KadastraleKaart.com

1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Tuin
Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 5 Wonen
3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Bouwregels
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 10 Overige Regels
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
Artikel 12 Slotregel
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Doel
1.3 Ligging Plangebied
1.4 Geldend Bestemmingsplan
1.5 Opzet Van De Toelichting
2 De Locaties
2.1 Bestaande Situatie
2.2 Nieuwe Situatie
3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
4 Milieu- En Omgevingsaspecten
5 Wijze Van Bestemmen
5.1 Algemeen
5.2 Toelichting Op De Verbeelding
5.3 Toelichting Op De Regels
6 Economische Uitvoerbaarheid
7 Procedure
7.1 Algemeen
7.2 Inspraak
7.3 Vooroverleg
7.4 Procedure

2e partiële herziening bestemmingsplan Waterlanden I

Bestemmingsplan - Gemeente Elburg

Vastgesteld op 23-05-2016 - geheel onherroepelijk in werking

1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan, 2e partiele herziening bestemmingsplan Waterlanden I met identificatienummer NL.IMRO.0230.PH2WATERLANDENI-VST1 van de gemeente Elburg;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 achtererf:
het bij de woning behorende perceelsgedeelte dat is gelegen achter de achtergevelrooilijn, indien het perceelsgedeelte niet reeds is aangemerkt als voor- of zijerf;
1.6 achtergevelrooilijn:
de lijn die gelijk loopt aan de van de wegzijde afgekeerde bebouwingsgrens van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan;
1.7 ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.8 ander werk:
een werk, geen bouwwerk zijnde;
1.9 antenne:
een constructie bestaande uit een mast, een vang- en zenddraad of een stelsel van draden, dan wel een schotel bestemd voor (tele)communicatiedoeleinden;
1.10 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.11 bebouwingspercentage:
de oppervlakte van de bebouwing binnen het bouwvlak, het woningvlak of, bij afwezigheid daarvan, het bestemmingsvlak, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak;
1.12 bebouwingsgrens:
de op de verbeelding blijkens een daarop voorkomende verklaring als zodanig aangegeven lijnen, welke bij het bouwen niet mogen worden overschreden, behoudens overschrijdingen welke krachtens deze regels zijn of kunnen worden toegestaan;
1.13 bedrijfsmatige activiteiten in of bij een woning:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten en ambachtelijke bedrijvigheid geheel of overwegend door middel van handwerk, waarbij de aard (qua milieuplanologische hinder) en omvang van de bedrijfsactiviteiten zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving en waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie
behoudt;
1.14 beroepsmatige activiteit in of bij een woning:
het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch gebied of hiermee naar de aard gelijk te stellen beroep dat door zijn aard en omvang in een woning zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving en waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt;
1.15 bestaand:
- ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht legaal aanwezige bouwwerken en werkzaamheden: bestaand ten tijde van inwerkingtreding van het plan;
- ten aanzien van het overige legaal gebruik: bestaand ten tijde van inwerkingtreding van het plan;
1.16 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.17 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.18 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel al dan niet aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk met een dak waarbij sprake is van functionele verbondenheid met het zich op hetzelfde perceel bevindende hoofdgebouw;
1.19 blok:
twee of meer aaneengesloten woningen en/of andere hoofdgebouwen;
1.20 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.21 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak of bouwstrook;
1.22 bouwlaag:
een voor mensen toegankelijk deel van een gebouw, dat aan de onder- en bovenzijde door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren wordt begrensd;
1.23 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.24 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.25 bouwvlak of bouwstrook:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten; tenzij in deze regels anders is bepaald;
1.26 bouwwerk:
elke bouwconstructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;
1.27 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending, anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.28 erf:
de grond, deel uitmakende van een bouwperceel, behorende bij één woning, waarop geen ander hoofdgebouw is of mag worden gebouwd krachtens de vigerende bestemming;
1.29 gestapelde woningen:
woningen in een gebouw, dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat, met de daarbij behorende bergingen;
1.30 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.31 groothandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan bedrijven, instellingen of personen, ter aanwending in één of andere beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.32 hobbymatig gebruik:
gebruik uitsluitend voor eigen en kleinschalig gebruik. Er mag geen sprake zijn van een inrichting als bedoeld in de Wet Milieubeheer (bedrijfsmatige activiteit, of een activiteit alsof zij bedrijfsmatig was);
1.33 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht;
1.34 luifel
een overkapping zonder eigen wanden behorende bij een gebouw al dan niet gesitueerd tegen één gevel van dat gebouw;
1.35 onderkomens:
voor verblijf geschikte al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, woonboten, toer- en stacaravans, kampeerauto's, salonwagens en woonwagens, loodsen, keten, tenten en soortgelijke verblijfsmiddelen, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken;
1.36 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een eigen constructie met maximaal één wand;
1.37 peil:
de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer;
1.38 perceelsgrens:
de scheiding tussen bouwpercelen, die niet aan éénzelfde eigenaar behoren dan wel niet door éénzelfde gebruiker worden benut;
1.39 praktijkruimte:
bedrijfsruimte ten behoeve van beoefenaren van vrije beroepen, zoals artsen, tandartsen, architecten, accountants en daarmee gelijk te stellen beroepen;
1.40 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.41 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of daarmee naar aard en omvang vergelijkbare activiteiten, in de vorm van seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan:
  • een (raam)prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een privé-huis of een erotische massagesalon;
  • een seksbioscoop;
  • een seksautomatenhal;
  • een sekstheater, seksclub of parenclub,
al dan niet in combinatie met elkaar of in combinatie met een sekswinkel;
1.42 straatmeubilair:
bouwwerken ten behoeve van de aankleding van het openbaar gebied, zoals verkeersgeleiders, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, kunstwerken, speeltoestellen alsmede telefooncellen, abri's en bouwwerken voor kleinschalige (openbare) nutsvoorzieningen;
1.43 voorerf:
het bij de woning behorende perceelsgedeelte dat is gelegen vóór de voorgevelrooilijn(en);
1.44 voorgevel:
  1. de gevel aan de voorzijde van een gebouw;
  2. de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan de weg grenst, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
1.45 voorgevelrooilijn:
de lijn die gelijk loopt aan de naar de wegzijde toegekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan;
1.46 Wet geluidhinder:
wet van 16 februari 1979, houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder (Stb. 1979, 99);
1.47 woning:
een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van maximaal één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten;
1.48 Woningwet:
wet van 29 augustus 1991 (Stb. 1991,439);
1.49 zij-erf
het bij de woning behorende perceelsgedeelte dat is gelegen naast de zijgevel, indien het perceelsgedeelte niet reeds is aangemerkt als voorerf.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens:
wordt gemeten tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw op 1 meter boven peil en haaks op de perceelsgrens; luifels, balkons en dakoverstekken tot maximaal 1 meter uit de gevel niet meegerekend.
2.2 de bebouwde oppervlakte van een bouwperceel, bouwvlak of ander terrein:
wordt gemeten buitenwerks en 1 meter boven peil, met dien verstande, dat de grondoppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen en andere bouwwerken worden opgeteld;
2.3 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of ander bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de breedte van een gebouw:
wordt gemeten van en tot de buitenkant van een zijgevel dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur, met dien verstande, dat wanneer de zijgevels niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte;
2.6 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.7 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.8 de nokhoogte:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.9 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.10 de verticale bouwdiepte:
vanaf het peil tot de bovenkant van de onderste vloer van het gebouw.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Tuin

