KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijf
Artikel 5 Groen
Artikel 6 Maatschappelijk
Artikel 7 Tuin
Artikel 8 Tuin - 1
Artikel 9 Verkeer
Artikel 10 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 11 Water
Artikel 12 Wonen
Artikel 13 Wonen - 1
Artikel 14 Wonen - 2
Artikel 15 Leiding - Riool
Artikel 16 Waarde - Hoge Archeologische Verwachting
Artikel 17 Waarde - Lage Archeologische Verwachting
Artikel 18 Waarde - Landschap
Artikel 19 Waarde - Middelmatige Archeologische Verwachting
Artikel 20 Waarde - Oude Dijken En Historische Dorpslinten
Artikel 21 Waarde - Terrein Van Archeologische Waarde
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 22 Anti-dubbeltelregel
Artikel 23 Algemene Gebruiksregels
Artikel 24 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 25 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 26 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 27 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 28 Overgangsrecht
Artikel 29 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Geldende Juridisch-planologische Regeling
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Graslanden Heilweg
2.2 Ploenstraat 17 / Hogeweg 2
2.3 Kloosterkamp Zuid (No-hoek)
2.4 Heilweg 4 E.o.
2.5 Closterkampstraat 31
2.6 Ploen Zuid, Terp 5
2.7 Loostraat 1a
2.8 Ooijsebrug 2
2.9 Helhoek 17
2.10 Heilweg 24
2.11 Akkerwinde 2-4
2.12 Lijkweg 24
2.13 Lijkweg 29
2.14 Loostraat 28
2.15 Breitnerstraat / Van Goyenstraat
2.16 Kruising Oostsingel / Vergertlaan
2.17 Beerenclaauwstraat 25 En Snelfietsroute De Liemers
2.18 Engsestraat 22
2.19 Heilweg 3
2.20 Kruising Heiliglandsestraat Parallelweg En Beerenclaauwstraat
2.21 Bergdravik
2.22 Dorpstraat 54
Hoofdstuk 3 Beleids- En Omgevingsaspecten
3.1 Beleid
3.2 Milieu- En Omgevingsaspecten
Hoofdstuk 4 Juridische Planaspecten
4.1 Algemeen
4.2 Dit Bestemmingsplan
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Algemeen
5.2 Economische Uitvoerbaarheid
5.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijf
Bijlage 2 Niet Agrarische Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Bodemonderzoek Lijkweg 24
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Kruising Oostsingel / Vergertlaan
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Ploenstraat 17
Bijlage 4 Nota Van Beantwoording Inspraak- En Vooroverlegreacties
Bijlage 5 Nota Van Beantwoording Zienswijzen

Veegplan Duiven 2017

Bestemmingsplan - Gemeente Duiven

Vastgesteld op 03-07-2018 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

het bestemmingsplan Veegplan Duiven 2017 van de Gemeente Duiven

1.2 Bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0226.BPDUIVEN002-VS01 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 Aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 Aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 Aan huis verbonden beroep

een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat in een (gedeelte van) een woning en/of bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend uitsluitend door de gebruik(st)er, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.6 Aan huis verbonden bedrijf

een bedrijf dat in een (gedeelte van) een woning en/of bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend en dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, uitsluitend door de gebruik(st)er van de woning, en dat niet krachtens een milieuwet vergunning- of meldingplichtig is;

1.7 Afhankelijke woonruimte

een onzelfstandige, permanent vanuit de woning toegankelijke, woonruimte in een deel van een woning, waarin een gedeelte van de huishouding is gehuisvest uit een oogpunt van mantelzorg, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.8 Agrarisch bedrijf

een bedrijf, dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.9 Agrarisch hulpbedrijf

een niet- industrieel bedrijf dat is gericht op het leveren van dieren, goederen en diensten aan agrarische bedrijven dan wel op het verwerken of opslaan van dieren en goederen, die afkomstig zijn van agrarische bedrijven;

1.10 Agrarisch loonbedrijf

een bedrijf, dat uitsluitend dan wel overwegend gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven, onderhoudswerkzaamheden aan (openbare) groenvoorzieningen en grond-/onderhoudswerkzaamheden aan infrastructurele voorzieningen, met behulp van landbouwwerktuigen en -apparatuur, alsmede het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud en reparatie van landbouwwerktuigen en -apparatuur;

1.11 Agrarisch medegebruik

het uitoefenen van in bedrijfsmatig opzicht ondergeschikt agrarische activiteiten, al dan niet met een recreatief karakter;

1.12 Archeologische verwachtingwaarde

de aan een gebied toegekende verwachting in verband me de kans op het voorkomen van archeologische relicten;

1.13 Archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met het voorkomen van archeologische relicten;

1.14 Bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.15 Bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.16 Bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.17 Bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf of instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.18 Bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is;

1.19 Bestaand

  1. a. bij bouwwerken: een legaal bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  2. b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldend planologische regime;

1.20 Bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.21 Bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.22 Bijbehorende bouwwerken

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.23 Bodemingreep

grondwerkzaamheden, waartoe onder meer worden gerekend:

  1. a. het afgraven van grond waaronder ook wordt begrepen het verwijderen van bestaande funderingen en het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  2. b. woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  3. c. het verlagen van het waterpeil;
  4. d. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  5. e. het uitvoeren van hei- en/of boorwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  6. f. het aanleggen van bos of boomgaard, of het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  7. g. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of fietspaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  8. h. het aanleggen van nieuwe en/of het vervangen en/of uitbreiden van bestaande (ondergrondse) transport-, energie, riool- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.”

1.24 Boogkas

een transparante afdekking van gewassen, geen bouwwerk zijnde, met een hoogte van 1 meter;

1.25 Bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.26 Bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.27 Bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder, met dien verstande dat volieresystemen niet als meerdere bouwlagen worden beschouwd;

1.28 Bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.29 Bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.30 Bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.31 Bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.32 Cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.33 Dagrecreatie

activiteiten gericht op ontspanning in de vrije tijd zoals sport en spel, natuurbeleving, amusement en uitstapjes, die uitsluitend plaatsvinden binnen een tijdsbestek van een dag, zonder overnachting en waartoe tevens kleinschalige horeca-activiteiten worden gerekend.

1.34 Detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, dit met uitzondering van internetverkoop;

1.35 Dienstverlening

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden, met of zonder rechtstreeks contact met het publiek;

1.36 Eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

1.37 Erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.38 Extensief recreatief medegebruik

recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, paardrijden, fietsen, varen, zwemmen en vissen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte;

1.39 Gebiedsgebonden functie

functies die een nauwe relatie hebben met het buitengebied zoals bijvoorbeeld: agrarisch hulpbedrijf en hoveniersbedrijf;

1.40 Gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.41 Gebruiken

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.42 Gebruiksgerichte paardenhouderij

een paardenhouderij waar het rijden met paarden primair gericht is op de ruiter/amazone;

1.43 Grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf waarvan de bedrijfsvoering volledig of nagenoeg volledig is gericht op het gebruik maken van grond als productiemiddel;

1.44 Grondgebonden veehouderij

een agrarisch bedrijf dat uitsluitend of overwegend is gericht op:

  1. a. het houden van vee, waarbij het gebruik van agrarische grond noodzakelijk is voor het functioneren ervan;
  2. b. het fokken van paarden en/of pony's;

1.45 Hoofdactiviteit

Een functie waarvoor het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt;

1.46 Hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.47 Horeca

een bedrijf waar hoofdzakelijk dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.48 Intensieve veehouderij

een agrarisch bedrijf of dat deel van een agrarisch bedrijf waar tenminste 250 m2 aan bedrijfsvloeroppervlak aanwezig is dat gebruikt wordt als veehouderij volgens de Wet milieubeheer, waar geen melkrundvee, schapen, paarden of dieren biologisch gehouden worden uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer;

1.49 Internetverkoop

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, zonder enige fysieke vorm van uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, zonder dat deze goederen op locatie bezichtigd of afgehaald kunnen worden;

1.50 Kampeermiddel

tenten, tentwagens, kampeerauto's of toercaravans dan wel andere onderkomens of andere voertuigen of gedeelten daarvan, voor zover niet als bouwwerk aan te merken, die geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.51 Kas

een gebouw waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander licht doorlatend materiaal ten behoeve van het kweken van vruchten, bloemen en/of planten;

1.52 Kleinschalig kampeerterrein

het houden van een kampeerterrein voor een beperkt aantal, met dien verstande dat buiten de periode van 15 maart tot en met 31 oktober geen kampeermiddelen aanwezig mogen zijn;

1.53 Kunstwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;

1.54 Kweektunnel

een halfrond of nagenoeg halfrond verplaatsbaar bouwwerk overtrokken met lichtdoorlatend materiaal en bestemd voor de kweek van gewassen en de bescherming van gewassen tegen neerslag;

1.55 Landschappelijke waarden

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare -al dan niet begroeide- deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur;

1.56 Lichte horeca

activiteiten waar overdag kleine etenswaren en niet of licht alcoholische dranken worden verstrekt, zoals theehuisjes, ijssalons, croissanterieën en naar de aard daarmee gelijk te stellen activiteiten;

1.57 Maatschappelijke voorzieningen

culturele, educatieve, medische, sociale en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en lichte horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.58 Mantelzorg

het bieden van zorg in een afhankelijke woonruimte aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak;

1.59 Nevenactiviteiten

één of meerderde activiteiten ondergeschikt aan de hoofdactiviteit in zowel (gezamenlijke) omvang (m2) als de effecten op het woon- en leefklimaat;

1.60 Normaal onderhoud, gebruik en beheer

werkzaamheden die ter plaatse regelmatig terugkeren, teneinde tot een goed beheer van
de gronden te komen; hieronder vallen niet de incidentele ingrepen in bijvoorbeeld de cultuurtechnische situatie of werkzaamheden die een onherstelbare aantasting betekenen van de aan een gebied toegekende waarde;

1.61 Onderbouw

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is gelegen;

1.62 Overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.63 Paardenbak

een in de open lucht gelegen omheind terrein, eventueel voorzien van lichtmasten, dat is ingericht of kennelijk is ingericht voor het uitsluitend of in hoofdzaak gebruiken ten behoeve van het berijden van paarden;

1.64 Pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.65 Peil

  1. a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het (afgewerkte) terrein ter hoogte van die hoofdtoegang;
  3. c. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabij gelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;

1.66 Permanente teeltondersteunende voorzieningen

constructies bedoeld ter ondersteuning van open grondteelt, zoals kweektunnels, regenkappen, tunnel-, boog- en rolkassen die meer dan 6 maanden aaneengesloten in het jaar aanwezig zijn.

1.67 Prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.68 Productiegerichte paardenhouderij

eenagrarisch bedrijf waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten en trainen en verhandelen van paarden;

1.69 Seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.70 Schuilgelegenheid

overdekte ruimte, aan maximaal drie zijden omsloten door wanden, waarvan het hobbydier/de hobbydieren gebruik moet(en) kunnen maken in geval van weidegang, met als doel bescherming tegen extreme weersomstandigheden in zowel zomer als winter. In de schuilgelegenheid is geen opslag toegestaan;

1.71 Specifieke functie

verblijfsrecreatieve, dagrecreatieve en zorgfuncties zoals bijvoorbeeld: viskwekerij met mogelijkheden voor visvangst, groepsaccommodatie, kleinschalige sauna, zorgboerderij en dierenartsenpraktijk;

1.72 Staat van Bedrijfsactiviteiten

een als Bijlage 1 en Staat van bedrijfsactiviteiten - bedrijf bij deze regels behorende en daarvan deel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;

1.73 Stacaravan

een kampeermiddel in de vorm van een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, dat mede gelet op de afmetingen, kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen ook over grotere afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen;

1.74 Teeltondersteunende voorzieningen

constructies bedoeld ter tijdelijke ondersteuning van open grondteelt, zoals kweektunnels, regenkappen, tunnel-, boog- en rolkassen.

1.75 Tijdelijke teeltondersteunende voorziening

teeltondersteunende voorzieningen die maximaal 7 maanden aaneengesloten in het jaar aanwezig zijn.

1.76 Uitvoeren

uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

1.77 Voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw; gebouwen welke met meer dan één zijde naar de weg gekeerd zijn hebben meerdere voorgevels;

1.78 Windturbine

een gebouwde voorziening voor het omzetten van de energie van bewegende lucht in andere energievormen, waaronder begrepen elektriciteit en warmte;

1.79 Woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.80 Zolder

ruimte(n) in een gebouw die geheel is (zijn) afgedekt met schuine daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt van (de) daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.2 De bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, bij een windturbine is de hoogte de ashoogte;

2.3 De goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 De oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.5 De horizontale diepte van een gebouw

de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;

2.6 De oppervlakte van een overkapping

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

2.7 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Agrarisch" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf of grondgebonden veehouderij;
  2. b. maximaal 1 bedrijfswoning;
  3. c. hobbymatige weidegang;
  4. d. agrarisch natuurbeheer;
  5. e. het uitoefenen van de navolgende ondergeschikte nevenactiviteiten waarvoor 25% van de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen met een maximum van 350 m2 mag worden gebruikt:
    1. 1. langdurige opslag van goederen met uitzondering van opslag van gevaarlijke ontplofbare stoffen, bestrijdingsmiddelen, afvalstoffen en stoffen die geurhinder kunnen veroorzaken;
    2. 2. kleinschalige extensieve dagrecreatieve activiteiten gericht op de beleving van agrarische activiteiten, natuur- en landschapswaarden, kunst en cultuur, educatie zoals een cursusruimte voor ambachten, galerie/potterie, binnenspeeltuin, theetuin of museum voor oude werktuigen;
    3. 3. dagopvang voor ouderen/kinderen/gehandicapten van maximaal 15 personen waarbij ook buitenactiviteiten zijn toegestaan gericht op de beleving van agrarische bezigheden;
    4. 4. recreatief verblijf in de vorm van een beperkte groeps- of pensionaccommodatie (maximaal 15 personen), zoals boerenkamers;
    5. 5. nevenactiviteiten met een agrarisch karakter, gericht op het houden, verzorgen of voortbrengen van dieren of gewassen zoals een hovenier of een dierenarts;

met dien verstande dat buitenopslag ten behoeve van deze activiteiten niet is toegestaan.

