Kerklaan - Postlaantje
Bestemmingsplan - Gemeente Ermelo
Vastgesteld op 25-04-2018 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan 'Kerklaan-Postlaantje' van de gemeente Ermelo;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0233.BPkerklnpostlntje-0402 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.3 de verbeelding:
de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 aan huis gebonden beroep:
een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij in overwegende mate de woonfunctie blijft behouden en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.7 achtererf:
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant van het hoofdgebouw;
1.8 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.9 bebouwingspercentage:
de oppervlakte van gebouwen uitgedrukt in procenten van de nader aangegeven gronden;
1.10 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.11 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.12 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.13 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.14 bijzondere woonvorm:
woningen of een woongebouw, waarin al dan niet zelfstandige woningen zijn opgenomen met gemeenschappelijke voorzieningen ten behoeve van verzorgingsbehoevenden en/of ouderen.
1.15 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.16 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.17 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.18 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.19 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.20 commerciële voorzieningen:
voorzieningen waaronder wordt verstaan: detailhandel (waarvan supermarkten uitgezonderd), dienstverlening en bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, kantoren, maatschappelijke voorzieningen en horeca in de categorie 1 van de Lijst van horecabedrijven;
1.21 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.22 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.23 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij afnemers rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;
1.24 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;
1.25 erker:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.26 garage:
overdekte berg- en bewaarplaats voor auto’s en (motor)fietsen;
1.27 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.28 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.29 kap:
Een dakafdekking van een gebouw met een geheel of gedeeltelijk hellend dakvlak;
1.30 lijst van horecabedrijven:
een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van horecabedrijven;
1.31 Lijst van niet-publiekgerichte bedrijfsmatige bedrijven aan huis:
een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van niet-publiekgerichte bedrijfsmatige bedrijven aan huis;
1.32 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociale, culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, medische voorzieningen waaronder huisartsen, dierenartsen, tandartsen en fysiotherapie, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie – met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren – en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, wonen in bijzondere woonvormen, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.33 peil:
- a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;
1.34 pension
het geven van kost en inwoning tegen vaste betaling in een gebouw of gedeelte van een gebouw;
1.35 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de om-vang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.36 staat van bedrijfsactiviteiten:
een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;
1.37 terras:
een buiten de besloten ruimte liggend deel van een horecabedrijf of detailhandelsbedrijf met ondergeschikte horeca waar sta- en zitgelegenheid kan worden geboden ten dienste van het horecabedrijf en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt;
1.38 voorerf:
erf aan de voorkant en de naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant tot maximaal 1 m achter de voorkant van het hoofdgebouw;
1.39 voorgevel:
de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door het college aan te wijzen gevel;
1.40 woning:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, krachtens aard en indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden;
1.41 woongebouw:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, in welk gebouw of welk gedeelte twee of meer woningen zijn gelegen die zijn te bereiken door een of meer gemeenschappelijke verkeersruimten;
1.42 woonhuis:
een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat;
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 Algemeen
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- en bestemmingsgrenzen niet meer dan 2 m bedraagt.
2.3 Uitzondering goothoogte
Een hogere goothoogte dan is voorgeschreven in deze regels is toegestaan, mits in de vorm van een terugwijkende hogere goot die niet uitsteekt boven het denkbeeldige dakvlak geprojecteerd vanaf de maximaal toegelaten goothoogte met een dakhelling van 55º of de lagere dakhelling als die is voorgeschreven in deze regels.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Centrum
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke bouwregels
3.4 Strijdig gebruik
Artikel 4 Gemengd
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. dienstverlening;
- b. kantoren;
- c. maatschappelijke voorzieningen;
- d. bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- e. uitsluitend een garage ter plaatse van de aanduiding 'garage';
- f. pensions;
- g. wonen.
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke bouwregels
4.4 Strijdig gebruik
Artikel 5 Groen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de versterking en bescherming van groene waarden;
- b. in- en uitritten ten behoeve van naastgelegen percelen;
met daarbij behorende gebouwen -niet zijnde bedrijfswoningen-, bouwwerken geen gebouwen zijnde, groenvoorzieningen, wegen en paden, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.
5.2 Bouwregels
Artikel 6 Tuin
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuin behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, privésportvoorzieningen zoals zwembaden en tennisbanen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding en erven en gebouwen ten dienste van de naastgelegen woonbestemming.
6.2 Bouwregels
Artikel 7 Verkeer - Verblijfsgebied
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met hoofdzakelijk een functie voor de ontsluiting van de aanliggende percelen;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, bermen, groen- en parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.
7.2 Bouwregels
Artikel 8 Wonen - Woongebouw
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Woongebouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woongebouwen waarbij geldt dat het percentage aan sociale huurwoningen en sociale koopwoningen minimaal 50 % van het totaal aantal woningen bedraagt;
- b. ruimte voor een aan huis gebonden beroep en ondergeschikte maatschappelijke functies;
- c. commerciële voorzieningen (supermarkten uitgezonderd), uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'centrum' en uitsluitend op de begane grond;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, privésportvoorzieningen zoals zwembaden en tennisbanen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.
8.2 Bouwregels
8.3 Specifieke bouwregels
8.4 Specifieke gebruiksregels
8.5 Strijdig gebruik
Artikel 9 Waarde - Archeologie H
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie H' aangewezen gronden zijn naast de andere voor die gronden aangewezen basisbestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.
9.2 Bouwregels
Op de voor 'Waarde - Archeologie H ' aangewezen gronden mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd of bestaande gebouwen worden vergroot indien en voor zover:
- a. het nieuwe gebouw of de uitbreiding groter is dan 100 m2, en
- b. daarvoor de grond dieper dan 0,3 m zal worden geroerd.
9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de bestemming 'Waarde - Archeologie H ', indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit mogelijk is.
Artikel 10 Waarde - Waardevolle Boom
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Waardevolle boom' aangewezen gronden zijn naast de andere voor die gronden aangewezen basisbestemmingen, tevens bestemd voor de instandhouding van waardevolle bomen.
10.2 Bouwregels
Op de voor 'Waarde - Waardevolle boom ' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.
10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 11 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 12 Algemene Bouwregels
12.1 Bestaande afmetingen
In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
12.2 Bestaande afstanden
In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.
12.3 Bestaande percentages
In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
12.4 Bestaande gebouwen buiten bouwvlak
In die gevallen dat een bestaand gebouw, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, in afwijking van de bouwregels in hoofdstuk 2, is gebouwd buiten een bouwvlak, geldt die situering als grens van het bouwvlak.
12.5 Ondergronds bouwen
Ondergrondse bebouwing is uitsluitend toegestaan daar waar op grond van dit bestemmingsplan gebouwen mogen worden gebouwd, met een diepte van maximaal één bouwlaag. In die gevallen dat een bestaand ondergronds bouwwerk, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, in afwijking hiervan is gebouwd, geldt die situering en diepte ter plaatse als maximale bouwmogelijkheid.
Artikel 13 Algemene Gebruiksregels
13.1 Seksinrichting
Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of het laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.
13.2 Parkeernormen
Artikel 14 Algemene Afwijkingsregels
14.1 Afwijkingsbevoegdheid
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. de bij recht in de voorschriften gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, uitgezonderd bouwhoogtes;
- b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- c. de bestemmingsbepalingen met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de vrijstelling gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
- d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
- e. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde en toestaan dat de bouwhoogte van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot niet meer dan 25 m, met dien verstande dat voor zendmasten geldt dat aangetoond dient te zijn dat plaatsing op een gemeentelijke voorkeurslocatie niet mogelijk is;
- f. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
- 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
- 2. schotelantennes;
- 3. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
- 4. (hoek-)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits de (verlengde) bouwvlakgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden;
- g. het bepaalde ten aanzien van de maximale hoogte van gebouwen en toestaan dat de hoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en schotelantennes, indien de oppervlakte van de vergroting van de verhoging niet meer bedraagt dan 1 m2, met dien verstande dat de oppervlakte van de vergroting ten behoeve van een liftkoker niet meer bedraagt dan 4 m2.
14.2 Afwegingskader
De in artikel 14.1bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de woonsituatie;
- c. de milieusituatie;
- d. de verkeersveiligheid;
- e. de sociale en/of externe veiligheid;
- f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
15.1 Overgangsrecht bouwwerken
15.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 16 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Kerklaan-Postlaantje.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van .....................................................
De voorzitter, De griffier,
……………… ………………
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Het gebied tussen de Kerklaan en het Postlaantje is een te vernieuwen terrein gelegen in het centrum van Ermelo. Het gebied is in eigendom van woonstichting UWOON. Samen met de gemeente en omwonenden is UWOON reeds enkele jaren in gesprek over de toekomstige invulling van het gebied in het kader van centrumvernieuwing.
Inmiddels heeft het plan definitieve vormen aangenomen in de vorm van de realisatie van 62 appartementen en 363 m2 aan commerciële ruimte. Voor dit plan is reeds een inrichtingsplan opgesteld.
De beoogde ontwikkeling van de locatie past niet binnen het vigerende bestemmingsplan "Kom Ermelo". Daarom wordt voor het gebied een nieuw bestemmingsplan opgesteld om de beoogde ontwikkeling mogelijk te maken.
Dit bestemmingsplan is conform de Wet ruimtelijke ordening opgesteld, wat betekent dat het plan volgens de nationale standaard (SVBP 2012) is opgesteld en digitaal toegankelijk is. Qua systematiek van bestemmingen is aangesloten bij het voorheen geldende bestemmingsplan Kom Ermelo.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied is gesitueerd in het centrum van Ermelo, tussen de Kerklaan en het Postlaantje. Dit gebied ligt ten zuiden van de Stationsstraat en ten oosten van het winkelcentrum "De Enk", dat samen met het Pauwenplein het centrale winkelgebied van Ermelo vormt. Op de onderstaande afbeelding is de huidige situatie weergegeven.
Afbeelding – huidige situatie projectgebied
1.3 Geldend Bestemmingsplan
Ter plaatse van de gronden geldt het vigerende bestemmingsplan “Kom Ermelo”, vastgesteld op 23 januari 2013. De gronden binnen het projectgebied hebben de bestemmingen “Maatschappelijk”, “Centrum” en voor een klein deel “ Bedrijf” (zie onderstaande afbeelding).
Afbeelding - Ligging plangebied in bestemmingsplan 'Kom Ermelo'
Voor het plangebied en de omgeving geldt ook de dubbelbestemming Waarde - Archeologie H, die regels bevat ter bescherming van het archeologisch bodemarchief. Ter bescherming van waardevolle bomen is voor een deel van het plangebied de dubbelbestemming Waarde - Waardevolle boom opgenomen.
In het vigerend bestemmingsplan is al rekening gehouden met een herontwikkeling in die zin dat voor een groot deel een wijzigingsbevoegdheid naar de bestemming 'Gemengd' is opgenomen. Aangezien het te ontwikkeling gebied groter is dan het wijzigingsgebied is een herziening van het bestemmingsplan nodig.
Hoofdstuk 2 Het Plan
2.1 Ontstaansgeschiedenis
Rondom de kern en de oude uitvalswegen, zoals de Dokter Holtropstraat en de Stationsstraat, heeft in de loop der jaren verdichting van bebouwing plaatsgevonden. Doordat de verdichting over de langere tijd heeft plaatsgevonden is de architectonische en stedenbouwkundige diversiteit groot. Het resultaat is een gevarieerd bebouwingsbeeld en een gevarieerde stedenbouwkundige structuur. Er is op basis van een analyse van historische routes wel een hoofdstructuur te definiëren.
2.2 Bestaande Ruimtelijke Situatie
Het gebied tussen de Kerklaan en het Postlaantje ligt midden in het centrum van Ermelo. Zowel de Kerklaan als het Postlaantje komen uit op de Stationsstraat. Het gebied ligt ten zuiden van de looproute van het station van Ermelo naar het winkelgebied. Het centrum biedt een mix aan verschillende functies, zoals winkels, woningen, maatschappelijke voorzieningen, kantoren, e.d. Diverse binnenterreinen, doorzichten en de veelheid van bouwstijlen en functies zijn daarnaast kenmerkend voor dit gebied.
