Heidezoom 2019
Bestemmingsplan - Gemeente Elburg
Vastgesteld op 29-06-2020 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Heidezoom 2019 met identificatienummer NL.IMRO.0230.BPHEIDEZOOM2019-VST1 van de gemeente Elburg;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage;
1.3 aangebouwd bijbehorend bouwwerk:
een bijbehorend bouwwerk, grenzend aan dan wel rechtstreeks toegankelijk vanuit het hoofdgebouw;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 achtererf:
het bij de woning behorende perceelsgedeelte dat is gelegen achter de achtergevelrooilijn, indien het perceelsgedeelte niet reeds is aangemerkt als voor- of zijerf;
1.7 achtergevelrooilijn:
de lijn die gelijk loopt aan de van de wegzijde afgekeerde bebouwingsgrens van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan;
1.8 ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.9 ander werk:
een werk, geen bouwwerk zijnde;
1.10 antenne:
een constructie bestaande uit een mast, een vang- en zenddraad of een stelsel van draden, dan wel een schotel bestemd voor (tele)communicatiedoeleinden;
1.11 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken;
1.12 bebouwingsgrenzen:
de op de verbeelding blijkens een daarop voorkomende verklaring als zodanig aangegeven lijnen, welke bij het bouwen niet mogen worden overschreden, behoudens overschrijdingen welke krachtens deze voorschriften zijn of kunnen worden toegestaan;
1.13 bedrijfsmatige activiteiten in of bij een woning:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten en ambachtelijke bedrijvigheid geheel of overwegend door middel van handwerk, waarbij de aard (qua milieuplanologische hinder) en omvang van de bedrijfsactiviteiten zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving en waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt;
1.14 beroepsmatige activiteiten in of bij een woning:
het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch gebied of hiermee naar de aard gelijk te stellen beroep dat door zijn aard en omvang in een woning zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving en waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt;
1.15 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.16 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.17 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.18 bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand niet voor bewoning bestemd gebouw, dat zowel in ruimtelijk als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.19 bijzondere woonvorm:
een (gedeelte van een) gebouw dat dient om te voorzien in een aangepaste woonbehoefte bijvoorbeeld ten behoeve van personen voor wie de normale woonvoorzieningen niet passend of toereikend zijn, zoals gehandicapten, of anderszins verzorgingsbehoevenden;
1.20 blok:
twee of meer aaneengesloten woningen en/of andere hoofdgebouwen;
1.21 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.22 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak of bouwstrook;
1.23 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.24 bouwvlak of -strook:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten; tenzij in deze regels anders is bepaald;
1.25 bouwwerk:
elke bouwconstructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;
1.26 erf:
de grond, deel uitmakende van een bouwperceel, behorende bij één woning, waarop geen ander hoofdgebouw is of mag worden gebouwd krachtens de vigerende bestemming;
1.27 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.28 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending, anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.29 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht;
1.30 onderkomens:
voor verblijf geschikte al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, woonboten, toer- en stacaravans, kampeerauto's, salonwagens en woonwagens, loodsen, keten, tenten en soortgelijke verblijfsmiddelen, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken;
1.31 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een eigen constructie met maximaal één wand;
1.32 peil:
de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer;
1.33 perceelsgrens:
de scheiding tussen bouwpercelen, die niet aan éénzelfde eigenaar behoren dan wel niet door éénzelfde gebruiker worden benut;
1.34 praktijkruimte:
bedrijfsruimte ten behoeve van beoefenaren van vrije beroepen, zoals artsen, tandartsen, architecten, accountants en daarmee gelijk te stellen beroepen;
1.35 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.36 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of daarmee naar aard en omvang vergelijkbare activiteiten, in de vorm van seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan:
- een (raam)prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een privé-huis of een erotische massagesalon;
- een seksbioscoop;
- een seksautomatenhal;
- een sekstheater, seksclub of parenclub,
al dan niet in combinatie met elkaar of in combinatie met een sekswinkel;
1.37 straatmeubilair:
bouwwerken ten behoeve van de aankleding van het openbaar gebied, zoals verkeersgeleiders, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, kunstwerken, speeltoestellen alsmede telefooncellen, abri's en bouwwerken voor kleinschalige (openbare) nutsvoorzieningen;
1.38 voorerf:
het bij de woning behorende perceelsgedeelte dat is gelegen vóór de voorgevelrooilijn(en);
1.39 voorgevel:
- 1. de gevel aan de voorzijde van een gebouw;
- 2. de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan de weg grenst, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
1.40 voorgevelrooilijn:
de lijn die gelijk loopt aan de naar de wegzijde toegekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan;
1.41 woning:
een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van maximaal één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten;
1.42 zij-erf:
het bij de woning behorende perceelsgedeelte dat is gelegen naast de zijgevel, indien het perceelsgedeelte niet reeds is aangemerkt als voorerf.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.2 de bebouwde oppervlakte van een bouwperceel, bouwvlak of ander terrein:
wordt gemeten buitenwerks en 1 meter boven peil, met dien verstande, dat de grondoppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen en andere bouwwerken worden opgeteld;
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of ander bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.6 de breedte van een gebouw:
wordt gemeten van en tot de buitenkant van een zijgevel dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur, met dien verstande, dat wanneer de zijgevels niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte;
2.7 de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens:
wordt gemeten tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw op 1 meter boven peil en haaks op de perceelsgrens; luifels, balkons en dakoverstekken tot maximaal 1 meter uit de gevel niet meegerekend.
