KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijf
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 6 Detailhandel
Artikel 7 Dienstverlening
Artikel 8 Gemengd - 1
Artikel 9 Gemengd - 2
Artikel 10 Gemengd - 3
Artikel 11 Gemengd - 4
Artikel 12 Groen
Artikel 13 Horeca
Artikel 14 Maatschappelijk
Artikel 15 Recreatie
Artikel 16 Tuin
Artikel 17 Verkeer
Artikel 18 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 19 Water
Artikel 20 Wonen
Artikel 21 Wonen – Garageboxen
Artikel 22 Leiding – Hoogspanning
Artikel 23 Waarde - Archeologie
Artikel 24 Waarde - Beschermd Gezicht
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 25 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 26 Algemene Bouwregels
Artikel 27 Algemene Gebruiksregels
Artikel 28 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 29 Algemene Ontheffingsregels
Artikel 30 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 31 Overgangsrecht
Artikel 32 Slotregel
Staat Van Bedrijven
Nota Inspraak En Overleg
Nota Zienswijzen
Nota Wijzigingen

Molenstraat

Bestemmingsplan - Ede

Vastgesteld op 01-07-2010 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

a. plan:

het bestemmingsplan Molenstraat van de gemeente Ede;

b. bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0228.BP2010MOLS0001-0301 met de bijbehorende regels en bijlage;

c. aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

d. aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

e. aan huis verbonden beroep:

de uitoefening van een dienstverlenend beroep aan huis op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen terrein alsmede een beroep op het terrein van persoonlijke verzorging, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt;

f. aanbouw:

een aan een hoofdgebouw toegevoegde ruimte die qua afmetingen en/of visueel opzicht (onder meer voor wat betreft goothoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

g. achtergevelrooilijn:

  • de achterste grens van een bouwvlak, gezien vanaf de weg, waarop het hoofdgebouw is georiënteerd;
  • indien er geen sprake is van een achterste grens van een bouwvlak dan wel geen bouwvlak is aangegeven: de denkbeeldige lijn die wordt getrokken langs de achtergevel van het hoofdgebouw - zonder aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen - alsmede het verlengde daarvan;

h. antenne:

een bouwwerk in de vorm van een zend- en/of ontvangstinstallatie voor telecommunicatiedoeleinden;

i. bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

j. bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

k. bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

l. beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een bouwwerk en/of op een terrein die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

m. bestaande situatie:

  1. ten aanzien van bebouwing:

legaal aanwezige bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;

  1. ten aanzien van gebruik:

het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;

n. bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

o. bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

p. bijgebouw:

een op zichzelf staand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

q. bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

r. bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

s. bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

t. bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

u. bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

v. bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

w. bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

x. carport:

een dakconstructie vrijstaand zonder wanden, dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen, bedoeld voor de stalling van een motorvoertuig.

y. detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

z. dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het (publieksvriendelijk) verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's, ontwerpbureaus en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en prostitutie;

aa. eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

bb. erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

cc. escortbedrijf:

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en -bemiddelingsbureaus;

dd. functie:

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan;

ee. garagebedrijf:

een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor verkoop, onderhoud en reparatie van motorvoertuigen, met dien verstande dat de verkoop van motorbrandstoffen is uitgezonderd;

ff. gebouw:

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

gg. geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld;

hh. groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen tot aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;

ii. grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt;

jj. hoofdfunctie:

een functie waarvoor het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt;

kk. hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

ll. horeca:

een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor consumptie ter plaatse worden verstrekt en/of waar bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;

mm. horeca categorie 1:

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van al dan niet ter plaatse bereidde etenswaren ten behoeve van consumptie ter plaatse, alsmede het daaraan ondergeschikt verstrekken van alcoholhoudende en niet-alcoholhoudende dranken, al dan niet in combinatie met het verstrekken van nachtverblijf en/of van zaalverhuur, zoals een restaurant, pannenkoekhuis, eetcafé en pizzeria, uitgezonderd een maaltijdafhaalcentrum;

nn. horeca categorie 2:

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse bereide snacks, ijs en kleine maaltijden voor consumptie zowel ter plaatse als elders, met daaraan ondergeschikt het verstrekken van dranken, zoals een snackbar, cafetaria, lunchroom en ijssalon;

oo. horeca categorie 3:

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van overwegend alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, al dan niet in combinatie met kleine etenswaren, zoals een café;

pp. horeca categorie 4:

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig bieden van gelegenheid tot dansen dan wel tot het uitoefenen van een kans- en behendigheidsspel, al dan niet in combinatie met het verstrekken van alcoholhoudende en niet-alcoholhoudende dranken, zoals een dancing, discotheek, casino of automatenhal;

qq. jaargemiddelde magneetveld:

het jaargemiddelde magneetveld berekend op 1 meter boven het maaiveld, conform de“Handreiking voor het berekenen van de specifieke 0,4 microtesla zone in de buurt van bovengrondse hoogspanningslijnen” van het RIVM, september 2006, versie 1.2;

rr. kantoor:

een ruimte welke door aard en indeling kennelijk is bestemd om uitsluitend of in hoofdzaak dienstig te zijn tot het verrichten van administratieve en/of ontwerptechnische arbeid, al dan niet in combinatie met een ondergeschikte baliefunctie op de begane grond;

ss. lichte bedrijvigheid:

het op ambachtelijke wijze vervaardigen, herstellen, onderhouden of bewerken van producten en/of diensten in de vorm van bedrijven die voorkomen in categorie A van de van deze regels deel uitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten;

tt. maatschappelijke en culturele voorzieningen:

educatieve, (para)medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, religieuze voorzieningen, onderwijsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening;

uu. magneetveldbeoordelingsplichtig object:

1. bij magneetveldgevoelige objecten behorende erven, schoolpleinen en speelplaatsen; en

2. inrichtingen en bijbehorende terreinen voor cultuur, horeca, sport, entertainment, educatie, verblijfs- en dagrecreatie, logiesverstrekking, kerkgebouwen, buurt- en clubhuizen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, klinieken en dagverblijven;

vv. magneetveldgevoelig object:

woningen (daaronder begrepen bedrijfswoningen), woonwagenstandplaatsen, scholen voor basisonderwijs en voortgezet onderwijs, crèches, kinderopvangplaatsen;

ww. magneetveldongevoelig object:

overige niet-magneetgevoelige of niet-magneetongevoelige objecten;

xx. magneetveldzone:

het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla;

yy. mantelzorg:

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;

zz. molen:

inrichting bestemd en geschikt voor het benutten van wind- of waterkracht;

aaa. nevengeschikte functie:

functie waarvoor maximaal 50% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt;

bbb. onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven peil is gelegen;

ccc. ondergeschikte detailhandel:

beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen, die functioneel rechtstreeks verband houden met de bedrijfsactiviteiten, waarbij deze bedrijfsactiviteiten als hoofdfunctie behouden blijven;

ddd. overkapping:

een dakconstructie zonder wanden, dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen;

eee. plaatsingsplan:

plan waarin de bestaande antenne-installaties binnen de gemeente alsmede de zoekgebieden voor toekomstige installaties zijn aangegeven;

fff. plangrens:

de aangegeven begrenzing van het bestemmingsplan;

ggg. productiegebonden detailhandel:

beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen vanuit een bedrijf dat die goederen vervaardigt/produceert, bewerkt en/of toepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

hhh. prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding;

iii. publiekverzorgend ambacht en dienstverlening:

een ambachtelijk c.q. dienstverlenend bedrijf dat zijn goederen en diensten rechtstreeks levert aan de consument zoals een goudsmid, schoenmaker, kapper en videotheek, alsmede commerciële en medische dienstverlening, met dien verstande dat de detailhandelsfunctie ondergeschikt en gerelateerd is aan het bedrijf;

jjj. recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming, waarbinnen dit gebruik is toegestaan;

kkk. raamprostitutie:

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen;

lll. seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden;

Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

mmm. standplaats:

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;

nnn. stedenbouwkundig beeld:

het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaalde beeld, inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n);

ooo. straatprostitutie:

het in hoofdzaak op de openbare weg door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken;

ppp. tuincentrum:

detailhandel met een al dan niet geheel overdekt verkoopvloeroppervlak, waarop artikelen voor de aanleg, de inrichting en het onderhoud van en het verblijf in particuliere tuinen en de daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen en diensten (waaronder het geven van cursussen) worden aangeboden, alsmede kamerplanten en snijbloemen met de bijbehorende potten, vazen en dergelijke;

qqq. uitbouw:

de vergroting van een bestaande ruimte in een hoofdgebouw, die qua afmetingen en/of in visueel opzicht (onder meer wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

rrr. verkoopvloeroppervlakte (vvo):

de totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank;

sss. voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw;

ttt. voorgevelbouwgrens:

een aangegeven lijn die de ligging van de voorgevel – of in voorkomend geval – een zij- en/of achtergevel van een hoofdgebouw aangeeft;

uuu. voorgevellijn:

de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan;

vvv. voorgevelrooilijn:

de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd;

www. winkel:

een gebouw dat een ruimte omvat, die door zijn indeling kennelijk is bedoeld om te worden gebruikt voor de uitoefening van detailhandel;

xxx. woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;

yyy. zaalverhuur:

een inrichting ten behoeve van het al dan niet bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie, waarbij het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren en/of het verstrekken van drank voor consumptie ter plaatse mogelijk is;

zzz. zorginstelling:

een instelling gericht op het bieden van zorg al dan niet in combinatie met één of meerdere zorgwoning(en);

aaaa. zorgwoning:

een woning bestemd voor zelfstandig wonen voor mensen die in lichte dan wel overwegende mate hulpbehoevend zijn.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 Algemeen

