KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Verkeer
Artikel 5 Dubbelbestemming Leiding-gas
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 8 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
Artikel 10 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Doel
1.3 Plangebied
1.4 Vigerende Regelingen
1.5 De Bij Dit Plan Behorende Stukken
1.6 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie
2.1 Ontstaansgeschiedenis
2.2 Ruimtelijke Structuur
2.3 Aanwezige Functies
2.4 Consequenties Van Wijziging Bestemmingsplan
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.4 Conclusie
Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden / Onderzoek / Verantwoording
4.1 Milieu
4.2 Water
4.3 Externe Veiligheid
4.4 Kabels &Leidingen
4.5 Archeologie
4.6 Groen
4.7 Consequenties Van Wijziging Bestemmingsplan
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Uitgangspunten Voor Wijziging
5.2 Stedenbouwkundige Afweging Plangebied
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Algemeen
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Overleg En Inspraak
8.1 Inspraak
8.2 Overleg Ex. Artikel 3.1.1 Besluit Ruimtelijke Ordening

fietspad Julianalaan

Bestemmingsplan - Gemeente Ermelo

Onherroepelijk op 19-07-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In dit plan wordt verstaan onder:
  1. Plan:
    het bestemmingsplan Fietspad Julianalaan van de gemeente Ermelo.

  2. Bestemmingsplan:
    de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0233.BPfpJulianalaan-0501 met de bijbehorende regels en bijlagen.

  3. Plankaart:
    de kaart die deel uitmaakt van het bestemmingsplan Fietspad Julianalaan en als zodanig is gewaarmerkt (plankaart NL.IMRO.0233.BPfpJulianalaan-0501 bestaande uit 1 kaartblad).

  4. Aanduiding:
    een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

  5. Aanduidingsgrens:
    de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

  6. Bebouwing:
    één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

  7. Bestemmingsgrens:
    de grens van een bestemmingsvlak.

  8. Bestemmingsvlak:
    een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

  9. Bouwen:
    het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

  10. Bouwgrens:
    de grens van een bouwvlak.

  11. Bouwperceel:
    een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

  12. Bouwperceelgrens:
    de grens van een bouwperceel.

  13. Bouwvlak:
    een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

  14. Bouwvlakgrens:
    een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak.

  15. Bouwwerk:
    elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

  16. Detailhandel:
    het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

  17. Gebouw:
    elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

  18. Peil:
    1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang
    2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.

  19. Prostitutie:
    het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

  20. Seksinrichting:
    de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
  1. De inhoud van een bouwwerk:
    tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

  2. De bouwhoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

  3. De oppervlakte van een bouwwerk:
    tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen;
  2. sloten, bermen en beplating;
  3. water;
met daaraan ondergeschikt:
d. nutsvoorzieningen;
een en ander met bijbehorende voorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan, ten behoeve van de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen;
  2. voet- en rijwielpaden;
  3. groenvoorzieningen;
  4. waterhuishoudkundige voorzieningen;
een en ander met bijbehorende voorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in artikel 4.1 mag uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van deze bestemming.

Artikel 5 Dubbelbestemming Leiding-gas

5.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding als zodanig aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de aanleg en de instandhouding van:
  • een ondergrondse hoge druk gastransportleiding met een belemmeringenstrook van 4 meter aan weerszijden van de hartlijn van de leiding.

5.2 Bouwregels

  1. Op of in lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bedoelde leiding(en) worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.
  2. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten zijn toegelaten.

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzen gronden c.q. bouwwerken, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages.

Artikel 8 Overige Regels

8.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard, blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
  1. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
  2. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  3. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  5. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  6. de ruimte tussen bouwwerken.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan tengevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig bij omgevingsvergunning ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

9.2 Overgangsrecht gebruik

a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d. Sublid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangs-bepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Fietspad Julianalaan
Aldus vastgesteld door de raad bij besluit nr. 12014537 in de vergadering van 26 april 2012.


Griffier,

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Bij de realisering van de Kolbaanweg is een gedeelte van de Julianalaan verlegd. De verkeersveiligheid voor fietsers op het gedeelte van de Julianalaan vanaf de spoorwegovergang tot voorbij de rotonde Julianalaan/Kolbaanweg laat te wensen over. Om de verkeersveiligheid voor fietsers ter plaatse te bevorderen is de aanleg van een extra fietsvoorziening noodzakelijk. Verder dient de wegverharding van het niet gereconstrueerde deel van de Oude Nijkerkerweg te worden verbeterd. Voor de aanleg van de fietsvoorziening is een gedeeltelijke herziening noodzakelijk van de ter plaatse geldende bestemmingsplannen. Met het voorliggende bestemmingsplan "Fietspad Julianalaan" wordt het planologisch mogelijk gemaakt om een geheel vrij liggend fietspad in twee richtingen aan te leggen. Het gebied waar de fietsvoorziening wordt aangelegd is op figuur 1 aangegeven.
afbeelding
Figuur 1: luchtfoto van het gebied waarin de fietsvoorziening wordt aangelegd.

1.2 Doel

Het doel is om een fietsvoorziening te creëren die de verkeersveiligheid van fietsers binnen het plangebied bevordert met inachtneming van de wens om zo weinig mogelijk schade toe te brengen aan de aanwezige natuurwaarden.

1.3 Plangebied

Het plangebied ligt tussen de rotonde Kolbaanweg-Julianalaan en de kruising Oude Nijkerkerweg-Julianalaan. De fietsvoorziening komt aan de noordzijde van de weg te liggen.
afbeelding
Figuur 2: GBKN plangebied

1.4 Vigerende Regelingen

Het plangebied valt binnen drie verschillende bestemmingsplannen, te weten het bestemmingsplan de Driehoek, het bestemmingsplan Buitengebied 1968 en het bestemmingsplan Tweede Verbindingsweg. Voor zover het plangebied valt binnen het bestemmingsplan Buitengebied 1968 (dit is ten noorden van het bestemmingsplan "Tweede verbindingsweg" tussen de Kolbaanweg en de Julianalaan) heeft het daarin de bestemming Agrarische doeleinden categorie 4. Binnen deze bestemming is de aanleg van een fietsvoorziening niet toegestaan.

