinden van de Duitse inval in mei 1940 en van de bevrijdingsoperaties vijf jaar later. Met name WOII is een belangrijke periode geweest in de geschiedenis van de gemeente Doetinchem, die in het centrum van de stad duidelijke sporen heeft nagelaten. De interesse voor deze periode neemt nog steeds toe, waarmee ook de maatschappelijke betekenis groeit. De bufferzone bij de WO II restanten is beperkt gebleven, in plaats van de gebruikelijke 50 meter rondom is uitgegaan van een bufferzone van 5 meter. De locatie van gevechtsstellingen en andere lijnvormige sporen is vaak goed gedocumenteerd, zodat met een beperkte bufferzone wordt volstaan.

vertaling AWG categorie 3 (loopgraaf of tankgracht):

  • Bij bodemingrepen bij plangebieden groter dan 100 m² en dieper dan 30 cm -Mv of dieper dan de bekende bodemverstoring vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek, conform KNA en Norm Archeologisch Vooronderzoek gemeenten Regio Achterhoek (vigerende versies).

Historische stads- en dorpskernen (AWG categorie 4) met uitzondering van de binnenstad van Doetinchem (het Ei)

Op basis van historisch kaartmateriaal en andere bronnen is het duidelijk dat in de historische kernen van Wehl en Doetinchem vanaf de Middeleeuwen sprake was van een clustering van bebouwing. In de historisch waardevolle kernen komen archeologische resten in principe direct onder het maaiveld voor.

Voor de historische kern wordt geadviseerd te streven naar planologische bescherming via het gemeentelijke bestemmingsplan of beheersverordening. Aanbevolen wordt om de desbetreffende gebieden in het bestemmingsplan of beheersverordening op te nemen als archeologisch waardevol terrein. Ingrepen die kunnen leiden tot verstoring of vernietiging van de archeologische resten binnen deze terreinen dienen te worden voorkomen.

Het uitgangspunt van de gemeente Doetinchem voor deze gebieden is om bij ingrepen dieper dan 30 cm -Mv (of dieper dan de bekende bodemverstoring) en een omvang groter dan 50 m² een archeologisch onderzoek te verplichten, conform KNA en Norm Archeologisch Vooronderzoek gemeenten Regio Achterhoek (vigerende versies). Dit onderzoek dient allereerst te bestaan uit een gedetailleerd bureauonderzoek. Het bureauonderzoek spitst zich toe op archeologisch en bouwhistorisch onderzoek, een inventarisatie van de bodemverstoringen, aanvullende informatie van de afdeling bouwen en wonen van de gemeente Doetinchem en een specificatie van de archeologische verwachting met betrekking tot het onderzoeksgebied. Hierbij is van belang dat inzicht ontstaat in de aard van de te verwachten archeologische resten en in de verwachte conservering van deze resten. Bij het laatste moet gedacht worden aan gegevens met betrekking tot de omvang en diepte van de bestaande (of voormalige) bebouwing (uit het bouwkundig archief). Op basis van het resultaat van het bureauonderzoek moet een beslissing genomen worden over het al dan niet uitvoeren van een veldonderzoek en over de aard daarvan (archeologische (sloop)begeleiding of proefsleuven). Veldonderzoek zal duidelijk moeten maken welke archeologische resten op de desbetreffende locatie aanwezig zijn en wat de datering, conservering en diepteligging daarvan is. Aan de hand van de resultaten zal het vervolgtraject moeten worden bepaald. Indien behoud in situ niet mogelijk is, dient rekening gehouden te worden met de noodzaak van gecombineerd bouwhistorisch en archeologisch veldonderzoek (opgraving/archeologische begeleiding) alvorens nieuwbouw gerealiseerd kan worden.

Vertaling AWG categorie 4 (historische stads- en dorpskern):

  • Bij bodemingrepen bij plangebieden groter dan 50 m² en dieper dan 30 cm -Mv of dieper dan de bekende bodemverstoring vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek, conform KNA en Norm Archeologisch Vooronderzoek gemeenten Regio Achterhoek (vigerende versies).

Gebieden met een hoge archeologische verwachting (AWV categorie 5 en 6)

In Doetinchem is onderscheid gemaakt tussen twee zones met een hoge archeologische verwachting. Onder AWV 5 zijn alle landschappelijke eenheden met een plaggendek of stuifzandlaag weergegeven. Voor gebieden met plaggendek of stuifzand geldt een verhoogde kans op de aanwezigheid van archeologische resten. Gebieden waar plaggendekken voorkomen, waren waarschijnlijk ook in de prehistorie al aantrekkelijke vestigingslocaties. Mogelijk aanwezige archeologische resten zijn door het plaggendek goed afgedekt en hierdoor (mogelijk) goed beschermd. AWV 6 betreft alle overige landschappelijke eenheden waarvoor een hoge verwachting geldt.
In gebieden met een hoge archeologische verwachting wordt de hoogste dichtheid aan archeologische vindplaatsen verwacht. Ingrepen die kunnen leiden tot verstoring of vernietiging van de archeologische resten binnen deze terreinen dienen te worden voorkomen. Hierbij dient uitgegaan te worden van ingrepen dieper dan 40 cm (AWV 5) of 30 cm (AWV 6) of dieper dan de bekende bodemverstoring en groter dan 250 m² zijn.

In geval van planvorming en voorafgaand aan vergunningverlening voor bodemingrepen moet vroegtijdig archeologisch onderzoek in de vorm van een inventariserend veldonderzoek (kartering) worden uitgevoerd, conform KNA en Norm Archeologisch Vooronderzoek gemeenten Regio Achterhoek (vigerende versies). Bij vaststelling van archeologische waarden zal hiervan de omvang en gaafheid moeten worden vastgesteld aan de hand van een inventariserend veldonderzoek (waardering). De resultaten van een inventariserend veldonderzoek zouden kunnen leiden tot inpassing van vastgestelde archeologische waarden in een inrichtingsplan van een ruimtelijke ontwikkeling of tot het aanhouden of niet verlenen van een vergunning. Indien behoud in situ niet mogelijk is, kunnen de resultaten van een inventariserend veldonderzoek aanleiding geven tot een opgraving. Hierbij wordt informatie over archeologische resten opgetekend en gedocumenteerd, waarna de geplande maatregelen zonder verdere beperkingen kunnen worden uitgevoerd. De resultaten van een inventariserend veldonderzoek kunnen ook zodanig zijn dat verder onderzoek en/of behoud niet noodzakelijk wordt geacht. Een dergelijke keuze wordt in de vorm van een advies (selectieadvies) ter besluitvorming voorgelegd aan de gemeente als het bevoegde gezag.

