KadastraleKaart.com

1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Cultuurgrond
Artikel 4 Bedrijf
Artikel 5 Bedrijf - Molen
Artikel 6 Bedrijf - Nutsbedrijf
Artikel 7 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 8 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen
Artikel 9 Bedrijventerrein
Artikel 10 Detailhandel
Artikel 11 Dienstverlening
Artikel 12 Gemengd - Detailhandel, Dienstverlening, Wonen
Artikel 13 Groen
Artikel 14 Groen - Houtwal
Artikel 15 Horeca
Artikel 16 Maatschappelijk
Artikel 17 Maatschappelijk - Begraafplaats
Artikel 18 Maatschappelijk - Onderwijs
Artikel 19 Maatschappelijk - Religie
Artikel 20 Recreatie
Artikel 21 Recreatie - Volkstuin
Artikel 22 Sport
Artikel 23 Sport - Manege
Artikel 24 Tuin
Artikel 25 Verkeer
Artikel 26 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 27 Waarde - Archeologie 1
Artikel 28 Waarde - Archeologie 2
Artikel 29 Waarde - Archeologie 3
Artikel 30 Waarde - Archeologie 4
Artikel 31 Water
Artikel 32 Wonen
Artikel 33 Wonen - Bijzondere Woonvorm
Artikel 34 Wonen - Woongebouw
Artikel 35 Wonen - Woonwagencentrum
Artikel 36 Leiding - Gas
Artikel 37 Leiding - Riool
3 Algemene Regels
Artikel 38 Anti-dubbeltelregel
Artikel 39 Algemene Bouwregels
Artikel 40 Algemene Gebruiksregels
Artikel 41 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 42 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 43 Overige Regels
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 44 Overgangsrecht
Artikel 45 Slotregel
1 Inleiding
2 De Bestemmingen
2.1 Agrarisch - Cultuurgrond
2.2 Bedrijf
2.3 Bedrijf - Molen
2.4 Bedrijf - Nutsbedrijf
2.5 Bedrijf - Nutsvoorziening
2.6 Bedrijf - Verkooppunten Motorbrandstoffen
2.7 Bedrijventerrein
2.8 Detailhandel
2.9 Dienstverlening
2.10 Gemengd - Detailhandel, Dienstverlening, Wonen
2.11 Groen
2.12 Groen - Houtwal
2.13 Horeca
2.14 Maatschappelijk
2.15 Maatschappelijk - Begraafplaats
2.16 Maatschappelijk - Onderwijs
2.17 Maatschappelijk - Religie
2.18 Recreatie
2.19 Recreatie - Volkstuin
2.20 Sport
2.21 Sport - Manege
2.22 Tuin
2.23 Verkeer
2.24 Verkeer - Verblijfsgebied
2.25 Water
2.26 Wonen
2.27 Wonen - Bijzondere Woonvorm
2.28 Wonen - Woongebouw
2.29 Wonen - Woonwagencentrum
2.30 Leiding - Gas
2.31 Waarde - Archeologie
2.32 Algemene Aanduidingsregels
3 Planuitgangspunten
4 Huidige Situatie
4.1 De Begrenzing Van Het Plangebied
4.2 De Ruimtelijke Structuur
4.3 De Functionele Structuur
5 Beleidskader
5.1 Provincie
5.2 Regio
5.3 Gemeente
6 Milieu- En Omgevingsaspecten
6.1 Milieuaspecten
6.2 Water
6.3 Ecologie
6.4 Archeologie En Cultuurhistorie
6.5 Externe Veiligheid
6.6 Luchtkwaliteit
6.7 Straalpaden, Kabels En Leidingen
6.8 Duurzaam Bouwen
7 Uitvoerbaarheid

Bestemmingplan Elburg en Oostendorp

Bestemmingsplan - Gemeente Elburg

Vastgesteld op 22-04-2013 - deels onherroepelijk in werking

1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan Elburg en Oostendorp met identificatienummer NL.IMRO.0230.BPELBODORP2010-ONT1 van de gemeente Elburg;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aan-huis-verbonden beroep of bedrijf:
een beroep of bedrijf aan huis dat op kleine schaal in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroeps- of bedrijfsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse. Onder een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf wordt in geen geval verstaan het exploiteren van een seksinrichting in welke vorm dan ook;
1.6 aangebouwd bijbehorend bouwwerk:
een bijbehorend bouwwerk, grenzend aan dan wel rechtstreeks toegankelijk vanuit het hoofdgebouw;
1.7 ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.8 bar:
een horecabedrijf dan wel een onderdeel van een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken, met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit verstrekt;
1.9 bar-/dancing:
een bar, waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen, en naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijven, zoals discotheken en nachtclubs;
1.10 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.11 bebouwingspercentage:
een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
1.12 bedrijfsvloeroppervlak:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.13 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
1.14 beperkt kwetsbaar object:
een beperkt kwetsbaar object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.15 bestaand:
- ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aanwezige bouwwerken en werkzaamheden: bestaand ten tijde van de eerste terinzagelegging van het plan;
- ten aanzien van het overige gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het plan;
1.16 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.17 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van het hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
1.18 bijzondere woonvorm:
een (gedeelte van een) gebouw, dat dient om te voorzien in een aangepaste woonbehoefte, bijvoorbeeld ten behoeve van personen voor wie de normale woonvoorzieningen niet passend of toereikend zijn, zoals gehandicapten, of anderszins verzorgingsbehoevenden;
1.19 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.20 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.21 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.22 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.23 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.24 bouwwerk:
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.25 cultuurgrond:
grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden;
1.26 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van het bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, architectonische waarde wordt hieronder mede begrepen;
1.27 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.28 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.29 dienstverlening:
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
1.30 eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
1.31 erker:
een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, bouwkundig bestaande uit een 'lichte' constructie met een overwegende transparante uitstraling;
1.32 erotische getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
1.33 evenement:
een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de openlucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve of daarmee gelijk te stellen activiteiten, zoals markten, braderieën, beurzen, kermissen, festiviteiten, wedstrijden, bijeenkomsten, festivals, e.d.;
1.34 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.35 geluidsbelasting:
de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;
1.36 geluidsgevoelige objecten:
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.37 geluidszonerigsplichtige inrichting:
een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;
1.38 gestapelde woning:
een woning die geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning is gelegen;
1.39 grotere grenswaarde:
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die groter is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.40 hoofdgebouw:
Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op de bestemming het belangrijkst is;
1.41 horecabedrijf:
een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies worden verstrekt, al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.42 kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.43 kantoor:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen, al dan niet in combinatie met ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.44 kas:
een bouwwerk, niet zijnde een tunnelkas of een naar de aard daarmee vergelijkbaar bouwwerk, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van groente, vruchten, bloemen of planten;
1.45 kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;
1.46 landschappelijke waarden:
het belang in geomorfologische (betrekking hebbende op de geologische ontstaanswijze) en landschappelijk-esthetisch opzicht, vooral gericht op de onderlinge samenhang (herkenbaarheid) van deze elementen;
1.47 luifel:
een overkapping zonder eigen wanden behorende bij een gebouw al dan niet gesitueerd tegen één gevel van dat gebouw;
1.48 maatschappelijke voorzieningen:
voorzieningen in de medische, sociale, educatieve, culturele, religieuze en administratieve sfeer en andere vergelijkbare voorzieningen, die een min of meer openbaar karakter hebben, met uitzondering van een seksinrichting;
1.49 manage:
een voorziening met een publieksgericht karakter, waar gelegenheid wordt geboden tot het berijden en verzorgen van paarden en/of pony's (waaronder begrepen het stallen, het lesgeven, de verhuur, het dresseren en trainen, alsmede het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen) eventueel in combinatie met daaraan gerelateerde en ondergeschikte detailhandel;
1.50 meetverschil:
het door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een aangegeven bestemmings- of bouwgrens;
1.51 natuurwaarde:
het belang in botanisch, ornithologisch en algemeen zoölogisch opzicht en verder met geologische en bodemkundige waarde, waarbij met name de onderlinge samenhang (ecologie) van belang is;
1.52 nutsvoorziening:
een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;
1.53 ondergeschikte detailhandel:
detailhandel als activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de volgens het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie. De detailhandelsactiviteit is van zulke beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang dat de functie waaraan zij wordt toegevoegd qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft;
1.54 ondergeschikte horeca:
het in verband met een andere hoofdactiviteit op een perceel verstrekken van eten en drinken tegen betaling voor gebruik ter plaatse, in die mate dat duidelijk herkenbaar is dat die hoofdactiviteit de kernactiviteit is die op het perceel plaatsvindt en het verstrekken van dat eten en drinken alleen plaatsvindt als beperkt en ondergeschikt onderdeel van en voortvloeiende uit de hoofdactiviteit;
1.55 overkapping:
een bijbehorend bouwwerk, bestaande uit een eigen constructie met maximaal één wand;
1.56 peil:
de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer;
1.57 perceelsgrens:
de scheiding tussen bouwpercelen die niet aan éénzelfde eigenaar behoren dan wel niet door éénzelfde gebruiker worden benut;
1.58 perifere detailhandel:
detailhandel volgens een formule die vanwege de aard en/of omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, bouwmaterialen, keukens en sanitair, alsmede woninginrichtingsartikelen, waaronder meubelen;
1.59 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.60 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.61 risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
1.62 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.63 supermarkt:
een zelfbedieningszaak in goederen met hoofdzakelijk een grote verscheidenheid aan levens- en genotsmiddelen.
1.64 voorgevelrooilijn:
de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen; op een hoekperceel wordt de zijgevellijn, die naar de weg of het openbaar groen is gekeerd, ook beschouwd als voorgevelrooilijn;
1.65 voorkeurgrenswaarde:
de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.66 vrijstaand bijbehorend bouwwerk:
een niet met het hoofdgebouw verbonden, niet voor bewoning bestemd, bijbehorende bouwwerk;
1.67 vuurwerkbedrijf:
een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk c.q. de opslag van vuurwerk, en/of de daarvoor benodigde stoffen;
1.68 weg:
alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende parkeergelegenheden;
1.69 woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel;
de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Cultuurgrond

3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Cultuurgrond' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. agrarische cultuurgrond;
met daaraan ondergeschikt:
  1. gebouwen, bijbehorende bouwwerken, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, ontsluitingswegen en paden.
3.2 Bouwregels
Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Agrarisch - Cultuurgrond' is aan een aantal regels gebonden.
3.2.1 Kassen
Een kas mag:
  1. uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'kas';
  2. een bouwhoogte hebben van maximaal 5,00 meter.
3.2.2 Andere bouwwerken
  1. een erf- en terreinafscheiding mag een bouwhoogte hebben van maximaal 1,50 meter;
  2. een overig ander bouwwerk mag een bouwhoogte hebben van maximaal 3,00 meter.
3.3 Nadere eisen
Het is in bijzondere gevallen mogelijk om aan de plaats en afmetingen van de bebouwing nadere eisen te stellen.
Dit kan indien dit noodzakelijk is:
  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  3. ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen;
  4. ter waarborging van het uitzicht van woningen.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. bedrijven die zijn genoemd in de VNG Bedrijvenlijst, zoals opgenomen als bijlage bij de regels onder de categorieën 1 en 2;
  2. een verkooppunt van motorbrandstoffen inclusief LPG, ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
  3. een afleverzuil voor LPG, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afleverzuil lpg';
  4. een vulpunt voor LPG, ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg';
  5. een opslagtank voor LPG, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag lpg';
  6. bedrijfswoningen, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
en mede bestemd voor:
  1. de bescherming van de functie van de in het aanliggende gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element, ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop';
  2. het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten, ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg';
met daaraan ondergeschikt:
  1. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden en parkeervoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
  1. gebouwen, bijbehorende bouwwerken, andere bouwwerken, tuinen en erven.
4.2 Bouwregels
Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Bedrijf' is aan een aantal regels gebonden.
4.2.1 Bedrijfsgebouwen en bijbehorende bouwwerken
Een bedrijfsgebouw of bijbehorend bouwwerk mag:
  1. niet buiten gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  2. een maximale bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  3. een maximale goot- en bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte.
4.2.2 Bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken
Een bedrijfswoning of bijbehorend bouwwerk mag:
  1. niet buiten gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  2. niet buiten gronden ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' worden gebouwd;
Een bedrijfswoning mag:
  1. een inhoud van maximaal 650 m³ hebben;
  2. een maximale bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  3. een maximale goot- en bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte;
Bijbehorende bouwwerken mogen:
  1. per bedrijfswoning een gezamenlijke oppervlakte hebben die niet groter is dan:
    1. 85 m² bij een perceel kleiner dan 850 m²;
    2. 10% van de perceelsoppervlakte bij een perceel gelijk aan of groter dan 850 m² en kleiner dan 1.250 m²;
    3. 160 m² bij een perceel gelijk of groter dan 1.250 m²;
    4. met dien verstande dat maximaal 50% van het achtererf wordt bebouwd;
    5. in afwijking van het bepaalde onder sub 4. mag op een perceel in ieder geval een bijbehorend bouwwerk van maximaal 6 m² worden gebouwd;
  2. in de perceelgrens worden gebouwd;
  3. aangebouwde bijbehorende bouwwerken een goothoogte/boeiboordhoogte hebben die niet groter is dan de bouwhoogte van de vloer van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,30 meter;
  4. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen een goothoogte hebben die niet groter is dan 3,00 meter en een bouwhoogte die niet groter is dan 5,00 meter.
  5. anders dan in sub a tot en met d is bepaald, geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die legaal bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen blijven.
4.2.3 Andere bouwwerken
  1. een erf- en terreinafscheiding mag:
    1. een bouwhoogte van maximaal 1,00 meter hebben als deze zich voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van een hoofdgebouw en het verlengde daarvan verbindt;
    2. een bouwhoogte van maximaal 2,00 meter hebben in andere gevallen;
  2. een overig ander bouwwerk mag een bouwhoogte hebben van maximaal 5,00 meter.
4.3 Nadere eisen
Het is in bijzondere gevallen mogelijk om aan de plaats en afmetingen van de bebouwing nadere eisen te stellen.
Dit kan indien dit noodzakelijk is:
  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  3. ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen;
  4. ter waarborging van het uitzicht van woningen.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van de gronden en bouwwerken, met de bestemming 'Bedrijf' is aan een aantal beperkingen gebonden. De gronden en bouwwerken mogen niet:
  1. worden gebruikt voor geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
  2. worden gebruikt voor bedrijven die niet zijn genoemd in de VNG Bedrijvenlijst, zoals opgenomen in de bijlage van de regels, onder de categorieën 1 en 2;
  3. worden gebruikt voor detailhandel;
  4. worden gebruikt voor meer dan 1 bedrijfswoning per bedrijf;
  5. worden gebruikt voor bewoning als het een vrijstaand bijgebouw bij een bedrijfswoning of een bedrijfsgebouw betreft.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Bevoegheid
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
  1. het bepaalde in lid artikel 4, lid 4, sub b in die zin dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de VNG Bedrijvenlijst onder categorieën 1 en 2, mits:
    1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in de VNG Bedrijvenlijst maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd in de VNG Bedrijvenlijst onder een grotere categorie dan 3.1, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;
    2. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft.
4.5.2 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien hierdoor geen wezenlijke afbreuk wordt gedaan aan:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de woonsituatie;
  3. de milieusituatie;
  4. de verkeersveiligheid;
  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduidingen 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg', 'vulpunt lpg', 'specifieke vorm van bedrijf - opslag lpg' en/of 'specifieke vorm van bedrijf - afleverzuil lpg' worden verwijderd, mits de betreffende functie is beëindigd.

Artikel 5 Bedrijf - Molen

5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf-Molen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. een molenbedrijf met het daarbijbehorende gebouw.
5.2 Bouwregels
De molen mag een bouwhoogte hebben die maximaal de bestaande hoogte bedraagt.

Artikel 6 Bedrijf - Nutsbedrijf

6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. nutsbedrijven, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen en/of risicovolle inrichtingen;
met daaraan ondergeschikt:
  1. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden en parkeervoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
  1. gebouwen, bijbehorende bouwwerken, andere bouwwerken en erven.
6.2 Bouwregels
Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Bedrijf - Nutsbedrijf' is aan een aantal regels gebonden.
6.2.1 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken
Een gebouw of bijbehorend bouwwerk mag:
  1. niet buiten gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  2. een maximale bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte.
6.2.2 Andere bouwwerken
  1. een erf- en terreinafscheiding mag:
    1. een bouwhoogte van maximaal 1,00 meter hebben als deze zich voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van een hoofdgebouw en het verlengde daarvan verbindt;
    2. een bouwhoogte van maximaal 2,00 meter hebben in andere gevallen;
  2. een overig ander bouwwerk mag een bouwhoogte hebben van maximaal 5,00 meter.

Artikel 7 Bedrijf - Nutsvoorziening

7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. nutsvoorzieningen;
  2. een antennemast, ter plaatse van de aanduiding 'antennemast';
met daaraan ondergeschikt:
  1. groenvoorzieningen en water, wegen en paden en parkeervoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
  1. gebouwen, bijbehorende bouwwerken, andere bouwwerken en erven.
7.2 Bouwregels
Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' is aan een aantal regels gebonden.
7.2.1 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken
Een gebouw of bijbehorend bouwwerk mag:
  1. niet buiten gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  2. een maximale bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte.
7.2.2 Antennemast
Een antennemast mag:
  1. worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'antennemast';
  2. een maximale bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte.
7.2.3 Andere bouwwerken
  1. een erf- en terreinafscheiding mag:
    1. een bouwhoogte van maximaal 1,00 meter hebben als deze zich voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van een hoofdgebouw en het verlengde daarvan verbindt;
    2. een bouwhoogte van maximaal 2,00 meter hebben in andere gevallen;
  2. een overig ander bouwwerk mag een bouwhoogte van maximaal 5,00 meter hebben.

Artikel 8 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen

8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. een verkooppunt van motorbrandstoffen exclusief LPG;
  2. een verkooppunt van motorbrandstoffen inclusief LPG, ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
  3. een afleverzuil voor LPG, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afleverzuil lpg';
  4. een vulpunt voor LPG, ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg';
  5. een opslagtank voor LPG, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag lpg';
en mede bestemd voor:
  1. het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten, ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg';
met daaraan ondergeschikt:
  1. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden en parkeervoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
  1. gebouwen, bijbehorende bouwwerken, andere bouwwerken, tuinen en erven.
8.2 Bouwregels
Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen' is aan een aantal regels gebonden.
8.2.1 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken
Een gebouw of bijbehorend bouwwerk mag:
  1. niet buiten gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  2. een maximale bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte.
8.2.2 Andere bouwwerken
  1. een erf- en terreinafscheiding mag:
    1. een bouwhoogte van maximaal 1,00 meter hebben als deze zich voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van een hoofdgebouw en het verlengde daarvan verbindt;
    2. een bouwhoogte van maximaal 2,00 meter hebben in andere gevallen;
  2. een overig ander bouwwerk mag een bouwhoogte van maximaal 5,00 meter hebben.
8.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduidingen 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg', 'vulpunt lpg', 'specifieke vorm van bedrijf - opslag lpg' en/of 'specifieke vorm van bedrijf - afleverzuil lpg' worden verwijderd, mits de betreffende functie is beëindigd.

Artikel 9 Bedrijventerrein

9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. bedrijven die zijn genoemd in de bedrijvenlijst die opgenomen is in de bijlage van de regels onder de categorieën 1 en 2;
  2. bedrijven die zijn genoemd in de bedrijvenlijst die opgenomen is in de bijlage van de regels onder de categorieën 1, 2 en 3.1, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1';
  3. bedrijven die zijn genoemd in de bedrijvenlijst die opgenomen is in de bijlage van de regels onder de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2';
  4. een kantoor, ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  5. een rijwielhandel, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 1';
  6. detailhandel ten behoeve van een installatiebedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 2';
  7. detailhandel ten behoeve van een schildersbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 3';
  8. detailhandel ten behoeve van een tegelbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 4';
  9. perifere detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel perifeer';
  10. bedrijfswoningen, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
en mede bestemd voor:
  1. de bescherming van de functie van de in het aanliggende gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element, ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop';
met daaraan ondergeschikt:
  1. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden en parkeervoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
  1. gebouwen, bijbehorende bouwwerken, andere bouwwerken, tuinen en erven.
9.2 Bouwregels
Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Bedrijventerrein' is aan een aantal regels gebonden:
9.2.1 Gebouwen
  1. de totale oppervlakte aan gebouwen van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel mag niet meer dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven percentage van het bouwperceel bedragen;
9.2.2 Bedrijsgebouwen en bijbehorende bouwwerken
Een bedrijfsgebouw of bijbehorende bouwwerk mag:
  1. niet buiten gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  2. niet dichter tot de bouwperceelgrenzen worden gebouwd dan 4,00 meter, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1';
  3. niet dichter tot de bouwperceelgrenzen worden gebouwd dan 5,00 meter, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2';
  4. een maximale bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte.
  5. Een overkapping ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' mag ook buiten de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd en mag een bouwhoogte hebben van maximaal 5,00 meter.
9.2.3 Bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken
Een bedrijfswoning of bijbehorend bouwwerk mag:
  1. niet buiten gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  2. niet buiten gronden ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' worden gebouwd;
Een bedrijfswoning mag:
  1. een inhoud van maximaal 650 m³ hebben;
  2. een maximale bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  3. een maximale goot- en bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte;
Bijbehorende bouwwerken mogen:
  1. bijbehorende bouwwerken mogen per bedrijfswoning een gezamenlijke oppervlakte hebben die niet groter is dan:
    1. 85 m² bij een perceel kleiner dan 850 m²;
    2. 10% van de perceelsoppervlakte bij een perceel gelijk aan of groter dan 850 m² en kleiner dan 1.250 m²;
    3. 160 m² bij een perceel gelijk of groter dan 1.250 m²;
    4. met dien verstande dat maximaal 50% van het achtererf wordt bebouwd;
    5. in afwijking van het bepaalde onder sub 4. mag op een perceel in ieder geval een bijbehorend bouwwerk van maximaal 6 m² worden gebouwd;
  2. bijbehorende bouwwerken mogen in de perceelgrens worden gebouwd;
  3. aangebouwde bijbehorende bouwwerken een goothoogte/boeiboordhoogte hebben die niet groter is dan de bouwhoogte van de vloer van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,30 meter;
  4. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen een goothoogte hebben die niet groter is dan 3,00 meter en een bouwhoogte die niet groter is dan 5,00 meter.
  5. anders dan in sub a tot en met d is bepaald, geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die legaal bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen blijven.
9.2.4 Andere bouwwerken
  1. een ander bouwwerk binnen een bouwvlak mag een bouwhoogte hebben van maximaal 5,00 meter, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1';
  2. een ander bouwwerk binnen een bouwvlak mag een bouwhoogte hebben van maximaal 10,00 meter, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2';
  3. een ander bouwwerk buiten een bouwvlak mag een bouwhoogte van maximaal 2,50 meter hebben, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1';
  4. een ander bouwwerk buiten een bouwvlak mag een bouwhoogte van maximaal 5,00 meter hebben, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2'.
9.3 Nadere eisen
Het is in bijzondere gevallen mogelijk om aan de plaats en afmetingen van de bebouwing nadere eisen te stellen.
Dit kan indien dit noodzakelijk is:
  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  3. ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen;
  4. ter waarborging van het uitzicht van woningen.
9.4 Afwijken van de bouwregels
9.4.1 Bevoegdheid
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
  1. het bepaalde in artikel 9, lid 2.4, sub c. in die zin dat de bouwhoogte van andere bouwwerken binnen een bouwvlak, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' wordt vergroot tot maximaal 15,00 meter;
  2. het bepaalde in artikel 9, lid 2.4, sub e. in die zin dat de bouwhoogte van andere bouwwerken buiten een bouwvlak, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' wordt vergroot tot maximaal 10,00 meter.
9.4.2 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien hierdoor geen wezenlijke afbreuk wordt gedaan aan:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de woonsituatie;
  3. de milieusituatie;
  4. de verkeersveiligheid;
  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.5 Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van de gronden en bouwwerken met de bestemming 'Bedrijventerrein' is aan een aantal beperkingen gebonden.
De gronden en bouwwerken mogen niet:
  1. worden gebruikt voor geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
  2. worden gebruikt voor bedrijven die niet zijn genoemd in de bedrijvenlijst, die opgenomen is als bijlage van de regels, onder de categorieën 1 en 2, tenzij het gronden en bouwwerken betreft ter plaatse van de aanduiding:
    1. 'bedrijf tot en met categorie 3.1', in welk geval ook bedrijven zijn toegestaan die zijn genoemd in de bedrijvenlijst onder de categorieën 3.1;
    2. 'bedrijf tot en met categorie 3.2', in welk geval ook bedrijven zijn toegestaan die zijn genoemd in de bedrijvenlijst onder de categorieën 3.1 en 3.2;
  3. worden gebruikt voor bewoning als het een vrijstaand bijbehorend bouwwerk bij een bedrijfswoning of een bedrijfsgebouw betreft;
  4. worden gebruikt voor detailhandel, tenzij het gronden en bouwwerken betreft ter plaatse van de aanduiding:
    1. 'detailhandel perifeer', in welk geval perifere detailhandel is toegestaan.
    2. 'specifieke vorm van detailhandel - 1', in welk geval een rijwielhandel is toegestaan, met een maximale bedrijfsvloeroppervlakte van 1179 m²;
    3. 'specifieke vorm van detailhandel - 2', in welk geval detailhandel ten behoeve van een installatiebedrijf is toegestaan, met een maximale bedrijfsvloeroppervlakte van 225 m²;
    4. 'specifieke vorm van detailhandel - 3', in welk geval detailhandel ten behoeve van een schildersbedrijf is toegestaan, met een maximale bedrijfsvloeroppervlakte van 418 m²;
    5. 'specifieke vorm van detailhandel - 4', in welk geval detailhandel ten behoeve van een tegelbedrijf is toegestaan, met een maximale bedrijfsvloeroppervlakte van 600 m².
9.6 Afwijken van de gebruiksregels
9.6.1 Bevoegdheid
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
  1. het bepaalde in artikel 9, lid 5, sub b in die zin dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bedrijvenlijst onder categorieën 1 en 2, mits:
    1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in de bedrijvenlijst, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd in de bedrijvenlijst onder een hogere categorie dan 2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;
    2. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;
  2. het bepaalde in artikel 9, lid 5, sub b in die zin dat, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1', tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de bedrijvenlijst onder categorieën 1, 2 en 3.1, mits:
    1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in de bedrijvenlijst, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd in de bedrijvenlijst onder een hogere categorie dan 3.1, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;
    2. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;
  3. het bepaalde in artikel 9, lid 5, sub b in die zin dat, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2', tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de bedrijvenlijst onder categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2, mits:
    1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in de bedrijvenlijst maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd in de bedrijvenlijst onder een hogere categorie dan 3.2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;
    2. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;
  4. het bepaalde in artikel 9, lid 5, sub d. in die zin dat perifere detailhandel of productiegebonden detailhandel wordt toegestaan.
9.6.2 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien hierdoor geen wezenlijke afbreuk wordt gedaan aan:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de woonsituatie;
  3. de milieusituatie;
  4. de verkeersveiligheid;
  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 10 Detailhandel

10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. detailhandel, met uitzondering van perifere detailhandel;
en mede bestemd voor:
  1. het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten, ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg';
  2. de uitsluiting van het oprichten van een supermarkt, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel uitgesloten - supermarkt';
met daaraan ondergeschikt:
d. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden en parkeervoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
e. gebouwen, bijbehorende bouwwerken, andere bouwwerken, tuinen en erven.
10.2 Bouwregels
Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Detailhandel' is aan een aantal regels gebonden.
10.2.1 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken
Een gebouw of bijbehorend bouwwerk mag:
  1. niet buiten gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  2. een maximale bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  3. een maximale goot- en bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte.
10.2.2 Andere bouwwerken
  1. een erf- en terreinafscheiding mag:
    1. een bouwhoogte van maximaal 1,00 meter hebben als deze zich voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van een hoofdgebouw en het verlengde daarvan verbindt;
    2. een bouwhoogte van maximaal 2,00 meter hebben in andere gevallen;
  2. een ander bouwwerk mag een bouwhoogte van maximaal 5,00 meter hebben.
10.3 Nadere eisen
Het is in bijzondere gevallen mogelijk om aan de plaats en afmetingen van de bebouwing nadere eisen te stellen.
Dit kan indien dit noodzakelijk is:
  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  3. ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen;
  4. ter waarborging van het uitzicht van woningen.