  1. f. kleinschalige binnenactiviteiten die gericht zijn op de uitoefening van persoonlijke/ dierlijke verzorging, zoals een kapper, pedicure, schoonheidsspecialist of hondentrimmer waarvoor maximaal 60 m2 van de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen mag worden gebruikt, met dien verstande dat buitenopslag ten behoeve van deze activiteiten niet is toegestaan;
  2. g. recreatieve nevenactiviteiten in de vorm van een kleinschalig kampeerterrein uitsluitend binnen het bouwvlak, met dien verstande dat:
    1. 1. maximaal 25 kampeerplaatsen met bijbehorende sanitaire voorzieningen per bedrijf zijn toegestaan, waaronder begrepen maximaal 4 trekkershutten per bedrijf;
    2. 2. alleen binnen de periode van 15 maart tot 31 oktober kampeermiddelen op het terrein aanwezig mogen zijn;
    3. 3. stacaravans niet zijn toegestaan;
    4. 4. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen mag niet meer dan 50 m2 bedragen.
  3. h. teeltondersteunende voorzieningen binnen het bouwvlak;
  4. i. de bestaande paardenbakken binnen het bouwvlak of direct aansluitend aan het bouwvlak;
  5. j. ter plaatse van de aanduiding 'rijbak' een paardenbak met een oppervlakte van 1.950 m2;
  6. k. aan huis verbonden beroepen;
  7. l. mantelzorg;
  8. m. extensief recreatief medegebruik met bijbehorende wegen en (fiets-)paden;
  9. n. ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij': tevens een productiegerichte paardenhouderij;
  10. o. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  11. p. de bestaande nutsvoorzieningen;
  12. q. ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van groen – afschermende beplanting” een groenvoorziening in de vorm van een windsingel;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ontsluitingsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, tuinen en erven binnen het bouwvlak.

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Bedrijf" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven, voor zover deze bedrijven zijn opgenomen in de bij deze regels behorende Bijlage2 Niet agrarische bedrijfsactiviteiten;
  2. b. bedrijven zoals opgenomen in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten - bedrijf in de kolom
    ‘Type bedrijfsactiviteit’, voor zover deze bedrijven niet vallen onder het bepaalde
    onder a, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:
    1. 1. opslag’ de gezamenlijke bebouwde oppervlakte ten behoeve van opslag maximaal de aanduiding ter plaatse mag bedragen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – agrarisch medegebruik' is agrarisch medegebruik toegestaan;
  4. d. maximaal 1 bedrijfswoning per bestemmingsvlak, dan wel:
    1. 1. maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal;
    2. 2. twee bedrijfswoningen, twee-aaneen gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen';
  5. e. aan huis verbonden beroepen;
  6. f. mantelzorg;
  7. g. met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ontsluitings- voorzieningen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, tuinen en erven.

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

4.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
  2. b. water, waterberging en waterhuishoudkundige doeleinden;
  3. c. wegen, wandel- en fietspaden;
  4. d. speelvoorzieningen;

mMet bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, wegen en verhardingen, parkeervoorzieningen en onbebouwde gronden, en met inachtneming van de keur van het waterschap.

5.2 Bouwregels

5.3 Specifieke gebruiksregels

De inrichting van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'waterberging' mag niet zodanig worden gewijzigd dat op (een gedeelte van) die gronden waterberging niet langer mogelijk is.

Artikel 6 Maatschappelijk

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen, zoals bedoeld in artikel 1.57, met dien verstande dat:
    1. 1. een zorgboerderij uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij';
  2. b. maximaal 1 bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  3. c. aan huis verbonden beroepen;
  4. d. mantelzorg;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en (fiets-)paden, parkeervoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

6.2 Bouwregels

6.3 Specifieke gebruiksregels

6.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 7 Tuin

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Tuin" aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen en verhardingen bij de op de aangrenzende gronden gelegen woningen, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.2 Bouwregels

7.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 8 Tuin - 1

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen woningen;
  2. b. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
  3. c. een boomgaard ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - boomgaard';

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

8.2 Bouwregels

8.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 9 Verkeer

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Verkeer" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie voornamelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
  2. b. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
  3. c. geluidwerende voorzieningen;
  4. d. voorzieningen voor reclame-uitingen ;
  5. e. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;

met bijbehorende gebouwen, waaronder de bestaande nutsvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen.

9.2 Bouwregels

9.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.2.2 voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van een doelmatig wegbeheer met een maximale bouwhoogte van 15 meter.

Artikel 10 Verkeer - Verblijfsgebied

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer-Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie gericht op zowel verblijf als de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
  2. b. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
  3. c. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en onbebouwde gronden.

10.2 Bouwregels

Artikel 11 Water

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen en groenvoorzieningen, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.

11.2 Bouwregels

Artikel 12 Wonen

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het bestaande aantal woningen ter plaatse van de aanduidingen:

aaneengebouwd aaneengebouwde woningen;

twee-aaneen twee aaneengebouwde woningen;

vrijstaand vrijstaande woningen;

met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' maximaal het op de verbeelding aangegeven aantal nieuwe woningen is toegestaan;

  1. b. aan huis verbonden beroepen;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven.

12.2 Bouwregels

12.3 Afwijken van de bouwregels

12.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 13 Wonen - 1

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen - 1" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het bestaande aantal woningen ter plaatse van de aanduidingen:
    1. 1. 'vrijstaand': vrijstaande woningen;

met dien verstande dat maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal woningen is toegestaan;

  1. b. aan huis verbonden beroepen;
  2. c. mantelzorg;
  3. d. het houden van een kleinschalig kampeerterrein, met dien verstande dat:
    1. 1. maximaal 10 kampeermiddelen met bijbehorende sanitaire voorzieningen per bestemmingsvlak zijn toegestaan;
    2. 2. alleen binnen de periode van 15 maart tot 31 oktober kampeermiddelen op het terrein aanwezig mogen zijn;
    3. 3. stacaravans niet zijn toegestaan;
    4. 4. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen mag niet meer dan 50 m2 bedragen;
    5. 5. een kleinschalig kampeerterrein uitsluitend wordt toegestaan indien de bestemming Wonen - 1 niet grenst aan de bestemming Natuur met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven.

13.2 Bouwregels

13.3 Afwijken van de bouwregels

13.4 Specifieke gebruiksregels

13.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 14 Wonen - 2

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. vrijstaande woningen ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand';
  2. b. aan huis verbonden beroepen;
  3. c. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven.

14.2 Bouwregels

14.3 Afwijken van de bouwregels

14.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 15 Leiding - Riool

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Riool aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. a. een ondergrondse rioolpersleiding;
  2. b. het beheer en onderhoud van de leiding;

met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.

15.2 Bouwregels

15.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 15.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen, mits advies is verkregen van de leidingbeheerder.

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 16 Waarde - Hoge Archeologische Verwachting

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Hoge archeologische verwachting' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

16.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m², een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. b. Indien uit het bepaalde in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

16.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde artikel 16.2 sub a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 17 Waarde - Lage Archeologische Verwachting

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Lage archeologische verwachting’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

17.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 10.000 m², een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. b. Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

17.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde artikel 17.2 sub a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 18 Waarde - Landschap

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Landschap aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming, instandhouding en versterking van de aardkundige waarden, openheid en het verkavelingspatroon.

18.2 Specifieke gebruiksregels

18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 19 Waarde - Middelmatige Archeologische Verwachting

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Middelmatige archeologische verwachting’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

19.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 5.000 m², een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. b. Indien uit het bepaalde in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

19.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde artikel 19.2 sub a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 20 Waarde - Oude Dijken En Historische Dorpslinten

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Oude dijken en historische dorpslinten’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

20.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m², een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. b. Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

20.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde artikel 20.2 sub a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 21 Waarde - Terrein Van Archeologische Waarde

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Terrein van archeologische waarde’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

21.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 30 m², een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. b. Indien uit het bepaalde in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

21.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde artikel 21.2 sub a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 22 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 23 Algemene Gebruiksregels

23.1 Algemeen

Tot een strijdig gebruik met alle bestemmingen wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  2. b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  3. c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.

23.2 Parkeren

  1. d. Een omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan of het bouwen of uitbreiden van een gebouw bedoeld voor wonen of een ander soort verblijf van mensen wordt slechts verleend, indien is aangetoond dat ten minste wordt of zal worden voldaan aan de gemiddelde parkeernormen, zoals opgenomen in 'Parkeernormennota Duiven', met dien verstande dat het totale aantal benodigde parkeerplaatsen wordt afgerond op het dichtstbijzijnde hele getal.
  2. e. De gehanteerde afmetingen van een parkeerplaats zijn conform de vigerende beleidsnota parkeren.
  3. f. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a en b:

indien het voldoen aan de parkeerbehoefte als gevolg van bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, of:

voor zover op andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien;

  1. g. Het onder a bepaalde is niet van toepassing ingeval: een bouwwerk ten gevolge van een calamiteit geheel verloren is gegaan, het gebouw herbouwd wordt met dezelfde functie en omvang, er op gelijke wijze wordt voldaan aan de parkeerbehoefte als voor de calamiteit feitelijk het geval was en de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
  2. h. Ten tijden van de aanvraag van een omgevingsvergunning wordt getoetst aan de dan geldende parkeerbeleidsnota.

Artikel 24 Algemene Aanduidingsregels

24.1 Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing

Artikel 25 Algemene Afwijkingsregels

25.1 Algemene afwijkingen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
  2. b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;

25.2 Voorwaarden

De omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 25.1 kan slechts worden verleend, mits:

  1. a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  2. b. straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

25.3 Aan huis verbonden beroep

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de artikelen 3.4.3, 4.4.1, 6.3.1 en 13.4.1 voor het gebruik van bouwwerken behorende bij (bedrijfs)woningen ten behoeve van een aan huis verbonden beroep met een vloeroppervlak van maximaal 60 m2, met dien verstande dat het aan huis verbonden beroep er niet toe mag leiden dat de gezamenlijke oppervlakte van aan huis verbonden beroepen en aan huis verbonden bedrijven meer dan 60 m2 bedraagt.

25.4 Aan huis verbonden bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het plan voor het gebruik van een (bedrijfs)woningen en/of bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden bedrijf mits:

  1. a. de oppervlakte maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de gebouwen bedraagt tot een maximum van 60 m2;
    1. 1. degene die het aan huis verbonden bedrijf uitoefent, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
    2. 2. er geen detailhandel plaatsvindt behalve als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf;
    3. 3. er mag geen groothandel of horeca plaatsvinden;
    4. 4. door degene die het aan-huis-verbonden beroep uitoefent, kan worden aangetoond dat de uitoefening van het beroep geen extra parkeerruimte vereist binnen het openbaar gebied;
    5. 5. voorzien is in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
    6. 6. het aan huis verbonden bedrijf er niet toe leidt dat de gezamenlijke oppervlakte van aan huis verbonden beroepen en aan huis verbonden bedrijven meer dan 60 m2 bedraagt;
  2. b. Een omgevingsvergunning als bedoeld in onder a kan slechts worden verleend, mits:
    1. 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    2. 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.

25.5 Bed & Breakfast

Burgemeester en wethouders kunnen met een een omgevingsvergunning afwijken van het plan voor het gebruik van een (bedrijfs)woningen en/of bijbehorende bouwwerken voor een bed and breakfast, mits:

  1. a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  2. b. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
  3. c. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  4. d. parkeren dient zoveel mogelijk op eigen terrein plaats te vinden;
  5. e. de omvang van de bed and breakfast niet meer bedraagt dan 40% van het vloeroppervlak van de woning en/of bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 60 m².

Artikel 26 Algemene Wijzigingsregels

26.1 Wijziging bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor:

  1. a. het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    1. 1. bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
    2. 2. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
    3. 3. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad;
  2. b. het toestaan van de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen met een bouwhoogte van ten hoogste 3,5 m en een inhoud van ten hoogste 75 m3 ten dienste van het openbare nut en overige openbare dienstverlening;
  3. c. de reconstructie van de binnen het plangebied gelegen wegen, met dien verstande dat de op de verbeelding gegeven bestemming Verkeer ter weerszijden van de weg met ten hoogste 2 m mag worden verbreed.

26.2 Wijzging naar wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen teneinde op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 1' de agrarische gronden te wijzigen naar de bestemming 'Wonen', 'Tuin' en 'Verkeer-Verblijfsgebied' met dien verstande dat:

  1. a. maximaal 8 vrijstaande woningen zijn toegestaan;
  2. b. het oppervlak per vrijstaande woning maximaal 175 m2 mag bedragen;
  3. c. de maximale goot- en bouwhoogte bedraagt respectievelijk 6 en 9 meter;
  4. d. de woonfunctie milieuhygiënisch inpasbaar is;
  5. e. de ontwikkeling geen negatieve invloed mag hebben op de bestaande verkeers- en parkeersituatie;
  6. f. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  7. g. de ontwikkeling voldoet aan de ladder voor duurzame verstedelijking, waarmee voldoende moet worden aangetoond dat de woningen voorzien in een regionale behoefte;
  8. h. in aanvulling op het bepaalde in dit lid na wijziging, de regels in Artikel 7 Tuin, Artikel 10Verkeer - Verblijfsgebied en Artikel 12 Wonen overeenkomstig van toepassing zijn;
  9. i. deze wijzigingsbevoegdheid een instandhoudingstermijn heeft van maximaal 5 jaren, ingaand op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan en dat na deze periode deze wijzigsbevoegdheid vervalt;

Artikel 27 Algemene Procedureregels

27.1 Wijziging

Ten aanzien van de in dit plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden zal de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan moeten zijn gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden dat:

  1. a. bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden;
  2. b. met betrekking tot (spoor)wegverkeersgeluid een aanvaardbaar woonklimaat wordt gerealiseerd;
  3. c. met betrekking tot de luchtkwaliteit een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
  4. d. met betrekking tot de externe veiligheid een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
  5. e. beschermde planten- en diersoorten en biotopen niet onevenredig worden geschaad;
  6. f. het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 28 Overgangsrecht

28.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 28.1, sub a omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Artikel 28.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

28.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 28.2, sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in artikel 28.2, sub a na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 29 Slotregel

Dit bestemmingsplan kan worden aangehaald als bestemmingsplan Veegplan Duiven 2017 van de gemeente Duiven.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 3 juli 2018.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening in 2008, mogen bestemmingsplannen niet ouder zijn dan tien jaar, gerekend vanaf de datum van vaststelling. De gemeente Duiven voldoet grotendeels aan deze wettelijke verplichting uit de Wro, behoudens een aantal specifieke locaties. Enkele locaties zijn om uiteenlopende redenen niet betrokken geweest bij de actualisaties. Bij andere hebben er ruimtelijke ontwikkelingen plaatsgevonden die bijvoorbeeld met een zogeheten projectbesluit zijn vergund, maar waarvoor nog geen nieuwe planologische regeling is vastgesteld, of komt de feitelijke situatie niet overeen met de geldende planologische regeling.

Hierdoor is de rechtszekerheid van de activiteiten ter plaatse in het geding. Om die reden heeft de gemeente Duiven voorliggend veegplan voor de specifieke locaties (zie volgende paragraaf) opgesteld. Het veegplan hersteld enkele omissies en borgt de planologische rechtszekerheid van de feitelijke situaties en ruimtelijke ontwikkelingen.