Vertaling AWV categorie 5 (hoog+afgedekt):

  • Bij bodemingrepen bij plangebieden groter dan 250 m² en dieper dan 40 cm -Mv of dieper dan de bekende bodemverstoring vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek, conform KNA en Norm Archeologisch Vooronderzoek gemeenten Regio Achterhoek (vigerende versies).

Vertaling AWV categorie 6 (hoog):

  • Bij bodemingrepen bij plangebieden groter dan 250 m² en dieper dan 30 cm -Mv of dieper dan de bekende bodemverstoring vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek, conform KNA en Norm Archeologisch Vooronderzoek gemeenten Regio Achterhoek (vigerende versies).


Gebieden met een middelmatige archeologische verwachting (AWV categorie 7)

In gebieden met een middelmatige archeologische verwachting wordt een lagere dichtheid aan archeologische vindplaatsen verwacht dan in gebieden met een hoge archeologische verwachting. Ook voor deze gebieden geldt dat er bij voorkeur geen werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd die tot fysieke aantasting leiden van archeologische resten. Het beleid is immers gericht op behoud van archeologische resten in de ondergrond.

In geval van planvorming en voorafgaand aan vergunningverlening voor bodemingrepen moet vroegtijdig archeologisch onderzoek in de vorm van een bureauonderzoek, eventueel gevolgd door een inventariserend veldonderzoek (kartering) worden uitgevoerd, conform KNA en Norm Archeologisch Vooronderzoek gemeenten Regio Achterhoek (vigerende versies). Dit betreft bodemingrepen dieper dan 30 cm of dieper dan de bekende bodemverstoring en groter dan 1.000 m² zijn. Van eventuele archeologische waarden zal de omvang en gaafheid moeten worden vastgesteld aan de hand van een inventariserend veldonderzoek (waardering). De resultaten van het inventariserend veldonderzoek zouden kunnen leiden tot inpassing van vastgestelde archeologische waarden in een inrichtingsplan van een ruimtelijke ontwikkeling of tot het aanhouden of niet verlenen van een vergunning. Indien behoud in situ niet mogelijk is, kunnen de resultaten van een inventariserend veldonderzoek aanleiding geven tot een opgraving. Hierbij wordt informatie over archeologische resten opgetekend en gedocumenteerd, waarna de geplande maatregelen zonder verdere beperkingen kunnen worden uitgevoerd. De resultaten van een inventariserend veldonderzoek kunnen ook zodanig zijn dat verder onderzoek en/of behoud niet noodzakelijk wordt geacht.

Een dergelijke keuze wordt in de vorm van een advies (selectieadvies) ter besluitvorming voorgelegd aan de gemeente als het bevoegde gezag.

Vertaling AWV categorie 7 (middelmatig):

  • Bij bodemingrepen bij plangebieden groter dan 1000 m² en dieper dan 30 cm -Mv of dieper dan de bekende bodemverstoring vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek, conform KNA en Norm Archeologisch Vooronderzoek gemeenten Regio Achterhoek (vigerende versies).


Gebieden met een lage archeologische verwachting (AWV categorie 8 en 9)

In gebieden met een lage archeologische verwachting wordt een lagere dichtheid aan archeologische vindplaatsen verwacht dan in gebieden met een hoge en middelmatige archeologische verwachting. Wel kunnen hier toevalsvondsten aangetroffen worden, waarvoor een meldingsplicht geldt. Vooral langs randen naar hogere delen in het landschap bestaat een verhoogde kans op archeologische resten.

Voor de oude rivierbeddingen geldt een lage archeologische verwachting voor nederzettingsresten, maar een hoge archeologische verwachting voor resten van beekaccessen, beekovergangen, tijdelijke jachtkampen, afvaldumps en/of verdedigingswerken, jachtattributen, rituele deposities, verdedigingswerken, oeverbeschoeiingen, aanlegplaatsen en/of visattributen. Om te benadrukken dat het hierbij om een bijzondere categorie binnen de gebieden met een lage verwachting gaat is ervoor gekozen om de beekdalen (typen 12 en 16) in een eigen verwachtingszone in te delen (AWV 9). Het gaat hier om een intact (oorspronkelijk) landschap waarin zeer bijzondere archeologische resten verwacht kunnen worden. Voor de oude rivierbeddingen geldt derhalve dat er bij voorkeur geen (grootschalige) werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd die tot fysieke aantasting leiden van archeologische resten. Hierbij moet gedacht worden aan het uitgraven van restgeulen etc. Vooral als deze eenheid in samenhang met gebieden met een hogere archeologische verwachting wordt aangetroffen, moet uitgegaan worden van de onderliggende verwachtingszone. Het beleid is gericht op behoud van zowel het landschap als ook archeologische resten in de ondergrond.

In geval van planvorming en voorafgaand aan vergunningverlening voor bodemingrepen moet vroegtijdig archeologisch onderzoek in de vorm van een bureauonderzoek, eventueel gevolgd door een inventariserend veldonderzoek (kartering) worden uitgevoerd, conform KNA en Norm Archeologisch Vooronderzoek gemeenten Regio Achterhoek (vigerende versies). Dit betreft bodemingrepen die dieper dan 30 cm of de bekende bodemverstoring gaan en plangebieden die groter dan 5.000 m² zijn.


Bij vaststelling van archeologische waarden zal hiervan de omvang en gaafheid moeten worden bepaald aan de hand van een inventariserend veldonderzoek (waardering). De resultaten van het inventariserend veldonderzoek zouden kunnen leiden tot inpassing van vastgestelde archeologische waarden in een inrichtingsplan van een ruimtelijke ontwikkeling of tot het aanhouden of niet verlenen van een vergunning. Indien behoud niet mogelijk is, kunnen de resultaten van een inventariserend veldonderzoek aanleiding geven tot een opgraving. Hierbij wordt informatie over archeologische resten opgetekend en gedocumenteerd, waarna de geplande maatregelen zonder verdere beperkingen kunnen worden uitgevoerd. De resultaten van een inventariserend veldonderzoek kunnen ook zodanig zijn dat verder onderzoek en/of behoud niet noodzakelijk wordt geacht. Een dergelijke keuze wordt in de vorm van een advies (selectieadvies) ter besluitvorming voorgelegd aan de gemeente als het bevoegde gezag.

Vertaling AWV categorie 8 (laag):

  • Bij bodemingrepen bij plangebieden groter dan 5000 m² en dieper dan 30 cm -Mv of dieper dan de bekende bodemverstoring vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek, conform KNA en Norm Archeologisch Vooronderzoek gemeenten Regio Achterhoek (vigerende versies).