Naast de grote variëteit aan functies is het bebouwingsbeeld gevarieerd - van kleinschalige woonbebouwing tot grootschalige winkelbebouwing - en is er sprake van een rafelige stedenbouwkundige structuur. Deze ontwikkeling is ontstaan doordat rondom de kern en de oude uitvalswegen, zoals de langs het plangebied gelegen Stationsstraat, in de loop der jaren een verdichting van de bebouwing heeft plaatsgevonden. Omdat deze verdichting een langere periode besloeg, zijn uiteenlopende stedenbouwkundige en architectonische principes toegepast. Daarnaast hebben zich in de loop der tijd diverse wijzigingen voorgedaan op het gebied van het stratenpatroon, de bebouwingstypologie en de korrelgrootte van de bebouwing.
Ten oosten van het plangebied ligt Winkelcentrum "De Enk", dat in de jaren '70 is gerealiseerd en samen met het noordelijk gelegen Pauwenplein het hart van het winkelgebied in Ermelo vormt. Ook langs de noordkant van het plan gebied, langs de Stationsstraat, zijn diverse winkels en horeca gevestigd. Aan de westzijde van het plangebied, langs de Kerklaan en de Burgemeester van Oordtstraat, is een mix van woonhuizen, bedrijven, maatschappelijke organisaties en winkels gevestigd.
In het plangebied zelf staat een voormalige school, De Wegwijzer. Deze school is na terugloop van het aantal leerlingen op 1 augustus 1985 gesloten. Het gebouw kreeg een andere functie - aanvankelijk nog wel met een onderwijsbestemming. In 1994 kreeg het de functie van activiteitencentrum, en behield het gebouw wel de naam "De Wegwijzer". Sinds 2009 is een gezondheidscentrum gehuisvest in het voormalige schoolgebouw. Ten noorden van het plangebied ligt de Gereformeerde Kerk van Ermelo. Op het perceel zijn verder appartementen en garageboxen aanwezig.
Monumentale bomen
In en direct rond het plangebied bevindt zich een aantal monumentale bomen die behouden dienen te worden. In onderstaande afbeelding zijn deze weergegeven.
Afbeelding monumentale bomen gemeente Ermelo (de donkerblauwe cirkels geven de particuliere monumentale bomen weer)
Binnen het plangebied bevinden zich volgens bovenstaande kaart zes (particuliere) monumentale bomen en er bevindt zich één net buiten het plangebied. De kroonprojectie van deze boom bevindt zich wel binnen het plangebied. Uit onderzoek (inmeting, zie paragraaf 3.6) is gebleken dat zich binnen het plangebied vijf monumentale bomen bevinden.
De basisvoorwaarden om een boom als monumentaal aan te merken is dat deze minimaal 50 jaar oud is en van belang door zijn leeftijd, functie(s) of zeldzaamheid. Tevens mag de boom geen onherstelbare slechte conditie hebben. Enkele specifieke kenmerken waarom bomen als monumentaal aangemerkt kunnen worden zijn:
- monumentale waarde
- cultuurhistorische betekenis
- dendralogische betekenis
- natuurwaarde
- zeldzaamheid.
In de "beleidsnotitie ter bescherming van monumentale bomen" is aangegeven dat in bestemmingsplannen de groeiplaats van bomen op de lange termijn veilig gesteld kan worden. De gemeente heeft de keuze gemaakt om alle monumentale bomen met hun groeiplaats van een passende bestemming te voorzien. Dit gebeurt in het bestemmingsplan Kom Ermelo door middel van een dubbelbestemming.
De bomen binnen het plangebied zijn ten behoeve van de voorziene ontwikkeling ingemeten. In onderstaande afbeelding zijn de ingemeten bomen weergegeven.
Inmeting bomen Kerklaan-Postlaantje, de groen ingekleurde bomen zijn monumentaal
In de bovenstaande afbeelding zijn in het groen de bomen aangegeven die door de gemeente als monumentaal zijn aangemerkt. Ten behoeve van het bestemmingsplan is onderzocht op welke manier de bomen behouden kunnen worden. Ten behoeve van het bouwplan is een Bomeneffectanalyse uitgevoerd en zijn adviezen opgevraagd. Deze analyse is beschreven in paragraaf 3.6.
Uitgangspunten
Voor de locatie is van belang dat de bestaande monumentale of beeldbepalende bomen blijven gehandhaafd. Specifiek voor de locatie ligt een kans om door middel van een zogeheten dorpslaantje de Kerklaan met het Postlaantje te verbinden. Dit dorpslaantje krijgt een uitstraling van een verblijfsgebied waar mensen door heen kunnen fietsen of wandelen, maar waar ook ruimte is voor parkeren voor de toekomstige bewoners.
Van belang is dat het gebied geen grootschalig karakter krijgt. Dit wordt bereikt door het toepassen van beperkte bouwhoogte en voornamelijk bebouwing met een kap. Aandacht dient er te zijn voor de beeldkwaliteit en het profiel, waarbij:
- bomen zo veel mogelijk gehandhaafd blijven of worden vervangen door nieuwe bomen.
- er een verbinding ontstaat tussen de Kerklaan en Postlaantje in de sfeer van een informele wandelroute;
- aandacht is voor uitstraling aan de Kerklaan met betrekking tot groen en historisch karakter.
2.3 Beoogde Ontwikkeling
2.3.1 Stedenbouwkundig plan
Woningstichting UWOON is voornemens om 62 appartementen en 363 m2 aan commerciële ruimte te realiseren.
Het woningbouwprogramma is als volgt:
- Koop, etage, duur: 13 woningen
- Koop etage, midden: 15 woningen
- Koop, etage, goedkoop: 3 woningen
- Huur, etage, midden/ goedkoop: 31 woningen
De gebouwen worden gerealiseerd op 6 locaties binnen het plangebied. In onderstaande afbeelding, waarop is gevisualiseerd hoe de begane grond van de geplande ontwikkeling eruit komt te zien, zijn deze locaties weergegeven met de letters A t/m G (exclusief D).
Afbeelding - Begane grond geplande ontwikkeling Kerklaan/Postlaantje
Op blokken A, B en C worden appartementen gebouwd die bestaan uit maximaal drie woonlagen. Blok E bestaat gedeeltelijk uit twee en gedeeltelijk drie woonlagen. In blok F, waar woningen in drie woonlagen worden gebouwd, bevinden zich de meeste appartementen (14). In blok G (in vier woonlagen) wordt ruimte geboden aan commerciële activiteiten op de begane grond en 8 appartementen er boven. Momenteel is nog niet bekend wat voor soort commerciële voorziening zich hier zal vestigen.
Aan de zuidzijde van blok C wordt aan achterzijde van het perceel Kerklaan 9 gelijktijdig met de planontwikkeling van onderhavig bestemmingsplan een atelierruimte gebouwd. Deze ontwikkeling gaat gepaard met de aanleg van extra parkeerplaatsen, die bereikbaar worden via het binnenterrein van het plan UWOON. Dit heeft een gunstig effect voor onderhavig plan door toename van extra openbare parkeerplaatsen ter plaatse van het binnenterrein en een verbetering van de sociale veiligheid ter plaatse.
Voor het realiseren van de atelierruimte wordt een separate ruimtelijke procedure doorlopen.
Tussen blok E en F wordt een inrit aangelegd, die het plangebied met het Postlaantje verbindt. Aan de westzijde van het gebied wordt tevens een inrit aangelegd, die het plangebied met de Kerklaan verbindt. Deze inrit zal overkapt zijn. Tevens worden minimaal 54 parkeerplaatsen binnen het plangebied aangelegd.
In de beoogde ontwikkeling zullen minder dure appartementen worden gebouwd, die met name geschikt zijn voor starters en senioren. Een innovatief onderdeel van het project heeft betrekking op een aantal zogenaamde "meegroeiwoningen" (zie blok C in bovenstaande afbeelding). Het gaat hierbij om 3 huurwoningen op de begane grond voor ouderen. Deze worden gecombineerd met daarboven gesitueerde sociale huur (gezins)woningen voor mantelzorgers. Deze kunnen eventueel worden samengevoegd of verder worden gesplitst.
De bestaande rij monumentale haagbeuken bestaat uit 6 bomen, 5 in het plangebied en 1 buiten het plangebied. Er blijven 5 monumentale haagbeuken behouden, waarvan 4 binnen het plangebied. De ontwikkelaar treft maatregelen ter behoud van de 4 bomen binnen het plangebied. Ze zijn ingemeten, opgenomen in de verbeelding en hebben in het bestemmingsplan de dubbelbestemming Waarde - Waardevolle boom gekregen. De overige bomen, zoals aan de Kerklaan en het Postlaantje, zijn waar mogelijk behouden. De groene buitenruimte heeft een plek gekregen in aansluiting op het perceel van Proeverij de Ontmoeting aan de Stationsstraat en in het verlengde van de rij haagbeuken.
Zoals in Hoofdstuk 1 is beschreven, past de geplande ontwikkeling aan de Kerklaan/Postlaantje niet in het vigerende bestemmingsplan. Door in het herziene bestemmingsplan de bestemmingen Wonen, Centrum, Verkeer - Verblijfsgebied, Tuin en Groen op de locatie Kerklaan-Postlaantje op te nemen, zal de beoogde ontwikkeling alsnog kunnen worden uitgevoerd.
2.3.2 Verkavelingsplan
Het verkavelingsplan gaat uit van een compacte opzet. In dit centrumgebied van Ermelo is dat een geëigend uitgangspunt. Gezien alle voorzieningen rondom is een hogere dichtheid normaal.
De verkavelingsopzet is zodanig ontworpen dat de gevelwanden langs de Kerklaan en het Postlaantje worden gecompleteerd terwijl deze blokken langs de straat gezamenlijk een binnenhof omsluiten. In het blok aan de Kerklaan is een markante toegangspoort ontworpen. Vanaf het Postlaantje leidt tussen twee blokken een smalle straat de hof in. In de hof staan drie gebouwen, waarvan één appartementengebouw als het ware tegen de kerk aanleunt. De andere twee blokjes zijn één- en meergezinswoningen. Ze betreft de mogelijkheid voor een blokje van drie percelen. In dat laatstgenoemde blokje is in elk perceel een dubbele woning voorzien, bedoeld voor mantelzorg. Dus er moet rekening gehouden worden met een bovenwoning en benedenwoning, de zogenaamde groeiwoning.
Het bouwprogramma bestaat hoofdzakelijk uit appartementen in bouwblokjes van 11 tot 14 meter hoog. Dat is geen exceptionele hoogte, vergelijk een moderne eengezinswoning met een hoogte van 10 meter.
De gebouwen worden over het algemeen afgedekt met een zadeldak. Daarmee ontstaat vanwege de lager gelegen goothoogte een kleinschalige bouwmassa.
De architectuurstijl kan geduid worden als klassiek. De vorm en detaillering van kappen, balkons en gevelelementen geven een aangename uitstraling. Er zullen merendeels zwarte dakpannen en rode baksteengevels worden toegepast. De uitkragende balkons verzachten de gevelhoogte.
2.3.3 Toegankelijkheid
Bouwplan Kerklaan-Postlaantje is gelegen tussen de twee straten, Postlaantje en Kerklaan, van waaruit toegang naar het plangebied mogelijk is. Vanaf de Stationsstraat en Dr. Holtropstraat is geen toegang aanwezig.
Vanaf de Kerklaan en het Postlaantje is het gebied te bereiken voor voetganger, fietser en de auto. Er is sprake van tweerichtingsverkeer door de buurt waardoor het verkeer gelijkmatig wordt verdeeld over de straten. In de hof liggen diverse parkeerkoffers verspreid en enigszins verscholen.
De toegangen van de meeste gebouwen liggen in de hof. Dat zijn of voordeuren van woningen of het zijn stijgpunten naar de bovengelegen appartementen. Doordat alles zich in de hof concentreert zijn de afstanden van woningen naar parkeerplekken dus erg kort.
In het plan is naast de bergingen ook voorzien in opstelplekken voor fietsen in de buitenlucht.
Het feit dat er aan weerszijden toegangen zijn biedt kansen voor een informeel wandelrondje.
2.3.4 De ruimte
De vrije ruimte tussen de bebouwing wordt naast de noodzakelijke parkeerverharding ingericht met veel groenelementen.
Zo beschikken nagenoeg alle blokken op het maaiveld over een tuin. Waar geen privétuinen zijn gepland worden groenstroken aangelegd. Tussen de verschillende parkeerkoffers worden hagen geplant. Het zicht op aanpalende achtertuinen zal door deze groenaanleg minimaal zijn. In het plangebied wordt een speelvoorziening gerealiseerd.
