Kruismaten 2012
Bestemmingsplan - Gemeente Elburg
Vastgesteld op 27-05-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan "Kruismaten 2012" van de gemeente Elburg;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0230.BPINDKRUISMA2012-VST1 met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar, ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aan huis verbonden beroep:
een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, administratief, medisch, therapeutisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de hoofdbewoner van de woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.6 aan huis verbonden (bedrijfs)activiteiten:
het verlenen van diensten, het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen), waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteit in de woning met behoud van de woonfunctie ter plaatse kan worden uitgeoefend;
1.7 aangebouwd bijbehorend bouwwerk
een bijbehorend bouwwerk, grenzend aan, dan wel rechtstreeks toegankelijk vanuit een woning of het hoofdgebouw;
1.8 achtererf:
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw;
1.9 ander bouwwerk
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.10 agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;
1.11 antenne-installatie:
installatie bestaande uit een antennestaaf, -spriet (al dan niet met dwarssprieten) of -schotel, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie, bestemd voor (tele)communicatiedoeleinden;
1.12 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.13 bebouwingspercentage:
een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
1.14 bedrijf:
elke onderneming of gedeelte van een onderneming, welke een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt en als zodanig gericht is op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten; organisatorisch zelfstandige eenheden als hier bedoeld, welke door of vanwege de overheid worden geleid, worden voor de toepassing van deze planregels eveneens als bedrijf aangemerkt;
1.15 bedrijfsgebouw:
een gebouw dat noodzakelijk is voor de uitoefening van ter plaatse toegestane (bedrijfs-)activiteiten, hieronder wordt geen bedrijfs- of dienstwoning verstaan;
1.16 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk is;
1.17 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.18 bestaand:
- a. bij bouwwerken: een legaal bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
- b. bij gebruik: het legaal gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.19 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.20 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.21 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
1.22 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.23 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.24 bouwlaag:
een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitzondering van onderbouw en kapverdieping;
1.25 bouwmarkt:
een geheel of gedeeltelijk overdekt detailhandelsbedrijf met een overdekt verkoopvloeroppervlak van minimaal 600 m2, waarop een volledig of nagenoeg volledig assortiment van bouw- en doe-het-zelfproducten uit voorraad worden aangeboden;
1.26 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.27 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.28 categorie:
een groep bedrijfsactiviteiten, die een gelijke of nagenoeg gelijke invloed hebben op een nabij gelegen of omringende woonomgeving;
1.29 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied; architectonische waarde wordt hieronder mede begrepen;
1.30 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit en met uitzondering van detailhandel in volumineuze goederen, tuincentrum en bouwmarkt;
1.31 eengezinswoning:
een zelfstandige grondgebonden woning, waarbij zich geen andere woningen boven deze woning bevinden;
1.32 erf:
de oppervlakte van het bouwperceel, uitgezonderd de oppervlakte van het hoofdgebouw;
1.33 evenement:
elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak;
1.34 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.35 geluidhinderlijke inrichting
inrichting als bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder;
1.36 gestapelde woning:
een zelfstandige woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat;
1.37 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht;
1.38 hotel:
een horecabedrijf dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is, met inbegrip van een zorghotel, zijnde een bedrijf waar gasten tijdelijk verblijven en de mogelijkheid hebben 24-uur per dag een beroep te kunnen doen op zorg;
1.39 kantoor:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen, al dan niet in combinatie met ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.40 leisure-activiteiten:
Een publieksgerichte commerciële voorziening op het terrein van vermaak, cultuur en sport, waaronder in ieder geval wordt verstaan: bowling, lasergamecentrum, snookercentrum, amusementscentrum, kinderattractie, klimcentrum, skate-skeelercentrum, sauna/ beautycentrum en zonnebankcentrum.
