Doornspijk & Hoge Enk
Bestemmingsplan - Gemeente Elburg
Vastgesteld op 24-06-2013 - geheel onherroepelijk in werking
1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan Doornspijk en Hoge Enk met identificatienummer NL.IMRO.0230.BPDSPIJKHENK2010-VST1 van de gemeente Elburg;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aan-huis-verbonden beroep of bedrijf:
een beroep of bedrijf aan huis dat op kleine schaal in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroeps- of bedrijfsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse. Onder een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf wordt in geen geval verstaan het exploiteren van een seksinrichting in welke vorm dan ook;
1.6 aangebouwd bijbehorend bouwwerk:
een bijbehorend bouwwerk, grenzend aan dan wel rechtstreeks toegankelijk vanuit het hoofdgebouw;
1.7 ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.8 bar:
een horecabedrijf dan wel een onderdeel van een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken, met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit verstrekt;
1.9 bar-/dancing:
een bar, waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen, en naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijven, zoals discotheken en nachtclubs;
1.10 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.11 bebouwingsprecentage:
een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
1.12 bedrijfsvloeroppervlak:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.13 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
1.14 beperkt kwetsbaar object:
een beperkt kwetsbaar object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.15 bestaand:
ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aanwezige bouwwerken en werkzaamheden:
- bestaand ten tijde van de eerste terinzagelegging van het plan;
ten aanzien van het overige gebruik:
- bestaand ten tijde van het van kracht worden van het plan;
1.16 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.17 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van het hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
1.18 bijzondere woonvorm:
een (gedeelte van een) gebouw, dat dient om te voorzien in een aangepaste woonbehoefte, bijvoorbeeld ten behoeve van personen voor wie de normale woonvoorzieningen niet passend of toereikend zijn, zoals gehandicapten, of anderszins verzorgingsbehoevenden;
1.19 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.20 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.21 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.22 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.23 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.24 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.25 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van het bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, architectonische waarde wordt hieronder mede begrepen;
1.26 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.27 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.28 dienstverlening:
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
1.29 eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
1.30 erker:
een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, bouwkundig bestaande uit een 'lichte' constructie met een overwegende transparante uitstraling;
1.31 erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
1.32 evenement:
een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de openlucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve of daarmee gelijk te stellen activiteiten, zoals markten, braderieën, beurzen, kermissen, festiviteiten, wedstrijden, bijeenkomsten, festivals, e.d.;
1.33 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.34 geluidsbelasting:
de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;
1.35 geluidsgevoelige objecten:
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.36 geluidszoneringsplichtige inrichting:
een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;
1.37 gestapelde woning:
een woning die geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning is gelegen;
1.38 grotere grenswaarde:
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die groter is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.39 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht;
1.40 horecabedrijf:
een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies worden verstrekt, al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.41 kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.42 kantoor:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen, al dan niet in combinatie met ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.43 kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;
1.44 landschappelijke waarden:
het belang in geomorfologische (betrekking hebbende op de geologische ontstaanswijze) en landschappelijk-esthetisch opzicht, vooral gericht op de onderlinge samenhang (herkenbaarheid) van deze elementen;
1.45 luifel:
een bijbehorend bouwwerk zonder eigen wanden behorende bij een gebouw al dan niet gesitueerd tegen één gevel van dat gebouw;
1.46 maatschappelijke voorzieningen:
voorzieningen in de medische, sociale, educatieve, culturele, religieuze en administratieve sfeer en andere vergelijkbare voorzieningen, die een min of meer openbaar karakter hebben, met uitzondering van een seksinrichting;
1.47 meetverschil:
het door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een aangegeven bestemmings- of bouwgrens;
1.48 natuurwaarde:
het belang in botanisch, ornithologisch en algemeen zoölogisch opzicht en verder met geologische en bodemkundige waarde, waarbij met name de onderlinge samenhang (ecologie) van belang is;
1.49 nutsvoorziening:
een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;
1.50 ondergeschikte detailhandel:
detailhandel als activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de volgens het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie. De detailhandelsactiviteit is van zulke beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang dat de functie waaraan zij wordt toegevoegd qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft;
1.51 ondergeschikte horeca:
het in verband met een andere hoofdactiviteit op een perceel verstrekken van eten en drinken tegen betaling voor gebruik ter plaatse, in die mate dat duidelijk herkenbaar is dat die hoofdactiviteit de kernactiviteit is die op het perceel plaatsvindt en het verstrekken van dat eten en drinken alleen plaatsvindt als beperkt en ondergeschikt onderdeel van en voortvloeiende uit de hoofdactiviteit;
1.52 overkapping:
een bijbehorend bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een eigen constructie met maximaal één wand;
1.53 peil:
de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer;
1.54 perceelsgrens:
de scheiding tussen bouwpercelen die niet aan éénzelfde eigenaar behoren dan wel niet door éénzelfde gebruiker worden benut;
1.55 perifere detailhandel
detailhandel volgens een formule die vanwege de aard en/of omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, bouwmaterialen, keukens en sanitair, alsmede woninginrichtingsartikelen, waaronder meubelen;
1.56 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.57 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.58 risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
1.59 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-/pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.60 stacaravan:
een caravan die gedurende langere tijd op een kampeerterrein op dezelfde plaats blijft staan en die door zijn plaatsing als bouwwerk is aan te merken;
1.61 voorgevelrooilijn:
de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen; op een hoekperceel wordt de zijgevellijn, die naar de weg of het openbaar groen is gekeerd, ook beschouwd als voorgevelrooilijn;
1.62 voorkeursgrenswaarde:
de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.63 vrijstaand bijbehorend bouwwerk:
een niet met het hoofdgebouw verbonden, niet voor bewoning bestemd, bijbehorend bouwwerk;
1.64 vuurwerkbedrijf:
een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk c.q. de opslag van vuurwerk, en/of de daarvoor benodigde stoffen;
1.65 weg:
alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende parkeergelegenheden;
1.66 woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- bedrijven die zijn genoemd in de VNG Bedrijvenlijst (bijlage bij de regels) onder de categorieën 1 en 2;
- een autospuit- en herstelbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autospuit- en herstelbedrijf';
- een smederij, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - smederij';
- detailhandel in auto's, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
- een verkooppunt van motorbrandstoffen inclusief LPG, ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
- een afleverzuil voor LPG, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afleverzuil lpg';
- een vulpunt voor LPG, ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg';
- een opslagtank voor LPG, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag lpg';
- bedrijfswoningen, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
en mede bestemd voor:
het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten, ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg';
met daaraan ondergeschikt:
- nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden en parkeervoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
- gebouwen, bijbehorende bouwwerken, andere bouwwerken, tuinen en erven.
3.2 Bouwregels
Het bouwen op de gronden met de bestemming Bedrijf is aan een aantal regels gebonden.
3.2.1 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken
De totale oppervlakte aan gebouwen en bijbehorende bouwwerken van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel mag niet meer dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven percentage van het bouwperceel bedragen.
3.2.2 Bedrijfsgebouwen en bijbehorende bouwwerken
Een bedrijfsgebouw of bijbehorend bouwwerk mag:
- niet buiten gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
- een maximale bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
- een maximale goot- en bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte.
3.2.3 Bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken
Een bedrijfswoning of bijbehorend bouwwerk mag:
- niet buiten gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
- niet buiten gronden ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' worden gebouwd;
Een bedrijfswoning mag:
- een inhoud van maximaal 650 m³ hebben;
- een maximale bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
- een maximale goot- en bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte;
Bijbehorende bouwwerken mogen:
- per bedrijfswoning een gezamenlijke oppervlakte hebben die niet groter is dan:
- 85 m² bij een perceel kleiner dan 850 m²;
- 10% van de perceelsoppervlakte bij een perceel gelijk aan of groter dan 850 m² en kleiner dan 1.250 m²;
- 160 m² bij een perceel gelijk of groter dan 1.250 m²;
- met dien verstande dat maximaal 50% van het achtererf wordt bebouwd;
- in afwijking van het bepaalde onder sub 4. mag op een perceel in ieder geval een bijbehorend bouwwerk van maximaal 6 m² worden gebouwd;
- in de perceelgrens worden gebouwd;
- aangebouwd een goothoogte/boeiboordhoogte hebben die niet groter is dan de bouwhoogte van de vloer van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,30 meter;
- vrijstaand een goothoogte hebben die niet groter is dan 3,00 meter en een bouwhoogte die niet groter is dan 5,00 meter.
- anders dan in sub a tot en met d is bepaald, geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die legaal bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen blijven.
3.2.4 Andere bouwwerken
- een erf- en terreinafscheiding mag:
- een bouwhoogte van maximaal 1,00 meter hebben als deze zich vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van een hoofdgebouw en het verlengde daarvan bevindt;
- een bouwhoogte van maximaal 2,00 meter hebben in andere gevallen;
- een overige ander bouwwerk mag een bouwhoogte hebben van maximaal 5,00 meter.
3.3 Nadere eisen
Het is in bijzondere gevallen mogelijk om aan de plaats en afmetingen van de bebouwing nadere eisen te stellen.
Dit kan indien dit noodzakelijk is:
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen;
- ter waarborging van het uitzicht van woningen.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van de gronden en bouwwerken, met de bestemming Bedrijf is aan een aantal beperkingen gebonden.
De gronden en bouwwerken mogen niet:
- worden gebruikt voor geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
- worden gebruikt voor bedrijven die niet zijn genoemd in de VNG Bedrijvenlijst onder de categorieën 1 en 2, tenzij het betreft:
- een autospuit- en herstelbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autospuit- en herstelbedrijf';
- een smederij, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - smederij';
- worden gebruikt voor detailhandel, tenzij het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', in welk geval detailhandel in auto's is toegestaan';
- worden gebruikt voor meer dan 1 bedrijfswoning per bedrijf;
- worden gebruikt voor bewoning als het een vrijstaand bijhorend bouwwerk bij een bedrijfswoning of een bedrijfsgebouw betreft.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Bevoegdheid
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- het bepaalde in artikel 3, lid 3, sub b in die zin dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de VNG Bedrijvenlijst onder categorieën 1 en 2, mits:
- het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in de VNG Bedrijvenlijst, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd in de VNG Bedrijvenlijst onder een grotere categorie dan 2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;
- het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft.
3.5.2 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien hierdoor geen wezenlijke afbreuk wordt gedaan aan:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de woonsituatie;
- de milieusituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduidingen 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg', 'vulpunt lpg', 'specifieke vorm van bedrijf - opslag lpg' en/of 'specifieke vorm van bedrijf - afleverzuil lpg' worden verwijderd, mits de betreffende functie is beëindigd.
Artikel 4 Bedrijf - Nutsbedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- nutsbedrijven, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen en/of risicovolle inrichtingen;
met daaraan ondergeschikt:
- groenvoorzieningen en water, wegen en paden en parkeervoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
- gebouwen, bijbehorende bouwwerken, andere bouwwerken en erven.
4.2 Bouwregels
Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Bedrijf - Nutsbedrijf' is aan een aantal regels gebonden.
4.2.1 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken
Een gebouw of bijbehorend bouwwerk mag:
- niet buiten gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
- een maximale bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte.
4.2.2 Andere bouwwerken
- een erf- en terreinafscheiding mag:
- een bouwhoogte van maximaal 1,00 meter hebben als deze zich vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van een hoofdgebouw en het verlengde daarvan bevindt;
- een bouwhoogte van maximaal 2,00 meter hebben in andere gevallen;
- een overige ander bouwwerk mag een bouwhoogte hebben van maximaal 5,00 meter.
Het is in bijzondere gevallen mogelijk om aan de plaats en afmetingen van de bebouwing nadere eisen te stellen.
Dit kan indien dit noodzakelijk is:
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen;
- ter waarborging van het uitzicht van woningen.
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- nutsvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- groenvoorzieningen en water, wegen en paden en parkeervoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
- gebouwen, bijbehorende bouwwerken, andere bouwwerken en erven
5.2 Bouwregels
Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' is aan een aantal regels gebonden.
5.2.1 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken
Een gebouw of bijbehorend bouwwerk mag:
- niet buiten gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
- een maximale bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte.
5.2.2 Andere bouwwerken
- een erf- en terreinafscheiding mag een bouwhoogte van maximaal 2,00 meter hebben;
- een overige ander bouwwerk mag een bouwhoogte van maximaal 5,00 meter hebben.
Het is in bijzondere gevallen mogelijk om aan de plaats en afmetingen van de bebouwing nadere eisen te stellen.
Dit kan indien dit noodzakelijk is:
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen;
- ter waarborging van het uitzicht van woningen.
Artikel 6 Centrum
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- bedrijven die zijn genoemd in de VNG Bedrijvenlijst (bijlage bij de regels) onder categorie 1;
- detailhandel;
- dienstverlening;
- kantoren;
- maatschappelijke voorzieningen;
- horecabedrijven met uitzondering van een bar of bar-/dancing, ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
- wonen;
met daaraan ondergeschikt:
- nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden en parkeervoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
- gebouwen, bijbehorende bouwwerken, andere bouwwerken, tuinen en erven.
6.2 Bouwregels
Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Centrum' is aan een aantal regels gebonden.
6.2.1 Gebouwen
Een gebouw mag:
- niet buiten gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
- het aantal hoofdgebouwen binnen een bouwvlak mag niet meer bedragen dan 1;
- in afwijking van sub b. mag het aantal hoofdgebouwen binnen een bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' niet meer bedragen dan het aangegeven aantal;
- een maximale goot- en bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte.
6.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Bijbehorende bouwwerken mogen:
- per hoofdgebouw een gezamenlijke oppervlakte hebben die niet groter is dan:
- 85 m² bij een perceel kleiner dan 850 m²;
- 10% van de perceelsoppervlakte bij een perceel gelijk aan of groter dan 850 m² en kleiner dan 1.250 m²;
- 160 m² bij een perceel gelijk of groter dan 1.250 m²;
- met dien verstande dat maximaal 50% van het achtererf wordt bebouwd;
- in afwijking van het bepaalde onder sub 4. mag op een perceel in ieder geval een bijbehorend bouwwerk van maximaal 6 m² worden gebouwd;
- in de perceelgrens worden gebouwd;
- aangebouwd een goothoogte/boeiboordhoogte hebben die niet groter is dan de bouwhoogte van de vloer van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,30 meter;
- vrijstaand een goothoogte hebben die niet groter is dan 3,00 meter en een bouwhoogte die niet groter is dan 5,00 meter.
- anders dan in sub a tot en met d is bepaald, geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die legaal bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen blijven.
6.2.3 Andere bouwwerken
- een erf- en terreinafscheiding mag:
- een bouwhoogte van maximaal 1,00 meter hebben als deze zich vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van een hoofdgebouw en het verlengde daarvan bevindt;
- een bouwhoogte van maximaal 2,00 meter hebben in andere gevallen;
- een overige ander bouwwerk mag een bouwhoogte van maximaal 5,00 meter hebben.
6.3 Nadere eisen
Het is in bijzondere gevallen mogelijk om aan de plaats en afmetingen van de bebouwing nadere eisen te stellen.
Dit kan indien dit noodzakelijk is:
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen;
- ter waarborging van het uitzicht van woningen.
6.4 Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van de gronden en bouwwerken met de bestemming 'Centrum' is aan een aantal beperkingen gebonden.
De gronden en bouwwerken mogen niet:
- worden gebruikt voor een aan-huis verbonden beroep of bedrijf waarbij wordt afgeweken van de volgende voorwaarden:
- de grondoppervlakte bedraagt maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 50 m²;
- er bestaat een rechtstreekse relatie tussen de bedrijfsmatige activiteiten en de hoofdbewoner van de woning;
- er vindt geen gebruik plaats dat vergunning- of meldingsplichtig is op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht respectievelijk de Wet milieubeheer;
- er mag geen detailhandel of horeca plaatsvinden;
- er mag geen sprake zijn van een seksinrichting;
- geen verkeersaantrekkende werking optreedt waardoor extra parkeervoorzieningen noodzakelijk zijn of een verkeersonveilige situatie ontstaat;
- geen reclameuitingen worden aangebracht.
- worden gebruikt voor geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
- worden gebruikt voor bedrijven die niet zijn genoemd in de VNG Bedrijvenlijst onder categorie 1.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Bevoegdheid
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- het bepaalde in artikel 6, lid 4, sub c in die zin dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de VNG Bedrijvenlijst onder categorie 1, mits:
- het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in de VNG Bedrijvenlijst, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd in de VNG Bedrijvenlijst onder een grotere categorie dan 1, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;
6.5.2 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien hierdoor geen wezenlijke afbreuk wordt gedaan aan:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de woonsituatie;
- de milieusituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 7 Detailhandel - Tuincentrum
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel - Tuincentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- een tuincentrum;
met daaraan ondergeschikt:
- nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden en parkeervoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
- gebouwen, bijbehorende bouwwerken, tuinen en erven.
7.2 Bouwregels
Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Detailhandel - Tuincentrum' is aan een aantal regels gebonden.
7.2.1 Gebouwen en bijhorende bouwwerken
Een gebouw of bijbehorend bouwwerk mag:
- niet buiten gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
- een maximale bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
- een maximale goot- en bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte.
7.2.2 Andere bouwwerken
- een erf- en terreinafscheiding mag:
- een bouwhoogte van maximaal 1,00 meter hebben als deze zich vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van een hoofdgebouw en het verlengde daarvan bevindt;
- een bouwhoogte van maximaal 2,00 meter hebben in andere gevallen;
- een overige ander bouwwerk mag een bouwhoogte van maximaal 5,00 meter hebben.
7.3 Nadere eisen
Het is in bijzondere gevallen mogelijk om aan de plaats en afmetingen van de bebouwing nadere eisen te stellen.
Dit kan indien dit noodzakelijk is:
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen;
- ter waarborging van het uitzicht van woningen.
Artikel 8 Dienstverlening
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- dienstverlening;
met daaraan ondergeschikt:
- nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden en parkeervoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
- gebouwen, bijbehorende bouwwerken, andere bouwwerken, tuinen en erven
8.2 Bouwregels
Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Dienstverlening' is aan een aantal regels gebonden.
8.2.1 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken
Een gebouw mag:
- niet buiten gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
- een maximale goot- en bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte.
Een bijbehorend bouwwerk mag:
- niet buiten gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd'
- een bouwhoogte van maximaal 4,50 meter hebben;
- een oppervlakte van maximaal 50 m² hebben;
- er mag maximaal 1 bijgebouw per dienstverlenend bedrijf of instelling worden gebouwd.
8.2.2 Andere bouwwerken
- een erf- en terreinafscheiding mag:
- een bouwhoogte van maximaal 1,00 meter hebben als deze zich vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van een hoofdgebouw en het verlengde daarvan bevindt;
- een bouwhoogte van maximaal 2,00 meter hebben in andere gevallen;
- een overige ander bouwwerk mag een bouwhoogte hebben van maximaal 5,00 meter.
8.3 Nadere eisen
Het is in bijzondere gevallen mogelijk om aan de plaats en afmetingen van de bebouwing nadere eisen te stellen.
Dit kan indien dit noodzakelijk is:
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen;
- ter waarborging van het uitzicht van woningen.
Artikel 9 Groen
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- groenvoorzieningen;
- speelterreinen, ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening';
met daaraan ondergeschikt:
- nutsvoorzieningen, water, wegen en paden;
met de daarbijbehorende:
- gebouwen, andere bouwwerken en erven.
9.2 Bouwregels
Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Groen' is aan een aantal regels gebonden.
9.2.1 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken
Een gebouw mag:
- alleen worden gebouwd ten behoeve van een onderhoud en beheer;
- in combinatie met andere gebouwen een gezamenlijke oppervlakte hebben van maximaal 25 m²;
- een bouwhoogte hebben van maximaal 3,00 m.
9.2.2 Andere bouwwerken
- een erf- en terreinafscheiding mag een bouwhoogte hebben van maximaal 2,00 meter;
- een speelvoorziening mag een bouwhoogte hebben van maximaal 5,00 meter;
- een lichtmast mag een bouwhoogte hebben van maximaal 6,00 meter;
- een overige ander bouwwerk mag een bouwhoogte hebben van maximaal 3,00 meter.
9.3 Nadere eisen
Het is in bijzondere gevallen mogelijk om aan de plaats en afmetingen van de bebouwing nadere eisen te stellen.
Dit kan indien dit noodzakelijk is:
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen;
- ter waarborging van het uitzicht van woningen.
9.4 Wijzigingsbevoegdheid
9.4.1 Bevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Groen' wordt gewijzigd in de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' ten behoeve van kleinschalige parkeervoorzieningen tot een maximale grondoppervlakte van 65 m² per wijzigingsgebied, waarbij het bepaalde in artikel 17 van toepassing is.