Het meest in het oog springend zullen de bestaande waardevolle grote bomen zijn die, met uitzondering van één, in het plan worden behouden.
Verder is in het plan getracht zo veel mogelijk niet-monumentale bestaande bomen te behouden. De boom aan het Postlaantje blijft behouden, evenals 2 van de 3 populieren aan de Kerklaan. Eén populier aan de Kerklaan vervalt in verband de aanleg van de nodige parkeerplaatsen.
2.3.5 Gevolgen voor de omgeving
In de huidige situatie staan reeds meerdere gebouwen op het terrein. De omwonenden zijn dus gewend aan zicht op bebouwing achter hun erf, hoewel die van een andere aard is dan nu in deze ontwikkeling wordt gepland.
De impact van het bouwplan op de omliggende kavels zal beperkt zijn. De hogere blokken grenzen met hun zijgevels aan de aanpalende kavels of staan zo ver van de huidige bebouwing dat er een geringe beperking ontstaat in zicht en beschaduwing. Een ander blok ligt met de achterzijde tegen de zijde van het kerkgebouw.
De beide blokjes binnen de hof liggen vrij van andere erven. De driekapper ligt ten noorden van achtertuinen en sluit aan tegen een groot bijgebouw van de naastgelegen kavel. Er is door de noordligging ervan geen schaduwhinder.
De bestaande rij monumentale haagbeuken bestaat uit 6, 5 in het plangebied en 1 buiten het plangebied. Er blijven 5 monumentale haagbeuken behouden, waarvan 4 binnen het plangebied. Eén monumentale boom zal worden gerooid. Uitgangspunt voor de stedenbouwkundige invulling van het plangebied is onder meer dat een nieuwe verbindingsweg gaat ontstaan tussen het Postlaantje en de Kerklaan. Het plangebied krijgt hiermee een volwaardige ontsluiting waaraan gewoond wordt. Het zonder die verbinding realiseren van woningen in het plangebied, achter de bebouwing aan het Postlaantje en de Kerklaan, is stedenbouwkundig ongewenst. Dit zou leiden tot een woonkwaliteit van onvoldoende niveau. Men komt dan op een achterterrein te wonen en niet aan een straat. Ook komt dan de sociale veiligheid en de toegankelijkheid voor hulpdiensten dan al snel in de knel. Verder maakt een nieuwe verbindingsweg het mogelijk om de kabels en leidingen voor de nieuwe woningen op een doelmatige wijze aan te leggen.
De ontwikkelaar treft maatregelen ter behoud van de 4 bomen binnen het plangebied. Ze zijn ingemeten, opgenomen in de verbeelding en hebben in het bestemmingsplan de dubbelbestemming Waarde - Waardevolle boom gekregen.
Ten aanzien van de bestaande niet-monumentale bomen is uitgangspunt deze zoveel als mogelijk te behouden en in te passen binnen de nieuwe invulling van het plangebied. Op basis van de huidige inzichten houdt dit in dat twee van drie populieren aan de Kerklaan, tussen de kerk en de nieuwbouw, behouden zullen blijven. Hetzelfde geldt voor de boom aan het Postlaantje, tegenover het Postlaantje 3 en 5.
De groene buitenruimte heeft een plek gekregen in aansluiting op het perceel van Proeverij de Ontmoeting aan de Stationsstraat en in het verlengde van de rij haagbeuken.
2.3.6 Beeldkwaliteit
Voor het plangebied is het Beeldkwaliteitsplan Kerklaan-Postlaantje opgesteld (zie bijlage 1.
Uitgangspunt voor de planverkaveling was om zo veel mogelijk aan te sluiten bij de stedenbouwkundige opzet van de omgeving en tegelijkertijd uit te gaan van een hofje. De woningen zijn op de openbare ruimte georiënteerd. Daarbij gaat het om appartementen waarvan degene die zichtbaar zijn vanaf de Kerklaan en het Postlaantje zijn voorzien van een kap. Plaatselijk is sprake van balkons.
De bijgebouwen en erfafscheidingen die vanaf het openbaar gebied zichtbaar zijn, worden in samenhang met de woningen ontworpen. Voor een nadere beschrijving van de beeldkwaliteit wordt verwezen naar bijlage 1.
Het bouwplan is uitvoerig besproken met de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit. Deze commissie geeft advies aan de gemeente of een bouwplan voldoet aan redelijke eisen van welstand. De commissie heeft een positief advies gegeven over het bouwplan. Geconcludeerd kan worden dat dit bouwplan voldoet aan redelijke eisen van welstand.
Hoofdstuk 3 Haalbaarheid
3.1 Inleiding
Het bestemmingsplan moet voldoen aan verschillende randvoorwaarden en uitgangspunten om zeker te stellen dat het bestemmingsplan ook daadwerkelijk uitvoerbaar is. Hierbij moet worden gedacht aan onder meer het ruimtelijk beleid op gemeentelijk niveau, maar ook dat van hogere overheden. Omdat in het voorliggende bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingen worden opgenomen speelt ook de uitvoerbaarheid op basis van milieuaspecten als geluid, bodem en hinder van bedrijven een rol, evenals water, archeologie, flora en fauna en verkeer en parkeren en moet aangetoond worden dat het plan economisch uitvoerbaar is.
Ten behoeve van dit bestemmingsplan zijn diverse onderzoeken uitgevoerd. Deze zijn toegelicht in dit hoofdstuk en de onderzoeken zijn bijgevoegd in de bijlage van deze toelichting. Nadat de onderzoeken zijn afgerond is het bouwplan in zeer beperkte mate aangepast. Deze aanpassingen zijn niet van invloed op de resultaten van het onderzoek.
3.2 Beleid
In deze paragraaf volgt een beschrijving van de belangrijkste beleidsdocumenten op rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau voor zover relevant voor het plangebied en de voorgenomen actualisatie van het bestemmingsplan.
3.2.1 Rijksbeleid
3.2.2 Provinciaal beleid/regionaal beleid
3.2.3 Regionaal beleid
3.2.4 Gemeentelijk beleid
3.3 Milieuaspecten
3.3.1 Bedrijven en milieuzonering
Algemeen
Indien door middel van een plan nieuwe, milieuhindergevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dient te worden aangetoond dat deze niet worden gerealiseerd binnen de hinderzone van omliggende bedrijven. Anderzijds mogen milieuhindergevoelige functies in de directe omgeving van het plangebied niet negatief worden beïnvloed door de ontwikkelingen die met een plan mogelijk worden gemaakt.
Het plangebied
Ten behoeve van de milieuhygiënische afweging in het kader van dit bestemmingsplan is onderzoek gedaan naar de meest nabij gelegen bedrijven van het plangebied, waarbij aansluiting is gezocht bij het stappenplan uit de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering".
Ten behoeve van de woningbouw is een onderzoek uitgevoerd naar de belemmeringen die kunnen gelden ten aanzien van de thema's akoestiek, luchtkwaliteit, externe veiligheid en bedrijven en milieuzonering. In onderstaande is de conclusie ten aanzien van het onderwerp bedrijven en milieuzonering opgenomen. Het volledige rapport is te raadplegen in Bijlage 2.
De richtafstanden voor verschillende bedrijfscategorieën worden vermeld in hoofdstuk 1 (lijst 1) van de VNG-publicatie. De richtafstanden die in de lijst zijn opgenomen gelden voor het gebiedstype rustige woonwijk en rustig buitengebied. Gezien de ligging van het plangebied in de kom van Ermelo, waarbij in de directe omgeving van het plangebied de bestemming maatschappelijk, centrum, gemengd en wonen gevestigd zijn, wordt de omgeving aangemerkt als gemengd gebied. Dit betekent dat de richtafstanden met één afstandsstap verlaagd kunnen worden, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat.
Voor de toegestane activiteiten op basis van het bestemmingsplan (met uitzondering van de bestaande kerk, die ten noorden van de toekomstige woningen is gelegen) geldt dat de maatgevende richtafstand op basis van de VNG-publicatie gerespecteerd wordt. Voor de kerk geldt dat de richtafstand van 10 meter niet wordt gerespecteerd.
De gemeente is van mening dat de woningbouw op kortere afstand mogelijk is, omdat de kerk alleen gebruikt wordt voor de dienst op zondag. De activiteiten die rechtstreeks samenhangen met het belijden van de godsdienst worden op grond van het Activiteitenbesluit uitgesloten van normen. Andere activiteiten die regelmatig plaats vinden in kerken zoals het oefenen van bandjes waarbij versterkte muziek wordt gebruikt, vallen niet onder deze vrijstelling. Deze activiteiten kunnen in de praktijk overlast veroorzaken. Uit overleg met de gemeente Ermelo is gebleken dat dergelijke activiteiten in deze kerk niet plaatsvinden.
Omdat van andere activiteiten in de kerk geen sprake is, wordt de nieuwbouw acceptabel geacht.
Wel wordt geadviseerd om de geluidwering van de woning af te stemmen op de gecumuleerde geluidbelasting van het weg en de kerk. Hiermee wordt een goed woon en leefklimaat gerealiseerd. Om de bijdrage van de kerk vast te stellen wordt geadviseerd om deze ter plaatse door middel van metingen vast te stellen.
Conclusie
Voor de toegestane activiteiten op basis van het bestemmingsplan (met uitzondering van de bestaande kerk) geldt dat de maatgevende richtafstand op basis van de VNG-publicatie gerespecteerd wordt. Voor de kerk geldt dat de richtafstand van 10 meter niet wordt gerespecteerd, de maatgevende geluidsbronnen zijn echter zodanig gesitueerd dat woningbouw in de omgeving van de kerk toelaatbaar wordt geacht. Wel zal bij die woningen sprake moeten zijn van geluidwerende maatregelen. Er is derhalve sprake van een milieuhygiënisch te verantwoorden situatie. De nieuwe woningen zullen bovendien de bedrijven niet belemmeren in hun bedrijfsvoering.
3.3.2 Bodem
3.3.3 Geluid
Algemeen
De mate waarin het geluid veroorzaakt door het (spoor) wegverkeer het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Voor wegverkeer stelt de wet dat in principe de geluidsbelasting op geluidsgevoelige functies de voorkeurgrenswaarde van 48 dB niet mag overschrijden. Voor spoorwegverkeer mag de voorkeurgrenswaarde van 55 dB niet worden overschreden. Indien nieuwe geluidsgevoelige functies worden toegestaan, stelt de Wet geluidhinder de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidsbelasting ten gevolge van alle (spoor) wegen op een bepaalde afstand van de geluidsgevoelige functie(s).
Het plangebied
Het plangebied is gelegen binnen de wettelijke zone van de spoorlijn Amersfoort-Zwolle. Op basis van de Wet geluidhinder is daarom een akoestisch onderzoek nodig naar optredende geluidbelasting als gevolg van railverkeer. Ten behoeve van de woningbouw is een onderzoek uitgevoerd naar de belemmeringen die kunnen gelden ten aanzien van de thema's akoestiek, luchtkwaliteit, externe veiligheid en bedrijven en milieuzonering. In onderstaande is de conclusie ten aanzien van het onderwerp akoestiek opgenomen. Het volledige rapport is te raadplegen in Bijlage 2.
De wegen in de omgeving van het plangebied hebben allemaal een wettelijke rijsnelheid van 30 km/uur. Op grond van de Wet geluidhinder zijn deze wegen niet gezoneerd en is een akoestisch onderzoek niet noodzakelijk. Uit jurisprudentie is echter gebleken dat in het kader van een goede ruimtelijke ordening niet volstaan kan worden met een wettelijke toets. Beoordeeld moet worden of er ter plaatse sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Hierbij moet ook de geluidbelasting inzichtelijk worden gemaakt van wegen met een snelheid van 30 km/uur.