Artikel 11 Dienstverlening

11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. dienstverlening;
  2. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  3. wonen, ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
  4. maximaal 30 m2 aan detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel'
en mede bestemd voor:
  1. de bescherming van de functie van de in het aanliggende gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element, ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop';
  2. het tegengaan van te hoge bebouwing vanwege een straalpad ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - straalpad';
  3. het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten, ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg';
met daaraan ondergeschikt:
  1. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden en parkeervoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
  1. gebouwen, bijbehorende bouwwerken, andere bouwwerken, tuinen en erven.
11.2 Bouwregels
Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Dienstverlening' is aan een aantal regels gebonden.
11.2.1 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken
Een gebouw of bijbehorende bouwwerken mag:
  1. niet buiten gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  2. een maximale bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  3. een maximale goot- en bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte.
  4. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal woningen niet meer bedragen dan het aangegeven aantal.
11.2.2 Bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken
Een bedrijfswoning of bijbehorend bouwwerk mag:
  1. niet buiten gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  2. niet buiten gronden ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' worden gebouwd;
Een bedrijfswoning mag:
  1. een inhoud van maximaal 650 m³ hebben;
  2. een maximale bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  3. een maximale goot- en bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte;
Bijbehorende bouwwerken mogen:
  1. bijbehorende bouwwerken mogen per bedrijfswoning een gezamenlijke oppervlakte hebben die niet groter is dan:
    1. 85 m² bij een perceel kleiner dan 850 m²;
    2. 10% van de perceelsoppervlakte bij een perceel gelijk aan of groter dan 850 m² en kleiner dan 1.250 m²;
    3. 160 m² bij een perceel gelijk of groter dan 1.250 m²;
    4. met dien verstande dat maximaal 50% van het achtererf wordt bebouwd;
    5. in afwijking van het bepaalde onder sub 4. mag op een perceel in ieder geval een bijbehorend bouwwerk van maximaal 6 m² worden gebouwd;
  2. bijbehorende bouwwerken mogen in de perceelgrens worden gebouwd;
  3. aangebouwde bijbehorende bouwwerken een goothoogte/boeiboordhoogte hebben die niet groter is dan de bouwhoogte van de vloer van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,30 meter;
  4. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen een goothoogte hebben die niet groter is dan 3,00 meter en een bouwhoogte die niet groter is dan 5,00 meter.
  5. anders dan in sub a tot en met d is bepaald, geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die legaal bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen blijven.
11.2.3 Andere bouwwerken
  1. een erf- en terreinafscheiding mag:
    1. een bouwhoogte van maximaal 1,00 meter hebben als deze zich voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van een hoofdgebouw en het verlengde daarvan verbindt;
    2. een bouwhoogte van maximaal 2,00 meter hebben in andere gevallen;
  2. een overig ander bouwwerk mag een bouwhoogte van maximaal 5,00 meter hebben.
11.3 Nadere eisen
Het is in bijzondere gevallen mogelijk om aan de plaats en afmetingen van de bebouwing nadere eisen te stellen.
Dit kan indien dit noodzakelijk is:
  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  3. ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen;
  4. ter waarborging van het uitzicht van woningen.

Artikel 12 Gemengd - Detailhandel, Dienstverlening, Wonen

12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - Detailhandel, dienstverlening, wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. detailhandel;
  2. dienstverlening;
  3. wonen;
en mede bestemd voor:
  1. de bescherming van de functie van de in het aanliggende gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element, ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop';
  2. het tegengaan van te hoge bebouwing vanwege een straalpad, ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - straalpad';
met daaraan ondergeschikt:
  1. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden en parkeervoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
  1. gebouwen, bijbehorende bouwwerken, andere bouwwerken, tuinen en erven.
12.2 Bouwregels
Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Gemengd - Detailhandel, dienstverlening, wonen' is aan een aantal regels gebonden.
12.2.1 Gebouwen en bijbehorende bouwwerkenEen gebouw of bijbehorend bouwwerk mag:
  1. niet buiten gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  2. een maximale bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  3. een maximale goot- en bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte.
12.2.2 Ander bouwwerken
  1. een erf- en terreinafscheiding mag:
    1. een bouwhoogte van maximaal 1,00 meter hebben als deze zich voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van een hoofdgebouw en het verlengde daarvan verbindt;
    2. een bouwhoogte van maximaal 2,00 meter hebben in andere gevallen;
  2. een overig ander bouwwerk mag een bouwhoogte van maximaal 5,00 meter hebben.
12.3 Nadere eisen
Het is in bijzondere gevallen mogelijk om aan de plaats en afmetingen van de bebouwing nadere eisen te stellen.
Dit kan indien dit noodzakelijk is:
  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  3. ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen;
  4. ter waarborging van het uitzicht van woningen.
12.4 Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van de gronden en bouwwerken met de bestemming 'Gemengd - detailhandel, wonen' is aan een beperking gebonden.
De gronden en bouwwerken mogen niet:
  1. worden gebruikt voor meer woningen per bouwvlak dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven.

Artikel 13 Groen

13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen;
  2. een dierenweide, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - dierenweide';
  3. een evenemententerrein, ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein';
  4. een jongerenontmoetingsplek, ter plaatse van de aanduiding 'jongeren ontmoetingsplek';
  5. speelterreinen, ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening';
en mede bestemd voor:
  1. de bescherming van de functie van de in het aanliggende gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element, ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop';
  2. het tegengaan van te hoge bebouwing vanwege een straalpad, ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - straalpad';
  3. het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten, ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone-lpg';
met daaraan ondergeschikt:
  1. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden;
met de daarbijbehorende:
  1. gebouwen, andere bouwwerken en erven.
13.2 Bouwregels
Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Groen' is aan een aantal regels gebonden.
13.2.1 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken
Een gebouw mag:
  1. alleen worden gebouwd ten behoeve van een dierenweide of een jongerenontmoetingsplek;
  2. in combinatie met andere gebouwen een gezamenlijke oppervlakte hebben van maximaal 150 m²;
  3. een bouwhoogte hebben van maximaal 4,00 m.
13.2.2 Andere bouwwerken
  1. een erf- en terreinafscheiding mag een bouwhoogte hebben van maximaal 2,00 meter;
  2. een speelvoorziening mag een bouwhoogte hebben van maximaal 5,00 meter;
  3. een lichtmast mag een bouwhoogte hebben van maximaal 6,00 meter;
  4. een overige ander bouwwerk mag een bouwhoogte hebben van maximaal 3,00 meter.
13.3 Nadere eisen
Het is in bijzondere gevallen mogelijk om aan de plaats en afmetingen van de bebouwing nadere eisen te stellen.
Dit kan indien dit noodzakelijk is:
  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  3. ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen;
  4. ter waarborging van het uitzicht van woningen.
13.4 Wijzigingsbevoegdheid
13.4.1 Bevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Groen' wordt gewijzigd in de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' ten behoeve van kleinschalige parkeervoorzieningen tot een maximale grondoppervlakte van 65 m² per wijzigingsgebied, waarbij het bepaalde in artikel 26 van toepassing is.
13.4.2 Toetsingscriteria
De wijzigingsbevoegdheid kan slechts worden toegepast indien hierdoor geen wezenlijke afbreuk wordt gedaan aan:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de woonsituatie;
  3. de milieusituatie;
  4. de verkeersveiligheid;
  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 14 Groen - Houtwal

14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen - Houtwal' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. houtwallen;
waarbij het behoud, de versterking en/of het herstel van de landschappelijke, natuur- en/of cultuurhistorische waarden van de gronden wordt nagestreefd;
met daaraan ondergeschikt:
  1. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden;
met de daarbijbehorende:
  1. andere bouwwerken en erven.
14.2 Bouwregels
Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Groen - Houtwal' is aan een aantal regels gebonden.
14.2.1 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en bijbehorende bouwwerken worden gebouwd.
14.2.2 Andere bouwwerken
  1. een ander bouwwerk mag een bouwhoogte hebben van maximaal 1,00 meter.
14.3 Nadere eisen
Het is in bijzondere gevallen mogelijk om aan de plaats en afmetingen van de andere bouwwerken nadere eisen te stellen.
Dit kan indien dit noodzakelijk is:
  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  3. ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen;
  4. ter waarborging van het uitzicht van woningen.
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
14.4.1 Vergunningsplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
  1. het ontgronden, bodemverlagen of afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
  2. het verwijderen of verstoren van de natuurlijke vegetatie;
  3. het wijzigen van het profiel van watergangen en/of waterpartijen, dan wel het graven of dempen daarvan;
  4. het aanleggen van paden;
  5. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  6. het aanleggen van (ondergrondse) leidingen.
14.4.2 Uitzondering
Het bepaalde in artikel 14, lid 4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
  1. het normale onderhoud betreffen van geringe omvang, gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van de bestemming;
  2. reeds in uitvoering zijn op het moment van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.
14.4.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, natuur- en cultuurhistorische waarden van de gronden.

Artikel 15 Horeca

15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. horecabedrijven, met uitzondering van een bar of bar-/dancing;
  2. een bedrijfswoning;
  3. een parkeerterrein, ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
en mede bestemd voor:
  1. de bescherming van de functie van de in het aanliggende gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element, ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop';
met daaraan ondergeschikt:
  1. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden en parkeervoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
  1. gebouwen, bijbehorende bouwwerken, andere bouwwerken, tuinen en erven.
15.2 Bouwregels
Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Horeca' is aan een aantal regels gebonden.
15.2.1 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken
Een gebouw of bijbehorend bouwwerk mag:
  1. niet buiten gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  2. een maximale bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  3. een maximale goot- en bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte.
15.2.2 Bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken
Een bedrijfswoning mag:
  1. niet buiten gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  2. een inhoud van maximaal 650 m³ hebben;
  3. een maximale goot- en bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte;
Bijbehorende bouwwerken mogen:
  1. bijbehorende bouwwerken mogen per hoofdgebouw een gezamenlijke oppervlakte hebben die niet groter is dan:
    1. 85 m² bij een perceel kleiner dan 850 m²;
    2. 10% van de perceelsoppervlakte bij een perceel gelijk aan of groter dan 850 m² en kleiner dan 1.250 m²;
    3. 160 m² bij een perceel gelijk of groter dan 1.250 m²;
    4. met dien verstande dat maximaal 50% van het achtererf wordt bebouwd;
    5. in afwijking van het bepaalde onder sub 4. mag op een perceel in ieder geval een bijbehorend bouwwerk van maximaal 6 m² worden gebouwd;
  2. bijbehorende bouwwerken mogen in de perceelgrens worden gebouwd;
  3. aangebouwde bijbehorende bouwwerken een goothoogte/boeiboordhoogte hebben die niet groter is dan de bouwhoogte van de vloer van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,30 meter;
  4. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen een goothoogte hebben die niet groter is dan 3,00 meter en een bouwhoogte die niet groter is dan 5,00 meter.
  5. anders dan in sub a is bepaald, geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die legaal bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen blijven.
15.2.3 Andere bouwwerken
  1. een erf- en terreinafscheiding mag:
    1. een bouwhoogte van maximaal 1,00 meter hebben als deze zich voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van een hoofdgebouw en het verlengde daarvan verbindt;
    2. een bouwhoogte van maximaal 2,00 meter hebben in andere gevallen;
  2. een overig ander bouwwerk mag een bouwhoogte van maximaal 5,00 meter hebben.
15.3 Nadere eisen
Het is in bijzondere gevallen mogelijk om aan de plaats en afmetingen van de bebouwing nadere eisen te stellen.
Dit kan indien dit noodzakelijk is:
  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  3. ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen;
  4. ter waarborging van het uitzicht van woningen.

Artikel 16 Maatschappelijk

16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. maatschappelijke voorzieningen;
  2. een antennemast, ter plaatse van de aanduiding 'antennemast';
en mede bestemd voor:
  1. de bescherming van de functie van de in het aanliggende gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element, ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop';
  2. het tegengaan van te hoge bebouwing vanwege een straalpad, ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - straalpad';
met daaraan ondergeschikt:
  1. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden en parkeervoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
  1. gebouwen, bijbehorende bouwwerken, andere bouwwerken, tuinen en erven.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Gebouwen
  1. De totale oppervlakte aan gebouwen van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel mag niet meer dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven percentage van het bouwperceel bedragen.
Een gebouw of bijbehorend bouwwerk mag:
  1. niet buiten gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  2. een maximale bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  3. een maximale goot- en bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte.
16.2.2 Antennemasten
Een antennemast mag:
  1. worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'antennemast';
  2. een maximale bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte.
16.2.3 Ander bouwwerken
  1. een erf- en terreinafscheiding mag:
    1. een bouwhoogte van maximaal 1,00 meter hebben als deze zich voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van een hoofdgebouw en het verlengde daarvan verbindt;
    2. een bouwhoogte van maximaal 2,00 meter hebben in andere gevallen;
  2. een ander bouwwerk mag een bouwhoogte van maximaal 5,00 meter hebben.

Artikel 17 Maatschappelijk - Begraafplaats

17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. een begraafplaats;
met daaraan ondergeschikt:
  1. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden en parkeervoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
  1. gebouwen, andere bouwwerken, tuinen en erven.
17.2 Bouwregels
Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Maatschappelijk - Begraafplaats' is aan een aantal regels gebonden.
17.2.1 Gebouwen
  1. de totale oppervlakte van de gebouwen mag maximaal 75 m² bedragen;
  2. een gebouw mag een goothoogte hebben van maximaal 3,50 meter.
17.2.2 Andere bouwwerken
  1. een ander bouwwerk mag een bouwhoogte hebben van maximaal 2,00 meter.
17.3 Nadere eisen
Het is in bijzondere gevallen mogelijk om aan de plaats en afmetingen van de bebouwing nadere eisen te stellen.
Dit kan indien dit noodzakelijk is:
  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  3. ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen;
  4. ter waarborging van het uitzicht van woningen.

Artikel 18 Maatschappelijk - Onderwijs

18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Onderwijs' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. onderwijsvoorzieningen;
  2. kinderopvang;
en mede bestemd voor:
  1. de bescherming van de functie van de in het aanliggende gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element, ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop';
met daaraan ondergeschikt:
  1. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden en parkeervoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
  1. gebouwen, bijbehorende bouwwerken, andere bouwwerken, tuinen en erven.
18.2 Bouwregels
Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Maatschappelijk - Onderwijs' is aan een aantal regels gebonden.
18.2.1 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken
Een gebouw of bijbehorend bouwwerk mag:
  1. niet buiten gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd, tenzij het fietsenstallingen betreft. Fietsenstallingen mogen een gezamenlijke oppervlakte hebben van maximaal 150 m²;
  2. een maximale bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  3. een maximale goot- en bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte.
18.2.2 Andere bouwwerken
  1. een erf- en terreinafscheiding mag:
    1. een bouwhoogte van maximaal 1,00 meter hebben als deze zich voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van een hoofdgebouw en het verlengde daarvan verbindt;
    2. een bouwhoogte van maximaal 2,00 meter hebben in andere gevallen;
  2. een overig ander bouwwerk mag een bouwhoogte hebben van maximaal 5,00 meter.
18.3 Nadere eisen
Het is in bijzondere gevallen mogelijk om aan de plaats en afmetingen van de bebouwing nadere eisen te stellen.
Dit kan indien dit noodzakelijk is:
  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  3. ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen;
  4. ter waarborging van het uitzicht van woningen.
18.4 Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van de gronden en bouwwerken met de bestemming 'Maatschappelijk - Onderwijs' is aan een aantal beperkingen gebonden.
De gronden en bouwwerken mogen niet:
  1. worden gebruikt voor detailhandel, tenzij het detailhandel betreft die ten dienste staat van en ondergeschikt is aan de in artikel 18, lid 1 genoemde doeleinden;
  2. worden gebruikt voor horeca, tenzij het horeca betreft die ten dienste staat van en ondergeschikt is aan de in artikel 18, lid 1 genoemde doeleinden.

Artikel 19 Maatschappelijk - Religie

19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Religie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. religieuze voorzieningen;
en mede bestemd voor:
  1. de bescherming van de functie van de in het aanliggende gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element, ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop';
  2. het tegengaan van te hoge bebouwing vanwege een straalpad, ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - straalpad';
met daaraan ondergeschikt:
  1. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden en parkeervoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
  1. gebouwen, bijbehorende bouwwerken, andere bouwwerken, tuinen en erven.
19.2 Bouwregels
Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Maatschappelijk - Religie' is aan een aantal regels gebonden.
19.2.1 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken
De totale oppervlakte aan gebouwen en bijbehorende bouwwerken van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel mag niet meer dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven percentage van het bouwperceel bedragen.
Een gebouw of bijbehorend bouwwerk mag:
  1. niet buiten gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd, tenzij het fietsenstallingen betreft. Fietsenstallingen mogen een gezamenlijke oppervlakte hebben van maximaal 150 m²;
  2. een maximale bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  3. een maximale goot- en bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte.
19.2.2 Andere bouwwerken
  1. een erf- en terreinafscheiding mag een bouwhoogte hebben van maximaal 2,00 meter;
  2. een ander bouwwerk mag een bouwhoogte hebben van maximaal 5,00 meter.
19.3 Nadere eisen
Het is in bijzondere gevallen mogelijk om aan de plaats en afmetingen van de bebouwing nadere eisen te stellen.
Dit kan indien dit noodzakelijk is:
  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  3. ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen;
  4. ter waarborging van het uitzicht van woningen.
19.4 Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van de gronden en bouwwerken met de bestemming 'Maatschappelijk - Religie' is aan een aantal beperkingen gebonden.
De gronden en bouwwerken mogen niet:
  1. worden gebruikt voor detailhandel, tenzij het detailhandel betreft die ten dienste staat van en ondergeschikt is aan de artikel 19, lid 1 genoemde doeleinden;
  2. worden gebruikt voor horeca, tenzij het horeca betreft die ten dienste staat van en ondergeschikt is aan de artikel 19, lid 1 genoemde doeleinden.

Artikel 20 Recreatie

20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. dagrecreatieve voorzieningen;
  2. speelterreinen, ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening';
en mede bestemd voor:
  1. de bescherming van de functie van de in het aanliggende gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element, ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop';
  2. het tegengaan van te hoge bebouwing vanwege een straalpad, ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - straalpad';
met daaraan ondergeschikt:
  1. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden;
met de daarbijbehorende:
  1. andere bouwwerken en erven.
20.2 Bouwregels
Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Recreatie' is aan een aantal regels gebonden.
20.2.1 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en bijbehorende bouwwerken worden gebouwd.
20.2.2 Andere bouwwerken
  1. een erf- en terreinafscheiding mag een bouwhoogte hebben van maximaal 2,00 meter;
  2. een speelvoorziening mag een bouwhoogte hebben van maximaal 5,00 meter;
  3. een overige ander bouwwerk mag een bouwhoogte hebben van maximaal 3,00 meter.
20.3 Nadere eisen
Het is in bijzondere gevallen mogelijk om aan de plaats en afmetingen van de bebouwing nadere eisen te stellen.
Dit kan indien dit noodzakelijk is:
  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  3. ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen;
  4. ter waarborging van het uitzicht van woningen.

Artikel 21 Recreatie - Volkstuin

21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. volkstuinen;
  2. een dierenverblijf en een berging ten behoeve van een dierenverblijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - dierenverblijf';
met daaraan ondergeschikt:
  1. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden en parkeervoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
  1. gebouwen, bijbehorende bouwwerken, andere bouwwerken, tuinen en erven.
21.2 Bouwregels
Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Recreatie - Volkstuin' is aan een aantal regels gebonden.
21.2.1 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken
Een berging ten behoeve van een volkstuin mag:
    1. een oppervlakte van maximaal 2 m² hebben, mits de grondoppervlakte van de kavel minimaal 100 m² bedraagt;
    2. een goothoogte van maximaal 2,00 meter hebben;
    3. een bouwhoogte van maximaal 3,00 meter hebben.
  1. Een dierenverblijf en een berging ten behoeve van een dierenverblijf mogen:
    1. een gezamenlijke oppervlakte hebben van maximaal 75 m²;
    2. een bouwhoogte hebben van maximaal 3,50 meter.
21.2.2 Andere bouwwerken
  1. eeen erf- en terreinafscheiding mag een bouwhoogte hebben van maximaal 2,00 meter;
  2. een ander bouwwerk mag een bouwhoogte van maximaal 3,00 meter hebben.

Artikel 22 Sport

22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. sport- en speelterreinen;
  2. een sportschool;
en mede bestemd voor:
  1. de bescherming van de functie van de in het aanliggende gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element, ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop';
  2. het tegengaan van te hoge bebouwing vanwege een straalpad, ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - straalpad';
met daaraan ondergeschikt:
  1. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden en parkeervoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
  1. gebouwen, bijbehorende bouwwerken, andere bouwwerken, tuinen en erven.
22.2 Bouwregels
Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Sport' is aan een aantal regels gebonden.
22.2.1 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken
Een gebouw of bijbehorende bouwwerken mag:
  1. niet buiten gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  2. een maximale bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte.
22.2.2 Andere bouwwerken
  1. een erf- en terreinafscheiding mag:
    1. een bouwhoogte van maximaal 1,00 meter hebben als deze zich voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van een hoofdgebouw en het verlengde daarvan verbindt;
    2. een bouwhoogte van maximaal 2,00 meter hebben in andere gevallen;
  2. een speelvoorziening mag een bouwhoogte hebben van maximaal 5,00 meter;
  3. een ballenvanger of een lichtmast mag een bouwhoogte hebben van maximaal 10,00 meter;
  4. een overige ander bouwwerk mag een bouwhoogte hebben van maximaal 3,00 meter.
22.3 Nadere eisen
Het is in bijzondere gevallen mogelijk om aan de plaats en afmetingen van de bebouwing nadere eisen te stellen.
Dit kan indien dit noodzakelijk is:
  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  3. ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen;
  4. ter waarborging van het uitzicht van woningen.
22.4 Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van de gronden en bouwwerken met de bestemming 'Sport' is aan een aantal beperkingen gebonden.
De gronden en bouwwerken mogen niet:
  1. worden gebruikt voor detailhandel;
  2. worden gebruikt voor horeca, tenzij het horeca betreft die ten dienste staat van en ondergeschikt is aan de in artikel 22, lid 1 genoemde doeleinden.

Artikel 23 Sport - Manege

23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport - Manege' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. een manege;
  2. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
met daaraan ondergeschikt:
  1. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden en parkeervoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
  1. gebouwen, bijbehorende bouwwerken, andere bouwwerken, tuinen en erven.
23.2 Bouwregels
Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Sport - Manege' is aan een aantal regels gebonden.
23.2.1 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken
Een gebouw of bijbehorend bouwwerk mag:
  1. niet buiten gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  2. een maximale goot- en bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte.
23.2.2 Bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken
Een bedrijfswoning mag:
  1. niet buiten gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  2. een inhoud van maximaal 650 m³ hebben;
  3. een maximale goot- en bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte;
Bijbehorende bouwwerken mogen:
  1. bijbehorende bouwwerken mogen per hoofdgebouw een gezamenlijke oppervlakte hebben die niet groter is dan:
    1. 85 m² bij een perceel kleiner dan 850 m²;
    2. 10% van de perceelsoppervlakte bij een perceel gelijk aan of groter dan 850 m² en kleiner dan 1.250 m²;
    3. 160 m² bij een perceel gelijk of groter dan 1.250 m²;
    4. met dien verstande dat maximaal 50% van het achtererf wordt bebouwd;
    5. in afwijking van het bepaalde onder sub 4. mag op een perceel in ieder geval een bijbehorend bouwwerk van maximaal 6 m² worden gebouwd;
  2. bijbehorende bouwwerken mogen in de perceelgrens worden gebouwd;
  3. aangebouwde bijbehorende bouwwerken een goothoogte/boeiboordhoogte hebben die niet groter is dan de bouwhoogte van de vloer van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,30 meter;
  4. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen een goothoogte hebben die niet groter is dan 3,00 meter en een bouwhoogte die niet groter is dan 5,00 meter.
  5. anders dan in sub a tot en met d is bepaald, geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die legaal bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen blijven.
23.2.3 Andere bouwwerken
  1. een erf- en terreinafscheiding mag een bouwhoogte hebben van maximaal 2,00 meter;
  2. een overige ander bouwwerk mag een bouwhoogte hebben van maximaal 5,00 meter.
23.3 Nadere eisen
Het is in bijzondere gevallen mogelijk om aan de plaats en afmetingen van de bebouwing nadere eisen te stellen.
Dit kan indien dit noodzakelijk is:
  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  3. ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen;
  4. ter waarborging van het uitzicht van woningen.
23.4 Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van de gronden en bouwwerken met de bestemming 'Sport' is aan een aantal beperkingen gebonden.
De gronden en bouwwerken mogen niet:
  1. worden gebruikt voor detailhandel;
  2. worden gebruikt voor horeca, tenzij het horeca betreft die ten dienste staat van en ondergeschikt is aan de in artikel 22, lid 1 genoemde doeleinden.

Artikel 24 Tuin

24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. tuinen;
en mede bestemd voor:
  1. de bescherming van de functie van de in het aanliggende gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element, ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop';
  2. het tegengaan van te hoge bebouwing vanwege een straalpad, ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - straalpad';
  3. het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten, ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg';
met daaraan ondergeschikt:
  1. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, toegangswegen en parkeervoorzieningen;
  1. bijbehorende bouwwerken en erven.
24.2 Bouwregels
Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Tuin' is aan een aantal regels gebonden.
24.2.1 Bijbehorende bouwwerken
Aan de voor- of zijgevel van het hoofgebouw mag een uitsluitend een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een erker of een luifel worden gebouwd, die:
  1. een diepte mag hebben van maximaal 1,25 meter, mits het afstand tot het openbaar toegankelijk gebied minimaal 2,50 meter blijft bedragen;
  2. een breedte mag hebben van maximaal 2/3 deel van de breedte van de gevel van het bijbehorende hoofdgebouw;
  3. een bouwhoogte hebben van maximaal 0,30 meter boven de vloer van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
24.2.2 Andere bouwwerken
  1. een erf- en terreinafscheiding mag een bouwhoogte van maximaal 1,00 meter hebben;
  2. een overig ander bouwwerk mag een bouwhoogte hebben van maximaal 3,00 meter.
24.3 Nadere eisen
Het is in bijzondere gevallen mogelijk om aan de plaats en afmetingen van de bebouwing nadere eisen te stellen.
Dit kan indien dit noodzakelijk is:
  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  3. ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen;
  4. ter waarborging van het uitzicht van woningen.