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Tuin" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. tuinen;
met daaraan ondergeschikt:
b. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, paden en parkeervoorzieningen;
met de daarbij behorende:
c. andere bouwwerken, tuinen en erven.

3.2 Bouwregels

Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Tuin' is aan een aantal regels gebonden.
3.2.1 Luifels
Aan de voor- of zijgevel van het bijbehorende woonhuis mag een luifel worden gebouwd, die:
  1. een diepte mag hebben van maximaal 1,00 meter;
  2. een breedte mag hebben van maximaal 1/3 deel van de breedte van de gevel van het bijbehorende woonhuis;
  3. een bouwhoogte hebben van maximaal 0,30 meter boven de vloer van de eerste bouwlaag van het woonhuis.
3.2.2 Andere bouwwerken
de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken
maximale bouwhoogte
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op een terrein met daarop een gebouw
1 m.
overige erf- en perceelafscheidingen
1 m.
3.2.3 Nadere eisen
Het is in bijzondere gevallen mogelijk om aan de plaats en afmetingen van de bebouwing nadere eisen te stellen.
Dit kan indien dit noodzakelijk is:
  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  3. ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen;
  4. ter waarborging van het uitzicht van woningen.

Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wegen en straten;
b. voet- en rijwielpaden;
c. parkeervoorzieningen;
d. speelvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
e. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden;
met de daarbijbehorende:
f. andere bouwwerken en erven.

4.2 Bouwregels

Andere bouwwerken:
  1. een erf- en terreinafscheiding mag een bouwhoogte hebben van maximaal 1,00 meter;
  2. een speelvoorziening mag een bouwhoogte hebben van maximaal 6,00 meter;
  3. een lichtmast mag een bouwhoogte hebben van maximaal 6,00 meter;
  4. een overig ander bouwwerk mag een bouwhoogte hebben van maximaal 3,00 meter.

