Lunteren, uitbreiding bedrijventerrein De Stroet
Bestemmingsplan - gemeente Ede
Vastgesteld op 21-09-2023 - geheel in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
Het bestemmingsplan 'Lunteren, uitbreiding bedrijventerrein De Stroet' met identificatienummer NL.IMRO.0228.BP2021LUNT0003-0301 van de gemeente Ede.
1.2 bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanbouw:
Een aan een hoofdgebouw toegevoegde ruimte met een dak die qua afmetingen en/of visueel opzicht (onder meer voor wat betreft goothoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. In functioneel opzicht maakt de aanbouw onderdeel uit van het hoofdgebouw.
1.4 aan-huis-verbonden beroep:
De uitoefening van een dienstverlenend beroep aan huis op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen terrein, alsmede een beroep op het terrein van persoonlijke verzorging, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt. Hieronder wordt in ieder geval niet verstaan een (raam)prostitutiebedrijf.
1.5 aanduiding:
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 aanduidingsgrens:
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 achtergevelrooilijn:
-
De achterste grens van een bouwvlak, gezien vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is georiënteerd;
-
indien er niet sprake is van een achterste grens van een bouwvlak dan wel geen bouwvlak is aangegeven: de denkbeeldige lijn die wordt getrokken langs de achtergevel van het hoofdgebouw - zonder aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen - alsmede het verlengde daarvan.
1.8 achterste bouwperceelsgrens:
De meest van de weg af gelegen bouwperceelsgrens evenwijdig of nagenoeg evenwijdig aan de voorste bouwperceelsgrens.
1.9 afhaalpunt:
Een locatie waar de consument uitsluitend voorafgaand aan het bezoek via internet bestelde goederen kan (betalen,) afhalen of retourneren, waar uitsluitend logistiek en opslag van deze eerder bestelde goederen gedurende een korte periode plaatsvindt, en waarbij geen sprake is van uitstalling ter verkoop en/of overige activiteiten.
1.10 agrarisch bedrijf:
Een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassenen/of het houden van dieren, waarbij alleen opslag van door het bedrijf voortgebrachte producten is toegestaan.
1.11 agrarische nevenactiviteiten:
Een kleinschalige agrarische activiteit bij een woning gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen, waaronder begrepen bomen en heesters, en/of het houden van dieren, waarbij opslag van ter plaatse voortgebrachte producten is toegestaan.
1.12 antenne:
Een bouwwerk in de vorm van een zend- en/of ontvangstinstallatie voor telecommunicatiedoeleinden.
1.13 askophoogte:
de hoogte van het centrisch middelpunt van de molenwieken tot de begane grond van de molen;
1.14 atelier:
Een werkplaats, in het bijzonder die van een beeldend kunstenaar. Tevens is het binnen het atelier toegestaan om kunstwerken ten toon te stellen en te verkopen die door de kunstenaar zelf zijn vervaardigd.
1.15 bebouwing:
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.16 bedrijf:
Een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen, dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan-huis-verbonden beroepen daaronder niet begrepen.
1.17 bedrijfsgebouw:
Een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
1.18 bedrijfswoning/dienstwoning:
Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk en wenselijk is.
1.19 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:
De totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een bouwwerk en/of op een terrein die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.
1.20 bestaande situatie:
-
Ten aanzien van bebouwing:
legaal aanwezige bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
-
ten aanzien van gebruik:
het legaal gebruik van gronden en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen.
1.21 bestemmingsgrens:
De grens van een bestemmingsvlak.
1.22 bestemmingsvlak:
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.23 bijgebouw:
Een al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch en functioneel opzicht ondergeschikt is aan en hoort bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.24 bouwen:
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.
1.25 bouwgrens:
De grens van een bouwvlak.
1.26 bouwlaag:
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.27 bouwmassa:
Een verzameling bij elkaar horende gebouwen bestaande uit een vrijstaand hoofdgebouw, dan wel twee of meer aaneengebouwde hoofdgebouwen inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen.
1.28 bouwperceel:
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.29 bouwperceelsgrens:
De grens van een bouwperceel.
1.30 bouwvlak:
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.31 bouwwerk:
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.
1.32 carport:
Een dakconstructie vrijstaand zonder wanden, dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen, bedoeld voor de stalling van een motorvoertuig.
1.33 culturele voorzieningen:
Het uitoefenen van activiteiten op (sociaal) cultureel en kunstzinnig vlak, waaronder ateliers, galeries, dansscholen, muziekscholen, musea en theaters.
