KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bos
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Verkeer
Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 7 Wonen
Artikel 8 Leiding - Gas
Artikel 9 Waterstaat - Waterbergingsgebied
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Artikel 11 Algemene Bouwregels
Artikel 12 Algemene Gebruiksregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
Artikel 14 Slotregel
Bijlage 1 Bijlagen

Heidezoom2010

Bestemmingsplan - Gemeente Elburg

Onherroepelijk op 09-02-2011 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Heidezoom 2010 van de gemeente Elburg.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0230.BPHEIDEZOOM2010-ONH1 met de bijbehorende regels;

1.3 aangebouwd bijgebouw:

een bijgebouw, grenzend aan dan wel rechtstreeks toegankelijk vanuit het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voorwaarden worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 achtererf:

het bij de woning behorende perceelsgedeelte dat is gelegen achter de achtergevelrooilijn, indien het perceelsgedeelte niet reeds is aangemerkt als voor- of zijerf;

1.7 achtergevelrooilijn:

de lijn die gelijk loopt aan de van de wegzijde afgekeerde bebouwingsgrens van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan;

1.8 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.9 ander werk:

een werk, geen bouwwerk zijnde;

1.10 antenne:

een constructie bestaande uit een mast, een vang- en zenddraad of een stelsel van draden, dan wel een schotel bestemd voor (tele)communicatiedoeleinden;

1.11 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken;

1.12 bebouwingsgrenzen:

de op de verbeelding blijkens een daarop voorkomende verklaring als zodanig aangegeven lijnen, welke bij het bouwen niet mogen worden overschreden, behoudens overschrijdingen welke krachtens deze voorschriften zijn of kunnen worden toegestaan;

1.13 bedrijfsgebouw:

een gebouw dan wel een gedeelte van een gebouw, dat blijkens zijn indeling en inrichting kennelijk is bestemd voor bedrijfsruimte;

1.14 bedrijfsmatige activiteiten in of bij een woning:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten en ambachtelijke bedrijvigheid geheel of overwegend door middel van handwerk, waarbij de aard (qua milieuplanologische hinder) en omvang van de bedrijfsactiviteiten zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving en waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt;

1.15 beroepsmatige activiteiten in of bij een woning:

het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch gebied of hiermee naar de aard gelijk te stellen beroep dat door zijn aard en omvang in een woning zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving en waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt;

1.16 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.17 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.18 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand niet voor bewoning bestemd gebouw, dat zowel in ruimtelijk als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.19 bijzondere woonvorm:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient om te voorzien in een aangepaste woonbehoefte bijvoorbeeld ten behoeve van personen voor wie de normale woonvoorzieningen niet passend of toereikend zijn, zoals gehandicapten, of anderszins verzorgingsbehoevenden;

1.20 blok:

twee of meer aaneengesloten woningen en/of andere hoofdgebouwen;

1.21 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.22 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak of bouwstrook;

1.23 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij

elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.24 Bouwverordening 2007:

de bouwverordening van de Gemeente Elburg, vastgesteld op door de gemeenteraad op 24 september 2007;

1.25 bouwvlak of -strook:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de

regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten; tenzij in deze regels anders is bepaald;

1.26 bouwwerk:

elke bouwconstructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;

1.27 erf:

de grond, deel uitmakende van een bouwperceel, behorende bij één woning, waarop geen ander hoofdgebouw is of mag worden gebouwd krachtens de vigerende bestemming;

1.28 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.29 gestapelde woningen:

woningen in een gebouw, dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat, met de daarbij behorende bergingen;

1.30 handel:

1.31 hobbymatig gebruik:

gebruik uitsluitend voor eigen en kleinschalig gebruik. Er mag geen sprake zijn van een inrichting als bedoeld in de Wet Milieubeheer (bedrijfsmatige activiteit, of een activiteit alsof zij bedrijfsmatig was);

1.32 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht;

1.33 kampeermiddelen:

  1. 1. een tent, een tentwagen, kampeerauto of caravan;
  2. 2. dan wel enig ander onderkomen en enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge de Woningwet een omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist;
  3. 3. een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend of tijdelijk zijn bestemd of ingericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.34 landschappelijke waarde:

belang in geomorfologische (betrekking hebbende op de geologische ontstaanswijze) en landschappelijk-esthetisch opzicht, vooral gericht op de onderlinge samenhang (herkenbaarheid) van deze elementen;

1.35 natuurwaarde:

belang in botanisch, ornithologisch en algemeen zoölogisch opzicht en verder met geologische en bodemkundige waarde, waarbij met name de onderlinge samenhang (ecologie) van belang is;