1.2 Ligging Plangebied

Zoals reeds aangegeven bestaat het plangebied uit verschillende afzonderlijke locaties waarvoor in de huidige situatie een verouderde regeling geldt, dan wel waarvoor ruimtelijke ontwikkelingen hebben plaatsgevonden die nog geen vertaling hebben gekregen in een bestemmingsplan. Het betreft de volgende locaties met korte omschrijving. Voor de exacte ligging en begrenzing van de deelgebieden wordt verwezen naar de verbeelding, die deel uit maakt van voorliggend bestemmingsplan.

Nummer Adres / locatie Omschrijving
1. Graslanden Heilweg, Duiven Graslanden ten westen van de gerealiseerde woonwijk Kloosterkamp.
2. Ploenstraat 17 / Hogeweg 2, Duiven Agrarisch bedrijfsperceel (Ploenstraat 17) waar nagenoeg alleen bedrijfsactiviteiten worden uitgevoerd. En een bedrijfswoning met bijgebouw, behorende bij het bedrijf aan de Ploenstraat 17.
3. Kloosterkamp Zuid, NO-Hoek, Duiven Grasland waar middels een projectbesluit woningbouw is toegestaan.
4. Heilweg 4 e.o., Duiven Woonperceel waarbij bouwgrond is uitgegeven ten behoeve van tuinen voor de aangrenzende woningen
5. Closterkampstraat 31, Duiven Deel van tuingrond dat deel uitmaakt van de ontsluiting van de woning aan de Closterkampstraat 33.
6. De Ploen-Zuid, terp 5, Duiven Twee vergunde / gerealiseerde woonbuurten in de nieuwe woonwijk De Ploen.
7. Loostraat 1a, Loo Agrarisch bedrijfsperceel ten behoeve van een paardenhouderij in Loo.
8. Ooijsebrug 2, Groessen Perceel met een maatschappelijke bestemming ten behoeve van een zorgboerderij in het buitengebied.
9. Helhoek 17, Groessen Agrarisch bedrijfsperceel in het buitengebied.
10. Heilweg 24, Duiven Woonperceel aan de Heilweg.
11. Akkerwinde 2-4, Duiven Bestaand woonperceel aan de Akkerwinde
12. Lijkweg 24, Groessen Woonperceel aan de Lijkweg in het buitengebied.
13. Lijkweg 29, Groessen Woonperceel aan de Lijkweg in het buitengebied
14. Loostraat 28, Loo Woonperceel met meerdere wooneenheden in een cultuurhistorisch pand in Loo.
15. Breitnerstraat / Van Goyenstraat, Duiven Tuinen behorende bij een appartementencomplex op de hoek Breitnerstraat / Van Goyenstraat.
16. Kruising Oostsingel / Vergertlaan, Duiven Kruising waar een verkeerskundige aanpassing wordt doorgevoerd.
17. Beerenclaauwstraat 25, Groessen Woonperceel aan de Beerenclaauwstraat in het buitengebied.
18. Engsestraat 22, Duiven Woonperceel nabij bedrijfsperceel aan de Engsestraat in het buitengebied.
19. Heilweg 3, Duiven Woonerf met een aantal woningen aan de rand van Duiven.
20. Kruising Heiliglandsestraat, Parallelweg en Beerenclaauwstraat, Groessen (Snelfietsroute De Liemers) Onderdeel van de snelfietsroute De Liemers.
21. Bergdravik Bestaande woonbestemming zonder aanduiding voor maximum aantal wooneenheden.
22. Dorpstraat 54 Perceel met kinderdagverblijf en bedrijfswoning aan de rand van de kern Groessen.

1.3 Geldende Juridisch-planologische Regeling

Het plangebied bestaat uit verschillende afzonderlijke locaties waarvoor in de huidige situatie een verouderde regeling geldt, dan wel waarvoor ruimtelijke ontwikkelingen hebben plaatsgevonden die nog geen vertaling hebben gekregen in een bestemmingsplan. Voor de verschillende deelgebieden zijn de volgende planologische regelingen van kracht. Met de vaststelling van dit bestemmingsplan komen de hier genoemde regelingen voor het specifieke deelgebied te vervallen.

Nummer Adres / locatie Bestemmingsplan/-nen Vastgesteld
1. Graslanden Heilweg, Duiven Duiven-Zuid 1984
Archeologie
3 september 1984
31 mei 2009
2. Ploenstraat 17 / Hogeweg 2, Duiven Buitengebied 1980
Archeologie
24 november 1980
31 mei 2009
3. Kloosterkamp Zuid, NO-Hoek, Duiven Duiven-Zuid 1984
Archeologie
Projectbesluit Kloosterkamp Zuid, noordoost hoek
3 september 1984
31 mei 2009
21 september 2010
4. Heilweg 4 e.o., Duiven Duiven-Zuid
Archeologie
31 mei 2010
31 mei 2009
5. Closterkampstraat 31, Duiven Duiven-Zuid
Archeologie
31 mei 2010
31 mei 2009
6. Ploen-Zuid, terp 5, Duiven De Ploen Zuid
Archeologie
Projectbesluit De Ploen Zuid, terp 5
17 februari 2003
31 mei 2009
5 oktober 2005
7. Loostraat 1a, Loo Wijzigingsplan Loostraat 1a te Loo 28 juni 2016
8. Ooijsebrug 2, Groessen Buitengebied 2013 1 juni 2015
9. Helhoek 17, Groessen Buitengebied 2013 1 juni 2015
10. Heilweg 24, Duiven Duiven-Zuid 1984
Archeologie
Duiven-Zuid
3 september 1984
31 mei 2009
31 mei 2010
11. Akkerwinde 2-4, Duiven Duiven-Zuid
Archeologie
31 mei 2010
31 mei 2009
12. Lijkweg 24, Groessen Buitengebied 2013 1 juni 2015
13. Lijkweg 29, Groessen Buitengebied 2013 1 juni 2015
14. Loostraat 28, Loo Buitengebied 2013 1 juni 2015
15. Breitnerstraat / Van Goyenstraat, Duiven Duiven-Noord
Archeologie
1 november 2010
31 mei 2009
16. Kruising Oostsingel / Vergertlaan, Duiven Duiven-Noord
Archeologie
1 november 2010
31 mei 2009
17. Beerenclaauwstraat 25, Groessen Buitengebied 2013 1 juni 2015
18. Engsestraat 22, Duiven Buitengebied 2013 1 juni 2015
19. Heilweg 3, Duiven Buitengebied 2013 1 juni 2015
20. Kruising Heiliglandsestraat, Parallelweg en Beerenclaauwstraat, Groessen (Snelfietsroute De Liemers) Buitengebied 2013 1 juni 2015
21. Bergdravik Duiven Zuid 31 mei 2010
22. Dorpstraat 54 Dorpstraat 54 te Groessen 4 april 2016

1.4 Leeswijzer

Voorliggend bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding vormt samen met de regels het juridische bindende deel van het bestemmingsplan. In de toelichting worden de keuzes die in het bestemmingsplan worden gemaakt nader gemotiveerd en verantwoord.

De toelichting is opgebouwd uit vijf hoofdstukken. Het volgende hoofdstuk (Hoofdstuk 2) beschrijft de verschillende deelgebieden en de wijze waarop deze zullen worden bestemd. Hoofdstuk 3 geeft een overzicht van het ruimtelijke beleidskader en de milieu- en de omgevingsaspecten voor die deelgebieden die een nadere toets behoeven. In hoofdstuk 4 volgen de juridische planaspecten. Het vijfde en laatste hoofdstuk is gewijd aan de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

Voorliggend bestemmingsplan herstelt omissies en borgt de planologische rechtszekerheid van de feitelijke situaties en ruimtelijke ontwikkelingen op een aantal locaties in de gemeente Duiven, waarvoor nog geen actuele, passende juridisch-planologische regeling geldt. In de navolgende paragrafen wordt per locatie ingegaan wat met dit bestemmingsplan op de betreffende locatie planologisch wordt geregeld.

2.1 Graslanden Heilweg

Voor de gronden binnen dit deelgebied geldt op dit moment een uitwerkingsbevoegdheid voor woningbouw (bestemming 'Uit te werken woondoeleinden') op basis van het vigerende bestemmingsplan "Duiven-Zuid 1984". Deze uitwerkingsbevoegdheid bestaat sinds 1984 en er is tot op heden geen gebruikt van gemaakt. In de Structuurvisie Duiven 2015 (zie paragraaf 3.1.6) zijn de gronden niet aangemerkt als 'zoekgebied wonen'.Om deze redenen worden de gronden overeenkomstig de feitelijke situatie bestemd met de bestemming 'Agrarisch'. Wel is voor de gronden een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het college van burgemeester en wethouders om de bestemming ter plaatse te wijzigen in de bestemming wonen ten behoeve van de bouw van 8 vrijstaande woningen. Dit conform hetgeen met toepassing van de uitwerkeringsplicht mogelijk is. Op de navolgende afbeelding wordt de verbeelding van de toekomstige juridisch-planologische situatie van de locatie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0226.BPDUIVEN002-VS01_0001.png"

Verbeelding toekomstige juridisch-planologische situatie Graslanden Heilweg

2.2 Ploenstraat 17 / Hogeweg 2

Op de locatie Ploenstraat 17 / Hogeweg 2 te Duiven is een bedrijf gevestigd dat gestart is als veehouderij en later is uitgebreid met een agrarisch loonbedrijf als nevenactiviteit. Op basis van het verouderde vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied 1980' zijn de gronden bestemd als 'Agrarische doeleinden, klasse C'. Door de ontwikkeling van het loonbedrijf is de agrarische tak van het bedrijf echter geen hoofdactiviteit meer. Wel vinden er nog agrarische nevenactiviteiten plaats, hiervoor is een aanduiding 'agrarisch medegebruik' opgenomen op de verbeelding. De bestemming 'Agrarische doeleinden, klasse C' komt daarom niet meer overeen met de feitelijke situatie ter plaatse. Om die reden wordt de locatie bestemd als 'Bedrijf', ten behoeve van een agrarisch loonbedrijf. Daarnaast is er een nieuwe carport beoogd op de locatie, waarvoor nog geen regeling geldt. Deze carport behoort bij het perceel Hogeweg 2. De nieuwe carport is eveneens opgenomen in het plan.

Om het perceel heen liggen agrarische gronden, waarvoor eveneens het verouderde bestemmingsplan 'Buitengebied 1980' geldt. Deze gronden worden meegenomen in dit plan en zijn overeenkomstig de feitelijke situatie bestemd als 'Agrarisch'.

Op de navolgende afbeelding wordt de verbeelding van de toekomstige juridisch-planologische situatie van de locatie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0226.BPDUIVEN002-VS01_0002.png"

Verbeelding toekomstige juridisch-planologische situatie Ploenstraat 17 / Hogeweg 2

2.3 Kloosterkamp Zuid (No-hoek)

Voor deze locatie is op 21 september 2010 een projectbesluit verleend ten behoeve van twee vrijstaande woningen (Eltensestraat 38 en 40) en 2 twee-onder-een-kapwoningen (Althoornstraat 13 en 15). Deze situatie is echter nog niet opgenomen in een juridisch-planologische regeling. De gronden worden bestemd als 'Wonen'. De voortuinen van de woningen worden bestemd als 'Tuin'. Verder wordt de aanwezige ventweg bestemd als 'Verkeer – verblijfsgebied' en een groenstrook ten zuiden van de woningen als 'Groen'.

Op de navolgende afbeelding wordt de verbeelding van de toekomstige juridisch-planologische situatie van de locatie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0226.BPDUIVEN002-VS01_0003.png"

Verbeelding toekomstige juridisch-planologische situatie Kloosterkamp Zuid (NO-Hoek)

2.4 Heilweg 4 E.o.

Voor de gronden op deze locatie bestond in het verleden het plan om twee woningen met een tuin te realiseren. De vrijstaande woning Heilweg 4 is gerealiseerd en voor het overige zijn de gronden als tuin ten behoeve van de woningen ten noorden van de locatie (Vriesschestraat 21-27) uitgegeven. Om die reden wordt het bouwvlak op de locatie verkleind.

Daarnaast wordt een deel van de gronden op de locatie die bestemd waren als 'Tuin' herbestemd tot 'Wonen'. Dit wordt gedaan omdat deze gronden niet langer als voortuin zijn beoogd, maar als achtertuin behorende bij een van de woningen ten noorden van de locatie. Voor voortuinen geldt een andere juridisch-planologische regeling dan achtertuinen.

Volledigheidshalve is de woning die wel gerealiseerd is binnen het bouwvlak, eveneens opgenomen in voorliggend plan.

Op de navolgende afbeelding wordt de verbeelding van het toekomstige bestemmingsplan van de locatie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0226.BPDUIVEN002-VS01_0004.png"

Verbeelding toekomstige juridisch-planologische situatie Heilweg 4 e.o.

2.5 Closterkampstraat 31

Om de woning Closterkampstraat 31 een degelijke ontsluiting te geven, moet een toegangspad worden verbreed. De gronden die worden aangewend voor de verbreding (circa 5 m2) zijn op basis van het vigerende bestemmingsplan "Duiven-Zuid" bestemd als 'Tuin'. Deze bestemming wordt in dit plan omgezet naar de bestemming 'Verkeer – Verblijfsgebied'.

Op de navolgende afbeelding wordt de verbeelding van het toekomstige bestemmingsplan van de locatie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0226.BPDUIVEN002-VS01_0005.png"

Verbeelding toekomstige juridisch-planologische situatie Closterkampstraat 31

2.6 Ploen Zuid, Terp 5

Voor dit deelgebied geldt een projectbesluit, op basis waarvan de woningen zijn vergund dan wel gerealiseerd. Om die reden kan voor deze woningen en de openbare ruimte een meer gedetailleerde regeling worden opgenomen. De woningen worden in voorliggend plan bestemd als 'Wonen', waarbij een bouwvlak wordt opgenomen en ook de bouwwijze wordt vastgelegd. De gerealiseerde groen- en verkeersstructuur worden eveneens vastgelegd middels respectievelijk de bestemmingen 'Groen' en 'Verkeer - Verblijfsgebied'.

Op de navolgende afbeelding wordt de verbeelding van het toekomstige bestemmingsplan van de locatie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0226.BPDUIVEN002-VS01_0006.png"

Verbeelding toekomstige juridisch-planologische situatie Ploen Zuid, terp 5

2.7 Loostraat 1a

Voor deze locatie is op basis van het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied 2013', op 28 juni 2016 een wijzigingsplan vastgesteld. Dit is gedaan om de vorm van het bouwvlak te wijzigen, zodat een nieuwe paardenbak gerealiseerd kan worden.