1.34 detailhandel:
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.35 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:
Bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische diensten aan derden, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen waaronder zijn begrepen alternatieve geneeswijze, kapperszaken, schoonheidsinstituten, massagesalon, nagelstudio, zonnebankstudio, fotostudio, stomerij, wasserette, videotheek, kleding- en/of schoenenreparatie, belwinkel, internetcafé, en naar aard en uitstraling daarmee gelijk te stellen bedrijven en instellingen, evenwel met uitzondering van prostitutie.
1.36 eerste bouwlaag:
De bouwlaag op de begane grond.
1.37 erf:
Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.
1.38 escortbedrijf:
De natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend, zoals escortservices en -bemiddelingsbureaus.
1.39 functie:
Doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.
1.40 galerie:
Ruimte voor het exposeren en verkopen van kunstwerken.
1.41 garagebedrijf:
Een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor verkoop, onderhoud en reparatie van motorvoertuigen, met dien verstande dat de verkoop van motorbrandstoffen is uitgezonderd.
1.42 gebouw:
Elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.43 gestapelde bebouwing:
Bebouwing bestaande uit zich in één hoofdgebouw boven en naast elkaar bevindende zelfstandige woningen en/of bijzondere woonruimten.
1.44 geurgevoelig object:
Gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, worden gebruikt.
1.45 goederenbedrijf:
Een bedrijf gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen. Agrarische bedrijven, dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, horecabedrijven, sportbedrijven, escortbedrijven en detailhandel worden hieronder niet begrepen.
1.46 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:
Een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, zoals een melkveehouderij, een akkerbouwbedrijf of een biologisch veehouderijbedrijf, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf.
1.47 groothandel:
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen tot aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.
1.48 hoofdfunctie:
Een functie waarvoor het hoofdgebouw of de gronden als zodanig mag respectievelijk mogen worden gebruikt.
1.49 hoofdgebouw:
Een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.50 horeca:
Een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor consumptie ter plaatse worden verstrekt
(uitgezonderd een maaltijdafhaalcentrum) en/of waar bedrijfsmatig logies wordt verstrekt.
1.51 horecacategorie 1:
Een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse bereide snacks, ijs en kleine maaltijden voor consumptie zowel ter plaatse als elders, met daaraan ondergeschikt het verstrekken van overwegend niet-alcoholhoudende dranken, zoals een snackbar, cafetaria, lunchroom, broodjeszaak, ijssalon en koffiehuis.
1.52 horecacategorie 2:
Een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren ten behoeve van consumptie ter plaatse, alsmede het daaraan ondergeschikt verstrekken van alcoholhoudende en niet-alcoholhoudende dranken, al dan niet in combinatie met het verstrekken van nachtverblijf en/of van zaalverhuur, zoals een hotel, een restaurant, pannenkoekhuis, eetcafé en pizzeria.
1.53 horecacategorie 3:
Een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van overwegend alcoholhoudende dranken voor consumptie ter plaatse, al dan niet in combinatie met kleine etenswaren, zoals een café.
1.54 horecacategorie 4:
Een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig bieden van gelegenheid tot dansen dan wel tot het uitoefenen van een kans- en behendigheidsspel al dan niet in combinatie met het verstrekken van alcoholhoudende en niet-alcoholhoudende dranken, zoals een dancing, discotheek/nachtzaak, casino of automatenspeelhal.
1.55 hospita(kamer)verhuur:
Verhuur door een particuliere eigenaar van maximaal 2 kamers (aan maximaal 1 persoon per kamer) in de door de eigenaar zelf bewoonde woning.
1.56 huisvesting in verband met mantelzorg:
Huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning.
1.57 inrichting:
Elke door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht. Daarbij worden als één inrichting beschouwd de tot eenzelfde onderneming of instelling behorende installaties die onderling technische, organisatorische of functionele bindingen hebben en in elkaars onmiddellijke nabijheid zijn gelegen.
1.58 IPPC-installatie:
Installatie voor industriële activiteiten als bedoeld in bijlage 1 van richtlijn nr. 2010/75/EU van het Europees parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (PbEU L334).
1.59 kantoor- en/of praktijkruimte:
Een ruimte die door aard en indeling kennelijk is bestemd om uitsluitend of in hoofdzaak dienstig te zijn tot het verrichten van administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of daarmee naar aard gelijk te stellen arbeid, dan wel dat dient voor het uitoefenen van een beroep op medisch, paramedisch of therapeutisch gebied.
1.60 karakteristiek pand:
Historisch bouwkundig object dat door de zeggingskracht van zijn architectuur, bijzonderheid van het type, interactie met de omliggende bebouwing of plek in het straatbeeld dan wel landschap in sterke mate bijdraagt aan de aantrekkelijkheid van de omgeving.