1.36 onderkomens:

voor verblijf geschikte al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, woonboten, toer- en stacaravans, kampeerauto's, salonwagens en woonwagens, loodsen, keten, tenten en soortgelijke verblijfsmiddelen, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken;

1.37 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een eigen constructie met maximaal één wand;

1.38 paardenbak / longeerruimte:

een al dan niet met een hek of afrastering afgezette ruimte voor het longeren van paarden;

1.39 peil:

de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer;

1.40 perceelsgrens:

de scheiding tussen bouwpercelen, die niet aan éénzelfde eigenaar behoren dan wel niet door éénzelfde gebruiker worden benut;

1.41 praktijkruimte:

bedrijfsruimte ten behoeve van beoefenaren van vrije beroepen, zoals artsen, tandartsen, architecten, accountants en daarmee gelijk te stellen beroepen;

1.42 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.43 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of daarmee naar aard en omvang vergelijkbare activiteiten, in de vorm van seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan:

  • een (raam)prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een privé-huis of een erotische massagesalon;
  • een seksbioscoop;
  • een seksautomatenhal;
  • een sekstheater, seksclub of parenclub,

al dan niet in combinatie met elkaar of in combinatie met een sekswinkel;

1.44 straatmeubilair:

bouwwerken ten behoeve van de aankleding van het openbaar gebied, zoals verkeersgeleiders, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, kunstwerken, speeltoestellen alsmede telefooncellen, abri's en bouwwerken voor kleinschalige (openbare) nutsvoorzieningen;

1.45 voorerf:

het bij de woning behorende perceelsgedeelte dat is gelegen vóór de voorgevelrooilijn(en);

1.46 voorgevel:

  1. 1. de gevel aan de voorzijde van een gebouw;
  2. 2. de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan de weg grenst, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.47 voorgevelrooilijn:

de lijn die gelijk loopt aan de naar de wegzijde toegekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan;

1.48 vrijstaand bijgebouw:

een niet met het hoofdgebouw verbonden bijgebouw;

1.49 Wet geluidhinder:

wet van 16 februari 1979, houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder (Stb. 1979, 99);

1.50 woning:

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van maximaal één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten;

1.51 Woningwet:

wet van 29 augustus 1991 (Stb. 1991,439);

1.52 zorgwoning:

een bijzondere woonvorm, bestaande uit al dan niet zelfstandige wooneenheden met voorzieningen ten behoeve van de huisvesting van één of meer huishoudens;

1.53 zij-erf:

het bij de woning behorende perceelsgedeelte dat is gelegen naast de zijgevel, indien het perceelsgedeelte niet reeds is aangemerkt als voorerf.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.2 de bebouwde oppervlakte van een bouwperceel, bouwvlak of ander terrein:

wordt gemeten buitenwerks en 1 meter boven peil, met dien verstande, dat de grondoppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen en andere bouwwerken worden opgeteld;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of ander bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 de breedte van een gebouw:

wordt gemeten van en tot de buitenkant van een zijgevel dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur, met dien verstande, dat wanneer de zijgevels niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte;

2.7 de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens:

wordt gemeten tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw op 1 meter boven peil en haaks op de perceelsgrens; luifels, balkons en dakoverstekken tot maximaal 1 meter uit de gevel niet meegerekend.

2.8 de bruto-vloeroppervlakte:

wordt gemeten binnenwerks, met dien verstande, dat de totale vloeroppervlakte van de bouwlagen ten dienste van kantoren of bedrijven of andere functies, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnen en overige dienstruimten, wordt opgeteld.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bos

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bos aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het behoud, de versterking en/of het herstel van de aan de betreffende gronden eigen zijnde natuurwaarde en landschappelijke waarde;
  2. b. een onverhard toegangspad ten behoeve van de woning Oude Brandweg 3a;
  3. c. indien en voorzover de bestemming samenvalt met de dubbelbestemming Waterstaat -Waterbergingsgebied is in eerste instantie het bepaalde in artikel 9 van toepassing;

met de bij deze bestemming behorende andere bouwwerken en andere werken, zoals lichtmasten en ander straatmeubilair alsmede bruggen en duikers.

3.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 3.1 bedoelde gronden geldt dat uitsluitend andere bouwwerken, waaronder erfafscheidingen, ten dienste van de genoemde bestemming mogen worden gebouwd, met een maximale hoogte van 1 meter.

