Parapluplan Parkeren
Bestemmingsplan - gemeente Epe
Vastgesteld op 08-11-2018 - geheel in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Parapluplan Parkeren met identificatienummer NL.IMRO.0232.ALGparkeren-VBP1 van de gemeente Epe.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Met betrekking tot het juist omgaan met de wijze waarop parkeernormen worden berekend, afgerond, hoe de maatvoering is e.a. geldt het bepaalde in de (meest actuele versie van de) Nota parkeernormen.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
De 'Bestemmingsregels' van de geldende bestemmingsplannen binnen de gemeente Epe blijven van toepassing waarbij aanvullend het volgende geldt:
Artikel 3 Parkeernormen Centrum
3.1 Parkeernormen
- 1. Een omgevingsvergunning voor het bouwen en / of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik kan pas worden verleend als is verzekerd dat op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen. De parkeerbehoefte wordt berekend op basis van de parkeernormen en berekeningsmethode, zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage 1 (Nota parkeernormen);
- 2. indien gedurende de planperiode een nieuwe versie van de onder 1 bedoelde Nota parkeernormen wordt vastgesteld, wordt deze nieuwe versie in acht genomen.
Het aanleggen en / of instandhouden van voornoemde parkeergelegenheid geldt als een voorwaardelijke verplichting in de zin van de Wet ruimtelijke ordening.
3.2 Laden en lossen
Indien de bestemming van een bouwwerk of een terrein aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen met bijbehorende voorzieningen, moet, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik, zijn verzekerd dat op eigen terrein wordt voorzien in voldoende ruimte voor het laden en lossen met bijbehorende voorzieningen.
Het aanleggen en / of instandhouden van voornoemde ruimte, met bijhorende voorzieningen, geldt als een voorwaardelijke verplichting in de zin van de Wet ruimtelijke ordening.
3.3 Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 en artikel 3.2 indien:
- a. het voldoen aan die bepalingen gezien het gebruik en/of het bouwplan van het betreffende plangebied, mede gezien de omgeving, niet noodzakelijk is en/of op overwegende bezwaren stuit, en / of;
- b. op andere wijze of op een andere locatie wordt voorzien in de parkeerbehoefte.
3.4 Nadere eis
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aanvullend aan het bepaalde in artikel 3.1 en 3.2 ten behoeve van het verhogen van de parkeernormen en / of het aanleggen van voorzieningen voor het laden en lossen indien dat nodig is gelet op het gebruik en / of het bouwplan waarbij het (functioneren van) de omgeving mede betrokken wordt. Het besluit tot het stellen van de nadere eis moet worden voorzien van een motivering waaruit in ieder blijkt dat de eis noodzakelijk is om de ruimtelijke kwaliteit te borgen.
Een nadere eis kan tevens gesteld worden bij die (bouw)plannen waarvan de functie niet genoemd wordt in de tabel met parkeernormen zoals opgenomen in het geldende gemeentelijke parkeerbeleid.
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het veranderen van de gebiedsbegrenzing 'centrum' naar 'rest bebouwde kom' en / of 'buitengebied' waarbij het wijzigingsplan voorzien wordt van een goede ruimtelijke motivering waaruit de noodzaak en gevolgen voor de wijziging worden toegelicht.
Artikel 4 Parkeernormen Rest Bebouwde Kom
4.1 Parkeernormen
- 1. Een omgevingsvergunning voor het bouwen en / of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik kan pas worden verleend als is verzekerd dat op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen. De parkeerbehoefte wordt berekend op basis van de parkeernormen en berekeningsmethode, zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage 1 (Nota parkeernormen);
- 2. indien gedurende de planperiode een nieuwe versie van de onder 1 bedoelde Nota parkeernormen wordt vastgesteld, wordt deze nieuwe versie in acht genomen.
Het aanleggen en / of instandhouden van voornoemde parkeergelegenheid geldt als een voorwaardelijke verplichting in de zin van de Wet ruimtelijke ordening.