1.41 nutsvoorziening:
voorziening ten behoeve van het openbaar nut, zoals ten behoeve van de levering van elektriciteit, gas, drinkwater en telecommunicatiediensten, alsmede ten behoeve van riolering en afvalinzameling;
1.42 ondergeschikte horeca:
een niet zelfstandige horecafunctie welke ondergeschikt is en ten dienste staat van een bedrijfsfunctie;
1.43 onderkomen:
een voor verblijf geschikt bouwwerk, waaronder begrepen een al dan niet aan zijn bestemming onttrokken voer- of vaartuig, ark, caravan, woon- of stacaravan, chalet, voor zover geen bouwwerk zijnde, alsmede een tent;
1.44 peil:
de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer;
1.45 prostitutiedoeleinden:
het zich ten behoeve van een ander tegen vergoeding beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten;
1.46 recreatiewoning:
een gebouw dat dient voor recreatief (nacht)verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben;
1.47 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, alsmede een privé-huis of een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.48 staat van bedrijfsinrichtingen:
de staat van bedrijfstypen behorende bij dit plan;
1.49 straatmeubilair:
de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals: verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halte-aanduidingen, parkeerregulerende constructies, roadbarriers, afvalinzamelsystemen, brandkranen, informatie- en reclameobjecten, rijwielstandaards, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, beeldende kunst, gedenktekens, speelvoorzieningen, abri's e.d.;
1.50 volumineuze goederen:
detailhandelbedrijven die vanwege de aard en omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling zoals detailhandel in landbouwwerktuigen en -machines, machines ten behoeve van bedrijven, autobanden, -uitlaten en automaterialen, badkamers, keukeninrichtingen, auto's, caravans, boten, keukens, sanitair, bouwmaterialen, tuinartikelen en woninginrichtingen;
1.51 vrijstaand bijbehorend bouwwerk
een niet met het hoofdgebouw verbonden bijbehorend bouwwerk;
1.52 waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede water aan- en/of afvoer, waterberging en waterkwaliteit;
1.53 werk:
een werk, geen gebouw of bouwwerk zijnde;
1.54 woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens:
vanaf de buitenwerkse gevelvlakken dan wel, indien er sprake is van overstekende daken met een overstekend gedeelte van meer dan 0,75 m, respectievelijk overstekken van meer dan 0,75 m, vanaf de buitenrand van het overstekende dak/de overstek, neerwaarts geprojecteerd, tot de kadastrale zijgrens van het perceel;
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.7 horizontale diepte van een gebouw:
de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel;
2.8 grondoppervlakte van bebouwing:
de oppervlakte van de grond, in beslag genomen door de horizontale projectie van een gebouw;
2.9 hoogte van een bouwlaag:
tussen de bovenzijde van de vloeren van geheel of gedeeltelijk onder elkaar gelegen bouwlagen; indien sprake is van één bouwlaag is de hoogte daarvan gelijk aan de goothoogte;
2.10 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel
de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.
2.11 ondergeschikte bouwdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels en balkons buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. agrarische bedrijfsvoering;
- b. een half verhard parkeerterrein ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein', met dien verstande dat parkeren uitsluitend is toegestaan ten dienste van evenementen;
met daarbij behorende:
- c. toegangswegen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerkenworden gebouwd ten behoeve van de bestemming tot een bouwhoogte van maximaal 1,5 meter. De hoogte van lichtmasten en verkeersborden mag maximaal 6,0 meter bedragen.
Artikel 4 Bedrijventerrein
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in de bij deze planregels behorende en hieraan toegevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten, waarbij geldt dat:
- 1. ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' bedrijven behorende tot bedrijfscategorie 1, 2, 3.1 of 3.2 zijn toegestaan;
- 2. ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1' bedrijven behorende tot bedrijfscategorie 1, 2, 3.1, 3.2 en 4.1 zijn toegestaan;
- 3. ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijf tot en met categorie 5.1' bedrijven behorende tot bedrijfscategorie 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 5.1 zijn toegestaan;
- b. specifieke bedrijfsactiviteiten, die afwijken van het bepaalde onder a, waarbij geldt dat ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1' bedrijfsactiviteiten ten behoeve van een groente- en fruitconservenfabriek met drogerij , voor zover deze behoren tot bedrijfscategorie 4.2, zijn toegestaan;
- c. een bestaande bedrijfswoning, ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijfswoning';
- d. detailhandel in watersportgerelateerde goederen, ter plaatse van de functieaanduiding 'detailhandel';
- e. kantoor ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
met hieraan ondergeschikt:
- f. detailhandel in ter plaatse vervaardigde goederen, niet zijnde voedings- of genotmiddelen, huishoudelijke artikelen, schoeisel, lederwaren en textiel;
met de daarbij behorende:
- g. bedrijfsgebouwen met de daarbij behorende kantoren en bijbehorende bouwwerken;
- h. interne toegangs- en ontsluitingswegen, in- en uitritten voor bedrijven;
- i. nutsvoorzieningen;
- j. parkeervoorzieningen;
- k. groenvoorzieningen;
- l. waterpartijen;
met dien verstande dat:
- m. geluidzoneringsplichtige inrichtingen als bedoeld in de Wet geluidhinder niet zijn toegestaan;
- n. het kantoorhoudend deel van een bedrijf niet meer mag bedragen dan de helft van het totale bedrijfsvloeroppervlak met een maximum van 2.000 m² bedrijfsvloeroppervlak per bedrijf.