4.3 Nadere eisen

Het is in bijzondere gevallen mogelijk om aan de afmetingen van de bebouwing nadere eisen te stellen.
Dit kan indien dit noodzakelijk is:
  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  3. ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen;
  4. ter waarborging van het uitzicht van woningen.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het eerder bepaalde ten behoeve van:
  1. de bouw van:
    1. niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van een openbaar nutsvoorziening, met een grondoppervlakte van maximaal 25 m² dat bestaat uit maximaal één bouwlaag en dat niet hoger is dan 3 meter, zoals transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes, schakelhuisjes, wachthuisjes, telefooncellen en andere nutsgebouwtjes en andere bouwwerken ten dienste van een openbare nutsvoorziening, met een maximale bouwhoogte van 15 meter, zoals antennemasten, lichtmasten en kunstobjecten;
    2. een ander bouwwerk met een grondoppervlakte van maximaal 25 m² dat niet hoger is dan 3 meter;
  2. het veranderen van de in het plan voorgeschreven maatvoering voor gebouwen en andere bouwwerken met maximaal 10%, indien zulks verband houdt met de bouwaanvragen waarvan de realisering gewenst of noodzakelijk is.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
met daaraan ondergeschikt:
b. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden en parkeervoorzieningen;
met de daarbij behorende:
c. bijbehorende bouwwerken, overkappingen, andere bouwwerken, tuinen en erven.

5.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 5.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:
5.2.1 Hoofdgebouwen
  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken en/of -stroken;
  2. het aantal hoofdgebouwen binnen een bouwvlak mag ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' niet meer bedragen dan het aangegeven aantal;
  3. ter plaatse van de op de verbeelding voorkomende bouwaanduiding 'twee-aaneen' [tae] zijn de in lid 5.1 bedoelde gronden uitsluitend bestemd voor twee aaneengesloten woningen;
  4. ter plaatse van de op de verbeelding voorkomende specifieke bouwaanduiding vrijstaand of twee-aaneen’ [sba-vot] zijn de in lid 5.1 bedoelde gronden uitsluitend bestemd voor twee aaneengesloten woningen of voor vrijstaande woningen;
  5. ter plaatse van de op de verbeelding voorkomende bouwaanduiding 'vrijstaand' [vrij] zijn de in lid 5.1 bedoelde gronden uitsluitend bestemd voor vrijstaande woningen;
  6. de goot- bouwhoogte van het hoofdgebouw ter plaatse van de op de verbeelding voorkomende maatvoeringaanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' (m), mag niet worden overschreden;
  7. de afstand van (uitbreidingen van) het hoofdgebouw tot zijdelingse perceelsgrenzen dient ten minste te bedragen:
  1. bij vrijstaande woningen: 3 meter;
  2. bij blokken van maximaal twee aaneengesloten woningen: 3,00 meter,
  3. indien de bestaande afstand tot de zijdelingse perceelsgrens geringer is dan hierboven is aangegeven, dan mag deze bestaande afstand niet worden verkleind.
5.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Bijbehorende bouwwerken mogen:
  1. op een afstand van 1,00 meter tot de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd;
  2. in de perceelgrens worden gebouwd;
  3. per hoofdgebouw een gezamenlijke oppervlakte hebben die niet groter is dan:
    1. 50 m² bij een perceel kleiner dan 500 m²;
    2. 10% van de perceelsoppervlakte bij een perceel groter dan of gelijk aan 500 m² en kleiner dan 1.250 m²;
    3. 125 m² bij een perceel groter dan of gelijk aan 1.250 m²;
    4. met dien verstande dat een aaneengesloten grondoppervlakte van 35 m² van het achtererf onbebouwd en onoverdekt dient te blijven;
    5. in afwijking van het bepaalde onder 4. mag op een perceel kleiner dan 500 m² in ieder geval een bijgebouw van 6 m² worden gebouwd;
  4. bij aangebouwde bijgebouwen een goothoogte hebben die niet groter is dan 3,00 meter, of niet groter dan de bouwhoogte van de vloer van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,30 meter;
  5. als het om vrijstaande bijgebouwen gaat een goothoogte hebben die niet groter is dan 3,00 meter en een bouwhoogte die niet groter is dan 5,00 meter.
5.2.3 Overkappingen
  1. Overkappingen mogen:
    1. een bouwhoogte van maximaal 2,70 meter hebben;
    2. op een afstand van 1,00 meter tot de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd en achter (het verlengde van) de voorgevelrooilijn, niet zijnde de rooilijn welke is gelegen aan de zijde van de voorgevel van de woning;
  2. de oppervlakte van alle overkappingen samen mag per hoofdgebouw maximaal 20 m² bedragen.
5.2.4 Andere bouwwerken
a. een erf- en terreinafscheiding mag:
  1. een bouwhoogte van maximaal 1,00 meter hebben als deze zich vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van een hoofdgebouw en het verlengde daarvan bevindt;
  2. een bouwhoogte van maximaal 2,00 meter hebben in andere gevallen;
b. een ander bouwwerk mag een bouwhoogte hebben van maximaal 3.00 meter.