9.4.2 Toetsingscriteria
De wijzigingsbevoegdheid kan slechts worden toegepast indien hierdoor geen wezenlijke afbreuk wordt gedaan aan:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de woonsituatie;
- de milieusituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 10 Groen - Houtwal
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen - Houtwal' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- houtwallen;
waarbij het behoud, de versterking en/of het herstel van de landschappelijke, natuur- en/of cultuurhistorische waarden van de gronden wordt nagestreefd;
met daaraan ondergeschikt:
- nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden;
met de daarbijbehorende:
- andere bouwwerken en erven.
10.2 Bouwregels
Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Groen - Houtwal' is aan een aantal regels gebonden.
10.2.1 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en bijbehorende bouwwerken worden gebouwd.
10.2.2 Andere bouwwerken
- een erf- en terreinafscheiding mag een bouwhoogte hebben van maximaal 1,00 meter;
- een overig ander bouwwerk mag een bouwhoogte hebben van maximaal 1,00 meter.
10.3 Nadere eisen
Het is in bijzondere gevallen mogelijk om aan de plaats en afmetingen van de andere bouwwerken nadere eisen te stellen.
Dit kan indien dit noodzakelijk is:
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen;
- ter waarborging van het uitzicht van woningen.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.4.1 Vergunningplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
- het rooien of vellen van bomen en/of houtopstanden;
- het uitvoeren of het doen uitvoeren van werken en/of werkzaamheden die leiden tot de dood of ernstige beschadiging van de bomen en/of houtvegetatie;
- het ontgronden, bodemverlagen of afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
- het verwijderen of verstoren van de natuurlijke vegetatie;
- het wijzigen van het profiel van watergangen en/of waterpartijen, dan wel het graven of dempen daarvan;
- het aanleggen van paden;
- het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
- het aanleggen van (ondergrondse) leidingen.
10.4.2 Uitzondering
Het bepaalde in artikel 10, lid 4, onder 1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
- het normale onderhoud betreffen van geringe omvang, gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van de bestemming;
- reeds in uitvoering zijn op het moment van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.
10.4.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, natuur- en cultuurhistorische waarden van de gronden.
Artikel 11 Maatschappelijk
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- maatschappelijke voorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden en parkeervoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
- gebouwen, bijbehorende bouwwerken, andere bouwwerken, tuinen en erven.
11.2 Bouwregels
Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Maatschappelijk' is aan een aantal regels gebonden.
11.2.1 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken
Een gebouw of bijbehorend bouwwerk mag:
- niet buiten gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
- een maximale bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
- een maximale goot- en bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte.
11.2.2 Andere bouwwerken
- een erf- en terreinafscheiding mag:
- een bouwhoogte van maximaal 1,00 meter hebben als deze zich vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van een hoofdgebouw en het verlengde daarvan bevindt;
- een bouwhoogte van maximaal 2,00 meter hebben in andere gevallen;
- een overige ander bouwwerk mag een bouwhoogte van maximaal 5,00 meter hebben.
11.3 Nadere eisen
Het is in bijzondere gevallen mogelijk om aan de plaats en afmetingen van de bebouwing nadere eisen te stellen.
Dit kan indien dit noodzakelijk is:
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen;
- ter waarborging van het uitzicht van woningen.
11.4 Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van de gronden en bouwwerken met de bestemming 'Maatschappelijk' is aan een aantal beperkingen gebonden.
De gronden en bouwwerken mogen niet:
- worden gebruikt voor detailhandel, tenzij het detailhandel betreft die ten dienste staat van en ondergeschikt is aan de in artikel 11, lid 1 onder a genoemde doeleinden;
- worden gebruikt voor horeca, tenzij het horeca betreft die ten dienste staat van en ondergeschikt is aan de in artikel 11, lid 1 onder a genoemde doeleinden.
Artikel 12 Maatschappelijk - Onderwijs
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Onderwijs' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- onderwijsvoorzieningen;
- kinderopvang;
met daaraan ondergeschikt:
- nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden en parkeervoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
- gebouwen, bijbehorende bouwwerken, andere bouwwerken, tuinen en erven.
12.2 Bouwregels
Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Maatschappelijk - Onderwijs' is aan een aantal regels gebonden.
12.2.1 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken
Een gebouw of bijbehorend bouwwerk mag:
- niet buiten gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd, tenzij het fietsenstallingen betreft. Fietsenstallingen mogen per bestemmingsvlak een gezamenlijke oppervlakte hebben van maximaal 150 m²;
- een maximale bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte.
12.2.2 Andere bouwwerken
- een erf- en terreinafscheiding mag:
- een bouwhoogte van maximaal 1,00 meter hebben als deze zich vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van een hoofdgebouw en het verlengde daarvan bevindt;
- een bouwhoogte van maximaal 2,00 meter hebben in andere gevallen;
- een speelvoorziening mag een bouwhoogte hebben van maximaal 5,00 meter;
- een overige ander bouwwerk mag een bouwhoogte hebben van maximaal 5,00 meter.
12.3 Nadere eisen
Het is in bijzondere gevallen mogelijk om aan de plaats en afmetingen van de bebouwing nadere eisen te stellen.
Dit kan indien dit noodzakelijk is:
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen;
- ter waarborging van het uitzicht van woningen.
12.4 Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van de gronden en bouwwerken met de bestemming 'Maatschappelijk - Onderwijs' is aan een aantal beperkingen gebonden.
De gronden en bouwwerken mogen niet:
- worden gebruikt voor detailhandel, tenzij het detailhandel betreft die ten dienste staat van en ondergeschikt is aan de in artikel 12, lid 1, onder a genoemde doeleinden;
- worden gebruikt voor horeca, tenzij het horeca betreft die ten dienste staat van en ondergeschikt is aan de in artikel 12, lid 1, onder a genoemde doeleinden.
Artikel 13 Maatschappelijk - Religie
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Religie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- religieuze voorzieningen;
- bedrijfswoningen, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
en mede bestemd voor:
het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten, ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg';
met daaraan ondergeschikt:
- nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden en parkeervoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
- gebouwen, bijbehorende bouwwerken, andere bouwwerken, tuinen en erven
13.2 Bouwregels
Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Maatschappelijk - Religie' is aan een aantal regels gebonden.
13.2.1 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken
Een gebouw of bijbehorend bouwwerk mag:
- niet buiten gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd, tenzij het fietsenstallingen betreft. Fietsenstallingen mogen per bestemmingsvlak een gezamenlijke oppervlakte hebben van maximaal 150 m²;
- een maximale bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
- in afwijking van het bepaalde in sub b. mogen kerktorens een maximale bouwhoogte hebben van 25,00 meter;
- een maximale goot- en bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte.
13.2.2 Bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken
Een bedrijfswoning of bijbehorend bouwwerk mag:
- niet buiten gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
- niet buiten gronden ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' worden gebouwd.
Een bedrijfswoning mag:
- een inhoud van maximaal 650 m³ hebben;
- een maximale bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
- een maximale goot- en bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte.
Bijbehorende bouwwerken mogen:
- per bedrijfswoning een gezamenlijke oppervlakte hebben die niet groter is dan:
- 85 m² bij een perceel kleiner dan 850 m²;
- 10% van de perceelsoppervlakte bij een perceel gelijk aan of groter dan 850 m² en kleiner dan 1.250 m²;
- 160 m² bij een perceel gelijk of groter dan 1.250 m²;
- met dien verstande dat maximaal 50% van het achtererf wordt bebouwd;
- in afwijking van het bepaalde onder sub 4. mag op een perceel in ieder geval een bijbehorend bouwwerk van maximaal 6 m² worden gebouwd;
- in de perceelgrens worden gebouwd;
- aangebouwd een goothoogte/boeiboordhoogte hebben die niet groter is dan de bouwhoogte van de vloer van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,30 meter;
- vrijstaand een goothoogte hebben die niet groter is dan 3,00 meter en een bouwhoogte die niet groter is dan 5,00 meter.
- anders dan in sub a tot en met d is bepaald, geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die legaal bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen blijven.
13.2.3 Andere bouwwerken
- een erf- en terreinafscheiding mag een bouwhoogte hebben van maximaal 2,00 meter;
- een overige ander bouwwerk mag een bouwhoogte hebben van maximaal 5,00 meter.
13.3 Nadere eisen
Het is in bijzondere gevallen mogelijk om aan de plaats en afmetingen van de bebouwing nadere eisen te stellen.
Dit kan indien dit noodzakelijk is:
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen;
- ter waarborging van het uitzicht van woningen.
13.4 Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van de gronden en bouwwerken met de bestemming 'Maatschappelijk - Religie' is aan een aantal beperkingen gebonden.
De gronden en bouwwerken mogen niet:
- worden gebruikt voor detailhandel, tenzij het detailhandel betreft die ten dienste staat van en ondergeschikt is aan de in artikel 13, lid 1 onder sub a genoemde doeleinden;
- worden gebruikt voor horeca, tenzij het horeca betreft die ten dienste staat van en ondergeschikt is aan de in artikel 13, lid 1 onder sub a genoemde doeleinden.
Artikel 14 Recreatie
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- dagrecreatieve voorzieningen;
- speelterreinen, ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening';
met daaraan ondergeschikt:
- nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden en parkeervoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
- gebouwen, bijbehorende bouwwerken, andere bouwwerken, tuinen en erven
14.2 Bouwregels
Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Recreatie' is aan een aantal regels gebonden.
14.2.1 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken
Een gebouw of bijbehorend bouwwerk mag:
- alleen worden gebouwd ten behoeve van een onderhoud en beheer;
- in combinatie met andere gebouwen een gezamenlijke oppervlakte hebben van maximaal 25 m²;
- een bouwhoogte hebben van maximaal 3,00 m.
14.2.2 Andere bouwwerken
- een erf- en terreinafscheiding mag een bouwhoogte van maximaal 2,00 meter hebben;
- een speelvoorziening mag een bouwhoogte hebben van maximaal 5,00 meter;
- een overige ander bouwwerk mag een bouwhoogte hebben van maximaal 3,00 meter.
14.3 Nadere eisen
Het is in bijzondere gevallen mogelijk om aan de plaats en afmetingen van de bebouwing nadere eisen te stellen.
Dit kan indien dit noodzakelijk is:
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen;
- ter waarborging van het uitzicht van woningen.
Artikel 15 Tuin
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- tuinen;
met daaraan ondergeschikt:
- nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden;
met de daarbijbehorende:
- gebouwen, andere bouwwerken en erven.
15.2 Bouwregels
Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Tuin' is aan een aantal regels gebonden.
15.2.1 Bijbehorende bouwwerken
Aan de voor- of zijgevel van het bijbehorende woonhuis mag uitsluitend een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een erker of een luifel worden gebouwd, die:
- een diepte mag hebben van maximaal 1,25 meter, mits de afstand tot het openbaar toegankelijk gebied minimaal 2,50 meter blijft bedragen;
- een breedte mag hebben van maximaal 2/3 deel van de breedte van de gevel van het bijbehorende woonhuis;
- een bouwhoogte hebben van maximaal 0,30 meter boven de vloer van de eerste bouwlaag van het woonhuis.
15.2.2 Andere bouwwerken
- een erf- en terreinafscheiding mag een bouwhoogte hebben van maximaal 1,00 meter;
- een overig ander bouwwerk mag een bouwhoogte hebben van maximaal 3,00 meter.
15.3 Nadere eisen
Het is in bijzondere gevallen mogelijk om aan de plaats en afmetingen van de bebouwing nadere eisen te stellen.
Dit kan indien dit noodzakelijk is:
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen;
- ter waarborging van het uitzicht van woningen.
Artikel 16 Verkeer
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wegen en straten;
- voet- en rijwielpaden;
waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het verkeer;
met daaraan ondergeschikt:
- nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden;
met de daarbijbehorende:
- andere bouwwerken en erven.
16.2 Bouwregels
Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Verkeer' is aan een aantal regels gebonden.
16.2.1 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en bijbehorende bouwwerken worden gebouwd.
16.2.2 Andere bouwwerken
- een erf- en terreinafscheiding mag een bouwhoogte hebben van maximaal 2,00 meter;
- een lichtmast mag een bouwhoogte hebben van maximaal 6,00 meter;
- een overig ander bouwwerk mag een bouwhoogte hebben van maximaal 5,00 meter.
16.3 Nadere eisen
Het is in bijzondere gevallen mogelijk om aan de afmetingen van de bebouwing nadere eisen te stellen.
Dit kan indien dit noodzakelijk is:
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen;
- ter waarborging van het uitzicht van woningen.
16.4 Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van de gronden en bouwwerken met de bestemming 'Verkeer' is aan een aantal beperkingen gebonden.
De gronden en bouwwerken mogen niet:
- worden gebruikt ten behoeve van een weg met meer dan 2 rijstroken.
Artikel 17 Verkeer - Verblijfsgebied
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wegen en straten;
- voet- en rijwielpaden;
- parkeervoorzieningen;
- garageboxen, ter plaatse van de aanduiding 'garage';
met daaraan ondergeschikt:
- nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden;
met de daarbijbehorende:
- gebouwen, andere bouwwerken en erven.
17.2 Bouwregels
Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' is aan een aantal regels gebonden.
17.2.1 Garageboxen
Een garagebox mag:
- uitsluitend worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding 'garage';
- een breedte hebben van maximaal 4,00 m;
- een bouwhoogte hebben van maximaal 3,00 m.
17.2.2 Andere bouwwerken
- een erf- en terreinafscheiding mag een bouwhoogte hebben van maximaal 2,00 meter;
- een speelvoorziening mag een bouwhoogte hebben van maximaal 5,00 meter;
- een lichtmast mag een bouwhoogte hebben van maximaal 6,00 meter;
- een overig ander bouwwerk mag een bouwhoogte hebben van maximaal 5,00 meter.
17.3 Nadere eisen
Het is in bijzondere gevallen mogelijk om aan de afmetingen van de bebouwing nadere eisen te stellen.
Dit kan indien dit noodzakelijk is:
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen;
- ter waarborging van het uitzicht van woningen.
Artikel 18 Water
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- water;
met daaraan ondergeschikt:
- nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden;
met de daarbijbehorende:
- andere bouwwerken en erven.
18.2 Bouwregels
Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Water' is aan een aantal regels gebonden.
18.2.1 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en bijbehorende bouwwerken worden gebouwd.
18.2.2 Andere bouwwerken
- een overig ander bouwwerk mag een bouwhoogte van maximaal 1,00 meter hebben.
18.3 Nadere eisen
Het is in bijzondere gevallen mogelijk om aan de afmetingen van de bebouwing nadere eisen te stellen.
Dit kan indien dit noodzakelijk is:
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen;
- ter waarborging van het uitzicht van woningen.
Artikel 19 Wonen
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- het wonen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
- detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
- dienstverlening, ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
en mede bestemd voor:
het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten, ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg';
met daaraan ondergeschikt:
- nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden en parkeervoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
- gebouwen, bijbehorende bouwwerken, andere bouwwerken, tuinen en erven
19.2 Bouwregels
Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Wonen' is aan een aantal regels gebonden.
19.2.1 Hoofdgebouwen
- het aantal hoofdgebouwen binnen een bouwvlak mag niet meer bedragen dan 1;
- in afwijking van sub a. mag het aantal hoofdgebouwen binnen een bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' niet meer bedragen dan het aangegeven aantal;
- een hoofdgebouw mag:
- niet buiten gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
- met de vrijstaande kant niet dichter op de zijdelingse perceelgrens dan 3,00 meter, tenzij de bestaande afstand kleiner is, in welk geval de bestaande afstand niet mag worden verkleind;
- een goot- en bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte;
- ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' mag de eerste bouwlaag van een hoofdgebouw niet worden gebouwd;
- ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' zijn de gronden uitsluitend bestemd voor twee aaneengesloten woningen, met dien verstande dat het 'maximum aantal wooneenheden' niet meer mag bedragen dan het aangegeven aantal;
- anders dan onder a tot en met c is bepaald, geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen blijven.
19.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Bijbehorende bouwwerken mogen:
- per hoofdgebouw een gezamenlijke oppervlakte hebben die niet groter is dan:
- 85 m² bij een perceel kleiner dan 850 m²;
- 10% van de perceelsoppervlakte bij een perceel gelijk aan of groter dan 850 m² en kleiner dan 1.250 m²;
- 160 m² bij een perceel gelijk of groter dan 1.250 m²;
- met dien verstande dat maximaal 50% van het achtererf wordt bebouwd;
- in afwijking van het bepaalde onder sub 4. mag op een perceel in ieder geval een bijbehorend bouwwerk van maximaal 6 m² worden gebouwd;
- in de perceelgrens worden gebouwd;
- aangebouwd een goothoogte/boeiboordhoogte hebben die niet groter is dan de bouwhoogte van de vloer van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,30 meter;
- vrijstaand een goothoogte hebben die niet groter is dan 3,00 meter en een bouwhoogte die niet groter is dan 5,00 meter.
- anders dan in sub a tot en met d is bepaald, geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die legaal bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen blijven.
- een erf- en terreinafscheiding mag:
- een bouwhoogte van maximaal 1,00 meter hebben als deze zich vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van een hoofdgebouw en het verlengde daarvan bevindt;
- een bouwhoogte van maximaal 2,00 meter hebben in andere gevallen;
- een overig ander bouwwerk mag een bouwhoogte van maximaal 5,00 meter hebben.
19.3 Nadere eisen
Het is in bijzondere gevallen mogelijk om aan de plaats en afmetingen van de bebouwing nadere eisen te stellen.
Dit kan indien dit noodzakelijk is:
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen;
- ter waarborging van het uitzicht van woningen.
19.4 Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van de gronden en bouwwerken met de bestemming 'Wonen' is aan een aantal beperkingen gebonden.
19.4.1 Woonfunctie
De bijbehorende bouwwerken mogen niet worden gebruikt voor de woonfunctie tenzij voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- het bijbehorend bouwwerk is aangebouwd aan het hoofdgebouw;
- het bijbehorend bouwwerk is rechtstreeks via het hoofdgebouw bereikbaar;
Bij een bijbehorend bouwwerk gelegen achter de achtergevel van het hoofdgebouw:
- het bijbehorend bouwwerk is gelegen binnen 4 meter achter het bouwvlak;
Bij een bijbehorend bouwwerk gelegen aan de zijgevel van het hoofdgebouw:
- het bijbehorend bouwwerk is gelegen binnen 4 meter aan de zijgevel van het hoofdgebouw, zoals deze aanwezig was op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
19.4.2 Aan-huis verbonden beroep of bedrijf
De hoofdgebouwen en aangebouwde bijbehorende bouwwerken mogen worden gebruikt voor een aan-huis verbonden beroep of bedrijf als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- de grondoppervlakte bedraagt maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 50 m²;
- er bestaat een rechtstreekse relatie tussen de bedrijfsmatige activiteiten en de bewoner van het hoofdgebouw;
- er vindt geen gebruik plaats dat vergunning- of meldingsplichtig is op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht respectievelijk de Wet milieubeheer;
- er mag geen detailhandel of horeca plaatsvinden;
- er mag geen sprake zijn van een seksinrichting;
- geen verkeersaantrekkende werking optreedt waardoor extra parkeervoorzieningen noodzakelijk zijn of een verkeersonveilige situatie ontstaat;
- geen reclameuitingen worden aangebracht.
Artikel 20 Wonen - Woongebouw
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Woongebouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- gestapelde woningen;
met daaraan ondergeschikt:
- nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden en parkeervoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
- gebouwen, bijbehorende bouwwerken, andere bouwwerken, tuinen en erven.
20.2 Bouwregels
Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Wonen - Woongebouw' is aan een aantal regels gebonden.20.2.1 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken
Een gebouw of bijbehorend bouwwerk mag:
- niet buiten gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
- een maximale bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte.
20.2.2 Andere bouwwerken
- een erf- en terreinafscheiding mag:
- een bouwhoogte van maximaal 1,00 meter hebben als deze zich vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van een hoofdgebouw en het verlengde daarvan bevindt;
- een bouwhoogte van maximaal 2,00 meter hebben in andere gevallen;
- een overige ander bouwwerk mag een bouwhoogte van maximaal 6,00 meter hebben.
20.3 Nadere eisen
Het is in bijzondere gevallen mogelijk om aan de plaats en afmetingen van de bebouwing nadere eisen te stellen.
Dit kan indien dit noodzakelijk is:
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen;
- ter waarborging van het uitzicht van woningen.
Artikel 21 Leiding - Gas
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- een strook ten behoeve van een hoofdgasleiding;
met de daarbijbehorende:
- andere bouwwerken.
21.2 Voorrangsbepaling
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' voorrang krijgt.
21.3 Bouwregels
- In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en), mogen op of in deze gronden geen gebouwen, overkappingen en andere bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming.
- Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
- Andere bouwwerken mogen een bouwhoogte hebben van maximaal 2,00 meter.