Vertaling AWV categorie 9 (laag voor nederzettingsresten, hoog voor water gerelateerde archeologische resten):

  • Bij bodemingrepen bij plangebieden groter dan 5000 m² en dieper dan 30 cm -Mv of dieper dan de bekende bodemverstoring vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek, conform KNA en Norm Archeologisch Vooronderzoek gemeenten Regio Achterhoek (vigerende versies).

AWV categorie 10 (waterpartijen)

Niet-historische waterpartijen zijn vrijgesteld van onderzoekverplichtingen. Tot dusverre werd op de beleidskaart bij recent gegraven waterpartijen de archeologische verwachtingswaarde van de ondergrond gehandhaafd. Dit is niet juist, omdat bij recent gegraven waterpartijen sprake is van diepgaande bodemverstoring, waardoor vrijwel nooit archeologische vondsten worden aangetroffen. De vrijstelling geldt niet voor historische waterpartijen (= ouder dan 100 jaar), denk bijvoorbeeld aan stads- of kasteelgrachten.

Vertaling AWV categorie 10 (waterpartijen):

  • geen onderzoeksverplichting

2.1.3 Schematisch overzicht en vertaling naar dubbelbestemmingen

Overzicht

De categorieën van de archeologische beleidskaart zijn op de kaart van het onderhavige parapluherziening opgenomen middels verschillende archeologische dubbelbestemmingen. De norm voor vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen is vastgelegd in de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP). Op grond van de SVBP geldt voor de dubbelbestemming met betrekking tot archeologie de bestemmingsbenaming 'Waarde – Archeologie'. Het is mogelijk de bestemmingsbenaming nader te specificeren. Voor de specificatie van de bestemmingsbenaming is aangesloten op de ligging in de te onderscheiden zones.

Een beheersverordening is vormvrij.

De volgende archeologische gebieden komen in het plangebied voor:

uitgangspunten archeologiebeleid dubbelbestemming / specifieke regels
Archeologische waardevolle gebieden(AWG)
AWG categorie 1 (beschermde archeologisch monument met attentiezone 50m) altijd vergunningplicht Waarde - Archeologisch monument (artikel 4) /
Waarde - Archeologisch waardevol gebied Rijksmonument (artikel 5)
AWG categorie 2 (archeologische monumenten met attentiezone 50m)
&
AWG categorie 4 (historische stads- en dorpskern)
bij bodemingrepen groter dan 50 m2 en dieper dan 30 cm

Waarde - Archeologie
(artikel 6)
Binnenstad Ei bij bodemingrepen groter dan 15 m2 en dieper dan 30cm Waarde - Archeologische verwachting 1 (artikel 7)
AWG categorie 3
(bekende archeologische vindplaats met rondom attentiezone van 50 m
& loopgraaf of tankgracht)
bij bodemingrepen groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm

Waarde - Archeologische verwachting 2 (artikel 8)
Archeologische waardevol verwachtingsgebieden (AWV)
AWV categorie 5 (hoog + afgedekt) bij bodemingrepen groter dan 250 m2 en dieper dan 40 cm Waarde - Archeologische verwachting 3 (artikel 9)
AWV categorie 6 (hoog) bij bodemingrepen groter dan 250 m2 en dieper dan 30 cm Waarde - Archeologie verwachting 4 (artikel 10)
AWV categorie 7 (middelmatig) bij bodemingrepen groter dan 1000 m2 en dieper dan 30 cm

Waarde - Archeologische verwachting 5 (artikel 11)
AWV categorie 8 (laag)
&
AWV categorie 9 (laag voor
nederzettingsresten, hoog
voor geïsoleerde water gerelateerde
archeologische resten)
bij bodemingrepen dieper dan 30 cm - en bij plangebieden groter dan 5000 m² Waarde - Archeologische verwachting 6 (artikel 12)
AWV categorie 10 (waterpartijen) n.v.t. geen dubbelbestemming nodig
Bodemverstoringen
vergraven n.v.t. dubbelbestemming baseren op AWG- of AWV-categorie
Onderzoeksgebieden
Archeologisch onderzoek n.v.t. dubbelbestemming baseren op AWG- of AWV-categorie
Na onderzoek vrijgegeven n.v.t. geen dubbelbestemming nodig

Te allen tijde moet rekening worden gehouden met de wettelijke meldingsplicht bij toevalsvondsten (Erfgoedwet, art. 5.10):
Degene die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), meldt die zaak zo spoedig mogelijk bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

De vertaling naar de regels

In de regels is opgenomen dat de voor de nader onderscheiden archeologische dubbelbestemmingen aangewezen gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen en functies, mede bestemd zijn voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. Zoals gezegd is onderscheid aangebracht op basis van de ligging in de te onderscheiden zones, waarbij per bestemming de bijbehorende verstoringsoppervlaktes en –dieptes zijn doorvertaald. Ter bescherming van de archeologische (verwachtings)waardes zijn in de bestemmingen regels opgenomen voor het bouwen en het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

Bouwen

In de bouwregels van de archeologische dubbelbestemmingen is bepaald dat: een aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch rapport dient te overleggen, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld. Het is uiteraard niet de bedoeling dat een dergelijk rapport voor elke ontwikkeling dient te worden opgesteld. Daarom is bepaald dat geen onderzoeksplicht geldt, indien het volgende van toepassing is:

  1. a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  2. b. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte met maximaal 15 m2, 50 m2, 100 m2, 250 m2, 1.000 m2 of 5.000 m2 wordt uitgebreid en een maximale diepte van 30 of 40 cm beneden maaiveld (afhankelijk van de dubbelbestemming) en de bestaande fundering wordt genut, met uitzondering van nieuwe kelders; of
  3. c. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden vergroot, met behoud van bestaande funderingen. Voor de binnenstad het Ei is deze bepaling niet van toepassing, daar geldt altijd een onderzoeksplicht bij bodemingrepen op de fundering van bestaande gebouwen.