2.8 de bruto-vloeroppervlakte:
wordt gemeten binnenwerks, met dien verstande, dat de totale vloeroppervlakte van de bouwlagen ten dienste van kantoren of bedrijven of andere functies, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnen en overige dienstruimten, wordt opgeteld.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Verkeer - Verblijfsgebied
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen van niet doorgaande aard, zoals woonstraten;
- b. parkeervoorzieningen;
- c. voet- en fietspaden;
- d. nutsvoorzieningen;
- e. speelvoorzieningen;
- f. groenvoorzieningen en water;
- g. andere verkeersvoorzieningen, zoals bushaltes - zulks met uitzondering van verkooppunten van motorbrandstoffen;
met de bij deze bestemming behorende gebouwen, andere bouwwerken en andere werken, zoals lichtmasten en ander straatmeubilair alsmede bruggen en duikers.
3.2 Bouwregels
Ten aanzien van de in lid 3.1 bedoelde gronden geldt dat uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken noodzakelijk voor de onder lid 3.1 genoemde bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:
- a. als gebouwen uitsluitend gebouwen ten behoeve van het beheer en onderhoud en nutsvoorzieningen mogen worden gebouwd, waarbij:
- 1. de inhoud van een gebouw maximaal 25 m3 mag bedragen;
- 2. de bouwhoogte maximaal 3 meter mag bedragen;
- b. de bouwhoogte van lichtmasten en verwijsborden maximaal 10 meter en de overige andere bouwwerken maximaal 3 meter mag bedragen.
3.3 Nadere eisen
- a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent:
- 1. de afmetingen van de bouwwerken geen gebouwen zijnde welke ingevolge deze regels mogen worden gebouwd, met dien verstande, dat afhankelijk van de situering en het doel een hoogte kan worden geëist tussen 0,20 meter en 3 meter;
- 2. de situering van nutsgebouwen, waarbij geëist kan worden dat de gebouwen inpandig in (bedrijfs)bebouwing gerealiseerd worden.
- b. De bovengenoemde eisen mogen uitsluitend worden gesteld na afweging van de in het geding zijnde belangen, waaronder begrepen:
- 1. het voorkomen van onevenredige aantasting van bouw- en gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- 2. planologisch-stedenbouwkundige belangen, met inbegrip van beeldkwaliteit;
- 3. verkeersveiligheidsbelangen;
- 4. het voorkomen van onevenredige aantasting van de na te streven beeldkwaliteit;
- 5. waarborging van ongestoorde ligging van kabels en leidingen.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het eerder bepaalde ten behoeve van:
- a. de bouw van:
- 1. niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van een openbaar nutsvoorziening, met een grondoppervlakte van maximaal 25 m2 dat bestaat uit maximaal één bouwlaag en dat niet hoger is dan 3 meter, zoals transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes, schakelhuisjes, wachthuisjes, telefooncellen en andere nutsgebouwtjes en andere bouwwerken ten dienste van een openbare nutsvoorziening, met een maximale bouwhoogte van 15 meter, zoals antennemasten, lichtmasten en kunstobjecten;
- 2. een ander bouwwerk met een grondoppervlakte van maximaal 25 m2 dat niet hoger is dan 3 meter;
- b. het veranderen van de in het plan voorgeschreven maatvoering voor gebouwen en andere bouwwerken met maximaal 10%, indien zulks verband houdt met de bouwaanvragen waarvan de realisering gewenst of noodzakelijk is.