Artikel 25 Verkeer

25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen en straten;
  2. voet- en rijwielpaden;
waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het verkeer;
en mede bestemd voor:
  1. de bescherming van de functie van de in het aanliggende gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element, ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop';
  2. het tegengaan van te hoge bebouwing vanwege een straalpad, ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - straalpad';
  3. het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten, ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg';
met daaraan ondergeschikt:
  1. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden;
met de daarbijbehorende:
  1. andere bouwwerken en erven.
25.2 Bouwregels
Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Verkeer' is aan een aantal regels gebonden.
25.2.1 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en bijbehorende bouwwerken worden gebouwd.
25.2.2 Andere bouwwerken
  1. een erf- of terreinafscheiding mag een bouwhoogte hebben van maximaal 2,00 meter;
  2. een lichtmast mag een bouwhoogte hebben van maximaal 6,00 meter;
  3. een overig ander bouwwerk mag een bouwhoogte hebben van maximaal 5,00 meter.
25.3 Nadere eisen
Het is in bijzondere gevallen mogelijk om aan de afmetingen van de bebouwing nadere eisen te stellen.
Dit kan indien dit noodzakelijk is:
  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  3. ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen;
  4. ter waarborging van het uitzicht van woningen.
25.4 Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van de gronden en bouwwerken met de bestemming 'Verkeer' is aan een aantal beperkingen gebonden.
De gronden en bouwwerken mogen niet:
  1. worden gebruikt ten behoeve van een weg met meer dan 2 rijstroken.

Artikel 26 Verkeer - Verblijfsgebied

26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen en straten;
  2. voet- en rijwielpaden;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. garageboxen, ter plaatse van de aanduiding 'garage';
  5. een speelterrein, ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening';
en mede bestemd voor:
  1. de bescherming van de functie van de in het aanliggende gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element, ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop';
  2. het tegengaan van te hoge bebouwing vanwege een straalpad, ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - straalpad';
  3. het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten, ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg';
met daaraan ondergeschikt:
  1. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden;
met de daarbijbehorende:
  1. andere bouwwerken en erven.
26.2 Bouwregels
Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' is aan een aantal regels gebonden.
26.2.1 Garageboxen
Een garagebox mag:
  1. uitsluitend worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding 'garage';
  2. een bouwhoogte hebben van maximaal 3,00 m.
26.2.2 Andere bouwwerken
  1. een erf- of terreinafscheiding mag een bouwhoogte hebben van maximaal 2,00 meter;
  2. een speelvoorziening mag een bouwhoogte hebben van maximaal 5,00 meter;
  3. een lichtmast mag een bouwhoogte hebben van maximaal 6,00 meter;
  4. een overig ander bouwwerk mag een bouwhoogte hebben van maximaal 5,00 meter.
26.3 Nadere eisen
Het is in bijzondere gevallen mogelijk om aan de afmetingen van de bebouwing nadere eisen te stellen.
Dit kan indien dit noodzakelijk is:
  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  3. ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen;
  4. ter waarborging van het uitzicht van woningen.

Artikel 27 Waarde - Archeologie 1

27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde – Archeologie 1 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van archeologische waarden in de bodem.
27.2 Bouwregels
27.2.1 Algemeen
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
  1. bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 30 m2, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld;
  2. indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; of
    3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; en/of
    4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
  3. het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst door de archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld. Het onder sub b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
27.2.2 Advies archeoloog
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in 27.2.1 sub a, winnen zij advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
27.2.3 Uitzondering bouwregels
Het bepaalde in 27.2.1 sub a geldt niet indien:
  1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  2. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of
  3. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden vergroot, met behoud van bestaande funderingen.
  4. bij de oprichting van het bouwwerk de ondergrond niet dieper dan 0,3 meter wordt geroerd.
27.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot:
  1. de afmetingen van bouwwerken;
  2. de situering van bouwwerken;
  3. de inrichting en het gebruik van gronden;
indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.4.1 Algemeen
Onverminderd het in de Monumentenwet 1988 bepaalde is het verboden om zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden
uit te voeren of te laten uitvoeren:
  1. het ophogen van de bodem met meer dan 1 m;
  2. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage en/of oppervlakteverhardingen;
  3. bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
  4. het verlagen van het waterpeil;
  5. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  6. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  7. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  8. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur door middel van sleuven breder dan 0,80 meter.
27.4.2 Uitzonderingen
Het in 27.4.1 opgenomen verbod geldt niet:
  1. voor werken en werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,3 m onder het bestaande maaiveld;
  2. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  3. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale gebruik;
  4. voor werken en werkzaamheden binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  5. voor werken en werkzaamheden in de bodem waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden in dit kader is verleend;
  6. ingeval op grond van de Monumentenwet 1988 een vergunning is vereist dan wel overige bepalingen van de Monumentenwet 1988 van toepassing zijn.
27.4.3 Beoordelingscriteria
Ten aanzien van de in 27.4.1 genoemde vergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:
  1. de vergunning kan slechts worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld. Indien het rapport daartoe aanleiding geeft, dient op advies van de archeologisch deskundige zo nodig een opgraving plaats te vinden;
  2. het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst door de archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld.
27.4.4 Voorwaarden aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning onder beperkingen verlenen en kan voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden, waaronder:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals het anbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; of
  3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; en/of
  4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
  5. Voordat het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 27.4.1 winnen zij advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
27.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen indien:
  1. op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; dan wel
  2. er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

Artikel 28 Waarde - Archeologie 2

28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde – Archeologie 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van archeologische waarden in de bodem.
28.2 Bouwregels
28.2.1 Algemeen
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
  1. bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 120 m2, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld;
  2. indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; of
    3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; en/of
    4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
  3. het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst door de archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld. Het onder sub b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
28.2.2 Advies archeoloog
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in 28.2.1 sub a, winnen zij advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
28.2.3 Uitzondering bouwregels
Het bepaalde in 28.2.1 sub a geldt niet indien:
  1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  2. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of
  3. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden vergroot, met behoud van bestaande funderingen.
  4. bij de oprichting van het bouwwerk de ondergrond niet dieper dan 0,3 meter wordt geroerd.
28.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot:
  1. de afmetingen van bouwwerken;
  2. de situering van bouwwerken;
  3. de inrichting en het gebruik van gronden;
indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.4.1 Algemeen
Onverminderd het in de Monumentenwet 1988 bepaalde is het verboden om zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden
uit te voeren of te laten uitvoeren:
  1. het ophogen van de bodem met meer dan 1 m;
  2. grondwerkzaamhedendieper dan 0,3 m onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 120 m2, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage en/of oppervlakteverhardingen;
  3. bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
  4. het verlagen van het waterpeil;
  5. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  6. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  7. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  8. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur door middel van sleuven breder dan 0,80 meter.
28.4.2 Uitzonderingen
Het in 28.4.1 opgenomen verbod geldt niet:
  1. voor werken en werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,3 m onder het bestaande maaiveld;
  2. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  3. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale gebruik;
  4. voor werken en werkzaamheden binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  5. voor werken en werkzaamheden in de bodem waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden in dit kader is verleend;
  6. ingeval op grond van de Monumentenwet 1988 een vergunning is vereist dan wel overige bepalingen van de Monumentenwet 1988 van toepassing zijn.
28.4.3 Beoordelingscriteria
Ten aanzien van de in 28.4.1 genoemde vergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:
  1. de vergunning kan slechts worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld. Indien het rapport daartoe aanleiding geeft, dient op advies van de archeologisch deskundige zo nodig een opgraving plaats te vinden;
  2. het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst doorde archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld.
28.4.4 Voorwaarden aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
  1. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning onder beperkingen verlenen en kan voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden, waaronder:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals het anbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; of
  3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; en/of
  4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
  1. Voordat het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 28.4.1 winnen zij advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
28.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen door:
  1. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
  2. de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 2' te wijzigen in 'Waarde – Archeologie 1' indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn;
  3. de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 2' te wijzigen in 'Waarde – Archeologie 1' indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn, met dien verstande dat de dubbelbestemming gelijkluidende regels bevat als de te wijzigen dubbelbestemming, de genoemde oppervlaktematen komen te vervallen en tevens een uitzondering op de omgevingsvergunning geldt voor werken en werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,4m onder het bestaande maaiveld.

Artikel 29 Waarde - Archeologie 3

29.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde – Archeologie 3 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van archeologische waarden in de bodem.
29.2 Bouwregels
29.2.1 Algemeen
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
  1. bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 500 m2, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld;
  2. indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; of
    3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; en/of
    4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
  3. het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst door de archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld. Het onder sub b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
29.2.2 Advies archeoloog
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in 29.2.1 sub a, winnen zij advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
29.2.3 Uitzondering bouwregels
Het bepaalde in 29.2.1 sub a geldt niet indien:
  1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  2. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of
  3. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden vergroot, met behoud van bestaande funderingen.
  4. bij de oprichting van het bouwwerk de ondergrond niet dieper dan 0,3 meter wordt geroerd.
29.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot:
  1. de afmetingen van bouwwerken;
  2. de situering van bouwwerken;
  3. de inrichting en het gebruik van gronden;
indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
29.4.1 Algemeen
Onverminderd het in de Monumentenwet 1988 bepaalde is het verboden om zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden
uit te voeren of te laten uitvoeren:
  1. het ophogen van de bodem met meer dan 1 m;
  2. grondwerkzaamhedendieper dan 0,3 m onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 500 m2, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage en/of oppervlakteverhardingen;
  3. bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
  4. het verlagen van het waterpeil;
  5. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  6. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  7. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  8. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur door middel van sleuven breder dan 0,80 meter.
29.4.2 Uitzonderingen
Het in 29.4.1 opgenomen verbod geldt niet:
  1. voor werken en werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,3 m onder het bestaande maaiveld;
  2. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  3. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale gebruik;
  4. voor werken en werkzaamheden binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  5. voor werken en werkzaamheden in de bodem waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden in dit kader is verleend;
  6. ingeval op grond van de Monumentenwet 1988 een vergunning is vereist dan wel overige bepalingen van de Monumentenwet 1988 van toepassing zijn.
29.4.3 Beoordelingscriteria
Ten aanzien van de in 29.4.1 genoemde vergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:
  1. de vergunning kan slechts worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld. Indien het rapport daartoe aanleiding geeft, dient op advies van de archeologisch deskundige zo nodig een opgraving plaats te vinden;
  2. het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst doorde archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld.
29.4.4 Voorwaarden aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
  1. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning onder beperkingen verlenen en kan voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden, waaronder:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals het anbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; of
  3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; en/of
  4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
  1. Voordat het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 29.4.1 winnen zij advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
29.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen door:
  1. de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
  2. de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 3'te wijzigen in 'Waarde - Archeologie 1' indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn;
  3. de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 3' te wijzigen in 'Waarde – Archeologie 1' indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn, met dien verstande dat de dubbelbestemming gelijkluidende regels bevat als de te wijzigen dubbelbestemming, de genoemde oppervlaktematen komen te vervallen en tevens een uitzondering op de omgevingsvergunningsplicht geldt voor werken en werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,4 m onder het bestaande maaiveld.

Artikel 30 Waarde - Archeologie 4

30.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde – Archeologie 4 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van archeologische waarden in de bodem.
30.2 Bouwregels
30.2.1 Algemeen
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
  1. bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 2500 m2, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld;
  2. indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; of
    3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; en/of
    4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
  3. het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst door de archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld. Het onder sub b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
30.2.2 Advies archeoloog
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in 30.2.1 sub a, winnen zij advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
30.2.3 Uitzondering bouwregels
Het bepaalde in 30.2.1 sub a geldt niet indien:
  1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  2. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of
  3. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden vergroot, met behoud van bestaande funderingen.
  4. bij de oprichting van het bouwwerk de ondergrond niet dieper dan 0,3 meter wordt geroerd.
30.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot:
  1. de afmetingen van bouwwerken;
  2. de situering van bouwwerken;
  3. de inrichting en het gebruik van gronden;
indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
30.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
30.4.1 Algemeen
Onverminderd het in de Monumentenwet 1988 bepaalde is het verboden om zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden
uit te voeren of te laten uitvoeren:
  1. het ophogen van de bodem met meer dan 1 m;
  2. grondwerkzaamhedendieper dan 0,3 m onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 2500 m2, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage en/of oppervlakteverhardingen;
  3. bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
  4. het verlagen van het waterpeil;
  5. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  6. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  7. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  8. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur door middel van sleuven breder dan 0,80 meter.
30.4.2 Uitzonderingen
Het in 30.4.1 opgenomen verbod geldt niet:
  1. voor werken en werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,3 m onder het bestaande maaiveld;
  2. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  3. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale gebruik;
  4. voor werken en werkzaamheden binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  5. voor werken en werkzaamheden in de bodem waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden in dit kader is verleend;
  6. ingeval op grond van de Monumentenwet 1988 een vergunning is vereist dan wel overige bepalingen van de Monumentenwet 1988 van toepassing zijn.
30.4.3 Beoordelingscriteria
Ten aanzien van de in 30.4.1 genoemde vergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:
  1. de vergunning kan slechts worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld. Indien het rapport daartoe aanleiding geeft, dient op advies van de archeologisch deskundige zo nodig een opgraving plaats te vinden;
  2. het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst doorde archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld.
30.4.4 Voorwaarden aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
  1. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning onder beperkingen verlenen en kan voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden, waaronder:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals het anbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; of
  3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; en/of
  4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
  1. Voordat het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 30.4.1 winnen zij advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
30.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen door:
  1. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van ander archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
  2. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' te wijzigen in 'Waarde – Archeologie 1' indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn;
  3. de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 4' te wijzigen in 'Waarde - Archeologie 1' indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn, met dien verstande dat de dubbelbestemming gelijkluidende regels bevat als de te wijzigen dubbelbestemming, de genoemde oppervlaktematen komen te vervallen en tevens een uitzondering op de omgevingsvergunningplicht geldt voor werken en werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,3 m onder het bestaande maaiveld.

Artikel 31 Water

31.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. water;
en mede bestemd voor:
  1. de bescherming van de functie van de in het aanliggende gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element, ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop';
  2. het tegengaan van te hoge bebouwing vanwege een straalpad, ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - straalpad';
met daaraan ondergeschikt:
  1. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden;
met de daarbijbehorende:
  1. andere bouwwerken en erven.
31.2 Bouwregels
Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Water' is aan een aantal regels gebonden.
31.2.1 Andere bouwwerken
Op en in de gronden als bedoeld in artikel 31, lid 1 mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming gebouwd worden, zoals stuwen, gemalen, duikers, kades en bruggen, waarbij de bouwhoogte niet meer bedragen dan 5 meter, met dien verstande dat de beheerder bij het beoordelen van een aanvraag wordt geraadpleegd omtrent de voorwaarden die, gelet op het waterschapsbelang, aan de uitvoering van de werkzaamheden moet worden gesteld.
31.3 Nadere eisen
Het is in bijzondere gevallen mogelijk om aan de afmetingen van de bebouwing nadere eisen te stellen.
Dit kan indien dit noodzakelijk is:
  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  3. ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen;
  4. ter waarborging van het uitzicht van woningen.

Artikel 32 Wonen

32.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het wonen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
en mede bestemd voor:
  1. de bescherming van de functie van de in het aanliggende gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element, ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop';
  2. het tegengaan van te hoge bebouwing vanwege een straalpad, ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - straalpad';
  3. het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten, ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg';
met daaraan ondergeschikt:
  1. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden en parkeervoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
  1. gebouwen, bijbehorende bouwwerken, andere bouwwerken, tuinen en erven.
32.2 Bouwregels
Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Wonen' is aan een aantal regels gebonden.
32.2.1 Hoofdgebouwen
Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:
  1. het aantal wooneenheden binnen een bouwvlak mag niet meer bedragen dan 1;
  2. in afwijking van sub a mag het aantal wooneenheden binnen een bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' niet meer bedragen dan het aangegeven aantal;
  3. een hoofdgebouw mag:
    1. niet buiten gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
    2. met de vrijstaande zijde niet dichter op de zijdelingse perceelgrens dan 3,00 meter, tenzij de bestaande afstand kleiner is, in welk geval de bestaande afstand niet mag worden verkleind;
    3. een goot- respectievelijk bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' mag de eerste bouwlaag van een hoofdgebouw niet worden gebouwd;
  5. anders dan onder sub c is bepaald, geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die legaal bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen blijven.
32.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Bijbehorende bouwwerken voldoen aan de volgende kenmerken:
  1. bijbehorende bouwwerken mogen per hoofdgebouw een gezamenlijke oppervlakte hebben die niet groter is dan:
    1. 85 m² bij een perceel kleiner dan 850 m²;
    2. 10% van de perceelsoppervlakte bij een perceel gelijk aan of groter dan 850 m² en kleiner dan 1.250 m²;
    3. 160 m² bij een perceel gelijk of groter dan 1.250 m²;
    4. met dien verstande dat maximaal 50% van het achtererf wordt bebouwd;
    5. in afwijking van het bepaalde onder sub 4. mag op een perceel in ieder geval een bijbehorend bouwwerk van maximaal 6 m² worden gebouwd;
  2. bijbehorende bouwwerken mogen in de perceelgrens worden gebouwd;
  3. aangebouwde bijbehorende bouwwerken een goothoogte/boeiboordhoogte hebben die niet groter is dan de bouwhoogte van de vloer van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,30 meter;
  4. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen een goothoogte hebben die niet groter is dan 3,00 meter en een bouwhoogte die niet groter is dan 5,00 meter.
  5. anders dan in sub a tot en met d is bepaald, geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die legaal bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen blijven.
32.2.3 Andere bouwwerken
  1. een erf- en terreinafscheiding mag:
    1. een bouwhoogte van maximaal 1,00 meter hebben als deze zich voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van een hoofdgebouw en het verlengde daarvan verbindt;
    2. een bouwhoogte van maximaal 2,00 meter hebben in andere gevallen;
  2. een overig ander bouwwerk mag een bouwhoogte hebben van maximaal 5,00 meter.
32.3 Nadere eisen
Het is in bijzondere gevallen mogelijk om aan de plaats en afmetingen van de bebouwing nadere eisen te stellen.
Dit kan indien dit noodzakelijk is:
  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  3. ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen;
  4. ter waarborging van het uitzicht van woningen.
32.4 Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van de gronden en bouwwerken met de bestemming 'Wonen' is aan een aantal beperkingen gebonden.
32.4.1 Woonfunctie
De bijbehorende bouwwerken mogen niet worden gebruikt voor de woonfunctie tenzij voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. het bijbehorend bouwwerk is aangebouwd aan het hoofdgebouw;
  2. het bijbehorend bouwwerk is rechtstreeks via het hoofdgebouw bereikbaar;
Bij een bijbehorend bouwwerk gelegen achter de achtergevel van het hoofdgebouw:
  1. het bijbehorend bouwwerk is gelegen binnen 4 meter achter het bouwvlak;
Bij een bijbehorend bouwwerk gelegen aan de zijgevel van het hoofdgebouw:
  1. het bijbehorend bouwwerk is gelegen binnen 4 meter aan de zijgevel van het hoofdgebouw, zoals deze aanwezig was op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
32.4.2 Aan-huis verbonden beroep of bedrijf
De hoofdgebouwen en aangebouwde bijbehorende bouwwerken mogen worden gebruikt voor een aan-huis verbonden beroep of bedrijf als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. de grondoppervlakte bedraagt maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 50 m²;
  2. er bestaat een rechtstreekse relatie tussen de bedrijfsmatige activiteiten en de bewoner van het hoofdgebouw;
  3. er vindt geen gebruik plaats dat vergunning- of meldingsplichtig is op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht respectievelijk de Wet milieubeheer;
  4. er mag geen detailhandel of horeca plaatsvinden;
  5. er mag geen sprake zijn van een seksinrichting;
  6. geen verkeersaantrekkende werking optreedt waardoor extra parkeervoorzieningen noodzakelijk zijn of een verkeersonveilige situatie ontstaat;
  7. geen reclameuitingen worden aangebracht.

Artikel 33 Wonen - Bijzondere Woonvorm

33.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Bijzondere woonvorm' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. een bijzondere woonvorm;
en mede bestemd voor:
  1. de bescherming van de functie van de in het aanliggende gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element, ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop';
  2. het tegengaan van te hoge bebouwing vanwege een straalpad, ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - straalpad';
met daaraan ondergeschikt:
  1. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden en parkeervoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
  1. gebouwen, bijbehorende bouwwerken, tuinen en erven.
33.2 Bouwregels
Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Wonen - Bijzondere woonvorm' is aan een aantal regels gebonden.
33.2.1 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken
Een gebouw of bijbehorend bouwwerk mag:
  1. niet buiten gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  2. een maximale bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte.
33.2.2 Andere bouwwerken
  1. een erf- en terreinafscheiding mag:
    1. een bouwhoogte van maximaal 1,00 meter hebben als deze zich voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van een hoofdgebouw en het verlengde daarvan verbindt;
    2. een bouwhoogte van maximaal 2,00 meter hebben in andere gevallen;
  2. een overig ander bouwwerk mag een bouwhoogte hebben van maximaal 5,00 meter.
33.3 Nadere eisen
Het is in bijzondere gevallen mogelijk om aan de plaats en afmetingen van de bebouwing nadere eisen te stellen.
Dit kan indien dit noodzakelijk is:
  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  3. ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen;
  4. ter waarborging van het uitzicht van woningen.

Artikel 34 Wonen - Woongebouw

34.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Woongebouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. gestapelde woningen;
  2. medische voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
met daaraan ondergeschikt:
  1. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden en parkeervoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
  1. gebouwen, bijbehorende bouwwerken, tuinen en erven.
34.2 Bouwregels
Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Wonen - Woongebouw' is aan een aantal regels gebonden.
34.2.1 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken
Een gebouw of bijbehorend bouwwerk mag:
  1. niet buiten gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  2. een maximale bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte.
34.2.2 Andere bouwwerken
  1. een erf- en terreinafscheiding mag:
    1. een bouwhoogte van maximaal 1,00 meter hebben als deze zich voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van een hoofdgebouw en het verlengde daarvan verbindt;
    2. een bouwhoogte van maximaal 2,00 meter hebben in andere gevallen;
  2. een overig ander bouwwerk mag een bouwhoogte hebben van maximaal 5,00 meter.
34.3 Nadere eisen
Het is in bijzondere gevallen mogelijk om aan de plaats en afmetingen van de bebouwing nadere eisen te stellen.
Dit kan indien dit noodzakelijk is:
  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  3. ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen;
  4. ter waarborging van het uitzicht van woningen.

Artikel 35 Wonen - Woonwagencentrum

35.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Woonwagencentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. standplaatsen voor woonwagens;
met daaraan ondergeschikt:
  1. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden en parkeervoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
  1. gebouwen, bijbehorende bouwwerken, tuinen en erven.
35.2 Bouwregels
Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Wonen - Woonwagencentrum' is aan een aantal regels gebonden.
35.2.1 Woonwagens
  1. Een woonwagen mag een bouwhoogte hebben van maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte;
  2. Een woonwagen mag een breedte hebben van maximaal 8 meter;
  3. Een woonwagen mag een lengte hebben van maximaal 15 meter;
  4. De onderlinge afstand tussen woonwagens moet tenminste 2 meter bedragen.
35.2.2 Bijbehorende bouwwerken
  1. Een bijbehorend bouwwerk mag een bouwhoogte hebben van maximaal 3,50 meter.
  2. De gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken per standplaats bedraagt maximaal 20 m².
35.2.3 Andere bouwwerken
  1. een erf- en terreinafscheiding mag:
    1. een bouwhoogte van maximaal 1,00 meter hebben als deze zich voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van een hoofdgebouw en het verlengde daarvan verbindt;
    2. een bouwhoogte van maximaal 2,00 meter hebben in andere gevallen;
  2. een overig ander bouwwerk mag een bouwhoogte hebben van maximaal 5,00 meter.
35.3 Nadere eisen
Het is in bijzondere gevallen mogelijk om aan de plaats en afmetingen van de bebouwing nadere eisen te stellen.
Dit kan indien dit noodzakelijk is:
  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  3. ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen;
  4. ter waarborging van het uitzicht van woningen.
35.4 Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van de gronden en bouwwerken met de bestemming 'Wonen - Woonwagencentrum' is aan een aantal beperkingen gebonden.
De gronden en bouwwerken mogen niet:
  1. worden gebruik als standplaats voor meer dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aantal woonwagens;
  2. worden gebruikt voor bewoning als het een bijbehorend bouwwerk betreft.

Artikel 36 Leiding - Gas

36.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
  1. een strook ten behoeve van een hoofdgasleiding;
met de daarbijbehorende:
  1. andere bouwwerken.
36.2 Voorrangsbepaling
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' voorrang krijgt.
36.3 Bouwregels
  1. In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en), mogen op of in deze gronden geen gebouwen, overkappingen en andere bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming.
  2. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
  3. Andere bouwwerken mogen een bouwhoogte hebben van maximaal 2,00 meter.
36.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
36.4.1 Vergunningplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
  1. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardigen;
  3. het indrijven van voor werpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  5. het permanent opslaan van goederen;
  6. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
36.4.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 36, lid 4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, welke:
  1. het normale onderhoud betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
  3. graafwerkzaamheden betreft als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
  4. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
36.4.3 Toetsingscriteria
  1. De omgevingsvergunning zal slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding.
  2. De omgevingsvergunning zal slechts worden verleend als vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder;
  3. De omgevingsvergunning zal slechts worden verleend als geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding.
36.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
  1. de in de andere daar voorkomende bestemming(en) toegelaten gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
  1. voordat tot wijziging wordt overgegaan, schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder;
  2. in het wijzigingsplan een verantwoording is opgenomen ten aanzien van externe veiligheid voor wat betreft het groepsrisico;
  3. geen strijdigheid mag optreden met het Besluit externe veiligheid buisleidingen.

Artikel 37 Leiding - Riool

37.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
  1. een strook ten behoeve van een ondergrondse rioolleiding;
met de daarbijbehorende:
  1. andere bouwwerken.
37.2 Bouwregels
  1. In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en), mogen op of in deze gronden geen gebouwen of bijbehorende bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming.
  2. Andere bouwwerken mogen een bouwhoogte hebben van maximaal 2,00 meter.
37.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
37.3.1 Vergunningplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
  1. het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  2. het uitvoeren van graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm;
  3. het in de grond brengen van voorwerpen dieper dan 30 cm;
  4. het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
  5. het planten van bomen en het aanbrengen van andere beplantingen, die dieper wortelen of kunnen wortelen dan 30 cm.
37.3.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 37, lid 1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, welke:
  1. het normale onderhoud betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
37.3.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning zal slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding.
37.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
  1. de in de andere daar voorkomende bestemming(en) toegelaten gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
    1. vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder;
    2. geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding.

3 Algemene Regels

Artikel 38 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 39 Algemene Bouwregels

39.1 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen mogen, in afwijking van dit bestemmingsplan, uitsluitend worden overschreden door:
  1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,50 m;
  2. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,00 m.
39.2 Meetverschil
Bij toepassing van het bepaalde in het plan ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken, worden afwijkingen ten gevolge van meetverschillen buiten beschouwing gelaten, mits dat meetverschil, mede gelet op de aard en omvang van hierdoor toegelaten of toe te laten (bouw)werken of werkzaamheden, als van zeer beperkte betekenis moet worden aangemerkt.