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  1. afstand tot de bouwperceelsgrens:
    de kortste afstand van de bouwperceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;
  1. bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
    de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;

  1. bebouwingspercentage:
    het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming;
  1. breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde:
    overeenkomstig de omtreklijn van de horizontale projectie van alle delen van die bouwwerken;
  1. breedte, diepte c.q. lengte van een gebouw:
    tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren;
  1. de dakhelling:
    langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
  1. de goothoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  1. de bouwhoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  2. de inhoud van een bouwwerk:
    tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

  1. de oppervlakte van een bouwwerk:
    tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
  1. peil:

  • voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang, vermeerderd met 0,20 m;

  • voor de molen, de bovenkant van de stelling;

  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein, vermeerderd met 0,20 m.

2.2 Ondergronds bouwen

Bij het berekenen van het bebouwingspercentage of het te bebouwen oppervlak wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen, voor zover deze zijn gelegen buiten de buitenwerkse gevelvlakken van de bijbehorende bovengrondse gebouwen.

2.3 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals dakkapellen met een maximale breedte van 50% van de gevelbreedte, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.

2.4 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;

  2. bescherming van landschappelijke waarden;

  3. wegen en paden;

  4. tuinen, erven en verhardingen;

  5. groenvoorzieningen;

  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  7. recreatief medegebruik.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Gebouwen

Op of in de gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. silo's zijn niet toegestaan;

  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

3.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.2 voor de bouw van een veldschuur, waarvan het oppervlak niet meer mag bedragen dan 50 m² en de goot- en bouwhoogten niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 3 m en 5 m.

3.4 Aanlegvergunning

3.4.1 Aanlegvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het verharden van agrarische perceel- en/of kavelontsluitingswegen buiten het bouwvlak met een grotere breedte dan 3 m;

  2. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen ten behoeve van het agrarisch gebruik, niet zijnde perceel- en/of kavelontsluitingswegen, met een oppervlakte van meer dan 200 m²;

  3. het aanleggen van overige verharde en halfverharde wegen en paden, met een oppervlakte van niet meer dan 500 m²;

  4. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik.

3.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 3.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

3.4.3 Toelaatbaarheid

De in lid 3.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de gronden.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven in de categorieën A en B, zoals opgenomen in bijlage 1 (Staat van bedrijven), met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen;

  2. bedrijf van categorie C, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf van categorie C’;

  3. bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

  4. tuincentrum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘tuincentrum’;

  5. verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder LPG, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg’;

  6. opslag en uitstalling;

  7. wegen en paden;

  8. parkeervoorzieningen;

  9. tuinen, erven en verhardingen;

  10. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  11. groenvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;

  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven;

  3. de voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter;

  4. de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven;

  5. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven;

  6. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg’ is een luifel dan wel overkapping met een oppervlakte van niet meer dan 200 m² toegestaan, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 5 m mag bedragen.

4.2.2 Bedrijfswoningen

Bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' en mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:

a. bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd:

b. de voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn, dan wel op een afstand van maximaal 2 m daarachter;

c. per bedrijf is één bedrijfswoning vrijstaand dan wel opgenomen in de bedrijfsbebouwing toegestaan, onder de volgende voorwaarden:

      1. bij een vrijstaande woning zijn de volgende regels van toepassing:

    1. de breedte van de woning mag niet minder bedragen dan 6 m en niet meer bedragen dan 12 m;
    2. de diepte van de woning mag niet meer bedragen dan 12 m;

    3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven;

    4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven.

      1. bij een in de bedrijfsbebouwing opgenomen bedrijfswoning zijn de volgende regels van toepassing:

    5. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 600 m³;

    6. de aangegeven goot- en bouwhoogte mogen niet worden overschreden.

4.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan/bij de bijbehorende bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd;

  2. het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn van de bedrijfswoning mag maximaal 50% bedragen, tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 50 m²;

  3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;

  4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.

4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn van de naar de weg gekeerde gebouwen niet meer dan 1 m mag bedragen;

  2. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

4.3 Ontheffing van de gebruiksregels

4.3.1 Toestaan vergelijkbare bedrijven

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 4.1 onder a voor het toestaan van bedrijven die naar aard en milieubelasting of ruimtelijke impact vergelijkbaar zijn met de toegestane bedrijven, met inachtneming van de volgende regels:

a. een onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat is niet toegestaan;

b. er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats.

4.3.2 Toestaan detailhandel

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 4.1 voor de uitoefening van detailhandel in relatie tot en in combinatie met bedrijfsactiviteiten, mits:

  1. de oppervlakte ten behoeve van de detailhandelsactiviteiten niet meer bedraagt dan 15% van de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen tot een maximum van 150 m²;

  2. de detailhandelsactiviteiten een directe relatie hebben met de bedrijfsactiviteiten.