4.2 Laden en lossen
Indien de bestemming van een bouwwerk of een terrein aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen met bijbehorende voorzieningen, moet, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik, zijn verzekerd dat op eigen terrein wordt voorzien in voldoende ruimte voor het laden en lossen met bijbehorende voorzieningen.
Het aanleggen en / of instandhouden van voornoemde ruimte, met bijhorende voorzieningen, geldt als een voorwaardelijke verplichting in de zin van de Wet ruimtelijke ordening.
4.3 Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.1 en artikel 4.2 indien:
- a. het voldoen aan die bepalingen gezien het gebruik en/of het bouwplan van het betreffende plangebied, mede gezien de omgeving, niet noodzakelijk is en/of op overwegende bezwaren stuit, en / of;
- b. op andere wijze of op een andere locatie wordt voorzien in de parkeerbehoefte
4.4 Nadere eis
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aanvullend aan het bepaalde in artikel 4.1 en 4.2 ten behoeve van het verhogen van de parkeernormen en / of het aanleggen van voorzieningen voor het laden en lossen indien dat nodig is gelet op het gebruik en / of het bouwplan waarbij het (functioneren van) de omgeving mede betrokken wordt. Het besluit tot het stellen van de nadere eis moet worden voorzien van een motivering waaruit in ieder blijkt dat de eis noodzakelijk is om de ruimtelijke kwaliteit te borgen.
Een nadere eis kan tevens gesteld worden bij die (bouw)plannen waarvan de functie niet genoemd wordt in de tabel met parkeernormen zoals opgenomen in het geldende gemeentelijke parkeerbeleid.
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het veranderen van de gebiedsbegrenzing 'rest bebouwde kom' naar 'centrum' en / of 'buitengebied' waarbij het wijzigingsplan voorzien wordt van een goede ruimtelijke motivering waaruit de noodzaak en gevolgen voor de wijziging worden toegelicht.
Artikel 5 Parkeernormen Buitengebied
5.1 Parkeernormen
- 1. Een omgevingsvergunning voor het bouwen en / of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik kan pas worden verleend als is verzekerd dat op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen. De parkeerbehoefte wordt berekend op basis van de parkeernormen en berekeningsmethode, zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage 1 (Nota parkeernormen);
- 2. indien gedurende de planperiode een nieuwe versie van de onder 1 bedoelde Nota parkeernormen wordt vastgesteld, wordt deze nieuwe versie in acht genomen.
Het aanleggen en / of instandhouden van voornoemde parkeergelegenheid geldt als een voorwaardelijke verplichting in de zin van de Wet ruimtelijke ordening.
5.2 Laden en lossen
Indien de bestemming van een bouwwerk of een terrein aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen met bijbehorende voorzieningen, moet, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik, zijn verzekerd dat op eigen terrein wordt voorzien in voldoende ruimte voor het laden en lossen met bijbehorende voorzieningen.
Het aanleggen en / of instandhouden van voornoemde ruimte, met bijhorende voorzieningen, geldt als een voorwaardelijke verplichting in de zin van de Wet ruimtelijke ordening.
5.3 Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.1 en artikel 5.2 indien:
- a. het voldoen aan die bepalingen gezien het gebruik en/of het bouwplan van het betreffende plangebied, mede gezien de omgeving, niet noodzakelijk is en/of op overwegende bezwaren stuit, en / of;
- b. op andere wijze of op een andere locatie wordt voorzien in de parkeerbehoefte.
5.4 Nadere eis
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aanvullend aan het bepaalde in artikel 5.1 en 5.2 ten behoeve van het verhogen van de parkeernormen en / of het aanleggen van voorzieningen voor het laden en lossen indien dat nodig is gelet op het gebruik en / of het bouwplan waarbij het (functioneren van) de omgeving mede betrokken wordt. Het besluit tot het stellen van de nadere eis moet worden voorzien van een motivering waaruit in ieder blijkt dat de eis noodzakelijk is om de ruimtelijke kwaliteit te borgen.