1.61 kelder:
Een geheel ondergronds gelegen ruimte die grotendeels is gesitueerd onder een bijbehorende bovengronds bouwwerk, en waarvan de bovenkant van de vloer zich op ten minste 1,75 m onder peil bevindt;
1.62 kunstobject:
Een bouwwerk zonder een specifiek gebruiksdoel ter verfraaiing en verrijking van de directe omgeving waarbij de artistieke waarde van het bouwwerk voorop staat.
1.63 maatschappelijke voorzieningen:
Educatieve, (para)medische, sociale, levensbeschouwelijke, religieuze voorzieningen, onderwijs- en kinderopvangvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening.
1.64 magneetveldgevoelig object:
Bouwwerk waarin kinderen langdurig verblijven, waaronder woningen, kinderdagverblijven en onderwijsgebouwen.
1.65 mantelzorg:
Intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.
1.66 molen:
Inrichting bestemd en geschikt voor het benutten van wind- of waterkracht.
1.67 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:
Een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt, en die als zodanig niet afhankelijk is van agrarische gronden als productiemiddel, zoals een intensief veehouderijbedrijf of een intensief kwekerijbedrijf.
1.68 onderbouw:
Een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant op minder dan 1,20 m boven peil is gelegen.
1.69 ondergeschikte detailhandel:
Beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen, die functioneel rechtstreeks verband houden met de bedrijfsactiviteiten, waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.
1.70 ondergeschikte functie:
Functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.
1.71 ondergeschikte horeca:
1.72 onzelfstandig kantoor:
Een onderdeel van een bedrijf, dat andere bedrijfsactiviteiten als inkomstenbron heeft en waarvoor het kantoor uitsluitend een ondersteunende functie heeft.
1.73 overig bouwwerk:
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.74 overkapping:
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat dient ter overdekking en niet door eigen wanden is omsloten, dan wel aan maximaal drie zijden is begrensd door de gevels van belendende gebouwen of andere bouwwerken.
1.75 plaatsingsplan:
Plan waarin de bestaande antenne-installaties binnen de gemeente alsmede de zoekgebieden voor toekomstige installaties zijn aangegeven.
1.76 plangrens:
De aangegeven begrenzing van het bestemmingsplan.
1.77 productiegebonden detailhandel:
Beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen vanuit een bedrijf dat die goederen vervaardigt/produceert, bewerkt en/of toepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
1.78 prostitutie:
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.
1.79 publiekverzorgend abacht en dienstverlening:
Een ambachtelijk c.q. dienstverlenend bedrijf dat zijn goederen en diensten rechtstreeks levert aan de consument, zoals een goudsmid, schoenmaker, kapper en videotheek, alsmede commerciële en medische dienstverlening, met dien verstande dat de detailhandelsfunctie ondergeschikt en gerelateerd is aan het bedrijf.
1.80 raamprostitutie:
Een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.
1.81 recreatief medegebruik:
Recreatief medegebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten (met uitzondering van rust- en picknickplaatsen met bijbehorend meubilair), dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit gebruik is toegestaan. Het medegebruik legt geen specifiek beslag op de ruimte, behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden en die in hoofdzaak gericht zijn op natuur- en landschapsbeleving.
1.82 ruimtelijke kwaliteit:
De kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van die ruimte.
1.83 seksinrichting:
Een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.84 sportbedrijf:
Een bedrijf ten behoeve van sport gerelateerde trainingen en wedstrijden voor zowel individuele activiteiten als groepsactiviteiten. Hieronder horen ook met de sport verwante activiteiten zoals educatie, verzorging en de combinatie van sportactiviteiten met natuur.
1.85 standplaats:
Een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, ofwel de ruimte die voor de duur van de markt op het marktterrein is aangewezen voor het bedrijven van de markthandel, ofwel de ruimte die is aangewezen voor het plaatsen van een kiosk, waarop of waarbij voorzieningen aanwezig kunnen zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.
1.86 straatprostitutie:
Het in hoofdzaak op de openbare weg door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken.
1.87 stedenbouwkundig beeld:
Het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaalde beeld, inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n).
1.88 terras:
Een buiten een gebouw gelegen gebied behorende bij een horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of etenswaren verstrekt.
1.89 uitbouw:
De vergroting van een bestaande ruimte in een hoofdgebouw, die qua afmetingen en/of in visueel opzicht (onder meer wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. In functioneel opzicht maakt de uitbouw onderdeel uit van het hoofdgebouw.
1.90 veldschuur/schuilgelegenheid:
Een overdekte ruimte voor weidedieren dat tot doel heeft het bieden van bescherming tegen weersomstandigheden waarbij (buiten)opslag niet is toegestaan met uitzondering van kleinschalige aan het gebruik gerelateerde opslag (onder andere voerproducten, stroo, hooi en mest);
1.91 verkoopvloeroppervlakte (vvo):
De totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank.