4.2 Bouwregels
Op of in de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen slechts in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:
4.3 Nadere eisen
- a. Burgemeester en wethouders zijn - na afweging van de in het geding zijnde belangen, waaronder begrepen planologisch-stedenbouwkundige belangen en verkeersbelangen - bevoegd nadere eisen te stellen, met betrekking tot:
- 1. de situering van bouwwerken;
- 2. de situering van in- en uitritten;
- 3. situering van en het aantal parkeervoorzieningen;
- b. De bevoegdheid onder 4.3 onder a wordt toegepast met het oog op:
- 1. de gebruiksmogelijkheden:
- ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken;
- in verband met gewenste parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang op eigen terrein;
- 2. de verkeersveiligheid:
- ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die uit een oogpunt van verkeersveiligheid, in het bijzonder het benodigde uitzicht op hoeken van wegen, bochten en in- en uitritten niet gewenst is;
- 3. de brandveiligheid:
- ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die uit een oogpunt van brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding, niet gewenst is, dient rekening gehouden te worden met het waarborgen, instandhouden c.q. tot stand brengen van een brandveilige situatie en goede bereikbaarheid.
- 1. de gebruiksmogelijkheden:
4.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. de uitoefening van een andere tak van bedrijvigheid dan is geregeld in 4.1;
- b. zelfstandige detailhandel;
- c. een zelfstandig kantoor;
- d. horeca, met uitzondering van ondergeschikte kantineactiviteiten binnen de bedrijven.
4.5 Afwijking van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in 4.1 onder d en e en 4.4 onder b ten behoeve van:
- 1. detailhandel in stoffen en goederen waarvan de verkoop in winkelcentra niet past in verband met de verstoring van het aldaar gewenste milieu, zoals de verkoop van brand- en explosiegevaarlijke of andere milieubelastende stoffen en goederen;
- 2. detailhandel in grove bouwmaterialen alsmede bouwmarkten;
- 3. detailhandel in volumineuze goederen, mits daardoor geen onevenredige verstoring plaatsvindt van de structuur van het plaatselijke en/of regionale distributieapparaat of een reeds bestaande verstoring wordt vergroot en in voldoende mate verzekerd is dat geen onevenredige verkeers- en/of parkeeroverlast zal optreden voor de omgeving;
- b. het bepaalde in 4.1 onder m voor het toestaan van een nieuwe Bevi-inrichting, met inachtneming van de volgende regels:
- 1. de 10-6-contour voor het plaatsgebonden risico of - indien van toepassing - de afstand zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen jo. artikel 2 lid 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen, dient te zijn gelegen binnen het bouwperceel van de risicovolle inrichting;
- 2. het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting dient onder de oriënterende waarde, zoals bedoeld in artikel 12 lid 1 onder b van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, te liggen;
- 3. bij toepassing van de ontheffingsbevoegdheid dient een verantwoording te worden gegeven van het groepsrisico in het invloed gebied van de inrichting.
- c. het bepaalde in 4.1 onder a voor de vestiging van bedrijven/inrichtingen c.q. uitoefening van bedrijfsactiviteiten in een hogere bedrijfscategorie, wanneer deze bedrijfsactiviteiten naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de toegestane bedrijfscategorieën.
- d. het bepaalde in 4.1 onder a voor de vestiging van bedrijven/inrichtingen c.q. uitoefening van bedrijfsactiviteiten die niet zijn vermeld in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de in 4.1 onder a toegestane bedrijfscategorieën.
- e. het bepaalde in 4.1 onder n voor de vestiging van zelfstandige kantoren, mits dit geen milieuhinderlijke beperking voor omliggende bedrijven met zich meebrengt, met een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 2.000 m2.
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ter plaatse van de functieaanduidingen 'bedrijfswoning', respectievelijk 'specifieke vorm van bedrijf - 1' door deze functieaanduidingen van de verbeelding te verwijderen indien de bewoning, respectievelijk de bedrijfsvoering feitelijk en duurzaam is beëindigd.
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. uitsluitend een geluidhinderlijke inrichting in de vorm van een rioolwaterzuiveringsinstallatie tot en met categorie 5.1 zoals opgenomen in de bij deze planregels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- b. bestaande bedrijfswoningen, ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijfswoning'.