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.4.1 Vergunningplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
- het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
- het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardigen;
- het indrijven van voor werpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
- het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
- het permanent opslaan van goederen;
- het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
21.4.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 21, lid 4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, welke:
- het normale onderhoud betreffen;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
- graafwerkzaamheden betreft als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
21.4.3 Toetsingscriteria
- De omgevingsvergunning zal slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding.
- De omgevingsvergunning zal slechts worden verleend als vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder;
- De omgevingsvergunning zal slechts worden verleend als geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding.
21.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
- de in de andere daar voorkomende bestemming(en) toegelaten gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
- voordat tot wijziging wordt overgegaan, schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder;
- in het wijzigingsplan een verantwoording is opgenomen ten aanzien van externe veiligheid voor wat betreft het groepsrisico;
- geen strijdigheid mag optreden met het Besluit externe veiligheid buisleidingen.
Artikel 22 Leiding - Riool
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- een strook ten behoeve van een ondergrondse rioolleiding;
met de daarbijbehorende:
- andere bouwwerken.
22.2 Voorrangsbepaling
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemming 'Leiding - Riool' voorrang krijgt.
22.3 Bouwregels
- In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en), mogen op of in deze gronden geen gebouwen of bijbehorende bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming.
- Andere bouwwerken mogen een bouwhoogte hebben van maximaal 2,00 meter.
22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.4.1 Vergunningplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
- het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
- het uitvoeren van graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm;
- het in de grond brengen van voorwerpen dieper dan 30 cm;
- het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
- het planten van bomen en het aanbrengen van andere beplantingen, die dieper wortelen of kunnen wortelen dan 30 cm.
22.4.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 22, lid 4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, welke:
- het normale onderhoud betreffen;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
22.4.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning zal slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding.
22.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
- de in de andere daar voorkomende bestemming(en) toegelaten gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
- vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder;
- geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding.
Artikel 23 Waarde - Archeologie 1
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde – Archeologie 1 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van archeologische waarden in de bodem.
23.2 Bouwregels
23.2.1 Algemeen
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
- bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 30 m2, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld;
- indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
- de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; of
- de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; en/of
- de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
- het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst door de archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld. Het onder sub b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
23.2.2 Advies archeoloog
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in 23.2.1 sub a, winnen zij advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
23.2.3 Uitzondering bouwregels
Het bepaalde in 23.2.1 sub a geldt niet indien:
- op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
- het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of
- gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden vergroot, met behoud van bestaande funderingen.
- bij de oprichting van het bouwwerk de ondergrond niet dieper dan 0,3 meter wordt geroerd.
23.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot:
- de afmetingen van bouwwerken;
- de situering van bouwwerken;
- de inrichting en het gebruik van gronden;
indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.4.1 Algemeen
Onverminderd het in de Monumentenwet 1988 bepaalde is het verboden om zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden
uit te voeren of te laten uitvoeren:
- het ophogen van de bodem met meer dan 1 m;
- grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage en/of oppervlakteverhardingen;
- bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
- het verlagen van het waterpeil;
- het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
- het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
- het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
- het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur door middel van sleuven breder dan 0,80 meter.
23.4.2 Uitzonderingen
Het in 23.4.1 opgenomen verbod geldt niet:
- voor werken en werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,3 m onder het bestaande maaiveld;
- voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
- voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale gebruik;
- voor werken en werkzaamheden binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
- voor werken en werkzaamheden in de bodem waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden in dit kader is verleend;
- ingeval op grond van de Monumentenwet 1988 een vergunning is vereist dan wel overige bepalingen van de Monumentenwet 1988 van toepassing zijn.
23.4.3 Beoordelingscriteria
Ten aanzien van de in 23.4.1 genoemde vergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:
- de vergunning kan slechts worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld. Indien het rapport daartoe aanleiding geeft, dient op advies van de archeologisch deskundige zo nodig een opgraving plaats te vinden;
- het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst door de archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld.
23.4.4 Voorwaarden aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning onder beperkingen verlenen en kan voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden, waaronder:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals het anbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
- de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; of
- de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; en/of
- de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
- Voordat het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 23.4.1 winnen zij advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
23.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen indien:
- op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; dan wel
- er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
Artikel 24 Waarde - Archeologie 2
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde – Archeologie 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van archeologische waarden in de bodem.
24.2 Bouwregels
24.2.1 Algemeen
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
- bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 120 m2, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld;
- indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
- de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; of
- de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; en/of
- de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
- het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst door de archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld. Het onder sub b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
24.2.2 Advies archeoloog
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in 24.2.1 sub a, winnen zij advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
24.2.3 Uitzondering bouwregels
Het bepaalde in 24.2.1 sub a geldt niet indien:
- op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
- het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of
- gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden vergroot, met behoud van bestaande funderingen.
- bij de oprichting van het bouwwerk de ondergrond niet dieper dan 0,3 meter wordt geroerd.
24.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot:
- de afmetingen van bouwwerken;
- de situering van bouwwerken;
- de inrichting en het gebruik van gronden;
indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.4.1 Algemeen
Onverminderd het in de Monumentenwet 1988 bepaalde is het verboden om zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden
uit te voeren of te laten uitvoeren:
- het ophogen van de bodem met meer dan 1 m;
- grondwerkzaamhedendieper dan 0,3 m onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 120 m2, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage en/of oppervlakteverhardingen;
- bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
- het verlagen van het waterpeil;
- het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
- het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
- het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
- het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur door middel van sleuven breder dan 0,80 meter.
Het in 24.4.1 opgenomen verbod geldt niet:
- voor werken en werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,3 m onder het bestaande maaiveld;
- voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
- voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale gebruik;
- voor werken en werkzaamheden binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
- voor werken en werkzaamheden in de bodem waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden in dit kader is verleend;
- ingeval op grond van de Monumentenwet 1988 een vergunning is vereist dan wel overige bepalingen van de Monumentenwet 1988 van toepassing zijn.
24.4.3 Beoordelingscriteria
Ten aanzien van de in 24.4.1 genoemde vergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:
- de vergunning kan slechts worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld. Indien het rapport daartoe aanleiding geeft, dient op advies van de archeologisch deskundige zo nodig een opgraving plaats te vinden;
- het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst doorde archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld.
24.4.4 Voorwaarden aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
- Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning onder beperkingen verlenen en kan voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden, waaronder:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals het anbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
- de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; of
- de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; en/of
- de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
- Voordat het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 24.4.1 winnen zij advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
24.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen door: - de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
- de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 2' te wijzigen in 'Waarde – Archeologie 1' indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn;
- de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 2' te wijzigen in 'Waarde – Archeologie 1' indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn, met dien verstande dat de dubbelbestemming gelijkluidende regels bevat als de te wijzigen dubbelbestemming, de genoemde oppervlaktematen komen te vervallen en tevens een uitzondering op de omgevingsvergunning geldt voor werken en werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,4m onder het bestaande maaiveld.
Artikel 25 Waarde - Archeologie 3
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde – Archeologie 3 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van archeologische waarden in de bodem.
25.2 Bouwregels
25.2.1 Algemeen
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
- bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 500 m2, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld;
- indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
- de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; of
- de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; en/of
- de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
- het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst door de archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld. Het onder sub b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
25.2.2 Advies archeoloog
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in 25.2.1 sub a, winnen zij advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
25.2.3 Uitzondering bouwregels
Het bepaalde in 25.2.1 sub a geldt niet indien:
- op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
- het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of
- gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden vergroot, met behoud van bestaande funderingen.
- bij de oprichting van het bouwwerk de ondergrond niet dieper dan 0,3 meter wordt geroerd.
25.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot:
- de afmetingen van bouwwerken;
- de situering van bouwwerken;
- de inrichting en het gebruik van gronden;
indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.4.1 Algemeen
Onverminderd het in de Monumentenwet 1988 bepaalde is het verboden om zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden
uit te voeren of te laten uitvoeren:
- het ophogen van de bodem met meer dan 1 m;
- grondwerkzaamhedendieper dan 0,3 m onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 500 m2, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage en/of oppervlakteverhardingen;
- bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
- het verlagen van het waterpeil;
- het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
- het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
- het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
- het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur door middel van sleuven breder dan 0,80 meter.
25.4.2 Uitzonderingen
Het in 25.4.1 opgenomen verbod geldt niet:
- voor werken en werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,3 m onder het bestaande maaiveld;
- voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
- voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale gebruik;
- voor werken en werkzaamheden binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
- voor werken en werkzaamheden in de bodem waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden in dit kader is verleend;
- ingeval op grond van de Monumentenwet 1988 een vergunning is vereist dan wel overige bepalingen van de Monumentenwet 1988 van toepassing zijn.
25.4.3 Beoordelingscriteria
Ten aanzien van de in 25.4.1 genoemde vergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:
- de vergunning kan slechts worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld. Indien het rapport daartoe aanleiding geeft, dient op advies van de archeologisch deskundige zo nodig een opgraving plaats te vinden;
- het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst doorde archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld.
25.4.4 Voorwaarden aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
- Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning onder beperkingen verlenen en kan voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden, waaronder:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals het anbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
- de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; of
- de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; en/of
- de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
- Voordat het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 25.4.1 winnen zij advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
25.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen door:
- de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
- de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 3'te wijzigen in 'Waarde - Archeologie 1' indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn;
- de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 3' te wijzigen in 'Waarde – Archeologie 1' indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn, met dien verstande dat de dubbelbestemming gelijkluidende regels bevat als de te wijzigen dubbelbestemming, de genoemde oppervlaktematen komen te vervallen en tevens een uitzondering op de omgevingsvergunningsplicht geldt voor werken en werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,4 m onder het bestaande maaiveld.
Artikel 26 Waarde - Archeologie 4
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde – Archeologie 4 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van archeologische waarden in de bodem.
26.2 Bouwregels
26.2.1 Algemeen
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
- bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 2500 m2, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld;
- indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
- de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; of
- de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; en/of
- de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
- het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst door de archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld. Het onder sub b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
26.2.2 Advies archeoloog
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in 26.2.1 sub a, winnen zij advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
26.2.3 Uitzondering bouwregels
Het bepaalde in 26.2.1 sub a geldt niet indien:
- op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
- het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of
- gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden vergroot, met behoud van bestaande funderingen.
- bij de oprichting van het bouwwerk de ondergrond niet dieper dan 0,3 meter wordt geroerd.
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot:
- de afmetingen van bouwwerken;
- de situering van bouwwerken;
- de inrichting en het gebruik van gronden;
indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.4.1 Algemeen
Onverminderd het in de Monumentenwet 1988 bepaalde is het verboden om zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden
uit te voeren of te laten uitvoeren:
- het ophogen van de bodem met meer dan 1 m;
- grondwerkzaamhedendieper dan 0,3 m onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 2500 m2, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage en/of oppervlakteverhardingen;
- bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
- het verlagen van het waterpeil;
- het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
- het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
- het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
- het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur door middel van sleuven breder dan 0,80 meter.
26.4.2 Uitzonderingen
Het in 26.4.1 opgenomen verbod geldt niet:
- voor werken en werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,3 m onder het bestaande maaiveld;
- voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
- voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale gebruik;
- voor werken en werkzaamheden binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
- voor werken en werkzaamheden in de bodem waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden in dit kader is verleend;
- ingeval op grond van de Monumentenwet 1988 een vergunning is vereist dan wel overige bepalingen van de Monumentenwet 1988 van toepassing zijn.
26.4.3 Beoordelingscriteria
Ten aanzien van de in 26.4.1 genoemde vergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:
- de vergunning kan slechts worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld. Indien het rapport daartoe aanleiding geeft, dient op advies van de archeologisch deskundige zo nodig een opgraving plaats te vinden;
- het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst doorde archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld.
26.4.4 Voorwaarden aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
- Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning onder beperkingen verlenen en kan voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden, waaronder:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals het anbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
- de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; of
- de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; en/of
- de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
- Voordat het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 26.4.1 winnen zij advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
26.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen door:
- de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van ander archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
- de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' te wijzigen in 'Waarde – Archeologie 1' indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn;
- de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 4' te wijzigen in 'Waarde - Archeologie 1' indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn, met dien verstande dat de dubbelbestemming gelijkluidende regels bevat als de te wijzigen dubbelbestemming, de genoemde oppervlaktematen komen te vervallen en tevens een uitzondering op de omgevingsvergunningplicht geldt voor werken en werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,3 m onder het bestaande maaiveld.
Artikel 27 Waterstaat - Waterkering
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming, het onderhoud en de verbetering van de waterkering, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals duikers, keerwanden en merktekens.
27.2 Bouwregels
- in afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen mag uitsluitend ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.
- gebouwen mogen niet worden gebouwd.
- bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 10 m.
27.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 27.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen, mits advies is verkregen van de beheerder van de waterkering.
27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.4.1 Algemeen
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 27.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
- het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
- het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
- het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
- het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
- het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen;
- het indrijven van voorwerpen.
27.4.2 Weigering
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 27.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid en/of de mogelijkheden tot beheer en onderhoud van de waterkering en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.
27.4.3 Advies
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 27.4.1 wordt niet verleend dan nadat advies is verkregen van de beheerder van de waterkering.
27.4.4 Uitzonderingen
Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 27.4.1 is nodig voor:
- werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
- werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.
3 Algemene Regels
Artikel 28 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 29 Algemene Bouwregels
29.1 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen mogen, in afwijking van dit bestemmingsplan, uitsluitend worden overschreden door:
- tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,50 m;
- andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,00 m.
29.2 Meetverschil
Bij toepassing van het bepaalde in het plan ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken, worden afwijkingen ten gevolge van meetverschillen buiten beschouwing gelaten, mits dat meetverschil, mede gelet op de aard en omvang van hierdoor toegelaten of toe te laten (bouw)werken of werkzaamheden, als van zeer beperkte betekenis moet worden aangemerkt.
Artikel 30 Algemene Gebruiksregels
- het is verboden om gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken strijdig met de daarvoor geldende bestemming;
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
- het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin voor het storten van vuil, anders dan ten behoeve van de uitvoering krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
- het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
- het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
- het gebruik van de gronden waarbij wordt afgeweken van de inrichting zoals opgenomen ter plaatse van de aanduiding 'dwarsprofiel';
- het stallen van één of meerdere kampeermiddelen, zoals een caravan of een camper vóór de voorgevel van het hoofdgebouw en het stallen van meer dan één kampeermiddel achter de voorgevel van het hoofdgebouw.
Artikel 31 Algemene Aanduidingsregels
31.1 Veiligheidszone - LPG
31.1.1 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemming(en) mogen op/in deze gronden geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.
31.1.2 Afwijken van de bouwregels
Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in artikel 31, lid 1.1 in die zin dat beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd, mits:
- hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.
31.1.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van de gronden en bouwwerken als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object.
31.1.4 Afwijken van de gebruiksregels
Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in artikel 31, lid 1.3 in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt als beperkt kwetsbaar object, mits:
- hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.
31.1.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
- de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - lpg' wordt verwijderd, mits de betreffende risicovolle inrichting ter plaatse is beëindigd;
- de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - lpg' voor een risicovolle inrichting wordt gewijzigd (verkleind), mits:
- voor de risicovolle inrichting een vergunning ingevolge de Wet milieubeheer is verleend of gewijzigd;
- de ligging van de zone is afgestemd op de met deze vergunning corresponderende veiligheidsafstand ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
- zich binnen de gewijzigde zone geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten bevinden.
Artikel 32 Algemene Afwijkingsregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten en afmetingen tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, indien dit om bouwtechnische redenen of overtuigende esthetische redenen noodzakelijk is of indien de bestaande situatie hiertoe aanleiding geeft;
- de bestemmingsregels met betrekking tot de overschrijding van de maximale bouwhoogte, anders dan bedoeld onder a, voor lift- en trappenhuizen, glazenwasserinstallaties, (centrale) verwarmingsinstallaties, ventilatie-inrichtingen, schoorstenen, (schotel)antennes, antenne-installaties en vergelijkbare bouwwerken voor de opwekking van duurzame energie zoals zonnepanelen, met maximaal 3,00 meter;
- de bestemmingsregels ten behoeve van de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van een openbare nutsvoorziening met een grondoppervlakte van maximaal 25 m² dat bestaat uit maximaal één bouwlaag en dat niet groter is dan 3,00 meter, zoals transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes, schakelhuisjes, wachthuisjes, telefooncellen en andere nutsgebouwtjes en andere bouwwerken ten dienste van een openbare (nuts)voorziening, met een maximale bouwhoogte van 15,00 meter, zoals antennemasten, lichtmasten en kunstobjecten;
- aanpassingen van ondergeschikte aard in het beloop of het profiel van wegen of de onderlinge aansluiting van wegen, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- overschrijding van de bebouwingsgrenzen en/of bestemmingsgrenzen met ten hoogste 3,00 meter voor balkons, en met ten hoogste 2,00 meter voor bordessen, dakoverstekken, overstekende verdiepingen, galerijen, luifels, gevelversieringen, buitentrappen en lift- en trappenhuizen en andere ondergeschikte delen van gebouwen;
- de bestemmingsregels in die zin dat de bouwhoogte van andere bouwwerken wordt vergroot tot maximaal 5,00 meter.
Artikel 33 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemmingen 'Groen - Houtwal', 'Tuin' en 'Wonen' worden gewijzigd in die zin dat de bestemmingen onderling gewijzigd kunnen worden en bouwvlakken binnen de bestemming 'Wonen' worden toegevoegd, mits:
- deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied';
- het aantal nieuwe woningen in totaal maximaal 2 bedraagt;
- qua goot- en bouwhoogte en de ligging van de bouwvlakken en bestemmingsvlakken moet worden aangesloten bij de naastgelegen percelen en bebouwing;
- na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van de artikelen Groen - Houtwal, Tuin en/of Wonen van overeenkomstige toepassing zijn.
Artikel 34 Overige Regels
34.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
- de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
- de ruimte tussen bouwwerken.
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 35 Overgangsrecht
35.1 Overgangsrecht bouwwerken
- Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a met maximaal 10%.
- Sublid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
35.2 Overgangsregels gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld in sublid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Sublid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 36 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het
bestemmingsplan Doornspijk en Hoge Enk
van de gemeente Elburg.
Behorende bij het besluit van de gemeenteraad d.d. 24 juni 2013
1 Inleiding
De gemeente Elburg heeft besloten de bestemmingsplannen voor het grondgebied van de gemeente te gaan actualiseren. Hierbij gaat het om de bestemmingsplannen voor het hele grondgebied van de gemeente, dus zowel voor het buitengebied als voor de bebouwde kom. Dit bestemmingsplan geeft een nieuwe juridisch-planologische regeling voor het plangebied Doornspijk en Hoge Enk. De begrenzing van het plangebied wordt enerzijds bepaald door de bebouwde komgrens van de betreffende kern en anderzijds door de voor de dorpen geldende bestemmingsplannen. De begrenzing is aangegeven op de onderstaande afbeelding.

De begrenzing van het plangebied
Geldende bestemmingsplannen
Voor het plangebied gelden twee verschillende bestemmingsplannen. Het gaat daarbij om de bestemmingsplannen: "Dorp Doornspijk" en "De Hoge Enk". De bestemmingsplannen verschillen onderling qua systematiek en dateren van verschillende perioden. Daarnaast hebben in het plangebied regelmatig ontwikkelingen plaatsgevonden, die niet in het daarvoor geldende bestemmingsplan passen, deze zijn meestal door middel van een vrijstelling mogelijk gemaakt. De bestemmingsplannen verschilden onderling qua systematiek en dateren van veel verschillende perioden. Al deze regelingen worden in dit bestemmingsplan voorzien van een nieuwe eenduidige juridisch-planologische regeling.
Opzet van de toelichting
Na deze inleiding worden in het tweede hoofdstuk de objecten, oftewel de bestemmingen, beschreven. De meest relevante uitgangspunten komen bij deze bestemmingen kort aan bod. In hoofdstuk 2 is per bestemming aangegeven met welk doel de bestemming opgenomen is. Een uitgebreide toelichting op de uitgangspunten volgt in hoofdstuk 3. Hierna komen de hoofdstukken met betrekking tot de huidige situatie (hoofdstuk 4), het beleidskader (hoofdstuk 5) en de milieu- en omgevingsaspecten (hoofdstuk 6) aan de orde. In hoofdstuk 7 komt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aan de orde. Daarbij wordt ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.
2 De Bestemmingen
In dit hoofdstuk worden de bestemmingen toegelicht die op de verbeelding en in de regels van het bestemmingsplan zijn weergegeven. Hierdoor wordt duidelijk waarom de bestemmingen opgenomen zijn, wat dus het doel van de bestemming is. Daarbij wordt aangegeven wat de belangrijkste uitgangspunten van de regeling van de bestemmingen zijn en wat de mogelijkheden binnen de bestemming zijn. Bij dit laatste gaat het om zowel de regelingen bij recht, als om de mogelijkheden voor wijziging en/of afwijking.