1.92 voorgevel:
De naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw, of indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de openbare weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.
1.93 voorgevellijn:
De lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan.
1.94 voorgevelrooilijn:
De grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.
1.95 voorste bouwperceelsgrens:
De naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde bouwperceelsgrens, met dien verstande dat indien een bouwperceelsgrens gericht is op meerdere wegen of is gericht op meerdere openbare ruimtes, de bouwperceelsgrens die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.
1.96 winkel:
Een gebouw dat een ruimte omvat die door zijn indeling kennelijk is bedoeld om te worden gebruikt voor de uitoefening van detailhandel.
1.97 woonwagen:
Een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat kan worden verplaatst.
1.98 woning:
Een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
1.99 zaalverhuur:
Een inrichting ten behoeve van het al dan niet bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie, waarbij het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren en/of het verstrekken van drank voor consumptie ter plaatse mogelijk is.
1.100 zelfstandig kantoor:
Een voorziening die op zichzelf het bedrijf vormt en gericht is op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek al dan niet rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.101 zelfstandige woonruimte:
Woonruimte met een een eigen aparte opgang en voordeur, met eigen voorzieningen waarbij onder andere een keuken, toilet, badkamer, douche, niet met anderen hoeft te worden gedeeld.
1.102 zijdelingse bouwperceelsgrens:
De grens van een bouwperceel die loodrecht of nagenoeg loodrecht staat op de voorste bouwperceelsgrens.
1.103 zorginstelling:
Een instelling of complex ten behoeve van wonen in combinatie met een zorgfunctie met bijbehorende voorzieningen dan wel zelfstandige wooneenheden met een bijbehorende zorgfunctie.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 Algemeen
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten c.q. gerekend:
afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens:
De kortste afstand van de zijdelingse bouwperceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.
bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
De oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.
bebouwingspercentage:
Het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.
Bovenkant Spoorstaaf (BS):
De hoogte van de bovenkant van de laagste spoorstaaf.
breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde:
Overeenkomstig de omtreklijn van de horizontale projectie van alle delen van die bouwwerken.
breedte, diepte c.q. lengte van een gebouw:
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.
de dakhelling:
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
de goothoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
de bouwhoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
de inhoud van een bouwwerk:
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
oppervlakte van een bouwwerk:
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/ of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
oppervlakte van een overkapping:
Tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.
de hoogte van een windturbine:
Vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.
peil:
het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen buiten beschouwing gelaten, zoals:
-
dakkapellen met een maximale breedte van 50% van de gevelbreedte;
-
plinten, pilasters, trappen, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.
2.3 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen
Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein - 1
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
goederenbedrijven;
-
detailhandel, waarbij geldt dat detailhandel binnen deze bestemming alleen is toegestaan in de volgende vormen:
-
ondergeschikte detailhandel in ter plaatse vervaardigde of bewerkte producten;
-
detailhandel in goederen waarvan de verkoop direct samenhangt met de uitoefening van een garagebedrijf.
met daarbij behorende:
-
laad- en losvoorzieningen;
-
wegen, voet- en fietspaden;
-
nutsvoorzieningen;
-
parkeer- en fietsvoorzieningen;
-
tuinen, erven en verhardingen;
-
groenvoorzieningen;
-
onzelfstandige kantoren;
-
brandveiligheids- en blusvoorzieningen.
met uitzondering van:
-
lPPC-installaties;
-
nieuwe activiteiten die genoemd zijn in onderdeel C en onderdeel D van de bijlage behorende bij het Besluit milieueffectrapportage, in de gevallen als genoemd in kolom 2 van die onderdelen;
-
activiteiten die op grond van in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht zijn aangewezen als categorieën inrichtingen als bedoeld in artikel 41, derde lid, van de Wet geluidhinder, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken;
-
risicovolle activiteiten in de zin van het Bevi.
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden tevens de volgende bepalingen:
-
geluidzoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen zijn niet toegestaan;
-
buitenopslag is uitsluitend toegestaan achter de voorgevellijn, waarbij geldt dat de gronden achter de voorgevellijn niet voor buitenopslag mogen worden gebruikt, als de maatregel van een groene afscherming van de buitenopslag in de vorm van een haag of een hek met klimplanten, niet is getroffen en in stand wordt gehouden. De hoogte van de buitenopslag mag niet meer bedragen dan 3 m en de hoogte van de groene afscherming mag niet minder bedragen dan 2 m;
-
bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;
-
per bouwperceel is maximaal één bedrijf/inrichting toegestaan;
-
een zelfstandig kantoor is niet toegestaan;
-
per bouwperceel is maximaal één in- en uitrit toegestaan met een maximale breedte van 10 m;
-
indien in- en uitritten van aangrenzende bouwpercelen aaneen worden gerealiseerd, dan bedraagt de breedte van de aaneen gerealiseerde in- en uitrit maximaal 10 m.