Resultaten onderzoek
In het kader van de ruimtelijke onderbouwing zijn de (afzonderlijke) geluidbelastingen vanwege de niet-zoneplichtige wegen inzichtelijk gemaakt (zie bijlage 4). Daarnaast is de gecumuleerde geluidbelasting van alle niet-zoneplichtige wegen inzichtelijk gemaakt. Uit het onderzoek blijkt dat de geluidbelasting op de gevel in het algemeen wordt veroorzaakt door een maatgevende weg. De hoogste geluidbelasting bedraag 62 dB exclusief aftrek conform artikel 110g Wgh, ofwel 57 dB inclusief aftrek conform artikel 110g Wgh. Indien dit een zoneplichtige weg zou zijn, is de geluidbelasting ruim hoger dan de ten hoogste toelaatbare waarde maar wel lager dan de maximale ontheffingswaarde. In dat geval zou een hogere grenswaarde vastgesteld moeten worden én zouden aanvullende gevelmaatregelen getroffen moeten worden om te kunnen voldoen aan de eisen uit het Bouwbesluit. In dat geval zou een gevelgeluidwering van 29 dB noodzakelijk zijn, hetgeen goed gerealiseerd kan worden met gangbare bouwtechnieken.
Een geluidbelasting van meer dan 48 dB na aftrek conform artikel 110g Wgh komt voor op de gevels aan de Kerklaan, het Postlaantje en de Dr. Holtropstraat. Het betreft in totaal 44 appartementen. Zijgevels en achtergevels van de betreffende woningen hebben een geluidbelasting van minder dan 48 dB. Daarmee beschikt elke woning over een geluidluwe gevel.
Met betrekking tot de cumulatie met railverkeer geldt ook dat in het algemeen sprake is van een maatgevende bron (wegverkeer of railverkeer) waardoor de gecumuleerde geluidbelasting niet toeneemt ten opzichte van de geluidbelasting van de afzonderlijke bronnen. Uitzondering hierop is toetspunt 46 waar de gecumuleerde geluidbelasting 52 dB bedraagt (wegverkeer) ten opzichte van respectievelijk 50 dB wegverkeer en 51 dB railverkeer.
Conclusie
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de uitvoering van onderhavig bestemmingsplan. De berekende geluidbelastingen ten gevolge van wegverkeer worden toelaatbaar geacht op basis van vergelijkbare normen uit de Wet geluidhinder.
3.3.4 Luchtkwaliteit
Algemeen
De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet Milieubeheer hoofdstuk 5, titel 2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit waarin ter bescherming van mens en milieu onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht (o.a. fijn stof en stikstofdioxide) zijn vastgesteld.
De wet stelt bij een (dreigende) grenswaardenoverschrijding aanvullende eisen en beperkingen voor ruimtelijke plannen die 'in betekenende mate' (IBM) leiden tot verslechtering van de luchtkwaliteit of 'gevoelige bestemmingen' binnen onderzoekszones van provinciale- en rijkswegen. Daarnaast moet uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening afgewogen worden of het aanvaardbaar is het plan op deze plaats te realiseren. Hierbij speelt de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol, ook als het plan 'niet in betekende mate' (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging.
Ten behoeve van de woningbouw is een onderzoek uitgevoerd naar de belemmeringen die kunnen gelden ten aanzien van de thema's akoestiek, luchtkwaliteit, externe veiligheid en bedrijven en milieuzonering. In onderstaande is de conclusie ten aanzien van het onderwerp luchtkwaliteit opgenomen. Het volledige rapport is te raadplegen in Bijlage 2.
Het plangebied
Met het voorliggende plan zullen maximaal 67 wooneenheden worden gerealiseerd. Op grond van artikel 5.16 lid 1 onder c. Wm jo. artikel 5.16 lid 4 Wm jo. artikel 4 lid 1 Besluit niet in betekenende mate jo. bijlage 4a voorschrift 3A.2, draagt de bouw van maximaal 67 nieuwe wooneenheden niet in betekenende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.
Vanuit het bestemmingsplan moet echter ook worden aangetoond dat het verantwoord is om te bouwen in de omgeving van het projectgebied, en dat de toekomstige bewoners een goed leefklimaat wordt geboden. De concentraties van verontreinigde stoffen zijn ruim lager dan de van toepassing zijnde grenswaarden en de luchtkwaliteit in de omgeving van het projectgebied wordt niet significant beïnvloed door de ontwikkeling.
Conclusie
Het aspect lucht vormt geen belemmering voor de uitvoering van onderhavig bestemmingsplan.
3.3.5 Externe veiligheid
Algemeen
Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire bronnen (chemische fabriek, lpg-vulpunt) en de mobiele bronnen (route gevaarlijke stoffen). Er wordt onderscheid gemaakt tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Er wordt bij externe veiligheid onderscheid gemaakt in plaatsgebonden risico en groepsrisico.
Ten behoeve van de woningbouw is een onderzoek uitgevoerd naar de belemmeringen die kunnen gelden ten aanzien van de thema's akoestiek, luchtkwaliteit, externe veiligheid en bedrijven en milieuzonering. In onderstaande is de conclusie ten aanzien van het onderwerp externe veiligheid opgenomen. Het volledige rapport is te raadplegen in Bijlage 2.
Het plangebied
In de directe omgeving van het plangebied zijn geen externe veiligheidsrisicobronnen gesitueerd. Op grotere afstand is dat wel het geval.
De dichtsbijzijnde risicobronnen (inrichten en transport over de weg) zijn nader beschouwd in relatie tot het realiseren van de woningen binnen het plan Kerklaan-Postlaantje te Ermelo. Het betreft:
- Meatindustrie - Oude Telgterweg 177;
- Gevaarlijk transport over de weg: N303;
- Transport door buisleiding: leiding Gasunie;
- Transport door buisleiding: leiding Gasunie 7.
De plaatsgevonden risico's zijn geanalyseerd in relatie tot het realiseren van de nieuwbouw binnen het voorliggende plan. Hieruit is gebleken dat de aanwezige risicobronnen in de omgeving allen geen belemmering vormen voor de besluitvorming inzake het realiseren van de nieuwe woningen in het plangebied.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoering van onderhavig bestemmingsplan. Wel heeft de gemeente aangegeven dat een groepsrisicoberekening uitgevoerd moet worden vanwege de ligging van het plangebied in de nabijheid van de spoorlijn.
Groepsrisicoberekening
Vanwege de ligging van het plangebied nabij de spoorlijn waar vervoer van gevaarlijke stoffen plaats vindt, is een groepsrisicoberekening uitgevoerd. Deze berekening is bijgevoegd in bijlage 3.
Uit de berekening blijkt dat het groepsrisico marginaal toe neemt, met een maximale toename van 4 x10-10 per jaar bij 45 personen. Dit is een toename van circa 0,08% van de oriëntatie waarde voor het groepsrisico. Het groepsrisico van de gemeente Ermelo blijft ruim onder de door de overheid opgestelde oriëntatie waarde.
3.4 Water
Op grond van artikel 3.1.6 Bro dient in de toelichting op ruimtelijke plannen, een waterparagraaf te worden opgenomen. Hierin staat de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan op de waterhuishouding. In die paragraaf dient uiteengezet te worden of en in welke mate het plan gevolgen heeft voor de waterhuishouding (waaronder grondwater en waterveiligheid). Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets: 'het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten'. Ten behoeve van dit thema is een Waterplan en waterparagraaf opgesteld. Deze is toegevoegd in bijlage 6.
De ruimtelijke ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt met dit bestemmingsplan hebben geen of nauwelijks gevolgen voor het watersysteem. In het plangebied liggen geen belangrijke oppervlaktewateren (zogenaamde A-wateren), waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging. Ook wordt er niet meer dan 1.500 m² verhard oppervlak aangelegd. Dit betekent dat dit plan geen essentiële waterbelangen raakt. Op basis daarvan wordt door het waterschap voor het onderhavige plan een positief wateradvies gegeven.
Waterschap Vallei en Veluwe heeft voor ontwikkelingen waar geen of nauwelijks een waterbelang bestaat een standaard waterparagraaf opgesteld.
Voor alle ruimtelijke ontwikkelingen gelden de volgende algemene uitgangspunten.
3.4.1 Beleid
De Europese Kaderrichtlijn Water (2003)
De Europese Kaderrichtlijn Water gaat er vanuit dat water geen gewone handelswaar is, maar een erfgoed dat moet worden beschermd en verdedigd. Het hoofddoel van de richtlijn is daarop gebaseerd. De Kaderrichtlijn Water geeft het kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater. Dat moet ertoe leiden dat:
- aquatische ecosystemen en gebieden die rechtstreeks afhankelijk zijn van deze ecosystemen, voor verdere achteruitgang worden behoed;
- emissies worden verbeterd;
- duurzaam gebruik van water wordt bevorderd op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn;
- er wordt gezorgd voor een aanzienlijke vermindering van de verontreiniging van grondwater.
Nationaal Waterplan
De hoofddoelstelling voor waterbeheer in Nederland is vastgelegd in het Nationaal Waterplan (NWP): Nederland, een veilige en leefbare delta, nu en in de toekomst. Het Nationaal Waterplan is tevens een structuurvisie op basis van de Waterwet en de Wet ruimtelijke ordening en is opgesteld voor de planperiode 2009-2015.
Waterbeleid in de 21e eeuw (2000)
De hoge waterstanden in de rivieren in 1995 en 1996 en de klimaatscenario's waarin naast de zeespiegelstijging ook meer en heviger buien worden voorspeld hebben geleid tot vernieuwde aandacht voor water. Nederland is met zijn lage ligging en hoge verstedelijkingsgraad kwetsbaar voor wateroverlast en de veiligheid is in de toekomst in het geding. Maar ook door de drogere zomers is er het risico van watertekorten en verdroging. De commissie "Waterbeheer 21e eeuw" heeft in opdracht van de regering duidelijk gemaakt dat we anders moeten omgaan met water en ruimte. Ruimte die nu beschikbaar is voor de bescherming tegen overstromingen en wateroverlast moet ten minste behouden blijven. De aanwezige ruimte mag niet sluipenderwijs verloren gaan bij de uitvoering van nieuwe projecten voor infrastructuur, woningbouw, landbouw of bedrijventerreinen.
Waterplan provincie Gelderland
Het Provinciaal Waterplan 2010-2015 is mede kader voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het plangebied. Het waterplan is beschreven aan de hand van een aantal thema's zoals landbouw, wateroverlast, watertekort, natte natuur, grondwaterbescherming en hoogwaterbescherming. Voor deze thema's is beschreven welke doelstellingen voor 2007 en 2015 er liggen. Hierbij is rekening gehouden met de Europese kaderrichtlijn water en het beleid.
Waterbeheer 21e eeuw (WB21)
Het thema "water als ordenend principe" loopt als een rode draad door het gehele plan. Dit houdt in dat, voordat er beslissingen worden genomen op ruimtelijk gebied, er wordt bekeken welke gevolgen die hebben voor watersystemen. Dit waterplan valt onder het regime van de nieuwe waterwet (22 dec. 2009).
Waterbeheersplan Waterschap Vallei en Veluwe
In de Waterbeheersplannen 2010 - 2015 hebben beide Waterschappen hun ambities en uitvoeringsprogramma's vastgelegd voor de periode 2010 tot en met 2015. De plannen bepalen in grote lijnen de agenda's voor de komende zes jaar. De plannen zijn mede kaderstellend voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in de plangebieden.
Keur Waterschap Vallei en Veluwe
Op 1 januari 2014 is de nieuwe Keur met de Algemene - en Beleidsregels van Waterschap Vallei en Veluwe in werking getreden. Het waterschap stelt deze regels vast ter behartiging van de waterschapstaak en het bereiken van de doelstelling zoals genoemd in artikel 2.1 van de Waterwet. Alle handelingen in of nabij een waterstaatswerk worden hieraan getoetst.
Beleidsregel Water brengen in een oppervlaktewaterlichaam vanaf nieuw verhard oppervlak
Het doel van deze beleidsregel is de versnelde afvoer van neerslag afkomstig van verhard oppervlak in het beheersgebied te beperken tot de maatgevende afvoer van het landelijk gebied. Een uitbreiding van het verhard oppervlak moet dus in principe, vanuit waterhuishoudkundig oogpunt, waterbalans neutraal plaatsvinden. Zonder watervergunning van het waterschapsbestuur is het verboden water te brengen in of te onttrekken aan oppervlaktewaterlichamen.
Omdat het watersysteem bij een T=100 neerslaggebeurtenis moet blijven functioneren is het uitgangspunt dat de neerslag die valt tot deze T=100 geen extra belasting mag veroorzaken dan dat er bij een onverharde situatie zou zijn geweest. Niet al het water dat vrijkomt gedurende een regenbui, wordt afgevoerd. Een deel zal verdampen en achterblijven op de plek waar het valt (interceptie). Rekening houdend met deze factoren gaat Waterschap Vallei en Veluwe ervan uit dat er zonder voorzieningen 60 mm meer geloosd wordt dan in een onverharde situatie. Deze hoeveelheid moet daarom gecompenseerd worden. De wijze waarop deze compensatie wordt gerealiseerd is aan de initiatiefnemer.