met de daarbij behorende:
- c. bedrijfsgebouwen met de daarbij behorende kantoren en bijbehorende bouwwerken;
- d. interne toegangs- en ontsluitingswegen, in- en uitritten voor bedrijven;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. groenvoorzieningen;
- h. waterpartijen;
met dien verstande dat:
- i. met inachtneming van het bepaalde in sub a, geluidszoneringsplichtige inrichtingen als bedoeld in de Wet geluidhinder zijn toegestaan;
- j. het kantoorhoudend deel van een bedrijf niet meer mag bedragen dan de helft van het totale bedrijfsvloeroppervlak met een maximum van 2.000 m² bedrijfsvloeroppervlak per bedrijf;
5.2 Bouwregels
Op of in de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen slechts in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:
5.3 Nadere eisen
- a. Burgemeester en wethouders zijn - na afweging van de in het geding zijnde belangen, waaronder begrepen planologisch-stedenbouwkundige belangen en verkeersbelangen - bevoegd nadere eisen te stellen, met betrekking tot:
- 1. de situering van bouwwerken;
- 2. de situering van in- en uitritten;
- 3. situering van en het aantal parkeervoorzieningen;
- b. De bevoegdheid onder 5.3 onder a wordt toegepast met het oog op:
- 1. de gebruiksmogelijkheden:
- ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken;
- in verband met gewenste parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang op eigen terrein;
- 2. de verkeersveiligheid:
- ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die uit een oogpunt van verkeersveiligheid, in het bijzonder het benodigde uitzicht op hoeken van wegen, bochten en in- en uitritten niet gewenst is;
- 3. de brandveiligheid:
- ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die uit een oogpunt van brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding, niet gewenst is, dient rekening gehouden te worden met het waarborgen, instandhouden c.q. tot stand brengen van een brandveilige situatie en goede bereikbaarheid.
- 1. de gebruiksmogelijkheden:
5.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. de uitoefening van een andere tak van bedrijvigheid dan is geregeld in 5.1;
- b. detailhandel;
- c. een zelfstandig kantoor;
- d. horeca, met uitzondering van ondergeschikte kantineactiviteiten binnen de bedrijven.
5.5 Afwijking van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 5.1 onder a voor de vestiging van bedrijven/inrichtingen c.q. uitoefening van bedrijfsactiviteiten die zijn vermeld in de Staat van Bedrijfsactiviteiten en naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de in lid 5.1 onder a genoemde bedrijfscategorie.
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ter plaatse van de functieaanduidingen 'bedrijfswoning' door deze aanduiding van de verbeelding te verwijderen indien de bewoning feitelijk en duurzaam is beëindigd.
Artikel 6 Groen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. een half verhard parkeerterrein ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein', met dien verstande dat parkeren uitsluitend is toegestaan ten dienste van evenementen;
met daaraan ondergeschikte:
- c. (fiets-)paden;
- d. speelvoorzieningen;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2 Bouwregels
Het bouwen op de gronden met de bestemming Groen is aan een aantal regels gebonden.
Artikel 7 Recreatie
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. dagrecreatie;
- b. hondenafrichtcentrum;
- c. postduivenverenigingsgebouw;
- d. volkstuinen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin';
met daarbij behorende
- e. erftoegangswegen en parkeervoorzieningen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming met inachtneming van de volgende regels.
7.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik van gronden en gebouwen voor nachtverblijf.
Artikel 8 Verkeer
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. stroomwegen;
- b. gebiedsontsluitingswegen;
- c. erftoegangswegen;
met daarbij behorende:
- d. langzaam-verkeervoorzieningen;
- e. andere verkeersvoorzieningen, zoals bushaltes, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen;
- f. gebouwen en andere bouwwerken, zoals lichtmasten en ander straatmeubilair
- g. parkeervoorzieningen;
- h. nutsvoorzieningen;
- i. groenvoorzieningen, bermen en taluds;
- j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder duikers.
8.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming met inachtneming van de volgende regels.
- a. de oppervlakte van een gebouw voor nutsvoorzieningen mag ten hoogste 20 m2 bedragen;
- b. de bouwhoogte van een gebouw voor een nutsvoorziening mag niet meer dan 3 meter bedragen;
- c. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
- 1. 12 meter voor palen en lichtmasten;
- 2. 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Artikel 9 Verkeer - Verblijfsgebied
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. erftoegangswegen;
- b. verblijfsgebieden;
- c. parkeervoorzieningen;
met daarbij behorende:
- d. langzaam-verkeervoorzieningen;
- e. andere verkeersvoorzieningen, zoals bushaltes, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen;
- f. gebouw ter plaatse van de op de verbeelding voorkomende functieaanduiding berging (sv-ber) te weten een berging ten behoeve van de ter plaatse aanwezige ligplaats voor een woonboot;
- g. andere bouwwerken, zoals lichtmasten en ander straatmeubilair;
- h. parkeervoorzieningen;
- i. nutsvoorzieningen;
- j. groenvoorzieningen, bermen en taluds;
- k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder duikers.
9.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming met inachtneming van de volgende regels.