Artikel 40 Algemene Gebruiksregels

  1. het is verboden om gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken strijdig met de daarvoor geldende bestemming;
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
  2. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin voor het storten van vuil, anders dan ten behoeve van de uitvoering krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutiedoeleinden respectievelijk een seksinrichting;
  4. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
  5. het stallen van één of meerdere kampeermiddelen, zoals een caravan of een camper voor de voorgevel van het hoofdgebouw.

Artikel 41 Algemene Aanduidingsregels

41.1 Vrijwaringszone - molenbiotoop
41.1.1 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemmingen gelden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' dat niet groter mag worden gebouwd dan:
  1. binnen een afstand van 100 m van de molen: de bouwhoogte die gelijk is aan de hoogte van de onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen;
  2. buiten een afstand vanaf 100 m van de molen: de bouwhoogte genoemd onder a vermeerderd met 1/30 van de afstand tussen het bouwwerk en de molen.
Deze regels gelden niet voor bestaande bouwwerken.
41.1.2 Afwijken van de bouwregels
Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
  1. het bepaalde in artikel 40 lid 1.1 en toestaan dat ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' de in de daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
    1. vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder van de molen.
41.2 Vrijwaringszone - straalpad
41.2.1 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde in de daar voorkomende bestemming(en), zal op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - straalpad', de bouwhoogte van gebouwen, overkappingen en andere bouwwerken ten hoogste 29,00 m bedragen.
41.3 Veiligheidszone - lpg
41.3.1 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemming(en) mogen op/in deze gronden geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.
41.3.2 Afwijken van de bouwregels
Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in artikel 41, lid 3.1 in die zin dat beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd, mits:
  1. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.
41.3.3 Specifieke gebruikersregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object.
41.3.4 Afwijken van de gebruikersregels
Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in artikel 40, lid 3.3 in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt als beperkt kwetsbaar object, mits:
  1. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.
41.3.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
  1. de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - lpg' wordt verwijderd, mits de betreffende risicovolle inrichting ter plaatse is beëindigd;
  2. de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - lpg' voor een risicovolle inrichting wordt gewijzigd (verkleind), mits:
    1. voor de risicovolle inrichting een vergunning ingevolge de Wet milieubeheer of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is verleend of gewijzigd;
    2. de ligging van de zone is afgestemd op de met deze vergunning corresponderende veiligheidsafstand ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
    3. zich binnen de gewijzigde zone geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten bevinden.

Artikel 42 Algemene Afwijkingsregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
  1. de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten en afmetingen tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, indien dit om bouwtechnische redenen of overtuigende esthetische redenen noodzakelijk is of indien de bestaande situatie hiertoe aanleiding geeft;
  2. de bestemmingsregels met betrekking tot de overschrijding van de maximale bouwhoogte, anders dan bedoeld onder a, voor lift- en trappenhuizen, glazenwasserinstallaties, (centrale) verwarmingsinstallaties, ventilatie-inrichtingen, schoorstenen, (schotel)antennes, antenne-installaties en vergelijkbare bouwwerken voor de opwekking van duurzame energie zoals zonnepanelen, met maximaal 3,00 meter;
  3. de bestemmingsregels ten behoeve van de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van een openbare nutsvoorziening met een grondoppervlakte van maximaal 25 m² dat bestaat uit maximaal één bouwlaag en dat niet groter is dan 3,00 meter, zoals transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes, schakelhuisjes, wachthuisjes, telefooncellen en andere nutsgebouwtjes en andere bouwwerken ten dienste van een openbare (nuts)voorziening, met een maximale bouwhoogte van 15,00 meter, zoals antennemasten, lichtmasten en kunstobjecten;
  4. overschrijding van de bebouwingsgrenzen en/of bestemmingsgrenzen met ten hoogste 3,00 meter voor balkons, en met ten hoogste 2,00 meter voor bordessen, dakoverstekken, overstekende verdiepingen, galerijen, luifels, gevelversieringen, buitentrappen en lift- en trappenhuizen en andere ondergeschikte delen van gebouwen;
  5. de bestemmingsregels in die zin dat de bouwhoogte van andere bouwwerken wordt vergroot tot maximaal 5,00 meter.

Artikel 43 Overige Regels

43.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
  1. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  2. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  3. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  4. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  5. de ruimte tussen bouwwerken.

4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 44 Overgangsrecht

44.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  3. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a met maximaal 10%.
  4. Sublid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
44.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Sublid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 45 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het
bestemmingsplan Elburg en Oostendorp
van de gemeente Elburg.
Behorende bij het besluit van de gemeenteraad van Elburg d.d. 22 april 2013

1 Inleiding

De gemeente Elburg heeft besloten de bestemmingsplannen voor Elburg te gaan actualiseren. Hierbij gaat het om de bestemmingsplannen voor het hele grondgebied van de gemeente, dus zowel voor het buitengebied als voor de bebouwde kom. Dit bestemmingsplan geeft een nieuwe juridisch-planologische regeling voor het plangebied Elburg en Oostendorp. De begrenzing van dit plangebied is aangegeven in onderstaande figuur.
afbeelding
De begrenzing van het plangebied
Geldende bestemmingsplannen
Voor het plangebied gelden veel verschillende bestemmingsplannen. Het gaat daarbij om de bestemmingsplannen: Achterweg, Bedrijventerrein Oostendorp, Boerderij Vos en Boerderij Vos II, De Pal, Het Honigsveld, Kerkenland, Molenweg en Molenweg II, Buitengebied (deels), De Vrijheid, Het Groene Hart, Oostelijke Rondweg Deel I, Oosthoek I, Thematische Uitsluiting seksinrichtingen, Oostendorp West en Oosthoek II. Daarnaast hebben in het plangebied regelmatig ontwikkelingen plaatsgevonden, die niet in het daarvoor geldende bestemmingsplan passen, deze zijn meestal door middel van een vrijstelling mogelijk gemaakt. De bestemmingsplannen verschilden onderling qua systematiek en dateren van veel verschillende perioden. Al deze regelingen worden in dit bestemmingsplan voorzien van een nieuwe eenduidige juridisch-planologische regeling.
Opzet van de toelichting
Na deze inleiding worden in het tweede hoofdstuk de objecten, oftewel de bestemmingen, beschreven. De meest relevante uitgangspunten komen bij deze bestemmingen kort aan bod. In hoofdstuk 2 is per bestemming aangegeven met welk doel de bestemming opgenomen is. Een uitgebreide toelichting op de uitgangspunten volgt in hoofdstuk 3. Hierna komen de hoofdstukken met betrekking tot de huidige situatie (hoofdstuk 4), het beleidskader (hoofdstuk 5) en de milieu- en omgevingsaspecten (hoofdstuk 6) aan de orde. In hoofdstuk 7 komt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aan de orde. Daarbij wordt ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

2 De Bestemmingen

In dit hoofdstuk worden de bestemmingen toegelicht die op de verbeelding en in de regels van het bestemmingsplan zijn weergegeven. Hierdoor wordt duidelijk waarom de bestemmingen opgenomen zijn en wat dus het doel van de bestemming is. Daarbij wordt aangegeven wat de belangrijkste uitgangspunten van de regeling van de bestemmingen zijn en wat de mogelijkheden binnen de bestemming zijn. Bij dit laatste gaat het om zowel de regelingen bij recht, als om de mogelijkheden voor wijziging en/of afwijking.
Het bestemmingsplan kent een groot aantal bestemmingen. Deze bestemmingen zijn gekozen om zo goed mogelijk aan te sluiten bij de bestaande situatie en het bestaande beleid. Bij de keuze voor de bestemmingen heeft de leesbaarheid een belangrijke rol gespeeld. Er is daarom bijvoorbeeld gekozen om de bestemmingen "Bedrijf" en "Maatschappelijk" verder uit te splitsen. Naast de bestemming "Bedrijf" is onder andere sprake van de bestemming "Bedrijf - Nutsvoorziening" en naast de bestemming "Maatschappelijk" onder andere de bestemming "Maatschappelijk - Onderwijs".
Flexibiliteit
Daar waar dat vanuit beleid wenselijk is, zijn in de bestemmingen de nodige flexibiliteitsbepalingen opgenomen. Dit zijn mogelijkheden voor wijziging en/of afwijking van het bestemmingsplan. Deze zijn opgenomen om op ondergeschikte punten van het bestemmingsplan te kunnen afwijken (omgevingsvergunning) of nieuwe initiatieven mogelijk te maken (wijzigingsbevoegdheden).
Beide flexibiliteitsbepalingen bevatten criteria waaraan voldaan moet worden, voordat afwijking of wijziging mogelijk is. Deze criteria worden bepaald door wensen en/of eisen vanuit het geldende beleid en de milieu- en omgevingsaspecten.
Aan zowel de omgevingsvergunning voor afwijking en aan de wijzigingsbevoegdheid zijn procedures gekoppeld. Deze zijn onder meer vastgelegd in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening. De bevoegdheid voor de toepassing van deze flexibiliteitsbepalingen ligt in principe in handen van het College van Burgemeester en Wethouders.

2.1 Agrarisch - Cultuurgrond

Doel
Het doel van de bestemming "Agrarische Cultuurgrond" is het behoud van de agrarische cultuurgrond. Daarbij gaat het vooral om het behoud en de mogelijkheden voor voortzetting van de agrarische functie op de gronden.
Functionele mogelijkheden
De hoofdfunctie van de bestemming is agrarisch. De kas, die in het plangebied binnen deze bestemming aanwezig is, wordt specifiek aangeduid. De aanduiding is daarbij strak om de bestaande bebouwing gelegd, om uitbreiding ervan te voorkomen.
Bouwmogelijkheden kassen
In principe is bebouwing binnen de bestemming niet toegestaan. Een uitzondering daarop is het gebied binnen de aanduiding 'kas' waarin de bouw van kassen mogelijk is. Uitbreiding is niet mogelijk, vervangende nieuwbouw wel. De bebouwing mag alleen binnen het aangeduide gebied plaatsvinden.
Bouwmogelijkheden andere bouwwerken
In de hele bestemming is het wel mogelijk om erf- en terreinafscheidingen met een maximale bouwhoogte van 1,50 meter worden gebouwd. Door dit toe te staan is het mogelijk om op een veilige manier vee op de gronden te houden. Dit bevordert de agrarische gebruiksmogelijkheden.

2.2 Bedrijf

Doel
De bestemming "Bedrijf" maakt de uitoefening van een zelfstandig bedrijf mogelijk.
Functionele mogelijkheden
Om te voorkomen dat door de bedrijven overlast veroorzaakt wordt, zijn alleen bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 bij recht toegestaan. De bedrijfsbranches die mogelijk zijn binnen de bestemming zijn opgenomen in de VNG Bedrijvenlijst die opgenomen is als bijlage bij de regels. Door deze te beperken kan voor de in de buurt liggende woningen een goed leefklimaat behouden blijven.
Per bedrijf is één bedrijfswoning toegestaan. Deze bedrijfswoning mag alleen worden gerealiseerd op de gronden met de aanduiding 'bedrijfswoning'. Bij de bedrijfswoningen zijn bijbehorende bouwwerken toegestaan. Deze bijbehorende bouwwerken zijn geen bedrijfsgebouwen en moeten ten dienste staan van de woonfunctie.
Andere specifieke functies die aangeduid zijn, zijn de functies voor de LPG-tankstations binnen deze bestemming. Daarbij zijn het verkooppunt, de afleverzuil, het vulpunt en de opslag van LPG specifiek aangeduid. Door deze functies vast te leggen, wijzigen de veiligheidszones er omheen niet.
Binnen de bestemming zijn ondergeschikte ook bij de bestemming horende andere functies en voorzieningen toegestaan. Daarbij kan gedacht worden aan nutsvoorzieningen, wegen en paden, water en parkeervoorzieningen. Hierdoor kan de bedrijfsfunctie optimaal worden uitgeoefend.
Door middel van specifieke gebruiksregels wordt voorkomen dat de gronden en bouwwerken in strijd met de bestemming worden gebruikt. Dit geldt voor geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven, detailhandel en bedrijven die niet genoemd zijn in de bedrijvenlijst die opgenomen bij de regels. Door deze uit te sluiten, kan voor omliggende woningen een goed woonklimaat worden gehandhaafd.
Meer dan één bedrijfswoning is uitgesloten door middel van de specifieke gebruiksregels. Ook bewoning van bijbehorende bouwwerken en bedrijfsbebouwing is via deze regels uitgesloten.
Bouwmogelijkheden bedrijfsgebouwen en bijbehorende bouwwerken
Om het bestaande beeld te handhaven is alleen bedrijfsbebouwing binnen het aangeduide bouwvlak toegestaan. Voor de goot- en bouwhoogte van de bedrijfsbebouwing is geen standaard maat, deze is per bedrijf bepaald en aangeduid. In sommige gevallen is alleen sprake van een maximale goothoogte, in andere gevallen van zowel een maximale goot- als bouwhoogte. Het uitgangspunt hiervoor zijn de bestaande situatie en planologische mogelijkheden.
Bouwmogelijkheden bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken
Voor de oppervlakte van bedrijfswoningen is niet gerefereerd aan de 'gewone' woningen in het plangebied, maar is per perceel maatwerk geleverd. Daarbij is uitgegaan van de bestaande maatvoering. De bedrijfswoning moet binnen het bouwvlak / het met 'bedrijfswoning' aangeduide vlak worden gebouwd. Een bedrijfswoning heeft een maximale inhoud van 650 m3. Daarnaast zijn de maximale goot- en/of bouwhoogte op de ruimtelijke verbeelding aangegeven. Voor bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen zijn algemene regels opgenomen welke ook terug te vinden zijn de woonbestemmingen.
Bouwmogelijkheden andere bouwwerken
Voor de andere bouwwerken is bij deze bestemming een algemene regeling opgenomen. Daarbij is aangesloten bij een algemene regeling voor bouwmogelijkheden van andere bouwwerken. Ook is aansluiting gezocht bij de mogelijkheden met betrekking tot vergunningvrij bouwen, zoals dit opgenomen is in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht. Andere bouwwerken mogen ten hoogste 5,00 meter hoog zijn. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om een kleinschalig bouwwerk als een vlaggenmast. Wanneer een dergelijk bouwwerk 5,00 meter hoog wordt, is de impact op de omgeving klein.
Flexibiliteitsbepalingen
Bij de bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Deze maakt het mogelijk om de aanduidingen voor de voorzieningen bij het LPG-tankstation te verwijderen. Voorwaarde daarbij is dat de functie beëindigd moet zijn. Door deze regeling worden de gebruiksmogelijkheden van de gronden direct om het beëindigde functie vergroot.

2.3 Bedrijf - Molen

Doel
Het doel van de bestemming "Bedrijf - Molen" is de bestaande molen en de daarbij horende bebouwing te behouden.
Functionele mogelijkheden
In de bestemming is het toegestaan een molenbedrijf uit te oefenen, het gaat hierbij om de voormalige korenmolen "De Tijd" aan de Zuiderzeestraatweg Oost. De voor het molenbedrijf nodige gebouwen (de molen) zijn binnen de bestemming toegestaan. Door dit toe te staan kan de molen in bedrijf blijven.
Bouwmogelijkheden molen
Bij eventuele herbouw, mag de molen maximaal de bestaande bouwhoogte hebben. Dit geldt dus niet alleen voor de molen, maar ook voor de overige bebouwing binnen het bouwvlak. De molen is aangewezen als rijksmonument en wordt beschermd door de Monumentenwet.

2.4 Bedrijf - Nutsbedrijf

Doel
De bestemming "Bedrijf-Nutsbedrijf" is bedoeld om het gasbedrijf van Nuon, aan de Gerichtenweg, te behouden en mogelijk te maken.
Functionele mogelijkheden
De bestemming maakt in het algemeen nutsbedrijven, waaronder het gasbedrijf valt, mogelijk. Daarbij zijn geluidszoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen uitgesloten. Andere, bij het nutsbedrijf horende voorzieningen zijn ook mogelijk binnen de bestemming. Daarbij gaat het om gebouwen, andere bouwwerken, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, erven en parkeervoorzieningen. Door dit mogelijk te maken kan een volwaardig bedrijf uitgeoefend worden. Bij dit bedrijf worden bedrijfswoningen niet toegestaan. Er is niet sprake van een volwaardig bedrijfsperceel.
Bouwmogelijkheden gebouwen en bijbehorende bouwwerken
Om 'wildgroei' in bebouwing te voorkomen, zijn gebouwen alleen toegestaan binnen het aangeduide bouwvlak. Het bouwvlak is echter ruim gelegd, zodat de nodige flexibiliteit aanwezig is. De bouwhoogte van de gebouwen is wel beperkt, zodat de bebouwing binnen de bebouwingsstructuur van Elburg blijft passen. De huidige situatie was daarvoor het uitgangspunt.
Bouwmogelijkheden andere bouwwerken
Voor de andere bouwwerken is bij deze bestemming een algemene regeling opgenomen. Daarbij is aangesloten bij een algemene regeling voor bouwmogelijkheden van andere bouwwerken. Ook is aansluiting gezocht bij de mogelijkheden met betrekking tot vergunningvrij bouwen, zoals dit opgenomen is in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht. Het gaat bij andere bouwwerken in dit geval om erf- en terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken. De erf- en terreinafscheidingen mogen voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van een hoofdgebouw niet groter zijn dan 1,00 meter. In andere gevallen mag het maximaal 2,00 meter hoog zijn. Dit heeft te maken met het ruimtelijk beeld van het perceel. Overige andere bouwwerken mogen ten hoogste 5,00 meter hoog zijn. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om een kleinschalig bouwwerk als een vlaggenmast. Wanneer een dergelijk bouwwerk 5,00 meter hoog wordt, is de impact op de omgeving klein.

2.5 Bedrijf - Nutsvoorziening

Doel
De bestemming "Bedrijf - Nutsvoorziening" is bedoeld voor het behoud van nutsvoorzieningen in het plangebied. Daarbij gaat het hoofdzakelijk om kleinschalige nutsbebouwing (elektriciteitskasten etc.).
Functionele mogelijkheden
Allereerst worden binnen de bestemming nutsvoorzieningen mogelijk gemaakt. In het plangebied voorkomende antennemasten kunnen onder deze bestemming worden geschaard, maar worden specifiek aangeduid. Dit heeft te maken met afwijkende bouwmogelijkheden. Voor de bestemming zijn ook daarbij horende gebouwen, bouwwerken, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, erven en parkeervoorzieningen mogelijk. Door dit toe te staan worden maximale mogelijkheden geboden voor de nutsvoorziening.
Bouwmogelijkheden gebouwen en bijbehorende bouwwerken
Voor de nutsvoorzieningen mogen gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak. De maximale bouwhoogte is daarbij in het bouwvlak aangeduid. In het algemeen gaat het om bebouwing met een hoogte van maximaal 4,00 meter.
Bouwmogelijkheden antennemast
De antennemast in het plangebied wijkt af van de 'gewone' nutsvoorzieningen, met name door de bouwhoogte. Deze is veel groter dan de eerder genoemde 4,00 meter. De hoogte is in het vlak met de aanduiding 'antennemast' aangegeven. De antennemast mag niet buiten het vlak met de aanduiding 'antennemast' worden gebouwd. Hierdoor is het behoud van de antennemast op de huidige locatie verzekerd.
Bouwmogelijkheden andere bouwwerken
Voor de andere bouwwerken is bij deze bestemming een algemene regeling opgenomen. Daarbij is aangesloten bij een algemene regeling voor bouwmogelijkheden van andere bouwwerken. Ook is aansluiting gezocht bij de mogelijkheden met betrekking tot vergunningvrij bouwen, zoals dit opgenomen is in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht. Het gaat bij andere bouwwerken in dit geval om erf- en terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken. De erf- en terreinafscheidingen mogen voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van een hoofdgebouw niet groter zijn dan 1,00 meter. In andere gevallen mag het maximaal 2,00 meter hoog zijn. Dit heeft te maken met het ruimtelijk beeld van het perceel.
Overige andere bouwwerken mogen ten hoogste 5,00 meter hoog zijn. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om een kleinschalig bouwwerk als een lichtmast. Wanneer een dergelijk bouwwerk 5,00 meter hoog wordt, is de impact op de omgeving klein.

2.6 Bedrijf - Verkooppunten Motorbrandstoffen

Doel
In het plangebied zijn enkele tankstations aanwezig, deze moeten behouden blijven en zijn daarom onder de bestemming "Bedrijf - Verkooppunten motorbrandstoffen" gebracht.
Functionele mogelijkheden
Het uitgangspunt is dat een verkooppunt van motorbrandstoffen mogelijk is. De verkoop van LPG is in principe uitgesloten, mits dit expliciet is toegestaan. Op de verbeelding zijn de LPG-tankstations specifiek aangeduid.
Het verkooppunt, vulpunt en de opslag zijn specifiek aangeduid. Dit heeft te maken met de veiligheidscontouren vanuit het Besluit externe veiligheid inrichtingen rond de afleverzuil, het vulpunt en de opslag. Deze contouren zijn afhankelijk van de doorzet van de zuil en worden ook op de verbeelding aangeduid. Wanneer de contour van de afleverzuil volledig binnen de contouren van het vulpunt en de opslag valt, wordt deze niet meer specifiek aangeduid. De (on)mogelijkheden voor de bouw van (beperkt) kwetsbare objecten binnen de veiligheidscontouren zijn in de algemene aanduidingsregels opgenomen.
Andere, bij het bedrijf horende voorzieningen zijn ook mogelijk binnen de bestemming. Daarbij gaat het om gebouwen, andere bouwwerken, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, erven en parkeervoorzieningen. Door dit mogelijk te maken kan een volwaardig bedrijf uitgeoefend worden.
Bouwmogelijkheden gebouwen en bijbehorende bouwwerken
Op de verbeelding van het plan zijn het bouwvlak en de maximale bouwhoogte aangeduid. De gebouwen en bijbehorende bouwwerken moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd en mogen niet groter dan de aangeduide maximale bouwhoogte. Hierdoor kan het bestaande ruimtelijke beeld behouden blijven.
Bouwmogelijkheden andere bouwwerken
Voor de andere bouwwerken is bij deze bestemming een algemene regeling opgenomen. Daarbij is aangesloten bij een algemene regeling voor bouwmogelijkheden van andere bouwwerken. Ook is aansluiting gezocht bij de mogelijkheden met betrekking tot vergunningvrij bouwen, zoals dit opgenomen is in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht.
Het gaat bij andere bouwwerken in dit geval om erf- en terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken.
De erf- en terreinafscheidingen mogen voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van een hoofdgebouw niet groter zijn dan 1,00 meter. In andere gevallen mag het maximaal 2,00 meter hoog zijn. Dit heeft te maken met het ruimtelijk beeld van het perceel. Overige andere bouwwerken mogen ten hoogste 5,00 meter hoog zijn. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om een kleinschalig bouwwerk als een vlaggenmast. Wanneer een dergelijk bouwwerk 5,00 meter hoog wordt, is de impact op de omgeving klein.
Flexibiliteitsbepalingen
Bij deze bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Deze maakt het mogelijk om de aanduidingen voor de voorzieningen bij het LPG-tankstation te verwijderen. Voorwaarde daarbij is dat de functie beëindigd moet zijn. Door deze regeling worden de gebruiksmogelijkheden van de gronden direct om het beëindigde functie vergroot.

2.7 Bedrijventerrein

Doel
De bestemming "Bedrijventerrein" maakt het mogelijk dat het bedrijventerrein Oostendorp blijft bestaan en ook als aaneengesloten terrein kan blijven functioneren.
Functionele mogelijkheden
Het uitgangspunt is bedrijven mogelijk te maken met milieucategorieën 1 en 2. Deze worden dan ook bij recht mogelijk gemaakt. Bestaande bedrijven met een grotere categorie kunnen blijven bestaan, maar alleen op de locatie waarop zij zich nu bevinden. Deze bedrijven zijn specifiek aangeduid. Ter plaatse van die aangeduide percelen mogen uiteraard ook bedrijven in lagere categorieën komen. Bij de bedrijven, waar al een bedrijfswoning is gebouwd, wordt deze bedrijfswoning specifiek aangeduid. Wanneer geen sprake is van een bedrijfswoning, wordt deze niet bij recht mogelijk gemaakt. Door het tegengaan van (nieuwe) bedrijfswoningen, worden omliggende bedrijven niet in hun bedrijfsvoering beperkt. Het hoofddoel is op het bedrijventerrein alleen bedrijven mogelijk te maken die in de bedrijvenlijst zijn opgenomen. Bestaande afwijkende functies kunnen blijven bestaan, deze hebben een specifieke aanduiding.
Een veelvoorkomende afwijkende functie is detailhandel. De verschillende vormen van detailhandel zijn ieder specifiek aangeduid. In de specifieke gebruiksregels bij deze bestemming welke maximale bedrijfsvloeroppervlakte per aanduiding voor detailhandel mogelijk is. De bestaande detailhandelsfuncties kunnen hierdoor blijven bestaan. Omdat detailhandel in principe op het bedrijventerrein niet wenselijk is, wordt uitwisseling en nieuwvestiging van detailhandelsbedrijven bemoeilijkt. Een andere functie die voorkomt op het bedrijventerrein is kantoor. Ook deze functie is specifiek aangeduid. De functie mag blijven bestaan, maar is in principe niet wenselijk op het bedrijventerrein.
Andere, bij het bedrijf horende voorzieningen zijn ook mogelijk binnen de bestemming. Daarbij gaat het om gebouwen, andere bouwwerken, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, erven en parkeervoorzieningen. Door dit mogelijk te maken kan een volwaardig bedrijf uitgeoefend worden.
Bouwmogelijkheden gebouwen
In het bouwvlak is een percentage opgenomen, dat het maximaal te bebouwen oppervlak aangeeft. Dit geldt voor alle gebouwen en overkappingen die in het bouwvlak mogelijk zijn. Door de maximale oppervlakte te beperken, wordt voorkomen dat te weinig oppervlakte overblijft voor andere bij de bedrijfsfunctie horende voorzieningen (bijvoorbeeld parkeren).
Bouwmogelijkheden bedrijfsgebouwen en bijbehorende bouwwerken
Om het bestaande beeld te handhaven is alleen bedrijfsbebouwing binnen het aangeduide bouwvlak toegestaan. Voor de goot- en bouwhoogte van de bedrijfsbebouwing is geen standaard maat, deze is per bedrijf bepaald. In sommige gevallen is alleen sprake van een maximale bouwhoogte, in andere gevallen van zowel een maximale goot- als bouwhoogte. Het uitgangspunt hiervoor zijn de bestaande situatie en planologische mogelijkheden.
Bepaald is dat bij sommige bedrijven niet dichter bij de bouwperceelgrenzen mag worden gebouwd dan 4,00 meter (specifieke bouwaanduiding - 1) of 5,00 meter (specifieke bouwaanduiding - 2). Hierdoor blijft een relatief open bebouwingsbeeld mogelijk en blijft voldoende ruimte over voor de - voor de bedrijfsvoering wenselijke - voorzieningen als parkeren. Voor overkappingen geldt aanvullend dat deze ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' ook buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd, met een maximale bouwhoogte van 5,00 meter.
Bouwmogelijkheden bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken
Voor de bouwmogelijkheden van bedrijfswoningen is niet gerefereerd aan de 'gewone' woningen in het plangebied, maar is per perceel maatwerk geleverd. De bedrijfswoning moet binnen het bouwvlak en binnen het met 'bedrijfswoning' aangeduide vlak worden gebouwd. Een bedrijfswoning heeft een maximale inhoud van 650 m3. Daarnaast zijn de maximale goot- en/of bouwhoogte op de ruimtelijke verbeelding aangegeven. Voor bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen zijn algemene regels opgenomen welke ook terug te vinden zijn de woonbestemmingen.
Bouwmogelijkheden andere bouwwerken
Voor de andere bouwwerken is bij deze bestemming een algemene regeling opgenomen. Daarbij is aangesloten bij een algemene regeling voor bouwmogelijkheden van andere bouwwerken. Ook is aansluiting gezocht bij de mogelijkheden met betrekking tot vergunningvrij bouwen, zoals dit opgenomen is in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht. Het gaat bij andere bouwwerken in dit geval om erf- en terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken.
De erf- en terreinafscheidingen mogen tussen een weg en de gevels van een bedrijfswoning niet groter zijn dan 1,00 meter. In sommige gevallen is het wel mogelijk om een erf- of terreinafscheiding groter dan 1,00 meter tussen een weg en een gevel van een woning te hebben. Aan de achterzijde van de gebouwen mag het maximaal 2,00 meter hoog zijn. Naast het ruimtelijk beeld van het perceel heeft dit ook met de veiligheid van de bedrijven te maken. Voor overige andere bouwwerken is een specificatie gemaakt. Overige andere bouwwerken binnen een bouwvlak, met een maximaal toegestane bouwhoogte van 5,00 en 10,00 meter, zijn specifiek aangeduid (specifieke bouwaanduiding - 1 en - 2). Ook overige andere bouwwerken buiten een bouwvlak, met een maximaal toegestane bouwhoogte van 2,50 en 5,00 meter, zijn specifiek aangeduid (specifieke bouwaanduiding - 1 en - 2).
Flexibiliteitsbepalingen
In deze bestemming zijn regels voor het afwijken van de bouwregels en van de gebruiksregels opgenomen. Deze regels zijn opgenomen om, na verlening van een omgevingsvergunning en wanneer voldaan is aan de toetsingscriteria, meer mogelijkheden te geven voor bebouwing en gebruik binnen de bestemming. Voorbeelden van mogelijkheden is bijvoorbeeld het toestaan van perifere detailhandel, of productiegebonden detailhandel, na verlening van een omgevingsvergunning.