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. gebouwen ten behoeve van het openbaar nut zoals gebouwen ten behoeve van de energie-, warmte- en telecommunicatievoorziening en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwen;

  2. terreinen;

  3. ontsluitingswegen en verhardingen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. groenvoorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;

  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;

  3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven;

  4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

Artikel 6 Detailhandel

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. detailhandel;

  2. bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

  3. wegen en paden;

  4. tuinen, erven en verhardingen;

  5. parkeervoorzieningen;

  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  7. groenvoorzieningen.

6.2 Bouwregels

6.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;

  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven;

  3. de voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter;

  4. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven;

  5. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven.

6.2.2 Bedrijfswoningen

Bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' en mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:

a. bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd:

b. de voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn, dan wel op een afstand van maximaal 2 m daarachter;

c. per bedrijf is één bedrijfswoning vrijstaand dan wel opgenomen in de bedrijfsbebouwing toegestaan, onder de volgende voorwaarden:

1. bij een vrijstaande woning zijn de volgende regels van toepassing:

    • de breedte van de woning mag niet minder bedragen dan 6 m en niet meer bedragen dan 12 m;
    • de diepte van de woning mag niet meer bedragen dan 12 m;

    • de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven;

    • de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven.

2. bij een in de bedrijfsbebouwing opgenomen bedrijfswoning zijn de volgende regels van toepassing:

    • de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 600 m³;

    • de aangegeven goot- en bouwhoogte mogen niet worden overschreden.

6.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan/bij de bijbehorende bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd;

  2. het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn van de bedrijfswoning mag maximaal 50% bedragen, tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 50 m²;

  3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;

  4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.

6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 1 m;

  2. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.

Artikel 7 Dienstverlening

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. dienstverlenende bedrijven en dienstverlenende instellingen;

  2. kantoren;

  3. wegen en paden;

  4. tuinen, erven en verhardingen;

  5. parkeervoorzieningen;

  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  7. groenvoorzieningen.

7.2 Bouwregels

7.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;

  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven;

  3. de voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter;

  4. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven;

  5. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven.

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 1 m;

  2. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.

Artikel 8 Gemengd - 1

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. dienstverlenende bedrijven en dienstverlenende instellingen, uitsluitend op de begane grond, met dien verstande dat uitsluitend op die plaatsen waar bestaand gebruik op verdiepingen is gevestigd, dit is toegelaten;

b. detailhandel, uitsluitend op de begane grond, met dien verstande dat uitsluitend op die plaatsen waar bestaande detailhandel op verdiepingen is gevestigd, dit is toegelaten;

c. horecabedrijven van de categorieën 2 en 3, uitsluitend op de begane grond, met dien verstande dat uitsluitend op die plaatsen waar bestaande horecabedrijven op verdiepingen zijn gevestigd, dit is toegelaten;

d. wonen, uitsluitend op de verdieping, met dien verstande dat op die aatsen waar reeds op de begane grond gewoond wordt, dit is toegelaten;

e. tuinen, erven en verhardingen;

f. parkeervoorzieningen;

g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

h. groenvoorzieningen.

8.2 Bouwregels

8.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;

  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven;

  3. de voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter;

  4. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven;

  5. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven, met dien verstande dat de bouwhoogte van aan- en uitbouwen niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw.


8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 1 m;

  2. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.

8.3 Specifieke gebruiksregels

Het maximale verkoopvloeroppervlak ten behoeve van het doel ‘detailhandel’ mag niet meer dan 150 m² bedragen.

8.4 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 8.3 en toestaan dat het verkoopvloeroppervlak ten behoeve van het doel ‘detailhandel’ maximaal 300 m² mag bedragen, mits de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden daardoor niet onevenredig worden beperkt.

Artikel 9 Gemengd - 2

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. dienstverlenende bedrijven en dienstverlenende instellingen, uitsluitend op de begane grond, met dien verstande dat uitsluitend op die plaatsen waar bestaand gebruik op verdiepingen is gevestigd, dit is toegelaten;

  2. wonen, uitsluitend op de verdieping, met dien verstande dat op die plaatsen waar reeds op de begane grond gewoond wordt, dit is toegelaten;

  3. tuinen, erven en verhardingen;

  4. parkeervoorzieningen;

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  6. groenvoorzieningen.

9.2 Bouwregels

9.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;

  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven;

  3. de voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter;

  4. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven;

  5. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven, met dien verstande dat de bouwhoogte van aan- en uitbouwen niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw.

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 1 m;

  2. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.