Het bestemmingsplan kent een groot aantal bestemmingen. Deze bestemmingen zijn gekozen om zo goed mogelijk aan te sluiten bij de bestaande situatie en het bestaande beleid. Bij de keuze voor de bestemmingen heeft de leesbaarheid een belangrijke rol gespeeld. Er is daarom bijvoorbeeld gekozen om de bestemmingen "Bedrijf" en "Maatschappelijk" verder uit te splitsen. Naast de bestemming "Bedrijf" is onder andere sprake van de bestemming "Bedrijf - Nutsbedrijf" en naast de bestemming "Maatschappelijk" onder andere de bestemming "Maatschappelijk - Religie".
Flexibiliteit
Daar waar dat vanuit beleid wenselijk is, zijn in de bestemmingen de nodige flexibiliteitsbepalingen opgenomen. Dit zijn mogelijkheden voor wijziging en/of afwijking van het bestemmingsplan. Deze zijn opgenomen om op ondergeschikte punten van het bestemmingsplan te kunnen afwijken (omgevingsvergunning) of nieuwe initiatieven mogelijk te maken (wijzigingsbevoegdheden).
Beide flexibiliteitsbepalingen bevatten criteria waaraan voldaan moet worden, voordat afwijking of wijziging mogelijk is. Deze criteria worden bepaald door wensen en/of eisen vanuit het geldende beleid en de milieu- en omgevingsaspecten.
Aan zowel de omgevingsvergunning voor afwijking en aan de wijzigingsbevoegdheid zijn procedures gekoppeld. Deze zijn onder meer vastgelegd in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening. De bevoegdheid voor de toepassing van deze flexibiliteitsbepalingen ligt in principe in handen van het College van Burgemeester en Wethouders.
2.1
2.1 Bedrijf
Doel
De bestemming "Bedrijf" maakt de uitoefening van een zelfstandig bedrijf mogelijk.
Functionele mogelijkheden
Om te voorkomen dat door de bedrijven overlast veroorzaakt wordt, zijn bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 bij recht toegestaan. De bedrijfsbranches die mogelijk zijn binnen de bestemming, zijn opgenomen in de VNG Bedrijvenlijst die opgenomen is als bijlage bij de regels. Door hiervoor een beperkte lijst te hanteren, blijft voor de in de buurt liggende woningen een goed leefklimaat behouden.
Specifieke bedrijven met een hogere categorie dan 2 worden specifiek aangeduid. In dit plangebied gaat het bijvoorbeeld om een autospuit- en herstelbedrijf, deze heeft een categorie 3.1. De aanduiding hiervoor is 'specifieke vorm van bedrijf - autospuit- en herstelbedrijf'.
Een ander opvallend bedrijf is het LPG-tankstation in Doornspijk. Deze is, om veiligheidsoverwegingen specifiek aangeduid. Ook het vulpunt, de afleverzuil en de opslag van LPG zijn aangeduid. Rond deze voorzieningen zijn veiligheidszones aangeduid, die geregeld zijn door middel van de algemene aanduiding 'Veiligheidszone - LPG'.
Per bedrijf is, in het voor 'bedrijfswoning' aangeduide vlak, één bedrijfswoning mogelijk. Bij de bedrijfswoning zijn bijbehorende bouwwerken toegestaan. De bijbehorende bouwwerken zijn geen bedrijfsgebouwen en moeten ten dienste staan van de woonfunctie.
Binnen de bestemming zijn, al dan niet ondergeschikt, bij de bestemming horende andere functies en voorzieningen toegestaan. Daarbij gaat het om nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, en parkeervoorzieningen. Hierdoor kan de bedrijfsfunctie optimaal worden uitgeoefend.
Door middel van specifieke gebruiksregels wordt voorkomen dat de gronden en bouwwerken in strijd met de bestemming worden gebruikt. Dit geldt voor geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven, detailhandel en bedrijven die niet genoemd zijn in de bedrijvenlijst die opgenomen bij de regels. Door deze uit te sluiten, kan voor omliggende (bedrijfs)woningen een goed woonklimaat worden gehandhaafd. Daarnaast is de bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning en bedrijfsbebouwing via deze regels uitgesloten.
Bouwmogelijkheden bedrijfsgebouwen en bijbehorende bouwwerken
Het is mogelijk om binnen het bouwvlak bedrijfsgebouwen en bijbehorende bouwwerken te bouwen. Op sommige plaatsen is voor deze bebouwing een maximale bouwhoogte aangegeven. Hier is een plat dak toegestaan. Op andere plaatsen is zowel een maximale goot- als bouwhoogte aangegeven, daar is een kap verplicht. Het doel hiervan is het bestaande beeld te behouden en nieuwbouw binnen het bestaande beeld mogelijk te maken.
Bouwmogelijkheden bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken
Zoals aangegeven zijn bedrijfswoningen toegestaan. Een bedrijfswoning mag binnen het bouwvlak gebouwd worden. Voor bedrijfswoningen gelden, qua maximale goot- en bouwhoogte, dezelfde voorwaarden als bij bedrijfsgebouwen en bijbehorende bouwwerken. Bedrijfswoningen kunnen dus zowel met kap als met plat dak uitgevoerd zijn en worden.
Bij de bedrijfswoning zijn bijbehorende bouwwerken mogelijk. De afmetingen van een bijbehorend bouwwerk is gerelateerd aan de afmeting van het perceel waarop deze gebouw wordt. Een groter oppervlak staat een grotere oppervlakte voor bijbehorende bouwwerken toe. De bijbehorende bouwwerken moeten wel ondergeschikt blijven aan de hoofdgebouwen, daarvoor zijn een maximale goot- en bouwhoogte voor dit type bouwwerk opgenomen.
Bouwmogelijkheden andere bouwwerken
Voor de andere bouwwerken is bij deze bestemming een algemene regeling opgenomen. Daarbij is aangesloten bij een algemene regeling voor bouwmogelijkheden van andere bouwwerken. Ook is aansluiting gezocht bij de mogelijkheden met betrekking tot vergunningvrij bouwen, zoals dit opgenomen is in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht.
Het gaat bij andere bouwwerken in dit geval om erf- en terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken.
De erf- en terreinafscheidingen mogen voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van een hoofdgebouw ten hoogste 1,00 meter hoog zijn. In andere gevallen mag het maximaal 2,00 meter hoog zijn. Dit heeft te maken met het ruimtelijk beeld van het perceel op zich en het beeld in de omgeving.
Overige andere bouwwerken mogen ten hoogste 5,00 meter hoog zijn. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om een kleinschalig bouwwerk als een vlaggenmast. Wanneer een dergelijk bouwwerk 5,00 meter hoog wordt, is de impact op de omgeving klein.
Flexibiliteitsbepalingen
Het is, na verkrijging van een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan, mogelijk om een bedrijf uit te oefenen dat niet in de bedrijvenlijst is opgenomen. Het moet daarbij gaan om bedrijven die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan bedrijven die in de bedrijvenlijst wel een hogere categorie hebben dan 3.1, maar in individueel geval feitelijk een lagere milieubelasting hebben. In geen geval mag het gaan om geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven.
Aan het verlenen van de omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan zijn toetsingscriteria. Wanneer aan alle toetsingscriteria voldaan wordt, kan de omgevingsvergunning verleend worden. Hiermee kan voor omliggende (bedrijfs)woningen een goed woonklimaat worden gehandhaafd.
2.2 Bedrijf - Nutsbedrijf
Doel
De bestemming "Bedrijf - Nutsbedrijf" is bedoeld om het bergbezinkbassin aan de Veldweg te behouden en mogelijk te maken.
Functionele mogelijkheden
De bestemming maakt in het algemeen nutsbedrijven, waaronder het bassin valt, mogelijk. Daarbij zijn geluidszoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen uitgesloten.
Binnen de bestemming zijn, al dan niet ondergeschikt, bij de bestemming horende andere functies en voorzieningen toegestaan. Daarbij gaat het om nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, en parkeervoorzieningen. Hierdoor kan de hoofdfunctie optimaal worden uitgeoefend.
Bij dit bedrijf worden bedrijfswoningen niet toegestaan. Er is niet sprake van een volwaardig bedrijfsperceel.
Bouwmogelijkheden gebouwen
Om 'wildgroei' in bebouwing te voorkomen, zijn gebouwen alleen toegestaan binnen het aangeduide bouwvlak. Het bouwvlak is echter ruim gelegd, zodat de nodige flexibiliteit aanwezig is. De bouwhoogte van de gebouwen is wel beperkt, zodat de bebouwing binnen de bebouwingsstructuur van het plangebied blijft passen. De huidige situatie was daarvoor het uitgangspunt.
Bouwmogelijkheden andere bouwwerken
Voor de andere bouwwerken is bij deze bestemming een algemene regeling opgenomen. Daarbij is aangesloten bij een algemene regeling voor bouwmogelijkheden van andere bouwwerken. Ook is aansluiting gezocht bij de mogelijkheden met betrekking tot vergunningvrij bouwen, zoals dit opgenomen is in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht.
Het gaat bij andere bouwwerken in dit geval om erf- en terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken.
De erf- en terreinafscheidingen mogen voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van een hoofdgebouw ten hoogste 1,00 meter hoog zijn. In andere gevallen mag het maximaal 2,00 meter hoog zijn. Dit heeft te maken met het ruimtelijk beeld van het perceel op zich en het beeld in de omgeving.
Overige andere bouwwerken mogen ten hoogste 5,00 meter hoog zijn. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om een kleinschalig bouwwerk als een lichtmast. Wanneer een dergelijk bouwwerk 5,00 meter hoog wordt, is de impact op de omgeving klein.
2.3 Bedrijf - Nutsvoorziening
Doel
De bestemming "Bedrijf - Nutsvoorziening" is bedoeld voor het behoud van nutsvoorzieningen in het plangebied. Daarbij gaat het hoofdzakelijk om kleinschalige nutsbebouwing (elektriciteitskasten etc.).
Functionele mogelijkheden
Allereerst worden binnen de bestemming nutsvoorzieningen mogelijk gemaakt. Binnen de bestemming zijn, al dan niet ondergeschikt, bij de bestemming horende andere functies en voorzieningen toegestaan. Daarbij gaat het om groenvoorzieningen en water, wegen en paden, en parkeervoorzieningen. Hierdoor kan de hoofdfunctie optimaal worden uitgeoefend.
Bouwmogelijkheden gebouwen en bijbehorende bouwwerken
Voor de nutsvoorzieningen mogen gebouwen of bijbehorende bouwwerken worden gebouwd binnen het bouwvlak. De maximaal toegestane bouwhoogte is daarbij in het bouwvlak aangeduid. In het algemeen gaat het om bebouwing met een hoogte van maximaal 4,00 meter.
Bouwmogelijkheden andere bouwwerken
Voor de andere bouwwerken is bij deze bestemming een algemene regeling opgenomen. Daarbij is aangesloten bij een algemene regeling voor bouwmogelijkheden van andere bouwwerken. Ook is aansluiting gezocht bij de mogelijkheden met betrekking tot vergunningvrij bouwen, zoals dit opgenomen is in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht.
Het gaat bij andere bouwwerken in dit geval om erf- en terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken.
De erf- en terreinafscheidingen mogen maximaal 2,00 meter hoog zijn. Deze kunnen nodig zijn voor de bescherming van de nutsvoorziening.
Overige andere bouwwerken mogen ten hoogste 5,00 meter hoog zijn. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om een kleinschalig bouwwerk als een vlaggenmast. Wanneer een dergelijk bouwwerk 5,00 meter hoog wordt, is de impact op de omgeving klein.
2.4 Centrum
Doel
De bestemming "Centrum" maakt de uitoefening van verschillende centrumfuncties mogelijk.
Functionele mogelijkheden
Binnen deze bestemming zijn veel functies mogelijk, zoals deze in een centrumgebied aanwezig zijn. Bij deze bestemming gaat het om een combinatie van bedrijven (categorie 1), detailhandel, dienstverlening, kantoren, maatschappelijke voorzieningen en wonen. Vanwege de milieubelasting, is horeca alleen mogelijk op de plaatsen die zijn aangeduid met 'horeca'. Bovendien is een bar of bar-/dancing uitgesloten, zodat te grote hinder voor de omgeving wordt voorkomen.
Voor de bestemming zijn, al dan niet ondergeschikt, daarbij horende gebouwen, andere bouwwerken, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, tuinen, erven en parkeervoorzieningen mogelijk. Door dit toe te staan worden maximale gebruiksmogelijkheden geboden voor de centrumvoorzieningen.
Bouwmogelijkheden gebouwen
Binnen de aangeduide bouwvlakken is één hoofdgebouw ten behoeve van de bestemming mogelijk. Wanneer in een bouwvlak meer hoofdgebouwen aanwezig zijn, dan is dit aangeduid in het betreffende bouwvlak. Een verdere verdichting van de bebouwing wordt hiermee voorkomen; het bestaande bebouwingsbeeld blijft gehandhaafd.
Op sommige plaatsen is voor deze bebouwing een maximale bouwhoogte aangegeven. Hier is een plat dak toegestaan. Op andere plaatsen is zowel een maximale goot- als bouwhoogte aangegeven, daar is een kap verplicht. Het doel hiervan is het bestaande beeld te behouden en nieuwbouw binnen het bestaande beeld mogelijk te maken.
Bouwmogelijkheden bijbehorende bouwwerken
Bijbehorende bouwwerken mogen op het erf worden gebouwd. De bijbehorende bouwwerken moeten ondergeschikt blijven aan het hoofdgebouw. De bouwregels voor bijbehorende bouwwerken garanderen dit.
Daarnaast zijn in de bouwregels bepalingen opgenomen waardoor de plaatsing van bijbehorende bouwwerken wordt bepaald. Een belangrijke regel daarbij is dat bijbehorende bouwwerken in ieder geval 1,00 meter achter de voorgevel, of het verlengde daarvan, worden gebouwd. Bij hoeksituaties geldt hierbij een afstand van 3,00 meter. Een uitzondering hierop zijn erkers. Daarnaast is bepaald dat de bijbehorende bouwwerken op een afstand van tenminste 1,00 meter van het openbaar gebied worden gebouwd.
De maximaal toegestane oppervlakte van bijbehorende bouwwerken is ook beperkt. Hierbij is rekening gehouden met de oppervlakte van het perceel waarop de bebouwing staat. Naarmate de oppervlakte van het perceel groter is, wordt de maximaal toegestane oppervlakte voor bijbehorende bouwwerken groter.
Voor aangebouwde bijbehorende bouwwerken geldt alleen een maximale goothoogte, deze is maximaal 3,00 meter hoog. Of een goothoogte die even hoog is als de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,30 meter. Voor vrijstaande bijbehorende bouwwerken geldt een maximale goot- en bouwhoogte van 3,00 en 5,00 meter.
Wanneer blijkt dat in de bestaande situatie al een afwijkende situatie plaatsvindt, dan mag deze behouden blijven. Hierdoor kunnen bestaande bijbehorende bouwwerken blijven bestaan en kunnen nieuwe bijbehorende bouwwerken op een goede wijze binnen het bestaande beeld worden ingepast.
Bouwmogelijkheden andere bouwwerken
Voor de andere bouwwerken is bij deze bestemming een algemene regeling opgenomen. Daarbij is aangesloten bij een algemene regeling voor bouwmogelijkheden van andere bouwwerken. Ook is aansluiting gezocht bij de mogelijkheden met betrekking tot vergunningvrij bouwen, zoals dit opgenomen is in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht.
Het gaat bij andere bouwwerken in dit geval om erf- en terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken.
De erf- en terreinafscheidingen mogen voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van een hoofdgebouw ten hoogste 1,00 meter hoog zijn. In andere gevallen mag het maximaal 2,00 meter hoog zijn. Dit heeft te maken met het ruimtelijk beeld van het perceel op zich en het beeld in de omgeving.
Overige andere bouwwerken mogen ten hoogste 5,00 meter hoog zijn. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om een kleinschalig bouwwerk als een vlaggenmast. Wanneer een dergelijk bouwwerk 5,00 meter hoog wordt, is de impact op de omgeving klein.
Flexibiliteitsbepalingen
Door middel van een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan kan een voor "Centrum" bestemd pand gebruikt worden voor een bedrijfsfunctie. Daarbij moet het gaan om een bedrijf dat opgenomen is in de VNG Bedrijvenlijst en maximaal bedrijfscategorie 1 heeft. Voor verlening van de omgevingsvergunning moet voldaan worden aan de bij de afwijkingsregels opgenomen toetsingscriteria.
2.5 Detailhandel - Tuincentrum
Doel
Het doel van de bestemming "Detailhandel - Tuincentrum" is het bestaande tuincentrum in het plangebied te behouden.
Functionele mogelijkheden
De bestemming maakt een tuincentrum mogelijk. Daarnaast blijven, al dan niet ondergeschikt; gebouwen, andere bouwwerken, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, tuinen, erven en parkeervoorzieningen, die op dit moment binnen de gronden met deze bestemming liggen, mogelijk. Hierdoor kan de hoofdfunctie optimaal uitgeoefend worden.
Bouwmogelijkheden gebouwen
Wanneer van toepassing moeten nieuwe gebouwen voor het tuincentrum moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd. Het bouwvlak is gerelateerd aan de geldende regeling. In sommige gevallen is sprake van een maximale bouwhoogte, in die gevallen is de kapvorm vrij; zowel met als zonder kap is mogelijk. In andere gevallen is zowel een maximale goot- als bouwhoogte aangegeven. In die gevallen is een kap verplicht.
Bouwmogelijkheden andere bouwwerken
Voor de andere bouwwerken is bij deze bestemming een algemene regeling opgenomen. Daarbij is aangesloten bij een algemene regeling voor bouwmogelijkheden van andere bouwwerken. Ook is aansluiting gezocht bij de mogelijkheden met betrekking tot vergunningvrij bouwen, zoals dit opgenomen is in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht.
Het gaat bij andere bouwwerken in dit geval om erf- en terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken.
De erf- en terreinafscheidingen mogen voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van een hoofdgebouw ten hoogste 1,00 meter hoog zijn. In andere gevallen mag het maximaal 2,00 meter hoog zijn. Dit heeft te maken met het ruimtelijk beeld van het perceel op zich en het beeld in de omgeving.
Overige andere bouwwerken mogen ten hoogste 5,00 meter hoog zijn. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om een kleinschalig bouwwerk als een vlaggenmast. Wanneer een dergelijk bouwwerk 5,00 meter hoog wordt, is de impact op de omgeving klein.
2.6 Dienstverlening
Doel
Het doel van de bestemming "Dienstverlening" is de bestaande dienstverlenende functies in het plangebied te behouden.
Functionele mogelijkheden
Binnen de bestemming is dienstverlening mogelijk. Daarnaast blijven, al dan niet ondergeschikt; gebouwen, andere bouwwerken, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, tuinen, erven en parkeervoorzieningen, die op dit moment binnen de gronden met deze bestemming liggen, mogelijk. Hierdoor kan de hoofdfunctie optimaal uitgeoefend worden.
Door middel van specifieke gebruiksregels wordt voorkomen dat de gronden en bouwwerken in strijd met de bestemming worden gebruikt. Dit geldt voor detailhandel, horeca en bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfsgebouw. Door deze uit te sluiten, kan voor omliggende woningen een goed woonklimaat worden gehandhaafd.
Bouwmogelijkheden gebouwen
Het is mogelijk om binnen het bouwvlak gebouwen te bouwen. Bij de gebouwen is zowel een maximale goot- als bouwhoogte aangegeven, daar is een kap verplicht. Het doel hiervan is het bestaande beeld te behouden en nieuwbouw binnen het bestaande beeld mogelijk te maken.
Bouwmogelijkheden bijbehorende bouwwerken
Bij ieder kantoor mag maximaal 1 bijbehorend bouwwerk op het erf worden gebouwd. De maximaal toegestane bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken is 4,50 meter, de maximale oppervlakte 50 m2. Hierdoor blijven de bijbehorende bouwwerken ondergeschikt aan het hoofdgebouw (kantoorpand).
Wanneer blijkt dat in de bestaande situatie al een afwijkende situatie plaatsvindt, dan mag deze behouden blijven. Hierdoor kunnen bestaande bijbehorende bouwwerken blijven bestaan en kunnen nieuwe op een goede wijze binnen het bestaande beeld worden ingepast.
Bouwmogelijkheden andere bouwwerken
Voor de andere bouwwerken is bij deze bestemming een algemene regeling opgenomen. Daarbij is aangesloten bij een algemene regeling voor bouwmogelijkheden van andere bouwwerken. Ook is aansluiting gezocht bij de mogelijkheden met betrekking tot vergunningvrij bouwen, zoals dit opgenomen is in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht.