2.8 Detailhandel

Doel
Het doel is om op de gronden met de bestemming "Detailhandel", de detailhandelsfunctie te behouden.
Functionele mogelijkheden
Bij deze bestemming gaat het om detailhandel die zich hoofdzakelijk richt op verkoop aan particulieren. Perifere detailhandel behoort niet tot de functionele mogelijkheden. Een combinatie van de detailhandelsfunctie met de functie wonen komt niet voor.
Andere, bij de hoofdfunctie horende voorzieningen, zijn ook mogelijk binnen de bestemming. Daarbij gaat het om gebouwen, andere bouwwerken, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, tuinen, erven en parkeervoorzieningen. Door dit mogelijk te maken kunnen de gronden en gebouwen maximaal benut worden.
Bouwmogelijkheden gebouwen en bijbehorende bouwwerken
Op de verbeelding van het plan zijn het bouwvlak en de maximale goot- en bouwhoogte aangeduid. De gebouwen en overkappingen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd en mogen niet groter dan de aangeduide maximale goot- en bouwhoogte. Soms staat ook alleen maximale bouwhoogte aangeduid, hier geldt geen maximale goothoogte en is een plat dak dus toegestaan. Hierdoor kan het bestaande ruimtelijke beeld behouden blijven.
Bouwmogelijkheden andere bouwwerken
Voor de andere bouwwerken is bij deze bestemming een algemene regeling opgenomen. Daarbij is aangesloten bij een algemene regeling voor bouwmogelijkheden van andere bouwwerken. Ook is aansluiting gezocht bij de mogelijkheden met betrekking tot vergunningvrij bouwen, zoals dit opgenomen is in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht. Het gaat bij andere bouwwerken in dit geval om erf- en terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken.
De erf- en terreinafscheidingen mogen voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van een hoofdgebouw niet groter zijn dan 1,00 meter. In andere gevallen mag het maximaal 2,00 meter hoog zijn. Dit heeft te maken met het ruimtelijk beeld van het perceel. Overige andere bouwwerken mogen ten hoogste 5,00 meter hoog zijn. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om een kleinschalig bouwwerk als een vlaggenmast. Wanneer een dergelijk bouwwerk 5,00 meter hoog wordt, is de impact op de omgeving klein.

2.9 Dienstverlening

Doel
Het doel van de bestemming "Dienstverlening" is het behoud van de dienstverlenende functie en daarbij toegestane voorzieningen in het plangebied.
Functionele mogelijkheden
Binnen deze bestemming is dienstverlening toegestaan. Daarbij gaat het om het verlenen van economische en maatschappelijke diensten, met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting. Het is mogelijk binnen het met 'bedrijfswoning' of 'detailhandel' aangeduide vlak ook een bedrijfswoning te realiseren, cq. 30 m2 aan detailhandel toe te staan.
Andere, bij de hoofdfunctie horende voorzieningen, zijn ook mogelijk binnen de bestemming. Daarbij gaat het om gebouwen, andere bouwwerken, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, tuinen, erven en parkeervoorzieningen. Door dit mogelijk te maken kunnen de gronden en gebouwen maximaal benut worden.
Bouwmogelijkheden gebouwen en bijbehorende bouwwerken
Op de verbeelding van het plan zijn het bouwvlak en de maximale bouwhoogte aangeduid. De gebouwen en overkappingen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd en mogen niet groter dan de aangeduide maximale goot- en bouwhoogte. Soms staat ook alleen maximale bouwhoogte aangeduid, hier geldt geen maximale goothoogte en is een plat dak dus toegestaan. Door deze regeling kan het bestaande ruimtelijke beeld behouden blijven.
Bouwmogelijkheden bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken
Voor de oppervlakte van bedrijfswoningen is niet gerefereerd aan de 'gewone' woningen in het plangebied, maar is per perceel maatwerk geleverd. Daarbij is uitgegaan van de bestaande maatvoering. De bedrijfswoning moet binnen het met 'bedrijfswoning' aangeduide vlak worden gebouwd. Een bedrijfswoning heeft een maximale inhoud van 650 m3. Daarnaast zijn de maximale goot- en/of bouwhoogte op de ruimtelijke verbeelding aangegeven.
Voor bijgebouwen bij bedrijfswoningen zijn specifieke regels opgenomen. Daarin staan regels over de plaatsing van de bijgebouwen ten opzichte van de bedrijfswoning (het hoofdgebouw) en regels over de afmeting van de bijgebouwen. Bij de bijgebouwen gaat het om zowel aanbouwen, uitbouwen als vrijstaande bijgebouwen.
Bouwmogelijkheden andere bouwwerken
Voor de andere bouwwerken is bij deze bestemming een algemene regeling opgenomen. Daarbij is aangesloten bij een algemene regeling voor bouwmogelijkheden van andere bouwwerken. Ook is aansluiting gezocht bij de mogelijkheden met betrekking tot vergunningvrij bouwen, zoals dit opgenomen is in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht.
Het gaat bij andere bouwwerken in dit geval om erf- en terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken. De erf- en terreinafscheidingen mogen voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van een hoofdgebouw niet groter zijn dan 1,00 meter. In andere gevallen mag het maximaal 2,00 meter hoog zijn. Dit heeft te maken met het ruimtelijk beeld van het perceel.
Overige andere bouwwerken mogen ten hoogste 5,00 meter hoog zijn. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om een kleinschalig bouwwerk als een vlaggenmast. Wanneer een dergelijk bouwwerk 5,00 meter hoog wordt, is de impact op de omgeving klein.

2.10 Gemengd - Detailhandel, Dienstverlening, Wonen

Doel
De bestemming "Gemengd - Detailhandel, dienstverlening, wonen" is bedoeld voor het behoud van de gemengde functie op bepaalde gronden en in gebouwen.
Functionele mogelijkheden
Op de gronden en in de gebouwen binnen deze bestemming mogen gemengde functies een plaats hebben. De menging is echter beperkt tot drie hoofdfuncties, namelijk een combinatie van detailhandel, dienstverlening en wonen. Het aantal woningen binnen een bouwvlak is beperkt, door middel van een specifieke aanduiding.
Andere, bij de hoofdfunctie horende voorzieningen, zijn ook mogelijk binnen de bestemming. Daarbij gaat het om gebouwen, andere bouwwerken, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, tuinen, erven en parkeervoorzieningen. Door dit mogelijk te maken kunnen de gronden en gebouwen maximaal benut worden.
Bouwmogelijkheden gebouwen en bijbehorende bouwwerken
Op de verbeelding van het plan zijn het bouwvlak en de maximale bouwhoogte aangeduid. De gebouwen en overkappingen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd en mogen niet groter dan de aangeduide maximale goot- en bouwhoogte. Soms staat ook alleen maximale bouwhoogte aangeduid, hier geldt geen maximale goothoogte en is een plat dak dus toegestaan. Door deze regeling kan het bestaande ruimtelijke beeld behouden blijven.
Bouwmogelijkheden andere bouwwerken
Voor de andere bouwwerken is bij deze bestemming een algemene regeling opgenomen. Daarbij is aangesloten bij een algemene regeling voor bouwmogelijkheden van andere bouwwerken. Ook is aansluiting gezocht bij de mogelijkheden met betrekking tot vergunningvrij bouwen, zoals dit opgenomen is in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht. Het gaat bij andere bouwwerken in dit geval om erf- en terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken.
De erf- en terreinafscheidingen mogen voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van een hoofdgebouw niet groter zijn dan 1,00 meter. In andere gevallen mag het maximaal 2,00 meter hoog zijn. Dit heeft te maken met het ruimtelijk beeld van het perceel.
Overige andere bouwwerken mogen ten hoogste 5,00 meter hoog zijn. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om een kleinschalig bouwwerk als een vlaggenmast. Wanneer een dergelijk bouwwerk 5,00 meter hoog wordt, is de impact op de omgeving klein.

2.11 Groen

Doel
Het doel van de bestemming "Groen" is het behoud van de bestaande grotere groenstructuren en voor de voorzieningen die binnen die groenstructuur liggen.
Functionele mogelijkheden
Naast groenvoorzieningen zijn in deze bestemming nog andere voorzieningen mogelijk. Daarbij gaat het om een dierenweide, een evenemententerrein, een jongerenontmoetingsplek en speelterreinen. Deze functies zijn specifiek aangeduid, zodat er meer bouwmogelijkheden mogelijk zijn. Andere, bij de hoofdfunctie horende voorzieningen, zijn ook mogelijk binnen de bestemming. Daarbij gaat het om gebouwen, andere bouwwerken, nutsvoorzieningen, water, wegen en paden, erven en terreinen. Door het toestaan van deze functies is flexibiliteit in het gebruik van de groenstructuren mogelijk.
Bouwmogelijkheden gebouwen en bijbehorende bouwwerken
In principe is het bouwen van gebouwen niet toegestaan. Een uitzondering hierop vormt een gebouw ten behoeve van de dierenweide of de jongerenontmoetingsplaats. Ook mag een gebouw gebouwd worden wanneer dit in combinatie is met andere gebouwen. De gezamenlijke oppervlakte mag dan niet meer dan 150 m2 zijn. In alle gevallen mag de bouwhoogte maximaal 4,00 meter zijn. Hierdoor worden grootschalige gebouwen in het groen voorkomen.
Bouwmogelijkheden andere bouwwerken
Voor de andere bouwwerken is bij deze bestemming een algemene regeling opgenomen. Daarbij is aangesloten bij een algemene regeling voor bouwmogelijkheden van andere bouwwerken. Ook is aansluiting gezocht bij de mogelijkheden met betrekking tot vergunningvrij bouwen, zoals dit opgenomen is in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht. Het gaat bij andere bouwwerken in dit geval om terreinafscheidingen, speelvoorzieningen, lichtmasten en overige andere bouwwerken.
De terreinafscheidingen mogen maximaal 2,00 meter hoog zijn. Dit heeft te maken met de beveiliging van betreffende gebieden en gebruikers van die gebieden (bijvoorbeeld de dierenweide).
Speelvoorzieningen mogen maximaal 5,00 meter hoog zijn. Deze mogen alleen geplaatst worden op de voor aangeduide 'speelvoorziening'. Een lichtmast mag maximaal 6,00 meter hoog zijn. Dit zijn bijvoorbeeld lichtmasten bij speelterreinen en langs straten. Overige andere bouwwerken mogen ten hoogste 3,00 meter hoog zijn.
Flexibiliteitsbepalingen
In de bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt de bestemming te wijzigen naar "Verkeer-Verblijfsgebied". Daarbij is bepaald dat het om een kleinschalige parkeervoorziening moet gaan. Voordat het bestemmingsplan gewijzigd wordt, moet de voorgestelde wijziging getoetst zijn aan de bij de bevoegdheid opgenomen criteria.

2.12 Groen - Houtwal

Doel
De bestemming "Groen-Houtwal" heeft het behoud, de versterking en/of het herstel van landschappelijke, natuur- en/of cultuurhistorische waarden van de gronden tot doel. De houtwallen in het Groene Hart zijn hierbij van belang.
Functionele mogelijkheden
Binnen deze bestemming liggen de houtwallen in het Groene Hart. Andere bouwwerken, nutsvoorzieningen, water, wegen en paden, erven en terreinen die op dit moment binnen de gronden met deze bestemming liggen blijven mogelijk. Deze kunnen nodig zijn voor het doel van de bestemming.
Bouwmogelijkheden
Er mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd. Voor de andere bouwwerken is bij deze bestemming een algemene regeling opgenomen. Daarbij is aangesloten bij een algemene regeling voor bouwmogelijkheden van andere bouwwerken. Ook is aansluiting gezocht bij de mogelijkheden met betrekking tot vergunningvrij bouwen, zoals dit opgenomen is in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht. Het gaat bij andere bouwwerken in dit geval om terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken. Zowel de terreinafscheidingen als de overige andere bouwwerken mogen maximaal 1,00 meter hoog zijn. Dit heeft te maken met het behoud van de landschappelijk, natuur- en/of cultuurhistorische waarden van de gronden.
Omgevingsvergunning
Voor het uitvoeren van werken (geen bouwwerk) en werkzaamheden is een vergunningsplicht opgenomen. Dit betekent dat de werken en werkzaamheden niet uitgevoerd mogen worden zonder vooraf verleende omgevingsvergunning. Dit geldt onder andere voor ontgronden van gronden, verwijderen van natuurlijke vegetatie, aanleggen van paden of aanbrengen van oppervlakteverhardingen. Voordat de omgevingsvergunning verleend kan worden, moet worden voldaan aan toetsingscriteria. De omgevingsvergunning is niet nodig voor normaal onderhoud van geringe omvang en al in uitvoering zijnde werken en werkzaamheden. Dit laatste geldt op het moment van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.

2.13 Horeca

Doel
Het behoud en mogelijk maken van horecabedrijven met daarbij horende bedrijfswoning en parkeervoorzieningen is het doel van de bestemming "Horeca".
Functionele mogelijkheden
Bij deze bestemming is het mogelijk om horecabedrijven te realiseren. Daarbij zijn een bar en bar-/dancing echter uitgesloten. Dit heeft te maken met de mogelijke overlast voor de omgeving. Bij het horecabedrijf is een bedrijfswoning toegestaan. Ook mag op het erf bij het bedrijf een noodzakelijke parkeerterrein worden gerealiseerd. De bedrijfswoning en het parkeerterrein worden specifiek aangeduid. Dit heeft te maken met eventuele hindercontouren.
Andere, bij de hoofdfunctie horende voorzieningen, zijn ook mogelijk binnen de bestemming. Daarbij gaat het om gebouwen, andere bouwwerken, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, erven en parkeervoorzieningen. Door het toestaan van deze functies is flexibiliteit in het gebruik van de groenstructuren mogelijk.
Bouwmogelijkheden gebouwen en bijbehorende bouwwerken
Op de verbeelding van het plan zijn het bouwvlak en de maximale goot- en bouwhoogte aangeduid. De gebouwen en overkappingen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd en mogen niet groter dan de aangeduide maximale goot- en bouwhoogte. Soms staat ook alleen maximale bouwhoogte aangeduid, hier geldt geen maximale goothoogte en is een plat dak dus toegestaan. Hierdoor kan het bestaande ruimtelijke beeld behouden blijven.
Bouwmogelijkheden bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken
Voor de bouwmogelijkheden van bedrijfswoningen is niet gerefereerd aan de 'gewone' woningen in het plangebied, maar er is per perceel maatwerk geleverd. Daarbij is uitgegaan van de bestaande maatvoering. De bedrijfswoning moet binnen het bouwvlak en binnen het met 'bedrijfswoning' aangeduide vlak worden gebouwd. Een bedrijfswoning heeft een maximale inhoud van 650 m3. Daarnaast zijn de maximale goot- en/of bouwhoogte op de ruimtelijke verbeelding aangegeven. Voor bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen zijn algemene regels opgenomen welke ook terug te vinden zijn de woonbestemmingen.
Bouwmogelijkheden andere bouwwerken
Voor de andere bouwwerken is bij deze bestemming een algemene regeling opgenomen. Daarbij is aangesloten bij een algemene regeling voor bouwmogelijkheden van andere bouwwerken. Ook is aansluiting gezocht bij de mogelijkheden met betrekking tot vergunningvrij bouwen, zoals dit opgenomen is in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht. Het gaat bij andere bouwwerken in dit geval om erf- en terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken.
De erf- en terreinafscheidingen mogen voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van een hoofdgebouw niet groter zijn dan 1,00 meter. In andere gevallen mag het maximaal 2,00 meter hoog zijn. Dit heeft te maken met het ruimtelijk beeld van het perceel. Overige andere bouwwerken mogen ten hoogste 5,00 meter hoog zijn. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om een kleinschalig bouwwerk als een vlaggenmast. Wanneer een dergelijk bouwwerk 5,00 meter hoog wordt, is de impact op de omgeving klein.

2.14 Maatschappelijk

Doel
De bestemming "Maatschappelijk" heeft tot doel algemene maatschappelijke voorzieningen mogelijk te maken en te behouden.
Functionele mogelijkheden
In de bestemming zijn maatschappelijke voorzieningen mogelijk. Daarbij gaat het om algemene maatschappelijke voorzieningen die niet in de andere "Maatschappelijk" bestemmingen mogelijk worden gemaakt. Daarbij kan gedacht worden aan wijkcentra of het gemeentehuis. Een antennemast kan ook aanwezig zijn binnen het bouwvlak van een maatschappelijke voorziening. Omdat de antennemast niet binnen de regels van de bestemming "Maatschappelijk" past, is deze specifiek aangeduid.
Door middel van de specifieke gebruiksregels zijn de functies detailhandel en horeca binnen deze bestemming uitgesloten. Dit geldt niet voor detailhandel en horeca die ten dienste staat van de maatschappelijke functie. Daarnaast gaat het om gebouwen, andere bouwwerken, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, tuinen, erven en parkeervoorzieningen. Door het toestaan van deze functies is flexibiliteit in het gebruik van de gronden met deze bestemming mogelijk.
Bouwmogelijkheden gebouwen en bijbehorende bouwwerken
In het bouwvlak is een percentage opgenomen, dat het maximaal te bebouwen oppervlak aangeeft. Dit geldt voor alle gebouwen en overkappingen die in het bouwvlak mogelijk zijn. Door de maximale oppervlakte te beperken, wordt voorkomen dat te weinig oppervlakte overblijft voor andere bij de functie horende voorzieningen (bijvoorbeeld parkeren).
Op de verbeelding van het plan zijn het bouwvlak en de maximale goot- en bouwhoogte aangeduid. De gebouwen en overkappingen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd en mogen niet groter dan de aangeduide maximale goot- en bouwhoogte. In sommige gevallen is alleen een maximale bouwhoogte opgenomen, hier geldt dus geen maximale goothoogte en is een plat dak toegestaan. Door deze regeling kan het bestaande ruimtelijke beeld behouden blijven.
Bouwmogelijkheden antennemast
De antennemast in het plangebied wijkt af van de gebouwen en overkappingen, met name door de bouwhoogte. Deze is groter dan de bouwhoogte van de gebouwen en overkappingen. De hoogte is in het vlak met de aanduiding 'antennemast' aangegeven. De antennemast mag niet buiten het vlak met de aanduiding 'antennemast' worden gebouwd. Hierdoor is het behoud van de antennemast op de huidige locatie verzekerd.
Bouwmogelijkheden andere bouwwerken
Voor de andere bouwwerken is bij deze bestemming een algemene regeling opgenomen. Daarbij is aangesloten bij een algemene regeling voor bouwmogelijkheden van andere bouwwerken. Ook is aansluiting gezocht bij de mogelijkheden met betrekking tot vergunningvrij bouwen, zoals dit opgenomen is in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht. Het gaat bij andere bouwwerken in dit geval om erf- en terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken.
De erf- en terreinafscheidingen mogen voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van een hoofdgebouw niet groter zijn dan 1,00 meter. In andere gevallen mag het maximaal 2,00 meter hoog zijn. Dit heeft te maken met het ruimtelijk beeld van het perceel. Overige andere bouwwerken mogen ten hoogste 5,00 meter hoog zijn. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om een kleinschalig bouwwerk als een vlaggenmast. Wanneer een dergelijk bouwwerk 5,00 meter hoog wordt, is de impact op de omgeving klein.

2.15 Maatschappelijk - Begraafplaats

Doel
De bestemming "Maatschappelijk - Begraafplaats" is bedoeld voor het behoud van de begraafplaats.
Functionele mogelijkheden
In deze bestemming wordt alleen een begraafplaats met de daarbij horende gebouwen, andere bouwwerken, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, tuinen, erven en parkeervoorzieningen. Hierdoor wordt flexibiliteit in het gebruik van de gronden met deze bestemming gegarandeerd.
Bouwmogelijkheden gebouwen
Voor de begraafplaats zijn gebouwen mogelijk tot een maximale oppervlakte van 75 m2 en met een maximale bouwhoogte van 3,50 meter. Door in dit geval geen bouwvlak op te nemen, is flexibiliteit in de plaatsing ervan mogelijk.
Bouwmogelijkheden andere bouwwerken
Voor de andere bouwwerken is bij deze bestemming een algemene regeling opgenomen. Daarbij is aangesloten bij een algemene regeling voor bouwmogelijkheden van andere bouwwerken. Ook is aansluiting gezocht bij de mogelijkheden met betrekking tot vergunningvrij bouwen, zoals dit opgenomen is in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht. Andere bouwwerken mogen een bouwhoogte hebben van maximaal 2,00 meter.

2.16 Maatschappelijk - Onderwijs

Doel
De bestemming "Maatschappelijk - Onderwijs" heeft tot doel de onderwijsvoorzieningen en daarbij horende voorzieningen te behouden.
Functionele mogelijkheden
Binnen de bestemming zijn onderwijsvoorzieningen mogelijk. Vaak worden onderwijsdoelstellingen gecombineerd met kinderopvang. Kinderopvang is daarom in deze bestemming ook mogelijk.
Daar waar al een bedrijfswoning is gebouwd, wordt deze specifiek aangeduid. Wanneer geen sprake is van een bedrijfswoning, wordt deze niet bij recht mogelijk gemaakt. Door het tegengaan van (nieuwe) bedrijfswoningen, worden omliggende bedrijven niet in hun bedrijfsvoering beperkt. In de specifieke gebruiksregels is geregeld dat detailhandel en horeca niet toegestaan zijn, behalve wanneer dit ten dienste van de toegestane doeleinden is.
Daarnaast gaat het om gebouwen, andere bouwwerken, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, tuinen, erven en parkeervoorzieningen. Door het toestaan van deze functies is flexibiliteit in het gebruik van de gronden met deze bestemming mogelijk.
Bouwmogelijkheden gebouwen en bijbehorende bouwwerken
In het bouwvlak is een percentage opgenomen, dat het maximaal te bebouwen oppervlak aangeeft. Dit geldt voor alle gebouwen en overkappingen die in het bouwvlak mogelijk zijn. Door de maximale oppervlakte te beperken, wordt voorkomen dat te weinig oppervlakte overblijft voor andere bij de functie horende voorzieningen (bijvoorbeeld parkeren). Op de verbeelding van het plan zijn het bouwvlak en de maximale goot- en bouwhoogte aangeduid. De gebouwen en overkappingen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd. Een uitzondering hierop vormen fietsenstallingen met een maximale gezamenlijke oppervlakte van 150 m2. Deze mogen buiten het bouwvlak worden gebouwd.
De gebouwen en overkappingen mogen niet groter dan de aangeduide maximale goot- en bouwhoogte. In sommige gevallen is alleen een maximale bouwhoogte opgenomen, hier geldt dus geen maximale goothoogte en is een plat dak toegestaan. Door deze regeling kan het bestaande ruimtelijke beeld behouden blijven.
Bouwmogelijkheden bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken
Voor de bouwmogelijkheden van bedrijfswoningen is niet gerefereerd aan de 'gewone' woningen in het plangebied, maar er is per perceel maatwerk geleverd. Daarbij is uitgegaan van de bestaande maatvoering. De bedrijfswoning moet binnen het bouwvlak en binnen het met 'bedrijfswoning' aangeduide vlak worden gebouwd. Een bedrijfswoning heeft een maximale inhoud van 650 m3. Daarnaast zijn de maximale goot- en/of bouwhoogte op de ruimtelijke verbeelding aangegeven. Voor bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen zijn algemene regels opgenomen welke ook terug te vinden zijn de woonbestemmingen.
Bouwmogelijkheden andere bouwwerken
Voor de andere bouwwerken is bij deze bestemming een algemene regeling opgenomen. Daarbij is aangesloten bij een algemene regeling voor bouwmogelijkheden van andere bouwwerken. Ook is aansluiting gezocht bij de mogelijkheden met betrekking tot vergunningvrij bouwen, zoals dit opgenomen is in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht.
Het gaat bij andere bouwwerken in dit geval om erf- en terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken. De erf- en terreinafscheidingen mogen voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van een hoofdgebouw niet groter zijn dan 1,00 meter. In andere gevallen mag het maximaal 2,00 meter hoog zijn. Dit heeft te maken met het ruimtelijk beeld van het perceel.
Overige andere bouwwerken mogen ten hoogste 5,00 meter hoog zijn. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om een kleinschalig bouwwerk als een vlaggenmast. Wanneer een dergelijk bouwwerk 5,00 meter hoog wordt, is de impact op de omgeving klein.