Artikel 10 Gemengd - 3

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Gemengd – 3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. detailhandel, uitsluitend op de begane grond, met dien verstande dat uitsluitend op die plaatsen waar bestaande detailhandel op verdiepingen is gevestigd, dit is toegelaten;

  2. wonen, uitsluitend op de verdieping, met dien verstande dat op die plaatsen waar reeds op de begane grond gewoond wordt, dit is toegelaten;

  3. tuinen, erven en verhardingen;

  4. parkeervoorzieningen;

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  6. groenvoorzieningen.

10.2 Bouwregels

10.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;

  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven;

  3. de voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter;

  4. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven;

  5. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven, met dien verstande dat de bouwhoogte van aan- en uitbouwen niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw.

10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 1 m;

  2. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.

Artikel 11 Gemengd - 4

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. maatschappelijke en culturele voorzieningen, uitsluitend op de begane grond, met dien verstande dat uitsluitend op die plaatsen waar bestaand gebruik op verdiepingen is gevestigd, dit is toegelaten;

  2. dienstverlenende bedrijven en dienstverlenende instellingen, uitsluitend op de begane grond, met dien verstande dat uitsluitend op die plaatsen waar bestaand gebruik op verdiepingen is gevestigd, dit is toegelaten;

  3. wonen, uitsluitend op de verdieping, met dien verstande dat op die plaatsen waar reeds op de begane grond gewoond wordt, dit is toegelaten;

  4. tuinen, erven en verhardingen;

  5. parkeervoorzieningen;

  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  7. groenvoorzieningen.

11.2 Bouwregels

11.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;

  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven;

  3. de voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter;

  4. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven;

  5. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven, met dien verstande dat de bouwhoogte van aan- en uitbouwen niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw.

11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 1 m;

  2. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.

Artikel 12 Groen

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;

  2. bermen en beplantingen;

  3. speelvoorzieningen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. nutsvoorzieningen;

  6. voorzieningen voor langzaam verkeer.

12.2 Bouwregels

12.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de oppervlakte van een overkapping mag niet meer bedragen dan 20 m²;

  2. de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.

Artikel 13 Horeca

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. horecabedrijven van de categorieën 1 tot en met 3;

  2. wegen en paden;

  3. tuinen, erven en verhardingen;

  4. parkeervoorzieningen;

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  6. groenvoorzieningen.

13.2 Bouwregels

13.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;

  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven;

  3. de voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter;

  4. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven;

  5. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven.

13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 1 m;

  2. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.

Artikel 14 Maatschappelijk

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. levensbeschouwelijke voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘religie’;

b. sportvoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘sport’;

c. zorginstellingen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘zorginstelling’;

d. onderwijsinstelling waaronder begrepen sportvoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘onderwijs’;

  1. molen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk – molen’;

  2. tuinen, erven en verhardingen;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. groenvoorzieningen.

14.2 Bouwregels

14.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;

  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven;

  3. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven;

  4. de ashoogte van de molen mag niet meer bedragen dan is aangegeven;

  5. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven.

14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen.

14.3 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 14.1 en andere maatschappelijke en culturele voorzieningen toestaan, met inachtneming van de volgende regels:

a. er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats;

b. er vindt geen onevenredige toename van de parkeerdruk alsmede van de verkeersaantrekkende werking plaats.

Artikel 15 Recreatie

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. speelvelden en speeltuin met bijbehorende voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘speeltuin’;

  2. volktuinen met bijbehorende voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘volkstuin’;

  3. verhardingen;

  4. groenvoorzieningen;

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

15.2 Bouwregels

15.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;

  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;

  3. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven;

  4. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven.

15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.

Artikel 16 Tuin

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen en verhardingen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

16.2 Bouwregels

16.2.1 Gebouwen

Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van bestaande gebouwen onder de volgende voorwaarden:

a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte;

b. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte vermeerderd met 10%.

16.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, geldende de volgende regels:

  1. het bouwen van overkappingen en/of carports is niet toegestaan;

  2. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m;

  3. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;

  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.

16.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in lid 16.2.1 gestelde verbod voor de bouw van erkers, luifels en balkons aan de voor- of zijgevel van het hoofdgebouw onder de volgende voorwaarden:

  1. de diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer dan 1,5 m bedragen;

  2. de afstand tot de openbare weg mag niet minder dan 2 m bedragen.

16.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik van de gronden en/of bouwwerken geldt de volgende regel:

  1. de gronden gelegen voor de voorgevel van een woning mogen niet worden gebruikt voor het stallen van aan het gebruik ontrokken caravans, voer- en vaartuigen.

Artikel 17 Verkeer

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. voorzieningen voor verkeer en verblijf;

  2. parkeervoorzieningen;

  3. groenvoorzieningen;

  4. nutsvoorzieningen;

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

17.2 Bouwregels

17.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 10 m;

  2. de bouwhoogte van signaleringsmasten mag niet meer bedragen dan 16 m;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.