3.3 Nadere eisen

  1. 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de afmetingen van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke ingevolge deze regels mogen worden gebouwd, met dien verstande, dat afhankelijk van de situering en het doel een hoogte kan worden geëist tussen 0,20 meter en 1 meter;
  2. 2. De bovengenoemde eisen mogen uitsluitend worden gesteld na afweging van de in het geding zijnde belangen, waaronder begrepen:
    1. a. het voorkomen van onevenredige aantasting van bouw- en gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
    2. b. planologisch-stedenbouwkundige belangen, met inbegrip van beeldkwaliteit;
    3. c. verkeersveiligheidsbelangen;
    4. d. het voorkomen van onevenredige aantasting van de na te streven beeldkwaliteit.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het eerder bepaalde ten behoeve van:

  1. a. de bouw van:
    1. 1. niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van een openbaar nutsvoorziening, met een grondoppervlakte van maximaal 25 m² dat bestaat uit maximaal één bouwlaag en dat niet hoger is dan 3 meter, zoals transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes, schakelhuisjes, wachthuisjes, telefooncellen en andere nutsgebouwtjes en andere bouwwerken ten dienste van een openbare nutsvoorziening, met een maximale bouwhoogte van 15 meter, zoals antennemasten, lichtmasten en kunstobjecten;
    2. 2. een ander bouwwerk met een grondoppervlakte van maximaal 25 m² dat niet hoger is dan 3 meter;
  2. b. het veranderen van de in het plan voorgeschreven maatvoering voor andere bouwwerken met maximaal 10%, indien zulks verband houdt met de bouwaanvragen waarvan de realisering gewenst of noodzakelijk is.

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen indien de wijziging betrekking heeft op:

  1. a. het wijzigen van de voorgeschreven maatvoering voor andere bouwwerken met maximaal 20%, indien in verband met ingekomen bouwaanvragen deze wijzigingen nodig zijn;
  2. b. het wijzigen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van aangrenzende bestemmingen met maximaal 5 meter.

3.7 Specifieke procedureregels

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zoals bedoeld in lid 3.6 worden de procedureregels van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht in acht genomen.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenstroken, plantsoenen, bermen, afschermende groenvoorzieningen;
  2. b. voet- en fietspaden;
  3. c. kunstwerken;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. andere groen- en speelvoorzieningen en water,

met de bij deze bestemming behorende gebouwen, andere bouwwerken en andere werken, zoals lichtmasten en ander straatmeubilair alsmede bruggen en duikers.

4.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 4.1 bedoelde gronden geldt dat uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken ten dienste van de bestemming mogen worden gebouwd, met dien verstande, dat:

  1. a. als gebouwen uitsluitend gebouwen ten behoeve van het beheer en onderhoud en nutsvoorzieningen mogen worden gebouwd, waarbij:
    1. 1. de inhoud van een gebouw maximaal 25 m3 mag bedragen;
    2. 2. de bouwhoogte maximaal 3 meter mag bedragen;
  2. b. de bouwhoogte van lichtmasten en verwijsborden maximaal 6 meter en de overige andere bouwwerken maximaal 3 meter mag bedragen.

4.3 Nadere eisen

  1. 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent:
    1. a. de afmetingen van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke ingevolge deze regels mogen worden gebouwd, met dien verstande, dat afhankelijk van de situering en het doel een hoogte kan worden geëist tussen 0,20 meter en 3 meter;
    2. b. de situering van nutsgebouwen, waarbij geëist kan worden dat de gebouwen inpandig in (bedrijfs)bebouwing gerealiseerd worden.
  2. 2. De bovengenoemde eisen mogen uitsluitend worden gesteld na afweging van de in het geding zijnde belangen, waaronder begrepen:
    1. a. het voorkomen van onevenredige aantasting van bouw- en gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
    2. b. planologisch-stedenbouwkundige belangen, met inbegrip van beeldkwaliteit;
    3. c. verkeersveiligheidsbelangen;
    4. d. het voorkomen van onevenredige aantasting van de na te streven beeldkwaliteit.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het eerder bepaalde ten behoeve van:

  1. a. de bouw van:
    1. 1. niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van een openbaar nutsvoorziening, met een grondoppervlakte van maximaal 25 m² dat bestaat uit maximaal één bouwlaag en dat niet hoger is dan 3 meter, zoals transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes, schakelhuisjes, wachthuisjes, telefooncellen en andere nutsgebouwtjes en andere bouwwerken ten dienste van een openbare nutsvoorziening, met een maximale bouwhoogte van 15 meter, zoals antennemasten, lichtmasten en kunstobjecten;
    2. 2. een ander bouwwerk met een grondoppervlakte van maximaal 25 m² dat niet hoger is dan 3 meter;
  2. b. het veranderen van de in het plan voorgeschreven maatvoering voor gebouwen en andere bouwwerken met maximaal 10%, indien zulks verband houdt met de bouwaanvragen waarvan de realisering gewenst of noodzakelijk is.