5.3 Nadere eisen

Het is in bijzondere gevallen mogelijk om aan de plaats en afmetingen van de bebouwing nadere eisen te stellen.
Dit kan indien dit noodzakelijk is:
  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  3. ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen;
  4. ter waarborging van het uitzicht van woningen.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van de gronden en bouwwerken met de bestemming 'Wonen' is aan een aantal beperkingen gebonden.
De gronden en bouwwerken mogen niet:
  1. worden gebruikt voor een aan-huis verbonden beroep of bedrijf waarbij wordt afgeweken van de volgende voorwaarden:
  1. de grondoppervlakte bedraagt maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 50 m²;
  2. er bestaat een rechtstreekse relatie tussen de bedrijfsmatige activiteiten en de hoofdbewoner van de woning;
  3. er vindt geen gebruik plaats dat vergunning- of meldingsplichtig is op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht respectievelijk de Wet milieubeheer;
  4. er mag geen detailhandel, kappersactiviteiten of horeca plaatsvinden;
  5. er mag geen sprake zijn van een seksinrichting;
  6. geen verkeersaantrekkende werking optreedt waardoor extra parkeervoorzieningen noodzakelijk zijn of een verkeersonveilige situatie ontstaat;
  7. geen reclame uitingen worden aangebracht.

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen indien de wijziging betrekking heeft op:
  1. een enigszins andere situering en/of begrenzing van de bouwpercelen dan wel bouwvlakken en/of stroken, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken, dat verschuiving in verband met de ingekomen bouwaanvragen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, mits de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, dan wel bouwvlak en/of stroken met maximaal 10% zal worden gewijzigd;
  2. het wijzigen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van aangrenzende bestemmingen met maximaal 5 meter.
5.6 Afwijkingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid van het plan af te wijken indien de afwijking betrekking heeft op:
het wijzigen van de voorgeschreven maatvoering voor de bouwhoogte van hoofdgebouwen met maximaal 20%, indien in verband met ingekomen bouwaanvragen deze wijzigingen nodig zijn.

3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Bouwregels

7.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen mogen, in afwijking van dit bestemmingsplan, uitsluitend worden overschreden door:
  1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, mits de overschrijding niet meer dan 25 cm bedraagt en daarbij de grens van de weg niet wordt overschreden;
  2. gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en luifels mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 85 cm.

7.2 Meetverschil

Bij toepassing van het bepaalde in het plan ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of -stroken of bestemmingsvlakken, worden afwijkingen ten gevolge van meetverschillen buiten beschouwing gelaten, mits dat meetverschil, mede gelet op de aard en omvang van hierdoor toegelaten of toe te laten (bouw)werken of werkzaamheden, als van zeer beperkte betekenis moet worden aangemerkt.

Artikel 8 Algemene Gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
  2. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin voor het storten van vuil, anders dan ten behoeve van de uitvoering krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutiedoeleinden respectievelijk een seksinrichting;
  4. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

8.2 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders wijken, behoudens voor wat betreft doeleinden als bedoeld onder 8.1.c, af van het bepaalde in lid 8.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels

9.1 Afwijkingsregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
  1. de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten en afmetingen tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, indien dit om bouwtechnische redenen of overtuigende esthetische redenen noodzakelijk is of indien de bestaande situatie hiertoe aanleiding geeft;
  2. de bestemmingsregels met betrekking tot de overschrijding van de maximale bouwhoogte, anders dan bedoeld onder a, voor lift- en trappenhuizen, glazenwasserinstallaties, (centrale) verwarmingsinstallaties, ventilatie-inrichtingen, schoorstenen, (schotel)antennes, antenne-installaties en vergelijkbare bouwwerken voor de opwekking van duurzame energie zoals zonnepanelen, met maximaal 3,00 meter;
  3. de bestemmingsregels ten behoeve van de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van een openbare nutsvoorziening met een grondoppervlakte van maximaal 25 m² dat bestaat uit maximaal één bouwlaag en dat niet groter is dan 3,00 meter, zoals transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes, schakelhuisjes, wachthuisjes, telefooncellen en andere nutsgebouwtjes en andere bouwwerken ten dienste van een openbare (nuts)voorziening, met een maximale bouwhoogte van 15,00 meter, zoals antennemasten, lichtmasten en kunstobjecten;
  4. de bestemmingsregels in die zin dat de bouwhoogte van andere bouwwerken, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen en pergola's, wordt vergroot tot maximaal 5,00 meter.

9.2 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien hierdoor geen wezenlijke afbreuk wordt gedaan aan:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de woonsituatie;
  3. de milieusituatie;
  4. de verkeersveiligheid;
  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 10 Overige Regels

10.1 Uitsluitend aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
  1. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  2. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  3. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  4. de ruimte tussen bouwwerken.

4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsregels bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a met maximaal 10%.
  3. Sublid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangssregels gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Sublid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan '2e partiele herziening bestemmingsplan Waterlanden I'.
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Elburg op 23 mei 2016.