Omgevingsvergunningstelsel

In elke dubbelbestemming/specifieke regel is een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. Dit betekent dat het verboden is om bepaalde werken en werkzaamheden uit te voeren zonder omgevingsvergunning. Het betreft de volgende werken en werkzaamheden:

  1. a. het ophogen van de bodem met meer dan 1 m, waarbij de maximale oppervlakte genoemd in de planregels wordt overschreden;
  2. b. grondwerkzaamheden dieper dan 0,3 cm beneden maaiveld en over een oppervlakte groter dan genoemd in de planregels, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, maar ook het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het aanleggen van drainage en/of oppervlakteverhardingen en het graven van een bouwput;
  3. c. bodem verlagen of afgraven dieper dan 0,3 cm beneden maaiveld en over een oppervlakte groter dan genoemd in de planregels (ook voor het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
  4. d. het verlagen van het waterpeil;
  5. e. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  6. f. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  7. g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  8. h. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

Er is geen omgevingsvergunning nodig voor werken en/of werkzaamheden die:

  1. a. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  2. b. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale agrarische gebruik;
  3. c. voor werken en werkzaamheden binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk (behalve het Ei);
  4. d. voor werken en werkzaamheden in de bodem waarvoor ten tijde van het van inwerkingtreding van het plan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;
  5. e. als op grond van de Erfgoedwet een vergunning is vereist dan wel overige bepalingen van de Erfgoedwet gelden.

De omgevingsvergunning kan alleen worden verleend als op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden te verwachten zijn of zullen worden geschaad, waarbij het bevoegd gezag voorschriften aan een omgevingsvergunning kunnen verbinden ter beperking of voorkoming van schade. De hiervoor bedoelde voorschriften zijn nader uiteengezet in de regels:

  1. a. Het bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning voorschriften verbinden, waaronder;
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel gericht zijn;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
    3. 3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
    4. 4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
  2. b. voordat het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning wint het advies in bij een archeologisch deskundige.

Wijzigingsbevoegdheid

Tot slot is in elke dubbelbestemming een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee burgemeester en wethouders het plan kunnen wijzigen, in die zin dat de dubbelbestemming geheel of gedeeltelijk verwijderd kan worden, indien op basis van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn of indien op basis van andere bronnen overtuigend is aangetoond dat de bodem diep verstoord is. Op deze wijze kan bij vergunningsaanvragen een toets aan archeologische bepalingen worden voorkomen als reeds door middel van een specifiek onderzoek duidelijk is geworden dat bescherming van archeologische waarden niet langer nodig is.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt het beleidskader geschetst, waar de voorliggende parapluherziening Archeologie uit voortvloeit. Paragraaf 3.1 gaat in op de Europese aanzet en het nationaal beleid op gebied van archeologie. Daarna wordt ingezoomd op het provinciaal en gemeentelijk beleid.

3.1 Europees En Rijksbeleid

3.1.1 Verdrag van Malta (Valletta)

In 1992 ondertekenden de Europese cultuur ministers op het eiland Malta het Europees Verdrag inzake de bescherming van het Archeologische Erfgoed. Dit Verdrag van Malta heeft tot doel om het Europees archeologische erfgoed te beschermen als bron van het Europees gemeenschappelijk geheugen en als middel voor geschiedkundige en wetenschappelijke studie. Bescherming wordt nodig geacht omdat het archeologisch erfgoed ernstig met aantasting wordt bedreigd door het toenemend aantal grote ruimtelijke-ordeningsprojecten, risico's van natuurlijke aard, clandestiene of onwetenschappelijke opgravingen en onvoldoende besef onder het publiek. In het verdrag is vastgelegd dat bescherming van het archeologisch erfgoed tot uitdrukking moet komen in beleid inzake stedenbouw en landinrichting en culturele ontwikkeling. De verantwoordelijkheid hiervoor zou volgens de Raad van Europa bij alle Europese landen moeten liggen. Door het Verdrag van Malta te ondertekenen en niet in de laatste plaats te ratificeren heeft Nederland zich verplicht een aantal wettelijke en feitelijke voorzieningen te treffen om het archeologisch erfgoed te beschermen. Nederland heeft dit langs vier sporen gedaan:

  • Behoud en bescherming van het archeologisch erfgoed op de plek waar het in de bodem ligt (in situ). Als behoud niet mogelijk is moet de mogelijkheid er zijn om de archeologische waarden op te graven;
  • Het tijdig betrekken van het archeologisch erfgoed in het ruimtelijke ontwikkelingsproces. Hiertoe behoren het tijdig uitvoeren van onderzoek, het ontzien van archeologische vindplaatsen en het ontwerpen van archeologie vriendelijke bouw- en funderingstechnieken;
  • De verstoorder betaalt. De noodzakelijke archeologische (voor)onderzoeken worden betaald door de initiatiefnemer van (bouw)werkzaamheden;
  • Gemeenten en provincies krijgen een belangrijke rol in het proces van en besluitvorming rond archeologisch erfgoed in hun ruimtelijke plannen en vergunningen.

3.1.2 Erfgoedwet

Met de Erfgoedwet beschermt de overheid het cultureel erfgoed in Nederland. Elk type cultureel erfgoed heeft eigen werkwijzen en beschermingsmaatregelen. Maar de wetgeving in Nederland hiervoor was versnipperd. Ook moest een aantal regels worden vernieuwd. In de Erfgoedwet zijn bestaande wetten, waaronder de Monumentenwet 1988, en regelingen gebundeld. Ook staan er regels om belangrijk cultureel erfgoed beter te beschermen en te behouden.


De specifieke regels voor archeologie staan beschreven in hoofdstuk 5 van de Erfgoedwet. De meest ingrijpende wijziging ten opzichte van de Monumentenwet 1988 is de vervanging van de opgravingsvergunning door een opgravingscertificaat. De Erfgoedinspectie ziet toe op het nieuwe stelsel.


Gemeenten hebben een belangrijke rol in het archeologische stelsel. In bestemmingsplannen of beheersverordeningen houden ze rekening met (te verwachten) archeologische waarden. Dit blijft in stand, maar wordt overgeheveld naar de nieuwe Omgevingswet. Alle onderdelen rond de omgang met cultureel erfgoed in de fysieke leefomgeving komen daarin terecht. De vuistregel voor de verdeling tussen de Erfgoedwet en de nieuwe Omgevingswet is:

  • Het certificeringsstelsel en de aanwijzing van archeologische rijksmonumenten in de Erfgoedwet.
  • De omgang met archeologie in de fysieke leefomgeving in de Omgevingswet.


Onderdelen van de Monumentenwet 1988 die naar de Omgevingswet over gaan, blijven van kracht tot die wet in werking treedt. Ze zijn opgenomen in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet.

3.2 Provinciaal En Regionaal Beleid

3.2.1 Nota 'Cultuur en Erfgoed 2017-2020'

Provinciale Staten van Gelderland hebben op 29 juni 2016 de nota 'Cultuur en Erfgoed 2017-2020 - Beleef het mee!' vastgesteld.