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen indien de wijziging betrekking heeft op:

  1. a. het oprichten van transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes en andere gebouwen ten dienste van een openbaar nutsvoorziening, met een grondoppervlakte van maximaal 50 m² dat bestaat uit maximaal één bouwlaag en waarvan de goothoogte niet hoger is dan 4 meter, voor zover deze op grond van lid 4.4 niet kunnen worden gebouwd;
  2. b. het wijzigen van de voorgeschreven maatvoering voor gebouwen en andere bouwwerken met maximaal 20%, indien in verband met ingekomen bouwaanvragen deze wijzigingen nodig zijn;
  3. c. het wijzigen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van aangrenzende bestemmingen met maximaal 5 meter.

4.6 Specifieke procedureregels

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zoals bedoeld in lid 4.5 worden de procedureregels van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht in acht genomen.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met een stroomfunctie van doorgaande aard;
  2. b. ongelijkvloerse en/of gelijkvloerse kruisingen;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. voet- en fietspaden;
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. groenvoorzieningen en water;
  7. g. andere verkeersvoorzieningen, zoals bushaltes - zulks met uitzondering van verkooppunten van motorbrandstoffen,
  8. h. indien en voorzover de bestemming samenvalt met de dubbelbestemming Leiding - Gasis in eerste instantie het bepaalde in artikel 8 van toepassing;

met de bij deze bestemming behorende gebouwen, andere bouwwerken en andere werken, zoals lichtmasten en ander straatmeubilair alsmede bruggen en duikers.

5.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 5.1 bedoelde gronden geldt dat uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken noodzakelijk voor de onder 5.1 genoemde bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:

  1. a. gebouwen mogen worden gebouwd, waarbij:
    1. 1. de inhoud van een gebouw maximaal 25 m3 mag bedragen;
    2. 2. bouwhoogte maximaal 3 meter mag bedragen;
  2. b. de bouwhoogte van lichtmasten en verkeersborden maximaal 12 meter en van de overige andere bouwwerken maximaal 3 meter mag bedragen.

5.3 Nadere eisen

  1. 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent:
    1. a. de afmetingen van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke ingevolge deze regels mogen worden gebouwd, met dien verstande, dat afhankelijk van de situering en het doel een hoogte kan worden geëist tussen 0,20 meter en 3 meter;
    2. b. de situering van nutsgebouwen, waarbij geëist kan worden dat de gebouwen inpandig in (bedrijfs)bebouwing gerealiseerd worden.
  2. 2. De bovengenoemde eisen mogen uitsluitend worden gesteld na afweging van de in het geding zijnde belangen, waaronder begrepen:
    1. a. het voorkomen van onevenredige aantasting van bouw- en gebruiksmogelijkheden en het woon- leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
    2. b. planologisch-stedenbouwkundige belangen, met inbegrip van beeldkwaliteit;
    3. c. verkeersveiligheidsbelangen;
    4. d. het voorkomen van onevenredige aantasting van de na te streven beeldkwaliteit;
    5. e. waarborging van ongestoorde ligging van kabels en leidingen.

5.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het eerder bepaalde ten behoeve van:

  1. a. de bouw van:
    1. 1. niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van een openbaar nutsvoorziening, met een grondoppervlakte van maximaal 25 m² dat bestaat uit maximaal één bouwlaag en dat niet hoger is dan 3 meter, zoals transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes, schakelhuisjes, wachthuisjes, telefooncellen en andere nutsgebouwtjes en andere bouwwerken ten dienste van een openbare nutsvoorziening, met een maximale bouwhoogte van 15 meter, zoals antennemasten, lichtmasten en kunstobjecten;
    2. 2. een ander bouwwerk met een grondoppervlakte van maximaal 25 m² dat niet hoger is dan 3 meter;
  2. b. het veranderen van de in het plan voorgeschreven maatvoering voor gebouwen en andere bouwwerken met maximaal 10%, indien zulks verband houdt met de bouwaanvragen waarvan de realisering gewenst of noodzakelijk is.

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen indien de wijziging betrekking heeft op:

  1. a. het oprichten van transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes en andere gebouwen ten dienste van een openbaar nutsvoorziening, met een grondoppervlakte van maximaal 50 m² dat bestaat uit maximaal één bouwlaag en waarvan de goothoogte niet hoger is dan 4 meter, voor zover deze op grond van lid 5.4 niet kunnen worden gebouwd;
  2. b. het wijzigen van de voorgeschreven maatvoering voor gebouwen en andere bouwwerken met maximaal 20%, indien in verband met ingekomen bouwaanvragen deze wijzigingen nodig zijn;
  3. c. het wijzigen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van aangrenzende bestemmingen met maximaal 5 meter.