Het gaat bij andere bouwwerken in dit geval om erf- en terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken.
De erf- en terreinafscheidingen mogen voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van een hoofdgebouw ten hoogste 1,00 meter hoog zijn. In andere gevallen mag het maximaal 2,00 meter hoog zijn. Dit heeft te maken met het ruimtelijk beeld van het perceel op zich en het beeld in de omgeving.
Overige andere bouwwerken mogen ten hoogste 5,00 meter hoog zijn. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om een kleinschalig bouwwerk als een vlaggenmast. Wanneer een dergelijk bouwwerk 5,00 meter hoog wordt, is de impact op de omgeving klein.
2.7 Groen
Doel
Het doel van de bestemming "Groen" is het behoud van de bestaande ruimtelijk en functioneel van belang zijnde groenvoorzieningen.
Functionele mogelijkheden
Binnen de bestemming zijn groenvoorzieningen mogelijk, maar ook speelterreinen ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening'.
Naast de genoemde functies zijn in deze bestemming, al dan niet ondergeschikt, daarbij horende andere bouwwerken, nutsvoorzieningen, water, paden, erven en terreinen mogelijk. Door dit toe te staan worden maximale gebruiksmogelijkheden geboden voor de groenvoorzieningen.
Bouwmogelijkheden gebouwen
Binnen deze bestemming is het mogelijk om gebouwen voor onderhoud en beheer te bouwen. Deze mogen, gezamenlijk met de andere bouwwerken, een maximale oppervlakte hebben van 25 m2. De bouwhoogte is maximaal 3,00 meter. Door deze beperkingen in de maatvoering van de gebouwen, kan het gebruik van de gronden voor groenvoorzieningen maximaal benut blijven.
Bouwmogelijkheden andere bouwwerken
Voor de andere bouwwerken is bij deze bestemming een algemene regeling opgenomen. Daarbij is aangesloten bij een algemene regeling voor bouwmogelijkheden van andere bouwwerken. Ook is aansluiting gezocht bij de mogelijkheden met betrekking tot vergunningvrij bouwen, zoals dit opgenomen is in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht.
Binnen de bestemming mogen andere bouwwerken worden gebouwd. Het gaat bij andere bouwwerken in dit geval om erf- en terreinafscheidingen, speelvoorzieningen, lichtmasten en overige andere bouwwerken.
De erf- en terreinafscheidingen mogen maximaal 2,00 meter hoog zijn. Dit heeft te maken met de beveiliging van betreffende gebieden en gebruikers van die gebieden. Ook van belang voor de veiligheid van de groenvoorziening is voldoende licht. Lichtmasten zijn daarom expliciet mogelijk gemaakt, met een maximale bouwhoogte van 6,00 meter. Speeltoestellen mogen binnen het voor 'speelvoorziening' aangeduide gebied worden gebouwd. De maximale bouwhoogte is daarbij 5,00 meter. Overige andere bouwwerken mogen ten hoogste 3,00 meter hoog zijn.
Flexibiliteitsbepalingen
In de bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt de bestemming te wijzigen naar "Verkeer - Verblijfsgebied". Dit is opgenomen om een kleinschalige parkeervoorziening mogelijk te maken. Om de kleinschaligheid te bewerkstelligen is een maximale oppervlakte per wijzigingsgebied opgenomen. Voordat het bestemmingsplan gewijzigd wordt, moet het initiatief getoetst worden aan de bij de bevoegdheid opgenomen toetsingscriteria.
2.8 Groen - Houtwal
Doel
De bestemming "Groen - Houtwal" heeft het behoud, de versterking en/of het herstel van landschappelijke, natuur- en/of cultuurhistorische waarden van de houtwallen en gronden tot doel.
Functionele mogelijkheden
Binnen deze bestemming liggen de houtwallen die een waarde hebben voor het ruimtelijk beeld van het gebied. Andere bouwwerken, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, en erven die op dit moment binnen de gronden met deze bestemming liggen blijven mogelijk. Deze kunnen nodig zijn voor het doel van de bestemming.
Bouwmogelijkheden
Gebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn binnen deze bestemming niet mogelijk, andere bouwwerken wel. Voor de andere bouwwerken is bij deze bestemming een algemene regeling opgenomen. Daarbij is aangesloten bij een algemene regeling voor bouwmogelijkheden van andere bouwwerken. Ook is aansluiting gezocht bij de mogelijkheden met betrekking tot vergunningvrij bouwen, zoals dit opgenomen is in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht.
Het bouwen van andere bouwwerken is in de bestemming toegestaan. Het gaat daarbij om erf- en terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken. Zowel de erf- en terreinafscheidingen als de overige andere bouwwerken mogen maximaal 1,00 meter hoog zijn. Slechts kleinschalige bouwwerken zijn dus mogelijk. Dit heeft te maken met het behoud van de landschappelijk, natuur- en/of cultuurhistorische waarden van de gronden.
Omgevingsvergunning
Werken (geen bouwwerken) en werkzaamheden mogen alleen uitgevoerd worden na het verkrijgen van een omgevingsvergunning. Het kan daarbij gaan om het rooien of vellen van bomen en houtopstanden of het ontgronden en afgraven van gronden. Hieraan zijn toetsingscriteria gekoppeld. Door een omgevingsvergunning op te nemen worden werken en werkzaamheden toegestaan. Door de criteria op te nemen kan getoetst worden of de landschappelijke, natuur- en cultuurhistorische waarden behouden blijven, versterkt of herstelt worden door de ingreep. Normaal onderhoud van geringe omvang en al in uitvoering zijnde werkzaamheden zijn niet vergunningplichtig.
2.9 Maatschappelijk
Doel
De bestemming "Maatschappelijk" heeft tot doel algemene maatschappelijke voorzieningen mogelijk te maken en te behouden.
Functionele mogelijkheden
In de bestemming zijn maatschappelijke voorzieningen mogelijk. Daarbij gaat het om algemene maatschappelijke voorzieningen die niet in de andere maatschappelijke bestemmingen mogelijk worden gemaakt.
Wanneer detailhandel en horeca ten dienste staan van de hoofdbestemming, zijn ze ondergeschikt mogelijk binnen de bestemming. Andersoortige detailhandels- en horecafuncties of het volledig gebruik van de gebouwen voor detailhandel en horeca zijn niet toegestaan.
Voor de bestemming zijn, al dan niet ondergeschikt, ook daarbij horende gebouwen, andere bouwwerken, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, tuinen, erven en parkeervoorzieningen mogelijk. Door dit toe te staan worden maximale gebruiksmogelijkheden geboden voor de hoofdfunctie.
Bouwmogelijkheden gebouwen en bijbehorende bouwwerken
Binnen de aangeduide bouwvlakken zijn de gebouwen en bijbehorende bouwwerken mogelijk. Voor de bebouwing op het perceel is een maximaal toegestane oppervlakte aangeduid door middel van een percentage (van het bouwvlak). Op sommige plaatsen is voor deze bebouwing een maximale bouwhoogte aangegeven. Hieris een plat dak toegestaan. Op andere plaatsen is zowel een maximale goot- als bouwhoogte aangegeven, daar is een kap verplicht. Het doel hiervan is het bestaande beeld te behouden en nieuwbouw binnen het bestaande beeld mogelijk te maken.
Bouwmogelijkheden andere bouwwerken
Voor de andere bouwwerken is bij deze bestemming een algemene regeling opgenomen. Daarbij is aangesloten bij een algemene regeling voor bouwmogelijkheden van andere bouwwerken. Ook is aansluiting gezocht bij de mogelijkheden met betrekking tot vergunningvrij bouwen, zoals dit opgenomen is in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht.
Het gaat bij andere bouwwerken in dit geval om erf- en terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken.
De erf- en terreinafscheidingen mogen voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van een hoofdgebouw ten hoogste 1,00 meter hoog zijn. In andere gevallen mag het maximaal 2,00 meter hoog zijn. Dit heeft te maken met het ruimtelijk beeld van het perceel op zich en het beeld in de omgeving.
Overige andere bouwwerken mogen ten hoogste 5,00 meter hoog zijn. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om een kleinschalig bouwwerk als een vlaggenmast. Wanneer een dergelijk bouwwerk 5,00 meter hoog wordt, is de impact op de omgeving klein.
2.10 Maatschappelijk - Onderwijs
Doel
De bestemming "Maatschappelijk - Onderwijs " heeft tot doel de onderwijsvoorzieningen en kinderopvang in het plangebied te behouden.
Functionele mogelijkheden
Binnen de bestemming zijn onderwijsvoorzieningen mogelijk. Vaak worden onderwijsdoelstellingen gecombineerd met kinderopvang. Kinderopvang is daarom in deze bestemming ook mogelijk. Daarnaast is, wanneer dit nodig is ten dienste van de hoofdfunctie, ondergeschikt detailhandel en horeca mogelijk.
Daarnaast gaat het, al dan niet ondergeschikt, om gebouwen, andere bouwwerken, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, tuinen, erven en parkeervoorzieningen. Door dit toe te staan worden maximale gebruiksmogelijkheden geboden voor de hoofdfunctie.
Bouwmogelijkheden gebouwen en bijbehorende bouwwerken
Binnen de aangeduide bouwvlakken zijn de gebouwen en bijbehorende bouwwerken mogelijk. Voor de bebouwing op het perceel is een maximaal toegestane oppervlakte aangeduid door middel van een percentage (van het bouwvlak). Voor de bebouwing is een maximale bouwhoogte aangegeven. Hieris zowel een kap als een plat dak toegestaan. Het doel hiervan is het bestaande beeld te behouden en nieuwbouw binnen het bestaande beeld mogelijk te maken.
Bouwmogelijkheden andere bouwwerken
Voor de andere bouwwerken is bij deze bestemming een algemene regeling opgenomen. Daarbij is aangesloten bij een algemene regeling voor bouwmogelijkheden van andere bouwwerken. Ook is aansluiting gezocht bij de mogelijkheden met betrekking tot vergunningvrij bouwen, zoals dit opgenomen is in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht.
Het gaat bij andere bouwwerken in dit geval om erf- en terreinafscheidingen, speelvoorzieningen en overige andere bouwwerken.
De erf- en terreinafscheidingen mogen voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van een hoofdgebouw niet groter zijn dan 1,00 meter. In andere gevallen mag het maximaal 2,00 meter hoog zijn. Dit heeft te maken met het ruimtelijk beeld van het perceel.
Speelvoorzieningen en overige andere bouwwerken mogen ten hoogste 5,00 meter hoog zijn. Wanneer een dergelijk bouwwerk ten hoogste 5,00 meter hoog wordt, is de impact op de omgeving klein.
2.11 Maatschappelijk - Religie
Doel
Het doel van de bestemming "Maatschappelijk - Religie" is het behoud van religieuze voorzieningen in het plangebied.
Functionele mogelijkheden
In het plangebied zijn religieuze voorzieningen mogelijk. Daarbij gaat het in de meeste gevallen om kerken. Daarnaast is, wanneer dit nodig is ten dienste van de hoofdfunctie, ondergeschikt detailhandel en horeca mogelijk.
Per religieuze voorziening is, in het voor 'bedrijfswoning' aangeduide vlak, één bedrijfswoning mogelijk. Bij de bedrijfswoning zijn bijbehorende bouwwerken toegestaan. De bijbehorende bouwwerken zijn geen bedrijfsgebouwen en moeten ten dienste staan van de woonfunctie.
Daarnaast gaat het, al dan niet ondergeschikt, om gebouwen, andere bouwwerken, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, tuinen, erven en parkeervoorzieningen. Door dit toe te staan worden maximale gebruiksmogelijkheden geboden voor de hoofdfunctie.
Bouwmogelijkheden gebouwen en bijbehorende bouwwerken
Binnen de aangeduide bouwvlakken zijn de gebouwen en bijbehorende bouwwerken mogelijk. Op sommige plaatsen is voor deze bebouwing een maximale bouwhoogte aangegeven. Hier is een plat dak toegestaan. Op andere plaatsen is zowel een maximale goot- als bouwhoogte aangegeven, daar is een kap verplicht. Het doel hiervan is het bestaande beeld te behouden en nieuwbouw binnen het bestaande beeld mogelijk te maken.
Uitzonderingen zijn kerktorens en fietsenstallingen. Kerktorens mogen hoger dan de 'normale' gebouwen, namelijk maximaal 25,00 meter. Bestaande kerktorens kunnen daardoor blijven bestaan als markant punt in de omgeving. Daarnaast mogen fietsenstallingen buiten het bouwvlak worden gebouwd, tot een maximale oppervlakte van 150 m2. Deze zijn van belang voor het functioneren van de religieuze voorziening.
Bouwmogelijkheden bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken
Zoals aangegeven is per voorziening een bedrijfswoning toegestaan. Deze mag binnen het bouwvlak gebouwd worden. Voor bedrijfswoningen gelden, qua maximale goot- en bouwhoogte, dezelfde voorwaarden als bij de bouwmogelijkheden voor gebouwen en overkappingen. Bedrijfswoningen kunnen dus zowel met kap als met plat dak uitgevoerd zijn en worden.
Bij de bedrijfswoning zijn bijbehorende bouwwerken mogelijk. De afmetingen van de bijgebouwen is gerelateerd aan de afmeting van het perceel waarop deze gebouw wordt. Een groter oppervlak staat een grotere oppervlakte voor bijbehorende bouwwerken toe. De bijbehorende bouwwerken moeten wel ondergeschikt blijven aan de hoofdgebouwen, daarvoor zijn een maximale goot- en bouwhoogte voor dit type bouwwerk opgenomen.
Bouwmogelijkheden andere bouwwerken
Voor de andere bouwwerken is bij deze bestemming een algemene regeling opgenomen. Daarbij is aangesloten bij een algemene regeling voor bouwmogelijkheden van andere bouwwerken. Ook is aansluiting gezocht bij de mogelijkheden met betrekking tot vergunningvrij bouwen, zoals dit opgenomen is in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht.
Het gaat bij andere bouwwerken in dit geval om erf- en terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken.
De erf- en terreinafscheidingen mogen maximaal 2,00 meter hoog zijn. Dit heeft te maken met de beveiliging van het perceel.
Overige andere bouwwerken mogen ten hoogste 5,00 meter hoog zijn. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om een kleinschalig bouwwerk als een vlaggenmast. Wanneer een dergelijk bouwwerk 5,00 meter hoog wordt, is de impact op de omgeving klein.
2.12 Recreatie
Doel
De bestemming "Recreatie" heeft tot doel dagrecreatieve voorzieningen en speelterreinen mogelijk te maken.
Functionele mogelijkheden
De hoofdfunctie binnen de bestemming zijn dagrecreatieve voorzieningen en speelterreinen mogelijk, deze laatste zijn aangeduid. Bij deze speelterreinen gaat het om afgebakende speelterreinen van enige omvang. Vanwege de mogelijk geluidshinder rond speelterreinen, zijn deze specifiek aangeduid.
Daarbij horende andere bouwwerken, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, wegen en paden, erven en terreinen zijn ook toegestaan. Door dit, al dan niet ondergeschikt, toe te staan worden maximale gebruiksmogelijkheden geboden voor de hoofdfunctie.
Bouwmogelijkheden gebouwen en bijbehorende bouwwerken
Binnen deze bestemming mogen gebouwen en bijbehorende bouwwerken voor onderhoud en beheer worden gebouwd. Deze mogen een oppervlakte van maximaal 25 m2 worden gemaakt. De bouwhoogte van maximaal 3,00 meter. Daardoor blijft de bebouwing beperkt in omvang en ondergeschikt aanwezig.
Bouwmogelijkheden andere bouwwerken
Binnen de bestemming mogen andere bouwwerken worden gebouwd. Het gaat bij andere bouwwerken in dit geval om erf- en terreinafscheidingen, speelvoorzieningen en overige andere bouwwerken.
De erf- en terreinafscheidingen mogen maximaal 2,00 meter hoog zijn. Dit heeft te maken met de beveiliging van betreffende gebieden en gebruikers van die gebieden. Speelvoorzieningen hebben een maximale bouwhoogte van 5,00 meter en zijn alleen mogelijk binnen het aangeduide gebied. Overige andere bouwwerken zijn maximaal 3,00 meter hoog. Hierbij kan gedacht worden aan verlichtingspalen.
Voor de andere bouwwerken is bij deze bestemming een algemene regeling opgenomen. Daarbij is aangesloten bij een algemene regeling voor bouwmogelijkheden van andere bouwwerken. Ook is aansluiting gezocht bij de mogelijkheden met betrekking tot vergunningvrij bouwen, zoals dit opgenomen is in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht.
2.13 Tuin
Doel
Het doel van de bestemming "Tuin" is de (openheid van de) tuin voor de voorgevel en een naar de weg gekeerde gevel bij woningen te behouden.
Functionele mogelijkheden
De bestemming heeft de functie tuin als hoofdfunctie. Daarnaast zijn echter andere bouwwerken, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, erven en parkeervoorzieningen mogelijk. Door het toestaan van deze functies is flexibiliteit in het gebruik van de gronden met deze bestemming mogelijk.
Bouwmogelijkheden bijbehorende bouwwerken
Aan de voor- en/of zijgevels van woningen kunnen enkel bijbehorende bouwwerken in de vorm van erkers en luifels geplaatst worden. Om te voorkomen dat de erker/luifel te grootschalig wordt, zijn aan dit type bouwwerk maximale diepte, breedte en hoogtematen gebonden.
Bouwmogelijkheden andere bouwwerken
Andere bouwwerken, in dit geval erf- en terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken, zijn wel toegestaan. Daarbij mogen erf- en terreinafscheidingen een maximale bouwhoogte van 1,00 meter hebben en overige andere bouwwerken een maximale bouwhoogte van 3,00 meter. Met overige andere bouwwerken worden onder andere erkers bedoeld.
2.14 Verkeer
Doel
De bestemming "Verkeer" heeft een inrichting voor de afwikkeling van het verkeer tot doel.
Functionele mogelijkheden
De bestemming is volledig bedoeld voor verkeerskundige doelstellingen, daarom worden alleen wegen en straten, voet- en rijwielpaden toegestaan. Daarbij is in de specifieke gebruiksregels opgenomen dat het mag gaan om een weg met maximaal twee rijstroken. Hierdoor kan de hoofdontsluitingsfunctie van de wegen worden gegarandeerd.
Daarnaast zijn andere bouwwerken, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, paden, tuinen, erven en parkeervoorzieningen mogelijk. Door het toestaan van deze functies is flexibiliteit in het gebruik van de gronden met deze bestemming mogelijk.
Bouwmogelijkheden
Binnen deze bestemming is de bouw van gebouwen en bijbehorende bouwwerken niet toegestaan. Andere bouwwerken, in dit geval erf- en terreinafscheidingen, lichtmasten en overige andere bouwwerken, zijn wel toegestaan. Daarbij mogen erf- en terreinafscheidingen een maximale bouwhoogte van 2,00 meter hebben, lichtmasten een maximale bouwhoogte van 6,00 meter en overige andere bouwwerken een maximale bouwhoogte van 5,00 meter. Met overige andere bouwwerken worden onder andere lichtmasten en bruggen en dergelijke bedoeld. Door deze beperking worden negatieve effecten op de omgeving beperkt.
2.15 Verkeer - Verblijfsgebied
Doel
In gebieden met de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" staat het behoud van de verkeersfunctie naast de verblijfsfunctie voorop.
Functionele mogelijkheden
De functies binnen deze bestemming zijn gericht op zowel de verkeers- als de verblijfsfunctie in het plangebied. Daarom zijn wegen en straten, voet- en rijwielpaden en parkeervoorzieningen overal in de bestemming mogelijk. Ook zijn garageboxen en speelterreinen mogelijk, maar alleen binnen specifiek aangeduide gebieden.
Daarnaast zijn andere bouwwerken, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, paden, tuinen en erven mogelijk. Door het toestaan van deze functies is flexibiliteit in het gebruik van de gronden met deze bestemming mogelijk.
Bouwmogelijkheden garageboxen
Op de gronden met de aanduiding 'garage' mogen garageboxen worden gebouwd. De bouwhoogte hiervan is echter beperkt, namelijk maximaal 3,00 meter.
Bouwmogelijkheden andere bouwwerken
Voor de andere bouwwerken is bij deze bestemming een algemene regeling opgenomen. Daarbij is aangesloten bij een algemene regeling voor bouwmogelijkheden van andere bouwwerken. Ook is aansluiting gezocht bij de mogelijkheden met betrekking tot vergunningvrij bouwen, zoals dit opgenomen is in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht.
Het gaat bij andere bouwwerken in dit geval om erf- en terreinafscheidingen, speelvoorzieningen en overige andere bouwwerken.
De erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2,00 meter hoog zijn. Dit heeft te maken met de beveiliging van het perceel.