Gelderland is rijk aan cultuur en erfgoed: onder andere musea, theater, dans, festivals, monumenten, archeologie en het historische landschap zijn onze parels. De provincie is trots op de cultuur en het erfgoed in Gelderland en wil een klimaat bieden waardoor de parels verder tot bloei komen. Cultuur en het erfgoed zijn van mensen, door mensen en voor mensen. De provincie vindt het belangrijk dat cultuur en erfgoed toegankelijk zijn voor de inwoners van Gelderland. Zodat iedereen ervan kan genieten. De uitvoering van het beleidsprogramma 2017 - 2020 'Cultuur en Erfgoed; Beleef het mee!' versterkt dit.


De provincie wil met het Cultuur- en erfgoedprogramma onder meer het volgende bereiken;

  • De balans zoeken tussen de economische, maatschappelijke en intrinsieke waarde van cultuur en erfgoed. Cultureel ondernemerschap is belangrijk en vinden we terug in de economische waarde.
  • De provincie gaat uit van de maatschappelijke opgaven en legt bewust verbindingen met andere sectoren en provinciale kerntaken.
  • De provincie kiest voor een stevige Gelderse basis die continuïteit waarborgt. Daarnaast is er ruimte voor nieuwe initiatieven binnen de flexibele programmeerruimte.
  • De provincie faciliteert een dynamisch netwerk van culturele instellingen binnen Oost-Nederland.
  • Cultureel talent krijgt volop de gelegenheid om zich in Gelderland te ontplooien.
  • Functioneel gebruik van het erfgoed krijgt aandacht: Erfgoed dat goed gebruikt wordt komt optimaal tot zijn recht.
  • De provincie werkt aan nieuwe manieren van samenwerking waardoor de uitvoeringskwaliteit van restauraties en archeologie wordt vergroot
  • Museumbeleid krijgt aandacht en meer middelen. Musea zijn niet alleen belangrijk voor de identiteit en leefbaarheid van de Gelderse regio's maar ook als economische en toeristische factor.
  • De provincie stimuleert cultuureducatie en participatie, waarbij bijzondere aandacht wordt gegeven aan educatie van basisschool leerlingen.

3.2.2 Nota 'Archeologie met beleid'

De uitgangspunten voor het archeologiebeleid sluiten al aan op het beleid dat regionaal is opgesteld. Dit beleid staat in de nota 'Archeologie met beleid. Afwegingskader voor archeologiebeleid in de Regio Achterhoek' (vastgesteld in 2013). De gebieden zoals deze in de archeologische beleidskaarten onderscheiden zijn, veranderen hier niet door. Wel zijn er nu in de basis 5 verschillende niveaus van bescherming. Deze komen terug in de navolgende tabel.

De volgende archeologische gebieden komen in het plangebied voor:

uitgangspunten archeologiebeleid dubbelbestemming / specifieke regels
Archeologisch waardevolle gebieden (AWG)
AWG categorie 2 (archeologische monumenten met een attentiezone 50 m) bij bodemingrepen dieper dan 30 centimeter - maaiveld en bij plangebieden groter dan 50 m² vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek Waarde - Archeologie / Waarde - Archeologisch waardevol gebied Rijksmonument
AWG categorie 3 (bekende archeologische vindplaats met rondom attentiezone van 50 m) bij bodemingrepen dieper dan 30 centimeter - maaiveld en bij plangebieden groter dan 100 m² vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek Waarde - Archeologische verwachting 2
AWG categorie 4 (historische stadskern) bij bodemingrepen dieper dan 30 centimeter - maaiveld en bij plangebieden groter dan 50 m² vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek Waarde - Archeologie
Archeologische waardevol verwachtingsgebieden (AWV)
AWV categorie 5 (hoog + afgedekt) bij bodemingrepen dieper dan 40 centimeter - maaiveld en bij plangebieden groter dan 250 m2 vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek Waarde - Archeologische verwachting 3
AWV categorie 6 (hoog) bij bodemingrepen dieper dan 30 centimeter - maaiveld en bij plangebieden groter dan 250 m² vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek Waarde - Archeologische verwachting 4
AWV categorie 7 (middelmatig) bij bodemingrepen dieper dan 30 centimeter - maaiveld en bij plangebieden groter dan 1000 m² vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek Waarde - Archeologische verwachting 5
AWV categorie 8 (laag) bij bodemingrepen dieper dan 30 centimeter - maaiveld en bij plangebieden groter dan 5000 m² vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek Waarde - Archeologische verwachting 6
AWV categorie 9 (laag voor
nederzettingsresten, hoog
voor geïsoleerde organische
archeologische resten)
bij bodemingrepen dieper dan 30 centimeter - maaiveld en bij plangebieden groter dan 5000 m² vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek Waarde - Archeologische verwachting 6
Bodemverstoringen
bovengrond afgegraven; locatie; op de archeologische beleidskaart n.v.t. geen dubbelbestemming nodig
boven- en ondergrond afgegraven; locatie op de archeologische beleidskaart n.v.t. geen dubbelbestemming nodig
vergraven n.v.t. dubbelbestemming baseren op AWG- of AWV-categorie
Onderzoeksmeldingen
vervolgonderzoek of behoud aanbevolen voor het hele plangebied n.v.t. dubbelbestemming baseren op AWG- of AWV-categorie
vervolgonderzoek of behoud aanbevolen voor een deel van het plangebied n.v.t. dubbelbestemming baseren op AWG- of AWV-categorie
geen vervolgonderzoek of behoud aanbevolen n.v.t. geen dubbelbestemming nodig als de opgraving is afgerond
definitief onderzoek afgerond n.v.t. geen dubbelbestemming nodig als de opgraving is afgerond
status onbekend n.v.t. dubbelbestemming baseren op AWG- of AWV-categorie

Te allen tijde moet rekening worden gehouden met de wettelijke meldingsplicht bij toevalsvondsten (Erfgoedwet, art. 5.10): Degene die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), meldt die zaak zo spoedig mogelijk bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

3.3 Gemeentelijk Beleid

Archeologie, cultuurlandschap en gebouwde monumenten spelen een steeds grotere rol bij ruimtelijke ontwikkelingen. Opgraven of inpassen van archeologische vindplaatsen, het historisch cultuurlandschap als creatieve input voor ontwerp, bescherming en herbestemming van bouwkundig erfgoed: het zijn allemaal manieren waarop bewust aandacht wordt besteed aan de boven en ondergrondse historische kwaliteiten van een gebied. Het zichtbaar en beleefbaar maken van cultuurhistorie kan een gebied een eigen identiteit geven. Daardoor wordt niet alleen de intrinsieke waarde voor de lokale bevolking verhoogd, maar ontstaan ook economische kansen. Een voorbeeld daarvan is een historische dorpskern, maar het geldt ook voor landelijke gebieden waar bijvoorbeeld fietsrecreanten op afkomen. Een zorgvuldige omgang met cultuurhistorie en benutting van historische kwaliteiten kan dus economisch lonend zijn, zo is uit onderzoek gebleken.