5.6 Specifieke procedureregels

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zoals bedoeld in lid 5.5 worden de procedureregels van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht in acht genomen.

Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen van niet doorgaande aard, zoals woonstraten;
  2. b. parkeervoorzieningen;
  3. c. voet- en fietspaden;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. speelvoorzieningen;
  6. f. groenvoorzieningen en water;
  7. g. andere verkeersvoorzieningen, zoals bushaltes - zulks met uitzondering van verkooppunten van motorbrandstoffen;

met de bij deze bestemming behorende gebouwen, andere bouwwerken en andere werken, zoals lichtmasten en ander straatmeubilair alsmede bruggen en duikers.

6.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 6.1 bedoelde gronden geldt dat uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken noodzakelijk voor de onder 6.1 genoemde bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:

  1. a. als gebouwen uitsluitend gebouwen ten behoeve van het beheer en onderhoud en nutsvoorzieningen mogen worden gebouwd, waarbij:
    1. 1. de inhoud van een gebouw maximaal 25 m3 mag bedragen;
    2. 2. de bouwhoogte maximaal 3 meter mag bedragen;
  2. b. de bouwhoogte van lichtmasten en verwijsborden maximaal 10 meter en de overige andere bouwwerken maximaal 3 meter mag bedragen.

6.3 Nadere eisen

  1. 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent:
    1. a. de afmetingen van de bouwwerken geen gebouwen zijnde welke ingevolge deze regels mogen worden gebouwd, met dien verstande, dat afhankelijk van de situering en het doel een hoogte kan worden geëist tussen 0,20 meter en 3 meter;
    2. b. de situering van nutsgebouwen, waarbij geëist kan worden dat de gebouwen inpandig in (bedrijfs)bebouwing gerealiseerd worden.
  2. 2. De bovengenoemde eisen mogen uitsluitend worden gesteld na afweging van de in het geding zijnde belangen, waaronder begrepen:
    1. a. het voorkomen van onevenredige aantasting van bouw- en gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
    2. b. planologisch-stedenbouwkundige belangen, met inbegrip van beeldkwaliteit;
    3. c. verkeersveiligheidsbelangen;
    4. d. het voorkomen van onevenredige aantasting van de na te streven beeldkwaliteit;
    5. e. waarborging van ongestoorde ligging van kabels en leidingen.

6.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het eerder bepaalde ten behoeve van:

  1. a. de bouw van:
    1. 1. niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van een openbaar nutsvoorziening, met een grondoppervlakte van maximaal 25 m² dat bestaat uit maximaal één bouwlaag en dat niet hoger is dan 3 meter, zoals transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes, schakelhuisjes, wachthuisjes, telefooncellen en andere nutsgebouwtjes en andere bouwwerken ten dienste van een openbare nutsvoorziening, met een maximale bouwhoogte van 15 meter, zoals antennemasten, lichtmasten en kunstobjecten;
    2. 2. een ander bouwwerk met een grondoppervlakte van maximaal 25 m² dat niet hoger is dan 3 meter;
  2. b. het veranderen van de in het plan voorgeschreven maatvoering voor gebouwen en andere bouwwerken met maximaal 10%, indien zulks verband houdt met de bouwaanvragen waarvan de realisering gewenst of noodzakelijk is.

6.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen indien de wijziging betrekking heeft op:

  1. a. het oprichten van transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes en andere gebouwen ten dienste van een openbaar nutsvoorziening, met een grondoppervlakte van maximaal 50 m² dat bestaat uit maximaal één bouwlaag en waarvan de goothoogte niet hoger is dan 4 meter, voor zover deze op grond van lid 6.4 niet kunnen worden gebouwd.
  2. b. het wijzigen van de voorgeschreven maatvoering voor gebouwen en andere bouwwerken met maximaal 20%, indien in verband met ingekomen bouwaanvragen deze wijzigingen nodig zijn;
  3. c. het wijzigen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van aangrenzende bestemmingen met maximaal 5 meter.

6.6 Specifieke procedureregels

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zoals bedoeld in lid 6.5 worden de procedureregels van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht in acht genomen.

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. ter plaatse van de op de verbeelding voorkomende functieaanduiding 'zorgwoning' (zw) zijn de gronden uitsluitend bedoeld voor zorgwoningen of andere bijzondere woonvormen;
  3. c. ter plaatse van de op de verbeelding voorkomende functieaanduiding 'recreatie' (r) zijn de gronden tevens bedoeld voor een hobbymatig gebruikte paardenbak / longeerruimte

met de bij deze bestemming behorende gebouwen, andere bouwwerken en andere werken, tuinen en erven.