De speelvoorzieningen mogen alleen worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening'. De bouwhoogte van de speelvoorzieningen is beperkt tot maximaal 5,00 meter. Door deze beperking worden negatieve effecten op de omgeving beperkt.
Overige andere bouwwerken mogen ten hoogste 5,00 meter hoog zijn. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om een kleinschalig bouwwerk als een lichtmast of een brug.
2.16 Water
Doel
Het doel van de bestemming "Water" is het behoud en de bescherming van (de functie van) het water in het plangebied.
Functionele mogelijkheden
De hoofdfunctie van de bestemming is water. Wijziging hiervan is niet mogelijk. Daarnaast zijn andere bouwwerken, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, wegen en paden mogelijk. Door het toestaan van deze functies is flexibiliteit in het gebruik van de gronden met deze bestemming mogelijk.
Bouwmogelijkheden
Gebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn in deze bestemming niet mogelijk. Wel zijn andere bouwwerken mogelijk, in dit geval overige andere bouwwerken.
Overige andere bouwwerken mogen ten hoogste 3,00 meter hoog zijn. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om een brug. Door de beperkte bouwhoogte kan het huidige ruimtelijke beeld behouden blijven.
2.17 Wonen
Doel
De bestemming "Wonen" is bedoeld om de woonfunctie en aan het wonen verbonden functies mogelijk te maken.
Functionele mogelijkheden
De hoofdfunctie van de bestemming is wonen. Daarnaast worden aan-huis-verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten mogelijk gemaakt. Deze moeten echter voldoen aan de in de specifieke gebruiksregels opgenomen voorwaarden. In sommige gevallen zijn binnen de woning een dienstverlenend of detailhandelsbedrijf aanwezig. Deze worden mogelijk gemaakt door de aanduidingen 'dienstverlening' en 'detailhandel'.
Daarnaast zijn, al dan niet ondergeschikt; gebouwen, bijbehorende bouwwerken, andere bouwwerken, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, tuinen, erven en parkeervoorzieningen mogelijk. Door dit toe te staan worden maximale gebruiksmogelijkheden geboden voor de hoofdfunctie.
Bouwmogelijkheden hoofdgebouwen
Binnen de aangeduide bouwvlakken is één hoofdgebouw ten behoeve van de bestemming mogelijk. Wanneer in een bouwvlak meer hoofdgebouwen aanwezig zijn, dan is dit aangeduid in het betreffende bouwvlak. Een verdere verdichting van de bebouwing wordt hiermee voorkomen; het bestaande bebouwingsbeeld blijft gehandhaafd.
Voor de woningen is zowel een maximale goot- als bouwhoogte aangegeven, een kap op de hoofdgebouwen is verplicht. Het doel hiervan is het bestaande beeld te behouden en nieuwbouw binnen het bestaande beeld mogelijk te maken.
Bij een hoofdgebouw moet de afstand naar de zijdelingse perceelsgrens minimaal 3,00 meter zijn. Wanneer in de bestaande situatie de afstand korter is, dan is dit bij recht toegestaan. Wanneer het bouwvlak het toelaat mag tot de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd.
Bouwmogelijkheden bijbehorende bouwwerken
Bijbehorende bouwwerken mogen op het erf worden gebouwd. De bijbehorende bouwwerken moeten ondergeschikt blijven aan het hoofdgebouw. De bouwregels voor de bijbehorende bouwwerken dragen hier zorg voor.
Daarnaast zijn in de bouwregels bepalingen opgenomen waardoor de plaatsing van de bijbehorende bouwwerken wordt bepaald. Een belangrijke regel daarbij is dat bijbehorende bouwwerken in ieder geval 1,00 meter achter de voorgevel, of het verlengde daarvan, worden gebouwd.
De maximaal toegestane oppervlakte van bijbehorende bouwwerken is ook beperkt. Hierbij is rekening gehouden met de oppervlakte van het perceel waarop de bebouwing staat. Naarmate de oppervlakte van het perceel groter is, wordt de maximaal toegestane oppervlakte voor bijbehorende bouwwerken groter.
Wanneer blijkt dat in de bestaande situatie al een afwijkende situatie plaatsvindt, dan mag deze behouden blijven. Hierdoor kunnen bestaande bijbehorende bouwwerken blijven bestaan en kunnen nieuwe op een goede wijze binnen het bestaande beeld worden ingepast.
Bouwmogelijkheden andere bouwwerken
Voor de andere bouwwerken is bij deze bestemming een algemene regeling opgenomen. Daarbij is aangesloten bij een algemene regeling voor bouwmogelijkheden van andere bouwwerken. Ook is aansluiting gezocht bij de mogelijkheden met betrekking tot vergunningvrij bouwen, zoals dit opgenomen is in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht.
Het gaat bij andere bouwwerken in dit geval om erf- en terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken.
De erf- en terreinafscheidingen mogen voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van een hoofdgebouw ten hoogste 1,00 meter hoog zijn. In andere gevallen mag het maximaal 2,00 meter hoog zijn. Dit heeft te maken met het ruimtelijk beeld van het perceel op zich en het beeld in de omgeving.
Overige andere bouwwerken mogen ten hoogste 5,00 meter hoog zijn. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om een kleinschalig bouwwerk als een vlaggenmast. Wanneer een dergelijk bouwwerk 5,00 meter hoog wordt, is de impact op de omgeving klein.
2.18 Wonen - Woongebouw
Doel
De bestemming "Wonen - Woongebouw" heeft tot doel gestapelde woningen mogelijk te maken.
Functionele mogelijkheden
De hoofdfunctie van de bestemming zijn woningen in een gestapelde vorm (meergezins). Daarnaast zijn, al dan niet ondergeschikt; gebouwen, andere bouwwerken, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, tuinen, erven en parkeervoorzieningen mogelijk. Door het toestaan van deze functies is flexibiliteit in het gebruik van de gronden met deze bestemming mogelijk.
Bouwmogelijkheden gebouwen en bijbehorende bouwwerken
Op de verbeelding van het plan zijn het bouwvlak en de maximale bouwhoogte aangeduid. De gebouwen en bijbehorende bouwwerken moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd en mogen niet groter dan de aangeduide maximale bouwhoogte. Hier geldt dus geen maximale goothoogte en is een plat dak toegestaan. Hierdoor kan het bestaande ruimtelijke beeld behouden blijven.
Bouwmogelijkheden andere bouwwerken
Voor de andere bouwwerken is bij deze bestemming een algemene regeling opgenomen. Daarbij is aangesloten bij een algemene regeling voor bouwmogelijkheden van andere bouwwerken. Ook is aansluiting gezocht bij de mogelijkheden met betrekking tot vergunningvrij bouwen, zoals dit opgenomen is in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht.
Het gaat bij andere bouwwerken in dit geval om erf- en terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken.
De erf- en terreinafscheidingen mogen voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van een hoofdgebouw niet groter zijn dan 1,00 meter. In andere gevallen mag het maximaal 2,00 meter hoog zijn. Dit heeft te maken met het ruimtelijk beeld van het perceel.
Overige andere bouwwerken mogen ten hoogste 6,00 meter hoog zijn. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om een kleinschalig bouwwerk als een vlaggenmast. Wanneer een dergelijk bouwwerk 6,00 meter hoog wordt, is de impact op de omgeving klein.
2.19 Leiding - Gas
Doel
Het doel van de bestemming "Leiding - Gas" is de bescherming van de, onder de grond gelegen, hoofdgasleiding.
Bouwmogelijkheden
Ongeacht de regels van de onderliggende bestemmingen, mag op of in de gronden met de bestemming "Leiding - Gas" geen gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken worden gebouwd. Uitzondering hierop vormen andere bouwwerken ten behoeve van de bestemming. Deze mogen een bouwhoogte van maximaal 2,00 meter hebben.
Omgevingsvergunning
Voor het uitvoeren van werken (geen bouwwerk) en werkzaamheden is een vergunningsplicht opgenomen. Dit betekent dat de werken en werkzaamheden niet uitgevoerd mogen worden zonder vooraf verleende omgevingsvergunning. Voordat de omgevingsvergunning verleend kan worden, moet worden voldaan aan toetsingscriteria.
De omgevingsvergunning is niet nodig voor normaal onderhoud en al in uitvoering zijnde werken en werkzaamheden.
Flexibiliteitsbepalingen
In de bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Deze maakt het mogelijk, binnen de onderliggende bestemmingen, gebouwen en andere bouwwerken toe te staan, mits wordt voldaan aan de bij de wijzigingsbevoegdheid opgenomen voorwaarden. Hierdoor kunnen bestaande rechten toch worden uitgevoerd.
2.20 Waarde - Archeologie
Doel
De bestemming "Waarde - Archeologie" heeft tot doel de archeologische waarden van de gronden te behouden, beschermen en/of herstellen. De bestemming "Waarde - Archeologie" in ingedeeld in 4 waarderingszones. Zo hebben de gronden met de bestemming "Waarde - Archeologie 1" een zeer hoge archeologische waarde en de bestemming "Waarde - Archeologie 4" een lage archeologische waarde. Per zone zijn verschillende bouwregels en regels voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden opgenomen.
Bouwmogelijkheden, uitvoeren werken en werkzaamheden
Waarde - Archeologie 1
Voor het oprichten van bouwwerken en het uitvoeren van werken en werkzaamheden met een oppervlakte van maximaal 30 m2 en die niet dieper dan 0,30 meter onder het maaiveld in de bodem komen, zijn alleen de bestemmingsregels van onderliggende bestemmingen van toepassing. Wanneer een bouwwerk groter is dan 30 m² of wanneer het bouwwerk dieper dan 0,30 m onder het maaiveld reikt, moet voor verlening van een omgevingsvergunning de archeologische waarden onderzocht worden. Hiervoor gelden verplichtingen, die opgenomen zijn in de bouwregels bij deze bestemming.
Waarde - Archeologie 2
Voor het oprichten van bouwwerken en het uitvoeren van werken en werkzaamheden met een oppervlakte van maximaal 120 m2 en die niet dieper dan 0,30 meter onder het maaiveld in de bodem komen, zijn alleen de bestemmingsregels van onderliggende bestemmingen van toepassing. Wanneer een bouwwerk groter is dan 120 m² of wanneer het bouwwerk dieper dan 0,30 m onder het maaiveld reikt, moet voor verlening van een omgevingsvergunning de archeologische waarden onderzocht worden. Hiervoor gelden verplichtingen, die opgenomen zijn in de bouwregels bij deze bestemming.
Waarde - Archeologie 3
Voor het oprichten van bouwwerken en het uitvoeren van werken en werkzaamheden met een oppervlakte van maximaal 500 m2 en die niet dieper dan 0,30 meter onder het maaiveld in de bodem komen, zijn alleen de bestemmingsregels van onderliggende bestemmingen van toepassing. Wanneer een bouwwerk groter is dan 500 m² of wanneer het bouwwerk dieper dan 0,30 m onder het maaiveld reikt, moet voor verlening van een omgevingsvergunning de archeologische waarden onderzocht worden. Hiervoor gelden verplichtingen, die opgenomen zijn in de bouwregels bij deze bestemming.
Waarde - Archeologie 4
Voor het oprichten van bouwwerken en het uitvoeren van werken en werkzaamheden met een oppervlakte van maximaal 2500 m2 en die niet dieper dan 0,30 meter onder het maaiveld in de bodem komen, zijn alleen de bestemmingsregels van onderliggende bestemmingen van toepassing. Wanneer een bouwwerk groter is dan 2500 m² of wanneer het bouwwerk dieper dan 0,30 m onder het maaiveld reikt, moet voor verlening van een omgevingsvergunning de archeologische waarden onderzocht worden. Hiervoor gelden verplichtingen, die opgenomen zijn in de bouwregels bij deze bestemming.
2.21 Algemene Aanduidingsregels
In de "Algemene aanduidingsregels" zijn regels opgenomen over de aanduiding 'veiligheidszone - lpg'. De algemene aanduidingsregels geven, daar waar op de verbeelding een specifieke aanduiding is gegeven, extra regels naast de regels van de onderliggende bestemmingen.
2.21.1 Veiligheidszone - lpg
Rond de in het plangebied aanwezige hoofdgastransportleiding, lpg-vulpunten, -opslagpunten en -afleverzuilen zijn veiligheidszones aanwezig. Deze zones dienen ter voorkoming van ongelukken met lpg, bijvoorbeeld na explosies.
Binnen de veiligheidszone is het niet toegestaan nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten te realiseren. Hiervan kan alleen worden afgeweken wanneer aangetoond is dat de veiligheid van personen niet in het geding is.
Een wijzigingsbevoegdheid in de regels bij de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' geeft de mogelijkheid de aanduiding te verwijderen of wijzigen (verkleinen).
Bij verwijderen van de aanduiding moet aangetoond zijn dat de risicovolle inrichting is verwijderd.
Bij wijziging (verkleining) moet aangetoond worden dat de vergunning (Wet milieubeheer) ook gewijzigd is. Bovendien moet de ligging van de zone overeenkomen met de gestelde vereisten vanuit het Besluit externe veiligheid inrichtingen en/of het Besluit externe veiligheid buisleidingen. Tot slot moet aangetoond worden dat na wijziging geen (beperkt) kwetsbare objecten in de het aangeduide gebied liggen.
3 Planuitgangspunten
Dit bestemmingsplan is gebaseerd op de huidige situatie, het beleidskader en de milieu- en omgevingsaspecten. Vanuit die basis zijn uitgangspunten voor het bestemmingsplan te formuleren.
Hier wordt in eerste instantie ingegaan op de uitgangspunten vanuit de huidige situatie in het plangebied. Deze kunnen als volgt worden geformuleerd:
- het behoud van de specifieke ruimtelijke structuur in het plangebied, waaronder specifieke bebouwingsstructuren;
- het behoud van de aanwezige functies in het plangebied;
- het behoud van beeldbepalende en functioneel van belang zijnde groenstructuren;
- het behoud van de beeldbepalende waterstructuren;
Vanuit het bestaande planologische beleidskader zijn de uitgangspunten:
- het overnemen van de bestaande planologische rechten;
- het bij recht opnemen van verleende vrijstellingen, ontheffingen en/of wijzigingsbevoegdheden;
- het bij recht opnemen van al in uitvoering zijnde nieuwe situaties.
- het voorkomen van een toename van mogelijke overlast door in het plangebied aanwezige bedrijvigheid;
- het voorkomen van schade aan bestaande ecologische waarden door nieuwe ontwikkelingen;
- het voorkomen van schade aan mogelijk aanwezige archeologische waarden in het gebied met een middelhoge verwachtingswaarde;
- het voorkomen van schade aan cultuurhistorische waarden;
- het voorkomen van schade aan de gasleiding die door en langs het plangebied loopt;
- het voorkomen van risico's door aanwezige Bevi-inrichtingen (LPG-tankstation) en gasleiding in en direct langs het plangebied.
4 Huidige Situatie
De huidige situatie is het belangrijkste uitgangspunt voor dit bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan geeft immers een nieuwe actuele regeling voor bestaand gebied. Bovendien worden in dit bestemmingsplan bij recht geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Wanneer wel nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, dan hebben deze al een eigen planologische procedure doorlopen en/of zijn ze bekendgemaakt.
In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de huidige situatie in het plangebied. Daarbij wordt achtereenvolgens kort ingegaan op de begrenzing van het plangebied en wordt aandacht besteed aan de ruimtelijke en functionele structuur.
4.1 De begrenzing van het plangebied
Het plangebied bestaat uit twee kernen; Doornspijk en Hoge Enk. Deze kernen liggen zuidelijk van de stad Elburg. Hoge Enk ligt aan de Gerichtenweg en de Oude Harderwijkerweg, Doornspijk aan de Zuiderzeestraatweg-West.
Beide dorpen zijn omgeven door landelijk gebied, dat bestaat uit weilanden en akkers. In de omgeving van het plangebied zijn agrarische (aanverwante) bedrijven aanwezig. Bij deze agrarische bedrijven kan het gaan om veehouderijen, maar ook om akkerbouwbedrijven en kwekerijen.

De ligging van de kernen van dit bestemmingsplan
Op grotere afstand van de kernen ligt aan de noord- en westzijde de randmeren rond de Flevopolder. Zuidelijk en oostelijk van het plangebied ligt de Veluwe. De afstand van het plangebied tot dit gebied is ruim 2 kilometer.
4.2 De ruimtelijke structuur
De ruimtelijke structuur van de kernen is sterk bepaald door de historische ontwikkeling van de kernen. De ruimtelijke structuur wordt grotendeels bepaald door de hoofd- en bebouwingsstructuur, het groen en water en de infrastructuur. Deze worden hierna per kern beschreven.
4.2.1 Doornspijk
Doornspijk is een langgerekt dorp, aan de Zuiderzeestraatweg West. Het dorp is ontstaan vanuit een lintbebouwing langs deze weg. Uitbreiding van het dorp vond voornamelijk in noordelijk en westelijke richting plaats. Globaal in het gebied tussen de Oude Kerkweg, de Lageweg en de Hoeckelsweg. De laatste uitbreiding (Waterlanden I) ligt in het gebied ten noorden van de Hoeckelsweg, Mantelsweg en Veldweg. De eerste fase is al gerealiseerd, de tweede fase nog niet.

Luchtfoto Doornspijk
Door de historische ontwikkeling is een variatie aan bouwstijlen en woningtypen in Doornspijk aanwezig. De woonbebouwing bestaat hoofdzakelijk uit vrijstaande en twee-onder-één-kap woningen. Bij een klein deel van de woningen is sprake van rijwoningen. De meeste woningen zijn uitgevoerd in één of twee bouwlagen met een kap. Gestapelde bouw komt sporadisch voor, bijvoorbeeld het Hart van Thornspic aan de Veldweg. Daarbij gaat het om maximaal 3 bouwlagen (met een kap). De woningen hebben vrijwel allemaal zowel een voor- als achtertuin, of in enkele gevallen gemeenschappelijk groen.
Duidelijk afwijkend in maatvoering, bijvoorbeeld in oppervlakte of bouwhoogte, zijn de gebouwen die niet gebruikt worden voor wonen. Een voorbeeld hiervan zijn de kerken aan de Zuiderzeestraatweg West. In andere gevallen zijn niet-woonfuncties in bestaande bebouwing gerealiseerd. Bij deze bebouwing zijn dan ten behoeve van de functie aan- en uitbouwen en/of bijgebouwen gerealiseerd.
Het dorp is omgeven door agrarisch gebied, hoofdzakelijk weilanden. Een opvallende groenstructuur daarbij is het landgoed Klarenbeek (buiten het plangebied). Het landhuis bij het landgoed heeft een prominente plaats aan de Zuiderzeestraatweg. Het landgoed zelf bestaat uit afwisselend bos, grasland en water. Het gebied is opengesteld voor voetgangers en fietsers.
In het dorp zelf zijn de groenstructuren van een kleiner formaat. Er zijn enkele beeldbepalende groenstructuren aanwezig, bijvoorbeeld langs de Oude Kerkweg en Veldweg. Deze groenstructuur bestaat uit grasland met solitairen en waterlopen. Daarnaast is sprake van kleine trapvelden en velden met speeltoestellen.
In Doornspijk zijn geen waterlopen met een waterhuishoudkundige functie aanwezig. Wel is sprake van enkele greppels en kleine sloten, maar deze hebben geen groot ruimtelijk of functioneel belang.
4.2.2 Hoge Enk
Het dorp ligt geconcentreerd rond de Gerichtenweg en Oude Harderwijkerweg. De eerste bebouwing stond langs deze wegen. Het dorp is vooral in oostelijk van de Gerichtenweg en zuidelijk van de Oude Harderwijkerweg uitgebreid. Opvallend bij Hoge Enk is dat buiten het plangebied, in het buitengebied dus, veel bebouwing aanwezig is.

Luchtfoto Hoge Enk
Omdat de bebouwing in kleine aantallen over een langere periode gebouwd is, is een variatie aan bouwstijlen en (woning)typen aanwezig in Hoge Enk. Er is sprake van vrijstaande, twee-onder-één-kap en - in mindere mate - rijwoningen. De hoogte van de woningen varieert tussen één laag met een kap en twee lagen met een kap. De woningen zijn in de meeste gevallen voorzien van een voor- en achtertuin.
In Hoge Enk zijn gebouwen die in maatvoering afwijken. Het gaat in dit geval voornamelijk om afwijking in bebouwd oppervlak. Voorbeelden daarvan zijn het dorpshuis en de basisschool.
Hoge Enk is omgeven door weilanden, maar ook door bebouwing in het buitengebied. Grotere groenstructuren zijn in Hoge Enk zelf niet aanwezig. Wel is sprake van grotere en kleinere tuinen, bermen, plantsoen en stukken grasland bij woningen en bedrijven. In sommige gevallen bieden deze groenstructuren vanaf de weg een doorzicht naar het achterliggende gebied. In het dorp zijn enkele waardevolle houtwallen aanwezig.