Hoewel binnen de agrarische bestemming een paardenfokkerij is toegestaan, is het tevens opnemen van de functieaanduiding ‘paardenhouderij’ passender, omdat op het perceel een productiegerichte paardenhouderij wordt geëxploiteerd. Omdat de paardenbak een afwijkende maatvoering heeft (1.950m²), is deze voorzien van de aanduiding ‘rijbak’. Ter hoogte van deze aanduiding zijn geen gebouwen en bijbehorende bouwwerken toegestaan.

Op de navolgende afbeelding wordt de verbeelding van het toekomstige bestemmingsplan van de locatie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0226.BPDUIVEN002-VS01_0007.png"

Verbeelding toekomstige juridisch-planologische situatie Loostraat 1a

2.8 Ooijsebrug 2

Bij de actualisatie van het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied 2013' zijn de toegestane oppervlakten aan bedrijfsbebouwing (bijlage 3 van het vigerend plan) niet goed opgenomen. De toegestane oppervlakte 'Bestaand opp. bedrijfsbebouwing (luchtfoto 2011) [in m2]' 440 m2, wordt met voorliggend plan gewijzigd in 470 m2. De toegestane oppervlakte 'Max. opp. na uitbreiding bij recht [in m2]' wordt bijgesteld van 500 m2 naar 530 m2.

Daarnaast is in het vigerend plan per abuis een kas buiten het bouwvlak komen te vallen. Deze omissie wordt hersteld door het bouwvlak te vergroten, waardoor de kas binnen het bouwvlak valt. Op de navolgende afbeelding wordt de verbeelding van het toekomstige bestemmingsplan van de locatie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0226.BPDUIVEN002-VS01_0008.jpg"

Verbeelding toekomstige juridisch-planologische situatie Ooijsebrug 2

2.9 Helhoek 17

Op basis van het vigerend bestemmingsplan 'Buitengebied 2013' is de locatie bestemd als 'Agrarisch'. Omdat de A15 wordt doorgetrokken richting de A12, is volwaardige agrarische bedrijfsvoering op de locatie in de toekomst niet langer mogelijk. Het college heeft besloten medewerking te willen verlenen aan het omzetten van de bestemming 'Agrarisch' naar de bestemming 'Bedrijf'. Daarbij heeft het college besloten medewerking te verlenen aan maximum oppervlakte van 310 m2 aan opslag en de mogelijkheid voor agrarisch medegebruik.

Op de navolgende afbeelding wordt de verbeelding van het toekomstige bestemmingsplan van de locatie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0226.BPDUIVEN002-VS01_0009.png"

Verbeelding toekomstige juridisch-planologische situatie Helhoek 17

2.10 Heilweg 24

De locatie is op basis van de vigerende bestemmingsplannen "Duiven-Zuid" en "Duiven-Zuid 1984" deels bestemd als 'Wonen' en deels als 'Tuin' en 'Uit te werken woondoeleinden'. Een bijgebouw behorende bij de woning zijn niet geheel bestemd als 'Wonen', maar ook als 'Tuin' en 'Uit te werken woondoeleinden'. In voorliggend plan wordt het bijgebouw bestemd als 'Wonen'.

Op de navolgende afbeelding wordt de verbeelding van het toekomstige bestemmingsplan van de locatie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0226.BPDUIVEN002-VS01_0010.png"

Verbeelding toekomstige juridisch-planologische situatie Heilweg 24

2.11 Akkerwinde 2-4

In het vigerende bestemmingsplan "Duiven-Zuid" is het deelgebied bestemd als 'Wonen', echter is ook de aanduiding twee-aan-een opgenomen. Hierdoor is het niet mogelijk om op het perceel twee vrijstaande woningen toe te staan, hetgeen wel gewenst is. Om die reden blijft de bestemming gehandhaafd, maar is tevens de aanduiding 'vrijstaand' opgenomen en worden maximaal 2 woningen toegestaan.

Op de navolgende afbeelding wordt de verbeelding van de toekomstige juridisch-planologische situatie van de locatie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0226.BPDUIVEN002-VS01_0011.png"

Verbeelding toekomstige juridisch-planologische situatie Akkerwinde 2 en 4

2.12 Lijkweg 24

De locatie is in het vigerende bestemmingsplan "Buitengebied 2013" deels bestemd als 'Wonen – 1' en deels als 'Agrarisch'. Een bijgebouw behorende bij de woning is niet geheel bestemd als 'Wonen - 1', maar ook als 'Agrarisch'. Dit is niet wenselijk omdat op die manier een tweetal regelingen van kracht is. Hetgeen onduidelijkheid geeft. Om een eenduidige planologisch regeling te bieden wordt in voorliggend plan wordt het bijgebouw bestemd als 'Wonen - 1'. Verder bestaat er de wens om nieuwe bijgebouwen te realiseren in de vorm van vergunningsvrije bouwwerken. Doordat het 'woon' erf is vergroot bestaat hier de mogelijkheid toe.

Op de navolgende afbeelding wordt de verbeelding van het toekomstige bestemmingsplan van de locatie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0226.BPDUIVEN002-VS01_0012.png"

Verbeelding toekomstige juridisch-planologische situatie Lijkweg 24

2.13 Lijkweg 29

De locatie is in het vigerende bestemmingsplan "Buitengebied 2013" deels bestemd als 'Wonen – 1' en deels als 'Agrarisch'. De tuin en een bijgebouw behorende bij de woning zijn niet geheel bestemd als 'Wonen - 1', maar ook als 'Agrarisch'. Dit is niet wenselijk omdat op die manier een tweetal regelingen van kracht is, hetgeen onduidelijkheid geeft. Om die reden wordt in voorliggend plan de achtertuin en het bijgebouw bestemd als 'Wonen - 1'.

Op de navolgende afbeelding wordt de verbeelding van het toekomstige bestemmingsplan van de locatie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0226.BPDUIVEN002-VS01_0013.png"

Verbeelding toekomstige juridisch-planologische situatie Lijkweg 29

2.14 Loostraat 28

Voor de locatie is in 2015 met een afwijking uit het bestemmingsplan 'Buitengebied 2013' een omgevingsvergunning verleend voor de renovatie van Huize Valkenhof in combinatie met de realisatie van een viertal appartementen.

De vergunde situatie wordt in voorliggend plan opgenomen. Vanwege de cultuurhistorische waarden ter plaatse wordt in de regels opgenomen dat, behoudens één bijgebouw, geen bouwwerken zijn toegestaan in de bestemming 'Tuin'.

Op de navolgende afbeelding wordt de verbeelding van het toekomstige bestemmingsplan van de locatie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0226.BPDUIVEN002-VS01_0014.png"

Verbeelding toekomstige juridisch-planologische situatie Loostraat 28

2.15 Breitnerstraat / Van Goyenstraat

In het bestemmingsplan Duiven-Noord zijn de voortuinen aan de Breitnerstraat abusievelijk bestemd als 'Wonen'. Daarmee worden de tuinen aan de weg aangemerkt als achtererfgebied en zijn vergunningsvrije bouwwerken toegestaan. Deze situatie is vanuit stedenbouwkundig oogpunt niet wenselijk. Het betreffen hier immers geen achtertuinen maar voortuinen. Om die reden worden de voortuinen in voorliggend plan bestemd als 'Tuin', waarmee de planologische situatie klopt met de feitelijke situatie.

Op de navolgende afbeelding wordt de verbeelding van het toekomstige bestemmingsplan van de locatie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0226.BPDUIVEN002-VS01_0015.png"

Verbeelding toekomstige juridisch-planologische situatie Breitnerstraat / Goyenstraat

2.16 Kruising Oostsingel / Vergertlaan

In 2016 hebben aan de kruising Oostsingel-Vergertlaan verkeerstechnische aanpassingen aan de weg plaatsgevonden en is ter hoogte van de kruising Vergertlaan-Schapenweide een middelgeleider aangelegd. Door deze aanpassingen is de Vergertlaan verbreed, waardoor deze in het bestemmingsplan ‘Duiven-Noord’ deels buiten de bestemming ‘Verkeer’ in de bestemming ‘Groen’ is komen te liggen. Hoewel de groenbestemming ook voorziet in infrastructurele werken en verhardingen, is een verkeersbestemming ter plaatse passender. Het is noodzakelijk het bestemmingsplan hierop aan te passen. Ter verduidelijking zijn ook de overige gronden van het nieuwe wegontwerp die reeds als 'Verkeer' bestemd waren meegenomen in het plangebied.

Op de navolgende afbeelding wordt de verbeelding van het toekomstige bestemmingsplan van de locatie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0226.BPDUIVEN002-VS01_0016.png"

Verbeelding toekomstige juridisch-planologische situatie Kruising Oostsingel / Vergertlaan

2.17 Beerenclaauwstraat 25 En Snelfietsroute De Liemers

De locatie is in het vigerende bestemmingsplan "Buitengebied 2013" deels bestemd als 'Wonen – 1' en deels als 'Tuin'. De bijgebouwen behorende bij de woning zijn niet geheel bestemd als 'Wonen - 1', maar ook als 'Tuin'. Dit is niet wenselijk omdat op die manier een tweetal regelingen van kracht is, hetgeen onduidelijkheid geeft. In voorliggend plan worden de bijgebouwen bestemd als 'Wonen - 1'.

De gemeente Duiven heeft in het verleden medewerking verleend aan de realisatie van snelfietsroute De Liemers. Deze ontwikkeling is in het bestemmingsplan “Snelfietsroute De Liemers”, dat op 15 december 2014 door de gemeenteraad is vastgesteld, planologisch geregeld door o.a. de bestemming ‘Agrarisch’ van een perceel naast Beerenclaauwstraat 25 te wijzigen in ‘Verkeer’ en ‘Groen’.

In de periode na de vaststelling van het bestemmingsplan “Snelfietsroute De Liemers” is het bestemmingsplan “Buitengebied 2013”, waar deze locatie van de snelfietsroute eerder ook deel van uitmaakte, met toepassing van een bestuurlijke lus op 1 juni 2015 gewijzigd vastgesteld. Per abuis is bij het opstellen van dit bestemmingsplan “Buitengebied 2013” verzuimd om de locatie van de snelfietsroute uit het bestemmingsplan te halen. Het bestemmingsplanregime op deze locatie was immers al door het bestemmingsplan “Snelfietsroute De Liemers” naar ‘Verkeer’ en ‘Groen’ omgezet. Het bestemmingsplan “Buitengebied 2013” is onherroepelijk geworden op 7 augustus 2015, enkele maanden na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan “Snelfietsroute De Liemers”. Vandaar dat op dit moment het plangebied wederom de bestemming ‘Agrarisch’ heeft. Het is noodzakelijk om deze omissie te herstellen en de locatie weer opnieuw de correcte bestemmingen ‘Groen’ en ‘Verkeer’ te geven overeenkomstig het bestemmingsplan “Snelfietsroute De Liemers”.

Op de navolgende afbeelding wordt de verbeelding van het toekomstige bestemmingsplan van de locatie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0226.BPDUIVEN002-VS01_0017.png"

Verbeelding toekomstige juridisch-planologische situatie Beerenclaauwstraat 25 en Snelfietsroute De Liemers

2.18 Engsestraat 22

Een bijgebouw behorende bij de woning Engsestraat 22 is op basis van het vigerend bestemmingsplan 'Buitengebied 2013' bestemd als 'Bedrijf'. Omdat het bijgebouw bij de woning aan de Engsestraat 22 hoort, wordt deze in voorliggend plan, net als de woning, bestemd als 'Wonen - 1'.

Daarnaast komt een deel van het bestemmingsvlak 'Wonen - 1' van de woning niet overeen met het feitelijk gebruik en de kadastrale grens. Deze gronden, ten noorden van de woning, worden om deze redenen bestemd als 'Agrarisch'. Volledigheidshalve zijn alle gronden behorende bij het perceel opgenomen in voorliggend plan.

Op de navolgende afbeelding wordt de verbeelding van het toekomstige bestemmingsplan van de locatie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0226.BPDUIVEN002-VS01_0018.png"

Verbeelding toekomstige juridisch-planologische situatie Engsestraat 22

2.19 Heilweg 3

De gemeente Duiven heeft in het verleden medewerking verleend aan een functieverandering van het agrarisch bouwperceel Heilweg 3 te Duiven naar wonen, waarbij naast de omzetting van de bedrijfswoning naar burgerwoning 2 extra woningen zijn toegestaan. In het bestemmingsplan “Heilweg 3”, dat op 17 december 2014 door de gemeenteraad is vastgesteld, is o.a. deze functieverandering planologisch geregeld.

In de periode na de vaststelling van het bestemmingsplan “Heilweg 3” is het bestemmingsplan “Buitengebied 2013”, waar de locatie Heilweg 3 eerder ook deel van uitmaakte, met toepassing van een bestuurlijke lus op 1 juni 2015 gewijzigd vastgesteld. Per abuis is bij het opstellen van dit bestemmingsplan “Buitengebied 2013” verzuimd om de locatie Heilweg 3 uit het bestemmingsplan te halen. Het bestemmingsplanregime op deze locatie was immers al door het bestemmingsplan “Heilweg 3” naar ‘Wonen’, ‘Tuin’, ‘Groen’, ‘Verkeer-Verblijfsgebied’ en ‘Water’ omgezet. Het bestemmingsplan “Buitengebied 2013” is onherroepelijk geworden op 7 augustus 2015, enkele maanden na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan “Heilweg 3”. Vandaar dat op dit moment het plangebied wederom de bestemming ‘Agrarisch’ heeft. Het is noodzakelijk om de omissie te herstellen en de locatie weer opnieuw de correcte bestemmingen te geven overeenkomstig het bestemmingsplan “Heilweg 3”.

Op de navolgende afbeelding wordt de verbeelding van het toekomstige bestemmingsplan van de locatie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0226.BPDUIVEN002-VS01_0019.png"

Verbeelding toekomstige juridisch-planologische situatie Heilweg 3

2.20 Kruising Heiliglandsestraat Parallelweg En Beerenclaauwstraat

De gemeente Duiven heeft in het verleden medewerking verleend aan de realisatie van snelfietsroute De Liemers. Deze ontwikkeling is in het bestemmingsplan “Snelfietsroute De Liemers”, dat op 15 december 2014 door de gemeenteraad is vastgesteld, planologisch geregeld door o.a. de bestemming ‘Agrarisch’ van twee perceel, gelegen naast de kruising van de Heiliglandsestraat, Parallelweg en Beerenclaauwstraat, te wijzigen in ‘Verkeer’ en ‘Groen’. In de periode na de vaststelling van het bestemmingsplan “Snelfietsroute De Liemers” is het bestemmingsplan “Buitengebied 2013”, waar deze locatie van de snelfietsroute eerder ook deel van uitmaakte, met toepassing van een bestuurlijke lus op 1 juni 2015 gewijzigd vastgesteld. Per abuis is bij het opstellen van dit bestemmingsplan “Buitengebied 2013” verzuimd om de locatie van de snelfietsroute uit het bestemmingsplan te halen. Het bestemmingsplanregime op deze locatie was immers al door het bestemmingsplan “Snelfietsroute De Liemers” naar ‘Verkeer’ en ‘Groen’ omgezet. Het bestemmingsplan “Buitengebied 2013” is onherroepelijk geworden op 7 augustus 2015, enkele maanden na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan “Snelfietsroute De Liemers”. Vandaar dat op dit moment het plangebied wederom de bestemming ‘Agrarisch’ heeft. Het is noodzakelijk om deze omissie te herstellen en de locatie weer opnieuw de correcte bestemmingen ‘Groen’ en ‘Verkeer’ te geven overeenkomstig het bestemmingsplan “Snelfietsroute De Liemers”.