7.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 7.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:

7.3 Nadere eisen

  1. 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent:
      • de afmetingen van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke ingevolge deze regels mogen worden gebouwd, met dien verstande, dat afhankelijk van de situering en het doel een hoogte kan worden geëist tussen 0,20 meter en 2,00 meter;
      • de situering van nutsgebouwen, waarbij geëist kan worden dat de gebouwen inpandig in (bedrijfs)bebouwing gerealiseerd worden;
    1. a. De bovengenoemde eisen mogen uitsluitend worden gesteld na afweging van de in het geding zijnde belangen, waaronder begrepen:
      • het voorkomen van onevenredige aantasting van bouw- en gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
      • planologisch-stedenbouwkundige belangen, met inbegrip van beeldkwaliteit;
      • verkeersveiligheidsbelangen;
      • het voorkomen van onevenredige aantasting van de na te streven beeldkwaliteit.

7.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. het bepaalde in lid 7.2.1 onder:
    1. 1. a, voor de bouw van een erker of een luifel op het voorerf of op het zij-erf, met dien verstande dat:
      • de diepte gemeten loodrecht op de gevel maximaal 1,25 meter mag bedragen;
      • de breedte maximaal 2/3 van de breedte van de betreffende gevel mag bedragen;
      • de goothoogte mag maximaal gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning, vermeerderd met 0,30 meter;
    2. 2. g, voor het overschrijden van de toegelaten maximum bouwhoogte met maximaal 1 meter;
    3. 3. g, voor het overschrijden van de toegelaten maximum goothoogte tot een goothoogte van maximaal 7 meter;
    4. 4. i, voor het bouwen van vrijstaande woningen en blokken van maximaal twee aaneengebouwde woningen tot 1 meter van de zijdelingse perceelsgrenzen;
  2. b. het bepaalde in lid 7.2.2 onder b, voor de bouw van een aan de woning aangebouwde praktijkruimte, waarbij:
      • de grondoppervlakte maximaal 50 m² mag bedragen;
      • de goothoogte maximaal de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van de woning mag bedragen, vermeerderd met 0,30 meter;
      • voor het overige voldaan dient te worden aan het bepaalde in lid 7.2.2 sub b, c, d en e;
  3. c. de bouw van:
    1. 1. niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van een openbaar nutsvoorziening, met een grondoppervlakte van maximaal 25 m² dat bestaat uit maximaal één bouwlaag en dat niet hoger is dan 3 meter, zoals transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes, schakelhuisjes, wachthuisjes, telefooncellen en andere nutsgebouwtjes en andere bouwwerken ten dienste van een openbare nutsvoorziening, met een maximale bouwhoogte van 15 meter, zoals antennemasten, lichtmasten en kunstobjecten;
    2. 2. een ander bouwwerk met een grondoppervlakte van maximaal 25 m² dat niet hoger is dan 3 meter;
  4. d. het veranderen van de in het plan voorgeschreven maatvoering voor gebouwen en andere bouwwerken met maximaal 10%, indien zulks verband houdt met de bouwaanvragen waarvan de realisering gewenst of noodzakelijk is;
  5. e. het in geringe mate afwijken van het plan teneinde enig onderdeel van het plan, zoals een bouwgrens nader te bepalen, uitsluitend indien bij definitieve uitmeting en verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan redelijk gewenst en/of noodzakelijk is, waarbij de grenzen met maximaal 2 meter mogen worden verschoven.

7.5 Specifieke gebruiksregels

  1. a. ten aanzien van het gebruik geldt het bepaalde in lid 7.1 en het bepaalde in artikel 12.
  2. b. het bepaalde in lid 7.1 en artikel 12 is niet van toepassing op het medegebruik van woningen en/of aangebouwde bijgebouwen als praktijkruimte voor beroepsmatige activiteiten, mits:
    1. 1. de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd, waarbij geldt dat de bruto-vloeroppervlakte maximaal 35% van de woning mag bedragen, met een maximum van 50 m²;
    2. 2. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
    3. 3. in de omgeving geen onevenredige toename van de verkeersbelasting optreedt;
    4. 4. er wordt voorzien in voldoende parkeerruimte op eigen terrein;
    5. 5. de beroepsmatige activiteiten geschieden door degene(n) die op het perceel woonachtig is of zijn;
    6. 6. er, behoudens een beperkte kleinschalige verkoop in direct verband met de beroepsmatige activiteiten, geen detailhandel plaatsvindt.