3.5 Afwijken van de specifieke gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijventerrein - tweede ontsluiting’ bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.4, onder f en g voor het toestaan van een tweede in- en uitrit op een bouwperceel, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
de eerste in- en uitrit is gelegen aan de voorste bouwperceelsgrens en de tweede in- en uitrit is gelegen aan de achterste bouwperceelsgrens;
-
de noodzaak dient te worden aangetoond;
-
er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats, en;
-
dit leidt niet tot onaanvaardbare aantasting van de stedenbouwkundige opzet van het desbetreffend plangebied en/of belangen van derden.
Artikel 4 Bedrijventerrein - 2
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
goederenbedrijven;
-
detailhandel, waarbij geldt dat detailhandel binnen deze bestemming alleen is toegestaan in de volgende vormen:
-
ondergeschikte detailhandel in ter plaatse vervaardigde of bewerkte producten;
-
detailhandel in goederen waarvan de verkoop direct samenhangt met de uitoefening van een garagebedrijf.
met daarbij behorende:
-
laad- en losvoorzieningen;
-
wegen, voet- en fietspaden;
-
nutsvoorzieningen;
-
parkeer- en fietsvoorzieningen;
-
tuinen, erven en verhardingen;
-
groenvoorzieningen;
-
onzelfstandige kantoren;
-
brandveiligheids- en blusvoorzieningen.
met uitzondering van:
-
IPPC-installaties;
-
nieuwe activiteiten die genoemd zijn in onderdeel C en onderdeel D van de bijlage behorende bij het Besluit milieueffectrapportage, in de gevallen als genoemd in kolom 2 van die onderdelen;
-
activiteiten die op grond van in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht zijn aangewezen als categorieën inrichtingen als bedoeld in artikel 41, derde lid, van de Wet geluidhinder, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken;
-
risicovolle activiteiten in de zin van het Bevi.
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden tevens de volgende bepalingen:
-
geluidzoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen zijn niet toegestaan;
-
buitenopslag is niet toegestaan;
-
bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;
-
per bouwperceel is maximaal één bedrijf/inrichting toegestaan;
-
een zelfstandig kantoor is niet toegestaan;
-
per bouwperceel is maximaal één in- en uitrit toegestaan met een maximale breedte van 10 m;
-
indien in- en uitritten van aangrenzende bouwpercelen aaneen worden gerealiseerd, dan bedraagt de breedte van de aaneen gerealiseerde in- en uitrit maximaal 10 m.
Artikel 5 Bedrijventerrein - 3
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
goederenbedrijven;
-
detailhandel, waarbij geldt dat detailhandel binnen deze bestemming alleen is toegestaan in de volgende vormen:
-
ondergeschikte detailhandel in ter plaatse vervaardigde of bewerkte producten;
-
detailhandel in goederen waarvan de verkoop direct samenhangt met de uitoefening van een garagebedrijf.
-
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', is uitsluitend wonen in de vorm van een bedrijfswoning met erf en bijbehorende voorzieningen toegestaan, met dien verstande dat geen bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan;
met daarbij behorende:
-
laad- en losvoorzieningen;
-
wegen, voet- en fietspaden;
-
nutsvoorzieningen;
-
parkeer- en fietsvoorzieningen;
-
tuinen, erven en verhardingen;
-
groenvoorzieningen;
-
onzelfstandige kantoren;
-
brandveiligheids- en blusvoorzieningen.
met uitzondering van:
-
IPPC-installaties;
-
nieuwe activiteiten die genoemd zijn in onderdeel C en onderdeel D van de bijlage behorende bij het Besluit milieueffectrapportage, in de gevallen als genoemd in kolom 2 van die onderdelen;
-
activiteiten die op grond van in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht zijn aangewezen als categorieën inrichtingen als bedoeld in artikel 41, derde lid, van de Wet geluidhinder, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken;
-
risicovolle activiteiten in de zin van het Bevi.