2.17 Maatschappelijk - Religie

Doel
De bestemming "Maatschappelijk - Religie" is bedoeld voor het behoud van religieuze voorzieningen.
Functionele mogelijkheden
In het plangebied zijn religieuze voorzieningen mogelijk. Daarbij gaat het in de meeste gevallen om kerken en daarbij horende gebouwen, andere bouwwerken, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, tuinen, erven en parkeervoorzieningen. Door het toestaan van deze functies is flexibiliteit in het gebruik van de gronden met deze bestemming mogelijk. In de specifieke gebruiksregels is geregeld dat detailhandel en horeca niet toegestaan zijn, behalve wanneer dit ten dienste van de toegestane doeleinden is.
Bouwmogelijkheden gebouwen en bijbehorende bouwwerken
In het bouwvlak is een percentage opgenomen, dat het maximaal te bebouwen oppervlak aangeeft. Dit geldt voor alle gebouwen en overkappingen die in het bouwvlak mogelijk zijn. Door de maximale oppervlakte te beperken, wordt voorkomen dat te weinig oppervlakte overblijft voor andere bij de functie horende voorzieningen (bijvoorbeeld parkeren).
Op de verbeelding van het plan zijn het bouwvlak en de maximale goot- en bouwhoogte aangeduid. De gebouwen en overkappingen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd en mogen niet groter dan de aangeduide maximale goot- en bouwhoogte. In sommige gevallen is alleen een maximale bouwhoogte opgenomen, hier geldt dus geen maximale goothoogte en is een plat dak toegestaan. Door deze regeling kan het bestaande ruimtelijke beeld behouden blijven.
Bouwmogelijkheden andere bouwwerken
Voor de andere bouwwerken is bij deze bestemming een algemene regeling opgenomen. Daarbij is aangesloten bij een algemene regeling voor bouwmogelijkheden van andere bouwwerken. Ook is aansluiting gezocht bij de mogelijkheden met betrekking tot vergunningvrij bouwen, zoals dit opgenomen is in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht. Het gaat bij andere bouwwerken in dit geval om erf- en terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken.
De erf- en terreinafscheidingen mogen maximaal 2,00 meter hoog zijn. Dit heeft te maken met de beveiliging van het perceel. Overige andere bouwwerken mogen ten hoogste 5,00 meter hoog zijn. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om een kleinschalig bouwwerk als een vlaggenmast. Wanneer een dergelijk bouwwerk 5,00 meter hoog wordt, is de impact op de omgeving klein.

2.18 Recreatie

Doel
Het doel van de bestemming "Recreatie" is de dagrecreatieve voorzieningen en - in het bijzonder - speelterreinen te behouden en mogelijk te maken.
Functionele mogelijkheden
De hoofdfunctie binnen de bestemming zijn dagrecreatieve voorzieningen. Een speciale functie daarbij zijn de speelterreinen, deze worden specifiek aangeduid als 'speelvoorziening'. De speelterreinen in deze bestemming wijken af van die in de bestemming "Groen". Bij deze speelterreinen is geen sprake van een groene uitstraling. Een voorbeeld daarvan is een skateparkje, dat hoofdzakelijk verhard is. Daarnaast gaat het om andere bouwwerken, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, wegen en paden, tuinen, erven en parkeervoorzieningen. Door het toestaan van deze functies is flexibiliteit in het gebruik van de gronden met deze bestemming mogelijk.
Bouwmogelijkheden
Gebouwen en overkappingen mogen niet worden gebouwd. Wel zijn andere bouwwerken mogelijk. Voor de andere bouwwerken is bij deze bestemming een algemene regeling opgenomen. Daarbij is aangesloten bij een algemene regeling voor bouwmogelijkheden van andere bouwwerken. Ook is aansluiting gezocht bij de mogelijkheden met betrekking tot vergunningvrij bouwen, zoals dit opgenomen is in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht. Het gaat bij andere bouwwerken in dit geval om erf- en terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken. De erf- en terreinafscheidingen mogen maximaal 2,00 meter hoog zijn. Dit heeft te maken met de beveiliging van het perceel. Voor de speelvoorzieningen geldt een maximale bouwhoogte van 5,00 meter, deze mogen alleen worden gebouwd binnen het met 'speelvoorziening' aangeduide gebied.
Overige andere bouwwerken mogen ten hoogste 3,00 meter hoog zijn. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om een kleinschalig bouwwerk als een nutsgebouwtje. Wanneer een dergelijk bouwwerk 3,00 meter hoog wordt, is de impact op de omgeving klein.

2.19 Recreatie - Volkstuin

Doel
Het doel van de bestemming "Recreatie - Volkstuin" is de volkstuinen en het daarbij aanwezige dierenverblijf te behouden.
Functionele mogelijkheden
De hoofdfunctie binnen de bestemming is de bestaande volkstuinen. In het volkstuinencomplex is echter ook een dierenverblijf aanwezig. Omdat deze niet onder de hoofdfunctie te scharen is, maar hier wel bij aanwezig is, wordt deze specifiek aangeduid. Daarnaast gaat het om gebouwen, andere bouwwerken, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, tuinen, erven en parkeervoorzieningen. Door het toestaan van deze functies is flexibiliteit in het gebruik van de gronden met deze bestemming mogelijk.
Bouwmogelijkheden gebouwen en bijbehorende bouwwerken
In de bestemming zijn geen bouwvlakken opgenomen. Voor de mogelijke bebouwing is daarom in de regels een maximale oppervlakte opgenomen. Bij bergingen voor de volkstuinen gaat het om een oppervlakte van maximaal 2,00 m2, bij een kaveloppervlakte van minimaal 100 m2. De goot- en bouwhoogte van deze bergingen is beperkt tot 2,00 en 3,00 meter. Hierdoor blijft de bebouwing kleinschalig en ondergeschikt en kunnen de gronden maximaal benut worden voor de volkstuinen. Voor een dierenverblijf en berging voor het dierenverblijf gelden eigen regels. Deze mogen alleen binnen het aangeduide vlak worden gerealiseerd en een maximale gezamenlijke oppervlakte van 75 m2 hebben. De bouwhoogte is beperkt tot 3,50 meter. De bebouwing blijft kleinschalig, waardoor de gronden binnen het aangeduide gebied optimaal benut kunnen worden voor het verblijf van dieren.
Bouwmogelijkheden andere bouwwerken
Voor de andere bouwwerken is bij deze bestemming een algemene regeling opgenomen. Daarbij is aangesloten bij een algemene regeling voor bouwmogelijkheden van andere bouwwerken. Ook is aansluiting gezocht bij de mogelijkheden met betrekking tot vergunningvrij bouwen, zoals dit opgenomen is in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht.
Het gaat bij andere bouwwerken in dit geval om erf- en terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken.
De erf- en terreinafscheidingen mogen maximaal 2,00 meter hoog zijn. Dit heeft te maken met de beveiliging van het perceel. Overige andere bouwwerken mogen ten hoogste 3,00 meter hoog zijn. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om een kleinschalig bouwwerk als een schuurtje. Wanneer een dergelijk bouwwerk 3,00 meter hoog wordt, is de impact op de omgeving klein.

2.20 Sport

Doel
Het doel van de bestemming "Sport" is het behoud van de sport- en speelterreinen en een sportschool.
Functionele mogelijkheden
De bestemming is bedoeld voor sport- en speelterreinen en sportscholen, daarbij gaat het om zelfstandige sport- en speelvoorzieningen. In de specifieke gebruiksregels is geregeld dat detailhandel en horeca niet toegestaan zijn. Voor horeca geldt dit niet wanneer het ten dienste van de toegestane doeleinden is (bijvoorbeeld een sportkantine). Daarnaast gaat het om gebouwen, andere bouwwerken, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, tuinen, erven en parkeervoorzieningen. Door het toestaan van deze functies is flexibiliteit in het gebruik van de gronden met deze bestemming mogelijk.
Bouwmogelijkheden gebouwen en bijbehorende bouwwerken
In het bouwvlak is een percentage opgenomen, dat het maximaal te bebouwen oppervlak aangeeft. Dit geldt voor alle gebouwen en overkappingen die in het bouwvlak mogelijk zijn. Door de maximale oppervlakte te beperken, wordt voorkomen dat te weinig oppervlakte overblijft voor andere bij de functie horende voorzieningen (bijvoorbeeld parkeren). Op de verbeelding van het plan zijn het bouwvlak en de maximale bouwhoogte aangeduid. De gebouwen en overkappingen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd en mogen niet groter zijn dan de aangeduide maximale bouwhoogte. Hier geldt dus geen maximale goothoogte en is een plat dak toegestaan. Door deze regeling kan het bestaande ruimtelijke beeld behouden blijven.
Bouwmogelijkheden andere bouwwerken
Voor de andere bouwwerken is bij deze bestemming een algemene regeling opgenomen. Daarbij is aangesloten bij een algemene regeling voor bouwmogelijkheden van andere bouwwerken. Ook is aansluiting gezocht bij de mogelijkheden met betrekking tot vergunningvrij bouwen, zoals dit opgenomen is in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht. Het gaat bij andere bouwwerken in dit geval om erf- en terreinafscheidingen, speelvoorzieningen, ballenvangers, lichtmasten en overige andere bouwwerken.
De erf- en terreinafscheidingen mogen maximaal 2,00 meter hoog zijn. Dit heeft te maken met de beveiliging van betreffende gebieden en gebruikers van die gebieden (bijvoorbeeld de dierenweide). Speelvoorzieningen mogen maximaal 5,00 meter hoog zijn. Een ballenvanger of lichtmast, bedoeld voor de sportvoorzieningen, mag maximaal 10,00 meter hoog worden. Overige andere bouwwerken mogen ten hoogste 3,00 meter hoog zijn. Hieronder vallen bijvoorbeeld schuurtjes.

2.21 Sport - Manege

Doel
Het doel van de bestemming "Sport - Manege" is de manege te behouden.
Functionele mogelijkheden
In deze bestemming is een manege mogelijk. Daar waar al een bedrijfswoning is gebouwd, wordt deze specifiek aangeduid. Wanneer geen sprake is van een bedrijfswoning, wordt deze niet bij recht mogelijk gemaakt. Door het tegengaan van (nieuwe) bedrijfswoningen, worden omliggende bedrijven niet in hun bedrijfsvoering beperkt.
Daarnaast gaat het om gebouwen, andere bouwwerken, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, tuinen, erven en parkeervoorzieningen. Door het toestaan van deze functies is flexibiliteit in het gebruik van de gronden met deze bestemming mogelijk.
Bouwmogelijkheden gebouwen en bijbehorende bouwwerken
Op de verbeelding van het plan zijn het bouwvlak en de maximale goot- en bouwhoogte aangeduid. De gebouwen en overkappingen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd en mogen niet groter dan de aangeduide maximale goot- en bouwhoogte. Door deze regeling kan het bestaande ruimtelijke beeld behouden blijven.
Bouwmogelijkheden bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken
Voor de bouwmogelijkheden van bedrijfswoningen is niet gerefereerd aan de 'gewone' woningen in het plangebied, maar er is per perceel maatwerk geleverd. Daarbij is uitgegaan van de bestaande maatvoering. De bedrijfswoning moet binnen het bouwvlak en binnen het met 'bedrijfswoning' aangeduide vlak worden gebouwd. Een bedrijfswoning heeft een maximale inhoud van 650 m3. Daarnaast zijn de maximale goot- en/of bouwhoogte op de ruimtelijke verbeelding aangegeven. Voor bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen zijn algemene regels opgenomen welke ook terug te vinden zijn de woonbestemmingen.
Bouwmogelijkheden andere bouwwerken
Voor de andere bouwwerken is bij deze bestemming een algemene regeling opgenomen. Daarbij is aangesloten bij een algemene regeling voor bouwmogelijkheden van andere bouwwerken. Ook is aansluiting gezocht bij de mogelijkheden met betrekking tot vergunningvrij bouwen, zoals dit opgenomen is in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht.
Het gaat bij andere bouwwerken in dit geval om erf- en terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken.
De erf- en terreinafscheidingen mogen maximaal 2,00 meter hoog zijn. Dit heeft te maken met de beveiliging van het perceel. Overige andere bouwwerken mogen ten hoogste 5,00 meter hoog zijn. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om een kleinschalig bouwwerk als een vlaggenmast. Wanneer een dergelijk bouwwerk 5,00 meter hoog wordt, is de impact op de omgeving klein.

2.22 Tuin

Doel
Het doel van de bestemming "Tuin" is de (openheid van de) tuin voor de voorgevel en een naar de weg gekeerde gevel bij woningen te behouden.
Functionele mogelijkheden
De bestemming heeft de functie tuin als hoofdfunctie. Daarnaast zijn echter andere bouwwerken, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, erven en parkeervoorzieningen mogelijk. Door het toestaan van deze functies is flexibiliteit in het gebruik van de gronden met deze bestemming mogelijk.
Bouwmogelijkheden bijbehorende bouwwerken
Aan de voor- en/of zijgevels van woningen kunnen uitsluitend erkers en luifels geplaatst zijn. Deze worden daarom in de bestemming "Tuin" mogelijk gemaakt. Om te voorkomen dat de erker/luifel te grootschalig wordt, zijn aan dit type bouwwerk maximale diepte, breedte en hoogtematen gebonden.
Bouwmogelijkheden andere bouwwerken
Voor de andere bouwwerken is bij deze bestemming een algemene regeling opgenomen. Daarbij is aangesloten bij een algemene regeling voor bouwmogelijkheden van andere bouwwerken. Ook is aansluiting gezocht bij de mogelijkheden met betrekking tot vergunningvrij bouwen, zoals dit opgenomen is in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht.
Het gaat bij andere bouwwerken in dit geval om erf- en terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken.
De erf- en terreinafscheidingen mogen voor niet groter zijn dan 1,00 meter. Overige andere bouwwerken mogen ten hoogste 3,00 meter hoog zijn.

2.23 Verkeer

Doel
De bestemming "Verkeer" heeft een inrichting voor de afwikkeling van het verkeer tot doel.
Functionele mogelijkheden
De bestemming is volledig bedoeld voor verkeerskundige doelstellingen, daarom worden alleen wegen en straten, voet- en rijwielpaden toegestaan. Daarbij is in de specifieke gebruiksregels opgenomen dat het mag gaan om een weg met maximaal twee rijstroken. Hierdoor kan de hoofdontsluitingsfunctie van de wegen worden gegarandeerd. Daarnaast zijn andere bouwwerken, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, paden, tuinen, erven en parkeervoorzieningen mogelijk. Door het toestaan van deze functies is flexibiliteit in het gebruik van de gronden met deze bestemming mogelijk.
Bouwmogelijkheden
Binnen deze bestemming is de bouw van gebouwen en overkappingen niet toegestaan. Andere bouwwerken, in dit geval erf- en terreinafscheidingen, lichtmasten en overige andere bouwwerken, zijn wel toegestaan. Daarbij mogen erf- en terreinafscheidingen een maximale bouwhoogte van 2,00 meter hebben, lichtmasten een maximale bouwhoogte van 6,00 meter en overige andere bouwwerken een maximale bouwhoogte van 5,00 meter. Met overige andere bouwwerken worden onder andere lichtmasten en bruggen en dergelijke. Door deze beperking worden negatieve effecten op de omgeving beperkt.

2.24 Verkeer - Verblijfsgebied

Doel
In gebieden met de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" staat het behoud van de verkeersfunctie naast de verblijfsfunctie voorop.
Functionele mogelijkheden
De functies binnen deze bestemming zijn gericht op zowel de verkeers- als de verblijfsfunctie in het plangebied. Daarom zijn wegen en straten, voet- en rijwielpaden en parkeervoorzieningen overal in de bestemming mogelijk. Ook zijn garageboxen en speelterreinen mogelijk, maar alleen binnen specifiek aangeduide gebieden. Daarnaast zijn andere bouwwerken, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, paden, tuinen en erven mogelijk. Door het toestaan van deze functies is flexibiliteit in het gebruik van de gronden met deze bestemming mogelijk.
Bouwmogelijkheden garageboxen
Op de gronden met de aanduiding 'garage' mogen garageboxen worden gebouwd. De bouwhoogte hiervan is echter beperkt, namelijk maximaal 3,00 meter.
Bouwmogelijkheden andere bouwwerken
Voor de andere bouwwerken is bij deze bestemming een algemene regeling opgenomen. Daarbij is aangesloten bij een algemene regeling voor bouwmogelijkheden van andere bouwwerken. Ook is aansluiting gezocht bij de mogelijkheden met betrekking tot vergunningvrij bouwen, zoals dit opgenomen is in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht.
Het gaat bij andere bouwwerken in dit geval om erf- en terreinafscheidingen, speelvoorzieningen en overige andere bouwwerken. De erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2,00 meter hoog zijn. Dit heeft te maken met de beveiliging van het perceel.
De speelvoorzieningen mogen alleen worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening'. De bouwhoogte van de speelvoorzieningen is beperkt tot maximaal 5,00 meter. Door deze beperking worden negatieve effecten op de omgeving beperkt. Overige andere bouwwerken mogen ten hoogste 5,00 meter hoog zijn. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om een kleinschalig bouwwerk als een lichtmast of een brug.

2.25 Water

Doel
Het doel van de bestemming "Water" is het behoud en de bescherming van (de functie van) het water in het plangebied.
Functionele mogelijkheden
De hoofdfunctie van de bestemming is water. Wijziging hiervan is niet mogelijk. Daarnaast zijn andere bouwwerken, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, wegen en paden mogelijk. Door het toestaan van deze functies is flexibiliteit in het gebruik van de gronden met deze bestemming mogelijk.
Bouwmogelijkheden
Gebouwen en overkappingen zijn in deze bestemming niet mogelijk. Wel zijn andere bouwwerken mogelijk, in dit geval erf- en terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken. De erf- en terreinafscheidingen mogen maximaal 2,00 meter hoog zijn. Overige andere bouwwerken mogen ten hoogste 3,00 meter hoog zijn. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om een brug. Door de beperkte bouwhoogte kan het huidige ruimtelijke beeld behouden blijven.

2.26 Wonen

Doel
Het doel van de bestemming "Wonen" is de woonfunctie van het gebied te behouden en daarbij aan de woonfunctie verbonden functies mogelijk te maken.
Functionele mogelijkheden
De hoofdfunctie van de bestemming is wonen. Daarnaast worden aan-huis-verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten mogelijk gemaakt. Deze moeten echter voldoen aan de in de specifieke gebruiksregels opgenomen voorwaarden. Daarnaast zijn gebouwen, overkappingen, andere bouwwerken, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, tuinen, erven en parkeervoorzieningen mogelijk. Door het toestaan van deze functies is flexibiliteit in het gebruik van de gronden met deze bestemming mogelijk.
Bouwmogelijkheden hoofdgebouwen
Op de verbeelding van het plan zijn het bouwvlak en de maximale goot- en bouwhoogte aangeduid. Voor de hoofdgebouwen (woningen) is bepaald dat deze in het aangeduide bouwvlak gebouwd moeten worden. Per bouwvlak is maximaal één hoofdgebouw toegestaan. Uitgegaan wordt daarbij van vrijstaande woningen. Wanneer in een bouwvlak meer hoofdgebouwen staan, dan is dit aangeduid.
Specifiek binnen de bestemming "Wonen" is bepaald dat, ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' de eerste bouwlaag niet mag worden bebouwd. Een dergelijke onderdoorgang is nodig voor de bereikbaarheid van het achterterrein achter de betreffende woning. Voor de maximale goot- en bouwhoogte zijn twee standaarden te herkennen, namelijk één bouwlaag met een kap en twee bouwlagen met een kap. Het kan voorkomen dat hiervan in een enkel geval wordt afgeweken.
Een hoofdgebouw mag tot op de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, maar moet minimaal op een afstand van 3,00 meter gebouwd worden. Wanneer in de bestaande situatie de afstand korter is, dan is dit bij recht toegestaan. In andere situaties en wanneer het bouwvlak het toelaat mag tot de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd.
Bouwmogelijkheden bijbehorende bouwwerken
Bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd. De bijbehorende bouwwerken moeten ondergeschikt blijven aan het hoofdgebouw. De bouwregels voor bijbehorende bouwwerken dragen hier zorg voor. Bovendien zijn in de bouwregels bepalingen opgenomen waardoor de plaatsing van de bijbehorende bouwwerken wordt bepaald. Een belangrijke regel daarbij is dat bijbehorende bouwwerken in ieder geval 1,00 meter achter de voorgevel, of het verlengde daarvan, worden gebouwd.
De maximaal toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken is beperkt. Hierbij is rekening gehouden met de oppervlakte van het perceel waarop het hoofdgebouw staat. Naarmate de oppervlakte van het perceel groter wordt, is de maximaal toegestane oppervlakte voor bijbehorende bouwwerken groter.
Bouwmogelijkheden andere bouwwerken
Voor de andere bouwwerken is bij deze bestemming een algemene regeling opgenomen. Daarbij is aangesloten bij een algemene regeling voor bouwmogelijkheden van andere bouwwerken. Ook is aansluiting gezocht bij de mogelijkheden met betrekking tot vergunningvrij bouwen, zoals dit opgenomen is in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht.
Het gaat bij andere bouwwerken in dit geval om erf- en terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken.
De erf- en terreinafscheidingen mogen voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van een hoofdgebouw niet groter zijn dan 1,00 meter. In andere gevallen mag het maximaal 2,00 meter hoog zijn. Dit heeft te maken met het ruimtelijk beeld van het perceel.
Overige andere bouwwerken mogen ten hoogste 5,00 meter hoog zijn. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om een kleinschalig bouwwerk als een vlaggenmast. Wanneer een dergelijk bouwwerk 5,00 meter hoog wordt, is de impact op de omgeving klein.

2.27 Wonen - Bijzondere Woonvorm

Doel
De bestemming "Wonen - Bijzondere woonvorm" maakt een bijzondere woonvorm mogelijk.
Functionele mogelijkheden
De gronden zijn bedoeld voor een bijzondere woonvorm, dit is de hoofdfunctie. Een bijzondere woonvorm is een gebouw dat dient om te voorzien in een aangepaste woonbehoefte voor bepaalde personen. Er is in het gebouw sprake van wonen in combinatie met zorgvoorzieningen.
Daarnaast zijn gebouwen, andere bouwwerken, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, tuinen, erven en parkeervoorzieningen mogelijk. Door het toestaan van deze functies is flexibiliteit in het gebruik van de gronden met deze bestemming mogelijk.
Bouwmogelijkheden gebouwen en bijbehorende bouwwerken
Op de verbeelding van het plan zijn het bouwvlak en de maximale bouwhoogte aangeduid. De gebouwen en bijbehorende bouwwerken moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd en mogen niet groter dan de aangeduide maximale bouwhoogte. Hier geldt dus geen maximale goothoogte en is een plat dak toegestaan. Hierdoor kan het bestaande ruimtelijke beeld behouden blijven.
Bouwmogelijkheden andere bouwwerken
Voor de andere bouwwerken is bij deze bestemming een algemene regeling opgenomen. Daarbij is aangesloten bij een algemene regeling voor bouwmogelijkheden van andere bouwwerken. Ook is aansluiting gezocht bij de mogelijkheden met betrekking tot vergunningvrij bouwen, zoals dit opgenomen is in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht.
Het gaat bij andere bouwwerken in dit geval om erf- en terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken.
De erf- en terreinafscheidingen mogen voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van een hoofdgebouw niet groter zijn dan 1,00 meter. In andere gevallen mag het maximaal 2,00 meter hoog zijn. Dit heeft te maken met het ruimtelijk beeld van het perceel.
Overige andere bouwwerken mogen ten hoogste 5,00 meter hoog zijn. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om een kleinschalig bouwwerk als een vlaggenmast. Wanneer een dergelijk bouwwerk 5,00 meter hoog wordt, is de impact op de omgeving klein.

2.28 Wonen - Woongebouw

Doel
De bestemming "Wonen - Woongebouw" heeft tot doel gestapelde woningen mogelijk te maken.
Functionele mogelijkheden
De hoofdfunctie van de bestemming zijn woningen in een gestapelde vorm (meergezins).
Daarnaast zijn gebouwen, andere bouwwerken, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, tuinen, erven en parkeervoorzieningen mogelijk. Door het toestaan van deze functies is flexibiliteit in het gebruik van de gronden met deze bestemming mogelijk.
Bouwmogelijkheden gebouwen en bijbehorende bouwwerken
Op de verbeelding van het plan zijn het bouwvlak en de maximale bouwhoogte aangeduid. De gebouwen en bijbehorende bouwwerken moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd en mogen niet groter dan de aangeduide maximale bouwhoogte. Hier geldt dus geen maximale goothoogte en is een plat dak toegestaan. Hierdoor kan het bestaande ruimtelijke beeld behouden blijven.
Bouwmogelijkheden andere bouwwerken
Voor de andere bouwwerken is bij deze bestemming een algemene regeling opgenomen. Daarbij is aangesloten bij een algemene regeling voor bouwmogelijkheden van andere bouwwerken. Ook is aansluiting gezocht bij de mogelijkheden met betrekking tot vergunningvrij bouwen, zoals dit opgenomen is in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht.
Het gaat bij andere bouwwerken in dit geval om erf- en terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken.
De erf- en terreinafscheidingen mogen voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van een hoofdgebouw niet groter zijn dan 1,00 meter. In andere gevallen mag het maximaal 2,00 meter hoog zijn. Dit heeft te maken met het ruimtelijk beeld van het perceel.
Overige andere bouwwerken mogen ten hoogste 5,00 meter hoog zijn. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om een kleinschalig bouwwerk als een vlaggenmast. Wanneer een dergelijk bouwwerk 5,00 meter hoog wordt, is de impact op de omgeving klein.

2.29 Wonen - Woonwagencentrum

Doel
Het behoud van de standplaatsen voor woonwagens en het ruimtelijke karakter van woonwagens is het doel van de bestemming "Wonen - Woonwagencentrum".
Functionele mogelijkheden
De hoofdfunctie is de standplaatsen voor woonwagens. Het aantal standplaatsen is geregeld door middel van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'. De bouwhoogte is ook aangeduid. In de specifieke gebruiksregels is voor beide een regeling opgenomen.
Daarnaast zijn gebouwen, andere bouwwerken, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, tuinen, erven en parkeervoorzieningen mogelijk. Door het toestaan van deze functies is flexibiliteit in het gebruik van de gronden met deze bestemming mogelijk.
Bouwmogelijkheden bijbehorende bouwwerken
Per standplaats mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd. De oppervlakte bedraagt maximaal 20 m2. De goot- en bouwhoogte zijn in de regels beperkt tot 3,00 en 5,50 meter. De kleinschaligheid en ondergeschiktheid van de bijbehorende bouwwerken ten opzicht van wordt hiermee gegarandeerd.
Bouwmogelijkheden andere bouwwerken
Voor de andere bouwwerken is bij deze bestemming een algemene regeling opgenomen. Daarbij is aangesloten bij een algemene regeling voor bouwmogelijkheden van andere bouwwerken. Ook is aansluiting gezocht bij de mogelijkheden met betrekking tot vergunningvrij bouwen, zoals dit opgenomen is in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht.
Het gaat bij andere bouwwerken in dit geval om erf- en terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken.
De erf- en terreinafscheidingen mogen voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van een hoofdgebouw niet groter zijn dan 1,00 meter. In andere gevallen mag het maximaal 2,00 meter hoog zijn. Dit heeft te maken met het ruimtelijk beeld van het perceel.
Overige andere bouwwerken mogen ten hoogste 5,00 meter hoog zijn. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om een kleinschalig bouwwerk als een vlaggenmast. Wanneer een dergelijk bouwwerk 5,00 meter hoog wordt, is de impact op de omgeving klein.