Een nadere eis kan tevens gesteld worden bij die (bouw)plannen waarvan de functie niet genoemd wordt in de tabel met parkeernormen zoals opgenomen in het geldende gemeentelijke parkeerbeleid.
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het veranderen van de gebiedsbegrenzing 'buitengebied' naar 'centrum' en / of 'rest bebouwde kom' waarbij het wijzigingsplan voorzien wordt van een goede ruimtelijke motivering waaruit de noodzaak en gevolgen voor de wijziging worden toegelicht.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregeling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Overige Regels
7.1 Maatvoering parkeerplaats
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken danwel nadere eisen stellen ten opzichte van het geldende gemeentelijke beleid met betrekking tot maatvoering van parkeerplaatsen ten behoeve van lagere danwel hogere eisen m.b.t. de maatvoering van een parkeerplaats waarbij mede ingegaan wordt op de (parkeertechnische)achtergronden en gevolgen bij dat besluit. Hierbij gelden de normen op basis van de (meest actuele versie van de) Nota parkeernormen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
8.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
- 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het eerste lid onder artikel 8.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
- 3. Het eerste lid onder artikel 8.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid onder artikel 8.2, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid onder artikel 8.2, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- 4. Het eerste lid onder artikel 8.2 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 9 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Parapluplan Parkeren'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Voor Het Bestemmingsplan
Vanaf 1 juli 2018 komen de stedenbouwkundige bepalingen uit de Bouwverordening te vervallen. Op dat moment kan er bij het verlenen van een omgevingsvergunning niet meer op basis van de bouwverordening getoetst worden aan de gemeentelijke parkeernorm. De juridische borging van het gemeentelijke parkeerbeleid dient dan te gebeuren via het bestemmingsplan. Om te borgen dat bij ontwikkelingen en het verlenen van omgevingsvergunningen aan de parkeernormen wordt voldaan is het voorliggende bestemmingsplan Parapluplan Parkeren opgesteld. Dit is een partiële herziening en geldt aanvullend op de geldende bestemmingsplannen. Het bestemmingsplan legt de parkeernormen vast middels een verwijzing naar de Nota parkeernormen. Dit bestemmingsplan zelf bevat derhalve geen beleidskeuzen.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied omvat het gehele grondgebied van de gemeente Epe. Het plan heeft betrekking op zowel de bebouwde kom als het buitengebied van de gemeente.
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
De geldende bestemmingsplannen blijven van kracht, met dien verstande dat aan de regels van die bestemmingsplannen regels met betrekking tot het parkeren worden toegevoegd via voorliggend plan.
Hoofdstuk 2 Parkeerregeling
2.1 Doel
Parkeernormen worden gehanteerd om bij bouwplannen of wijzigingen in het gebruik de behoefte van het benodigde aantal parkeerplaatsen te bepalen. Het uitgangspunt is dat bij de ontwikkeling van een plan het aantal benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein wordt gerealiseerd. Hiermee wordt er voor gezorgd dat de parkeerdruk niet op het openbaar gebied wordt afgewenteld en daar vervolgens tot problemen leidt.
2.2 Werkwijze
Voor de te hanteren parkeernormen wordt aangesloten bij de parkeerkencijfers van Nationaal kenniscentrum voor infrastructuur, verkeer en openbare ruimte (CROW: Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie, publicatie 317, oktober 2012). Deze publicatie biedt een handreiking voor bijvoorbeeld het bepalen van het aantal verkeersbewegingen die een bepaalde functie genereert maar ook voor de parkeernorm (parkeerkencijfer) die bij de functie hoort. De parkeernorm neemt daarbij af naarmate het project dichter bij het centrum ligt van een zeer stedelijk gebied en is het hoogst als het project in het buitengebied ligt van een niet stedelijk gebied. Voor elk soort gebied wordt door voornoemde CROW-publicatie per functie een bandbreedte gegeven voor de hanteren parkeernorm (minimaal - maximaal).