7.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 7.5 sub a voor het medegebruik van woningen en/of aangebouwde bijgebouwen ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten, mits:

  1. a. de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd, waarbij geldt dat de brutovloeroppervlakte maximaal 35% van de woning mag bedragen, met een maximum van 50 m²;
  2. b. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  3. c. in de omgeving geen onevenredige toename van de verkeersbelasting optreedt;
  4. d. er wordt voorzien in voldoende parkeerruimte op eigen terrein;
  5. e. de bedrijfsuitoefening geschiedt door degene die op het perceel woonachtig is;
  6. f. er, behoudens een beperkte kleinschalige verkoop in direct verband met de bedrijfsmatige activiteiten, geen detailhandel plaatsvindt;
  7. g. er geen vergunningplichtige activiteiten op grond van de Wet milieubeheer mogen plaatsvinden.

7.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen indien de wijziging betrekking heeft op:

  1. a. het oprichten van transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes en andere gebouwen ten dienste van een openbaar nutsvoorziening, met een grondoppervlakte van maximaal 50 m² dat bestaat uit maximaal één bouwlaag en waarvan de goothoogte niet hoger is dan 4 meter, voor zover deze op grond van lid 7.4 niet kunnen worden gebouwd;
  2. b. het onderling verwisselen of wijzingen van de op de verbeelding voorkomende bouwaanduidingen aaneengebouwd [aeg], twee-aaneen [tae], vrijstaand [vrij] en specifieke bouwaanduiding - vrijstaand of twee-aaneen [sba-vtae], indien dit vanuit het oogpunt van een economische of andere noodzaak wenselijk is; waarbij de bij deze bouwaanduidingen behorende bepalingen van overeenkomstige toepassing zijn;
  3. c. een enigszins andere situering en/of begrenzing van de bouwpercelen dan wel bouwvlakken, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken, dat verschuiving in verband met de ingekomen bouwaanvragen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, mits de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, dan wel bouwvlak met maximaal 10% zal worden gewijzigd;
  4. d. het wijzigen van de voorgeschreven maatvoering voor gebouwen en andere bouwwerken met maximaal 20%, indien in verband met ingekomen bouwaanvragen deze wijzigingen nodig zijn;
  5. e. het wijzigen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van aangrenzende bestemmingen met maximaal 5 meter.

7.8 Specifieke procedureregels

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zoals bedoeld in lid 7.7 worden de procedureregels van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht in acht genomen.

Artikel 8 Leiding - Gas

8.1 Bestemmingsomschrijving

  1. 1. De voor Leiding - Gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een ondergrondse gastransportleiding, met de daarbij behorende gebouwen en andere bouwwerken.
  2. 2. de belangen van de in lid 8.1 sub 1 bedoelde dubbelbestemming zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere daar voorkomende bestemmingen.

8.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 8.1 bedoelde dubbelbestemming geldt dat uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:

  1. a. de inhoud van gebouwen maximaal 25 m3 mag bedragen;
  2. b. de maximumgoothoogte van gebouwen maximaal dan 3 meter mag bedragen;
  3. c. de bouwhoogte van andere bouwwerken maximaal 2 meter mag bedragen.

8.3 Nadere eisen

  1. 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent:
    1. a. de afmetingen van de bouwwerken geen gebouwen zijnde welke ingevolge deze regels mogen worden gebouwd, met dien verstande, dat afhankelijk van de situering en het doel een hoogte kan worden geëist tussen 0,20 meter en 2 meter;
    2. b. de situering van nutsgebouwen, waarbij geëist kan worden dat de gebouwen inpandig in (bedrijfs)bebouwing gerealiseerd worden.
  2. 2. De bovengenoemde eisen mogen uitsluitend worden gesteld na afweging van de in het geding zijnde belangen, waaronder begrepen:
    1. a. het voorkomen van onevenredige aantasting van bouw- en gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
    2. b. planologisch-stedenbouwkundige belangen, met inbegrip van beeldkwaliteit;
    3. c. verkeersveiligheidsbelangen;
    4. d. het voorkomen van onevenredige aantasting van de na te streven beeldkwaliteit;
    5. e. waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen.

8.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken:

  1. a. van het bepaalde in lid 8.2 voor het oprichten van andere bouwwerken ten dienste van andere daar voorkomende bestemmingen, voor zover de belangen van de leidingen zulks gedogen, waarbij de bouwregels bij de onderscheiden bestemming van overeenkomstige toepassing zijn. Burgemeester en wethouders wijken niet af, alvorens schriftelijk advies is gevraagd bij de desbetreffende leidingbeheerder.
  2. b. van het eerder bepaalde ten behoeve van de bouw van:
    1. 1. niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van een openbare nutsvoorziening, met een grondoppervlakte van maximaal 25 m² dat bestaat uit maximaal één bouwlaag en dat niet hoger is dan 3 meter, zoals transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes, schakelhuisjes, wachthuisjes, telefooncellen en andere nutsgebouwtjes en andere bouwwerken ten dienste van een openbare nutsvoorziening, met een maximale bouwhoogte van 15 meter, zoals antennemasten, lichtmasten en kunstobjecten;
    2. 2. een ander bouwwerk met een grondoppervlakte van maximaal 25 m² dat niet hoger is dan 3 meter;
  3. c. van de in het plan voorgeschreven maatvoering voor gebouwen en andere bouwwerken met maximaal 10%, indien zulks verband houdt met de aanvragen om omgevingsvergunning waarvan de realisering gewenst of noodzakelijk is.