2.30 Leiding - Gas

Doel
Het doel van de bestemming "Leiding - Gas" is de bescherming van onder de grond gelegen hoofdgasleiding.
Bouwmogelijkheden
Ongeacht de regels van de onderliggende bestemmingen, mag op of in de gronden met de bestemming "Leiding - Gas" geen gebouwen, overkappingen en andere bouwwerken worden gebouwd. Uitzondering hierop vormen andere bouwwerken ten behoeve van de bestemming. Deze mogen een bouwhoogte van maximaal 2,00 meter hebben.
Omgevingsvergunning
Voor het uitvoeren van werken (geen bouwwerk) en werkzaamheden is een vergunningsplicht opgenomen. Dit betekent dat de werken en werkzaamheden niet uitgevoerd mogen worden zonder vooraf verleende omgevingsvergunning. Dit geldt onder andere voor ontgronden van gronden, het in de grond brengen van voorwerpen dieper dan 0,30 meter en het aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting. Voordat de omgevingsvergunning verleend kan worden, moet worden voldaan aan toetsingscriteria.
De omgevingsvergunning is niet nodig voor normaal onderhoud van geringe omvang en al in uitvoering zijnde werken en werkzaamheden. Bijvoorbeeld voor werken die niet dieper gaan dan 0,30 meter. Dit laatste geldt op het moment van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.
Flexibiliteitsbepalingen
In de bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Deze maakt het mogelijk, binnen de onderliggende bestemmingen, gebouwen en andere bouwwerken toe te staan, mits wordt voldaan aan de bij de wijzigingsbevoegdheid opgenomen voorwaarden. Hierdoor kunnen bestaande rechten toch worden uitgevoerd.

2.31 Waarde - Archeologie

Doel
De bestemming "Waarde - Archeologie" heeft tot doel de archeologische waarden van de gronden te behouden, beschermen en/of herstellen. De bestemming "Waarde - Archeologie" in ingedeeld in 4 waarderinszones. Zo hebben de gronden met de bestemming "Waarde - Archeologie 1" een zeer hoge archeologische waarde en de bestemming "Waarde - Archeologie 4" een lage archeologische waarde. Per zone zijn verschillende bouwregels en regels voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden opgenomen.
Bouwmogelijkheden, uitvoeren werken en werkzaamheden
Waarde - Archeologie 1
Voor het oprichten van bouwwerken en het uitvoeren van werken en werkzaamheden met een oppervlakte van maximaal 30 m2 en die niet dieper dan 0,30 meter onder het maaiveld in de bodem komen, zijn alleen de bestemmingsregels van onderliggende bestemmingen van toepassing. Wanneer een bouwwerk groter is dan 30 m² of wanneer het bouwwerk dieper dan 0,30 m onder het maaiveld reikt, moet voor verlening van een omgevingsvergunning de archeologische waarden onderzocht worden. Hiervoor gelden verplichtingen, die opgenomen zijn in de bouwregels bij deze bestemming.
Waarde - Archeologie 2
Voor het oprichten van bouwwerken en het uitvoeren van werken en werkzaamheden met een oppervlakte van maximaal 120 m2 en die niet dieper dan 0,30 meter onder het maaiveld in de bodem komen, zijn alleen de bestemmingsregels van onderliggende bestemmingen van toepassing. Wanneer een bouwwerk groter is dan 120 m² of wanneer het bouwwerk dieper dan 0,30 m onder het maaiveld reikt, moet voor verlening van een omgevingsvergunning de archeologische waarden onderzocht worden. Hiervoor gelden verplichtingen, die opgenomen zijn in de bouwregels bij deze bestemming.
Waarde - Archeologie 3
Voor het oprichten van bouwwerken en het uitvoeren van werken en werkzaamheden met een oppervlakte van maximaal 500 m2 en die niet dieper dan 0,30 meter onder het maaiveld in de bodem komen, zijn alleen de bestemmingsregels van onderliggende bestemmingen van toepassing. Wanneer een bouwwerk groter is dan 500 m² of wanneer het bouwwerk dieper dan 0,30 m onder het maaiveld reikt, moet voor verlening van een omgevingsvergunning de archeologische waarden onderzocht worden. Hiervoor gelden verplichtingen, die opgenomen zijn in de bouwregels bij deze bestemming.
Waarde - Archeologie 4
Voor het oprichten van bouwwerken en het uitvoeren van werken en werkzaamheden met een oppervlakte van maximaal 2500 m2 en die niet dieper dan 0,30 meter onder het maaiveld in de bodem komen, zijn alleen de bestemmingsregels van onderliggende bestemmingen van toepassing. Wanneer een bouwwerk groter is dan 2500 m² of wanneer het bouwwerk dieper dan 0,30 m onder het maaiveld reikt, moet voor verlening van een omgevingsvergunning de archeologische waarden onderzocht worden. Hiervoor gelden verplichtingen, die opgenomen zijn in de bouwregels bij deze bestemming.

2.32 Algemene Aanduidingsregels

In de "Algemene aanduidingsregels" zijn regels opgenomen over de aanduidingen "vrijwaringszone - molenbiotoop", "vrijwaringszone - straalpad" en "veiligheidszone - lpg". De algemene aanduidingsregels geven, daar waar op de verbeelding een specifieke aanduiding is gegeven, extra regels naast de regels van de onderliggende bestemmingen.
Vrijwaringszone - molenbiotoop
Om te zorgen voor voldoende windvang voor een in bedrijf zijnde molen, is rond de molen een zogenaamde molenbiotoop aangeduid. Hiervoor is in de algemene aanduidingsregels geregeld dat, binnen een straal van 100 meter rond de molen, niet hoger mag worden gebouwd dan de hoogte van de as van de wieken. Buiten de genoemde 100 meter, neemt de maximaal toegestane hoogte lineair toe. Hierbij gaat het om hoogtetoename van 1/30 deel van de afstand van de molen tot het afstandspunt. Bij 120 meter afstand van de molen is de hoogte dus 4 meter groter dan de hoogte van de as van de wieken. Afwijking hiervan is alleen mogelijk wanneer, voor het verlenen van de omgevingsvergunning, overleg is gevoerd met de molenbeheerder.
Vrijwaringszone - straalpad
Het straalpad is bedoeld voor telecommunicatie. Voorkomen moet worden dat, in de gebieden waar een straalpad ligt, verstorende objecten in het straalpad komen. Het straalpad ligt in het plangebied op een hoogte van 29,00 meter. Bij het straalpad is opgenomen dat niet groter mag worden gebouwd dan deze 29,00 meter.
Veiligheidszone - lpg
Rond de in het plangebied aanwezige hoofdgastransportleiding, lpg-vulpunten, -opslagpunten en -afleverzuilen zijn veiligheidszones aanwezig. Deze zones dienen ter voorkoming van ongelukken met lpg, bijvoorbeeld na explosies. Binnen de veiligheidszone is het niet toegestaan nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten te realiseren. Hiervan kan alleen worden afgeweken wanneer aangetoond is dat de veiligheid van personen niet in het geding is. Een wijzigingsbevoegdheid in de regels bij de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' geeft de mogelijkheid de aanduiding te verwijderen of wijzigen (verkleinen). Bij verwijderen van de aanduiding moet aangetoond zijn dat de risicovolle inrichting is verwijderd. Bij wijziging (verkleining) moet aangetoond worden dat de vergunning (Wet milieubeheer) ook gewijzigd is. Bovendien moet de ligging van de zone overeenkomen met de gestelde vereisten vanuit het Besluit externe veiligheid inrichtingen en/of het Besluit externe veiligheid buisleidingen. Tot slot moet aangetoond worden dat na wijziging geen (beperkt) kwetsbare objecten in de het aangeduide gebied liggen.

3 Planuitgangspunten

Dit bestemmingsplan is in eerste instantie gebaseerd op de huidige situatie in het plangebied. Daarnaast zijn ook andere uitgangspunten van belang vanuit de huidige situatie, namelijk:
  1. het behoud van de huidige situatie;
  2. het behoud van grootschalige groenstructuren;
Vanuit het planologische beleidskader zijn de volgende uitgangspunten van belang:
  1. het overnemen van de bestaande planologische rechten;
  2. het bij recht opnemen van verleende vrijstellingen en/of wijzigingsbevoegdheden;
  3. het bij recht opnemen van al in uitvoering zijnde nieuwe situaties;
Vanuit het milieu beleidskader zijn de volgende uitgangspunten van belang:
  1. het voorkomen van een toename van mogelijke overlast door bedrijvigheid;
  2. het behoud van waterhuishoudkundig van belang zijnde waterlopen;
  3. het voorkomen van schade aan bestaande ecologische waarden door nieuwe ontwikkelingen;
  4. het voorkomen van schade aan mogelijk aanwezige archeologische waarden in het gebied met een hoge verwachtingswaarde;
  5. het voorkomen van schade aan cultuurhistorische landschappelijke houtwallen in het Groene Hart;
  6. het voorkomen van te hoge bebouwing in de molenbiotoop rond de monumentale molen;
  7. het voorkomen van schade aan de buisleiding die door en langs het plangebied loopt;
  8. het voorkomen van risico's bij LPG-tankstations in het plangebied;
  9. het voorkomen van schade aan andere van belang zijnde kabels en leidingen in het plangebied;
  10. het voorkomen van te hoge bebouwing in het gebied onder het straalpad.

4 Huidige Situatie

De huidige situatie is het belangrijkste uitgangspunt voor dit bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan geeft immers een nieuwe actuele regeling voor bestaand gebied. Bovendien worden in dit bestemmingsplan bij recht geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Wanneer wel nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, dan hebben deze al een eigen planologische procedure doorlopen en/of zijn ze bekendgemaakt.
In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de huidige situatie in het plangebied. Daarbij wordt achtereenvolgens kort ingegaan op de begrenzing van het plangebied en wordt aandacht besteed aan de ruimtelijke en functionele structuur.

4.1 De Begrenzing Van Het Plangebied

Het plangebied van dit bestemmingsplan bestaat uit de twee delen (Elburg/Oostendorp en Molendorp). In het plangebied zijn niet meegenomen het beschermd stadsgezicht, de bedrijventerreinen Kruismaten en Broeklanden aan de noord- en oostzijde en de nieuwbouwwijken Vossenakker, Horstkamp en De Dijkjes aan de oostzijde.
De begrenzing van het plangebied is in de inleiding aangegeven. De begrenzing van het plangebied volgt enerzijds uit de begrenzing van de onderliggende geldende bestemmingsplannen. Anderzijds is deze bepaald door de ruimtelijke en functionele structuur binnen het plangebied.

4.2 De Ruimtelijke Structuur

De ruimtelijke structuur van Elburg is, net als in andere plaatsen in Nederland, sterk bepaald door de historische groei van de stad. Het oudste deel van de stad wordt gevormd door de vesting.
Hoofdstructuur en bebouwingsstructuur
De eerste uitbreidingen vanuit de vesting vonden plaats langs de uitvalswegen ervan. In het plangebied zijn de Nunspeterweg en de Zuiderzeestraatweg Oost voorbeelden van dergelijke uitvalswegen. Langs deze wegen staan relatief veel vrijstaande woningen. De woningen worden gekenmerkt door een grote verscheidenheid in bouwvorm en -volume. Ze hebben hun eigen afmetingen en is geen sprake van een strakke rooilijn. De woningen hebben vaak ruime voortuinen en een (kleinere) achtertuin. Omdat het gaat om uitvalswegen van de vesting, hebben deze een breed profiel. Aan weerszijden van de wegen zijn vrijliggende fiets- en/of voetpaden, parkeerplaatsen en groenstroken te vinden.
Vervolgens werd aan het begin van de 20ste eeuw voor het eerst meer planmatig uitgebreid. Daarbij ging het om kleinschalige woonwijken; kleinschalig in opzet, maar ook in bouwvolumes. De woonwijk rond de Molenstraat en Molenweg is hiervan een voorbeeld. Hier gaat het hoofdzakelijk om rijwoningen en twee-onder-één-kap woningen. In mindere mate is sprake van vrijstaande woningen. De woningen bestaan hoofdzakelijk uit één bouwlaag met een kap. De woningen hebben allemaal een (kleine) voor- en (ruime) achtertuin. De wegen in dit deel zijn kleinschalig. Ze bestaan uit een rijbaan met - waar mogelijk - parkeerstroken en een trottoir aan een zijde ervan.
Daarna is Elburg verder uitgebreid met de woonwijken in het gebied ten noorden van de Zwolscheweg en Zuiderzeestraatweg Oost (Oostendorp). De groei is begonnen in het zuidwestelijke deel van dit gebied, de laatste uitbreidingen zijn te vinden aan de oostelijke zijde, tegen de Oostelijke Rondweg aan. De buurten en wijken worden gekenmerkt door een planmatige opzet, die zich uit in een duidelijke stedenbouwkundige structuur. Deze structuur wordt onder meer bepaald door bebouwing die in vaste rooilijnen is geplaatst. De structuur is van belang voor de leesbaarheid van de wijk. Daarnaast is sprake van een meer eenduidig bebouwingsbeeld. Dit uit zich met name in architectuur, goothoogten, bouwhoogten, kaphellingen en -richtingen. Er is variatie in verschillende woningtypen, bijvoorbeeld vrijstaande, twee-onder-één-kap-, rijwoningen en appartementengebouwen.
Opvallend in het deel Oostendorp is de kleine bebouwingsgroep aan de Achterweg (in het Groene Hart). Deze bebouwingsgroep bestaat uit boerderijtjes, zonder een eenduidige bebouwingsstructuur. Ook de bouwvolumes van de boerderijtjes is afwisselend. De wegen zijn aangepast op de aanwezigheid van de auto en hebben voldoende ruimte om ook de auto op of aan de straat te kunnen parkeren. Daarnaast is er vaak nog sprake van ruimte voor trottoirs en groenstroken langs de rijbanen.
Afwijkend van de woonbebouwing, qua bebouwingsstructuur en -maatvoering, zijn de gebouwen die bedoeld zijn voor andere functies, waaronder bedrijven en sport. De bebouwing is ontstaan vanuit de functie en is daarom niet volgens een vast bebouwingspatroon geplaatst. Ook qua architectuur en bouwvolume varieert deze bebouwing onderling.
Groen- en waterstructuur
Naast de hoofdstructuur en de bebouwingsstructuur zijn er enkele grotere groen-/waterstructuren in het plangebied aanwezig. De meest in het oog springende is de zogenaamde Groene Hart. Dit groene gebied ligt midden in Oostendorp. Het Groene Hart is een aaneenschakeling van groen-/waterstructuren die lopen van de Paterijstraat westelijk van Oostendorp, tot de Oostelijke Rondweg aan de oostzijde van Oostendorp. Het Groene Hart is een gevarieerd gebied. Het bestaat uit afwisselend bebossing, struweel, grasland en water(partijen). Opvallend is het deel rond de Achterweg dat voorheen agrarisch in gebruik waren. Aan het Groene Hart wordt veel waarde gehecht.

4.3 De Functionele Structuur

De functionele structuur bepaald de bestemmingen die toegewezen wordt aan de gronden in het plangebied. De functies worden daarom kort in deze paragraaf beschreven.
Wonen
De hoofdfunctie in het plangebied is de functie wonen. Dit wonen vind plaats in eengezinswoningen, maar ook in woongebouwen en wooncentra (meergezinswoningen). Van woongebouwen is sprake bij "gewone" appartementencomplexen. Wooncentra bieden naast de functie wonen ondergeschikt ook nog andere functies, bijvoorbeeld zorgfuncties.
Binnen de woonfunctie kunnen, in ondergeschikte mate, andere functies aanwezig zijn. Daarbij gaat het dan meestal om de uitoefening van beroepen of bedrijfjes aan huis (bv. kappersactiviteiten aan huis). Dit kan, zolang de woonfunctie de hoofdfunctie blijft en geen overlast door de uitoefening van het beroep of bedrijf aan huis wordt veroorzaakt, goed samengaan met de woonfunctie. Een aantal functies zijn echter uitgesloten, zoals detailhandel, horeca of een seksinrichting.
In enkele gevallen is echter ook sprake van een meer volwaardig bedrijf of andere functie, naast de woonfunctie. Bijvoorbeeld een winkel op de begane grond, met de woonfunctie in de lagen erboven. In die gevallen is er geen sprake van een beroep aan huis, maar van een gemengd gebruik van het de bebouwing. Voorbeelden hiervan zijn te vinden aan de Vrijheidsstraat (plandeel Oostendorp).
Maatschappelijk
Direct gekoppeld aan de woonfunctie, zijn in een woonwijk vaak maatschappelijke voorzieningen te vinden. Het gaat daarbij om onder andere onderwijs, zorg en religieuze voorzieningen. De verschillende maatschappelijke functies zijn vaak geclusterd in een woonwijk geplaatst. Het behoud van de clustering en variatie in de verschillende voorzieningen is van belang.
Bedrijven
De bedrijfsfunctie is in het plangebied niet grootschalig aanwezig. Wel is in het zuidoostelijke deel van het plandeel Oostendorp het bedrijventerrein Oostendorp aanwezig. Op dit bedrijventerrein is een variatie van bedrijven aanwezig. In verband met de ligging naast de woonwijk, gaat wel om bedrijven met een milieucategorie van maximaal 3.2. Deze is echter een uitzondering, de meeste bedrijven vallen onder de milieucategorieën 1 en 2. Bij de bedrijven op dit bedrijventerrein op dit terrein vind ook verkoop van goederen aan particulieren plaats. Daarbij kan het gaan om grootschalige producten als auto's.
In de zuidelijke punt van het plandeel Elburg is een kleine clustering van bedrijven aanwezig. Ook hierbij gaat het om bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2. Er is echter ook een tankstation aanwezig, waar LPG wordt verkocht. In verband met veiligheidscontouren wordt hier in dit bestemmingsplan extra aandacht aan besteed.
Verder zijn verspreid in het plangebied nog enkele anderssoortige bedrijven aanwezig.
Infrastructuur
De infrastructuur kent voor auto's in het plangebied twee hoofdtypen: hoofdontsluitingswegen en erfontsluitingswegen. Naast de uitvalswegen van Elburg (Flevoweg, Nunspeterweg, Zuiderzeestraatweg Oost, Zwolscheweg en Oostelijke Rondweg), valt ook de "ring" (Vletstraat, Klokbekerweg, Veldbloemenlaan) onder de hoofdontsluitingswegen. Op deze wegen is een maximumsnelheid van 50 km/uur toegestaan. De wegen hebben een belangrijke verkeersfunctie voor zowel de woonwijken als voor Elburg/Oostendorp.
De overige wegen vallen onder de erfontsluitingswegen, ook wel woonstraten genoemd. De grotere fiets- en voetpaden zijn ook aan te merken als erfontsluitingsweg. De erfontsluitingswegen hebben als belangrijkste functie de afzonderlijke erven bereikbaar te maken vanaf de hoofdontsluitingswegen. Op de erfontsluitingswegen is naast de verkeersfunctie, ook de verblijfsfunctie van belang. Er wordt immers ook gespeeld op straat. De maximumsnelheid bij de erfontsluitingswegen is 30 km/uur.
Voor de verschillende functies in het plangebied is parkeren belangrijk. De meeste woningen hebben parkeren op eigen terrein of in het openbare gebied op daarvoor bestemde parkeerstroken en -terreinen. Bij de overige functies vindt parkeren zo veel mogelijk plaats op eigen terrein. In sommige gevallen kan gebruik gemaakt worden van een parkeerterrein in het openbaar gebied. Het specifiek behoud van deze parkeerterreinen in het openbaar gebied is niet noodzakelijk.
Overige functies
Naast de genoemde functies zijn ook andere functies in het plangebied aanwezig, namelijk sportvoorzieningen, dienstverlening, detailhandel, horeca en recreatie (volkstuinen). Deze functies liggen verspreid in het plangebied, maar meestal wel langs, of in de directe nabijheid, van een doorgaande route. Het behoud van deze functies is wenselijk.

5 Beleidskader

In dit hoofdstuk komen enkele beleidsstukken aan bod die een directe doorwerking hebben op dit bestemmingsplan. Daarbij wordt alleen ingegaan op provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid, bijvoorbeeld op het vlak van bouwmogelijkheden bij woningen en mogelijkheden voor functies en functiemenging. Rijksbeleid geeft geen uitgangspunten en kaders voor dit bestemmingsplan en is om die reden niet opgenomen. Het bestemmingsplan is immers vooral conserverend van aard.
Er worden in dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt, het gaat immers om een nieuwe regeling voor een bestaand gebied. Wel is van belang de bestaande planologische rechten over te nemen in dit bestemmingsplan. Daarbij gaat het niet alleen om de regelingen van de geldende bestemmingsplannen, maar ook van de al verleende vrijstellingen en wijzigingen. Door deze bij recht over te nemen ontstaat een actueel planologisch beeld van de huidige situatie.

5.1 Provincie

In deze paragraaf komt het provinciaal beleid aan bod. Daarbij wordt ingegaan op het Streekplan Gelderland 2005, de Provinciale Ruimtelijke verordening en het Kwalitatief Woonprogramma 3.
Streekplan Gelderland 2005
Het streekplan geeft de beleidskaders aan voor de ruimtelijke ontwikkeling in de periode van 2005 tot 2015, binnen de . Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening in 2008, is besloten om het streekplan een structuurvisie in het kader van die wet te laten zijn. Het streekplan is erop gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven, dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan. De provincie heeft voor het ruimtelijk beleid in het streekplan de volgende uitgangspunten:
  1. regionale inzet;
  2. versterking ruimtelijke kwaliteit.
De uitgangspunten zijn vertaald in een tweeledige provinciale ruimtelijke hoofdstructuur, namelijk: inzetten op laagdynamische functies (Groen-Blauw Raamwerk) en op hoogdynamische functies (Rood Raamwerk). Het doel van het Groen-Blauw Raamwerk is inzetten op ruimte voor ecologische en hydrologische dynamiek; bescherming van stilte, rust en milieukwaliteit. Er is hierbij sprake van een toelatingsplanologie en het weren van bedreigingen.
Het doel van het Rood Raamwerk is inzetten op ruimte voor intensivering van relaties en functies in stedelijke netwerken en regionale centra (stedelijke dynamiek en voorzieningen). Hierbij is sprake van een ontwikkelingsplanologie waarbij kansen worden benut. Het Streekplan geeft beleid dat is bedoeld voor de gehele provincie, maar ook voor bepaalde regio's is specifiek beleid opgesteld. Het plangebied valt in het streekplan onder het gebied “Noord-Veluwe”. Globaal is dit het gebied tussen de randmeren en het Veluwemassief, het gebied loopt van Amersfoort tot Zwolle. Voor deze regio is meer specifiek beleid opgenomen. Dit beleid is onder meer vertaald in de regionale structuurvisie, die later aan de orde komt.
Relatie beleid met het plangebied
In het Streekplan is een beleidskaart Ruimtelijke structuur opgenomen (zie volgende figuur).
      verplicht
      Beleidskaart Ruimtelijke structuur (Streekplan Gelderland)
Voor het plangebied zijn twee aspecten van belang; eerst de aanwijzing als 'regionale ontsluitingsweg' van de Zuiderzeestraatweg Oost en de Flevoweg en daarnaast de aanwijzing van het Groene Hart als 'waardevol landschap'. Bij de regionale ontsluitingswegen wordt ingezet op verbetering van de wegen, voor de optimalisering van de regionale bereikbaarheid. Waardevolle landschappen zijn gebieden met (inter)nationaal en provinciaal zeldzame of unieke landschapskwaliteiten van visuele, aardkundige en/of cultuurhistorische aard. De gebieden hebben dus, in relatie daarmee, bijzondere natuurlijke en recreatieve kwaliteiten. Het ruimtelijk beleid voor deze landschappen is het behouden en versterken van de landschappelijke kernkwaliteiten.
Provinciale Ruimtelijke Verordening
Gedeputeerde Staten hebben op 3 november 2009 het ontwerp van de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld. Inwerkingtreding van de verordening wordt medio 2010 verwacht. Met deze verordening stellen Provinciale Staten regels over de inhoud, toelichting en onderbouwing van bestemmingsplannen. De regels hebben betrekking op o.a. verstedelijking, detailhandel, wonen, bedrijven, ecologische hoofdstructuur etc. en zijn gebaseerd op de uitgangspunten uit de provinciale structuurvisie (Streekplan Gelderland 2005).
Kwalitatief Woonprogramma 3
De regiogemeenten voor de Noord-Veluwe (Elburg, Epe, Ermelo, Harderwijk, Hattem, Heerde, Nunspeet, Oldebroek en Putten) en de provincie Gelderland hebben voor de periode 2010 – 2019 het Kwalitatief Woonprogramma voor de regio vastgesteld. In het KWP3 is per regio een afsprakenkader opgenomen, zo ook voor de regio Noord-Veluwe. De ontwikkeltrajecten voor de regio Noord-Veluwe zijn gericht op het aanpakken van de belangrijkste verschillen met de uit onderzoeken gebleken behoeften aan woningen (het referentiekader). De trajecten zijn een resultaat van de vergelijking van het referentiekader en de regionaal opgetelde woningbouwprogramma's. Naar aanleiding van de trajecten zijn voor de regio nieuwe afspraken gemaakt, deze zijn opgenomen in een werkprogramma. Op basis van dat werkprogramma worden de komende jaren lokale en provinciale woningbouwprogramma's en woonvisies gerealiseerd, inclusief de bouw van goedkope huur- en koopwoningen. Voor de gemeente Elburg is hierbij de Woonvisie 2008 - 2011 van belang.
Conclusie provinciaal beleid
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het provinciaal beleid. Er is in dit bestemmingsplan rekening gehouden met de beleidsuitgangspunten vanuit het Streekplan Gelderland 2005 en de ontwerp provinciale ruimtelijke verordening. Het bestemmingsplan heeft een conserverend karakter en heeft uitsluitend betrekking op de bestaande bebouwing van het plangebied.