Voorbeeld van een tabel met parkeerkencijfers uit de uitgave 317 van het CROW
Afwijken
In de meeste gevallen is in het kader van goede ruimtelijke ordening noodzakelijk dat het aantal parkeerplaatsen dat volgt uit toepassing van de desbetreffende parkeernorm gerealiseerd wordt en is dat ook mogelijk op het eigen terrein. Maar het komt regelmatig voor dat een kleiner aantal parkeerplaatsen volstaat en dat (een deel) van de al aanwezige parkeerplaatsen in het openbaar gebied gebruikt kan worden. In die situaties kan afgeweken worden van de normstelling of de locatie-eis. Voorwaarde is wel dat er sprake is van een goede parkeerbalans in het gebied waarin het project gelegen is. In dit plan is daarom een regeling opgenomen die de mogelijkheid biedt om gemotiveerd af te kunnen wijken van de gestelde parkeernorm.
Extra eisen
Het kán in incidentele gevallen ook voorkomen dat de gestelde norm te laag wordt bevonden. Het bestuur is dan bevoegd om extra eisen op te leggen: de 'nadere eis'. De nadere eis is vergelijkbaar met de afwijking, maar heeft een 'omgekeerde' werking: de norm wordt strenger in plaats van minder streng. Deze mogelijkheid bestaat ook voor plannen waarbij de te realiseren functies niet aansluiten op de functies zoals beschreven in de uitgave van het CROW. Het opleggen van een nadere eis zal niet vaak voorkomen, maar is gezien de grote gevolgen die een verkeerde parkeerbalans heeft voor de omgeving van een plan, gerechtvaardigd. Zeker daar dit besluit voorzien moet worden van een gedegen motivering waarbij het besluit vatbaar is voor bezwaar en beroep.
Bij deze motivering zal het gemeentelijke parkeerbeleid en voornoemde uitgave van het CROW als leidraad worden gebruikt.
Berekeningsaantallen
Parkeerplaatsen dienen zo te worden aangelegd dat deze ook optimaal gebruikt kunnen worden. In situaties waarin dit niet het geval is, wordt in de berekening van het benodigd aantal parkeerplaatsen een factor gehanteerd, waardoor niet optimaal te gebruiken parkeerplaatsen niet als volwaardige plek worden meegerekend. De meest voorkomende situatie waarbij sprake is van parkeerplekken die niet optimaal gebruikt worden, is het voorbeeld van een woonkavel met een (dichte) garage of een inrit waar de auto's achter elkaar staan. De normen hiervoor zijn opgenomen in de uitgave van het CROW.
Afronding
Bij het bepalen van het benodigd aantal parkeerplaatsen wordt gerekend met één decimaal. Ook de uitkomst is op één decimaal nauwkeurig; bijvoorbeeld 13,5 parkeerplaatsen. Het heeft echter weinig toegevoegde waarde om ook een halve parkeerplaats aan te leggen. Daarom geldt bij het bepalen van het benodigde aantal parkeerplaatsen dat de uitkomst van de berekening afgerond wordt op een geheel aantal parkeerplaatsen waarbij vanaf '0,5' en hoger naar boven wordt afgerond.
Dynamische verwijzing ex artikel 3.1.2 Bro
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bevat in artikel 3.1.2, tweede lid, aanhef en onder a de volgende bepaling "Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening kan een bestemmingsplan regels bevatten waarvan de uitleg bij de uitoefening van een daarbij aangegeven bevoegdheid, afhankelijk wordt gesteld van beleidsregels". Dit biedt de mogelijkheid om normen te stellen in een beleidsstuk waarnaar wordt verwezen vanuit een bestemmingsplan. De norm zelf is dus niet ín het bestemmingsplan te vinden. Daar komt bij dat deze verwijzing dynamisch is. Dat betekent dat als er een nieuw beleidsdocument wordt vastgesteld ná de vaststelling van het bestemmingsplan, dat dan de norm uit het nieuwe beleidsdocument geldt. Voorliggend bestemmingsplan bevat een dergelijke dynamische verwijzing naar de Nota parkeernormen. Voorliggend bestemmingsplan dient derhalve in combinatie met (de meest recente) versie van de Nota parkeernormen geraadpleegd te worden.