Artikel 18 Verkeer - Verblijfsgebied

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. voorzieningen voor verkeer en verblijf;

  2. parkeervoorzieningen;

  3. groenvoorzieningen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. nutsvoorzieningen;

  6. speelvoorzieningen.

18.2 Bouwregels

18.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

18.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 6 m;

  2. de bouwhoogte van signaleringsmasten mag niet meer bedragen dan 10 m;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.

Artikel 19 Water

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen;

b. groenvoorzieningen;

c. voorzieningen voor verkeer en verblijf;

d. bruggen en duikers.

19.2 Bouwregels

19.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

19.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.

Artikel 20 Wonen

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. wonen;

b. aan-huis-verbonden beroepen;

c. lichte bedrijvigheid;

d. aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan/bij de bij het erf behorende woning;

e. tuinen, erven en verhardingen.

20.2 Bouwregels

20.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;

b. ter plaatse van de aanduiding ‘vrijstaand' mogen woningen uitsluitend vrijstaand worden gebouwd;

c. ter plaatse van de aanduiding ‘twee-aaneen' mogen woningen uitsluitend halfvrijstaand of vrijstaand worden gebouwd;

d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’ mogen woningen gestapeld worden gebouwd;

e. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven;

f. de voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter;

g. de goothoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven;

h. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven.

20.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan/bij de bijbehorende woning gelden de volgende regels:

a. het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen, tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 50 m²;

b. voor zover de oppervlakte van de strook grond achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw meer bedraagt dan 200 m² mag de onder a geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot in totaal maximaal 90 m²;

c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;

d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.

20.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a. de bouw van een zwembad is niet toegestaan;

b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen;

c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.

20.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 20.2.3 onder a voor de bouw van een onoverdekt zwembad onder de volgende voorwaarden:

a. de oppervlakte van het zwembad mag niet meer bedragen dan 5% van het bouwperceel met een maximum van 50 m²;

b. de bouwhoogte van het zwembad boven peil mag niet meer bedragen dan 0,5 m;

c. de afstand tot de bouwperceelgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.

20.4 Specifieke gebruiksregels

Binnen de bestemming 'Wonen' is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid toegestaan als nevengeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:

a. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 50% van het vloeroppervlak van de woning tot een maximum van 30 m²;

b. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;

c. detailhandel is niet toegestaan;

d. de activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving, waarbij voor lichte bedrijvigheid geldt dat deze past in categorie A van de Staat van bedrijfsactiviteiten;

e. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

20.5 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen:

a. van het bepaalde in lid 20.4 onder a. voor een omvang van de activiteit van niet meer dan 60% van het vloeroppervlak van de woning tot een maximum van 80 m², mits de activiteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft en behoudt, die met de woonfunctie in overeenstemming is;

b. van het bepaalde in lid 20.4 onder d voor het toestaan van lichte bedrijvigheid die niet voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de bedrijvigheid als genoemd in de categorie A.

Artikel 21 Wonen – Garageboxen

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Garageboxen' aangewezen gronden zijn bestemd voor garageboxen ten behoeve van het stallen van auto’s.

21.2 Bouwregels

21.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. garageboxen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het aangegeven bouwvlak;

  2. de bebouwde oppervlakte van een garagebox mag niet meer bedragen dan 25 m²;

  3. de goot- en bouwhoogten mogen niet meer bedragen dan aangegeven.

21.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

Artikel 22 Leiding – Hoogspanning

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

a. bestaande bovengrondse hoogspanningsleidingen;

b. het tegengaan van een te hoge magneetveldbelasting op magneetveldgevoelige en magneetveldbeoordelingsplichtige objecten.

22.2 Bouwregels

  1. Op de gronden als bedoeld in lid 22.1 mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – mast’ bouwwerken ten dienste van de hoogspanningsverbinding worden gebouwd, waarbij geldt dat de bouwhoogte van palen en masten ten behoeve van hoogspanningsleidingen niet meer mag bedragen dan 65 m, en de bouwhoogte van overige bouwwerken niet meer mag bedragen dan 1,5 m.

  2. Voor zover gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die zijn toegestaan op grond van de andere daar voorkomende bestemming(en), zijn gelegen binnen de gronden als bedoeld in lid 22.1, mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan de bestaande hoogte.

22.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 22.2 ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de in lid 22.1 bedoelde andere daar voorkomende bestemming(en), indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de betreffende hoogspanningsverbinding en ter zake vooraf advies van de beheerder is ingewonnen.

22.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van bouwwerken als drager van reclame-uitingen;

  2. gebruik van gronden en bouwwerken binnen de magneetveldzone van een hoogspanningsleiding als magneetveldgevoelig object dan wel magneetveldbeoordelingsplichtig object, met uitzondering van bestaande objecten.