Op de navolgende afbeelding wordt de verbeelding van het toekomstige bestemmingsplan van de locatie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0226.BPDUIVEN002-VS01_0020.png"

Verbeelding toekomstige juridisch-planologische situatie Kruising Heiliglandsestraat Parallelweg en Beerenclaauwstraat

2.21 Bergdravik

In het vigerende bestemmingsplan 'Duiven-Zuid' (vastgesteld op 31-05-2010) is abusievelijk vergeten het aantal nieuw te bouwen woningen op te nemen in de verbeelding.


Op deze locatie is al geruime tijd de mogelijkheid om 9 vrijstaande woningen te ontwikkelen. De ruimtelijk-juridische procedure voor deze ontwikkeling is destijds met een Artikel 19 lid 2 Wro gevoerd en afgerond. De ontwikkeling is bij de opstelling van het bestemmingsplan Duiven-Zuid dan ook op de verbeelding als "Wonen" opgenomen. Er is echter vergeten de aanduiding 'nieuwe woning toegestaan' op te nemen. Omdat we deze ontwikkeling nog steeds zien als een waardevolle aanvulling aan de woningvoorraad wordt de aanduiding, dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' maximaal het op de verbeelding aangegeven aantal nieuwe woningen is toegestaan, alsnog opgenomen. Binnen de aangewezen bouwvlakken wordt voorzien in de inpassing van negen nieuwe vrijstaande woningen (zie verbeelding). Hierbij wordt in het meest linkse vlak voorzien in vijf nieuwe vrijstaande woningen. In het meest rechtse vak wordt voorzien in vier nieuwe vrijstaande woningen.

Op de navolgende afbeelding wordt de verbeelding van het toekomstige bestemmingsplan van de locatie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0226.BPDUIVEN002-VS01_0021.jpg"

Verbeelding toekomstige juridisch-planologische situatie Bergdravik

2.22 Dorpstraat 54

In het vigerende bestemmingsplan "Dorpstraat 54 te Groessen" (vastgesteld 4 april 2016) is de verplaatsing van het kinderdagverblijf 'Het Pepeloentje', alsmede het amoveren van de hier aanwezige kassen en de realisatie van een drietal woningen opgenomen.

De verplaatsing van het kinderdagverblijf met bedrijfswoning heeft plaatsgevonden in verband met de doortrekking van de A15 op de destijds bestaande locatie. Bij raadsmotie is de intentie uitgesproken om aan gedupeerden die moeten wijken voor de toekomstige snelweg A15 planologische medewerking te verlenen.

Bij brief van 14 september 2016 heeft het kinderdagverblijf het college verzocht medewerking te verlenen aan het verruimen van de toegestane activiteiten op het perceel, de bestemmingsgrenzen te verleggen conform de huidige kadastrale situatie en het bouwvlak voor het kinderdagverblijf enigszins aan te passen, om op die manier de legalisering van een bijgebouw voor buitenslaap-voorziening voor kinderen mogelijk te kunnen maken. Verder is verzocht om de bestemde bedrijfswoning conform de feitelijke situatie te bestemmen als reguliere woning.

Bij besluit van 12 september 2017 heeft het college van burgemeester een wethouders besloten om in principe en onder voorwaarden medewerking te verlenen aan de voorgestelde verruiming van bestemmingsmogelijkheden op de locatie Dorpstraat 54c/ 54d te Groessen. Daarbij is eveneens voorgesteld deze wijziging op te nemen in het voorliggende veegplan.

Op de navolgende afbeelding wordt de verbeelding van het toekomstige bestemmingsplan van de locatie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0226.BPDUIVEN002-VS01_0022.png"

Verbeelding toekomstige juridisch-planologische situatie Dorpstraat 54

Hoofdstuk 3 Beleids- En Omgevingsaspecten

3.1 Beleid

3.1.1 Algemeen

In de beleidsparagraaf van een bestemmingsplan wordt een analyse gegeven van de relevante beleidskaders ten opzichte van het plan.

Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan bestaat uit afzonderlijke locaties waarvoor in de huidige situatie een verouderde regeling geldt, dan wel waarvoor ruimtelijke ontwikkelingen hebben plaatsgevonden die nog geen vertaling hebben gekregen in een bestemmingsplan. In die zin herstelt het bestemmingsplan omissies en borgt het de planologische rechtszekerheid van de feitelijke situaties en ruimtelijke ontwikkelingen. Het bestemmingsplan maakt planologisch geen, of slechts op beperkte schaal nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Gezien de aard en de schaal van het plan is het relevante beleid op Rijks-, provinciaal en regionaal niveau voor het merendeel van de locaties buiten beschouwing gelaten. Omdat op een aantal locaties de ontwikkeling omvangrijker is, is voor deze locaties wel getoetst aan het beleid van hogere overheden. Daarnaast wordt het bestemmingsplan ook beperkt getoetst aan de gemeentelijk structuurvisie.

3.1.2 Rijksbeleid

Ladder voor duurzame verstedelijking (Bro 3.1.6 tweede lid)

Op 1 oktober 2012 is het 'Besluit van 28 augustus 2012, houdende wijziging van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in verband met de toevoeging van enkele onderwerpen van nationaal ruimtelijk belang' in werking getreden. Door dit wijzigingsbesluit is ook het Bro aangepast. In artikel 3.1.6 is het tweede lid toegevoegd. Dit lid heeft betrekking op de ladder voor duurzame verstedelijking. Deze ladder stelt eisen aan de motivering van onder meer bestemmingsplannen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken. De wettelijke regeling gaat vergezeld van een handreiking die andere overheden ondersteunt bij de praktische toepassing van de juridische verplichting. Artikel 3.1.6, tweede lid:

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:

  1. a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  2. b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  3. c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

3.1.3 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie

De Omgevingsvisie (actualisatie vastgesteld op 11 november 2015) richt zich formeel op de komende tien jaar, maar wil ook een doorkijk bieden aan Gelderland op een langere termijn. Veel maatschappelijke vraagstukken zijn zo complex dat alleen een gezamenlijke inzet succesvol kan zijn. In de omgevingsvisie zijn de opgaven voor Gelderland daarom in nauwe samenwerking met partners uitgedacht. Daarbij kijken de provincie en partners vanuit een integraal en internationaal perspectief naar Gelderland. Met deze bestuurlijke strategie kunnen voor Gelderland toekomstbestendige keuzes gemaakt worden.

De provincie heeft in de Omgevingsvisie twee doelen gedefinieerd. Het zijn doelen die de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur benadrukken.

  1. 1. Een duurzame economische structuurversterking.
    Een gezonde economie met een aantrekkelijk vestigingsklimaat vraagt om sterke steden en een vitaal landelijk gebied met voldoende werkgelegenheid. Het streven is om de concurrentiekracht van Gelderland te vergroten door het duurzaam versterken van de ruimtelijk-economische structuur. De komende jaren zullen minder in het teken staan van denken in termen van 'groei' en meer in termen van 'beheer en ontwikkeling van het bestaande'.
  2. 2. Het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.
    Dit doel betekent vooral:
    - ontwikkelen met kwaliteit, recht doen aan de ruimtelijke, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van de plek; uitgaan van doelen, niet van regels;
    - zorg dragen voor een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden en behoud en versterking van de kwaliteit van het landschap;
    - een robuust en toekomstbestendig water- en bodemsysteem voor alle gebruiksfuncties; bij droogte, hitte en waterovervloed;
    - een gezonde en veilige leefomgeving.

Om deze doelen in beleid te vertalen, hanteert de provincie drie aandachtsgebieden: Dynamisch, Mooi en Divers Gelderland. Ontwikkelingen in Gelderland wil de provincie benaderen vanuit elk van deze drie perspectieven, die elkaar aanvullen:

  • Dynamisch: de (ruimtelijk-economische) ontwikkelingen en de geleiding daarvan op provinciaal niveau.
  • Mooi: de Gelderse kwaliteiten die bescherming nodig hebben en ruimte voor behoud door ontwikkeling.
  • Divers: het herkennen van de regionale verschillen in maatschappelijke vraagstukken en opgaven en het koesteren van de regionale identiteiten.

Omgevingsverordening

De provincie beschikt over verschillende instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

De Omgevingsverordening (actualisatie vastgesteld op 11 november 2015) richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, mobiliteit en bodem. De verwachting is dat de Omgevingsverordening op termijn alle regels zal gaan bevatten die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving.

Ten aanzien van voorliggend bestemmingsplan zijn er geen expliciete regels relevant. Het voormalige provinciale beleid ten aanzien van niet agrarische bedrijvigheid in het buitengebied, wordt inmiddels niet meer als provinciaal belang gezien. De afweging is daarmee een gemeentelijke.

3.1.4 Regionaal beleid

Notitie functieverandering buitengebied

De notitie functieverandering in het buitengebied van de Stadsregio Arnhem Nijmegen blijft ook na vaststelling van de Omgevingsvisie en -verordening maatgevend voor plannen op het gebied van VAB (vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen). De notitie bevat de regionale beleidsinvulling voor functieverandering van vrijkomende (agrarische) bedrijfsgebouwen in het buitengebied. Inhoudelijke aanleiding hiervoor zijn de voortschrijdende ontwikkelingen in de agrarische sector, zoals schaalvergroting, waardoor veel ondernemers noodgedwongen stoppen met het uitoefenen van hun bedrijf of genoodzaakt zijn met nevenactiviteiten aanvullende inkomsten te verwerven. Daardoor gaat het gebruik van bedrijfsgebouwen in meer of mindere mate veranderen.

In de notitie is eveneens beleid voor nieuwe niet agrarische bedrijvigheid in het buitengebied opgenomen. In het beleid is aangegeven dat dergelijke bedrijvigheid in beginsel op een bedrijventerrein thuishoort. Daarvoor zijn in vrijwel alle gevallen mogelijkheden op relatief korte afstand aanwezig. Nieuwvestiging van dergelijke bedrijven is daarom niet toegestaan.

Hierbij wordt er van uitgegaan dat in ieder geval voor de categorie ‘gebiedsgebonden functies’, ruimte geboden moet worden aan economische groei. Daarbij wordt onderscheid gemaakt naar de verschillende gebiedstypen. De categorie niet-gebiedsgebonden bedrijven zou in principe op een bedrijventerrein gehuisvest moeten worden, hoewel dit vaak niet haalbaar zal blijken te zijn, zoals hierboven is aangeven.

3.1.5 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Duiven 2015

De Structuurvisie 2015 is op 28 september 2015 door de raad van de gemeente Duiven vastgesteld en geeft duidelijkheid over de koers voor het gemeentelijk handelen en de ruimtelijke kaders die de gemeente hanteert bij het afwegen van initiatieven. Dit kan ook bijdragen aan het sneller doorlopen van procedures. De Structuurvisie biedt ook een inspiratiefunctie voor partijen in de samenleving om initiatieven te doen ontplooien. De gemeente zal veel minder dan voorheen actief aan het roer staan om zelf ruimtelijke ontwikkelingen te sturen. De gemeente biedt meer ruimte voor particulieren binnen richtinggevende kaders met ruimte voor maatwerk. De Structuurvisie geeft de hoofdkoers, gemeentebreed, voor de ruimtelijk relevante thema’s en voor de verschillende gebieden. Het vormt een afwegingskader met handvatten om meer op afstand regie te voeren, zonder op de stoel van de uitvoering te gaan zitten. De structuurvisie wordt gezien als levend document, dat zich in de loop der tijd dynamisch ontwikkelt. De navolgende afbeelding betreft een uitsnede van de structuurvisiekaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0226.BPDUIVEN002-VS01_0023.png"

Uitsnede structuurvisiekaart Structuurvisie Duiven 2015

Beleidsnotitie woningbouwopgave gemeente Duiven 2015-2020 en verder

Op 9 februari 2015 heeft de gemeenteraad de notitie 'Woningbouwopgave gemeente Duiven 2015-2020 en verder' vastgesteld. Deze beleidsnotitie moet er aan bijdragen dat er in de Liemers en ook in de gemeente Duiven alleen gebouwd wordt voor de reëel te verwachten behoefte aan nieuwbouw woningen. Het beleid kent de volgende uitgangspunten:

  • Er wordt voorrang gegeven aan in uitvoering zijnde bouwplannen;
  • Er worden aanpassingen gedaan binnen de planning voor de locaties Vitaal Centrum Duiven, de Ploen-Zuid, Thuvine, de Nieuweling en Broekstraat. Het gaat daarbij zowel om het schrappen van een aantal woningen als om het faseren van de verwachte oplevering;
  • Functieverandering van agrarische bedrijven in woningbouw wordt beperkt tot de erkende gevallen; geen verdere toevoeging van nieuwe gevallen;
  • Er wordt alleen planologische medewerking verleend nieuwe gevallen met een groot maatschappelijk belang;
  • Er wordt onderzoek gedaan naar verdere fasering en herprogrammering van lopende bouwplannen.

3.1.6 Toetsing beleid

Voorliggend bestemmingsplan herstelt omissies en borgt de planologische rechtszekerheid van de feitelijke situaties en ruimtelijke ontwikkelingen. Het bestemmingsplan maakt planologisch geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die de kaders van de gemeentelijke structuurvisie raken. Uitzondering hierop vormen de locaties Graslanden Heilweg (paragraaf 2.1), Ploenstraat 17 (paragraaf 2.2) en Helhoek 17 (paragraaf 2.9). Op deze locaties wordt hierna nader ingegaan.

Graslanden Heilweg

Op deze locatie lag op basis van het vigerend bestemmingsplan een uitwerkingsbevoegdheid voor woningbouw. Sinds 1984 bestond de mogelijkheid om op basis van de uitwerkingsbevoegdheid woningen te realiseren. Er is tot op heden geen gebruikt van gemaakt. Het woningbouwprogramma van Duiven wordt op verschillende plaatsen geaccommodeerd. Grootschalige uitbreidingen passen niet meer bij de nog resterende bescheiden groei van de kwantitatieve woonbehoefte. De ten tijde van de voorgaande structuurvisies nog voorziene planmatige uitbreiding in een groot deel van De Ploen-Noord en de Plakse Weide is niet meer aan de orde. De verwachte behoefte aan nieuw toe te voegen woningen is dusdanig dat de nog noodzakelijke groei van het aantal woningen naar verwachting op reeds bekende locaties en op nieuwe inbreidingslocaties kan worden geaccommodeerd. Om die rede is voor de locatie een wijzigingsbevoegdheid opgenomen met een maximale instandhoudingstermijn van 5 jaren. Op het moment van toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zal alsnog moeten worden aangetoond dat de woningen voorzien in een regionale behoefte.