Gemeentelijk waterplan
De gemeente Ermelo samen met waterschap Vallei en Veluwe een waterplan (waterplan 2008-2012) opgesteld. Het waterplan formuleert de doelstellingen die gemeente en waterschap hebben voor het toekomstige waterbeheer. Met het waterplan streven de gemeente en het waterschap naar een duurzaam watersysteem met een aantrekkelijke uitstraling dat aansluit bij de natuurlijke omstandigheden op en om het Ermelose grondgebied voor nu en in de toekomst.
De gemeente ligt op de overgang van de stuwwal van de Veluwe naar de voormalige Zuiderzeekust, waardoor lokaal grote verschillen in de waterhuishouding bestaan. De Veluwe is hoog gelegen en droog; het gebied aan de Randmeren is een stuk natter. In het stedelijk gebied van Ermelo bevinden zich geen watergangen. Wel zijn er diverse watergangen, waaronder de Hierdensebeek, gelegen in het buitengebied van Ermelo, als ook natte natuur, waaraan de status 'hoogste ecologische niveau' is toegekend.
De gemeente en het waterschap streven naar een gezond, veilig en duurzaam watersysteem. Daarbij zijn de volgende thema's geformuleerd: waterkwantiteit, waterkwaliteit en ecologie, water in de bebouwde leefomgeving, grondwater, afvalwater en afkoppelen hemelwater en beheer en onderhoud stedelijk water. Door het houden van workshops en het consulteren van betrokkenen is het functioneren van het huidige watersysteem in kaart gebracht. De geconstateerde knelpunten zijn enerzijds knelpunten in het huidige functioneren van het systeem, en anderzijds punten waar de huidige situatie niet overeenkomt met de neergelegde visie. De belangrijkste knelpunten uit deze analyse zijn:
- knelpunten in de afvoercapaciteit en/of bergingscapaciteit van watergangen en riolering;
- wateroverlast bij hevige regenval (water-op-straat);
- slechte waterkwaliteit op enkele locaties;
- verdroging van de watergangen en natte natuur;
- communicatie en educatie krijgen onvoldoende aandacht;
- grondwateroverlast in Speuld vanwege een schijngrondwaterspiegel.
Verder is door de gemeente aan de initiatiefnemer aangegeven dat:
UWOON zal de hemelwaterafvoeren van de te realiseren dakoppervlakken en aan te brengen terreinverhardingen niet op de riolering aansluiten of laten aansluiten; in plaats daarvan zal UWOON voor eigen rekening en in overleg met de gemeente voorzieningen treffen, onderhouden, instandhouden en zonodig vernieuwen om het van de daken en van het terrein zelf te ontvangen regenwater op het verkochte te verzamelen, te houden en te bergen en middels daarvoor geschikte infiltratie- en/of andersoortige voorzieningen in c.q. via de bodem te infiltreren of anderszins op eigen grondgebied te verwerken c.q. gebruiken. De hoeveelheid op eigen terrein te bergen regenwater afkomstig van de daken dient, aantoonbaar, minimaal 36 mm te zijn. Bij de keuze van een infiltratievoorziening beneden maaiveld dient een bovengrondse overstort aanwezig te zijn welke niet op de riolering mag worden aangesloten.
Indien uit nader onderzoek blijkt of door UWOON onweerlegbaar kan worden aangetoond dat bodeminfiltratie of andere verwerking van het dakwater op eigen terrein redelijkerwijs niet mogelijk is kan van gemeentewege aan de nader door haar te bepalen voorwaarden ontheffing worden verleend van de in de vorige volzin omschreven verplichting.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
Voor ruimtelijke ontwikkelingen gelden op basis van bovengenoemd beleid de volgende uitgangspunten:
- Hemelwater wordt op basis van de trits 'vasthouden-bergen-afvoeren' zoveel mogelijk ter plaatse vastgehouden. Wanneer lozen in de bodem redelijkerwijs niet mogelijk is kan geloosd worden op oppervlaktewater. Lozen op de riolering is in principe niet toegestaan;
- Afvalwater niet zijnde 'schoon' hemelwater aansluiten op het riool;
- Bij nieuwbouw het vloerpeil op tenminste 1 meter boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand aanleggen;
- De ontwikkeling dient grondwaterneutraal te zijn. Drainage of andere middelen om grondwater af te voeren zijn in principe niet toegestaan.
- Geen uitlogende materialen gebruiken op plaatsen die in contact kunnen komen met (grond)water;
- Mogelijk is een watervergunning of melding nodig. Een watervergunning van het waterschap is bijvoorbeeld nodig voor het dempen en/of vergraven van watergangen, het lozen van water op oppervlaktewater en het onttrekken van grondwater.
Hemelwater:
Een belangrijk principe is dat een deel van het hemelwater binnen het plangebied wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct afgevoerd wordt naar de riolering of het oppervlaktewater. Hiermee wordt bereikt dat de waterzuiveringsinstallatie beter functioneert, verdroging wordt tegen gegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater (met eventueel wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden) wordt voorkomen. Bij lozing op oppervlaktewater zal hiervan een melding gedaan moeten worden bij het waterschap.
Grondwater:
Om grondwateroverlast te voorkomen adviseert het waterschap om boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) te ontwerpen. Dit betekent dat aspecten zoals ontwateringsdiepte en infiltratie van hemelwater, beschouwd worden ten opzichte van de GHG. Het structureel onttrekken / draineren van grondwater is geen duurzame oplossing en moet worden voorkomen. Het waterschap adviseert de initiatiefnemer dan ook om voorafgaand aan de ontwikkeling een goed beeld te krijgen van de heersende grondwaterstanden en GHG. Eventuele grondwateroverlast is in eerste instantie een zaak voor de betreffende perceeleigenaar.
Oppervlaktewater:
Het waterschap is verantwoordelijk voor het peilbeheer in regionaal oppervlaktewater. Daarbij heeft het waterschap de taak om het oppervlaktewatersysteem zo in te richten dat er geen inundatie plaatsvindt tot 1 maal per 100 jaar in stedelijk en 1 maal per 10 jaar in landelijk gebied.
3.4.2 Watertoets
Via de website www.dewatertoets.nl is een digitale watertoets uitgevoerd. In onderstaande is de beoordeling van de digitale watertoets overgenomen.
In het plangebied liggen geen belangrijke oppervlaktewateren (zogenaamde primaire of A- watergangen), waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging. Dit betekent dat dit plan geen essentiële waterbelangen raakt. Op basis daarvan wordt door het waterschap voor het onderhavige plan een positief wateradvies gegeven.
Aandachtspunten
Voor de verdere uitwerking en concretisering van de beoogde ontwikkeling, geeft het waterschap aan dat rekening gehouden moet worden met een aantal algemene en gebiedsspecifieke aandachtspunten voor water.
Algemene aandachtspunten
Vasthouden - bergen - afvoeren
Een belangrijk principe is dat een deel van het hemelwater binnen het plangebied wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct afgevoerd wordt naar de riolering of het oppervlaktewater. Hiermee wordt bereikt dat de waterzuiveringsinstallatie beter functioneert, verdroging wordt tegen gegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater (met eventueel wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden) wordt voorkomen. Bij lozing op oppervlaktewater zal hiervan een melding gedaan moeten worden bij het waterschap.
Grondwaterneutraal bouwen
Om grondwateroverlast te voorkomen adviseert het waterschap om boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) te ontwerpen. Dit betekent dat aspecten zoals ontwateringsdiepte en infiltratie van hemelwater, beschouwd worden ten opzichte van de GHG. Het structureel onttrekken / draineren van grondwater is geen duurzame oplossing en moet worden voorkomen. Het waterschap adviseert de initiatiefnemer dan ook om voorafgaand aan de ontwikkeling een goed beeld te krijgen van de heersende grondwaterstanden en GHG. Eventuele grondwateroverlast is in eerste instantie een zaak voor de betreffende perceeleigenaar
Om verontreiniging van bodem, grond- en/of oppervlaktewater te voorkomen is het van belang dat het afstromende hemelwater niet verontreinigd raakt. Dit kan door nadere eisen of randvoorwaarden te stellen aan bijvoorbeeld de toegepaste (bouw)materialen. Wij vragen de initiatiefnemer de beslisboom voor het afkoppelen van verhard oppervlak van ons waterschap toe te passen. Deze beslisboom is te vinden op de website van het waterschap.
Gebiedsspecifieke aandachtspunten
Grondwaterfluctuatiezone
Het plangebied ligt binnen de grondwaterfluctuatiezone, zoals die door de Provincie Gelderland is bepaald. Dit is een zone langs de flanken van het Veluwemassief, waar de grondwaterstanden naar verwachting op termijn zullen stijgen. Afhankelijk van de verwachtte stijging kan het raadzaam zijn daar nu rekening mee te houden, om daarmee toekomstig grondwateroverlast te voorkomen.
3.4.3 Waterplan en waterparagraaf
Ten behoeve van het bestemmingsplan is een Waterplan en waterparagraaf opgesteld. Het rapport is bijgevoegd in bijlage 6. In dit rapport is ingegaan op de beschrijving van het bouwplan, het geldende waterbeleid, een beperkt infiltratieonderzoek en de toekomstige waterhuishouding van het plangebied is beschreven. In onderstaande volgt een samenvatting van het beperkt infiltratieonderzoek en de toekomstige waterhuishouding.
Beperkt infiltratieonderzoek
Uit het onderzoek blijkt dat de bodem geschikt is voor infiltratie van hemelwater. Gezien de huidige GHG op 1,5 tot 2,0 m-mv en wordt ook bij een maximale stijging van de GHG met 80 centimeter (voorspelling ten gevolge van ligging in de grondwaterfluctuatiezone) nog voldaan aan de minimaal benodigde GHG.
Aangezien voor bovengrondse infiltratievoorzieningen in het plan geen ruimte is, kan infiltratie plaatsvinden middels infiltratieriolering, -putten of -kratten of diepte-infiltratie.
Toekomstige waterhuishouding
Waterhuishouding
Het plan loopt geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. In het verleden is er in of rondom het plangebied geen wateroverlast of grondwateroverlast geconstateerd. De toename van het verharde oppervlak is minder dan 1.500 m2 en er zal geen oppervlaktewater worden gedempt. Binnen of aangrenzend aan het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.
Voorkeursbeleid hemelwaterafvoer
Een belangrijk uitgangspunt is dat al het hemelwater binnen het plangebied wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct afgevoerd wordt naar de riolering of het oppervlaktewater. Hiermee wordt bereikt dat riolering en waterzuiveringsinstallatie niet onnodig worden belast, verdroging wordt tegen gegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater (met eventueel wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden) wordt voorkomen. Bij lozing op oppervlaktewater zal hiervan een melding gedaan moeten worden bij het waterschap.
In het plan wordt er naar gestreefd het voorkeursbeleid van het waterschap op te volgen.
Afvalwater en hemelwater worden behandeld via een gescheiden stelsel, waarbij hemelwater binnen de plangrenzen wordt geïnfiltreerd in de bodem.
Door de opdrachtgever is aangegeven dat voor infiltratie van hemelwater gebruik zal worden gemaakt van infiltratiekratten, die zowel langs de bebouwing als onder parkeergelegenheid zullen worden aangelegd.
Hemelwater vanaf bebouwing wordt ondergronds middels regenpijpen, via een hemelwaterafvoer, afgevoerd richting de infiltratievoorziening die gelegen is binnen de eigen perceelgrenzen. De regenpijpen zullen hiertoe vlak boven het maaiveld worden voorzien van een bladvang, welke ook kan dienen als noodoverloop in extreme situatie indien de hemelwaterafvoer/infiltratievoorziening het aanbod niet aan kan.
Het verhardingsprofiel ontsluitingswegen en parkeergelegenheid zal dusdanig worden ontworpen dat hemelwater afstroomt richting goten en via kolken ofwel rechtstreeks in de infiltratievoorziening stroomt danwel via een hemelwaterafvoer hierin afwatert.