1.5 De Bij Dit Plan Behorende Stukken

Het bestemmingsplan Fietspad Julianalaan bestaat uit de volgende stukken:
  • Plankaart, schaal 1: 1000 (NL.IMRO.0233.BPfpJulianalaan-0501);
  • Toelichting;
  • Regels.
Op de plankaart (bestaande uit 1 kaartblad) zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven. In de regels zijn regels en bepalingen opgenomen teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting waarin het aan het plan ten grondslag liggende onderzoek en een planbeschrijving zijn opgenomen.

1.6 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan bestaat uit de volgende hoofdstukken:
  1. Inleiding, waarin wordt ingegaan op de motivering van het bestemmingsplan, de ligging en begrenzing van het plangebied.
  2. Beschrijving bestaande situatie, waarin een beeld wordt gegeven van de historie, gebruik en de ruimtelijke structuur van het plangebied.
  3. Beleidskaders, waarin de relevante beleidsuitgangspunten en regelgeving van zowel de gemeente, provincie als rijk worden beschreven.
  4. Randvoorwaarden, waarin de randvoorwaarden, onderzoeken en regelgeving worden toegelicht.
  5. Planbeschrijving, waarin de gewenste ontwikkeling wordt toegelicht.
  6. Juridisch aspecten, waarin een toelichting wordt gegeven op de verbeelding en de regels.
  7. Economische uitvoerbaarheid.
  8. Overleg en inspraak.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie

2.1 Ontstaansgeschiedenis

Bij de realisering van de Kolbaanweg is een gedeelte van de Julianalaan verlegd. Als gevolg hiervan is een verkeersonveilige situatie ontstaan voor fietsers. Met name het deel van de Julianalaan vanaf de spoorwegovergang tot voorbij de rotonde Julianalaan-Kolbaanweg wordt als onveilig ervaren. Met het aanleggen van een vrijliggend fietspad in twee richtingen dient een einde te worden gemaakt aan deze situatie.

2.2 Ruimtelijke Structuur

Het plangebied maakt onderdeel uit van een bosrijke omgeving.Ten noorden van het gebied ligt de oude Julianalaan. Ten oosten bevindt zich de rotonde Julianalaan-Kolbaanweg. Via de Kolbaanweg kan de woonwijk Drielanden worden bereikt. Ten westen van het gebied is bos aanwezig op het instellingsterrein van 's Heerenloo. Ten zuidwesten van het plangebied ligt bungalowpark "Bos en Weide".
afbeelding
Figuur 4: luchtfoto plangebied en omliggende ruimte

2.3 Aanwezige Functies

Binnen het plangebied zijn de volgende functies aanwezig: wegen, groen en bos. Verder geldt voor een klein gedeelte van het plangebied de bestemming "Agrarische Doeleinden categorie 4". Als uitgangspunt geldt dat bij de aanleg van de fietsvoorziening zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de aanwezige natuurlijke waarden. Om deze reden zal het fietspad op bepaalde plaatsen "achter de bomen langs" worden aangelegd.

2.4 Consequenties Van Wijziging Bestemmingsplan

De wijziging van het bestemmingsplan heeft weinig consequenties voor het gebied. Bij de aanleg van de fietsvoorziening zal zo weinig mogelijk schade worden toegebracht aan de aanwezige natuurwaarden. Ook zal rekening worden gehouden met de waardevolle exemplaren bomen die behouden moeten worden. Verder wordt verwezen naar hoofdstuk 4 waar de randvoorwaarden voor het bestemmingsplan, het onderzoek en de verantwoording worden besproken.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Nota Ruimte
De Nota Ruimte is een strategische nota op hoofdlijnen waarin nationaal ruimtelijk beleid zoveel mogelijk is ondergebracht.
Deze nota stelt ‘ruimte voor ontwikkeling’ centraal en gaat uit van het motto ‘decentraal wat kan, centraal wat moet’ .
Deze nota ondersteunt gebiedsgerichte, integrale ontwikkeling waarin alle betrokkenen participeren. Het accent verschuift van ‘toelatingsplanologie’ naar ‘ontwikkelingsplanologie’. In het rijksbeleid worden voor de gebieden buiten de ruimtelijke hoofdstructuur geen inhoudelijke uitspraken gedaan. Verantwoordelijkheden worden vooral bij provincies en gemeenten neergelegd. Het nationaal ruimtelijk beleid werkt grotendeels via het provinciale beleid (Streekplan) door naar het gemeentelijke beleid.