De locatie is op de structuurvisiekaart niet langer als een 'zoekgebied wonen' aangeduid, maar als 'agrarisch, oeverwallengebied', waardoor woningbouw op de locatie niet langer beoogd is. Om die reden wordt de locatie bestemd als 'Agrarisch'.

Wel is voor de gronden een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het college van burgemeester en wethouders om de bestemming ter plaatse te wijzigen in de bestemming wonen ten behoeve van de bouw van 8 vrijstaande woningen. Dit conform hetgeen met toepassing van de uitwerkeringsplicht mogelijk is. Beoordeeld moet worden of de woningen milieuhygiënisch toelaatbaar zijn.

Ploenstraat 17

Op de locatie Ploenstraat 17 te Duiven is een bedrijf gevestigd dat gestart is als veehouderij en later is uitgebreid met een loonbedrijf. Door de ontwikkeling van het loonbedrijf is de agrarische tak van het bedrijf geen hoofdactiviteit meer. De woning aan de Hogeweg 2 hoort als tweede bedrijfswoning bij het bedrijf.

In de structuurvisie wordt aangegeven dat zich in het buitengebied naast de agrarische sector ook een aantal niet-agrarische bedrijven in het buitengebied bevinden. Deze variëren van opslag-, hoveniers-, grondverzetbedrijven tot ook bedrijfsverzamelgebouwen (voornamelijk gelegen aan de Helhoek) e.d. De bedrijven bieden niet alleen werkgelegenheid, maar ook diensten en producten aan de inwoners van Duiven. De meeste niet-agrarische bedrijven komen vooral voor aan de Helhoek, Lijkweg en Loostraat. Over het algemeen is de bedrijvigheid in het buitengebied andersoortig dan die op de ‘echte’ bedrijventerreinen. Deze bedrijven zijn vaak - met uitzondering van De Helhoek - als kleinschalige tak naast een landbouwbedrijf ontstaan en in de loop der jaren gegroeid. De beleidslijn voor niet-agrarische bedrijven is dat deze een beperkte uitbreidingsruimte geboden wordt. Mocht de vraag groter zijn, dan is verplaatsing naar één van de bedrijventerreinen een optie.

Omdat het loonbedrijf een aan het buitengebied gebonden functie is en er feitelijk reeds sprake is van een loonbedrijf, wordt de locatie bestemd als 'Bedrijf', waarbij de functie van loonbedrijf specifiek is geregeld. Met voorliggend bestemmingsplan wordt geen uitbreiding van het bedrijf mogelijk gemaakt. Puur de feitelijke situatie wordt planologisch vastgelegd.

Helhoek 17

Omdat de A15 wordt doorgetrokken richting de A12, is volwaardige agrarische bedrijfsvoering op de locatie in de toekomst niet langer mogelijk. De wens bestaat om op de locatie kleinschalige bedrijvigheid in de vorm van opslag uit te oefenen.

De gemeente geeft in de structuurvisie aan dat zij positief staat tegenover het verlenen van planologische medewerking op concreet verzoek van de gedupeerden zelf, bij noodzakelijke verplaatsingen van bedrijven en/of woningen als gevolg van het project ViA15. In geval van een concrete, alternatieve locatie, zal de gemeente zich inspannen om tijdig de planologische haalbaarheid en/of de voorwaarden te onderzoeken en zo mogelijk daarna de noodzakelijke procedures starten. In afwijking met het functieveranderingsbeleid, maar in lijn met het voorgaande heeft het college besloten medewerking te willen verlenen aan het omzetten van de bestemming 'Agrarisch' naar een bestemming 'Bedrijf' op de locatie zelf.

3.2 Milieu- En Omgevingsaspecten

3.2.1 Algemeen

Voor de vaststelling van een bestemmingsplan moet het getoetst worden aan verschillende milieu- en omgevingsaspecten, zoals externe veiligheid, bodem, water, ecologie.

Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan bestaat uit afzonderlijke locaties waarvoor in de huidige situatie een verouderde regeling geldt, dan wel waarvoor ruimtelijke ontwikkelingen hebben plaatsgevonden die nog geen vertaling hebben gekregen in een bestemmingsplan. In die zin herstelt het bestemmingsplan omissies en borgt het de planologische rechtszekerheid van de feitelijke situaties en ruimtelijke ontwikkelingen. Het bestemmingsplan maakt planologisch geen, of slechts op beperkte schaal nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Om die reden is de toetsing aan elk aspect beperkt gehouden.

3.2.2 Bodem

Algemeen

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet aangetoond worden dat de bodem- en grondwaterkwaliteit ter plaatse van het plangebied geschikt zijn voor het beoogde gebruik.

Toetsing

Voorliggend bestemmingsplan herstelt omissies en borgt de planologische rechtszekerheid van de feitelijke situaties en ruimtelijke ontwikkelingen. Het bestemmingsplan maakt planologisch geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk waarvoor nadere toetsing aan het aspect bodem noodzakelijk is. Voor wat betreft de wijzigingsbevoegdheid naar wonen ten behoeve van 8 nieuwe woningen, is als voorwaarde opgenomen dat de woningen milieuhygiënisch inpasbaar moeten zijn. Op dat moment zal ook een toetsing plaatsvinden.

Lijkweg 24

Voor het perceel Lijkweg 24 heeft wel een verkennend bodemonderzoek plaatsgevonden. Het onderzoek is als Bijlage 1 bij dit bestemmingsplan gevoegd. Door het Veldwerkbureau is in mei 2010 een verkennend bodem- en asbestonderzoek uitgevoerd. Uit het onderzoek komt naar voren dat er vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen beperkingen zijn voor het voorgenomen gebruik (wonen).

Conclusie

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

3.2.3 Geluid

Algemeen

De mate waarin het geluid, veroorzaakt door het wegverkeer en/of door industrie, onder andere het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet volgens de Wgh worden aangetoond dat gevoelige functies, zoals een woning, een aanvaardbare geluidsbelasting hebben als gevolg van omliggende (spoor)wegen en industrieterreinen. Indien nieuwe geluidsgevoelige functies worden toegestaan, stelt de Wgh de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidsbelasting ten gevolge van omliggende (spoor)wegen en industrieterreinen.

Toetsing

Voorliggend bestemmingsplan herstelt omissies en borgt de planologische rechtszekerheid van de feitelijke situaties en ruimtelijke ontwikkelingen. Het bestemmingsplan maakt planologisch geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk waarvoor nadere toetsing aan het aspect geluid noodzakelijk is.

Uitzondering hierop vormen de locaties Grasland Heilweg (paragraaf 2.1 ), Ploenstraat 17 / Hogeweg 2 (paragraaf 2.2), Helhoek 17 (paragraaf 2.9) en de Kruising Oostsingel / Vergertlaan (paragraaf 2.16). Op deze locaties wordt hierna nader ingegaan.

Grasland Heilweg

De gronden zijn bestemd als Agrarisch. Voor wat betreft de wijzigingsbevoegdheid naar wonen ten behoeve van 8 nieuwe woningen, is als voorwaarde opgenomen dat de woningen milieuhygiënisch inpasbaar moeten zijn. Op dat moment zal ook een toetsing plaatsvinden.

Ploenstraat 17 / Hogeweg 2

Op deze locaties worden agrarische bedrijfswoningen omgezet naar reguliere bedrijfswoningen. Op basis van de Wgh zijn agrarische bedrijfswoningen in het buitengebied minder geluidgevoelig van wegverkeerslawaai dan reguliere bedrijfswoningen. Daarmee is sprake van de realisatie van nieuwe geluidsgevoelige objecten in de zin van de Wgh.

Voor de locatie geldt dat de bedrijfswoningen niet binnen de onderzoekszones liggen van de omliggende wegen (250 meter van de N810 en 600 meter van de A12). De bedrijfswoningen liggen op grotere afstand dan 250 m van de provinciale weg N810 en 600 m van de A12. De overige omliggende wegen betreffen wegen met een 30 km/u regime, voor dergelijke wegen geldt geen onderzoekszone. Om voorgaande redenen is een akoestisch onderzoek voor deze locatie niet noodzakelijk. Wel dient akoestisch onderzoek uitgevoerd worden in het kader van milieuzonering (zie paragraaf 3.2.7).

Helhoek 17

Op deze locaties wordt een agrarische bedrijfswoning omgezet naar een reguliere bedrijfswoning. Op basis van de Wgh wordt op agrarische bedrijfswoningen in het buitengebied meer geluidshinder van wegverkeerslawaai toegestaan dan reguliere bedrijfswoningen. Door dat er een reguliere bedrijfswoning wordt toegestaan is er sprake van de realisatie van een nieuw geluidsgevoelig object in de zin van de Wgh. Echter is eveneens opgenomen dat indien op het tijdstip van de vaststelling van een bestemmingsplan een weg reeds aanwezig of in aanleg is, de noodzaak tot onderzoek niet geldt.

Kruising Oostsingel / Vergertlaan

Voor deze locatie zijn verkeerstechnische aanpassingen aan de weg uitgevoerd. Het nieuwe ontwerp van de weg valt deels buiten de bestemming 'Verkeer', in de bestemming 'Groen'. Omdat de weg-as als gevolg van de aanpassing verschuift is een akoestisch onderzoek noodzakelijk. In het akoestisch onderzoek moet worden bepaald of de aanpassing niet leidt tot onevenredige aantasting van het akoestisch klimaat van de omliggende geluidsgevoelige objecten.

Door Omgevingsdienst Regio Nijmegen is in januari 2016 een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is als Bijlage 2 bij dit plan opgenomen1. De conclusies uit het onderzoek worden hierna behandeld.

Uit het onderzoek volgt dat de aanpassing van het kruispunt niet leidt tot een toename van de geluidsbelasting met 2 dB of meer. Er is geen sprake van een reconstructie in de zin van de Wgh. In het kader van de Wgh zijn geen extra maatregelen noodzakelijk om de geluidsbelasting te reduceren. Wel is het noodzakelijk om bij de aanpassing van de kruising op de wegvakken van de N810 (Oostsingel) en Vergertlaan, waar nu geluidreducerend asfalt aanwezig is, dit asfalt terug te brengen.

Bij geen van de omliggende woningen is de geluidsbelasting ten gevolge van de kruising in de huidige of toekomstige situatie groter dan of gelijk als 63 dB (exclusief aftrek ex artikel 110g Wgh). De 63 dB betreft de hoogst toegestane geluidsbelasting met ontheffing hogere grenswaarde. Er zijn geen aanvullende maatregelen noodzakelijk op grond van het beleid van de provincie Gelderland.

Conclusie

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

  1. 1. Omgevingsdienst Regio Nijmegen, 29 januari 2016, Akoestisch onderzoek, Aanpassing kruising N810 met Vergertlaan, Gemeente Duiven, projectnummer ODRN 2016001

3.2.4 Luchtkwaliteit

Algemeen

De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit, waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichtst bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor. Vanaf 1 januari 2015 dient het bevoegd gezag de luchtkwaliteit ook te toetsen aan de grenswaarde voor PM2,5. Op basis van onderzoek door het Planbureau voor de Leefomgeving kan worden gesteld dat als aan de grenswaarden voor PM10 wordt voldaan, ook aan de grenswaarde voor PM2,5 wordt voldaan.

Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd, kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht zijn geworden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diverse regio's om samen te werken aan een schonere lucht, waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Plannen die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in een gebiedsgericht programma van het NSL. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt. Plannen die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moet worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 µg/m³ verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM.

Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het project op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is een aanzienlijk deel van de dag betreft. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval bij een woning, school of sportterrein.

Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming. Substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een Rijksweg is alleen toegestaan als de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden, waardoor geen onacceptabele gezondheidsrisico's optreden.

Toetsing
Voorliggend bestemmingsplan herstelt omissies en borgt de planologische rechtszekerheid van de feitelijke situaties en ruimtelijke ontwikkelingen. Het bestemmingsplan maakt planologisch geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk waarvoor nadere toetsing aan het aspect luchtkwaliteit noodzakelijk is. Het plan draagt niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

Voor wat betreft de wijzigingsbevoegdheid naar wonen ten behoeve van 8 nieuwe woningen, is als voorwaarde opgenomen dat de woningen milieuhygiënisch inpasbaar moeten zijn. Op dat moment zal ook een toetsing plaatsvinden.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

3.2.5 Externe veiligheid

Algemeen

Bepaalde maatschappelijke en bedrijfsmatige activiteiten brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van de risico's bij de productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen. De aanwezigheid of het nieuw vestigen van dergelijke activiteiten kunnen beperkingen opleggen aan de omgeving, doordat veiligheidsafstanden tussen risicovolle activiteiten en bijvoorbeeld woningen nodig zijn. Aan de andere kant is het rijksbeleid er op gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten.

De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (artikel 1 van het Bevi). Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, bejaardentehuizen en kinderopvang- en dagverblijven. Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kleine kantoren, winkels, horeca en parkeerterreinen. Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt in plaatsgebonden risico en groepsrisico.

Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6). Dit is de kans dat een denkbeeldig persoon, die zich een jaar lang permanent op de betreffende plek bevindt (de plek waarvoor het risico is uitgerekend), dodelijk verongelukt door een ongeval. Elke ruimtelijke ontwikkeling wordt getoetst aan het plaatsgebonden risico van 10-6 als grenswaarde.

Groepsrisico

Het groepsrisico geeft de kans aan dat in één keer een groep mensen die zich in de omgeving van een risicosituatie bevindt, dodelijk door een ongeval wordt getroffen. Groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij groepsrisico is het dan ook niet een contour die bepalend is, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Welke kans nog acceptabel geacht wordt, is afhankelijk van de omvang van de ramp. Een ongeval met 100 doden leidt tot meer ontwrichting, leed en emoties, dan een ongeval met 10 dodelijke slachtoffers. Aan de kans op een ramp met 100 doden wordt dan ook een grens gesteld, die een factor honderd lager ligt dan voor een ramp met 10 doden. In het Bevi (stb. 250, 2004) wordt verder een verantwoordingsplicht (door de overheid) voor het groepsrisico rond inrichtingen wettelijk geregeld (art. 13). De verantwoording houdt in dat wordt aangegeven of risico's acceptabel zijn en welke maatregelen worden genomen om de risico's te verkleinen.