3.3.1 Voorgaand beleid

De gemeente Doetinchem heeft al in 1997 een archeologische verwachtingskaart laten vervaardigen als gevolg van de toenemende rol voor gemeentelijke overheden bij de omgang met het archeologisch erfgoed. In de bijbehorende rapportage is uitgebreid ingegaan op beleidsaspecten, het fysisch-geografisch landschap, de archeologische vindplaatsen en bewoningsgeschiedenis en op de samengestelde verwachtings kaart zelf.

Omdat (zeker de laatste jaren) het aantal archeologische onderzoeken landelijk en gemeentelijk enorm is gestegen, is het zaak om de archeologische vindplaatsen- en verwachtings kaart periodiek te laten actualiseren. In de periode 2008-2010 is een actualisatie doorgevoerd van de toen bestaande archeologische verwachtingskaart. Inmiddels is een nieuwe actualisatieronde uitgevoerd. Het ging hierbij om het bijwerken van de bestaande kaartgrenzen alsmede het bijwerken van de achterliggende databestanden met nieuwe/aanvullende archeologische en landschappelijke (geomorfologische) gegevens en inzichten, en het aanpassen van de beleidskaart aan het vigerende archeologiebeleid van Doetinchem binnen de Regio Achterhoek.

Daarbovenop heeft de actualisatie vanuit een bredere cultuurhistorische en ruimtelijke analyse plaatsgevonden ten opzichte van de inventarisaties uit 2008/2010. Politiek-bestuurlijk en maatschappelijk is cultuurhistorie steeds meer in de belangstelling komen te staan en de landelijke en provinciale overheid hebben hier reeds beleidsmatige stappen in gezet, onder meer door de verplichting sinds 1 januari 2012 om in het ruimtelijk beleid rekening te houden met cultuurhistorie. Dit heeft geleid tot een beleidsmatige verbreding binnen de gemeente en daarmee een behoefte aan kennis op dit vlak. Een aanvullende cultuurhistorische inventarisatie is daarom uitgevoerd. Zo is er onderzoek gedaan naar historische nederzettingslocaties vanwege de belangrijke leemte in de bestaande archeologische registraties ten aanzien van de locatie van nederzettingsresten uit de Middeleeuwen en de (vroege) Nieuwe tijd.

Voor de provincie Gelderland vormen resten uit de beide wereldoorlogen een wezenlijk onderdeel van het cultureel erfgoed. Geen provincie is in de periode 1940-1945 zo zwaar door het oorlogsgeweld getroffen als Gelderland, zowel tijdens de Duitse inval in mei 1940 als tijdens Operatie Market Garden en de bevrijding. Dit heeft op veel plaatsen sporen nagelaten in het landschap. Ook in de bodem zijn veel resten bewaard gebleven. Deze resten en sporen vragen om een zorgvuldige omgang, omdat het bodemarchief uit de oorlog conform de Monumentenwet ook daadwerkelijk kan worden aangemerkt als archeologie en de resten telkens weer een grote maatschappelijke betekenis blijken te hebben. In wat mindere mate geldt dit ook voor de fysieke resten die herinneren aan de periode 1914-1918 toen Nederland zich neutraal in het conflict opstelde, en de naoorlogse periode (Koude Oorlog) toen langs de IJssellinie installaties, kunstwerken en andere voorzieningen werden getroffen om een eventuele conflictsituatie het hoofd te kunnen bieden.

Archeologische resten uit de Tweede Wereldoorlog vallen onder de Monumentenwet 1988. De binnen de archeologie voorgeschreven waarderingssystematiek om vast te stellen of sprake is van behoudenswaardige archeologische vindplaatsen, blijkt voor archeologische resten uit de oorlog grote beperkingen te hebben. Dit is onder andere terug te voeren op het feit dat oorlogssporen – anders dan oudere archeologische vindplaatsen – vaak nog zichtbaar zijn in het landschap en dat de resten vaak een grote maatschappelijke betekenis hebben. De cultuurhistorische waarde van archeologische resten uit de oorlog staat daarmee zelden ter discussie. De behoudenswaardigheid van gebouwd oorlogserfgoed wordt al veel langer erkend.

3.3.2 Actualisatie Archeologische beleidskaarten

De gemeenteraad heeft op 30 maart 2020 de herziene archeologische beleidskaart (kaartbijlage 6 RAAP rapport 2877 - tweede herziene versie) vastgesteld. Aan de voorgaande archeologische beleidskaart zijn de volgende gegevens toegevoegd:

- Erfgoed uit de Tweede Wereldoorlog

- Locaties van archeologische onderzoeksgebieden en archeologische vindplaatsen sinds 2010

- Detailgegevens over de landschappelijke basis voor een betere voorspelbaarheid van vindplaatsen

Verder is de ondergrens voor de binnenstad van Doetinchem ('het Ei') van 50 m2 verlaagd naar 15 m2 en bij bodemingrepen op de fundering van bestaande gebieden in het Ei is de ondergrens verlaagd van 2,5 m2 naar 0 m2. Tot slot zijn niet-historische waterpartijen vrijgesteld van een onderzoeksverplichting

De archeologische waarden- en verwachtingenkaart is doorvertaald naar de beleidskaart behorende bij het RAAP onderzoeksrapport 2877.

Hoofdstuk 4 Haalbaarheid

In het kader van de 'Parapluherziening Archeologie - 2020' is geen onderzoek uitgevoerd naar de diverse milieuaspecten, water, parkeren, flora en fauna enz. Dat is niet nodig. Deze onderzoeken zijn, voor zover noodzakelijk, al meegenomen in de geldende bestemmingsplannen en beheersverordeningen waarop deze parapluherziening van toepassing is. De voorliggende aanvullende regeling heeft geen invloed op deze aspecten. Kortheidshalve wordt daarom verwezen naar datgene wat in die bestemmingsplannen en beheersverordeningen is opgenomen.

Hoofdstuk 5 Wijze Van Bestemmen / Methodiek

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt toegelicht hoe het nieuwe actuele archeologiebeleid is doorvertaald naar de bestemmingen en regels. De bestemmingen en regels vormen het juridische deel van de parapluherziening, dat bindend is voor de burger en de overheid.