3.2 Provinciaal Beleid

Streekplan Gelderland 2005
De provincie heeft haar ruimtelijk beleid vastgelegd in het Streekplan Gelderland 2005. Het is op 20 september 2005 van kracht geworden en geldt nog steeds. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen. Het streekplan kent een selectieve beleidsinzet op die zaken die van provinciaal belang zijn. Daarbij hoort een grotere beleidsvrijheid en eigen verantwoordelijkheid voor gemeenten die van lokaal belang zijn. Doel van het ruimtelijk infrastructurele beleid is het streven van een goede bereikbaarheid van en in Gelderland. De provincie stimuleert het fietsverkeer op korte en middellange afstand, met name in stedelijke gebieden en naar economische centra, scholen en recreatieve voorzieningen. Bij verstedelijking moet bereikbaarheid met de fiets onderdeel zijn van de planvorming.
Ruimtelijke Verordening Gelderland
Op 22 januari 2011 is de Ruimtelijke Verordening Gelderland in werking getreden.
Met een ruimtelijke verordening stelt de provincie regels aan bestemmingsplannen van gemeenten. De provincie richt zich hierbij op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, natuur, nationale landschappen, water en glastuinbouw. Gemeenten krijgen op sommige terreinen meer beleidsvrijheid, terwijl ze op andere gebieden te maken krijgen met strikte provinciale richtlijnen.
De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, delen of gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan op deze regels afstemmen.
De invoering van de verordening betekent geen verandering in het ruimtelijk beleid van de provincie. De voorschriften in de ruimtelijke verordening zijn namelijk gebaseerd op de provinciale structuurvisie (voorheen Streekplan Gelderland 2005), streekplanuitwerkingen en – herzieningen. De verordening behelst enkel een juridische vertaling van dit beleid; er is geen nieuw beleid aan toegevoegd.
Provinciale Verkeers- en vervoer Plan II
In het Provinciale Verkeers- en Vervoer Plan (PVVP) II, vastgesteld op 30 juni 2004, stimuleert de provincie Gelderland het fietsverkeer op de korte en middellange afstand, met name in stedelijke gebieden en naar economische centra, scholen en recreatieve voorzieningen. Daarnaast zet de provincie als onderdeel van het optimaliseren van de keten in op het versterken van de relatie fiets-openbaar vervoer. De fiets speelt een belangrijke rol bij het stimuleren van het openbaar vervoer als onderdeel van de totale mobiliteitsketen. De provincie zal op locaties waar een duidelijk provinciaal belang aanwezig is, maatregelen treffen om deze keten te versterken. De provincie werkt de komende jaren aan een sluitend bovenlokaal fietsnetwerk met directe, aantrekkelijke en comfortabele fietsroutes. Dit volledig in overeenstemming met het Statenakkoord 2003-2007. Door middel van dit samenhangende systeem zullen de belangrijkste herkomsten en bestemmingen (economische centra, regionale bedrijventerreinen, scholen en recreatieve voorzieningen) worden verbonden. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen het utilitair en recreatief bovenlokale fietsnetwerk.
Gemiddeld fietst een Nederlander 2,45 kilometer per dag. Als het aan de provincie Gelderland ligt, fietst de Gelderlander dagelijks 2,9 kilometer. Daarom steekt de provincie veel energie in het scheppen van ideale fietsvoorwaarden. Het fietsen in Gelderland moet vanzelfsprekend, veilig en comfortabel zijn.

3.3 Gemeentelijk Beleid

Structuurvisie Ermelo 2015 'vitaal, groen en zorgzaam'
De structuurvisie Ermelo 2015 is op 25 januari 2001 door de gemeenteraad vastgesteld. De structuurvisie Ermelo behelst de vertaling van de gemeentelijke ambities in een ruimtelijk-economisch perspectief voor de periode tot circa 2015. Het doel van de Structuurvisie Ermelo 2015 was het vaststellen van een nieuw ruimtelijk perspectief met een integrale ontwikkelingsvisie voor de kern Ermelo en de directe omgeving. Het credo was 'een vitaal - groene ontwikkeling met een zorgzame inslag'. Dat toekomstperspectief is in de structuurvisie uitgewerkt naar verschillende deelgebieden (o.a. volkshuisvesting, werkgelegenheid, toerisme en recreatie). Door de gemeenteraad is op 26 januari 2006 de notitie Evaluatie en bijstelling Structuurvisie Ermelo 2015 vastgesteld. Daarin geeft de gemeente Ermelo aan dat de hoofdlijnen van de Structuurvisie Ermelo 2015 nog steeds actueel zijn.
Bij het deelgebied Toerisme en Recreatie is een van de speerpunten gericht op het uitbreiden en ontwikkelen van recreatieve routes en infrastructuur. Deels gaat het om uitbreiding en deels om het verbeteren van de kwaliteit van de recreatieve routes. De gemeente streeft naar een fietsstructuur waarbij de verschillende delen van de gemeente gemakkelijk en veilig per fiets te bereiken zijn. Met de aanleg van een vrijliggend fietspad in twee richtingen ter hoogte van de rotonde Julianalaan-Kolbaanweg wordt aan dit streven uitvoering gegeven.
Gemeentelijk Verkeers-en Vervoerplan (2006)
In 2006 is het Gemeentelijk Verkeers-en Vervoerplan (GVVP) geactualiseerd. Uit oogpunt van bereikbaarheid, verkeersveiligheid en leefomgeving wordt gewerkt aan een optimale inrichting van het gemeentelijke wegennetwerk. Het GVVP heeft als hoofddoelstelling de gemeente verkeersveilig en bereikbaar te maken. Deze doelstelling is vertaald in acht kernthema's (subdoelstellingen), onder meer: "er is een kwalitatief goed utilitair fietsnetwerk en ook voor de recreatieve fietser is een goed netwerk aanwezig" en "de verkeersveiligheid pakken we locatiegericht aan: op blackspots, hoofdwegenstructuur en fietsstructuur". Met de aanleg van de fietsvoorziening bij de Julianalaan wordt tegemoetgekomen aan deze twee subdoelstellingen.
De gemeente wil verder het gebruik van de fiets stimuleren en voorzien in het recreatieve fietsgebruik. Het stimuleren van de fiets in Ermelo moet er toe leiden dat de mensen eerder geneigd zullen zijn de fiets te nemen in plaats van de auto. Hierdoor verbetert ook de leefbaarheid in Ermelo.

3.4 Conclusie

De fietsvoorziening bij de Julianalaan past binnen het nationale, het provinciale en het gemeentelijke beleid.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden / Onderzoek / Verantwoording

4.1 Milieu

In het plangebied zijn diverse milieu- en omgevingsaspecten in het geding, die invloed op functies in de nabije omgeving kunnen uitoefenen. Deze aspecten komen in dit hoofdstuk aan de orde.