5.2 Regio

De gemeente Elburg maakt deel uit van de Regio Noord Veluwe. Deze regio heeft meerdere beleidsstukken opgesteld. Het gaat daarbij om visies en woningbouwafspraken.
Regionale Structuurvisie Noord Veluwe 2005 - 2015
In januari 2004 hebben de in de regio Noord-Veluwe samenwerkende gemeenten de Regionale structuurvisie Noord Veluwe 2005 - 2015 vastgesteld. Hoofddoelstelling van de visie is om zorg te dragen voor leefbare gemeenschappen in een hoogwaardige omgeving. Uitgangspunt wordt gevormd door evenwicht en wederzijds respect tussen “natuur en landschap” en “leefbaarheid”. In de visie wordt veel belang gehecht aan sociale samenhang en het behoud van sociale structuren binnen de kernen.
In de regionale structuurvisie worden gebieden aangewezen voor wonen, werken en landschappelijke versterking. Het verstedelijkingsconcept bestaat uit nederzettingen, intensieve en extensieve zwermgebieden, Veluwegemeenschappen en de centrale positie van Harderwijk. Voor de kernen, als zwaartepunten voor de leefbaarheid, wordt een kwaliteitsimpuls voorgestaan, waarbij passende functieontwikkeling, herstructurering, bebouwing, openbare ruimte en verkeer integraal worden benaderd. Op de Veluweflanken liggen de zwermgebieden waarvoor het beleid zicht richt op het versterken van de ruimtelijke kwaliteit van deze gebieden en het benutten van functionele mogelijkheden via herstructurering. Voor de intensieve zwermgebieden bestaan ook mogelijkheden voor nieuwe 'rode' activiteiten.
De regionale structuurvisie heeft als input gediend voor het Streekplan van de provincie Gelderland 2005. De beleidsinhoudelijke strekking van de regionale structuurvisie komt overeen met die van het hiervoor beschreven streekplan. Het voorliggende bestemmingsplan is daarmee in overeenstemming met het geldende regionale beleid.
Regiovisie Noord - Veluwe
Regio Noord-Veluwe heeft een regiovisie opgesteld. Deze visie schetst een toekomstperspectief voor onze regio voor de komende 25 jaar en geeft richting aan de keuzes die gemaakt moeten worden op het gebied van wonen, werken, recreëren, zorg, natuur, landschap en landbouw.
Op basis van sectorale en lokale ontwikkelingen en maatschappelijke trends en tendensen zijn er verschillende opgaven geformuleerd. De te realiseren ontwikkelingsopgaven op de lange termijn kunnen voor de regio beter gerealiseerd worden door deze opgaven in samenhang met elkaar aan te pakken. Hiervoor worden zogenaamde allianties tussen verschillende ontwikkelingsopgaven aangegeven. Per alliantie worden strategische beleidskeuzen weergegeven. De strategische beleidskeuzen zijn in de regiovisie nader uitgewerkt in algemene strategische beleidskeuzen en in profielen voor gemeenten, waaronder ook Elburg.
Profiel gemeente Elburg
Voor de gemeente Elburg en het plangebied staat het behoud en de versterking van het unieke karakter van de Veluwe gemeenten centraal. De beleidspunten voor Elburg zijn in onderstaande figuur aangegeven.
verplicht
verplicht
Regiovisie Noord-Veluwe (uitsnede gemeente Elburg)
In eerste instantie is Elburg tweezijdig georiënteerd, zowel op de Veluwe als op Flevoland. Elburg heeft een relatief groot verzorgingsgebied, dit biedt economische perspectieven. De kwaliteiten van Elburg liggen vooral in de cultuurhistorie, het culturele aanbod en vormen van hoogwaardige recreatieve (bijvoorbeeld ecotoerisme) voorzieningen. Deze kwaliteiten moeten verder worden uitgebouwd, tegelijk met het versterken van de individuele kernen. De Regio ziet hier kansen voor door onder andere Elburg uit te breiden met nieuwe woningbouw. De woningbouwopgave tot 2020 bedraagt circa 1300 woningen, waarvan 550 woningen gereserveerd zijn voor inbreidingsprojecten.
Relatie beleid met het plangebied
In de zijn in het plangebied twee inbreidingslocaties aangegeven. Hier bestaat de mogelijkheid nieuwe woningen te ontwikkelen, door middel van inbreiding. Voor zover de inbreidingslocaties concreet zijn, worden ze meegenomen in dit bestemmingsplan.
Conclusie Regionaal beleid
Het bestemmingsplan is waar nodig en mogelijk in overeenstemming gebracht met het regionaal beleid. Het regionaal beleid geeft geen concrete uitgangspunten voor dit bestemmingsplan.

5.3 Gemeente

Het gemeentelijk beleid vormt een directe basis voor de beleidskeuzen binnen de gemeente Elburg. Daarbij gaat het om algemeen beleid dat is neergelegd in visies, maar ook om thematisch beleid, bijvoorbeeld over woningbouw en de inrichting van het landschap. De van belang zijnde beleidsstukken voor dit bestemmingsplan komen in deze paragraaf aan bod.
Structuurplan Elburg 1995
Het Structuurplan Elburg 1995 geeft inzicht in de mogelijke en gewenste ontwikkeling in hoofdlijnen van de gemeente Elburg voor de planperiode tot 2008, met een doorkijk tot ongeveer 2018. Het plan dient daarom als beleidskader voor het huidige ruimtelijk beleid. Het beleid uit dit structuurplan is inmiddels verouderd en vervangen door de Toekomstvisie Gemeente Elburg 2020.
Toekomstvisie Gemeente Elburg 2020
Elburg is nog steeds in ontwikkeling. Om de ontwikkeling in goede banen te leiden heeft de gemeenteraad van Elburg op 23 november 2009 een toekomstvisie vastgesteld. Op basis van deze visie kan de raad richtinggevende beslissingen nemen voor de lange termijn. In de visie worden voor 2020 duurzame en vitale kernwaarden genoemd, onder andere; herkenning in geloofsbeleving, kwaliteit in wonen en leefomgeving, kleinschalige en menselijke maat en ontplooiingsruimte voor jong en oud.
Visie Elburg en Oostendorp
In de verschillende wijken van Elburg(-Oost) is en blijft het prettig wonen. Het winkelcentrum de Vrijheid (in Oostendorp) vormt een bloeiend buurtwinkelcentrum, waar mensen voor dagelijkse behoeften kunnen winkelen. Ook zijn er veel sociale voorzieningen gesitueerd en is het verenigingsleven nog even bloeiend als tevoren. Direct ten zuiden van Oostendorp is een randweg aangelegd, die op een zorgvuldige wijze is vormgegeven in het fraaie landschap. Daarmee is de leefbaarheid na het rustiger worden van de Zuiderzeestraatweg Oost enorm verbeterd. De visie is uitgewerkt in strategische keuzes. Voor het plangebied worden hierbij geen concrete uitgangspunten genoemd. De strategische keuzes moeten verder worden uitgewerkt in een nieuwe structuurvisie.
Visie Wonen en Werken in Elburg
De Visie Wonen en Werken in Elburg, zoals die op 18 september 2006 door de gemeenteraad is vastgesteld, gaat onder andere in op de ruimtelijke kwaliteit en de woningbehoefte binnen de gemeente Elburg. Voor alle kernen in de gemeente is een onderzoek uitgevoerd voor potentiële inbreidings- en uitbreidingslocaties en is aangegeven waarom deze wél of niet in aanmerking komen voor in- of uitbreiding.
In de visie worden de volgende beleidsuitgangspunten gehanteerd:
  1. het behoud van het overwegend dorpse karakter van de kernen;
  2. het bouwen in hoge dichtheden is ongewenst, grotere dichtheden zijn mogelijk in de centra, lager aan de rand;
  3. de te realiseren woningtypen en woonmilieus worden afgestemd op de gewenste ruimtelijke kwaliteit en de geconstateerde behoefte;
  4. inbreiding gaat altijd voor uitbreiding;
  5. de aangegeven uitbreidingslocaties zijn onderzoeksgebieden voor woningbouw;
  6. bij functieverandering is inbreiding binnen woongebieden mogelijk;
  7. de combinatie wonen en lichte bedrijvigheid heeft een positief effect op de leefbaarheid en vitaliteit;
  8. voorzien in de lokale behoefte aan bedrijventerrein.
De gemeente Elburg kiest ervoor om de leefbaarheid en de vitaliteit van de verschillende kernen zoveel mogelijk te behouden en te versterken. Een afname van het draagvlak voor voorzieningen, waarmee de leefbaarheid in de kernen verslechterd, is niet gewenst. De dichtheid aan de randen van de kernen moet in beginsel laag blijven om zo een zachte overgang naar het omliggende landelijk gebied te realiseren.
Woonvisie 2008 - 2012
De Woonvisie 2008 – 2012 is in november 2008 vastgesteld door de gemeenteraad van Elburg. Op 7 april 2009 heeft het college het uitvoeringsplan van de Woonvisie vastgesteld. De Woonvisie richt zich met name op de realisatie van huisvesting voor starters en ouderen in de gemeente Elburg. Het bouwen van voldoende goedkope koop- en huurwoningen is hierbij een belangrijke voorwaarde. Voor de oudere inwoners van de gemeente richt de Woonvisie zich vooral op geschikte woningen, namelijk levensloopbestendige of nultreden woningen.
Landschapsbeleidplan 1995
In het Landschapsbeleid 1995 van de gemeente Elburg is een aantal uitgangspunten opgenomen die van belang zijn voor de groenstructuur van het plangebied. Binnen de bebouwde kommen is vooral de beplanting langs wegen binnen de kernen van belang. Aanbevolen wordt om de cultuurhistorische en structurerende betekenis van de oude dragers in het landschap zoveel mogelijk door te zetten in de kernen. Het Groene Hart valt onder het overgangsgebied van de stuwwal naar de Randmeerkust. Het wordt gekenmerkt door een kleinschalig en besloten kampenlandschap met smalle en slingerende wegen, bolle percelen en steilrandjes. Voor dit landschap zijn geen maatregelen opgenomen in het beleidsplan. Uitgegaan wordt van behoud van de bestaande kenmerken en waarden.
Groenstructuurvisie
De Groenstructuurvisie van de gemeente verwoordt in hoofdlijnen de visie op de groenstructuur binnen het stedelijk gebied binnen Elburg. Het is een sectorale visie die op beleidsniveau weergeeft op welke wijze het groen in hoofdlijnen is opgebouwd en verder ontwikkeld kan worden, zodat een in de tijd duurzame groenstructuur ontstaat. Naast het openbaar stedelijk groen wordt ook de relatie aangegeven met het buitengebied (de overgang stedelijk en landelijk gebied). Ten aanzien van de kwalitatieve aspecten van het groen wordt onderscheid gemaakt in verschillende betekenissen. Zo kan bijvoorbeeld aan groenelementen een structurele, een functionele of een ecologische betekenis worden toegekend.
Welstandsnota
Doel van het welstandsbeleid is het leveren van een bijdrage aan de schoonheid en aantrekkelijkheid van de gemeente Elburg. De (vastgesteld op 29 april 2004) legt vast op welke wijze het welstandstoezicht plaatsvindt en op grond van welke uitgangspunten en criteria bouwvoornemens worden beoordeeld. In een kwaliteitskader zijn de universele, algemene, ontwerpprincipes die aan alle ontwerpopgaven ten grondslag liggen, opgenomen. Daarnaast is de gemeente opgedeeld in deelgebieden waarvoor verschillende "welstandsniveaus" zijn onderscheiden. Deze welstandsniveaus geven aan in welke mate de gemeente het instrument van welstand inzet in een bepaald gebied en varieert van een soepele tot bijzondere toetsing. Een bijzondere toetsing geldt voor gebieden die van cruciaal belang zijn voor het beeld van de gemeente Elburg.
In deel 1 van de Welstandsnota van de gemeente Elburg (Raamwerk) worden onder andere de verschillende gebiedstypen in Elburg beschreven, zo ook voor het plangebied. In het plangebied zijn verschillende gebiedstypen van toepassing. De typen zijn gericht op het behoud van de bestaande ruimtelijke situatie. Daarin worden echter ontwikkelingen niet uitgesloten.
Conclusie gemeentelijk beleid
In dit bestemmingsplan is waar mogelijk en nodig rekening gehouden met het gemeentelijk beleid. Het beleid geeft geen concrete uitgangspunten voor het bestemmingsplan.

6 Milieu- En Omgevingsaspecten

In dit hoofdstuk komt een inventarisatie van de milieu- en omgevingsaspecten aan bod. Hoewel het in alle gevallen gaat om bestaande situaties, is het goed mogelijke beperkingen en belemmeringen vanuit de milieu- en omgevingsaspecten in beeld te brengen. Deze kunnen gevolgen hebben voor de mogelijkheden van de in het plangebied aanwezig functies.

6.1 Milieuaspecten

Milieu is een belangrijke factor in de omgeving. Het bepaald in sterke mate de kwaliteit van wonen en de omgeving. Voor dit bestemmingsplan worden achtereenvolgens de volgende milieuaspecten behandeld: Bedrijven- en milieuzonering, Bodem, Geluid en Geur.
Bedrijven- en milieuzonering
In het plangebied zijn enkele bedrijven aanwezig. De meeste van deze bedrijven hebben een milieucategorie 1 of 2. Over het algemeen zijn deze bedrijven goed verenigbaar met de woonfunctie en kunnen deze naast of in woonwijken een plaats hebben. De bedrijven in de categorie 1 en 2 hebben namelijk indicatieve hinderzones van 10 en 30 meter. Er zijn in het plangebied enkele uitzonderingen. Op het bedrijventerrein Oostendorp zijn bedrijven in de categorie 3.1 en 3.2 aanwezig. Deze bedrijven zijn niet wenselijk in een woonwijk, maar hebben op een bedrijventerrein een goede plaats. De bedrijven hebben namelijk indicatieve hinderzones van 50 en 100 meter.
De bedrijven in het plangebied mogen maximaal een milieucategorie 2 hebben. Wanneer de categorie in de bestaande situatie al groter is, dan wordt deze specifiek aangeduid. De achtergrondinformatie hiervoor is te vinden in de bedrijvenlijst van dit bestemmingsplan en in het door VNG uitgegeven Bedrijven en milieuzonering 2009.
Bodem
In dit bestemmingsplan wordt uitgegaan van een te handhaven bestaande situatie. Er mag daarom ook vanuit worden gegaan dat de bestaande bodemkwaliteit voldoende is voor de verschillende functies in het plangebied.
Wanneer in het plangebied nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden, bijvoorbeeld de vervanging van een bestaande woning door een nieuwe woning, dan is het nodig bodemonderzoek te doen. Daarmee kan aangetoond worden dat de bodem voldoende kwaliteit voor de nieuwe functie/bebouwing. Het is dus van belang om bij mogelijke afwijkingen en wijzigingen van het bestemmingsplan aan te tonen dat de bodem een goede kwaliteit heeft. Informatie over het aspect bodem is te vinden op de website www.bodemloket.nl, bij de gemeente Elburg en de provincie Gelderland. De regelgeving van het aspect bodem in ruimtelijke plannen is opgenomen in de Wet Bodembescherming.
Geluid
Het aspect geluid is op te delen in verschillende soorten. Voor dit bestemmingsplan kunnen alleen het wegverkeerslawaai en het industrielawaai belemmeringen en beperkingen opleveren. Er zijn immers geen grote vaarroutes en spoorlijnen in de directe omgeving van het plangebied.
Wegverkeerslawaai
In en in de directe omgeving van het plangebied zijn wegen die een wettelijke zone hebben. Het gaat daarbij om wegen waar een maximumsnelheid van 50 km/uur of meer toegestaan is. De in de wet opgenomen zones rond deze wegen zijn onderzoekszones. Wanneer nieuwe ontwikkelingen binnen die zones gaan plaatsvinden, moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd. Hierdoor kan duidelijk worden of de nieuwe ontwikkeling geluidhinder kan ervaren van de zoneringsplichtige weg en of wellicht maatregelen nodig zijn. In dit bestemmingsplan levert het aspect wegverkeerslawaai geen belemmeringen en beperkingen op. Het gaat immers om een bestemmingsplan waarin geen sprake is van nieuwe ontwikkelingen.
Industrielawaai
Zoals uit de paragraaf Bedrijven en milieuzonering ook al bleek, zijn in het plangebied hoofdzakelijk bedrijven aanwezig die milieutechnisch gezien goed in een woonomgeving passen. Wanneer wel sprake is van bedrijven met een grotere milieuzonering, worden deze specifiek aangeduid. Het aspect industrielawaai levert voor dit bestemmingsplan geen belemmeringen en beperkingen op. Het gaat immers om een nieuw plan voor een bestaande situatie en er zijn geen gezoneerde bedrijven in het plangebied aanwezig.
Wanneer in de omgeving van bestaande bedrijven nieuwe ontwikkelingen gaan plaatsvinden, mogen deze niet belemmerend werken ten opzichte van elkaar. De bestaande bedrijvigheid moet behouden kunnen blijven. Daarnaast zijn nieuwe zwaardere bedrijven dan in dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, ook niet wenselijk wanneer deze belemmerend of beperkend werken op de omgeving. De Wet geluidhinder is de basis voor de regelgeving rond het wegverkeerslawaai en het industrielawaai.
Overige geluidbronnen
Sportvoorzieningen, scholen en andere (maatschappelijke) functies kunnen ook een bron van geluid(hinder) zijn. Bij scholen wordt bijvoorbeeld op schoolpleinen tijdens de pauzes veel geluid gemaakt door spelende kinderen. Dit levert echter in het plangebied geen nieuwe belemmeringen en/of beperkingen op, omdat het gaat om bestaande situaties. Pas bij nieuwe ontwikkelingen aan of in de nabijheid van dergelijke functies is het van belang de geluidsproductie ervan in beeld te brengen. Het Activiteitenbesluit is de basis voor de regelgeving rond het geluid van dergelijke functies.
Geur
Het aspect geur wordt in en rond het plangebied hoofdzakelijk bepaald door agrarische bedrijven (veehouderijen). Het gebied rond het plangebied is deels agrarisch in gebruik. In het gebied noordelijk van het plangebied gaat het om weilanden. In het gebied ten zuiden van het plangebied is ook sprake van agrarische bedrijfspercelen.
Het aspect geur, met name van agrarische bedrijven, levert geen belemmeringen en beperkingen op voor dit bestemmingsplan. De afstand tussen de bedrijven en het plangebied is ruimer dan de wettelijke afstanden. De wettelijke afstanden zijn onder meer opgenomen in de Wet geurhinder en veehouderij.

6.2 Water

In het plangebied zijn enkele waterpartijen aanwezig waarvoor in dit bestemmingsplan een specifieke regeling is opgenomen. Deze waterpartijen hebben een waterhuishoudkundige en ruimtelijke betekenis. Deze waterpartijen zijn 'waterlichaam' in de Kaderrichtlijn Water (geel op onderstaande afbeelding). De wateren die in de afbeelding aan zijn gegeven met een blauwe lijn, hebben ook een functioneel belang. Dit zijn de A-wateren binnen het watersysteem. Deze wateren zijn van belang voor een goede doorstroming.
afbeelding
uitsnede Waterbeheersplan Waterschap Veluwe
De dikke gele lijn met zwarte stippen is een primaire waterkering. Deze krijgt in het bestemmingsplan
specifieke regeling. Een primaire waterkering beschermd het binnendijks gebied tegen hoog (buiten)water als gevolg van hoge rivierwaterstanden.
De oranje driehoeken geven de locaties aan waar een rioolwater uitloop van regenwaterstelsels of een nooduitlaat van gemengde rioolstelsels is gesitueerd. Voor deze overstorten is geen specifieke regeling in het bestemmingsplan opgenomen. Alleen bij heel veel regenval worden de overstorten gebruikt, meestal zijn ze niet in functie.
Bij nieuwe ontwikkelingen is het van belang om een watertoets aan te vragen. Ook kan een zelfstandig wateradvies van de waterbeheerder nodig zijn. In Elburg is Waterschap Veluwe (vanaf 1 januari 2013: Vallei en Veluwe) de waterbeheerder. Het aanvragen van de watertoets en/of het wateradvies kan via de website
www.veluwe.nl. De wetgeving rond het aspect water is opgenomen in de Waterwet.

6.3 Ecologie

In de omgeving van het plangebied zijn verschillende beschermde natuurgebieden aanwezig. Voorbeelden zijn het Natura 2000-gebied Veluwe en verschillende gebieden die aangewezen zijn als Ecologische Hoofdstructuur. De aanwezigheid van deze beschermde natuurgebieden leveren geen belemmeringen en beperkingen op voor dit bestemmingsplan. De regelgeving van beschermde natuurgebieden is opgenomen in de Natuurbeschermingswet. De beleidsuitgangspunten voor Ecologische Hoofdstructuur staat beschreven in rijksbeleid.
De eventuele aanwezigheid van beschermde soorten is in het plangebied niet uit te sluiten. Deze aanwezigheid levert geen belemmeringen en beperkingen op wanneer de bestaande situatie van bebouwing, groen en water niet wijzigt. Op het moment dat wel wijzigingen plaatsvinden is - in eerste instantie - een ecologische quickscan nodig. Hieruit kan dan blijken of de wijzigingen mogelijk zijn en welke maatregelen moeten gaan plaatsvinden. De regelgeving rond de bescherming van soorten is opgenomen in de Flora- en .

6.4 Archeologie En Cultuurhistorie

Archeologie
Het aspect archeologie is belangrijk in de omgeving van het plangebied. Het gebied, waar het plangebied deel van uitmaakt, is een oud gebied waar al lange tijd bewoning bekend is. Om de verscheidenheid aan archeologische kenmerken in kaart te brengen en ter ondersteuning van het opstellen van het archeologiebeleid heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in de opdracht van de gemeente Elburg twee archeologische kaarten vervaardigd. Kaart 1 betreft de archeologische waarden- en verwachtingenkaart. Deze kaart biedt een beter beeld van de te verwachten archeologische waarden in de gemeente Elburg dan de veelgebruikte Indicatieve Kaart Archeologische Waarden.
De gemeente Elburg is verdeeld in 5 waarderingsgebieden, te weten Waarde - Archeologie 1 tot en met 4 en overige gebieden. De gebieden die een waarde kennen van Archeologie 1, kennen de hoogste verwachtingswaarde, gebieden die een waarde kennen van Archeologie 4 kennen de laagste verwachtingswaarde. De overige gebieden ('grijze gebieden') zijn reeds onderzocht en is uit onderzoek gebleken dat hier geen archeologisch vondsten te verwachten zijn.
In het onderhavige bestemmingsplan zijn de 5 waarderingsgebieden overgenomen en terug te vinden op de verbeelding. Per verwachtingsgebied zijn regels opgesteld met daarin de (bouw)mogelijkheden opgenomen.
Cultuurhistorie
De cultuurhistorie van een gebied wordt in de meeste gevallen bepaald door de aanwezigheid van monumenten of monumentale structuren. De houtwallen in het centrale deel van het Groene Hart zijn hiervan een voorbeeld. Het behoud hiervan is niet specifiek opgenomen in beleid, maar wel wenselijk.
verplicht
Rijksmonumenten in en direct rond het plangebied
In de hiervoor opgenomen figuur staan de in en in de directe omgeving van het plangebied aanwezige rijksmonumenten. De bescherming van rijksmonumenten is geregeld in de Monumentenwet en wordt in dit bestemmingsplan niet meer specifiek geregeld.

6.5 Externe Veiligheid

Vanuit het aspect externe veiligheid is sprake van belemmeringen en beperkingen in het plangebied. Dit komt door de aanwezigheid van een gasleidingen (langs Flevoweg) en LPG-tankstations (Zuiderzeestraatweg Oost en Vackenordestraat). Daarnaast is ook sprake van een transportroute voor gevaarlijke stoffen over de Oostelijke Rondweg.
Plaatsgebonden risicocontouren
Bij de LPG-tankstations is het van belang de contouren van het plaatsgebonden risico aan te geven. Binnen de contour van het plaatsgebonden risico bestaat een kans van maximaal 10-6 dat er bij een ongeluk één dode valt. De contouren van dergelijke risicovolle inrichtingen worden bepaald door de doorzet van LPG van het tankstation.
Voor alle stations is de doorzet kleiner dan 1.000 m3. Dit moet vastgelegd zijn in een omgevingsvergunning voor het bedrijf. De contouren zijn geregeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen en de Regeling externe veiligheid inrichtingen.
De grote gasleiding langs de Flevoweg heeft een druk van 66,2 bar en een diameter van 12 inch. De kleinere leiding heeft een druk van 66,2 bar en een diameter van 4 inch. Door de hoge druk geldt voor beide buizen een plaatsgebonden risico van 5,00 meter aan weerszijden van de buis. Ter bescherming van de buizen worden deze zone in dit bestemmingsplan specifiek geregeld. De regelgeving rond buisleidingen is per 1 januari 2011 geregeld in het Besluit externe veiligheid buisleidingen en de Regeling externe veiligheid buisleidingen. De transportroute over de Oostelijke Rondweg is nog niet officieel aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen. Wel is het van belang bij nieuwe ontwikkelingen langs deze weg rekening te houden met de risicocontouren van de weg.
Groepsrisicocontouren
Naast plaatsgebonden risicocontouren rond de gevaarlijke inrichtingen en gasleiding zijn ook de groepsrisicocontouren van belang. Echter met name wanneer sprake is van nieuwe ontwikkelingen binnen die contouren. Bij nieuwe ontwikkelingen binnen de groepsrisicocontour moet het groepsrisico verantwoord worden.
De groepsrisicocontour rond het LPG-tankstation is 150 meter. De inventarisatieafstand aan weerszijden van de grote leiding (12 inch) langs de Flevoweg is 170 meter. Rond de kleine leiding (4 inch) is dit 60 meter. De genoemde afstanden zijn vast en bepaald in de eerder genoemde besluiten. Voor de Oostelijke Rondweg wordt een groepsrisicocontour van 200 meter aangegeven.

6.6 Luchtkwaliteit

Het aspect luchtkwaliteit levert in de gemeente Elburg geen problemen op, voor dit bestemmingsplan dus ook niet. In het plangebied worden immers geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die bijvoorbeeld een toename van het aantal verkeersbewegingen met zich meebrengen.
Wanneer toch sprake is van nieuwe ontwikkelingen, dan is de verwachting dat deze niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit. De normen hiervoor zijn opgenomen in de Wet milieubeheer en de regeling Niet in betekenende mate.

6.7 Straalpaden, Kabels En Leidingen

Naast de eerder besproken water-en gasleiding, is over het plangebied een straalpad aanwezig. Straalpaden zijn bedoeld voor de bescherming van telecommunicatieverbindingen. Binnen deze gebieden gelden beperkingen voor bouwhoogten. Het straalpad heeft over het plangebied een hoogte van 29,00 meter. Daarboven is bebouwing niet toegestaan. Het straalpad krijgt een specifieke regeling in dit bestemmingsplan.

6.8 Duurzaam Bouwen

Omdat het in dit bestemmingsplan gaat om een bestaande situatie, zijn vanuit het aspect duurzaam bouwen geen uitgangspunten opgenomen. Duurzaam bouwen is het meest aan de orde bij (ver)nieuwbouw van verschillende functies. Wanneer nieuwbouw aan de orde is, moet zo veel mogelijk duurzaam gebouwd worden. Daarbij moet bijvoorbeeld voldaan worden aan de EPC-normen die opgenomen zijn in het Bouwbesluit.

7 Uitvoerbaarheid

De uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan wordt enerzijds bepaald door de maatschappelijke uitvoerbaarheid en anderzijds door de economische uitvoerbaarheid. Deze worden in dit hoofdstuk besproken.
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Voor dit bestemmingsplan moet aangetoond worden dat het maatschappelijk uitvoerbaar is. Dit betekent dat de nieuwe juridisch-planologische regeling voor het plangebied, zoals deze in dit bestemmingsplan is opgenomen, acceptabel is voor verschillende belanghebbenden. Een methode om de maatschappelijke uitvoerbaarheid te toetsen is door het plan op een goede wijze de bestemmingsplanprocedure te laten doorlopen. Tijdens die procedure hebben de belanghebbenden namelijk op verschillende momenten de mogelijkheid om hun mening / zienswijze op het bestemmingsplan en de daarin opgenomen juridisch-planologische regeling. De gemeente is hierbij verplicht de ingekomen reacties te overwegen en waar nodig de juridisch-planologische regeling hierop aan te passen.
Economische uitvoerbaarheid
De economische uitvoerbaarheid moet aangetoond worden. Bepalend daarbij zijn de grondexploitatieregeling en de financiële haalbaarheid van eventuele ontwikkelingen die in het plangebied mogelijk worden gemaakt. Het bestemmingsplan is economisch uitvoerbaar. Enerzijds omdat de grondexploitatieregeling voor dit bestemmingsplan niet van toepassing is. De grondexploitatieregeling is niet van toepassing omdat er geen (nieuwe) bouwplannen mogelijk worden gemaakt in dit bestemmingsplan. Daarmee vervalt ook de verplichting voor het vaststellen van een exploitatieplan bij dit bestemmingsplan.
Anderzijds heeft het gemeentebestuur voldoende middelen voor de actualisatie van de bestemmingsplannen beschikbaar gesteld. Deze middelen dekken de kosten voor het opstellen van de plannen en het doorlopen van de nodige procedure(s).