Toetsing

De navolgende afbeelding bevat een fragment van de risicokaart Nederland ter plaatse van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0226.BPDUIVEN002-VS01_0024.png"

Uitsnede risicokaart Nederland (bron: www.risicokaart.nl)

Voorliggend bestemmingsplan herstelt omissies en borgt de planologische rechtszekerheid van de feitelijke situaties en ruimtelijke ontwikkelingen. Met het plan is geen sprake van de realisatie van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten. Het aantal personen in het plangebied in de dag- en nachtperiode neemt als gevolg van het bestemmingsplan niet toe. Er is daarmee geen sprake van een toename van het groepsrisico.

Voor wat betreft de wijzigingsbevoegdheid naar wonen ten behoeve van 8 nieuwe woningen, is als voorwaarde opgenomen dat de woningen milieuhygiënisch inpasbaar moeten zijn. Op dat moment zal ook een toetsing plaatsvinden.

In de omgeving van het plangebied zijn enkele gasleidingen gelegen die in het beheer van Gasunie zijn. Op basis van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) dient bij bestemmingsplannen waarbij geen nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt, een berekening van het groepsrisico te worden uitgevoerd. Gezien de aard en omvang van voorliggend bestemmingsplan wordt deze noodzaak aan Gasunie en de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden voorgelegd.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

3.2.6 Geur

Algemeen

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt in eerste instantie het wettelijk kader bij de beoordeling van een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor dierenverblijven van veehouderijen. De Wet geurhinder en veehouderij geeft hiervoor geurbelastings- en afstandsnormen in relatie met geurgevoelige objecten in de nabijheid van de (geprojecteerde) veehouderij.

De Wgv heeft betrekking op twee aspecten. Ten eerste speelt de geurbelasting een rol bij de beoordeling of er in het kader van een goede ruimtelijke ordening een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. Ten tweede moet bij de belangenafweging voor een zorgvuldige besluitvorming worden nagegaan of een partij niet onevenredig in haar belangen wordt geschaad.

Toetsing

Voorliggend bestemmingsplan herstelt omissies en borgt de planologische rechtszekerheid van de feitelijke situaties en ruimtelijke ontwikkelingen. Met het plan is geen sprake van de realisatie van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten.

Uitzondering hierop vormen de locaties Grasland Heilweg (paragraaf 2.1), Ploenstraat 17 / Hogeweg 2 (paragraaf 2.2) en Helhoek 17 (paragraaf 2.9). Op deze locaties wordt hierna nader ingegaan.

Grasland Heilweg

De gronden zijn bestemd als Agrarisch. Voor wat betreft de wijzigingsbevoegdheid naar wonen ten behoeve van 8 nieuwe woningen, is als voorwaarde opgenomen dat de woningen milieuhygiënisch inpasbaar moeten zijn. Op dat moment zal ook een toetsing plaatsvinden.

Ploenstraat 17 / Hogeweg 2 en Helhoek 17

Op deze locaties worden agrarische bedrijfswoningen omgezet naar reguliere bedrijfswoningen. Er is daarmee sprake van de realisatie van nieuwe geurgevoelige objecten. Voor geurgevoelige objecten die onderdeel zijn van een veehouderij, of een voormalige veehouderij die na 19 maart 2000 is beëindigd, gelden uitsluitend de minimaal aan te houden afstanden en niet de waarde voor de geurbelasting. Beide locaties zijn gelegen in het buitengebied. In het buitengebied bedraagt de minimaal aan te houden afstand 50 m voor meldkveehouderijen. De dichtstbijzijnde melkveehouderijen liggen op grotere afstand dan 50 m. Voor het overige komen er geen andere veehouderijen voor met een eventuele grotere afstand.

Conclusie

Het aspect geur vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

3.2.7 Bedrijven en milieuzonering

Algemeen

Indien door middel van een plan nieuwe, gevoelige functies of milieuhinderveroorzakende functies mogelijk worden gemaakt, moet worden aangetoond dat een goed leefmilieu binnen en buiten het plangebied mogelijk is. Anderzijds mogen omliggende bedrijven niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden aangetast door de realisatie van nieuwe gevoelige functies.

Wat betreft de aanbevolen richtafstanden tussen bedrijvigheid en gevoelige functies is de VNG publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' als leidraad voor milieuzonering gebruikt. In de VNG-publicatie zijn richtafstanden voor diverse omgevings- en gebiedstypen opgenomen. Het gaat onder andere om de volgende omgevings- en gebiedstypen: 'rustige woonwijk', 'rustig buitengebied' en 'gemengd gebied'. In een rustige woonwijk en een rustig buitengebied komen vrijwel geen andere functies dan de woonfunctie voor. Gemengde gebieden betreffen gebieden die langs hoofdinfrastructuur liggen en/of gebieden met matige tot sterke functiemenging. In een dergelijk gebied komen direct naast woningen andere functies voor, zoals winkels, maatschappelijke voorzieningen, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Voor gemengde gebieden kunnen de aanbevolen richtafstanden met één stap worden verminderd. De afstand wordt gemeten vanaf de grens van de locatie van de bedrijfsmatige activiteit tot aan de gevel van nieuwe of bestaande gevoelige functies.

Toetsing

Voorliggend bestemmingsplan herstelt omissies en borgt de planologische rechtszekerheid van de feitelijke situaties en ruimtelijke ontwikkelingen. Met het plan is geen sprake van de realisatie van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten.

Uitzondering hierop vormen de locaties Grasland Heilweg (paragraaf 2.1), Ploenstraat 17 / Hogeweg 2 (paragraaf 2.2) en Helhoek 17 (paragraaf 2.9). Op deze locaties wordt hierna nader ingegaan.

Grasland Heilweg

De gronden zijn bestemd als Agrarisch. Voor wat betreft de wijzigingsbevoegdheid naar wonen ten behoeve van 8 nieuwe woningen, is als voorwaarde opgenomen dat de woningen milieuhygiënisch inpasbaar moeten zijn. Op dat moment zal ook een toetsing plaatsvinden.

Ploenstraat 17 / Hogeweg 2

Deze locatie en haar omgeving maakt gezien de aanwezige functies deel uit van een 'rustig buitengebied'.

Op deze locatie is sprake van een agrarisch loonbedrijf. Op basis van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' kan deze functie worden gecategoriseerd als 'Dienstverlening t.b.v. de landbouw: algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o. > 500 m²'. De VNG-brochure geeft de volgende minimaal aanbevolen richtafstanden aan voor deze functie:

Type inrichting Geur Stof Geluid Gevaar
Dienstverlening t.b.v. de landbouw: algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o. > 500 m² 30 10 50 10

De grootste minimale richtafstand, die volgt uit de VNG-brochure, voor de functie bedraagt 50 meter voor het aspect geluid. De afstand van de bestemmingsgrens van het bedrijf tot de dichtstbijzijnde woning (Hogeweg 6) bedraagt circa 50 m. Hiermee wordt voldaan aan de richtafstand.

Activiteitenbesluit

In het kader van het activiteitenbesluit is er in augustus 2015 akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is als Bijlage 3 bij dit bestemmingsplan gevoegd.

Door de verkeersaantrekkende werking die van de inrichting uitgaat, ontstaat zogeheten indirecte hinder. Uit het onderzoek blijkt dat de voorkeurswaarde van 50 dB(A) bij twee woningen wordt overschreden. Uit onderzoek blijkt dat de binnenniveaus niet worden overschreden. Om die reden is er sprake van een goed woon- en leefklimaat."

Helhoek 17

Deze locatie en haar omgeving maakt gezien de aanwezige functies deel uit van een 'gemengd gebied'. Op deze locaties wordt een agrarische bedrijf omgezet naar een bedrijf ten behoeve van opslag waar ook agrarisch medegebruik mogelijk is. Op basis van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' kan deze functie worden gecategoriseerd als 'Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte)'. De VNG-brochure geeft de volgende minimaal aanbevolen richtafstanden aan voor deze functie:

Type inrichting Geur Stof Geluid Gevaar
Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) 0 0 30 0

De grootste minimale richtafstand voor het bedrijf bedraagt 30 meter. Deze afstand kan, vanwege de gebiedstypering gemengd gebied, worden teruggebracht tot 10 m. De afstand van de bestemmingsgrens van het bedrijf tot de dichtstbijzijnde woning (Helhoek 15a) bedraagt circa 55 m. De afstand tussen het bedrijf en de omliggende woningen is daarmee voldoende groot.

Dorpstraat 54

De ontwikkeling voorziet in het omzetten van de bestemming “Maatschappelijk KDV” naar de bestemming “Maatschappelijk”. Verder wordt de bedrijfswoning gewijzigd naar een reguliere woning.

Het omzetten van de bestemming “Maatschappelijk KDV” in “Maatschappelijk” heeft geen milieugevolgen omdat activiteiten die hierbinnen mogelijk zijn, zoals educatie of zorg, allemaal onder milieucategorie 2 vallen. Dit betekent dat er aan de richtafstanden en geluidsnormen niks veranderd. Het gevolg van het wijzigen van de bestemming “Bedrijfswoning in “Woning” is dat de woning wordt aangewezen als “gevoelig gebouw”. Het activiteitenbesluit geeft in Artikel 2.17 lid 1 onder a aan dat het maximale geluidsniveau, alsmede door de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten, 50 dB(A) op de gevel van het desbetreffende gevoelige gebouw mag bedragen. Een bedrijfswoning heeft als voordeel dat deze akoestisch niet wordt beperkt tegen het geluid van de inrichting. Echter is het aannemelijk dat het geluid van de inrichting, met de huidige bedrijfsvoering, beperkt zal blijven.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat vanuit het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmeringen aanwezig zijn voor de uitvoerbaarheid van het plan.

3.2.8 Water

Beleid

Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Het plangebied ligt in het beheersgebied van het Waterschap Rijn en IJssel. In het Waterbeheerplan 2016-2021 van Waterschap Rijn en IJssel laat het waterschap zien welke ontwikkelingen voor het waterbeheer van belang zijn en welke accenten zij in de samenwerking met haar partners willen leggen. Vanuit die omgevingsverkenning is vervolgens het beleid voor de planperiode 2016-2021 beschreven voor primaire taakgebieden van het waterschap:

  • Bescherming tegen overstromingen en werken aan veiligheid: Veilig water.
  • Zorgen voor de juiste hoeveelheid water en passende waterpeilen: Voldoende water.
  • Zorgen voor een goede waterkwaliteit die nodig is voor mens, plant en dier: Schoon water.
  • Verwerken van afvalwater en het benutten van energie en grondstoffen daaruit: Afvalwater.
  • Zorgen voor goede randvoorwaarden voor beroepsvaart op de Oude IJssel: Vaarwegbeheer.

Watertoets

Waterschap Rijn en IJssel heeft een watertoetstabel ontwikkeld waarmee met een aantal vragen in beeld te brengen is welke wateraspecten relevant zijn en met welke intensiteit het watertoetsproces doorlopen dient te worden. De vragen zijn gericht op de locatie van de ruimtelijke ontwikkeling en welke veranderingen er mogelijk worden gemaakt.

De intensiteit van het watertoetsproces is afhankelijk van de antwoorden op de vragen. Als er op een categorie 2 vraag een 'ja' is geantwoord, is een uitgebreide watertoets noodzakelijk. Is er op geen van de categorie 2 vragen een 'ja' geantwoord, dan kan een verkorte watertoets doorlopen worden. Als er alleen met 'nee' is geantwoord, dan is het RO-plan waterhuishoudkundig niet van belang en hoeft er geen wateradvies bij het waterschap gevraagd te worden.

Navolgend is de watertoetstabel opgenomen. De relevante waterthema's voor het bestemmingsplan worden door middel van de watertoetstabel geselecteerd en vervolgens beschreven (wanneer de toetsvraag met 'ja' is beantwoord).

Thema Toetsvraag Relevant Intensiteit
Veiligheid 1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade)
2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier?
Nee


Nee


2

2
Riolering en Afvalwater-
keten
1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1 m3/uur?
2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ?
3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI of rioolgemaal van het waterschap?
Nee

Nee
Nee
2

1
1
Wateroverlast (oppervlakte-
water)
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2.500 m2?
2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500 m2?
3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak?
4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes?
Nee

Nee

Nee

Nee
2

1

1

1
Oppervlakte-
waterkwaliteit
1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd? Nee 1
Grondwater-
overlast
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond?
2. Is in het plangebied sprake van kwel?
3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren?
4. Beoogt het plan aanleg van drainage?
Nee

Nee
Nee

Nee
1

1
1

1
Grondwater-
kwaliteit
1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? Nee 1
Inrichting en beheer 1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap?
2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?
Nee

Nee
1

2
Volksgezond-
heid
1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel?
2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)?
Nee

Nee
1

1
Natte natuur 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ?
2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water?
3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur?
4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied?
Nee

Nee
Nee

Nee
2

2
1

1
Verdroging 1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied? Nee 1
Recreatie 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? Nee 2
Cultuurhistorie 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? Nee 1

Algemeen

Voorliggend bestemmingsplan herstelt omissies en borgt de planologische rechtszekerheid van de feitelijke situaties en ruimtelijke ontwikkelingen. Het bestemmingsplan maakt planologisch geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk waarvoor nadere toetsing aan het aspect water noodzakelijk is. Er vindt slechts op beperkte schaal toevoeging van verhard oppervlak plaats.

De gronden zijn bestemd als Agrarisch. Voor wat betreft de wijzigingsbevoegdheid naar wonen ten behoeve van 8 nieuwe woningen, is als voorwaarde opgenomen dat de woningen milieuhygiënisch inpasbaar moeten zijn. Op dat moment zal ook een toetsing plaatsvinden. Het bestemmingsplan heeft geen negatief effect op de waterhuishouding ter plaatse.

Conclusie

Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

3.2.9 Archeologie en cultuurhistorie

Algemeen

Op basis van artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a van het Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen worden getoetst, hoe er wordt omgegaan met de aspecten archeologie en cultuurhistorie. De bescherming van archeologische waarden is verankerd in de 'Wet op de archeologische monumentenzorg' (Wamz), die op 1 september 2007 in werking is getreden. Deze wet maakt formeel gezien deel uit van de Monumentenwet 1988 (Mw). Het belangrijkste doel van de Wamz is de bescherming van de aanwezige en de te verwachten archeologische waarden door het reguleren van bodemverstorende activiteiten.

Toetsing

Voorliggend bestemmingsplan herstelt omissies en borgt de planologische rechtszekerheid van de feitelijke situaties en ruimtelijke ontwikkelingen.