5.2 Inleidende Regels

De inleidende regels omvatten de reikwijdte van de parapluherziening (artikel 1). In artikel 2 zijn de gebruikte begrippen opgenomen. De herziening geldt voor alle bestemmingsplannen en beheersverordeningen van de gemeente Doetinchem. Alle plannen zijn opgenomen in een lijst die als Bijlage 1 bij de regels is gevoegd.

5.3 Bestemmingsregels / Hoofdfunctieregels

In de bestemmings- of gebiedsregels zijn de regels voor de verschillende bestemmingen of hoofdfuncties omschreven. Elke bestemmingsregel is, in overeenstemming met de RO-Standaarden 2012 waaronder de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (2012), in beginsel opgebouwd uit:

  • een bestemmingsomschrijving: een omschrijving van de doeleinden waarvoor de gronden zijn bestemd en de toegelaten bijbehorende bebouwing;
  • de bouwregels: deze bevatten de voorgeschreven maatvoering van de bouwwerken;
  • nadere eisen;
  • omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden;
  • wijzigingsbevoegdheid.

Een beheersverordening is vormvrij.

Uitgaan van waarde die past bij onderliggende verwachtingszone

In de bestemmings- of functieomschrijving van de artikelen 6 tot en met 12 staat het volgende: 'Als een bouwwerk wordt gebouwd, of een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden worden uitgevoerd binnen verschillende archeologische dubbelbestemmingen op één bouwperceel, moet uitgegaan worden van de waarde die past bij de onderliggende verwachtingszone.'.

Met de waarde die past bij de onderliggende verwachtingszone wordt bedoeld, dat de verwachtingszone bepaalt wanneer er een archeologische onderzoeksverplichting geldt:

  • in een hoge verwachtingszone geldt dat onderzoek moet worden uitgevoerd bij een ingreep dieper dan 30cm beneden maaiveld en een plangebied groter dan 250m2,
  • bij een middelmatige verwachtingszone moet onderzoek worden uitgevoerd bij 30 cm beneden maaiveld en een plangebied groter dan 1000m2,
  • bij een lage verwachtingszone bij 30 cm beneden maaiveld, en een plangebied groter dan 5000m2.

Dus als de ene helft van het bouwperceel in een hoge verwachtingszone ligt, en de andere helft in een zone met een lage verwachting, dan moet apart bekeken en beoordeeld worden of er een onderzoekverplichting geldt voor het bouwperceel.

Als voorbeeld: als slechts 150m2 van het bouwplan in de hoge zone ligt , en 500m2 in de lage zone, dan hoeft er geen onderzoek te worden uitgevoerd.

5.4 Algemene Regels

In dit hoofdstuk is de anti-dubbeltelregel opgenomen. Deze standaardbepaling heeft als doel te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan of beheersverordeningen voor de realisering van een bepaald gebruik of functie is mogelijk gemaakt, na realisering daarvan, ten gevolge van feitelijke functie- of gebruiksverandering van het gerealiseerde, opnieuw ten tweede male zou kunnen worden gebruik gemaakt.

5.5 Overgangs- En Slotregels

In hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotregels. In de overgangsregels is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met deze parapluherziening. Deze overgangsregels zijn overgenomen uit het Besluit ruimtelijke ordening. Bij het tenietgaan van bouwwerken die onder het overgangsrecht vallen bestaat de mogelijkheid om terug te bouwen. Onder een calamiteit wordt hier verstaan: een verwoesting door een onvermijdelijk, eenmalig, buiten schuld van de indiener van de bouwaanvraag veroorzaakt onheil. In de slotregels is bepaald hoe de regels van deze parapluherziening kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

De voorliggende parapluherziening vertaalt het gemeentelijk archeologiebeleid in een planologisch-juridische regeling om te voldoen aan de Erfgoedwet.

Bij archeologie geldt het principe 'de verstoorder betaalt' om te voorkomen dat het archeologisch bodemarchief verstoord wordt. Dit betekent dat de noodzakelijke archeologische onderzoeken om een omgevingsvergunning te verkrijgen om af te wijken van het bouwverbod of voor het verrichten van werken en/of werkzaamheden, moeten worden betaald door de initiatiefnemer(s) van de (bouw)werkzaamheden. De financiering van alle kosten die verbonden zijn aan de uitvoering van het parapluplan komen daarmee voor rekening van particuliere initiatiefnemers. Hierdoor zijn er geen kosten voor de gemeente aan de uitvoering van de parapluherziening verbonden. Voor wat betreft het laten uitwerken van voorliggend parapluplan is financiële ruimte opgenomen in de gemeentelijke begroting.

Eventuele planschade is niet van invloed op de economische uitvoerbaarheid.

Geconcludeerd kan worden dat de parapluherziening economisch uitvoerbaar is.

Hoofdstuk 7 Procedure

7.1 Algemeen

Deze parapluherziening doorloopt de procedure als bedoeld in afdeling 3.2 van de Wet ruimtelijke ordening. Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing. Ook wordt het plan op grond van artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening overlegd met de besturen van waterschap, provincie en Rijk. In dit hoofdstuk zullen de resultaten van deze procedure en overleggen worden behandeld.

De resultaten van de terinzagelegging van het ontwerp van deze parapluherziening worden niet toegevoegd aan dit hoofdstuk. Dit maakt onderdeel uit van het besluit omtrent de vaststelling.

7.2 Overleg

Het plan is aan het waterschap Rijn en IJssel op 18 november 2020 voorgelegd voor vooroverleg. Het waterschap Rijn en IJssel heeft aangegeven geen opmerkingen te hebben op deze parapluherziening.

De provincie Gelderland heeft aangegeven dat het plan niet voorgelegd hoeft te worden voor vooroverleg, omdat het gaat om actualisering van de bestaande plannen.