In Hoge Enk zijn geen waterlopen met een waterhuishoudkundige functie aanwezig. Wel is sprake van enkele greppels en kleine sloten, maar deze hebben geen groot ruimtelijk of functioneel belang.
4.3 De functionele structuur
De functionele structuur bepaalt hoofdzakelijk de bestemmingen die toegewezen worden aan de gronden in het plangebied. De aanwezige functies worden daarom in deze paragraaf beschreven.
4.3.1 Wonen
De dorpen worden in hoofdzaak gebruikt voor wonen. Dit wonen vindt grotendeels plaats in eengezinswoningen. Bij de eengezinswoningen is sprake van uiteenlopende typen; vrijstaande, twee-onder-één-kap en rijwoningen. Alleen in Doornspijk zijn op kleine schaal meergezinswoningen aanwezig. Het gaat daarbij om seniorenwoningen in een woongebouw.
4.3.2 Maatschappelijk
In beide dorpen zijn maatschappelijke functies te vinden. Daarbij gaat het om een basisschool, een verenigingsgebouw, een dorpshuis en/of een kerk. Deze functies liggen vooral langs de (van oudsher) belangrijkste routes door de dorpen. Bij Doornspijk is dat de Zuiderzeestraatweg West, in Hoge Enk de Oude Harderwijkerweg.
Naast de grotere maatschappelijke voorzieningen, zijn ook kleinere voorzieningen aanwezig. Te denken valt aan een huisartsenpraktijk of andersoortige praktijk aan huis.
4.3.3 Bedrijven
Verspreid in beide dorpen zijn bedrijven aanwezig. Deze bedrijven zijn in het verleden gevestigd in bestaande bebouwing. De bebouwing is in de loop van de tijd uitgebreid en bedrijven zijn gegroeid. Voorbeelden van dergelijke bedrijven zijn het autobedrijf aan de Oude Harderwijkerweg in Hoge Enk en autobedrijven aan de Zuiderzeestraatweg West in Doornspijk. Bedrijven aan huis komen in beide dorpen voor. Een voorbeeld daarvan is een montagebedrijf in Hoge Enk. Bij de bedrijven gaat het hoofdzakelijk om bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2. In enkele gevallen is sprake van een milieucategorie 3.1. In paragraaf 6.1.1 van de toelichting wordt nader ingegaan op de gevolgen hiervan. Een voorbeeld van een dergelijk bedrijf is het LPG-tankstation aan de Zuiderzeestraatweg West 85 in Doornspijk. Over de contouren rond dit bedrijf wordt in paragraaf 6.5 verder ingegaan.
Een ander bijzondere bedrijfsvorm is het bergbezinkbassin aan de Veldweg in Doornspijk. Deze wordt gecategoriseerd als 3.1 bedrijf, maar valt - vanwege de specifieke functie - onder een eigen bedrijfsbestemming.
Om beide dorpen heen liggen agrarische gronden. Daarnaast is ook sprake van agrarische bedrijven, in dit geval veehouderijen. De aanwezigheid van deze veehouderijen heeft gevolgen voor het plangebied. Hierover wordt in paragraaf 6.1.4 nader ingegaan.
4.3.4 Detailhandel en horeca
Vooral in Doornspijk zijn nog enkele detailhandels- en horecavestigingen aanwezig. Bij detailhandel gaat het om kleinschalige winkels (bijvoorbeeld een bloemenwinkel), maar ook om meer grootschalige winkels als een supermarkt. Bij horeca gaat het om twee café-restaurants aan de Zuiderzeestraatweg West in Doornspijk.
4.3.5 Kantoren en dienstverlening
Dienstverlenende functies, zoals een kapsalon, zijn met name in Doornspijk aanwezig. Kantoren en kantoren aan huis, bijvoorbeeld assurantiekantoren, zijn in beide dorpen aanwezig. Deze functies zijn niet gebonden aan de hoofdontsluiting en zijn daarom op verschillende plaatsen in de dorpen te vinden. Wanneer deze functies in een woning ruimtelijk en functioneel ondergeschikt zijn aan de woonfunctie, is er sprake van een beroep aan huis.
4.3.6 Infrastructuur
Door Doornspijk loopt de Zuiderzeestraatweg West (N310). Dit is van oudsher een belangrijke ontsluitingsroute vanaf Elburg naar Nunspeet. Deze regionale ontsluitingsfunctie is nog steeds van toepassing op de Zuiderzeestraatweg West. Binnen de bebouwde kom en dus ook binnen het plangebied is hier een maximumsnelheid van 50 km/uur toegestaan.
Ook de Rode Landsweg, de Burgemeester Frieswijkweg, de Veldweg (vanaf en de Kerkdijk zijn wegen waar een maximumsnelheid van 50 km/uur is toegestaan. De overige wegen in Doornspijk zijn erfontsluitingswegen (woonstraten) waar een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. Dit zijn wegen waar naast de verkeersfunctie ook sprake is van een verblijfsfunctie. Gedacht kan worden aan kinderen die de straat gebruiken als speelterrein.
Op de wegen buiten de bebouwde kom rond Doornspijk is maximaal 60 km/uur of 80 km/uur toegestaan. Deze wegen hebben hoofdzakelijk een verkeersfunctie.
In Hoge Enk zijn de Gerichtenweg en Oude Harderwijkerweg de hoofdontsluitingsroutes. Deze hebben een ontsluitingsfunctie voor het dorp en zijn daarom qua betekenis en structuur ondergeschikt aan de Zuiderzeestraatweg West. Op alle wegen binnen de bebouwde kom van Hoge Enk geldt een maximumsnelheid van 30 km/uur. De wegen hebben naast de verkeersfunctie een duidelijke verblijfsfunctie.
Het parkeren vindt bij de woningen vaak plaats op eigen terrein of, wanneer op eigen terrein geen ruimte is, in parkeervakken of (parkeerstroken) langs de weg. Bij overige functies is het parkeren deels geregeld op eigen erf, bijvoorbeeld bij de supermarkt aan de Oude Hogeweg in Doornspijk. Parkeren kan ook op parkeerterreinen in het openbare gebied voorkomen. Bij dit laatste kan gedacht worden aan het parkeerterrein bij de basisschool in Hoge Enk (Oude Harderwijkerweg).
4.3.7 Overige functies
Een opvallende functie in het plangebied is een bergbezinkbassin aan de Veldweg. Dit bassin ligt aan de westzijde van de eerste fase van Waterlanden I. Het bassin ligt ondergronds, bovengronds is een klein gebouwtje aanwezig. De toegang van het bassin vindt plaats via de Veldweg.
In het plangebied zijn enkele (grotere) speelterreinen aanwezig. Daarbij gaat het om terreinen waar meerdere speeltoestellen aanwezig zijn en waar in de meeste gevallen een terreinafscheiding aanwezig is. In dit bestemmingsplan krijgen deze speelterreinen een eigen regeling.
5 Beleidskader
In dit hoofdstuk komen enkele beleidsstukken aan bod die een directe doorwerking hebben op dit bestemmingsplan. Daarbij wordt alleen ingegaan op provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid, bijvoorbeeld op het vlak van bouwmogelijkheden bij woningen en mogelijkheden voor functies en functiemenging. Rijksbeleid geeft geen uitgangspunten en kaders voor dit bestemmingsplan en is om die reden niet opgenomen.
Er worden in dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt, het gaat immers om een nieuwe regeling voor een bestaand gebied. Wel is van belang de bestaande planologische rechten over te nemen in dit bestemmingsplan. Daarbij gaat het niet alleen om de regelingen van de geldende bestemmingsplannen, maar ook van de al verleende vrijstellingen en wijzigingen. Door deze bij recht over te nemen ontstaat een actueel planologisch beeld van de huidige situatie.
5.1 Provincie
In deze paragraaf komt het provinciaal beleid aan bod. Daarbij wordt ingegaan op het Streekplan en de Provinciale Ruimtelijke verordening.
5.1.1 Streekplan Gelderland 2005
Het streekplan geeft de beleidskaders aan voor de ruimtelijke ontwikkeling in de periode van 2005 tot 2015, binnen de provincie Gelderland. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening in 2008, is besloten om het streekplan een structuurvisie in het kader van die wet te laten zijn.
Het streekplan is erop gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven, dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan. De provincie heeft voor het ruimtelijk beleid in het streekplan de volgende uitgangspunten:
- regionale inzet;
- versterking ruimtelijke kwaliteit:
- water en ruimtegebruik;
- bundeling infrastructuur en ruimtegebruik;
- bundeling stedelijke functies - stedelijke netwerken.
De uitgangspunten zijn vertaald in een tweeledige provinciale ruimtelijke hoofdstructuur, namelijk: inzetten op laagdynamische functies (Groen-Blauw Raamwerk) en op hoogdynamische functies (Rood Raamwerk).
Het doel van het Groen-Blauw Raamwerk is inzetten op ruimte voor ecologische en hydrologische dynamiek; bescherming van stilte, rust en milieukwaliteit. Er is hierbij sprake van een toelatingsplanologie en het weren van bedreigingen.
Het doel van het Rood Raamwerk is inzetten op ruimte voor intensivering van relaties en functies in stedelijke netwerken en regionale centra (stedelijke dynamiek en voorzieningen). Hierbij is sprake van een ontwikkelingsplanologie waarbij kansen worden benut.
Het Streekplan geeft beleid dat is bedoeld voor de gehele provincie, maar ook voor bepaalde regio's is specifiek beleid opgesteld. Het plangebied valt in het streekplan onder het gebied “Noord-Veluwe”. Globaal is dit het gebied tussen de randmeren en het Veluwemassief, het gebied loopt van Amersfoort tot Zwolle. Voor deze regio is meer specifiek beleid opgenomen. Dit beleid is onder meer vertaald in de Regionale Structuurvisie Noord Veluwe, die later aan de orde komt.
In het Streekplan is een beleidskaart Ruimtelijke structuur opgenomen (zie onderstaande afbeelding).

Beleidskaart Ruimtelijke structuur (Streekplan Gelderland)
Voor het plangebied zijn de aanwijzing van een deel van Doornspijk als 'waardevol landschap' (gele kleur) en een deel als 'waardevol open landschap' (groene arcering) van belang.
Waardevolle landschappen zijn gebieden met (inter)nationaal en provinciaal zeldzame of unieke landschapskwaliteiten van visuele, aardkundige en/of cultuurhistorische aard. De gebieden hebben dus, in relatie daarmee, bijzondere natuurlijke en recreatieve kwaliteiten. Het ruimtelijk beleid voor deze landschappen is het behouden en versterken van de landschappelijke kernkwaliteiten.
Aanvullend is bij Waardevolle open landschappen de grootschalige openheid van het landschap een kernkwaliteit. Het behoud en herstel van deze openheid is daarom hierbij een aanvullend beleidsuitgangspunt.
5.1.2 Provinciale Ruimtelijke verordening
Gedeputeerde Staten hebben op 15 december 2010 de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld. Met deze verordening stellen Provinciale Staten regels over de inhoud, toelichting en onderbouwing van bestemmingsplannen. De regels hebben betrekking op o.a. verstedelijking, detailhandel, wonen, bedrijven, ecologische hoofdstructuur etc. en zijn gebaseerd op de uitgangspunten uit de provinciale structuurvisie (Streekplan Gelderland 2005).
5.1.3 Kwalitatief Woonprogramma 3 (KWP3)
De regiogemeenten voor de Noord-Veluwe (Elburg, Epe, Ermelo, Harderwijk, Hattem, Heerde, Nunspeet, Oldebroek en Putten) en de provincie Gelderland hebben voor de periode 2010 – 2019 het Kwalitatief Woonprogramma voor de regio vastgesteld.
In het KWP3 is per regio een afsprakenkader opgenomen, zo ook voor de regio Noord-Veluwe. De ontwikkeltrajecten voor de regio Noord-Veluwe zijn gericht op het aanpakken van de belangrijkste verschillen met de uit onderzoeken gebleken behoeften aan woningen (het referentiekader). De trajecten zijn een resultaat van de vergelijking van het referentiekader en de regionaal opgetelde woningbouwprogramma's.
Naar aanleiding van de trajecten zijn voor de regio nieuwe afspraken gemaakt, deze zijn opgenomen in een werkprogramma. Op basis van dat werkprogramma worden de komende jaren lokale en provinciale woningbouwprogramma's en woonvisies gerealiseerd, inclusief de bouw van goedkope huur- en koopwoningen. Voor de gemeente Elburg is hierbij de Woonvisie 2008 - 2012 van belang.
5.1.4 Conclusie provinciaal beleid
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het provinciaal beleid. Er is in dit bestemmingsplan rekening gehouden met de beleidsuitgangspunten vanuit het Streekplan Gelderland 2005 en de ontwerp provinciale ruimtelijke verordening. Het bestemmingsplan heeft een conserverend karakter en heeft uitsluitend betrekking op de bestaande bebouwing van het plangebied.
5.2 Regio
De gemeente Elburg maakt deel uit van de regio Noord-Veluwe. Deze regio heeft meerdere beleidsstukken opgesteld. Het gaat daarbij om visies en woningbouwafspraken.
5.2.1 Regionale structuurvisie Noord-Veluwe 2005 - 2014
In januari 2004 hebben de in de regio Noord-Veluwe samenwerkende gemeenten de "Regionale structuurvisie Noord-Veluwe" vastgesteld. Hoofddoelstelling van de visie is om zorg te dragen voor leefbare gemeenschappen in een hoogwaardige omgeving. Uitgangspunt wordt gevormd door evenwicht en wederzijds respect tussen “natuur en landschap” en “leefbaarheid”. In de visie wordt veel belang gehecht aan sociale samenhang en het behoud van sociale structuren binnen de kernen.
In de regionale structuurvisie worden gebieden aangewezen voor wonen, werken en landschappelijke versterking. Het verstedelijkingsconcept bestaat uit nederzettingen, intensieve en extensieve zwermgebieden, Veluwegemeenschappen en de centrale positie van Harderwijk. Voor de kernen, als zwaartepunten voor de leefbaarheid, wordt een kwaliteitsimpuls voorgestaan, waarbij passende functieontwikkeling, herstructurering, bebouwing, openbare ruimte en verkeer integraal worden benaderd. Op de Veluweflanken liggen de zwermgebieden waarvoor het beleid zicht richt op het versterken van de ruimtelijke kwaliteit van deze gebieden en het benutten van functionele mogelijkheden via herstructurering. Voor de intensieve zwermgebieden bestaan ook mogelijkheden voor nieuwe 'rode' activiteiten.
De regionale structuurvisie heeft als input gediend voor het Streekplan van de provincie Gelderland 2005. De beleidsinhoudelijke strekking van de regionale structuurvisie komt overeen met die van het hiervoor beschreven streekplan. Het voorliggende bestemmingsplan is daarmee in overeenstemming met het geldende regionale beleid.
5.2.2 Regiovisie Noord Veluwe
Regio Noord-Veluwe heeft een regiovisie opgesteld. Deze visie schetst een toekomstperspectief voor onze regio voor de komende 25 jaar en geeft richting aan de keuzes die gemaakt moeten worden op het gebied van wonen, werken, recreëren, zorg, natuur, landschap en landbouw.
Op basis van sectorale en lokale ontwikkelingen en maatschappelijke trends en tendensen zijn er verschillende opgaven geformuleerd. De te realiseren ontwikkelingsopgaven op de lange termijn kunnen voor de regio beter gerealiseerd worden door deze opgaven in samenhang met elkaar aan te pakken. Hiervoor worden zogenaamde allianties tussen verschillende ontwikkelingsopgaven aangegeven. Per alliantie worden strategische beleidskeuzen weergegeven.
De strategische beleidskeuzen zijn in de regiovisie nader uitgewerkt in algemene strategische beleidskeuzen en in profielen voor gemeenten, waaronder ook Elburg.
Voor de gemeente Elburg en het plangebied staat het behoud en de versterking van het unieke karakter van de Veluwe-gemeenten centraal. De beleidspunten voor Elburg zijn in de onderstaande afbeelding aangegeven.


Regiovisie Noord-Veluwe (uitsnede gemeente Elburg)
In eerste instantie is de gemeente Elburg tweezijdig georiënteerd, zowel op de Veluwe als op Flevoland. Elburg heeft een relatief groot verzorgingsgebied, dit biedt economische perspectieven. De kwaliteiten van Elburg liggen vooral in de cultuurhistorie, het culturele aanbod en vormen van hoogwaardige recreatieve (bijvoorbeeld ecotoerisme) voorzieningen. Deze kwaliteiten moeten verder worden uitgebouwd, tegelijk met het versterken van de individuele kernen.
De Regio ziet hier kansen voor door onder andere in de gemeente Elburg nieuwe woningbouw mogelijk te maken. De woningbouwopgave tot 2020 bedraagt circa 1300 woningen, waarvan 550 woningen gereserveerd zijn voor inbreidingsprojecten.
In de is voor Doornspijk een inbreidingslocatie aangegeven. Zowel bij Doornspijk als bij Hoge Enk is ruimte voor nieuwe woningbouw. Het gaat hierbij nog niet om dusdanig concrete plannen dat deze in dit bestemmingsplan opgenomen kunnen worden.
Verder is aangegeven dat beide dorpen liggen in of grenzen aan de Ecologische Hoofdstructuur. Bovendien is bij Doornspijk, onder meer via landgoed Klarenbeek, een Ecologische poort of Groene wig aangegeven. De bedoeling hierbij is de versterking van natuurlijke waarden en de verbindingen in het gebied. Dit geeft voor het plangebied echter geen nieuwe uitgangspunten.
Bij Hoge Enk is verder de aanleg van nieuwe infrastructuur aangegeven. Hierover zijn echter nog geen concrete plannen bekend, dit is dus niet meegenomen in dit bestemmingsplan.
5.2.3 Conclusies regionaal beleid
Het bestemmingsplan is waar nodig en mogelijk in overeenstemming gebracht met het regionaal beleid. Het regionaal beleid geeft geen concrete uitgangspunten voor dit bestemmingsplan.
5.3 Gemeente
Het gemeentelijk beleid vormt een directe basis voor de beleidskeuzen binnen de gemeente Elburg. Daarbij gaat het om algemeen beleid dat is neergelegd in visies, maar ook om thematisch beleid, bijvoorbeeld over woningbouw en de inrichting van het landschap. De van belang zijnde beleidsstukken voor dit bestemmingsplan komen in deze paragraaf aan bod.
5.3.1 Structuurplan Elburg 1995
Het geeft inzicht in de mogelijke en gewenste ontwikkeling in hoofdlijnen van de gemeente Elburg voor de planperiode tot 2008, met een doorkijk tot ongeveer 2018. Het plan dient daarom als beleidskader voor het huidige ruimtelijk beleid. Het beleid uit dit structuurplan is inmiddels verouderd en vervangen door de "Toekomstvisie Gemeente Elburg 2020".
5.3.2 Toekomstvisie gemeente Elburg 2020
De gemeente Elburg is nog steeds in ontwikkeling. Om de ontwikkeling in goede banen te leiden heeft de gemeenteraad van Elburg op 23 november 2009 een toekomstvisie vastgesteld. Op basis van deze visie kan de raad richtinggevende beslissingen nemen voor de lange termijn. In de visie worden voor 2020 duurzame en vitale kernwaarden genoemd, onder andere; herkenning in geloofsbeleving, kwaliteit in wonen en leefomgeving, kleinschalige en menselijke maat en ontplooiingsruimte voor jong en oud.
Doornspijk en Hoge Enk hebben een sterke verwevenheid met de omgeving. Het zijn hechte en betrokken gemeenschappen met een christelijk behoudende signatuur. Bovendien is er een bloeiend verenigingsleven. Het beleid richt zich op het behoud van zo veel mogelijk (winkel)voorzieningen in de dorpen.
Daarnaast is er in de dorpen speciale aandacht voor het bouwen van starterswoningen voor de plaatselijke jeugd. Een goede inpassing van nieuwe woningen in de bestaande structuur van de dorpen is daarbij van belang.
In Doornspijk is de handhaving van een goede verkeersveiligheid een belangrijk aandachtspunt. De Zuiderzeestraatweg heeft een belangrijke verkeerskundige functie (slagader) en deze moet behouden blijven. Daarnaast is een beleidsuitgangspunt het behoud van de Zuiderzeestraatweg als hart voor het dorp Doornspijk.