Volgens de uitgangspunten van duurzame (stede)bouw moet de keuze van bouwmaterialen zo zijn dat vervuiling van het grond- en oppervlaktewater en de waterbodems zoveel mogelijk wordt voorkomen. Dat wil zeggen: maak voor toepassing als dakbedekking, gevelbekleding of straatmeubilair geen gebruik van uitlogende bouwmaterialen zoals zink, koper, lood en bitumineuze dakbedekking. Kies voor toepassing als dakgoot of hemelwaterafvoer geen (ongecoate) uitloogbare materialen of kies hiervoor een innovatieve toepassing. Er worden geen (bouw)materialen toegepast waardoor het afstromende hemelwater bijvoorbeeld door uitloging verontreinigd kan raken.
De verharding zal extensief worden gebruikt, zodat van noemenswaardige verontreiniging van afstromend hemelwater geen sprake zal zijn. Verontreiniging moet wel zoveel mogelijk worden voorkomen. Dit kan door het afval in te zamelen, te vegen en door geen chemische onkruidbestrijding toe te passen.
Riolering
Het rioolstelsel valt onder de verantwoordelijkheid van de gemeente. Aangezien nieuwe riolering dient te worden aangelegd in de toekomstige ontsluitingsweg en het aantal en verdeling van de huisaansluitingen veranderd, zal overleg moeten worden gevoerd over aansluitvergunningen.
Grondwater
Om grondwateroverlast te voorkomen adviseert het waterschap om boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) te ontwerpen. Dit betekent dat aspecten zoals ontwateringsdiepte en infiltratie van hemelwater, beschouwd worden ten opzichte van de GHG. Het structureel onttrekken / draineren van grondwater is geen duurzame oplossing en moet worden voorkomen. Het waterschap adviseert de initiatiefnemer dan ook om voorafgaand aan de ontwikkeling een goed beeld te krijgen van de heersende grondwaterstanden en GHG. Eventuele grondwateroverlast is in eerste instantie een zaak voor de betreffende perceeleigenaar. In paragraaf 2.3 is de bodemopbouw en geohydrologie weergegeven, waaruit blijkt dat de heersende GHG ten opzichte van de maaiveldhoogte ruimschoots voldoet aan de minimale ontwateringsdiepte (zelfs in geval de GHG met 80 centimeter zou stijgen).
Watertoetsproces
De initiatiefnemer heeft het waterschap geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de Digitale Watertoets. Toetsing aan de kaartlagen en beantwoording van de vragen heeft ertoe geleid dat de verkorte watertoetsprocedure is toegepast.
In het plangebied liggen geen belangrijke oppervlaktewateren (zogenaamde primaire of A- watergangen), waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging. Dit betekent dat dit plan geen essentiële waterbelangen raakt. Op basis daarvan wordt door het waterschap voor het onderhavige plan een positief wateradvies gegeven. De rapportage van de digitale watertoets is opgenomen in bijlage 6.
Eventueel benodigde vergunningen worden niet binnen de watertoets procedure of met deze Digitale Watertoets geregeld en zullen via daarvoor bedoelde procedures verkregen moeten worden. Een watervergunning van het waterschap is bijvoorbeeld nodig voor het dempen en/of vergraven van watergangen, het lozen van water op oppervlaktewater en het onttrekken van grondwater. Informatie over een watervergunning kunt u vinden op de website van het waterschap (www.vallei-veluwe.nl/loket).
3.4.4 Overleg waterschap
Met het waterschap heeft overleg plaats gevonden over het bouwplan. Door het waterschap is aangegeven dat geen sprake is van een waterbelang met als voornaamste reden dat de oppervlakte aan verharding met niet meer dan 1.500 m2 toe neemt. Het verslag van dit overleg is bijgevoegd in bijlage 19.
3.5 Flora En Fauna
Algemeen
Voordat ruimtelijke ingrepen mogen plaatsvinden moet eerst een onderzoek plaatsvinden in het kader van de Wet natuurbescherming en Ecologische Hoofdstructuur (EHS, thans Nationaal NatuurNetwerk, NNN) en eventuele andere natuurregelgeving. Bij deze activiteit moet rekening gehouden worden met de aanwezige natuurwaarden in en om het plangebied. In het kader van het NNN dient er getoetst te worden of de beoogde ontwikkelingen een negatieve invloed hebben op de beschermde gebieden. In het kader van de Wet natuurbescherming dient te worden nagegaan of vaste rust- en verblijfplaatsen door de ingreep worden aangetast (verwijderd, ongeschikt gemaakt) of dieren opzettelijk worden verontrust.
Vogel- en Habitatrichtlijnen
De Vogel- en Habitatrichtlijngebieden vormen in de Europese unie tezamen een coherent Europees ecologisch netwerk ten behoeve van herstel en behoud van de natuurlijke habitats en de daarin aanwezige soorten. De uitvoeringsinstrumenten voor de Vogelrichlijn en de Habitatrichtlijn in Nederland zijn de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet.
Natuurbeschermingswet 1998
De Natuurbeschermingswet 1998 regelt de bescherming van natuurgebieden in Nederland en is gericht op gebiedsbescherming. Sinds 1 oktober 2005 zijn tevens de verplichtingen uit de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden in de Natuurbeschermingswet 1998 opgenomen. Deze wet bepaalt in Nederland welke activiteiten wel en niet mogen plaatsvinden in en/of nabij deze beschermde gebieden. Voor activiteiten die schadelijk zijn voor de natuurgebieden en instandhoudingsdoelstelling geldt een vergunningplicht. De volgende gebieden worden aangewezen en beschermd op grond van de Natuurbeschermingswet 1998:
- Natura 2000-gebieden;
- beschermde natuurmonumenten;
- gebieden die de Minister van LNV aanwijst ter uitvoering van verdragen of andere internationale verplichtingen (met uitzondering van verplichtingen op grond van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn), zoals Wetlands.
Voor de aangewezen soorten en habitats zijn instandhoudingsdoelstellingen opgesteld die worden uitgewerkt in beheerplannen. De beheerplannen, die ook duidelijkheid moeten geven over de activiteiten die wel of niet plaats kunnen vinden, zijn nog niet definitief vastgesteld. In Nederland zijn nog niet alle grenzen van de Natura 2000-gebieden definitief aangewezen, de ontwerp-aanwijzingsbesluiten liggen nu ter inzage.
Voor activiteiten die plaatsvinden in of nabij een beschermd gebied (in de gemeente Ermelo de Veluwe en Veluwerandmeren) in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 dient een voortoets plaats te vinden om de ingreep te toetsten op mogelijke effecten op de aangewezen gebieden en natuurwaarden (inclusief cumulerende effecten). Volgt uit deze voortoets (oriënterende fase) de conclusie dat er zeker geen sprake is van een negatief effect, dan hoeft geen vergunning te worden verleend. Is er mogelijk wel een negatief, maar zeker niet significant effect dan dient een vergunning te worden aangevraagd middels een verslechterings- of verstoringstoets. Als er kans is op significante negatief effecten, dan dient een passende beoordeling en MER plaats te vinden.
Wet natuurbescherming
Per 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet komt in de plaats van de Natuurbeschermingswet 1998, Flora- en faunawet en de Boswet. De quickscan Natuurwetgeving (zie in navolgende) is opgesteld toen de Wet natuurbescherming nog niet gold. Naar aanleiding van de nieuwe wet is een aanvullende notitie (zie verder in deze paragraaf) opgesteld.
Quickscan Natuurwetgeving
Aanleiding voor de quick-scan Natuurwetgeving is de voorgenomen herontwikkeling van de locatie bestaande uit de sloop van bestaande panden en het realiseren van nieuwbouw ter plaatse. De quick-scan of vooronderzoek is geen soortgerichte inventarisatie, maar de eerste fase in het kader van de procedure van de Flora- en faunawet. De quickscan is bijgevoegd in bijlage 7.
De Flora- en faunawet (thams: Wet natuurbescherming) voorziet in de bescherming van planten- en diersoorten. De wet bepaalt dat geen schade aan beschermde planten en dieren mag worden toegebracht, tenzij uitdrukkelijk toestemming is verleend (het “nee, tenzij” beginsel). Daarnaast erkent de wet dat alle dieren van onvervangbare waarde zijn en daarom geldt de zorgplicht. De zorgplicht houdt in dat iedereen ‘voldoende zorg’ in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende dieren en hun leefomgeving. Gesteld wordt dat alle vogels, zoogdieren, amfibieën en reptielen en een aantal (meest zeldzame) planten, vlinders, libellen, vissen en ongewervelden beschermd zijn.
In de praktijk en bij een planontwikkeling zijn bepaalde handelingen ten aanzien van dieren en planten slechts onder strikte voorwaarden mogelijk. Hiermee heeft de Flora- en faunawet de nodige consequenties voor ruimtelijke ontwikkelingen (zie bijlage 1).
In de Flora- en faunawet wordt onderscheid gemaakt in drie beschermingsregimes:
- tabel 1 (algemene soorten);
- tabel 2 (overige soorten);
- tabel 3 (strikt beschermde soorten) en vogels.
Voor tabel 1 soorten geldt een vrijstelling in het kader van ruimtelijke ontwikkeling. De algemene zorgplicht (zie bijlage 2) is echter in alle gevallen van toepassing. Van belang voor de quick-scan zijn met name de tabel 2 en 3 soorten en vogels, aangezien deze in principe ontheffingsplichtig zijn. Voor een overzicht van de resultaten van het literatuuronderzoek naar flora- en faunasoorten (tabel 2 en 3 soorten).
Resultaten flora
Uit informatie verkregen van het Natuurloket blijkt dat er in de omgeving sprake is van diverse beschermde soorten vaatplanten. Binnen een straal van een kilometer komen de Jeneverbes, Steenanjer, Tongvaren en Waterdrieblad. De Tongvaren is in het verleden ook aangetroffen ter plaatse van het plangebied. Op enigszins ruimere afstand (1-5 kilometer) zijn onder andere Gele helmbloem, Muurbloem en Rapunzelklokje waargenomen.
Ter plaatse van onderhavig onderzoeksterrein zijn echter geen (voornoemde) beschermde soorten aangetroffen. Ter plaatse is met name sprake van gras (gazon) en algemene soorten planten tussen het straatwerk (Brede weegbree, Paardenbloem, etc.). Daarnaast is er sprake van enkele bomen binnen het plangebied, waaronder Esdoorn en Berk. Tevens is er sprake van bosschage en ruigte. Hierin zijn onder andere Brem en Gewone vlier aangetroffen.
De tuinen zijn voornamelijk ingericht met cultivarsoorten.
Resultaten fauna
Voor de verschillende soortgroepen zijn de verspreidingsgegevens bestudeerd. Deze verspreidingsgegevens hebben veelal betrekking op uurhokniveau (gebied van 5 x 5 kilometer). Tevens is gebruik gemaakt van gegevens beschikbaar bij het Natuurloket.
Vogels
Tijdens het veldbezoek zijn binnen het plangebied enkele vogels waargenomen. Het gaat hierbij om algemene soorten als de Merel, Turkse tortel en Spreeuw. Tevens zijn er geen nesten waargenomen in of tegen de woningen. Jaarrond beschermde nesten zijn eveneens niet aangetroffen en worden voorts ook niet verwacht ter plaatse van de onderzoekslocatie.
Grondgebonden zoogdieren
Binnen en nabij het plangebied verwachte soorten grondgebonden zoogdieren zijn alleen algemene soorten (tabel I soorten), zoals bruine rat en huismuis, hiervoor geldt een vrijstelling in het kader van ruimtelijke ontwikkeling. Voor overige soorten is de locatie (geheel verhard) slecht toegankelijk. Het onderzoeksterrein is, door het ontbreken van open terrein, bos en bosschage verder ongeschikt voor in de omgeving voorkomende beschermde soorten (Boommarter en Das).
Vleermuizen
In de directe omgeving van het onderzoeksterrein (<1 km) is een viertal vleermuissoorten aangetroffen. Het betreft de Gewone dwergvleermuis, Laatvlieger, Rosse vleermuis en Ruige dwergvleermuis.
De Rosse vleermuis wordt ter plaatse van het onderzoeksterrein niet verwacht. De Rosse vleermuis verblijft hoofdzakelijk in bomen (boombewonende vleermuis). Ter plaatse van het onderzoeksterrein zijn geen geschikte bomen aangetroffen welke volstaan als verblijfplaats voor vleermuizen (geen holten of loszittende schorsdelen).