- a. de oppervlakte van een gebouw voor nutsvoorzieningen mag ten hoogste 20 m² bedragen;
- b. de bouwhoogte van een gebouw voor een nutsvoorziening mag ten hoogste 3 meter bedragen;
- c. de oppervlakte van de berging mag ten hoogste 18 m2 bedragen;
- d. de bouwhoogte van overige gebouwen, waaronder de berging en toiletunit mag ten hoogste 3 meter bedragen;
- e. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
- 1. 12 meter voor palen en lichtmasten;
- 2. 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Artikel 10 Water
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met daarbij behorende:
- b. bermen en taluds;
- c. bruggen en duikers.
10.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming met inachtneming van de volgende regels.
Artikel 11 Wonen
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden-beroeps- of bedrijfsactiviteit;
met daarbij behorende:
- a. bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken;
- b. erven en tuinen;
- c. toegangswegen- en paden;
- d. parkeervoorzieningen op eigen terrein.
11.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming met inachtneming van de volgende regels.
11.3 Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van de gronden en bouwwerken met de bestemming 'Wonen' is aan een aantal beperkingen gebonden.
De bijbehorende bouwwerken mogen niet worden gebruikt voor het wonen mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- a. het bijbehorend bouwwerk is aangebouwd aan het hoofdgebouw;
- b. het bijbehorend bouwwerk is via het hoofdgebouw toegankelijk;
Bij een bijbehorend bouwwerk gelegen achter de achtergevel van het hoofdgebouw:
- c. het bijbehorend bouwwerk is gelegen binnen 4 meter achter het bouwvlak;
Bij een bijbehorend bouwwerk gelegen aan de zijgevel van het hoofdgebouw:
- d. het bijbehorend bouwwerk is gelegen binnen de bestemming Wonen;
- e. het bijbehorend bouwwerk is niet direct gelegen aan het openbare gebied.
Ter plaatse van de binnen de bestemming bedoelde gronden is de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:
- a. de voor de beroeps- of bedrijfsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte mag niet meer dan 30 % van de vloeroppervlakte van de woning met een maximum van 50 m² bedragen;
- b. er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan;
- c. detailhandel en horeca zijn niet toegestaan;
- d. het bouwwerk mag niet worden gebruikt voor een seksinrichting;
- e. er mag geen onevenredige milieu- of verkeershinder ontstaan;
- f. het beroep of bedrijf moet worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel;
- g. de activiteiten mogen niet vergunning- of meldingplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer.
Artikel 12 Leiding - Riool
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor:
- a. een ondergrondse riooltransportleiding;
- b. de daarbij behorende gebouwen en andere bouwwerken.
12.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:
- a. de inhoud van een gebouw mag niet meer dan 25 m³ bedragen;
- b. de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 meter bedragen;
- c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2 meter bedragen.
12.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats, vorm en de afmeting van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- d. ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen;
- e. ter waarborging van het uitzicht van woningen.
12.4 Afwijking van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in het vorige lid met inachtneming van de volgende regels:
- a. vergunning kan slechts worden verleend voor bouwwerken, voor zover deze zijn toegestaan op grond van de regels van de andere bestemmingen, waarmee de dubbelbestemming samenvalt;
- b. voordat een besluit over de omgevingsvergunning wordt genomen horen burgemeester en wethouders het waterschap, hoogheemraadschap of derden, welke verantwoordelijk is voor (het beheer van) de rioolleiding.
12.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het aanbrengen van hoogopgaande beplanting of bomen;
- 2. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
- 3. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of op andere wijze ingraven c.q. indrijven van voorwerpen;
- 4. het ontgronden, bodemverlagen of afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
- 5. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
- b. Het in sub a bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen of die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
- c. De in sub a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de werken en/of werkzaamheden geen schade aan de leidingen toebrengen, dan wel de kans op beschadiging is uitgesloten;
- d. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld onder a wordt advies ingewonnen van de leidingbeheerder.
Artikel 13 Waarde - Archeologie 3
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
13.2 Bouwregels
13.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 13.2 nadere eisen stellen met betrekking tot:
- a. de afmetingen van bouwwerken;
- b. de situering van bouwwerken;
- c. de inrichting en het gebruik van gronden;
indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermwaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen door:
- a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen indien op basis van ander archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
- b. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' te wijzigen in de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn waarbij ten aanzien van het oprichten van bebouwing de volgende regels gelden:
- 1. bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 30 m2, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
- de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; of
- de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; of
- de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
- 3. het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst door de archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld. Het onder sub 2 bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 14 Waterstaat - Waterkering
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor het beheer van waterstaatsdoeleinden.
14.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:
- a. uitsluitend toegestaan zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterstaatsdoeleinden;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 6 meter bedragen.