4.1.1 Flora en Fauna

Op grond van de Flora- en faunawet gelden algemene verboden tot het verwijderen van beschermde plantensoorten van hun groeiplaats, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplanting- of vaste rustplaatsen of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten of het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort.
Het betreft hier de aanleg van een fietspad door een gebied bestaande uit bomen, struiken en planten. Het doel is om een meer veilige fietsverbinding op dit deel van de Julianalaan te creëeren. De voorgenomen aanleg is te omschrijven als een ingreep in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Het is noodzakelijk om een natuurwaardenonderzoek te doen (natuurtoets) om een beschrijving te geven van de te verwachten effecten van de ruimtelijke ingreep op beschermde soorten. Door in een vroegtijdig stadium de natuurwaarden binnen het plangebied te beoordelen, kan hier in de planvorming rekening mee worden gehouden. Bij een veldbezoek op 27 april 2011 is het plangebied en de directe omgeving opgenomen. Uit bijgaand onderzoek (zie bijlage 1, Natuurtoets bestemmingsplan Aanleg fietspad Julianalaan Ermelo) blijken de volgende effecten op natuurwaarden.
Flora
Tijdens het veldbezoek is een aantal wilde planten aangetroffen zoals de Braam, Smalle weegbree en Bereklauw. Verder ook verschillende soorten bomen, onder meer Zomereik, Lijsterbes, Beuk. Er zijn geen beschermde en bedreigde soorten aangetroffen en op basis van de terreinkenmerken ook niet in de onderzoekslocatie te verwachten. Bij ruimtelijke ingrepen geldt automatisch een vrijstelling van verbodsartikel 8 van de Flora- en faunawet voor laag beschermde soorten. Het aanvragen van een ontheffing annex artikel 75 van de Flora- en faunawet is voor flora niet nodig.
Amfibieën
Tijdens het veldbezoek zijn geen amfibieën aangetroffen. Gezien de afwezigheid van geschikt voortplantingswater in de directe omgeving zijn deze soorten ook niet te verwachten. Een ontheffing annex artikel 75 van de Flora- en faunawet hoeft voor amfibieën derhalve niet te worden aangevraagd.
Reptielen
Tijdens het veldbezoek zijn geen reptielen aangetroffen. Het gebied is potentieel geschikt als verblijfplaats voor de Hazelworm. Er zijn geen waarnemingen uit deze omgeving bekend. Gezien de locatie is een enkel exemplaar echter niet uit te sluiten. De voorgenomen ingreep zal hierop geen effect hebben, noch op aantasting van het leefgebied. Een ontheffing annex artikel 75 van de Flora- en faunawet hoeft voor reptielen derhalve niet te worden aangevraagd.
Vlinders
Gedurende het veldbezoek zijn rupsen gevonden van diverse spanners. Er zijn geen beschermde soorten aangetroffen. het biotoop geeft geen aanleiding te veronderstellen dat beschermde soorten in het plangebied zullen voorkomen. Een ontheffing annex artikel 75 van de Flora- en faunawet hoeft voor vlinders derhalve niet te worden aangevraagd.
Libellen
Gezien het ontbreken van oppervlaktewater in of in de nabije omgeving van het plangebied zijn geen beschermde soorten libellen te verwachten. Een ontheffing annex artikel 75 van de Flora- en faunawet hoeft voor libellen derhalve niet te worden aangevraagd.
Zoogdieren
Tijdens het veldbezoek zijn vraatsporen aangetroffen van muizen, waarschijnlijk Aardmuis of Rosse woelmuis. De aanwezigheid van enkele soorten is niet geheel uit te sluiten. Het gebied heeft overigens een beperkte waarde als leefgebied voor zoogdieren. Bij de planrealisatie kunnen exemplaren en verblijfplaatsen van enkele algemene en laag beschermde kleine zoogdieren verloren gaan. Het aanvragen van een ontheffing is voor deze soorten hier echter niet aan de orde, omdat automatisch vrijstelling van de verbodsartikelen 9 en 11 uit de Flora- en faunawet geldt.
Uit diverse studies in de omgeving van het plangebied is bekend dat de Das er voorkomt. In of in de omgeving van het plangebied is bekend dat de Das er voorkomt. In of in de directe omgeving van het plangebied zijn geen aanwijzingen aangetroffen waaruit de aanwezigheid van Das blijkt. Daarnaast is het plangebied gezien de ligging geen geschikte vaste verblijfplaats. Overigens valt niet uit te sluiten dat een das het gebied sporadisch door trekt. De voorgenomen ingreep zal hierop geen effect hebben en geeft een minimale reductie van een matig geschikt foerageergebied. Het aanvragen van een ontheffing voor de Das is daarom niet nodig.
Vleermuizen
Uit een inventarisatie in 2005 blijkt de ruimere omgeving van het plangebied te worden gebruikt door Gewone dwergvleermuis en Laatvlieger om te foerageren. De Ruige dwergvleermuis is in de omgeving waargenomen. Gezien de locatie zou het plangebied geschikt kunnen zijn als foerageergebied of als onderdeel van een vliegroute. Ter indicatie is op 4 mei 2011, tussen 21:30 en 23:00 uur geluisterd met de batdetector. Er zijn daarbij circa 5 overvliegende en jagende gewone dwergvleermuizen gehoord en één Ruige dwergvleermuis. Deze soorten maken dus gebruik van het gebied, zowel als foerareergebied en als vliegroute. De aanleg van het fietspad zal dit gebruik niet teniet doen. Er zijn geen vaste verblijfsplaatsen van vleermuizen aanwezig in het plangebied. Er vindt geen aantasting plaats van (potentieel) onmisbare vliegroutes en foerageergebied en er is als gevolg van de beoogde plannen geen schade te verwachten op vleermuizen. Als, zoals dat er naar uitziet, aan weerszijden van het fietspad opslag blijft bestaan, wordt het voor beide soorten mogelijk zelfs een meer geschikt foerageergebied. Het aanvragen van een ontheffing is vloor vleermuizen niet aan de orde.
Vogels
Ondanks dat er geen volledige broedvogelinventarisatie is uitgevoerd kan op basis van waarnemingen tijdens het veldbezoek, de terreingesteldheid, bekende verspreidingsgegevens en ervaring een uitspraak worden gedaan over de mogelijke soortensamenstelling.
Aan de hand van de terreinkenmerken is vastgesteld dat de onderzoekslocatie een mogelijke waarde heeft als broedgebied voor vogels. Het betreft bosgebied met opslag van planten en struiken. Daarnaast zijn takkenhopen en boomrestanten aanwezig die als schuil- en nestelplek kunnen dienen. Tijdens het veldbezoek zijn de volgende soorten gehoord en/of gezien:
Koolmees, Pimpelmees, Boomkruiper, vink, Merel, Zanglijster, Gaai, Zwartkop, Roodborst, Winterkoning, Grote bonte specht en Tjeftjaf. Er is gezocht naar holtes in de bomen geschikt voor holenbroeders. Deze zijn vanaf de grond niet waargenomen.
In het algemeen kan worden gesteld dat ingrepen in het plangebied tijdens het broedseizoen (15 maart - 15 juli) sterke negatieve effecten hebben op de meeste vogelsoorten door vernietiging van broedplaatsen en verstoring van de reproductie. Wettelijk gezien wordt daarom ook geen ontheffing verleend indien (broed)vogels worden verstoord. De effecten op (broed)vogels in het plangebied en de directe omgeving zullen naar verwachting beperkt of nihil zijn. In de directe omgeving zijn er overigens voldoende alternatieven, zowel om te nestelen als om voedsel te zoeken. Indien voor of na het broedseizoen bomen, struweel en vegetatie worden verwijderd, blijven effecten tijdens het broedseizoen naar verwachting beperkt.
Eventuele nestlocaties binnen en buiten de onderzoekslocatie mogen niet worden verstoord. In de onderzoekslocaties zijn geen nestplaatsen van vogelsoorten met een vaste verblijfplaats te verwachten zoals spechten, roofvogels en uilen.
Werkzaamheden die broedbiotopen van vogels verstoren of beschadigen dienen altijd te worden voorkomen. Dit is mogelijk door gefaseerd te werken en de uitvoering in elk geval op te starten buiten het broedseizoen van de aanwezige vogels. Indien dat niet mogelijk is dan moet aantoonbaar zijn onderzocht (door een deskundige) dat er geen verstoring van broedvogels heeft plaatsgevonden.
Advies
  • Uitvoering van de werkzaamheden, met name het kappen van bomen en het verwijderen van de opslag, zoveel mogelijk laten plaatsvinden buiten de broedperiode (15 maart- 15 juli) en bij voorkeur tussen september en december. Overigens mogen ook vroege of late legsels niet worden verstoord.
  • Bij uitvoering van de werkzaamheden altijd invulling geven aan algemene "zorgplicht" (art. 2 Flora- en faunawet), wat inhoudt dat de initiatiefnemer passende maatregelen neemt om schade aan beschermde soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Eventuele uitvoering volgens de "Gedragscode Flora- en faunawet voor de bouw- en ontwikkelsector" geeft hiervoor een goede basis.
  • De in het plangebied al aanwezige oude boomstronken en grof dood hout niet afvoeren maar verplaatsen tot buiten de plangrens. Dergelijke elementen verhogen de variatie in het gebied en vormen goede schuilplaatsen en voedselbronnen voor allerlei soorten.
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt buiten de bebouwde kom van Ermelo. Het gebied bestaat uit bos en opslag. In de omgeving staan verspreid woningen en zijn kleinschalige bedrijven aanwezig.
Natura 2000
Natura 2000 is het grootste initiatief op het gebied van natuurbescherming in Europa. Het is een samenhangend, Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. Het netwerk wordt gerealiseerd door bijdragen van alle lidstaten van de Europese Unie. Behoud en herstel van de biodiversiteit in de Europese Unie is het doel. De Natura 2000-gebieden worden aangewezen op basis van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. De kortste afstand van het plangebied tot Natura2000 gebied Veluwe bedraagt circa 930 meter.
Diverse habitats en soorten van de veluwe zijn beschermd, zoals enkele bos- en heidetypen. Specifieke bescherming is er voor o.a. het Vliegend hert, Gevlekte witsnuitlibel en Kamsalamander. Relevante vogelsoorten zijn o.a. Wespendief, Zwarte specht, Boomleeuwerik, Nachtzwaluw en IJvogel. Voor het Veluwerandmeer zijn kranswierwateren en meren met krabbescheer beschermde habitats en soorten als Meervleermuis, Kleine modderkruiper, Roerdomp en Grote karekiet.
Geen van deze relevante habitats en soorten zijn in het plangebied aangetroffen of te verwachten. Gezien de biotoopeisen van de relevante soorten in relatie tot het plangebied en de huidige terreingesteldheid zijn hier ook geen voortplantings-, foerageer-, overwintering- of vaste (rust)plaatsen te verwachten. De beoogde ingreep c.q. de aanleg van het fietspad heeft daarmee geen effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van de aangewezen habitattypen, Habitatrichtlijnsoorten en Vogelrichtlijnsoorten. Realisatie brengt de instandhoudingsdoelstellingen van de Veluwe en de Veluwerandmeren niet in gevaar.
Externe werking
Niet alleen activiteiten in een Natura 2000-gebied hebben invloed op de staat van instandhouding van het gebied, ook activiteiten buiten het gebied kunnen de waarden in een gebied beïnvloeden. Dit wordt de "externe werking" genoemd. Er bestaat geen ruimtelijke grens voor externe werking: bepalend zijn de effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van de soorten en habitattypen in het Natura 2000-gebied, ongeacht de afstand tot het beschermde gebied. Deze "onbegrensdheid" biedt veel ruimte tot interpretaties. Uitgangspunt is dat externe werking de bestaande activiteiten zo weinig mogelijk hindert.
De indicatoren voor verstoring en verslechtering noemt de Leidraad van de Europese Commissie (2000):
  • Verslechtering van kwaliteit van een habitat treedt op wanneer in een bepaald gebied de door dit habitat ingenomen oppervlakte afneemt of wanneer het met de specifieke structuur en functies die voor de instandhouding van het habitat op langere termijn noodzakelijk zijn, dan wel met de staat van instandhouding van de met dit habitat geassocieerde typische soorten, in dalende lijn gaat in vergelijking met de begintoestand.
  • Verstoring van een soort in een gebied treedt op wanneer uit populatiedynamische gegevens betreffende de soort in dat gebied blijkt dat de soort het gevaar loopt, in vergelijking met de begintoestand, niet langer een levensvatbare component van het natuurlijke habitat te zullen blijven.
De realisatie van het fietspad heeft geen van de genoemde effecten tot gevolg, waarmee externe werking zeer onwaarschijnlijk is.