Bijlage 1 Reikwijdte Parapluherziening Archeologie - 2020

Reikwijdte

beheersverordening datum vaststelling
Beheersverordening Bedrijventerreinen Wijnbergen, De Huet, Keppelseweg en Hamburgerbroek – 2014 18-12-2014
Beheersverordening Noordoost Doetinchem - 2012 06-12-2012
Beheersverordening Noordoost Doetinchem - 2014 18-12-2014
Beheersverordening Vijverberg, Rekhemseweg, De Hoop, Sportpark Zuid - 2014 18-12-2014
bestemmingsplan datum vaststelling
Bedrijventerrein Verheulsweide 2008 01-10-2009
Belderstraat 2010 15-03-2012
Bezelhorst/IJkenberg 2007 - 1e Wijziging (Themansstraat 46) 23-10-2012
Bezelhorstweg 31C - 2014 25-09-2014
Bilderdijkstraat - 2015 (nieuwbouw IKC-noord) 17-12-2015
Binnenstad en De Veentjes - 2012 30-05-2013
Bosstraat 50 - 2011 04-04-2012
Brandweerkazerne - 2012 04-10-2012
Buitengebied 2 - 1998, Herziening 1 - 2002 (Nieuwsteeg) 30-09-2004
Buitengebied 2 -1998 29-06-1989
Buitengebied 2000 23-11-2009
Buitengebied 2000 - herziening 2002 Doetinchem 19-02-2004
Buitengebied 2000, 3e herziening Keppelseweg 08-04-2002
Buitengebied 2000, herziening 2002 Bergh 19-02-2004
Buitengebied 2000, herziening 2002, 5e herziening Klootsemastraat/Christoffelstraat (Paulo & Mayka) 10-05-2008
Buitengebied herziening 2 – 1998 wijziging agrarisch bouwperceel Broekstraat 6 26-11-2004
Buitengebied herziening 2 - 1998, gemeente Zelhem, herziening Boeninksteeg 14 06-07-2006
Buitengebied herziening 4 - 1999 Broekstraat 16-16a 31-07-2014
Buitengebied Wehl 2002 13-11-2003
Buitengebied, Landgoed de Krael – 2012 (Kraalslaan) 08-11-2012
De Gaarde tussen 345 en 347 - 2015 10-11-2016
De Pas 2010 28-04-2011
De Pas 2010 - herstelregeling bestaande maten 28-11-2013
Dichteren - 2012 06-12-2012
Dichteren uitwerkingsplan Kilderseweg 13-04-1999
Europaweg Varkensweide 2012 28-11-2013
Gaanderen - 2017 06-07-2017
Gaanderenseweg 381 - 2018 31-10-2019
Haareweg Kruisbergseweg - 2010 02-02-2012
Hamburgerbroek - Intermecoterrein 2010 26-05-2011
Hamburgerbroek - Iseldoks 2, 2011 24-09-2015
Hamburgerbroek 2000, fase 2 13-02-2003
Happert en Kruisberg - 2012 30-05-2013
Heideslag 2009 04-02-2010
Heideslag 2009 1e uitwerking en wijziging 20-08-2013
Heideslag 2009 2e uitwerking (Koksgoedweg tussen 1 en 3) 15-01-2019
Heikantseweg 4 - 2012 22-11-2012
Het Loo 2007 19-03-2009
Het Loo 2007 gedeeltelijke herziening Bedrijf - Garage 06-01-2011
Het Loo 2007 gedeeltelijke herziening Woongebied 02-02-2012
Hofstraat – 2017 22-02-2018
Hofstraat – J.F. Kennedylaan - 2018 28-02-2019
Keppelseweg 29 Wehl - 2011 02-02-2012
Kilderseweg bij 41 en 41a - 2019 05-03-2020
Koksgoedweg bij 1 - 2011 15-09-2011
Landgoed 't Maatje 25-08-2005
Langerak 2008 25-03-2010
Lubberslaan 18a - 2019 05-03-2020
Monseigneur Hendriksenstraat 18 - 2018 31-01-2019
Motketel 2011 08-12-2011
Nieuw Wehl 2008 02-07-2009
Nieuwestraat 6 Wehl - 2014 17-07-2014
Norman Belvealstraat 2009 06-01-2011
Norman Belvealstraat 2009, 1e herziening (Verbod dak- en thuislozenvoorziening) 17-07-2014
Oosseld en Wijnbergen - 2013 27-06-2013
Oosseld en Wijnbergen – 2013 1e wijziging (Doetinchemseweg 3-5 Doetinchem) 01-10-2019
Oostelijke Randweg 2009 06-01-2011
Opstelspoor station Doetinchem - 2014 17-12-2015
Oude Wehlseweg 15 - 2014 25-09-2014
Overstegen 1998 20-01-2000
Parapluherziening Buitengebied 11-06-2009
Prins Alexanderstraat 122 - 2012 07-03-2013
RBT 2009 17-12-2009
RBT 2009, gedeeltelijke herziening externe veiligheid 23-02-2012
Ringweg 4 en 4a - 2016 22-12-2016
Rotonde Weemstraat - 2004 09-12-2004
Rozengaardseveld 2004 15-12-2005
Rozengaardseveld 2004 1e wijziging (Tollensstraat 18-24) 09-10-2012
Saronix e.o. - 2012 06-12-2012
Saronixterrein e.o. - 2012 1e herziening (Verbod dak- en thuislozenvoorziening) 17-07-2014
Schöneveld 2003 16-09-2004
Spoorverdubbeling Wehl - 2013 17-07-2014
Sport- en recreatiepark De Bezelhorst 2008 12-02-2009
Sportpark Zuid 1970 13-08-1970
Sportpark Zuid Sportweg - 2011 14-06-2012
Sportweg - 2015 17-12-2015
Stationsstraat 29 Wehl - 2019 30-03-2020
Stedelijk gebied - najaar - 2019 30-03-2020
Stedelijk gebied - voorjaar - 2020 05-11-2020
Steverinkstraat bij 39 - 2009 02-11-2011
Torenallee 2008 01-10-2009
Tuinstraat 6 - 2017 31-05-2018
Turfweg bij 36 – 2010 28-04-2011
Uitbreidingsplan in hoofdzaak 1963 14-05-1964
Verheulsweide - Vredesteinterrein 2010 17-11-2011
Verheulsweide - Vredesteinterrein 2010 - 1e herziening (Verbod dak- en thuislozenvoorziening) 17-07-2014
Verheulsweide revitalisering 4 percelen - 2012 26-09-2013
Vijverberg - Rekhemseweg 21-12-2006
Vijverberg Zuid - 2015 17-12-2015
Wehl 2008 04-02-2010
Wehl 2008 Didamseweg 30 26-09-2013
Wehl 2008, 1e wijziging (Stationsstraat 30-30a) 17-03-2015
Wijnbergseweg 174 - 2014 30-04-2015
Wijnbergseweg 40 - 2015 26-11-2015
Willem Rodalaan 2011 29-09-2011
Willem Rodalaan 2011 gedeeltelijke herziening 29-03-2013
Woonwijk De Huet 2008 18-12-2008
Woonwijk De Huet 2008 - 1e wijziging (Belderstraat 16) 22-12-2015
Zaagmolenpad - 2013 26-03-2014
Ziekenhuis - 2017 27-09-2018

Bijlage 1 De Herziene Archeologische Beleidskaart

Bijlage 1 De herziene archeologische beleidskaart

Bijlage 2 Beleidskaart West

Bijlage 2 Beleidskaart West

Bijlage 3 Beleidskaart Oost

Bijlage 3 Beleidskaart Oost