Hoofdstuk 3 Juridische Vormgeving
3.1 Algemeen
Dit bestemmingsplan is opgesteld volgens de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012). Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan.
3.2 Verbeelding
Op de verbeelding is de omvang van het plangebied aangeduid. In dit geval gaat het om het gehele grondgebied van de gemeente. Verder zijn er drie typen gebieden waarvoor eigen parkeernormen gelden:
- centrum
- rest bebouwde kom
- buitengebied
3.3 Wijze Van Regelen
De achtergrond van de regeling is aan bod gekomen in paragraaf 2.2. Daar wordt naar verwezen. Het voorzien in de juiste en voldoende parkeervoorzieningen is een voorwaardelijke verplichting. Dit betekent dat een ontwikkeling pas mag plaats vinden wanneer is aangetoond dat wordt voldaan aan de voorwaarde, in dit geval dat er de juiste en voldoende parkeervoorzieningen gerealiseerd en in stand gehouden worden. Er wordt getoetst op het moment dat een omgevingsvergunning voor het bouwen of voor een gebruiksactiviteit wordt aangevraagd waarna ook daadwerkelijk de voorzieningen aangelegd moeten worden en vervolgens in stand worden gehouden. Voor de duidelijkheid is dat als zodanig ook in de regels opgenomen
Er wordt voor de parkeernormen verwezen naar de normen uit het geldende gemeentelijke parkeerbeleid: de Nota parkeernormen. Dit is een dynamische verwijzing (zie daartoe hetgeen hiervoor in paragraaf 2.2 is geschreven).
Om maatwerk te kunnen leveren is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen. Daarmee kan afgeweken worden van de eis om (al dan niet alle) parkeerplaatsen op het eigen terrein te realiseren en / of om de norm te verlagen. In specifieke situaties kan het maatwerk dat nodig is er ook toe leiden dat eisen worden opgelegd via de nadere eis.
In de regels is ook een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor het afwijken van de maatvoering van parkeerplaatsen en, in specifieke situaties, kunnen extra eisen worden opgelegd.
Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening in de plantoelichting inzicht te worden gegeven in de uitvoerbaarheid van het plan. Dit bestemmingsplan voorziet in het planologisch juridisch regelen van de parkeernormen op basis van de Wro waar dat voorheen via de bouwverordening verliep. Voorliggend plan bevat derhalve geen nieuwe ontwikkelingen waardoor er geen effect is op aspecten als bodem, geur, ecologie, archeologie of milieutechnische effecten in het kader van de Bro. Ook vanuit financieel oogpunt zijn er geen consequenties: de uitvoerbaarheid van dit plan is niet in het geding.
Hoofdstuk 5 Procedure
Vooroverleg
Het plan is in het kader van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening niet verzonden aan de gemeentelijke overlegpartners. De reden hiervoor is dat het toetsen van aanvragen om omgevingsvergunningen een bevoegdheid is van het college van burgemeester en wethouders.
Dit bestemmingsplan regelt enkel juridisch de parkeernormen van de gemeente en heeft geen betrekking op belangen van andere overheidsinstanties.
Inspraak
Omdat in dit geval geen sprake is van een aanpassing van een eerder vastgesteld beleidsvoornemen en sprake is van spoedeisende uitvoering kan worden afgezien van inspraak. In feite is slechts sprake van een verschuiving van het huidige toetsingskader voor parkeren van bouwverordening naar bestemmingsplan.
Ontwerp
Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening van toepassing. Het ontwerpbestemmingsplan wordt gedurende zes weken ter inzage gelegd. Binnen deze termijn wordt een ieder in de gelegenheid gesteld schriftelijk en/of mondeling een zienswijze op het plan in te dienen.
In de bijlage bij het vaststellingsbesluit wordt verslag gedaan van deze procesgang.
Vaststelling
Na vaststelling door de raad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid voor belanghebbenden beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.