4.1.2 Luchtkwaliteit, akoestiek en geur

Luchtkwaliteit
Ten aanzien van de luchtkwaliteit geldt dat de aanleg van de fietsvoorziening niet zal leiden tot toename van concentraties stikstofdioxide (NO2) of fijnstof (PM10). Dit levert dan ook geen belemmering voor uitvoering van het plan op.
Akoestiek
Ten aanzien van geluidhinder is de Wet geluidhinder van kracht. Doel van deze wet is het terugdringen van hinder als gevolg van geluid en het voorkomen van een toename van geluidhinder in de toekomst. In de wet is bepaald dat elke weg in principe een zone heeft, waar aandacht aan geluidhinder moet worden besteed. De Wet geluidhinder onderscheidt geluidsgevoelige objecten enerzijds en niet-geluidsgevoelige objecten anderzijds. Voor een fietspad is geen geluidszonering van toepassing. Ook is er bij de aanleg van het fietspad geen sprake van verplaatsing van de naastliggende weg. Er zijn daarom geen belemmeringen te verwachten op grond van de Wet geluidhinder.
De aanleg van de fietsvoorziening bij de Julianalaan betreft geen reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder.Dit levert dan ook geen belemmering voor de uitvoering van het plan op.
Geur
Geur is niet aan de orde. Dit geldt voor zowel de aanlegfase van het fietspad als ook voor de gebruiksfase daarvan. Dit levert eveneens geen belemmering voor de uitvoering van het plan op.

4.1.3 Bodem

Bij de gemeente zijn geen bodemonderzoeken bekend die betrekking hebben op de locatie waar het fietspad zal worden aangelegd.
Om het project te realiseren en ter plaatse een fietsvoorziening aan te leggen is een wijziging van het bestemmingsplan noodzakelijk. Nu het hier gaat om het aanleggen van een fietspad en het geen verblijfsruimte betreft, is geen bodemonderzoek vereist. Bij het toetsen van de financiële haalbaarheid van het plan is bekeken of op de locatie waar het fietspad wordt aangelegd, mogelijk bodemverontreiniging aanwezig is.
Op grond van de bodemkwaliteitskaart en op basis van historische informatie kan aangenomen worden dat bodemverontreiniging niet valt te verwachten. Het uitvoeren van een bodemonderzoek ter plaatse is daarom ook niet nodig.

4.2 Water

Algemeen
Het plan ligt ten westen van spoorlijn Zwolle – Amersfoort, ter hoogte van de Julianalaan
en valt buiten bestaand stedelijk gebied. Het plan bevindt zich niet binnen enige Keurzone of binnen de zoekgebieden voor waterberging zoals deze staan weergegeven in het Streekplan. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor en door (grond)water in de omgeving.
Grondwater
Het grondwaterpeil ligt tussen de 170 en 240 cm onder maaiveld. Er is in en om het gebied geen grondwateroverlast bekend. Het gebied ligt niet in de grondwaterfluctuatiezone zoals provincie Gelderland deze heeft gedefinieerd. Door
heersende grondwaterstand en de aard van de werkzaamheden (oppervlakkige graafwerkzaamheden en aanbrengen van verharding zal grondwater geen overlast veroorzaken in dit plan en niet structureel afgevoerd worden. Hierdoor zal het plan ‘grondwaterneutraal’ worden ontwikkeld.
Hemelwater zal vanaf de aangebrachte verharding worden afgevoerd naar de onverharde bermen en daar binnen het plangebied worden geïnfiltreerd.
Door bodempassage wordt voorkomen dat het te infiltreren hemelwater de bodem en het grondwater verontreinigt.
Ingrepen voortkomend uit dit plan zullen geen bodemlagen aantasten als gevolg waarvan
het grondwatersysteem verandert.
Oppervlaktewater
Naar aanleiding van dit plan zal geen extra oppervlaktewater (in verbinding staand met het oppervlaktewatersysteem) gecreëerd worden. Ook zal er niet geloosd worden op het oppervlaktewater.
Doordat er geen oppervlaktewater in de naburige omgeving bevindt en er geen gevaarlijke stoffen worden gebruikt in combinatie met de toekomstige bestemming, heeft het plan geen nadelige gevolgen voor de oppervlaktewaterkwaliteit. Het plan veroorzaakt geen nadelige gevolgen voor of door het oppervlaktewatersysteem in de omgeving.
Natuur
Binnen en nabij het plangebied komt waterafhankelijke natuur voor. Doordat er slechts een beperkte toename plaatsvindt van verhard of bebouwd oppervlak heeft het plan geen nadelige gevolgen voor waterafhankelijke natuur.
DWA en RWA
De geringe hoeveelheid ontvangen hemelwater zal middels infiltratievoorzieningen van voldoende capaciteit worden geborgen in de bodem. Oppervlaktewater is in de nabijheid niet aanwezig.
Procedures
Doordat dit plan kleiner dan 1500 m2 is, buiten Keurzones valt, het geen HEN-water inclusief beschermingszone betreft, er niet meer dan de landelijke afvoernorm geloosd gaat worden op oppervlaktewater, buiten de zoekgebieden voor waterberging valt, geen landgoed, weg(en), spoorlijn(en), Tracéwet, damwand(en), scherm(en), ontgrondingen et cetera betreft, valt het onder de “postzegelplannen” zoals Waterschap Veluwe die vanuit het oogpunt van de watertoets heeft gedefinieerd. Dit betekent dat voor dit plan het “standaard wateradvies” geldt. Afwijkingen hiervan en afwijkingen op de plankaart hebben wij beargumenteerd weergegeven in deze waterparagraaf.
Bij negatieve effecten voor het watersysteem is weergegeven hoe deze gemitigeerd en wel gecompenseerd zijn.
Aangezien het plan zich buiten stedelijk gebied bevindt, zal het zoals afgesproken niet in het vooroverleg/watertoetsadviesoverleg aan Waterschap Veluwe worden voorgelegd.
Eventueel benodigde vergunningen worden niet met deze waterparagraaf geregeld en zullen via daarvoor bedoelde procedures verkregen moeten worden.