14.3 Afwijking van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 14.2 met inachtneming van de volgende regels:
- a. vergunning kan slechts worden verleend voor bouwwerken, voor zover deze zijn toegestaan op grond van de regels van de andere bestemmingen, waarmee de dubbelbestemming samenvalt;
- b. voordat een besluit over de omgevingsvergunning wordt genomen horen burgemeester en wethouders het waterschap, hoogheemraadschap of derde, welke verantwoordelijk is voor (het beheer van) de waterkering.
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het ontginnen, bodem verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
- 2. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- 3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- 4. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, aanlegplaatsen of verhardingen ten behoeve van de watersport.
- b. Het in sub a bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen of die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
- c. De omgevingsvergunning wordt geweigerd indien door de uitvoering van de in sub a bedoelde werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen het normaal functioneren van de waterkering wordt of kan worden aangetast.
14.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen door de bestemmingsaanduiding geheel of gedeeltelijk van de verbeelding te verwijderen, indien de waterkerende functie is komen te vervallen, blijkens een schriftelijke verklaring van de beheerder van de waterkering.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 15 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 16 Algemene Bouwregels
16.1 Bestaande afwijkingen
Een bestaand bouwwerk, waarvan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan de feitelijk aanwezige hoogte, oppervlakte of afstand tot een ander gebouw of een grenslijn in strijd is met een in dit plan voorgeschreven maximum dan wel minimum hoogte, oppervlakte of afstand, mag worden gehandhaafd, veranderd en/of vernieuwd, maar niet worden vergroot of anders gesitueerd.
16.2 Aangrenzende terreinen
Het is verboden enig terrein of bouwperceel zodanig te bebouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, bouwvlak of bouwperceel een toestand zou ontstaan, die aldaar niet meer met de regels van dit plan zou overeenstemmen, of voorzover er reeds aldaar een afwijking van de regels bestaat, zodanig te bebouwen, dat deze afwijking zou worden vergroot.
Artikel 17 Algemene Gebruiksregels
17.1 Algemeen verbod op strijdig gebruik
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is het verboden gronden en bouwwerken te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de bestemming.
17.2 Vormen van verboden gebruik (onbebouwd)
Als een verboden gebruik wordt in ieder geval beschouwd een gebruik van gronden en/of water:
- a. als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. als terrein voor het al dan niet voor de verkoop opslaan of opstellen van ongebruikte en/of gebruikte, dan wel geheel of gedeeltelijk uit gebruikte onderdelen samengestelde machines, voer-, vaar- of vliegtuigen c.q. onderdelen daarvan, die bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken zijn, behoudens voor zover het betreft parkeren en overigens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. als opslagplaats van hout en/of aannemersmaterialen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond, of ten behoeve van bouw of andere tijdelijke werkzaamheden;
- d. voor het (doen) uitoefenen van prostitutiedoeleinden.
17.3 Vormen van verboden gebruik (gebouwen)
Als een verboden gebruik wordt in ieder geval beschouwd het gebruik:
- a. van gebouwen voor het verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen als detailhandel, met uitzondering van het verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen, waarvan de verkoop deel uitmaakt van de normale dienstverlening behorende bij het op hetzelfde perceel uitgeoefende bedrijf;
- b. van niet voor bewoning bestemde gebouwen of ruimten, daaronder begrepen kampeermiddelen, voor permanente bewoning;
- c. van gebouwen ten behoeve van het (doen) exploiteren van een seksinrichting, of (het laten uitoefenen van) prostitutiedoeleinden.
Artikel 18 Algemene Aanduidingsregels
18.1 Industrielawaai
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'geluidszone - industrie' zijn geen nieuwe geluidsgevoelige gebouwen of terreinen als bedoeld in de Wet geluidhinder toegestaan.
Artikel 19 Algemene Regels Inzake Afwijking
19.1 Regels inzake afwijking
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan, voor:
- a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten en percentages waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10%, met uitzondering van de inhoudsmaat van woningen;
- b. de overschrijding van de maximale bouwhoogte, anders dan bedoeld onder a, voor lift- en trappenhuizen, glazenwassersinstallaties, (centrale) verwarmingsinstallaties, ventilatie-inrichtingen, schoorstenen, (schotel)antennes, antenne-installaties en vergelijkbare bouwwerken voor de opwekking van duurzame energie zoals zonnepanelen, met ten hoogste 3 meter;
- c. het realiseren van een antenne-installatie tot maximaal 45 meter op de meest geëigende plek op een locatie die is gelegen binnen het gebied J.P. Broekhovenstraat, Robbertsmatenstraat en de Industriestraat;
- d. het realiseren van een antennemast tot maximaal 25 meter in het gebied grenzend aan het Havenkanaal (met uitzondering van het wijzigingsgebied), het Drontermeer en de J.P. Broekhovenstraat;
- e. overschrijding van de bebouwingsgrenzen en/of bestemmingsgrenzen met ten hoogste 3 meter voor balkons, bordessen, dakoverstekken, overstekende verdiepingen, galerijen, luifels, gevelversieringen, buitentrappen en lift- en trappenhuizen en andere ondergeschikte delen van gebouwen;
- f. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde te vergroten tot maximaal 5 meter;
- g. het oprichten van bouwwerken voor algemeen nut mits de oppervlakte van een gebouw niet meer bedraagt dan 25 m² en de bouwhoogte van de bouwwerken niet meer zal bedragen dan 3 meter.