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op 23 november 2000 is het bestemmingsplan ‘Waterlanden 1’ vastgesteld. Destijds konden niet alle gronden verworven worden waardoor het plangebied de bestemming ‘Uit te werken woondoeleinden’ kreeg. Vervolgens heeft het college op 30 oktober 2012 het bestemmingsplan ‘Waterlanden I, 1e uitwerking, tevens 1e wijziging van de gemeente Elburg’ vastgesteld, waarbij er een definitieve bestemming is gegeven aan het uit te werken gebied. Alleen met een definitieve woonbestemming kunnen omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen afgegeven worden voor het realiseren van woningbouw.
Inmiddels is in de eerste fase van het plangebied Waterlanden I een groot aantal woningen gerealiseerd. Er zijn twee kavels voor vrijstaande woningen aan de Beekenkampweg onbebouwd. Gebleken is dat aan de Mantelsweg de verkaveling van de strook aanpassing behoeft ten opzichte van het vigerende plan.

1.2 Doel

Voorliggende partiële herziening van het bestemmingsplan wijzigt het plangebied op twee verschillende locaties. Aan de Beekenkampweg wordt voorzien in de mogelijkheid voor de bouw van een tweekapper en een vrijstaande woning in plaats van twee vrijstaande woningen.
Aan de Mantelsweg wordt voorzien in de mogelijkheid om in plaats van 4 vrijstaande woningen zowel vrijstaande woningen als twee-aaneen woningen te kunnen bouwen met een maximum van 6 wooneenheden.

1.3 Ligging Plangebied

De locaties liggen ontsloten aan de Beekenkampweg en aan de Mantelsweg. Rondom de locatie zijn woningen gerealiseerd danwel zijn woningen in aanbouw. De globale ligging en begrenzing van de plangebieden is weergegeven in onderstaande figuur. Voor de exacte begrenzingen wordt verwezen naar de verbeelding behorende bij dit bestemmingsplan.
afbeelding
De ligging en begrenzing van de locaties aan de Beekenkampweg en de Mantelsweg (Bron: Giskit Viewer).

1.4 Geldend Bestemmingsplan

De locaties liggen in het bestemmingsplan ‘Waterlanden 1, 1e uitwerking, tevens 1e wijziging van de gemeente Elburg’ dat op 30 oktober 2012 door de gemeenteraad is vastgesteld. Ter plaatse geldt de bestemming ‘Wonen’ met de aanduiding [vrij]. Het realiseren van twee-aaneen woningen is hiermee in strijd.
Onderstaande afbeelding betreft een uitsnede van de verbeelding van het bestemmingsplan.
afbeelding
Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Waterlanden 1e uitwerking, tevens 1e wijziging van de gemeente Elburg'.

1.5 Opzet Van De Toelichting

In voorliggende toelichting van het bestemmingsplan worden de aan het plan ten grondslag liggende uitgangspunten en randvoorwaarden beschreven. In hoofdstuk 2 wordt zowel de bestaande als de nieuwe situatie voor beide locaties beschreven. In hoofdstuk 3 wordt het relevante Rijksbeleid, provinciaal beleid, en gemeentelijk beleid behandeld. Vervolgens komen in hoofdstuk 4 de milieuaspecten aan bod. Omdat er sprake is van een technische herziening van het bestemmingsplan, wordt verwezen naar de onderzoeken die reeds ten tijde van het vorige bestemmingsplan zijn uitgevoerd. Hoofdstuk 5 gaat in op de wijze van bestemmen waarbij een toelichting op de verbeelding en op de regels wordt gegeven. Hoofdstuk 6 gaat in op de economische uitvoerbaarheid en tot slot komt in hoofdstuk 7 de bestemmingsplanprocedure aan de orde.

2 De Locaties

2.1 Bestaande Situatie

Op de locaties, die momenteel uit grasland bestaan, is de bouw van vrijstaande woningen mogelijk. De omliggende woningen zijn recentelijk gerealiseerd dan wel zijn in aanbouw. Dit zijn voornamelijk rijtjeswoningen en tweekappers. Voor de kavels waar vrijstaande woningen voorzien zijn bestaat weinig tot geen belangstelling.