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen indien de wijziging betrekking heeft op:
- a. het oprichten van transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes en andere gebouwen ten dienste van een openbaar nutsvoorziening, met een grondoppervlakte van maximaal 50 m2 dat bestaat uit maximaal één bouwlaag en waarvan de goothoogte niet hoger is dan 4 meter, voor zover deze op grond van lid 3.4 niet kunnen worden gebouwd;
- b. het wijzigen van de voorgeschreven maatvoering voor gebouwen en andere bouwwerken met maximaal 20%, indien in verband met ingekomen bouwaanvragen deze wijzigingen nodig zijn;
- c. het wijzigen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van aangrenzende bestemmingen met maximaal 5 meter.
Artikel 4 Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, met dien verstande dat maximaal 32 grondgebonden woningen mogen worden gerealiseerd;
met de bij deze bestemming behorende gebouwen, andere bouwwerken en andere werken, tuinen en erven.
4.2 Bouwregels
Ten aanzien van de in lid 4.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:
4.3 Nadere eisen
- a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent:
- 1. de afmetingen van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke ingevolge deze regels mogen worden gebouwd, met dien verstande, dat afhankelijk van de situering en het doel een hoogte kan worden geëist tussen 0,20 meter en 2,00 meter;
- 2. de situering van nutsgebouwen, waarbij geëist kan worden dat de gebouwen inpandig in (bedrijfs)bebouwing gerealiseerd worden.
- b. De genoemde eisen in lid 4.3 onder a mogen uitsluitend worden gesteld na afweging van de in het geding zijnde belangen, waaronder begrepen:
- 1. het voorkomen van onevenredige aantasting van bouw- en gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- 2. planologisch-stedenbouwkundige belangen, met inbegrip van beeldkwaliteit;
- 3. verkeersveiligheidsbelangen;
- 4. het voorkomen van onevenredige aantasting van de na te streven beeldkwaliteit.
4.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- a. het bepaalde in lid 4.2.1 onder:
- 1. a, voor de bouw van een erker of een luifel op het voorerf of op het zij-erf, met dien verstande dat:
- de diepte gemeten loodrecht op de gevel maximaal 1,25 meter mag bedragen;
- de breedte maximaal 2/3 van de breedte van de betreffende gevel mag bedragen;
- de goothoogte mag maximaal gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning, vermeerderd met 0,30 meter;
- 2. d, voor het overschrijden van de toegelaten maximum bouwhoogte met maximaal 1 meter;
- 1. a, voor de bouw van een erker of een luifel op het voorerf of op het zij-erf, met dien verstande dat:
- b. het bepaalde in lid 4.2.2 onder b, voor de bouw van een aan de woning aangebouwde praktijkruimte, waarbij:
- 1. de grondoppervlakte maximaal 50 m2 mag bedragen;
- 2. de goothoogte maximaal de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van de woning mag bedragen, vermeerderd met 0,30 meter;
- 3. voor het overige voldaan dient te worden aan het bepaalde in lid 4.2.2 sub b, c, d en e;
- c. de bouw van:
- 1. niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van een openbaar nutsvoorziening, met een grondoppervlakte van maximaal 25 m2 dat bestaat uit maximaal één bouwlaag en dat niet hoger is dan 3 meter, zoals transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes, schakelhuisjes, wachthuisjes, telefooncellen en andere nutsgebouwtjes en andere bouwwerken ten dienste van een openbare nutsvoorziening, met een maximale bouwhoogte van 15 meter, zoals antennemasten, lichtmasten en kunstobjecten;
- 2. een ander bouwwerk met een grondoppervlakte van maximaal 25 m2 dat niet hoger is dan 3 meter;
- d. het veranderen van de in het plan voorgeschreven maatvoering voor gebouwen en andere bouwwerken met maximaal 10%, indien zulks verband houdt met de bouwaanvragen waarvan de realisering gewenst of noodzakelijk is;
- e. het in geringe mate afwijken van het plan teneinde enig onderdeel van het plan, zoals een bouwgrens nader te bepalen, uitsluitend indien bij definitieve uitmeting en verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan redelijk gewenst en/of noodzakelijk is, waarbij de grenzen met maximaal 2 meter mogen worden verschoven.