19.2 Voorwaarden waaronder kan worden afgeweken
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 19.1 wordt in elk geval niet verleend, indien:
- a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden onevenredig worden geschaad;
- b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen onevenredig worden geschaad.
Artikel 20 Algemene Wijzigingsregels
20.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn, met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen, met inachtneming van de volgende regels:
- a. het wijzigen van de voorgeschreven maatvoering voor gebouwen en andere bouwwerken met maximaal 20% (met uitzondering van de inhoudsmaat van woningen), indien in verband met ingekomen bouwaanvragen deze wijzigingen nodig zijn;
- b. het in geringe mate, doch met niet meer dan 5 meter afwijken van een bestemmingsgrens.
20.2 Wro-zone - wijzigingsgebied
Burgemeester en wethouders zijn, met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het bestemmingsplan ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied' geheel of gedeeltelijk te wijzigen in de bestemming 'Gemengd' met inachtneming van de volgende wijzigingsregels:
- a. in de bestemming 'Gemengd' worden de volgende doeleinden toegestaan:
- 1. bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in de bij deze planregels behorende en in een bijlagen opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten, waarbij geldt dat bedrijven behorende tot bedrijfscategorie 1 of 2 zijn toegestaan;
- 2. eengezinswoningen, gestapelde woningen en recreatiewoningen voor zover passend binnen het gemeentelijke woonbeleid en de "stedenbouwkundige visie Havengebied Elburg en omgeving" d.d. februari 2011;
- 3. ondergeschikte horeca,
- 4. kleinschalige detailhandel in food en non-food producten, met dien verstande dat dit enkel is toegestaan op de begane grond van gestapelde woningen;
- 5. één hotel;
- 6. leisure-activiteiten, die aansluiten op de recreatie- en watersportfunctie;
- 7. botenloodsen;
- 8. kantoren.
met de daarbij behorende:
- 1. bedrijfsgebouwen met de daarbij behorende kantoren;
- 2. bijbehorende bebouwing;
- 3. interne toegangs- en ontsluitingswegen, in- en uitritten voor bedrijven;
- 4. nutsvoorzieningen;
- 5. parkeervoorzieningen;
- 6. groenvoorzieningen;
- 7. waterpartijen.
en met dien verstande dat:
- 1. geluidzoneringsplichtige inrichtingen als bedoeld in de Wet geluidhinder niet zijn toegestaan;
- 2. er geen sprake mag zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
- 3. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein, op basis van de CROW normering;
- 4. de ecologische, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
- 5. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid.
- b. in de bestemming 'Gemengd' gelden voor bouwwerken de volgende bouwregels:
- 1. de afstand van gebouwen, met uitzondering van bijbehorende bebouwing, tot de perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen;
- 2. het bebouwingspercentage van een perceel bedraagt maximaal 80%;
- 3. de goothoogte van eengezinswoningen mag maximaal 6,5 meter bedragen;
- 4. de bouwhoogte van eengezinswoningen mag maximaal 9,5 meter bedragen;
- 5. de goothoogte van gestapelde woningen mag maximaal 10 meter bedragen;
- 6. de bouwhoogte van gestapelde woningen mag maximaal 14 meter bedragen;
- 7. de goothoogte van recreatiewoningen mag maximaal 10 meter bedragen;
- 8. de bouwhoogte van recreatiewoningen mag maximaal 14 meter bedragen;
- 9. ten aanzien van bijbehorende bouwwerken bij woningen is de regeling zoals opgenomen in artikel 11.2.2 van toepassing;
- 10. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag maximaal 8 meter bedragen;
- 11. de gezamenlijke oppervlakte bedrijfsactiviteiten mag maximaal 1.500 m2 bedragen;
- 12. de gezamenlijke oppervlakte ondergeschikte horeca mag niet meer bedragen dan 25 % van de vloeroppervlakte van een bedrijfsfunctie met een gezamenlijke oppervlakte van 250 m2 voor het hele wijzigingsgebied;
- 13. de gezamenlijke oppervlakte voor kleinschalige detailhandel in food producten mag maximaal 200 m2 bedragen;
- 14. de gezamenlijke oppervlakte kantoren mag maximaal 2.500 m2 bedragen;
- 15. het brutovloeroppervlak van het hotel mag maximaal 4.000 m2 bedragen;
- 16. de gezamenlijke oppervlakte ten behoeve van leisure-activiteiten mag maximaal 3.500 m2 bedragen;
- 17. het aantal eengezings- en gestapelde woningen mag maximaal 38 bedragen;
- 18. de oppervlakte van een gebouw voor nutsvoorzieningen mag ten hoogste 20 m² bedragen;
- 19. de hoogte van een gebouw voor een nutsvoorziening mag ten hoogste 3 meter bedragen;
- c. er dient voorzien te worden in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein, op grond van de CROW normering;
- d. in de bestemming 'Gemengd' mag de hoogte van andere bouwwerken niet meer bedragen dan:
- 1. 10 meter voor palen en masten;
- 2. 2 meter voor erf- en terreinafscheidingen;
- 3. 5 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
- e. in de bestemming 'Gemengd' mag voorzien worden in een regeling waarin is bepaald dat Burgemeester en wethouders - na afweging van de in het geding zijnde belangen, waaronder begrepen planologisch-stedenbouwkundige belangen en verkeersbelangen - bevoegd zijn nadere eisen te stellen, met betrekking tot de situering van bouwwerken, de situering van in- en uitritten en de situering van het aantal parkeervoorzieningen, met dien verstande dat deze bevoegdheid enkel mag worden toegepast met het oog op:
- 1. de gebruiksmogelijkheden, ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken in verband met gewenste parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang op eigen terrein;
- 2. de verkeersveiligheid, ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die uit een oogpunt van verkeersveiligheid, in het bijzonder het benodigde uitzicht op hoeken van wegen, bochten en in- en uitritten niet gewenst is;
- 3. de brandveiligheid, ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die uit een oogpunt van brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding, niet gewenst is.
- f. in de bestemming 'Gemengd' mag voorzien worden in een regeling waarin is bepaald dat met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- 1. het bepaalde in lid 20.2 onder a1 voor de vestiging van bedrijven/inrichtingen c.q. uitoefening van bedrijfsactiviteiten in een hogere bedrijfscategorie, wanneer deze bedrijfsactiviteiten naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de toegestane bedrijfscategorieën;
- 2. het bepaalde in lid 20.2 onder a1 voor de vestiging van bedrijven/inrichtingen c.q. uitoefening van bedrijfsactiviteiten die niet zijn vermeld in de staat van bedrijfsactiviteiten, maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de in lid 20.2 onder a1 genoemde bedrijfscategorieën;
- 3. het bepaalde in lid 20.2 onder b10 voor het toestaan van een bouwhoogte van 11 meter.
20.3 Afwegingskader
Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de in artikel 20.2 genoemde wijzigingsregels vindt een belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:
- a. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen worden geschaad;
- b. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
- c. de mate waarin de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de milieutechnische-, de waterhuishoudkundige-, de archeologische-, de ecologische-, de verkeerstechnische toelaatbaarheid en de stedenbouwkundige inpasbaarheid is aangetoond door middel van aanvullende onderzoeken;
- d. dat wat betreft het toevoegen van kleinschalige detailhandel, een distributie planologisch onderzoek uitgevoerd moet worden, waaruit blijkt dat de uitbreiding niet tot een duurzame ontwrichting van het bestaande voorzieningenniveau in de kern Elburg leidt.
Artikel 21 Overige Regels
21.1 Verwijzing naar andere regelgeving
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar een wet, een algemene maatregel van bestuur, een verordening, een richtlijn of een andere (wettelijke) regeling, dan geldt deze wet, algemene maatregel van bestuur, verordening, richtlijn of andere (wettelijke) regeling zoals die luidt dan wel van kracht is op het moment van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan.
21.2 Prioriteit van dubbelbestemmingen
- a. Waar een enkelbestemming samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming;
- b. Waar dubbelbestemmingen samenvallen gelden:
- 1. in de eerste plaats de regels van de bestemming 'Waterstaat - Waterkering';
- 2. in de tweede plaats de regels van de bestemming 'Leiding - Riool';
- 3. in de derde plaats de regels van de bestemming 'Waarde - Archeologie 3'.
21.3 Bedrijfswoningen
Bedrijfswoningen worden gerekend te blijven behoren tot het bedrijf of tot de instelling, waartoe zij behoorden op de eerste dag dat het bestemmingsplan in ontwerp ter inzage is gelegd.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 22 Overgangsrecht
22.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan legaal aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 22.1 onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk met maximaal 10%.
- c. Lid 22.1 onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
22.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 22.2 onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 22.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Lid 22.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 23 Slotregel
23.1 Citeertitel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Kruismaten 2012.
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Elburg d.d. 27 mei 2013.