Betreffende de Gewone dwergvleermuis, Laatvlieger en Ruige dwergvleermuis zijn echter wel potentiële verblijfplaatsen aangetroffen. Met name in het medisch centrum, de meubelwinkel en de aanwezige woning annex galerie is mogelijkheid voor gebouw bewonende vleermuizen om een verblijfplaats te vinden. Het uitvoeren van een nader vleermuisonderzoek betreffende deze soorten is dan ook noodzakelijk.
Voorkomen van overige (op grotere afstand voorkomende) vleermuissoorten als de Baardvleermuis, Franjestaart, Gewone grootoorvleermuis, Meervleermuis en Watervleermuis worden niet waarschijnlijk geacht vanwege het ontbreken van geschikte bomen, de relatief hoge lichtintensiteit en overige waarden van het plangebied.
Geadviseerd wordt gedurende het uit te voeren nader vleermuisonderzoek wel aandacht aan deze soorten te besteden.
Amfibieën en reptielen
In de directe omgeving van het plangebied zijn een drietal beschermde reptielsoorten aangetroffen in het verleden. Het betreffen de Adder, Hazelworm en Zandhagedis. Op enigszins grotere afstand (tot 5 km) zijn de Gladde slang en amfibieënsoorten Heikikker en Kamsalamander waargenomen.
Deze soorten worden echter niet verwacht ter plaatse van onderhavige plangebied gelet op het ontbreken van geschikt habitat. Binnen en nabij het plangebied verwachte soorten grondgebonden zoogdieren zijn alleen algemene soorten (tabel I soorten), hiervoor geldt een vrijstelling in het kader van ruimtelijke ontwikkeling.
Vissen
Gelet op het ontbreken van (permanent) watervoerende elementen is het voorkomen van vissen op de onderzoekslocatie uitgesloten.
Libellen, dagvlinders en ongewervelden
Gelet op het ontbreken van watervoerende elementen, waardplanten en overige sleutelfactoren in combinatie met de bekende verspreidingsgegevens worden binnen het plangebied geen beschermde soorten libellen, dagvlinders en overige ongewervelden verwacht.
Beschermde natuurgebieden
Hoewel er in de omgeving sprake is van beschermde natuurgebieden worden van de geplande ingreep geen invloeden verwacht op de beschermde waarden van deze gebieden. De ingreep is dermate beperkt van aard (sloop- en bouwwerkzaamheden) dat er geen negatieve effecten worden verwacht.
Advies
Geadviseerd wordt een nader vleermuisonderzoek uit te voeren. Het eventueel kappen van bomen moet plaats vinden buiten het broedseizoen. Indien er binnen het broedseizoen wordt gekapt dient er een vrijgave verricht te worden van het te rooien groen.
Voorts wordt geadviseerd met de verlichting (tijdens bouwfase en bij realisatie) rekening te houden met soorten die gevoelig zijn voor licht (bijvoorbeeld vleermuizen). Dit kan door het licht zo veel mogelijk te richten, zo min mogelijk ’s nachts te werken en strooilicht zo veel mogelijk te beperken.
Nader vleermuizenonderzoek
Ten behoeve van het bouwplan is een nader vleermuizenonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is bijgevoegd in bijlage 8. In onderstaande zijn de conclusies van het onderzoek overgenomen.
Aanleiding voor het nader vleermuisonderzoek zijn de resultaten van de ter plaatse uitgevoerde quick-scan natuurwetgeving (LievenseCSO, 15J031.FFQS.R01, d.d. 25 september 2015) waarbij potentiële verblijfplaatsen voor vleermuizen zijn aangetroffen.
Het doel van het nader onderzoek is het vaststellen of de mogelijk voorkomende beschermde soorten vleermuizen ook daadwerkelijk beschermde waarden gebruiken in het plangebied en directe omgeving, waar en in welke hoedanigheid. Tevens wordt hierbij beoordeeld welke effecten de geplande ingreep (sloop en nieuwbouw) heeft op de beschermde soorten.
Tijdens het nader vleermuisonderzoek zijn geen in- of uitvliegende vleermuizen waargenomen binnen het plangebied. Wel is er sprake van diverse langsvliegende Gewone dwergvleermuizen en in het begin van het onderzoek een enkele Laatvlieger. Er zijn geen Ruige dwergvleermuizen, andere vleermuizen of overige beschermde soorten (uilen, marterachtigen, etc.) waargenomen.
Direct ten zuiden van de parkeerplaats van het medisch centrum, juist buiten het plangebied, is sprake van enkele tuinen waar ’s avonds en ’s ochtends kortstondig sprake is van foerageergedrag. Deze locatie blijft buiten de geplande ingreep van de opdrachtgever.
Hoewel er centraal op het plangebied sprake is van een relatief drukke vliegroute worden er ook langs de Kerklaan en het Postlaantje met regelmaat langsvliegende vleermuizen waargenomen. Het plangebied wordt dan ook niet aangemerkt als essentiële vliegroute.
Daar er geen sprake is van vaste rust- of verblijfplaatsen, foerageergebied of essentiële vliegroutes voor vleermuizen binnen het plangebied wordt geconcludeerd dat mitigerende maatregelen, aanvullend onderzoek of verdere ingrepen betreffende vleermuizen niet noodzakelijk zijn met betrekking tot het voorgenomen initiatief ter plaatse. Opgemerkt wordt dat bij de ontwikkeling van het terrein en na realisatie van de ontwikkeling lichtverstoring zoveel mogelijk voorkomen dient te worden. Met name nabij het zuidelijk aangrenzend foerageergebied moet lichtverstoring zoveel mogelijk voorkomen worden.
In het onderzoek zijn enkele aanbevelingen gegeven om het gebied geschikt te maken voor vleermuizen.
Aanvulling ten gevolge van Wet natuurbescherming
Per 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet komt in de plaats van de Natuurbeschermingswet 1998, Flora- en faunawet en de Boswet. Ten opzichte van de vervangen wetten is in de Wet natuurbeschermingswet sprake van enkele aanvulling en wijzigingen. In bijlage 9 is een notitie toegevoegd die in gaat op deze wijzigingen en aanvullingen.
Het in werking treden van de Wet Natuurbescherming heeft geen gevolgen voor het project Kerklaan – Postlaantje te Ermelo. Met betrekking tot het gebiedsbeschermingsdeel zijn er geen gevolgen voor de conclusie in de quickscan. Voor de soortenbescherming wordt geconcludeerd dat door de wijzigingen ten opzichte van de oude wetgeving nader onderzoek naar nieuw beschermde soorten niet nodig is.
Op basis van voorliggende analyse, de quickscan en het nader onderzoek naar vleermuizen wordt geconcludeerd dat het voornemen geen negatieve gevolgen heeft voor beschermde natuurwaarden. Met in acht neming van de zorgplicht (zie hoofdstuk 3) kan het voornemen binnen de kaders van de Wet natuurbescherming worden uitgevoerd.
Geadviseerd wordt verstorende werkzaamheden buiten de kwetsbare periodes van de aanwezige soorten uit te laten voeren.
Voor broedvogels wordt geadviseerd de verstorende werkzaamheden buiten het broedseizoen (doorgaans tussen 15 maart en 15 augustus) uit te laten voeren. Wordt er wel in het broedseizoen gewerkt dan dient voorafgaand aan de werkzaamheden een deskundige op het gebied van vogels te worden ingezet. De deskundige stelt vast of er broedsels aanwezig zijn en zo ja of deze worden verstoord door de toekomstige werkzaamheden. Het resultaat van deze controle kan gevolg hebben voor de uitvoering en planning indien er broedsels worden aangetroffen.
Voorts wordt geadviseerd met de verlichting (tijdens de werkzaamheden) rekening te houden met soorten die gevoelig zijn voor licht (bijvoorbeeld vleermuizen). Dit kan door het licht zo veel mogelijk te richten, zo min mogelijk tijdens de nacht en schermer te werken en strooilicht zo veel mogelijk te beperken.
PAS-berekening
Vanwege de ligging van het plangebied heeft de gemeente aangegeven dat een PAS-berekening nodig is. Het onderzoek hiernaar is bijgevoegd in bijlage 10.
De AERIUS berekening laat geen resultaten zien. Dit betekent dat de stikstofdepositie op nabij gelegen Natura 2000-gebieden lager is dan de grenswaarde van 0,05 mol/ha/jaar. Uit de toelichting bij het Besluit grenswaarden programmatische aanpak stikstof blijkt dat “op basis van indicatieve berekeningen de maximale bijdrage van alle voorziene projecten of andere handelingen die stikstofdepositie onder de drempelwaarde van 0,05 mol per hectare per jaar veroorzaken, in combinatie met andere plannen of projecten, afgezet tegen de te verwachten effecten van de maatregelen die in het programma zijn opgenomen, de natuurlijke kenmerken van Natura 2000-gebieden niet kunnen aantasten”. Op basis hiervan wordt geconcludeerd dat het bestemmingsplan ‘Kerklaan-Postlaantje’ te Ermelo niet leidt tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van Natura 2000-gebieden.
Er is vanuit de Nb-wet voor wat betreft stikstofdepositie geen vergunningsplicht noch een meldingsplicht voor het project.
3.6 Bomeneffectanalyse
Aangezien in het plangebied Kerklaan-Postlaantje meerdere bomen staan, en een deel hiervan binnen de werkgrenzen, is in 2015 een bomeneffectanalyse (BEA) uitgevoerd. Het bouwplan heeft tot gevolg dat één monumentale boom gerooid zal moeten worden. De overige vier monumentale bomen binnen het plangebied blijven gehandhaafd. De bomeneffectanalyse is bijgevoegd in bijlage 11.
De doelstelling van de BEA is drieledig. Ten eerste dient de huidige kwaliteit van de onderzoeksbomen in kaart te worden gebracht en dient een beheervisie te worden geformuleerd. Ten tweede dient te worden onderzocht welk effect de geplande werkzaamheden zullen hebben op de onderzoeksbomen. Tenslotte dient een advies te worden opgesteld met maatregelen en/ of randvoorwaarden om de (relevante) bomen duurzaam te kunnen behouden.
Overzichtstekening Bomeneffectanalyse (te behouden haagbeuken)
In de BAE zijn per boom conclusies genoemd en is een advies gegeven. Uit het onderzoek blijkt dat enkele bomen niet behouden kunnen blijven en dat bij andere maatregelen genomen moeten worden om ze te beschermen.
Aanvulling bomeneffectanalyse
Als gevolg van de conclusies van de Bomeneffecteanalyse is een aanvulling van deze analyse opgesteld. Deze aanvulling is bijgevoegd in bijlage 12. In onderstaande zijn de conclusies van deze aanvulling overgenomen.
Ter hoogte van de rijbaan zal de wettelijke voorgeschreven vrije doorgangshoogte (4,5 meter) niet worden behaald vanwege de huidige lage vertakking van de bomen. Het verwijderen van de takken die in dit geval een knelpunt vormen zal de habitus (het ‘boombeeld’) van de bomen ernstig aantasten. Daarnaast is het vanuit boomtechnisch oogpunt niet verantwoord om dergelijke snoei-ingrepen bij deze haagbeuken uit te voeren.
De aanleg van de rijbaan met behoud van de bomen op de huidige locatie zal dus niet mogelijk zijn, aangezien het verkeer tegen de gesteltakken zal aanrijden met schade aan voertuigen én aan de bomen tot gevolg.
Daarnaast zal de rijbaan te dicht op de bomen en dientengevolge dus binnen de stabiliteitskluiten van de haagbeuken worden gerealiseerd. Dit zal onherstelbare wortelschade tot gevolg hebben. De ontgraving van het cunet zal te dicht op de bomen plaatsvinden met instabiliteit van alle bomen als gevolg. Daarnaast zal er verdichting van de groeiplaats ontstaan door het opnieuw aanbrengen van (klinker)verharding en de verkeersbelasting,met conditieverslechtering tot gevolg.
De bomen kunnen op basis van het huidige ontwerp dan ook niet (duurzaam) worden gehandhaafd. Mochten bomen verloren gaan dan geldt een herplantplicht. In de aanvulling zijn suggesties gedaan voor toe te passen boomsoorten.
Aanvullend advies
Aangezien het uitgangspunt is dat zo veel mogelijk bomen behouden blijven is aanvullend advies gevraagd over welke maatregelen genomen kunnen worden. Het advies is bijgevoegd in bijlage 13.