4.5 Specifieke gebruiksregels
- a. ten aanzien van het gebruik geldt het bepaalde in lid 4.1 en het bepaalde in Artikel 7;
- b. het bepaalde in lid 4.1 en Artikel 7 is niet van toepassing op het medegebruik van woningen en/of aangebouwde bijbehorende bouwwerken als praktijkruimte voor beroepsmatige activiteiten, mits:
- 1. de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd, waarbij geldt dat de bruto-vloeroppervlakte maximaal 35% van de woning mag bedragen, met een maximum van 50 m2;
- 2. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
- 3. in de omgeving geen onevenredige toename van de verkeersbelasting optreedt;
- 4. er wordt voorzien in voldoende parkeerruimte op eigen terrein;
- 5. de beroepsmatige activiteiten geschieden door degene(n) die op het perceel woonachtig is of zijn;
- 6. er, behoudens een beperkte kleinschalige verkoop in direct verband met de beroepsmatige activiteiten, geen detailhandel plaatsvindt.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 4.5 onder a voor het medegebruik van woningen en/of aangebouwde bijbehorende bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten, mits:
- a. de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd, waarbij geldt dat de bruto- vloeroppervlakte maximaal 35% van de woning mag bedragen, met een maximum van 50 m2;
- b. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
- c. in de omgeving geen onevenredige toename van de verkeersbelasting optreedt;
- d. er wordt voorzien in voldoende parkeerruimte op eigen terrein;
- e. de bedrijfsuitoefening geschiedt door degene die op het perceel woonachtig is;
- f. er, behoudens een beperkte kleinschalige verkoop in direct verband met de bedrijfsmatige activiteiten, geen detailhandel plaatsvindt;
- g. er geen activiteiten mogen plaatsvinden waarvoor een omgevingsvergunning milieu nodig is.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen indien de wijziging betrekking heeft op:
- a. het oprichten van transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes en andere gebouwen ten dienste van een openbaar nutsvoorziening, met een grondoppervlakte van maximaal 50 m2 dat bestaat uit maximaal één bouwlaag en waarvan de goothoogte niet hoger is dan 4 meter, voor zover deze op grond van lid 4.4 niet kunnen worden gebouwd;
- b. een enigszins andere situering en/of begrenzing van de bouwpercelen dan wel bouwvlakken, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken, dat verschuiving in verband met de ingekomen bouwaanvragen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, mits de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, dan wel bouwvlak met maximaal 10% zal worden gewijzigd;
- c. het wijzigen van de voorgeschreven maatvoering voor gebouwen en andere bouwwerken met maximaal 20%, indien in verband met ingekomen bouwaanvragen deze wijzigingen nodig zijn;
- d. het wijzigen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van aangrenzende bestemmingen met maximaal 5 meter.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond, die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Bouwregels
6.1 Overschrijding bouwgrenzen
6.2 Ondergronds bouwen
Ondergronds bouwen is toegestaan met dien verstande dat:
- a. dit plaatsvindt binnen de contouren van het hoofdgebouw;
- b. voor bijgebouwen de maximale oppervlakte geldt welke is opgenomen in het plan, doch in totaal maximaal 75 m2 is toegestaan ongeacht gesitueerd binnen of buiten de contouren van het bijgebouw;
- c. de maximale hoogte 3,00 meter bedraagt;
- d. specifieke gebiedskenmerken zich hier niet tegen verzetten (bijvoorbeeld in verband met geohydrologie of in historisch- / archeologisch belangrijke gebieden).
6.3 Parkeer-, laad- en losruimte
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
7.1 Algemeen verbod op strijdig gebruik
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is het verboden gronden en bouwwerken te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de bestemming.
7.2 Bijzonder gebruiksverbod
7.3 Uitzondering gebruiksverbod
Het bepaalde in lid 7.1 en 7.2 is niet van toepassing voor zover het betreft:
- a. het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de in het plan aangewezen bestemmingen;
- b. het opslaan of storten van afval- of meststoffen, voor zover noodzakelijk voor het normale onderhoud van tuinen, andere open terreinen en watergangen;
- c. het stallen van maximaal één toercaravan op het erf van een woning.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
8.1 Overgangsrecht bouwwerken
8.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 9 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Heidezoom 2019.
Bijlage 1 Parkeernota
Bijlage 1 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Bijlage 1 Vormvrije m.e.r.-beoordeling
Bijlage 2 Historisch Bodemonderzoek
Bijlage 2 Historisch bodemonderzoek
Bijlage 3 Quick Scan Natuur
Bijlage 4 Voortoets Natura 2000
Bijlage 4 Voortoets Natura 2000
Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 5 Akoestisch onderzoek
Bijlage 6 Quick Scan Externe Veiligheid
Bijlage 6 Quick scan externe veiligheid
Bijlage 7 Waterhuishoudkundig Onderzoek
Bijlage 7 Waterhuishoudkundig onderzoek
Bijlage 8 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 8 Archeologisch onderzoek