5.2 Bouwregels
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden tevens de volgende bepalingen:
-
geluidzoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen zijn niet toegestaan;
-
buitenopslag is niet toegestaan;
-
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is wonen in de vorm van een bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat per inrichting maximaal één bedrijfswoning is toegestaan en dat binnen het plangebied maximaal 10 bedrijfswoningen zijn toegestaan;
-
per bouwperceel is maximaal één bedrijf/inrichting toegestaan;
-
een zelfstandig kantoor is niet toegestaan;
-
per bouwperceel is maximaal één in- en uitrit toegestaan met een maximale breedte van 10 m;
-
indien in- en uitritten van aangrenzende bouwpercelen aaneen worden gerealiseerd, dan bedraagt de breedte van de aaneen gerealiseerde in- en uitrit maximaal 10 m;
-
de bedrijfsbebouwing en de bedrijfswoning moeten via dezelfde in- en uitrit worden ontsloten;
-
ten behoeve van de ontsluiting van fietsers en voetgangers is tevens een ontsluiting aan de oostzijde van het bouwperceel met een maximale breedte van 1 m toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' zijn geen parkeerplaatsen toegestaan.
Artikel 6 Gemengd
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling;
-
congres- en vergadercentrum;
-
horeca behorend tot maximaal horecacategorie 1;
met daarbij behorende:
-
laad- en losvoorzieningen;
-
wegen, voet- en fietspaden;
-
nutsvoorzieningen;
-
parkeer- en fietsvoorzieningen;
-
tuinen, erven en verhardingen;
-
groenvoorzieningen;
-
onzelfstandige kantoren;
-
brandveiligheids- en blusvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden tevens de volgende bepalingen:
-
geluidzoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen zijn niet toegestaan;
-
buitenopslag is niet toegestaan;
-
bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;
-
een zelfstandig kantoor is niet toegestaan;
-
per bouwperceel is maximaal één in- en uitrit toegestaan met een maximale breedte van 10 m;
-
indien in- en uitritten van aangrenzende bouwpercelen aaneen worden gerealiseerd, dan bedraagt de breedte van de aaneen gerealiseerde in- en uitrit maximaal 10 m.
Artikel 7 Groen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
groenvoorzieningen;
-
bermen en beplantingen;
-
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' is een in- en uitrit toegestaan ten behoeve van een bouwperceel op een aangrenzende bestemming, met dien verstande dat maximaal één in- en uitrit is toegestaan per bouwperceel;
-
speelvoorzieningen;
-
kunstobjecten;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
voet- en fietspaden;
-
nutsvoorzieningen;
-
brandveiligheids- en blusvoorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.2.1 en een gebouw toestaan ten behoeve van nutsvoorzieningen met in achtneming van de volgende bepalingen:
-
de oppervlakte van het gebouw mag niet meer bedragen dan 20 m².
-
de bouwhoogte van het gebouw mag niet meer bedragen dan 5 m.
7.4 Specifieke gebruikregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden tevens de volgende bepalingen:
-
per bouwperceel is maximaal één in- en uitrit toegestaan met een maximale breedte van 10 m;
-
in- en uitritten van aangrenzende bouwpercelen mogen aaneen worden gerealiseerd met een maximale breedte van 10 m.
7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 8 Verkeer
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wegen met bijbehorende voorzieningen;
-
voet- en fietspaden met bijbehorende voorzieningen;
-
parkeer- en fietsvoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
kunstobjecten;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
nutsvoorzieningen,
-
brandveiligheids- en blusvoorzieningen;
8.2 Bouwregels
8.3 Nadere eisen
-
burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken.
-
de onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld ten behoeve van:
-
de bescherming van de groenstructuur;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 9 Water
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen en voorzieningen voor waterkering;
-
bruggen;
-
duikers;
-
groenvoorzieningen en/of natuur;
-
voorzieningen voor langzaamverkeer;
-
extensief recreatief medegebruik met bijbehorende voorzieningen.
9.2 Bouwregels
Artikel 10 Leiding - Hoogspanning
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor een ondergrondse hoogspanningsverbinding met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.
10.2 Voorrangsregel
De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.
10.3 Bouwregels
-
Op of in de in artikel 10.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de hoogspanning worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan.
-
Op of in de in artikel 10.1 bedoelde gronden mag uitsluitend ten dienste van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) worden gebouwd: indien de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan de bestaande hoogte.
10.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels, indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de betreffende ondergrondse hoogspanningsverbinding en ter zake vooraf advies van de beheerder is ingewonnen.
10.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken als magneetveldgevoelig object.
10.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke
ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Leiding – Hoogspanning' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien is aangetoond dat de noodzaak om de ondergrondse hoogspanningsverbinding op de betrokken locatie te beschermen is komen te vervallen en pas nadat de netbeheerder hiervoor toestemming heeft verleend.
Artikel 11 Leiding - Hoogspanningsverbinding
11.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor:
-
een bovengrondse hoogspanningsverbinding, 50 kV met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
het tegengaan van een te hoge magneetveldbelasting op magneetveldgevoelige objecten.