Artikel 23 Waarde - Archeologie

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

23.2 Bouwregels

  1. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
  2. Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen zijn op de in artikel 23.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het betreft:

    1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;

    2. een bouwwerk waarvan de binnen de bestemming gelegen oppervlakte ten hoogste 250 m² bedraagt;

    3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

23.3 Ontheffing van de bouwregels

  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 23.2 sub a met in acht neming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
  2. Ontheffing als bedoeld in 23.3 sub a. wordt verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologische deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;

  3. Ontheffing als bedoeld in 23.3 sub a. wordt voorts verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de ontheffing regels te verbinden gericht op:

1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

2. het doen van opgravingen;

3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.

23.4 Aanlegvergunning

23.4.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. grondwerkzaamheden dieper dan 30 centimeter, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het verwijderen van funderingen en het aanleggen van drainage;
  2. het verlagen of verhogen van het waterpeil;

  3. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;

  4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

23.4.2 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod van 23.4.1 sub a. geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologisch deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden gericht op:

  1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. het doen van opgravingen;

  3. begeleiding van de aanlegwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.

23.4.3 Uitzonderingen

Het verbod, als bedoeld in 23.4.1 sub a, is niet van toepassing indien:

  1. de werken die, voor zover deze zijn gelegen binnen deze bestemming, een oppervlakte hebben tot ten hoogste 250 m² of een omvang van ten hoogste 250 m²;
  2. de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende bouwvergunning, aanlegvergunning of een ontgrondingvergunning;

  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;

  4. behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;

  5. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

23.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door:

  1. de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:

1. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;

2. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld;

  1. de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie' toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 24 Waarde - Beschermd Gezicht

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd Gezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en herstel van de waardevolle zichtbare en onzichtbare elementen en structuren en de bestaande ruimtelijke karakteristiek ingevolge de aanwijzing tot beschermd dorpsgezicht.

24.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen, mag op of in deze gronden niet worden gebouwd.

24.3 Aanlegvergunning

a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

1. het aanbrengen of wijzigen van oppervlakteverhardingen;

2. het wijzigen van de inrichting van wegen en paden.

b. Een aanlegvergunning als bedoeld onder a mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies welke het plan overeenkomstig de in lid 24.1 bepaalde doeleinden beoogt te beschermen dan wel hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen. Bij deze beoordeling dient advies ingewonnen te worden bij de monumentencommissie.

c. Geen aanlegvergunning als bedoeld onder a is vereist voor:

1. werken en werkzaamheden, binnen het kader van het op de bestemming gerichte normale onderhoud, gebruik en beheer;

2. werken en werkzaamheden welke op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 25 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 26 Algemene Bouwregels

26.1 Indien de bestaande bebouwing afwijkt van de in deze regels gegeven regels ten aanzien van:

  • goot- en bouwhoogte;

  • oppervlakte;

  • inhoud;

  • afdekking van gebouwen;

  • afstand tot de voorgevelbouwgrens;

  • afstand tot de bouwperceelsgrens.

zijn de bestaande maten, hellingen, dan wel afstanden eveneens toegestaan.

26.2 Voor zover in dit plan goothoogten zijn aangegeven dienen hoofdgebouwen te worden voorzien van een kap, waarvan de minimale en maximale dakhelling niet meer mag bedragen dan respectievelijk 30° en 60°.

26.3 Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 26.2, en toestaan dat een gebouw zonder kap wordt gebouwd, dan wel met kap waarbij de dakhelling afwijkt van het bepaalde in lid 26.2, mits het in het plan beoogde stedenbouwkundige beeld, zoals dat mede in relatie tot die van de directe omgeving wordt bepaald, niet wordt geschaad.

Artikel 27 Algemene Gebruiksregels

Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro, wordt in elk geval verstaan het gebruik van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van een seksinrichting, een escortbedrijf en raam- en straatprostitutie.

Artikel 28 Algemene Aanduidingsregels

28.1 Vrijwaringszone – molenbiotoop

De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringzone – molenbiotoop’ zijn bestemd voor de bescherming van de molenbiotoop.

28.2 Bouwregels

Voor de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone – molenbiotoop’ geldt, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, de volgende regel:

Binnen de zone mogen geen bouwwerken worden gebouwd met een bouwhoogte van meer dan 12,8 m.

28.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 28.2 voor het verhogen van de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van het realiseren van bouwwerken binnen de bestemming, waarmee de vrijwaringszone molenbiotoop samenvalt.

Ontheffing kan worden verleend indien het huidige en/of het toekomstige functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of waarde van de molen als landschapsbepalend element, niet onevenredig in gevaar wordt of kan worden gebracht. Alvorens te beslissen omtrent een ontheffing als bedoeld in dit lid winnen burgemeester en wethouders advies in van een onafhankelijke terzake deskundige.

28.4 Aanlegvergunning

28.4.1 Aanlegvergunning

Het is op de gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone molenbiotoop’ verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur, voor zover het geen bouwwerken betreft, met een grotere hoogtemaat dan 12,8 m; en

b. het beplanten met bomen, heesters en andere hoog opgaande beplanting met grotere hoogtemaat dan wel een in volwassen staat te bereiken grotere hoogtemaat dan 12,8 m.