5.3.3 Detailhandelsstructuurvisie gemeente Elburg
De gemeente heeft, in samenwerking met andere (betrokken) partijen, in 2008 de Detailhandelstructuurvisie opgesteld. Deze structuurvisie is overkoepelend voor de gemeente. Het beleid van de structuurvisie voor detailhandel en toeristische voorzieningen van 1993 was verouderd. Door bijvoorbeeld demografische
In verband met de afwezigheid van detailhandel in Hoge Enk, geeft de detailhandelsvisie voor dit dorp geen beleidsuitgangspunten. Doornspijk heeft wel enkele detailhandelsvoorzieningen. De toekomstmogelijkheden hiervoor zijn moeilijk aan te geven. Veel is afhankelijk van de individuele ondernemers en de bijzonderheden van het bedrijf. Het beleidsuitgangspunt is om het detailhandelsbestand zo veel mogelijk in stand te houden. Daarbij is het vinden van een goede balans met de detailhandelstructuur van de hele gemeente van belang. Zo is bijvoorbeeld Elburg voor nieuwe bovenlokale detailhandel meer voor de hand liggend.
5.3.4 Visie Wonen en Werken in Elburg
De Visie Wonen en Werken, zoals die op 18 september 2006 door de gemeenteraad is vastgesteld, gaat onder andere in op de ruimtelijke kwaliteit en de woningbehoefte binnen de gemeente Elburg. Voor alle kernen in de gemeente is een onderzoek uitgevoerd voor potentiële inbreidings- en uitbreidingslocaties en is aangegeven waarom deze wél of niet in aanmerking komen voor in- of uitbreiding.
In de visie worden de volgende beleidsuitgangspunten gehanteerd:
- het behoud van het overwegend dorpse karakter van de kernen;
- het bouwen in hoge dichtheden is ongewenst, grotere dichtheden zijn mogelijk in de centra, lager aan de rand;
- de te realiseren woningtypen en woonmilieus worden afgestemd op de gewenste ruimtelijke kwaliteit en de geconstateerde behoefte;
- inbreiding gaat altijd voor uitbreiding;
- de aangegeven uitbreidingslocaties zijn onderzoeksgebieden voor woningbouw;
- bij functieverandering is inbreiding binnen woongebieden mogelijk;
- de combinatie wonen en lichte bedrijvigheid heeft een positief effect op de leefbaarheid en vitaliteit;
- voorzien in de lokale behoefte aan bedrijventerrein.
De gemeente Elburg kiest ervoor om de leefbaarheid en de vitaliteit van de verschillende kernen zoveel mogelijk te behouden en te versterken. Een afname van het draagvlak voor voorzieningen, waarmee de leefbaarheid in de kernen verslechterd, is niet gewenst. De dichtheid aan de randen van de kernen moet in beginsel laag blijven om zo een zachte overgang naar het omliggende landelijk gebied te realiseren.
5.3.5 Woonvisie gemeente Elburg 2008 - 2012
De Woonvisie 2008 – 2012 is in november 2008 vastgesteld door de gemeenteraad van Elburg. Op 7 april 2009 heeft het college het uitvoeringsplan van de Woonvisie vastgesteld. De Woonvisie richt zich vooral op de realisatie van huisvesting voor starters en ouderen in de gemeente Elburg. Het bouwen van voldoende goedkope koop- en huurwoningen is hierbij een belangrijke voorwaarde. Voor de oudere inwoners van de gemeente richt de Woonvisie zich vooral op geschikte woningen, namelijk levensloopbestendige of nultreden woningen.
5.3.6 Landschapsbeleidsplan 1995
In het landschapsbeleidsplan van de gemeente Elburg is een aantal uitgangspunten opgenomen die van belang zijn voor de groenstructuur van het plangebied.
Binnen de kernen is vooral de (laan)beplanting langs wegen van belang. Aanbevolen wordt om de cultuurhistorische en structurerende betekenis van de oude dragers in het landschap zoveel mogelijk door te zetten in de kernen.
Dit geldt zeker voor de Oude Harderwijkerweg (Hoge Enk) en de Zuiderzeestraatweg West (Doornspijk). Voor deze wegen staat aanvulling en behoud van de tweezijdige laanbeplanting (eik) als maatregel genoemd. Daarnaast wordt, voor enkele andere wegen in beide kernen, aangegeven dat eikenbeplanting aangevuld of in ieder geval behouden moet blijven.
5.3.7 Groenstructuurvisie
De groenstructuurvisie van de gemeente verwoordt in hoofdlijnen de visie op de groenstructuur binnen het stedelijk gebied binnen Elburg. Het is een sectorale visie die op beleidsniveau weergeeft op welke wijze het groen in hoofdlijnen is opgebouwd en verder ontwikkeld kan worden, zodat een in de tijd duurzame groenstructuur ontstaat.
Naast het openbaar stedelijk groen wordt ook de relatie aangegeven met het buitengebied (de overgang stedelijk en landelijk gebied). Ten aanzien van de kwalitatieve aspecten van het groen wordt onderscheid gemaakt in verschillende betekenissen. Zo kan bijvoorbeeld aan groenelementen een structurele, een functionele of een ecologische betekenis worden toegekend.
5.3.8 Welstandsnota
Doel van het welstandsbeleid is het leveren van een bijdrage aan de schoonheid en aantrekkelijkheid van de gemeente Elburg. De (vastgesteld op 29 april 2004) legt vast op welke wijze het welstandstoezicht plaatsvindt en op grond van welke uitgangspunten en criteria bouwvoornemens worden beoordeeld. In een kwaliteitskader zijn de universele, algemene, ontwerpprincipes die aan alle ontwerpopgaven ten grondslag liggen, opgenomen.
Daarnaast is de gemeente opgedeeld in deelgebieden waarvoor verschillende "welstandsniveaus" zijn onderscheiden. Deze welstandsniveaus geven aan in welke mate de gemeente het instrument van welstand inzet in een bepaald gebied en varieert van een soepele tot bijzondere toetsing. Een bijzondere toetsing geldt voor gebieden die van cruciaal belang zijn voor het beeld van de gemeente Elburg.
In deel 1 van de Welstandsnota van de gemeente Elburg (Raamwerk) worden onder andere de verschillende gebiedstypen beschreven, zo ook voor het plangebied. In het plangebied zijn verschillende gebiedstypen van toepassing. De typen zijn gericht op het behoud van de bestaande ruimtelijke situatie. Ontwikkelingen worden daarin echter niet uitgesloten.
5.3.9 Conclusies gemeentelijk beleid
In dit bestemmingsplan is waar mogelijk en nodig rekening gehouden met het gemeentelijk beleid. Het beleid geeft geen concrete uitgangspunten voor het bestemmingsplan.
6 Milieu- En Omgevingsaspecten
In dit hoofdstuk komt een inventarisatie van de milieu- en omgevingsaspecten aan bod. Hoewel het in alle gevallen gaat om bestaande situaties, is het goed mogelijke beperkingen en belemmeringen vanuit de milieu- en omgevingsaspecten in beeld te brengen. Deze kunnen gevolgen hebben voor de mogelijkheden van de in het plangebied aanwezig functies.
6.1 Milieuaspecten
Milieu is een belangrijke factor in de omgeving. Het bepaald in sterke mate de kwaliteit van wonen en de omgeving. Voor dit bestemmingsplan worden achtereenvolgens de volgende milieuaspecten behandeld: bedrijven en milieuzonering, bodem, geluid en geur.
6.1.1 Bedrijven en milieuzonering
In het plangebied zijn enkele bedrijven aanwezig. De meeste van deze bedrijven hebben een milieucategorie 1 of 2. Over het algemeen zijn deze bedrijven goed verenigbaar met de woonfunctie en kunnen deze naast of in woonwijken een plaats hebben. De bedrijven in de categorie 1 en 2 hebben namelijk indicatieve hinderzones van 10 en 30 meter.
Er zijn in het plangebied enkele uitzonderingen, dit zijn bedrijven in de categorie 3.1. Deze bedrijven zijn in verband met hun indicatieve hinderzones in principe niet wenselijk in een woonwijk. De indicatieve hinderzones bij een bedrijf met categorie 3.1 is namelijk 50 meter.
De bedrijven in het plangebied mogen bij recht maximaal een milieucategorie 2 hebben. Wanneer de categorie in de bestaande situatie al groter is, dan wordt deze specifiek aangeduid.
De achtergrondinformatie hiervoor is te vinden in de bedrijvenlijst bij de regels van dit bestemmingsplan en in het door VNG uitgegeven Bedrijven en milieuzonering 2009.
6.1.2 Bodem
In dit bestemmingsplan wordt uitgegaan van een te handhaven bestaande situatie. Er mag daarom ook vanuit worden gegaan dat de bestaande bodemkwaliteit voldoende is voor de verschillende functies in het plangebied.
Wanneer in het plangebied nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden, bijvoorbeeld de vervanging van een bestaande woning door een nieuwe woning, dan is het nodig bodemonderzoek te doen. Daarmee kan aangetoond worden dat de bodem voldoende kwaliteit voor de nieuwe functie/bebouwing. Het is dus van belang om bij mogelijke afwijkingen en wijzigingen van het bestemmingsplan aan te tonen dat de bodem een goede kwaliteit heeft.
6.1.3 Geluid
Het aspect geluid is op te delen in verschillende soorten. Voor dit bestemmingsplan kan alleen het wegverkeerslawaai belemmeringen en beperkingen opleveren. Er zijn immers geen bedrijventerreinen, grote vaarroutes en spoorlijnen in de directe omgeving van het plangebied.
Wegverkeerslawaai
In en in de directe omgeving van het plangebied zijn wegen die een wettelijke zone hebben. Het gaat daarbij om wegen waar een maximumsnelheid van 50 km/uur of meer toegestaan is.
De in de wet opgenomen zones rond deze wegen zijn onderzoekszones. Wanneer nieuwe ontwikkelingen binnen die zones gaan plaatsvinden, moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd. Hierdoor kan duidelijk worden of de nieuwe ontwikkeling geluidhinder kan ervaren van de zoneringsplichtige weg en of wellicht maatregelen nodig zijn.
In dit bestemmingsplan levert het aspect wegverkeerslawaai geen belemmeringen en beperkingen op. Het gaat immers in eerste instantie om een bestemmingsplan waarin geen sprake is van nieuwe ontwikkelingen.
De Wet Geluidhinder is de basis voor de regelgeving rond het wegverkeerslawaai.
Overige geluidbronnen
Sportvoorzieningen, scholen en andere (maatschappelijke) functies kunnen ook een bron van geluid(hinder) zijn. Bij scholen wordt bijvoorbeeld op schoolpleinen tijdens de pauzes veel geluid gemaakt door spelende kinderen. Dit levert echter in het plangebied geen nieuwe belemmeringen en/of beperkingen op, omdat het gaat om bestaande situaties.
Pas bij nieuwe ontwikkelingen aan of in de nabijheid van dergelijke functies is het van belang de geluidsproductie ervan in beeld te brengen. Het activiteitenbesluit is de basis voor de regelgeving rond het geluid van dergelijke functies.
6.1.4 Geur
Het aspect geur wordt in en rond het plangebied hoofdzakelijk bepaald door agrarische bedrijven (veehouderijen). Het gebied rond het plangebied is deels agrarisch in gebruik. In het gebied noordelijk van het plangebied gaat het om weilanden. In het gebied ten zuiden van het plangebied is ook sprake van agrarische bedrijfspercelen.
Het aspect geur, met name van agrarische bedrijven, levert geen belemmeringen en beperkingen op voor dit bestemmingsplan. De afstand tussen de bedrijven en het plangebied is ruimer dan de wettelijke afstanden. De wettelijke afstanden zijn onder meer opgenomen in de Wet Geurhinder en Veehouderijen.
6.2 Water
In het plangebied zijn enkele waterpartijen aanwezig waarvoor in dit bestemmingsplan een specifieke regeling is opgenomen. De wateren die in de afbeelding aan zijn gegeven met een blauwe lijn, hebben ook een functioneel belang. Dit zijn de A-wateren binnen het watersysteem. Deze wateren zijn van belang voor een goede doorstroming. Dwars door de kern Doornspijk loopt de Klarenbeek. Deze is dan ook specifiek bestemd met de bestemming Water.
De dikke gele lijn met zwarte stippen is een primaire waterkering. Een primaire waterkering beschermd het binnendijks gebied tegen hoog (buiten)water als gevolg van hoge rivierwaterstanden.
Bij nieuwe ontwikkelingen is het van belang om een watertoets aan te vragen. Ook kan een zelfstandig wateradvies van de waterbeheerder nodig zijn. In Elburg is Waterschap Vallei en Veluwe de waterbeheerder. Het aanvragen van de watertoets en/of het wateradvies kan via de website
www.vallei-veluwe.nl. De wetgeving rond het aspect water is opgenomen in de Waterwet.
6.3 Ecologie
In de omgeving van het plangebied zijn verschillende beschermde natuurgebieden aanwezig. Voorbeelden zijn het Natura 2000-gebied Veluwe en verschillende gebieden die aangewezen zijn als Ecologische Hoofdstructuur. De aanwezigheid van deze beschermde natuurgebieden leveren geen belemmeringen en beperkingen op voor dit bestemmingsplan. De regelgeving van beschermde natuurgebieden is opgenomen in de Natuurbeschermingswet. De beleidsuitgangspunten voor Ecologische Hoofdstructuur staat beschreven in rijksbeleid.
De eventuele aanwezigheid van beschermde soorten is in het plangebied niet uit te sluiten. Deze aanwezigheid levert geen belemmeringen en beperkingen op wanneer de bestaande situatie van bebouwing, groen en water niet wijzigt. Op het moment dat wel wijzigingen plaatsvinden is - in eerste instantie - een ecologische quickscan nodig. Hieruit kan dan blijken of de wijzigingen mogelijk zijn en welke maatregelen moeten gaan plaatsvinden. De regelgeving rond de bescherming van soorten is opgenomen in de Flora - en Faunawet.
6.4 Archeologie En Cultuurhistorie
Archeologie
Het aspect archeologie is belangrijk in de omgeving van het plangebied. Het gebied, waar het plangebied deel van uitmaakt, is een oud gebied waar al lange tijd bewoning bekend is. Om de verscheidenheid aan archeologische kenmerken in kaart te brengen en ter ondersteuning van het opstellen van het archeologiebeleid heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in de opdracht van de gemeente Elburg twee archeologische kaarten vervaardigd. Kaart 1 betreft de archeologische waarden- en verwachtingenkaart. Deze kaart biedt een beter beeld van de te verwachten archeologische waarden in de gemeente Elburg dan de veelgebruikte Indicatieve Kaart Archeologische Waarden.
De gemeente Elburg is in deze kaarten verdeeld in 5 waarderingsgebieden, te weten Waarde - Archeologie 1 tot en met 4 en overige gebieden. De gebieden die een waarde kennen van Archeologie 1, kennen de hoogste verwachtingswaarde, gebieden die een waarde kennen van Archeologie 4 kennen de laagste verwachtingswaarde. De overige gebieden ('grijze gebieden') zijn reeds onderzocht en is uit onderzoek gebleken dat hier geen archeologisch vondsten te verwachten zijn.
In het onderhavige bestemmingsplan zijn de 5 waarderingsgebieden overgenomen en terug te vinden op de verbeelding. Per verwachtingsgebied zijn regels opgesteld met daarin de (bouw)mogelijkheden opgenomen.
Rijksmonumenten in en direct rond het plangebied
In Doornspijk zijn twee rijksmonumenten aangewezen, namelijk het pand Zuiderzeestraatweg West 65 (buitenplaats Klarenbeek) en de Hervormde Kerk op de hoek van de Zuiderzeestraatweg West en de Wolter Vinckeweg. Ook het landhuis van Klarenbeek is een rijksmonument, dit ligt echter niet in het plangebied. In Hoge Enk is (binnen het plangebied) een boerderij aan de Oude Harderwijkerweg aangewezen als rijksmonument.
De bescherming van rijksmonumenten is geregeld in de Monumentenwet en wordt in dit bestemmingsplan niet meer specifiek geregeld.
6.5 Externe Veiligheid
Vanuit het aspect externe veiligheid is sprake van belemmeringen en beperkingen in het plangebied. Dit komt door de aanwezigheid van een gasleiding (westelijk door Hoge Enk) en een LPG-tankstation (Zuiderzeestraatweg West in Doornspijk). Er is geen sprake van transportroutes voor gevaarlijke stoffen door het plangebied.
Plaatsgebonden risicocontouren
Bij de LPG-tankstations is het van belang de contouren van het plaatsgebonden risico aan te geven. Binnen de aangegeven contour van het plaatsgebonden risico bestaat een kans van maximaal 10-6 (1 op 1.000.000) dat er bij een ongeluk één dode valt. De contouren van dergelijke risicovolle inrichtingen worden bepaald door de doorzet van LPG van het tankstation. Voor het in het plangebied aanwezige station is de doorzet gemaximaliseerd op 999 m3. Dit is vastgelegd in een omgevingsvergunning (voor milieu) voor het bedrijf. De contouren zijn geregeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen en de Regeling externe veiligheid inrichtingen.
De grote gasleiding door Hoge Enk heeft een druk van 66,2 bar en een diameter van 12 inch. Door de hoge druk geldt een plaatsgebonden risico van 5,00 meter aan weerszijden van de buis. Ter bescherming van de buizen wordt deze zone in dit bestemmingsplan specifiek geregeld. De regelgeving rond buisleidingen is geregeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen en de Regeling externe veiligheid buisleidingen.
Groepsrisicocontouren
Naast plaatsgebonden risicocontouren rond de gevaarlijke inrichting en gasleiding is ook het groepsrisico van belang. Echter vooral wanneer sprake is van nieuwe ontwikkelingen binnen de contouren van het groepsrisico. Bij nieuwe ontwikkelingen binnen een contour moet het groepsrisico verantwoord worden.
De groepsrisicocontour rond het LPG-tankstation is 150 meter. De inventarisatieafstand aan weerszijden van de grote leiding (12 inch) is 170 meter. De genoemde afstanden zijn vast en bepaald in de eerder genoemde besluiten.
6.6 Luchtkwaliteit
Het aspect luchtkwaliteit levert in de gemeente Elburg geen problemen op, voor dit bestemmingsplan dus ook niet. In het plangebied worden immers geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die bijvoorbeeld een toename van het aantal verkeersbewegingen met zich meebrengen.
Wanneer toch sprake is van nieuwe ontwikkelingen, dan is de verwachting dat deze niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit. De normen hiervoor zijn opgenomen in de Wet Milieubeheer en de regeling Niet in betekenende mate.
6.7 Straalpaden, Kabels En Leidingen
Naast de eerder besproken gasleiding, zijn in het plangebied geen andere belemmerende aspecten, zoals straalpaden, aanwezig.
6.8 Duurzaam Bouwen
Omdat het in dit bestemmingsplan gaat om een bestaande situatie, zijn vanuit het aspect duurzaam bouwen geen uitgangspunten opgenomen. Duurzaam bouwen is het meest aan de orde bij (ver)nieuwbouw van verschillende functies. Wanneer nieuwbouw aan de orde is, moet zo veel mogelijk duurzaam gebouwd worden. Daarbij moet bijvoorbeeld voldaan worden aan de EPC-normen die opgenomen zijn in het Bouwbesluit.
7 Uitvoerbaarheid
De uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan wordt enerzijds bepaald door de maatschappelijke uitvoerbaarheid en anderzijds door de economische uitvoerbaarheid. Deze worden in dit hoofdstuk besproken.
7.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Voor dit bestemmingsplan moet aangetoond worden dat het maatschappelijk uitvoerbaar is. Dit betekent dat de nieuwe juridisch-planologische regeling voor het plangebied, zoals deze in dit bestemmingsplan is opgenomen, acceptabel is voor verschillende belanghebbenden.
Een methode om de maatschappelijke uitvoerbaarheid te toetsen is door het plan op een goede wijze de bestemmingsplanprocedure te laten doorlopen. Tijdens die procedure hebben de belanghebbenden namelijk op verschillende momenten de mogelijkheid om hun mening / zienswijze op het bestemmingsplan en de daarin opgenomen juridisch-planologische regeling.
Het voorontwerpbestemmingsplan heeft voor de periode van zes weken ter visie gelegen voor inspraak. Het inspraakrapport is toegvoegd als bijlage bij de regels. In het inspraakrapport wordt ingegaan op de ingediende inspraakreacties.
7.2 Economische uitvoerbaarheid
De economische uitvoerbaarheid moet aangetoond worden. Bepalend daarbij zijn de grondexploitatieregeling en de financiële haalbaarheid van eventuele ontwikkelingen die in het plangebied mogelijk worden gemaakt.
Het bestemmingsplan is economisch uitvoerbaar. Enerzijds omdat de grondexploitatieregeling voor dit bestemmingsplan niet van toepassing is. De grondexploitatieregeling is niet van toepassing omdat er geen (nieuwe) bouwplannen mogelijk worden gemaakt in dit bestemmingsplan. Daarmee vervalt ook de verplichting voor het vaststellen van een exploitatieplan bij dit bestemmingsplan.
Anderzijds heeft het gemeentebestuur voldoende middelen voor de actualisatie van de bestemmingsplannen beschikbaar gesteld. Deze middelen dekken de kosten voor het opstellen van de plannen en het doorlopen van de nodige procedure(s).