2.2 Nieuwe Situatie

2.2.1 Locatie Beekenkampweg
Door Van Pijkeren Woningbouw B.V. is een verzoek ingediend voor het bouwen van drie woningen op de locatie aan de Beekenkampweg te Doornspijk. Op de betreffende kavels kunnen twee vrijstaande woningen worden gebouwd. De initiatiefnemer wenst op de kavels een tweekapper en een vrijstaande woning te bouwen. Het initiatief is op meerdere punten in strijd met het bestemmingsplan.
In artikel 5.2.1 van de planregels is bepaald dat op betreffende locatie maximaal 2 wooneenheden mogen worden gebouwd en dat alleen vrijstaande woningen zijn toegestaan. Het realiseren van drie woningen, waarvan één twee-aaneen woning is hiermee in strijd. Volgens de planregels is een maximale nokhoogte van 9,0 meter toegestaan. Het bouwvlak dient één of enkele meters verlengd te worden om de drie woningen te kunnen realiseren. Tot slot is in het bestemmingsplan ‘Waterlanden I, 1e uitwerking, tevens 1e wijziging van de gemeente Elburg’ opgenomen dat in het bestemmingsplan maximaal 65 woningen gerealiseerd mogen worden. Met de bouw van deze drie woningen wordt dit aantal met één overschreden waardoor het totaal op 66 woningen komt. Deze bepaling dient dan ook geschrapt te worden.
De nieuwe ontwikkeling past dientengevolge niet in de geldende planologische regeling. Voor de gewenste ontwikkeling is een nieuw juridisch kader nodig. Dit bestemmingsplan voorziet daarin. Op onderstaande afbeeldingen is de beoogde indeling van de kavels weergegeven en de geveltekeningen van de te bouwen woningen aan de Beekenkampweg.
afbeelding
afbeelding
Beoogde vrijstaande woning
afbeelding
Beoogde twee-aaneen woning
2.2.2 Locatie Mantelsweg
Voor deze locatie bestaat geen concreet initiatief. Het is niet te verwachten dat op korte termijn voor deze bouwkavels ten behoeve van vrijstaande woningen belangstelling bestaat. Om te voorkomen dat binnen afzienbare tijd het bestemmingsplan wederom herzien moet worden, ligt het voor de hand om ook voor deze locatie de planologie te wijzigen en de bouw van twee-aaneen woningen toe te staan.De bouwvlakken voor vier vrijstaande woningen worden gewijzigd in één bouwstrook met de specifieke aanduiding ‘vrijstaand of twee-aaneen’ met een maximum van 6 wooneenheden. Ter plaatste kunnen zowel vrijstaande als twee-aaneen woningen worden gebouwd. De bouwstrook zal iets verlegd worden ten opzichte van de Mantelsweg zodat de meest zuidelijke kavel meer ‘achtererf’ krijgt dan in de huidige verkaveling.