4.3 Externe Veiligheid

Hoge en middendruk aardgastransportleidingen
Het fietspad langs en nabij de rotonde Julianalaan ligt nagenoeg geheel binnen het buffergebied van de aardgasleiding met een diameter van 12 inch en met een gasdruk van 40 bar. Uit de rapportage van de Gasunie (rapport van Tebodin) blijkt dat voor alle gasleidingen de PR 10-6/contour op de leiding ligt; met andere woorden de PR 10-6/contour = 0. In tabel 34 van het rapport van Tebodin is de oriënterendewaarde vermeld van de huidige en de toekomstige situatie. De toekomstige situatie bestaat uit aanpassingen in bestemmingsplannen en nieuwbouw. In beide situaties bedraagt de oriënterendewaarde 0,24. Boven een oriënterende waarde van 1 is een verantwoording nodig van het groepsrisico. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) maakt een onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Hiernaast geeft het Bevi een overzicht van type gebouwen en functies die onder één van deze twee categorieën valt. Samengevat kan de volgende onderverdeling gemaakt worden:
- Kwetsbaar: (1) woningen, (2) gebouwen bestemd voor het verblijf van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, en (3) gebouwen waarin grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig plegen te zijn.
- Beperkt kwetsbaar: (1) woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare, (2) kleinere kantoorgebouwen en hotels, restaurants, winkels, sporthallen, zwembaden en speeltuinen, bedrijfsgebouwen, (3) objecten met een hoge infrastructurele waarde.
De fietsvoorziening kan worden onderverdeeld in de categorie "beperkt kwetsbaar". De personen die gebruik maken van het fietspad verblijven daar kort in vergelijking met in een woning. Dit bezien in samenhang met het gegeven dat de oriënterendewaarde minder bedraagt dan 1, is er geen nader onderzoek nodig naar de hoogte van het groepsrisico.
Spoorbaan tussen Amersfoort en Zwolle
Het fietspad langs de weg die op de westelijke kant op de rotonde in de Julianalaan aansluit ligt op een afstand van circa 130 meter van de spoorbaan tussen Amersfoort en Zwolle. Volgens paragraaf 2.1.2 wordt de ligging van de PR 10-7/jaar en PR 10-8/jaar contour bepaald door het transport van zeer giftige vloeistoffen (stofcategorie D4) in combinatie met LPG (stofcategorie A). Indien het transport van de stofcategorie D4 in speciale spoorketelwagons wordt vervoerd dan is uitsluitend het transport van LPG bepalend voor de ligging van de PR 10-8/jaar contour. Het LPG transport is vanwege het grote invloedsgebied als gevolg van een BLEVE (Boiled Liquid Expanding Vapor Explosion) van een spoorketelwagon eveneens bepalend voor het groepsrisico.
Een BVLE van de transporteenheid met LPG is bepalend voor de omvang van het groepsrisico. Voor een spoorketelwagon bedraagt de straal van een vuurbal 100 meter. Zoals eerder genoemd ligt het beginpunt van het fietspad op 130 meter afstand van de spoorbaan tussen Amersfoort en Zwolle. Hier komt bij dat een gedeelte van het transport van gevaarlijke stoffen straks via de nog aan te leggen Hanzelijn wordt getransporteerd. dat betekent dat er geen nader onderzoek nodig is naar de hoogte van het groepsrisico.
Provinciale weg N303
De provinciale weg N303 is de verbindingsweg tussen Voorthuizen en Harderwijk en loopt via Putten dwars door de gemeente Ermelo. Het fietspad langs de weg die op de westelijke kant op de rotonde in de Julianalaan aansluit, ligt op een afstand van circa 850 meter van de provinciale weg N303. Hiermee ligt het fietspad buiten de invloedssfeer van de provinciale weg N303. Dit betekent dat er geen nader onderzoek nodig is naar de hoogte van het groepsrisico.

4.4 Kabels &Leidingen

Op basis van een klickmelding is geconstateerd dat in het plangebied geen bijzondere kabels en leidingen zijn aangetroffen waar voor de aanleg van het fietspad rekening mee hoeft te worden gehouden. Voorafgaande aan de uitvoering van de werkzaamheden zal een nieuwe klickmelding worden gedaan.

4.5 Archeologie

Het tracé van het fietspad ligt volgens de archeologische beleidskaart van de gemeente Ermelo in een gebied met een hoge archeologische verwachting. Het beleid geeft aan dat bij ingrepen dieper van 0,30 meter beneden maaiveld en groter dan 100 m² een inventariserend archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd.
Ter voorbereiding van de realisatie van de zogenaamde Tweede Verbindingsweg, later Kolbaanweg genoemd, is in 1999 een inventariserend archeologisch onderzoek uitgevoerd door het archeologisch onderzoeksbureau RAAP. Dit onderzoek is in een groter plangebied uitgevoerd dan het huidige tracé van de Kolbaanweg betreft. Het onderzoek heeft ook plaatsgevonden op het tracé voor het fietspad Julianalaan dat momenteel in voorbereiding is.
Uit het inventariserende archeologische onderzoek is gebleken dat de verwachte archeologische waarde niet is aangetroffen. Uit het bureau- en proefboringenonderzoek zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen die bevestigen dat sprake is van een hoge archeologische verwachtingswaarde. Het bureau heeft de gemeente geadviseerd om de verwachtingswaarde bij te stellen van een hoge verwachting naar een lage verwachting en adviseert om geen verder onderzoek te doen.
Voor de aanleg van het fietspad Julianalaan is hierdoor geen archeologisch onderzoek meer nodig.