Archeologie

In het plangebied worden slechts op beperkte schaal bodemingrepen uitgevoerd. Een archeologisch onderzoek in het kader van voorliggend bestemmingsplan is daarom niet noodzakelijk. Ter bescherming van de mogelijk aanwezige archeologische waarden in het plangebied is het gemeentelijk archeologiebeleid in dit bestemmingsplan verwerkt. Op de verbeelding en in de regels zijn, bij de verwachtingswaarde passende, dubbelbestemmingen voor archeologie opgenomen. Op deze manier worden mogelijke archeologische waarden in de bodem beschermd tegen bodemingrepen in de toekomst.

Cultuurhistorie

In het plangebied is sprake van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing op het perceel Loostraat 28. Het betreft een karakteristieke boerderij die door het Gelders Genootschap als waardevol is beschreven. Eveneens heeft de boerderij de aanduiding 'cultuurhistorisch waardevolle bebouwing' in het vigerende bestemmingsplan. De boerderij is inmiddels verbouwd tot een viertal wooneenheden met behoud van de cultuurhistorische waarde. Ten behoeve van dit plan is eveneens een cultuurhistorische waarde scan uitgevoerd. In de scan wordt uitvoerig ingegaan op de cultuurhistorische waarde van de bebouwing en de omliggende erven. Voor het overige zijn er geen cultuurhistorische panden of objecten in het plangebied aanwezig.

Conclusie

De aspecten archeologie en cultuurhistorie vormen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

3.2.10 Flora en fauna

Algemeen

Voordat ruimtelijke ingrepen mogen plaatsvinden, dienen de gevolgen voor beschermde natuurwaarden en de consequenties in het kader van de geldende natuurwet- en regelgeving in beeld te zijn gebracht. Aangetoond dient te worden dat in het kader van de Wet Natuurbescherming van een negatief effect geen sprake is, dan wel dat daarvoor respectievelijk een vergunning of ontheffing kan worden verkregen

Toetsing

De verschillende locaties liggen niet in een Natura2000-gebied, het Gelders Natuurnetwerk (GNN) of een Gelderse Groene Ontwikkelingszone (GO). Ten zuiden van het plangebied ligt het Natura2000-gebied 'Rijntakken'. Dit gebied is tevens aangemerkt als deels GNN en deels GO. In het plangebied zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien die een significant negatief effect kunnen hebben op dit beschermde gebied of flora en fauna ter plaatse. Gesteld wordt dat gezien de aard en omvang van de ontwikkeling , eventuele negatieve effecten op flora en fauna, als gevolg van de bouw van de ontwikkeling niet te verwachten zijn.

Voor wat betreft de wijzigingsbevoegdheid naar wonen ten behoeve van 8 nieuwe woningen, is als voorwaarde opgenomen dat de woningen milieuhygiënisch inpasbaar moeten zijn. Op dat moment zal ook een toetsing plaatsvinden.

Conclusie

Het aspect flora en fauna vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

3.2.11 Verkeer en parkeren

Algemeen

Bij ruimtelijke plannen moet worden aangetoond dat het initiatief geen negatieve gevolgen heeft voor de verkeer- en parkeersituatie ter plaatse.

Toetsing

Met het bestemmingsplan is geen sprake van een nieuwe ontwikkeling met een significante verkeersaantrekkende werking of een parkeerbehoefte.

Voor wat betreft de wijzigingsbevoegdheid naar wonen ten behoeve van 8 nieuwe woningen, is als voorwaarde opgenomen dat de ontwikkeling geen negatieve invloed mag hebben op de bestaande verkeers- en parkeersituatie.

Conclusie

De aspecten verkeer en parkeren vormen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 4 Juridische Planaspecten

4.1 Algemeen

4.1.1 Wat is een bestemmingsplan

Het gemeentelijke bestemmingsplan is een middel waarmee functies aan gronden worden toegekend. Het gaat dus om het toekennen van gebruiksmogelijkheden. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingsplanologie. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder etc.) toegestaan om de functie die het bestemmingsplan geeft uit te oefenen. Dit houdt in dat:

  1. 1. de grondgebruiker niet kan worden verplicht om een in het bestemmingsplan aangewezen bestemming ook daadwerkelijk te realiseren, en
  2. 2. de grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen in strijd met de gegeven bestemming (het overgangsrecht is hierbij mede van belang).

Een afgeleide van de gebruiksregels in het bestemmingsplan zijn regels voor bebouwing (omgevingsvergunning voor het bouwen) en regels voor het verrichten van 'werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden' (omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden).

Een bestemmingsplan regelt derhalve het toegestane gebruik van gronden (en de bouwwerken en gebouwen) en een bestemmingsplan kan daarbij regels geven voor:

  • het bebouwen van de gronden;
  • het verrichten van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden (aanleggen).

Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument voor het voeren van ruimtelijk beleid, maar het is zeker niet het enige instrument. Andere ruimtelijke wetten en regels zoals de Woningwet, de Monumentenwet 1988, de Algemene Plaatselijke Verordening, de Wet milieubeheer en de bouwverordening zijn ook erg belangrijk voor het uitoefenen van het ruimtelijke beleid.

4.1.2 Bestemmen, dubbelbestemmen en aanduiden

Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemming gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Voor het op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak gelden de gebruiksmogelijkheden zoals die in de bijhorende regel worden gegeven. Die toegekende gebruiksmogelijkheden kunnen op twee manieren nader worden ingevuld:

  • Via een dubbelbestemming
    Een dubbelbestemming is, zoals de naam al zegt, een bestemming die óók aan de gronden wordt toegekend. Voor gronden kunnen dus meerdere bestemmingen gelden. Er geldt altijd één 'enkel' bestemming (dat is dé bestemming) en soms geldt er een dubbelbestemming (soms zelfs meerdere). In de regel van de dubbelbestemming wordt omschreven wat er voor de onderliggende gronden geldt aan extra bepalingen in aanvulling, of ter beperking, van de mogelijkheden van de onderliggende bestemmingen.
  • Via een aanduiding
    Een aanduiding is een teken op de verbeelding dat betrekking heeft op een vlak op die kaart. Via een aanduiding wordt in de regels 'iets' geregeld. Dat 'iets' kan betrekking hebben op extra mogelijkheden of extra beperkingen voor het gebruik en/of de bebouwing en/of het aanleggen van werken. Aanduidingen kunnen voorkomen in een bestemmingsregel, in meerdere bestemmingsregels en kunnen ook een eigen regel hebben.

4.1.3 Hoofdstukindeling van de regels


De regels zijn verdeeld over 4 hoofdstukken:

  1. 1. Inleidende regels
    In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels (artikel 2).
  1. 2. Bestemmingsregels
    In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Per bestemming is het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels en, eventueel, ook bepalingen met betrekking tot het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden opgenomen. Als er dubbelbestemmingen zijn worden die ook in dit hoofdstuk opgenomen. Die komen, ook in alfabetische volgorde, achter de bestemmingsbepalingen.
    Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen afwijkingsbevoegdheden met betrekking tot bouw- en/of gebruiksregels. Ten slotte zijn eventueel bepalingen met betrekking tot het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden en/of wijzigingsbevoegdheden opgenomen.

    Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsbepalingen ook in andere artikelen relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moet worden. Alleen zo is een volledig beeld te verkrijgen van hetgeen is geregeld.
  1. 3. Algemene regels
    In dit hoofdstuk zijn bepalingen opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Het zijn achtereenvolgens een anti-dubbeltelregel, algemene bouw-, gebruiks-, aanduiding-, afwijkings-, wijzigings- en procedureregels.
  1. 4. Overgangs- en slotregels
    In het laatste hoofdstuk zijn respectievelijk het overgangsrecht en een slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene regels betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.

4.2 Dit Bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.


De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

4.2.1 Bijzonderheden in dit bestemmingsplan

De regels in dit bestemmingsplan zijn opgezet aan de hand van hetgeen hierboven is beschreven.

Voorliggend bestemmingsplan herstelt omissies en borgt de planologische rechtszekerheid van de feitelijke situaties en ruimtelijke ontwikkelingen op een aantal locaties in de gemeente Duiven, waarvoor nog geen actuele, passende juridisch-planologische regeling geldt.

De regels zijn gebaseerd op de regels die voortkomen uit de bestemmingsplannen 'Buitengebied 2013', 'Duiven-Noord', 'Duiven-Zuid' en 'Heilweg 3' van de gemeente Duiven. Afhankelijk van de ligging en de bestemming is per specifieke locatie aangesloten bij één van deze plannen.

Het bestemmingsplan kent de bestemmingen Agrarisch (artikel 3), Bedrijf (artikel 4), Groen (artikel 5), Maatschappelijk (artikel 6), Tuin (artikel 7), Tuin - 1 (artikel 8), Verkeer (artikel 9), Verkeer - Verblijfsgebied (artikel 10), Water (artikel 11), Wonen (artikel 12), Wonen - 1 (artikel 13) en Wonen - 2 (artikel 14). Voor de beschrijving van de opgenomen bestemmingen per specifieke locatie wordt kortheidshalve verwezen naar hoofdstuk 2 van deze toelichting voor een beschrijving van het plan.

Daarnaast kent dit bestemmingsplan zes dubbelbestemmingen, namelijk Leiding - Riool (artikel 15), Waarde - hoge archeologische verwachting (artikel 16), Waarde - lage archeologische verwachting (artikel 17), Waarde - Landschap (artikel 18), Waarde - Middelmatige archeologische verwachting (artikel 19), Waarde - Oude dijken en historische dorpslinten (artikel 20), Waarde - Terrein van archeologische waarde (artikel 21). Een dubbelbestemming 'valt' over 'onderliggende' (enkel)bestemmingen en regelt een heel specifiek ruimtelijk belang, zoals de integriteit van een rioolleiding of landschappelijke of archeologische waarden.

4.2.2 Wijzigingsbevoegdheden

In voorliggend bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de agrarische graslanden aan de Heilweg.

Graslanden Heilweg

Voor de locatie is op grond van het vigerende bestemmingsplan 'Duiven-Zuid 1984' nog geen uitwerkingsplan vastgesteld. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 3, lid C, onder IV, onder a en b van het vigerende bestemmingsplan mogen op de betrokken gronden geen bouwwerken worden gebouwd ten behoeve van de uit te werken bestemming voordat de bestemming is uitgewerkt. Met toepassing van de uitwerkingsregels is het aannemelijk dat op de gronden 8 vrijstaande woningen mogelijk zijn, overeenkomstig het recent ontwikkelde deel aan de Heilweg naast de gronden. Om deze ontwikkeling niet onmogelijk te maken is voor de gronden een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Deze heeft een instandhoudingstermijn van 5 jaren.

4.2.3 Algemene regels


Naast de bestemmingen bevat het plan een aantal algemene regels over bijvoorbeeld begrippen, de wijze van meten, algemene afwijkingen en overgangsrecht. Deze min of meer standaardregels in bestemmingsplannen worden hier verder niet toegelicht.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Algemeen

Conform artikel 3.1.6 van het Bro dient bij het opstellen van een bestemmingsplan onderzoek te worden ingesteld naar de uitvoerbaarheid van het plan. Bij de uitvoering van een project kan in zijn algemeenheid onderscheid worden gemaakt tussen de economische uitvoerbaarheid en de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Bij het eerste gaat het om de kosten en andere economische aspecten die met de verwezenlijking van het plan samenhangen. Tevens is in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) geregeld dat in het kader van een bestemmingsplan, wijzigingsplan of een omgevingsvergunning voor bepaalde bouwplannen de grondexploitatieregeling van toepassing is. Bij het tweede gaat het er om hoe de verwezenlijking door de maatschappij (overheid en burgers samen) wordt gedragen.

5.2 Economische Uitvoerbaarheid

Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan bestaat uit afzonderlijke locaties waarvoor in de huidige situatie een verouderde regeling geldt, dan wel waarvoor ruimtelijke ontwikkelingen hebben plaatsgevonden die nog geen vertaling hebben gekregen in een bestemmingsplan. In die zin herstelt het bestemmingsplan omissies en borgt het de planologische rechtszekerheid van de feitelijke situaties en ruimtelijke ontwikkelingen. Het bestemmingsplan maakt planologisch geen, of slechts op beperkte schaal nieuwe ontwikkelingen mogelijk.

Het opstellen van dit bestemmingsplan brengt voor de gemeente alleen plankosten met zich mee. Hiervoor staan fondsen uit de algemene middelen ter beschikking. De (toekomstige) particuliere ontwikkelingen komen geheel voor rekening van de initiatiefnemer. De economische uitvoerbaarheid wordt hiermee geacht voldoende te zijn aangetoond.

5.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

5.3.1 Vooraankondiging

Overeenkomstig artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het voornemen om dit bestemmingsplan voor te bereiden, op 13 juli 2016 is aangekondigd via de gemeentelijke website en de weekkrant.

5.3.2 Inspraak en vooroverleg

Het voorontwerp bestemmingsplan is toegestuurd aan de overlegpartners. Dit ten behoeve van de wettelijke verplichting om vooroverleg te voeren met de daarvoor aangewezen instanties ingevolge artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Verder heeft het voorontwerpbestemmingsplan conform de inspraakverordening vanaf 10 oktober 2017 voor een periode van 6 weken ter inzage gelegen. De inspraak- en vooroverlegreacties, alsmede de gemeentelijke reactie en de daaruit voortkomende wijzigingen, zijn opgenomen in de afzonderlijke 'Nota van beantwoording inspraak en vooroverlegreacties' (Bijlage 4).

5.3.3 Zienswijzen

Gelet op het bepaalde in artikel 3.8 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening, heeft het ontwerpbestemmingsplan vanaf 15 maart 2018 tot en met woensdag 25 april 2018 voor een ieder ter inzage gelegen voor het indienen van schriftelijke of mondelinge zienswijzen bij de gemeenteraad. De ter inzage legging is bekend gemaakt door publicatie in de Duivenpost, de Staatscourant en op www.duiven.nl. Gedurende de termijn van terinzagelegging zijn drie zienswijzen ontvangen. De zienswijzen, alsmede de gemeentelijke reactie en de daaruit voortkomende wijzigingen, zijn opgenomen in de afzonderlijke 'Nota van beantwoording zienswijzen' (Bijlage 5).

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijf

Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten - bedrijf

Bijlage 2 Niet Agrarische Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Niet agrarische bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Bodemonderzoek Lijkweg 24

Bijlage 1 Bodemonderzoek Lijkweg 24

Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Kruising Oostsingel / Vergertlaan

Bijlage 2 Akoestisch onderzoek Kruising Oostsingel / Vergertlaan

Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Ploenstraat 17

Bijlage 3 Akoestisch onderzoek Ploenstraat 17

Bijlage 4 Nota Van Beantwoording Inspraak- En Vooroverlegreacties

Bijlage 4 Nota van beantwoording inspraak- en vooroverlegreacties

Bijlage 5 Nota Van Beantwoording Zienswijzen

Bijlage 5 Nota van beantwoording zienswijzen