11.2 Voorrangsregel
De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.
11.3 Bouwregels
-
Op of in de in artikel 11.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de hoogspanning worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan.
-
Op of in de in artikel 11.1 bedoelde gronden mag uitsluitend ten dienste van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) worden gebouwd: indien de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan de bestaande hoogte.
11.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels, indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de betreffende hoogspanningsverbinding en ter zake vooraf advies van de netbeheerder is ingewonnen.
11.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van bouwwerken als drager van reclame-uitingen;
-
gebruik van gronden en bouwwerken binnen de magneetveldzone van een hoogspanningsleiding als magneetveldgevoelig object, met uitzondering van bestaande objecten.
11.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke
ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Leiding – Hoogspanningsverbinding' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien is aangetoond dat de noodzaak om de bovengrondse hoogspanning op de betrokken locatie te beschermen is komen te vervallen en pas nadat de netbeheerder hiervoor toestemming heeft verleend.
Artikel 12 Leiding - Riool
12.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor ‘Leiding - Riool’ aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van een rioolwaterpersleiding.
12.2 Voorrangsregel
De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.
12.3 Bouwregels
-
Op of in de in artikel 12.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend ten dienste van de rioolwaterpersleiding worden gebouwd:
-
gebouwen met een bouwhoogte van maximaal 8 m;
-
bouwwerken ten behoeve van de zuivering van rioolwater met een bouwhoogte van maximaal 15 m;
-
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een bouwhoogte van maximaal 5 m.
-
Op of in de in artikel 12.1 bedoelde gronden mag uitsluitend ten dienste van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) worden gebouwd: indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
12.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels, mits het behoud van een veilige ligging en continuïteit van de leidingen zijn gewaarborgd.
12.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke
ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Leiding – Riool' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien is aangetoond dat de noodzaak om de rioolwaterpersleiding op de betrokken locatie te beschermen, is komen te vervallen.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 13 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 14 Algemene Bouwregels
-
Indien de bestaande bebouwing afwijkt van de in deze regels gegeven voorschriften ten aanzien van:
-
goot- en bouwhoogten;
-
oppervlakte;
-
inhoud;
-
afdekking van gebouwen;
-
afstand tot voorgevelbouwgrens;
-
afstand tot de bouwperceelsgrens;
zijn de bestaande maten, hellingen, dan wel afstanden eveneens toegestaan, onder de
voorwaarde dat herbouw uitsluitend op dezelfde locatie mag plaatsvinden.
-
Voor zover in dit plan goothoogten zijn aangegeven, dienen gebouwen (zoals in onderstaande afbeelding is weergegeven) te worden voorzien van:
-
een kap, waaronder wordt verstaan een bedekkend bovendeel van een bouwwerk welke bestaat uit minimaal 2 schuine dakvlakken, en;
-
waarvan de dakhelling niet minder mag bedragen dan 30º en niet meer mag bedragen dan 60º,
(V is toegestaan en X is niet toegestaan).
-
Het bepaalde in lid b, onder 1 en 2 is niet van toepassing voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een maximale bouwhoogte van 3 meter.
-
Voor ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen:
-
ondergronds bouwen is toegestaan;
-
de verticale diepte van ondergronds bouwen mag maximaal 4 m bedragen;
-
bij het berekenen van het maximaal te bouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergronds gebouwen mede in aanmerking genomen voor zover deze is gelegen buiten de buitenwerkse gevelvlakken van de bijbehorende bovengrondse gebouwen.
Artikel 15 Algemene Gebruiksregels
Onder het gebruiken of laten gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:
-
het gebruik van een bouwperceel met een grotere oppervlakte dan 5.000 m²;
-
het gebruik van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van een seksinrichting, een escortbedrijf en/of raam- en straatprostitutie;
-
het gebruik van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van een standplaats en/of het (doen) stallen van (een) woonwagen(s), caravan(s), aanhangwagen(s);
-
het gebruik van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van een agrarisch bedrijf en/of agrarische nevenactiviteiten;
-
het gebruik van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van een casino en/of amusementshal;
-
het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen bij (bedrijfs)woningen voor bewoning;
-
het onttrekken van de parkeervoorziening op eigen terrein.
Artikel 16 Algemene Aanduidingsregels
16.1 Overige zone - voorwaardelijke verplichting
Artikel 17 Algemene Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van:
-
de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages.
-
de bestemmingsregels in die zin dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of intensiteit daartoe aanleiding geeft;
-
de regels en toestaan dat het bouwvlak met maximaal 2 m wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
-
de regels voor de bouw van een luifel aan de voorgevel van een hoofdgebouw, geen woning zijnde, mits:
-
de diepte gemeten vanuit de voorgevel niet meer bedraagt dan 3 m;
-
de hoogte niet meer bedraagt dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
-
er geen bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid.