4.6 Groen

Bij het plangebied heeft een inventarisatie plaatsgevonden van het aldaar aanwezige bomenbestand. Als uitgangspunt geldt dat waardevolle bomen in stand moeten worden gehouden. Bij het maken van de keuze voor de aanleg van de fietsvoorziening is hier zoveel mogelijk rekening mee gehouden. Onvermijdelijk is echter dat een aantal bomen gekapt zal worden. Voor het plangebied is het boscompensatiebeleid van de provincie van toepassing. In totaal zal er 200 m2 bos worden gekapt. Er geldt een compensatiefactor van 1.3. Dit betekent dat in totaal 260 m2 aan bos gecompenseerd dient te worden. Er is nog niet bekend waar (op welke locatie) de boscompensatie zal plaatsvinden) De compensatieverplichting zal worden meegenomen in het kader van het "uitvoeringsprogramma boscompensatie" van de gemeente Ermelo. De boscompensatie voor de aanleg van het fietspad is hiermee verzekerd.

4.7 Consequenties Van Wijziging Bestemmingsplan

Uit de paragrafen 4.1, 4.3, 4.4 en 4.6 komt naar voren dat er geen belemmeringen zijn om het fietspad op deze locatie aan te leggen. In de paragrafen met betrekking tot water (paragraaf 4.2) en archeologie (paragraaf 4.5) wordt omschreven op welke wijze rekening wordt gehouden met de eisen die vanuit deze verschillende disciplines worden gesteld.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Uitgangspunten Voor Wijziging

Het gaat hier om een klein bestemmingsplan dat de aanleg van een fietsvoorziening langs en bij de rotonde Julianalaan-Kolbaanweg mogelijk maakt. Doel is het vergroten van de verkeersveiligheid van fietsers ter plaatse. Met dit bestemmingsplan wordt de huidige bestemming van het plangebied gewijzigd in de bestemming "Verkeer" alsmede in de bestemming "Groen".

5.2 Stedenbouwkundige Afweging Plangebied

Door de gemeente zijn een drietal opties voor de aanleg van de fietsvoorziening onderzocht, te weten:
- optie A (een rijbaan met suggestiestroken);
- optie B (rijbaan met één suggestiestrook en vrijliggend fietspad, één-richting);
- optie C (vrijliggend fietspad in twee-richtingen).
Deze opties zijn beoordeeld en afgewogen aan de hand van de volgende criteria:
  • verkeersveiligheid (fietsers op rijbaan, oversteek rijbaan en aansluiting overige wegen);
  • omgeving (aantal te kappen bomen, verwijderen overige beplanting);
  • kosten (uitvoering, aankoop grond, verleggen kabels & leidingen, extra verleggen vrijliggend fietspad).
De gemeente heeft op basis daarvan gekozen voor de optie van het vrijliggende fietspad in twee-richtingen.

Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten

6.1 Algemeen

In deze paragraaf worden de van het bestemmingsplan deeluitmakende regels, voor zover nodig geacht, van een nadere toelichting voorzien.
De regels geven inhoud aan de op de plankaart gegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet mogen worden gebruikt en wat en hoe er gebouwd mag worden. Bij de opzet van de regels is getracht het aantal regels zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen, wat werkelijk noodzakelijk is.
De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:
  1. Inleidende regels.
  2. Bestemmingsregels.
  3. Algemene regels.
  4. Overgangs- en slotregels.
In hoofdstuk I worden enkele in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze dient te worden gemeten.
In hoofdstuk II worden specifieke regels gegeven voor de op de plankaart aangegeven bestemmingen en aanduidingen. De artikelen bestaan in elk geval uit een bestemmingsomschrijving en bouwregels. In beginsel is de bestemmingsomschrijving bepalend voor het gebruik (zowel in ruime als in enge zin) van de grond.
Hoofdstuk III bevat bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in een afzonderlijke paragraaf onder te brengen.
Hoofdstuk IV bevat de strafbepaling, de overgangsbepalingen en de slotbepaling.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

Het betreft hier een project van geringe omvang. De gemeente is eigenaar van de gronden in het plangebied. De gemeenteraad heeft voor de kosten van het project budget beschikbaar gesteld.

Hoofdstuk 8 Overleg En Inspraak

8.1 Inspraak

Het ontwerpbestemmingsplan Fietspad Julianalaan ligt na vaststelling door het college van burgemeester en wethouders gedurende zes weken ter inzage. Tijdens deze periode kan een ieder zijn of haar zienswijzen op dit plan kenbaar maken. Deze zienswijzen worden beantwoord in een reactienota.

Tijdens deze periode hebben wij één zienswijze ontvangen. Deze zienswijze hebben wij beantwoord in de Nota beoordeling zienswijzen bestemmingsplan fietspad Julianalaan.

8.2 Overleg Ex. Artikel 3.1.1 Besluit Ruimtelijke Ordening

Aangezien het plan zich buiten stedelijk gebied bevindt, zal het zoals afgesproken niet in het kader van vooroverleg/ watertoetsadviesoverleg aan het Waterschap Veluwe worden voorgelegd.
Het plan raakt geen provinciale belangen en wordt derhalve
niet
naar de provincie Gelderland gestuurd.
Het plan raakt geen nationale belangen en wordt derhalve
niet
naar landelijke diensten gestuurd. Daarnaast is het plan niet van betekenis voor de buurgemeenten en blijft toezending aan die bestuursorganen achterwege.