8.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

  1. 1. Het is verboden ter plaatse van de gronden als bedoeld in lid 8.1 de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden:
    1. a. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
    2. b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of op andere wijze ingraven c.q. indrijven van voorwerpen;
    3. c. het ontgronden, bodemverlagen of afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
    4. d. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  2. 2. het bepaalde in lid 8.5 sub 1 is niet van toepassing op normale werkzaamheden en werken van geringe omvang, gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van de in lid 8.1 genoemde bestemming;
  3. 3. een vergunning als bedoeld in lid 8.5 sub 1 wordt uitsluitend verleend indien door die werken en/of werkzaamheden geen schade aan de leidingen zal worden toegebracht, dan wel kans op beschadiging is uitgesloten;
  4. 4. Burgemeester en wethouders winnen ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in lid 8.5 sub 1 schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder.

8.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen indien de wijziging betrekking heeft op:

  1. a. het oprichten van transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes en andere gebouwen ten dienste van een openbaar nutsvoorziening, met een grondoppervlakte van maximaal 50 m² dat bestaat uit maximaal één bouwlaag en waarvan de goothoogte niet hoger is dan 4 meter, voor zover deze op grond van lid 8.4 niet kunnen worden gebouwd;
  2. b. het wijzigen van de voorgeschreven maatvoering voor gebouwen en andere bouwwerken met maximaal 20%, indien in verband met ingekomen bouwaanvragen deze wijzigingen nodig zijn;
  3. c. het wijzigen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van aangrenzende bestemmingen met maximaal 5 meter.

8.7 Specifieke procedureregels

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zoals bedoeld in lid 8.6 worden de procedureregels van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht in acht genomen.

Artikel 9 Waterstaat - Waterbergingsgebied

9.1 Bestemmingsomschrijving

  1. 1. de voor Waterstaat - Waterbergingsgebied aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor waterbergende voorzieningen met een inhoud van minimaal 550 m3.
  2. 2. de belangen van de in lid 9.1 sub 1 bedoelde dubbelbestemming zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere daar voorkomende bestemmingen.

9.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 9.1 bedoelde gronden geldt dat uitsluitend andere bouwwerken, waaronder erfafscheidingen, ten dienste van de genoemde bestemming mogen worden gebouwd, met een maximale hoogte van 1 meter.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond, die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene Bouwregels

11.1 Overschrijding bouwgrenzen

11.2 Ondergronds bouwen

Ondergronds bouwen is toegestaan met dien verstande dat:

  1. a. dit plaatsvindt binnen de contouren van het hoofdgebouw en binnen de rooilijnvoorschriften uit de Bouwverordening 2007;
  2. b. voor bijgebouwen de maximale oppervlakte geldt welke is opgenomen in het plan, doch in totaal maximaal 75 m² is toegestaan ongeacht gesitueerd binnen of buiten de contouren van het bijgebouw;
  3. c. de maximale hoogte 3,00 meter bedraagt;
  4. d. specifieke gebiedskenmerken zich hier niet tegen verzetten (bijvoorbeeld in verband met geohydrologie of in historisch- / archeologisch belangrijke gebieden).

Artikel 12 Algemene Gebruiksregels

12.1 Algemeen verbod op strijdig gebruik

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is het verboden gronden en bouwwerken te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de bestemming.

12.2 Bijzonder gebruiksverbod

12.3 Uitzondering gebruiksverbod

Het bepaalde in 12.1 en 12.2 is niet van toepassing voor zover het betreft:

  1. a. het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de in het plan aangewezen bestemmingen;
  2. b. het opslaan of storten van afval- of meststoffen, voor zover noodzakelijk voor het normale onderhoud van tuinen, andere open terreinen en watergangen;
  3. c. het stallen van maximaal één toercaravan op het erf van een woning.

12.4 Afwijken van het gebruiksverbod

Burgemeester en wethouders kunnen, behoudens voor wat betreft doeleinden als bedoeld onder 12.2.1 sub d en 12.2.2 sub b, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.1 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

13.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Heidezoom 2010.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van de gemeente Elburg op 13 december 2010.

Bijlage 1 Bijlagen

Bijlage 1 Bijlagen