3 Beleidskader

Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het beleid vanuit het Rijk, de provincie Gelderland en gemeente Elburg. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifiek voor dit projectgebied geldende uitgangspunten weergegeven.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 vastgesteld. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het een aantal ruimtelijke doelen en uitspraken in onder andere de Agenda Landschap en de Agenda Vitaal Platteland. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
3.1.2 Barro
Het Barro (Besluit algemene regels ruimtelijke ordening) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro voorziet in de juridische borging van het nationaal ruimtelijk beleid. Het bevat regels die de beleidsruimte van andere overheden ten aanzien van de inhoud van ruimtelijke plannen inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken. In het Barro staan die regels, die als nationaal belang in de SVIR worden herbevestigd. In het Barro zijn regels opgenomen over onder andere de grote rivieren, project Mainportontwikkeling Rotterdam, defensie, hoofdwegen en landelijke spoorwegen, ecologische hoofdstructuur en de elektriciteitsvoorziening.
3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking
In de SVIR is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij dient de behoefte aan een stedelijke ontwikkeling te worden aangetoond.
3.1.4 Conclusie toetsing aan het rijksbeleid
Het rijksbeleid laat zich niet specifiek uit over dergelijke binnenstedelijke ontwikkelingen. De herontwikkeling van de locatie raakt geen rijksbelangen zoals opgenomen in de SVIR.
Ten aanzien van de ladder van duurzame verstedelijking wordt het volgende geconstateerd: Met de introductie van de Ladder voor duurzame verstedelijking wordt duurzaam ruimtegebruik nagestreefd waarbij regionale afstemming plaatsvindt. Dit impliceert dat er sprake moet zijn van projecten van behoorlijke omvang. Dit blijkt ook uit de eerste jurisprudentie omtrent de toepassing van de ladder. De ontwikkeling van een kleinschalige woningbouwproject is in beginsel geen stedelijke ontwikkeling waarop de Ladder van toepassing is (AbRS, 201302867/1/R4). In aansluiting hierop wordt de toepassing van de ladder voor duurzame ontwikkeling in dit geval niet nodig geacht. Er is sprake van een kleinschalige ontwikkeling (het toevoegen van één tot maximaal drie extra woningen) binnen de kern.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Gelderland
De Omgevingsvisie is door Provinciale Staten vastgesteld op 9 juli 2014. In de Omgevingsvisie heeft de provincie twee doelen gedefinieerd die de rol en kerntaken van de provincie als midden-bestuur benadrukken. De doelen zijn:
  • een duurzame economische structuurversterking,
  • het borgen van de kwaliteit en de veiligheid van onze leefomgeving.
Deze doelen versterken elkaar en kunnen niet los van elkaar gezien worden. Economische structuurversterking vraagt om een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Dat is meer dan een goede bereikbaarheid en voldoende vestigingsmogelijkheden. Het betekent ook een aantrekkelijke woon- en leefomgeving met de unieke kwaliteiten van natuur, water en landschap in Gelderland. In deze Omgevingsvisie staat het 'fysieke' in de leefomgeving centraal. Tegelijk zit er een sterke 'sociale' competent aan de opgaven voor sterke steden en een vitaal landelijk gebied.
3.2.2 Ruimtelijke Verordening Gelderland
Op 24 september 2014 hebben Provinciale Staten de Omgevingsverordening Gelderland vast. Deze is samen met de omgevingsvisie op 18 oktober 2014 in werking getreden. De omgevingsverordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de omgevingsvisie gewaarborgd is. De Verordening voorziet niet in nieuw beleid en is dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.
3.2.3 Kwalitatief Woonprogramma 3
De regiogemeenten voor de Noord-Veluwe (Elburg, Epe, Ermelo, Harderwijk, Hattem, Heerde, Nunspeet, Oldebroek en Putten) en de provincie Gelderland hebben voor de periode 2010 – 2019 het Kwalitatief Woonprogramma 3 (KWP3) voor de regio vastgesteld. In het KWP3 is per regio een afsprakenkader opgenomen. De ontwikkeltrajecten voor de regio Noord-Veluwe zijn gericht op het aanpakken van de belangrijkste verschillen met de uit onderzoeken gebleken behoeften aan woningen (het referentiekader). De trajecten zijn een resultaat van de vergelijking van het referentiekader en de regionaal opgetelde woningbouwprogramma's. Het KWP 3 speelt vaak een belangrijke rol bij de beleidsverantwoording van ruimtelijke ontwikkelingen en dient daarom specifiek benoemt te worden.
3.2.4 Conclusie
De ontwikkeling betreft woningbouw waarbij in plaats van vrijstaande woningen enkele twee-aaneen woningen gebouwd kunnen worden. Het maximaal aantal toegestane woningen wijzigt waarbij er maximaal drie woningen bij kunnen komen. Er is dan ook geen sprake van strijd met bovengemeentelijk beleid.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Structuurvisie gemeente Elburg 2030
De Structuurvisie Elburg 2030 is vastgesteld op 24 september 2013 en geeft de visie op de gewenste ruimtelijke ontwikkeling voor het gehele gemeentelijk grondgebied voor de periode tot 2020, met een doorkijk naar 2030. De ambities van de gemeente Elburg rondom de functies wonen, economie, mobiliteit, welzijn, groen en water, milieu en duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit zijn hierin in samenhang gebracht voor zover deze betrekking hebben op de ruimtelijke structuur van de kernen en het buitengebied. In onderstaande figuur is een uitsnede van de Structuurvisiekaart opgenomen.
afbeelding
afbeelding
Uitsnede Structuurvisiekaart (Bron: gemeente Elburg)
afbeelding
Legenda
De visie biedt hiermee één actueel ruimtelijk kader voor de verschillende beleidsterreinen. Het doel van deze structuurvisie is enerzijds het aangeven van de kaders waarbinnen ontwikkelingen en projecten kunnen plaatsvinden en anderzijds het communiceren van de ambitie van de gemeente Elburg aan derden. Ten aanzien van het bebouwd gebied acht de gemeente het van belang dat de verschillende woonkernen kleinschalig van opzet blijven en dat het eigen karakter van de woonkernen wordt behouden en versterkt. Elke kern moet dan ook woonmilieus bieden, die passen bij de eigen identiteit. Voor Doornspijk en de Hoge Enk is de verwevenheid met het agrarische buitengebied uitgangspunt. Waarde wordt gehecht aan het streven dat alle woonvormen aanwezig zijn, voor jong en oud, wonen met of zonder zorg. Wel worden er, naast uitbreidingen, zorgvuldig ingepaste kleinschalige projecten binnen bestaand stedelijk gebied tot stand gebracht door inbreiding, herstructurering en via verkleuringen van werklocaties naar woonfuncties.
3.3.2 Toetsing van het initiatief aan het gemeentelijk beleid
Het plan betreft het bouwen van een twee-aaneen woning en een vrijstaande woning aan de Beekenkampweg waar twee vrijstaande woningen voorzien waren en het mogelijk realiseren van maximaal drie twee-aaneen woningen aan de Mantelsweg in plaats van vier vrijstaande woningen. De ontwikkeling past binnen de gemeentelijke beleidskaders zoals beschreven in voorgenoemde beleidsstukken.

4 Milieu- En Omgevingsaspecten

In het kader van het bestemmingsplan ‘Waterlanden I, 1e uitwerking, tevens 1e wijziging van de gemeente Elburg’ is de haalbaarheid en de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan aangetoond.
In dit kader zijn onder andere een archeologisch onderzoek, een bodemonderzoek, een quickscan natuurtoets, een akoestisch onderzoek, en een waterparagraaf uitgevoerd. Deze onderzoeken zijn uitgevoerd in 2011 en 2012. Gelet op de geringe aanpassingen van het bestemmingsplan kan worden gesteld dat de uitgevoerde onderzoeken ook van toepassing zijn op voorliggende partiële herziening van het bestemmingsplan.
Met deze herziening worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt of omstandigheden gecreëerd die aanleiding geven voor een aanpassing of actualisatie van deze onderzoeken.
Er wordt geen exploitatieplan vastgesteld als bedoeld in artikel 6.12 eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening omdat sprake is van een ‘technische’ herziening van het bestemmingsplan ten aanzien van twee locaties waar reeds woningbouw was voorzien.