-
de regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
-
de inhoud per gebouwtje niet meer bedraagt dan 60 m3;
-
de bouwhoogte niet meer dan bedraagt dan 5 m.
-
de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
-
ten behoeve de bouw van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 5 m;
-
ten behoeve van de bouw van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 16 m;
-
ten behoeve van de bouw van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot 6 m.
-
het bepaalde ten aanzien van de maximum bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten wordt vergroot, mits:
-
de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer bedraagt dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
-
de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1,25 maal de maximum bouwhoogte van het betreffende gebouw.
-
de regels en toestaan dat antennes worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
-
de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 40 m;
-
de noodzaak van plaatsing is aangetoond;
-
is aangetoond dat de plaatsing van een antenne niet mogelijk is op bestaande hoogbouw of een bestaande (hoogspannings)mast;
-
de locatie in overeenstemming is met het plaatsingsplan, waarbij plaatsing bij voorkeur plaatsvindt op bedrijventerreinen, sportterreinen en/of groene gebieden, dan wel nabij kantoren en bij voorkeur niet in de nabijheid van onderwijsinstellingen;
-
is aangetoond dat de antenne inpasbaar is gelet op de ruimtelijke, landschappelijke of ecologische kwaliteit van het terrein, in relatie tot de kwaliteit van de aangrenzende gebieden. In de afweging omtrent de verlening van omgevingsvergunning worden in ieder geval de beschermde soorten krachtens de Wet natuurbescherming betrokken, zodanig dat dient te zijn aangetoond dat redelijkerwijs is te verwachten dat een ontheffing op grond van deze wet, indien vereist, zal worden verleend;
-
de bouwkundige inpasbaarheid van de antenne is aangetoond.
Aan de omgevingsvergunning kunnen voorwaarden gesteld omtrent de kleur en de exacte locatie van de antennemast c.a. en het aanbrengen van afschermende beplanting;
-
de regels ten aanzien van de situering van het hoofdgebouwen ten opzichte van de voorgevelrooilijn, mits dit niet leidt tot een onaanvaardbare aantasting van de stedenbouwkundige opzet van het desbetreffend plangebied.
-
Er kan worden afgeweken van artikel 14 lid b onder 1 en 2om een gebouw te voorzien van:
-
één schuin dakvlak en/of andere dakhelling, mits dit niet leidt tot een onaanvaardbare aantasting van de stedenbouwkundige opzet van het desbetreffend plangebied of
-
een plat dak en/of andere dakhelling met dien verstande dat de maximale goothoogte gelijk kan worden gesteld aan de maximale bouwhoogte, mits dit niet leidt tot een onaanvaardbare aantasting van de stedenbouwkundige opzet van het desbetreffend plangebied.
-
Het gebruik van de gronden voor de voorgevel voor het parkeren of stallen van voertuigen.
-
Ten behoeve van strijdig gebruik van grond, mits de afwijking niet zal leiden tot een onomkeerbare wijziging van de bestemming. Van dit laatste is in ieder geval sprake bij het toestaan van volgens de bestemming niet geoorloofd detailhandelsgebruik in gebouwen of op terreinen met andere bedrijfsbestemmingen of woonbestemmingen.
Artikel 18 Algemene Wijzigingsregels
-
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
-
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bouwvlakken te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bouwvlakgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
Artikel 19 Overige Regels
19.1 Parkeren
-
Een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor het wijzigen van het gebruik van gronden en/of bouwwerken wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de geldende normen, zoals deze zijn opgenomen in de ‘Nota parkeernormen Ede 2023’;
-
Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en/of bouwwerken waarbij niet in het plangebied van de verleende omgevingsvergunning als bedoeld onder a is voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de geldende normen, zoals deze zijn opgenomen in de ‘Nota parkeernormen Ede 2023’;
-
Indien de onder a en b bedoelde (beleids)regels worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijziging.
19.2 Laden en lossen
-
Indien de functie van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik, in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien in het plangebied overeenkomstig de ‘Nota parkeernormen Ede 2023’;
-
Indien de onder a bedoelde (beleids)regels worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijziging.
19.3 Afwijken van Parkeren en Laden en Lossen
19.4 Specifieke gebruiksregels geluid en geur
19.5 Nadere eis geluid en geur
19.6 Afwijken van geluid- en geurnormen
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 20 Overgangsrecht
20.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een vergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
-
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.
-
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
20.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
Het bepaalde onder sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 21 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: ‘Regels van het bestemmingsplan Lunteren, uitbreiding bedrijventerrein De Stroet'.