28.4.2 Uitzonderingen

Het in het voorgaande lid vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a. het normale onderhoud betreffen;

b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

28.4.3 Toelaatbaarheid

De in 28.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, het huidige en/of het toekomstige functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of waarde van de molen als landschapsbepalend element, niet onevenredig in gevaar wordt of kan worden gebracht. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in 28.4.1 winnen burgemeester en wethouders advies in van een onafhankelijke terzake deskundige.

Artikel 29 Algemene Ontheffingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

a. de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;

b. de regels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;

c. de regels en toestaan dat antennes worden gerealiseerd, met dien verstande dat:

    1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 40 m;

    2. is aangetoond dat de plaatsing van een antenne niet mogelijk is op bestaande hoogbouw of een bestaande (hoogspannings)mast;

    3. de locatie in overeenstemming is met het plaatsingsplan, waarbij plaatsing bij voorkeur plaatsvindt op bedrijventerreinen, sportterreinen en/of groene gebieden, dan wel nabij kantoren en bij voorkeur niet in de nabijheid van onderwijsinstellingen;

    4. is aangetoond dat de antenne inpasbaar is gelet op de ruimtelijke, landschappelijke of ecologische kwaliteit van het terrein, in relatie tot de kwaliteit van de aangrenzende gebieden. In de afweging omtrent de verlening van ontheffing worden in ieder geval de beschermde soorten krachtens de Flora- en faunawet betrokken, zodanig dat dient te zijn aangetoond dat redelijkerwijs is te verwachten dat een ontheffing op grond van deze wet, indien vereist, zal worden verleend;

    5. de bouwkundige inpasbaarheid van de antenne is aangetoond.
      Aan de ontheffing kunnen voorwaarden gesteld omtrent de kleur en de exacte locatie van de antennemast c.a. en het aanbrengen van afschermende beplanting;

d. de regels voor de bouw van een luifel aan de voorgevel van een hoofdgebouw, geen woning zijnde, mits:

1. de diepte gemeten vanuit de voorgevel niet meer bedraagt dan 1,5 m;

2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;

3. er geen bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid;

e. de regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:

1. de inhoud per gebouwtje niet meer bedraagt dan 60 m³;

2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4 m;

f. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:

1. ten behoeve van de bouw van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 8 m;

2. ten behoeve van de bouw van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 16 m;

g. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten wordt vergroot, mits:

1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer bedraagt dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;

2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw;

h. het bepaalde ten aanzien van het gebruik van aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten behoeve van mantelzorg en toestaan dat aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen worden gebruikt voor mantelzorg, mits:

1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast;

2. voor zover de mantelzorg de bouw of uitbreiding van een geluidgevoelige ruimte tot gevolg heeft, dient te worden voldaan aan de eisen bij of krachtens de Wet geluidhinder;

3. voor zover de mantelzorg plaatsvindt in een aanbouw mag de gebruiksruimte voor de mantelzorg ten hoogste 15% van de oppervlakte van het bestaande hoofdgebouw bedragen en één bouwlaag beslaan;

4. uitsluitend indien de mantelzorg plaatsvindt in een bestaand vrijstaand bijgebouw,

dient van het vervallen van de noodzaak van mantelzorg door of vanwege de gebruiker van het hoofdgebouw waaraan of waarbij de mantelzorg is verleend, aan burgemeester en wethouders schriftelijk mededeling te worden gedaan;

gaan burgemeester en wethouders over tot intrekking van de ontheffing indien de noodzaak van mantelzorg is vervallen.

Artikel 30 Algemene Procedureregels

30.1 Procedure ontheffing

Vóór het verlenen van een ontheffing ingevolge artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening worden belanghebbenden gedurende een periode van twee weken in de gelegenheid gesteld om zienswijzen naar voren te brengen. Hiertoe wordt het bouwplan, met de daarop betrekking hebbende stukken, ter inzage gelegd. Voorafgaande aan de terinzagelegging geeft het bestuursorgaan in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze kennis van het ontwerp.

30.2 Procedure nadere eisen

Met betrekking tot de voorbereiding omtrent het stellen van nadere eisen ingevolge artikel 3.6 lid 1 onder d Wro door burgemeester en wethouders, is Afdeling 3.4 (Uniforme openbare voorbereidingsprocedure) van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 31 Overgangsrecht

31.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Eenmalig kan ontheffing worden verleend van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.

  2. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

31.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 32 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Molenstraat’.

Staat Van Bedrijven

Staat van bedrijven

Nota Inspraak En Overleg

Nota inspraak en overleg

Nota Zienswijzen

Nota zienswijzen

Nota Wijzigingen

Nota wijzigingen