5 Wijze Van Bestemmen

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan is een middel waarmee functies aan gronden worden toegekend. Het gaat om het toekennen van bouw- en gebruiksmogelijkheden. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingsplanologie. Het wordt de grondgebruiker toegestaan om de functie die het bestemmingsplan toekent, uit te oefenen. Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting.

5.2 Toelichting Op De Verbeelding

Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemming gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Voor het op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak gelden de bouw- en gebruiksmogelijkheden zoals die in de bijbehorende regels worden gegeven. Aan het plangebied worden de volgende bestemmingen toegekend:
  1. ‘Tuin’. Deze gronden zijn bestemd voor tuinen met daaraan ondergeschikt nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, paden en parkeervoorzieningen met de daarbij behorende andere bouwwerken, tuinen en erven. Het betreft de voortuinen van de woningen.
  1. ‘Wonen’ met de aanduiding ‘twee-aaneen’ [tae], vrijstaand of twee-aaneen [sbs-vot] en ‘vrijstaand’[vrij]. Deze gronden zijn bestemd voor wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, andere bouwwerken, tuinen en erven. De woningen dienen binnen de aangegeven bouwvlakken gerealiseerd te worden. In de bouwvlakken zijn de maximale goot- en nokhoogte aangegeven en het maximum aantal te realiseren wooneenheden.
  1. ‘Verkeer-Verblijfsgebied’. Deze gronden zijn onder andere bestemd voor wegen en paden, voet- en rijwielpaden en parkeervoorzieningen.

5.3 Toelichting Op De Regels

De regels geven inhoud aan de op de verbeelding aangegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd kan of mag worden.
De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. De indeling is als volgt:
  1. Inleidende regels.
  2. Bestemmingsregels.
  3. Algemene regels.
  4. Overgangs- en slotregels.
In hoofdstuk 1 worden enkele in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten. In hoofdstuk 2 worden de bestemmingen omschreven en wordt bepaald op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden. Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels en in hoofdstuk 4 komt het overgangsrecht aan de orde en de slotregel.

6 Economische Uitvoerbaarheid

De gemeente Elburg is eigenaar van de gronden binnen de planlocatie. De gemeente Elburg heeft een bouwclaimovereenkomst met Van Pijkeren, Woningbouw B.V, waarin nadere afspraken zijn vastgelegd voor de locatie aan de Beekenkampweg. Aan de realisatie van onderhavige projecten aan zowel de Beekenkampweg als de Mantelsweg zijn geen nadere kosten verbonden voor de gemeente Elburg. De economische uitvoerbaarheid hoeft derhalve niet te worden aangetoond.

7 Procedure

7.1 Algemeen

Het bestemmingsplan doorloopt de procedure als bedoeld in afdeling 3.2 van de Wet ruimtelijke ordening. Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing. Ook dient op grond van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening overleg te worden gevoerd met besturen van Rijk, provincie en waterschap.

7.2 Inspraak

Omdat dit bestemmingsplan een geringe herziening betreft ten opzichte van het geldende planologische regime hebben burgemeester en wethouders besloten om voor dit plan geen afzonderlijke inspraakprocedure te voeren. In dit geval wordt de mogelijkheid van het indienen van zienswijzen bij de gemeenteraad voldoende geacht.

7.3 Vooroverleg

Het voorontwerpbestemmingsplan Waterlanden I, 1e Uitwerking, tevens 1e wijziging van de gemeente Elburg is in het kader van het vooroverleg verzonden aan de Provincie, het Waterschap en het wijkcomité. Gelet op de geringe herziening bestaat er geen aanleiding tot opnieuw vooroverleg met wettelijke instanties. Het wijkcomité is op de hoogte gesteld.

7.4 Procedure

7.4.1 Vooraankondiging
De gemeente heeft op 29 december 2015 in de plaatselijke Huis aan Huis een kennisgeving gepubliceerd waarin is aangegeven dat burgemeester en wethouders een bestemmingsplan voorbereiden voor de locaties aan de Beekenkampweg en de Mantelsweg te Doornspijk. Daarmee is voldaan aan de wettelijke verplichting ex artikel 1.3.1 Bro.
7.4.2 Terinzagelegging
Het ontwerpbestemmingsplan heeft ingevolge artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening, vanaf 27 januari 2016, gedurende zes weken ter inzage gelegen. In deze periode is gelegenheid geboden zienswijzen omtrent het ontwerpbestemmingsplan naar voren te brengen bij de gemeenteraad.
7.4.3 Vaststelling
Tegen het ontwerpbestemmingsplan zijn geen zienswijzen ingediend. De gemeenteraad heeft op 23 mei 2016 besloten het bestemmingsplan vast te stellen. Het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan treedt in werking met ingang van de dag na die waarop de beroepstermijn afloopt.