Ten aanzien van de ondergrondse situatie is het belangrijkste knelpunt het graven van cunetten door aanwezige wortels. De ontwikkelaar is bereid om binnen de kroonprojectie van de boom kunststof grastegels toe te passen met een minimale cunetopbouw. De dikte van het toe te passen cunet zal afhangen van de aanwezigheid van de wortels. De cunetten zullen hier met zorg worden vrijgegraven tot een diepte van ca. 10cm. Vervolgens zal een humusrijk zand worden aangebracht, wat in de openbare ruimte wordt gebruikt voor bomen in de verharding. Dit zand is circa 3x zo duur als gewoon als gewoon zand maar voorziet in doorwortelbare ruimte voor de bestaande bomen. Ook biedt dit humusrijke zand voldoende stabiliteit voor verkeer. Waar het niet mogelijk is om te ontgraven zal alleen de grond worden geëgaliseerd. Op deze wijze gaat de ontwikkelaar zeer zorgvuldig om met de ondergrondse situatie van de bomen. In de praktijk komt er in toekomstige situatie meer water bij de wortels dan in huidige situatie.
In overleg is besloten om de parkeerplaatsen onder de monumentale bomen te laten vervallen. Onder de bodem zal sprake van een groenbestemming. Parkeren hierbinnen is niet mogelijk.
Ten aanzien van de bovengrondse situatie wordt als belangrijkste knelpunt aangegeven de geringe doorrijhoogte onder de takken van de haagbeuken.
Ter plaatse van de toekomstige parkeerplaatsen onder de bestaande bomen en de rijbaan is de verwachting dat personenauto's en busjes geen hinder zullen ondervinden van hangende takken. De hoogte van de takken dicht bij de stammen bedraagt 2,4 m en verder uit de stam bedraagt de hoogte circa 4 meter. Door de afvalophaalpunten van de bomenrij weg te houden wordt voorkomen dat hogere wagens takken kunnen beschadigen.
Conclusie
Ui de onderzoeken is gebleken dat van de vijf monumentale bomen 1 boom niet behouden kan blijven. Dit vanwege de opzet van het stedenbouwkundig plan met de wens om een verbinding te creëren tussen de Kerklaan en het Postlaantje.
Vier monumentale bomen in het plangebied blijven behouden. Er zullen ondergrondse en bovengrondse maatregelen genomen worden om de condities van de bomen zo optimaal mogelijk te maken zodat een langdurige instandhouding van de bomen is gegarandeerd. Onder de in stand te houden monumentale bomen zullen geen parkeerplaatsen gerealiseerd worden.
3.7 Archeologie En Cultuurhistorie
3.7.1 Archeologie
Verdrag van Valletta
Het Verdrag van Valletta is het Europees Verdrag inzake de bescherming van archeologisch erfgoed. Het verdrag is in 1992 door twintig Europese staten, waaronder Nederland, getekend en werd in 1998 met een goedkeuringswet bekrachtigd. Het Verdrag van Valletta gaat uit van het in de bodem bewaren van archeologische waarden op de locatie zelf, ook wel behoud 'in situ' genoemd. Opgravingen moeten zo veel mogelijk worden vermeden, omdat daarbij het risico bestaat dat historische informatie voor altijd verloren gaat. Malta wil verder bevorderen, dat in een zo vroeg mogelijk stadium van ruimtelijke ordening al rekening wordt gehouden met archeologische waarden. Het verdrag gaat ervan uit dat degene die de bodem wil verstoren het archeologisch (voor)onderzoek en eventuele opgravingen zelf moet betalen. Door het verdrag is tevens geld vrijgemaakt voor wetenschappelijk onderzoek.
Wet op de Archeologische Monumentenzorg
Nationaal beleid op het gebied van archeologie is vastgelegd in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ, 2007), die een Nederlandse uitwerking is van het Europese Verdrag van Valletta. De wet regelt hoe het rijk, de provincies en de gemeenten bij hun ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de bodem. De nieuwe wet beoogt het culturele erfgoed (en vooral het archeologische erfgoed) te beschermen. Onder archeologisch erfgoed worden alle fysieke overblijfselen, zowel in als boven de grond, die bijdragen aan het verkrijgen van inzicht in menselijke samenlevingen uit het verleden, verstaan.
Beleidsnota archeologische monumentenzorg
De gemeente Ermelo heeft in 2009 een beleidsnota archeologische monumentenzorg opgesteld. In deze nota is (nieuw) beleid op lokaal, regionaal, nationaal en Europees niveau en zijn het beleid en het instrumentarium van de gemeente op het gebied van archeologie afgestemd op de ontwikkelingen in het archeologisch bestel. Navolgende afbeelding betreft een uitsnede van het archeologisch beleid.
Uitsnede archeologische beleidskaart
Uit bovenstaande afbeelding blijkt dat het plangebied deels in een archeologisch waardevol gebied categorie 4 en deels in een gebied met een hoge archeologische verwachting (categorie 5).
Onderzoek
Vanwege de ligging in archeologisch waardevol gebied is in 2010 een archeologisch bureau- en booronderzoek opgesteld. De aanleiding tot het onderzoek wordt gevormd door de geplande nieuwbouw in het plangebied. Het hiermee gepaard gaande grondverzet vormt een bedreiging voor eventuele aanwezige archeologische resten.
Omdat uit het vooronderzoek gebleken is dat binnen het plangebied sprake is van een hoge trefkans op archeologische waarden uit diverse perioden en slechts een klein deel van het gebied verstoord is, dient een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd te worden met het doel de archeologische verwachting te controleren en de inhoudelijke en fysieke kwaliteit van een eventuele vindplaats vast te stellen teneinde de vindplaats te kunnen waarderen.
Ten behoeve van dat onderzoek is een Plan van Aanpak opgesteld (zie bijlage 14). Dit Plan van Aanpak is goedgekeurd door het bevoegd gezag.
Aangezien het plangebied op dit moment nog in gebruik is, is het graven van proefsleuven nu niet uitvoerbaar. Voordat met de bouw wordt begonnen zal een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd moeten worden.
3.7.2 Cultuurhistorie
Monumentenwet 1988
De bescherming van cultuurhistorische monumenten en door het rijk aangewezen stads- en dorpsgezichten is geregeld in de Monumentenwet 1988. Deze wet vormt de basis voor de subsidieregelingen voor onderhoud en restauratie van gebouwde monumenten en historische buitenplaatsen. Daarnaast is een aantal beleidsregels vastgesteld met betrekking tot de uitvoering van de Monumentenwet. Op 1 januari 2009 is de Monumentenwet 1988 opnieuw gewijzigd.
De kern van de nieuwe Beleidsregel aanwijzing beschermde monumenten 2009 wordt gevormd door vier aanwijzingsprogramma's die zowel de periode vóór als na 1940 betreffen:
- aanwijzingsprogramma voor monumenten in herstructureringswijken;
- aanwijzingsprogramma voor monumenten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie;
- aanwijzingsprogramma voor monumenten uit de periode 1958-1965;
- aanwijzingsprogramma voor te beschermen archeologische monumenten.
Stads- en dorpsgezichten worden mede door de minister van VROM aangewezen. Vóór aanwijzing vraagt de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed advies aan burgemeester en wethouders van de gemeente waarin het monument ligt, eventueel aan Gedeputeerde Staten van de provincie, en aan de Raad voor Cultuur. Aan de bescherming van gemeentelijke monumenten ligt een besluit van het college van Burgemeester en Wethouders van een gemeente ten grondslag.
Nota Belvoir 2 (2005-2008) en Nota Belvoir 3 (2009-2012)
De Nota's Belvoir bevatten cultuurhistorisch beleid dat erop gericht is de kwaliteit van de leefomgeving in de bestaande en toekomstige inrichting van Gelderland te behouden en verder te versterken door ontwikkeling. In de Nota Belvoir 2 (2005- 2008) is niet gekozen voor behoud of voor ontwikkeling van cultuurhistorische waarden, maar voor behoud en ontwikkeling.
De nota Belvoir 3 is een vervolg op de eerdere nota's en is vooral gericht op de uitvoering. In deze nota is vastgelegd hoe de provincie Gelderland het cultuurhistorisch erfgoed wil bewaren en versterken. De provincie wil cultuurhistorische waarden actief betrekken bij de ruimtelijke inrichting en een actieve rol spelen bij de duurzame instandhouding daarvan. De nota bevat ontwikkelingsgericht beleid waarbij de cultuurhistorie als kernkwaliteit een volwaardige rol vertolkt bij de duurzame inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving.
Monumenten
Ten noorden van het plangebied staat de Immanuelkerk, een Gereformeerde Kerk. Daarnaast staat de voormalige pastorie. Deze gebouwen hebben de status van gemeentelijk monument en worden via de monumentenwet beschermd.
Beeldbepalende panden
In het plangebied staat een gebouw dat als school dienst heeft gedaan, onder de naam "De Wegwijzer". Stedenbouwkundig is de ligging van deze school naast de kerk van belang, omdat clustering van kerk en school lange tijd gebruikelijk is geweest. Het pand is samen met de kerk bepalend voor het beeld van de Kerklaan vanuit de Stationsstraat. Vanwege het historische karakter en de stedenbouwkundige situatie is dit gebouw dan ook aangemerkt als beeldbepalend door de gemeente Ermelo. Het doel van de aanwijzing is om met name de voor de omgeving zo belangrijke uiterlijke kenmerken van de beeldbepalende panden te behouden en zo de historische identiteit van het dorp.
Bij de opzet van de bebouwing aan de Kerklaan is gestreefd naar een karakteristieke invulling die aansluit op andere beeldbepalende en karakteristieke gebouwen/woningen in en rond de Kerklaan. Vanaf het begin zijn daarin rijkdom in detaillering en het overeind houden van een bepaalde kleinschaligheid middelen geweest om tot een waardige vervanging van het beeldbepalende schoolgebouw te komen.
Gezien de beperkte hoogte van het schoolgebouw was het, met het nieuwe woningbouwprogramma voor ogen, niet mogelijk om de vormentaal van de Wegwijzer voort te zetten in de verschijningsvorm van de nieuwbouw.
De poort in het nieuwe bouwvolume aan de Kerklaan (met de naamsvermelding Wegwijzer !) is min of meer een voortzetting van het bereikbaar zijn van een semi-openbare ruimte vanaf de Kerklaan.
Beeldbepalende bomen
Langs de Kerklaan in Ermelo staan diverse waardevolle bomen, waarvan een deel op de lijst met monumentale bomen van de gemeente Ermelo staan. Het gaat onder meer om 6 haagbeuken, een beuk en hollandse linde van ongeveer 80 jaar oud en een kleinbladige linde. In het plangebied komen ook enkele cultuurhistorisch waardevolle bomen voor (zie afbeelding in hoofdstuk 2.3). Met betrekking tot de monumentale bomen binnen het plangebied is nader onderzoek uitgevoerd. In paragraaf 3.6 is hier nader op ingegaan.
3.8 Verkeer En Parkeren
3.8.1 Parkeren
Algemeen
De afgelopen jaren zijn in het centrum van Ermelo regelmatig parkeerdrukmetingen uitgevoerd. Deze metingen zijn ook recent in november/december 2016 verricht. De resultaten van deze metingen zijn opgenomen in het rapport 'Parkeeronderzoek centrum Ermelo najaar 2016' van Mobycon (d.d. 9 februari 2017). Dit onderzoek is in bijlage 15 toegevoegd. De metingen zijn verricht in week 48 van 2016, op meerdere momenten waardoor een volledig beeld gekregen van de parkeerdruk. De gemeten parkeerdruk is afgezet tegen de maximaal acceptabele bezettingsgraad die voor dit gebied (op basis van de CROW-publicatie 311; handboek parkeren) 80% bedraagt. Boven deze 80% zijn er nog steeds wel parkeerplaatsen beschikbaar, maar ontstaat ongewenst zoekverkeer. Conclusie van de metingen is dat de hoogste gemiddelde parkeerdruk in het centrumgebied is gemeten op dinsdagmiddag. De parkeerdruk is op dat moment 65%. Deze parkeerdruk ligt ruim beneden 80%. Voor het plangebied zelf, als onderdeel van het centrumgebied, geldt dat ook daar de gemiddelde parkeerdruk ruimschoots onder 80% blijft. Opgemerkt moet hierbij nog worden dat de metingen zijn gedaan in de winterperiode (waarvan bekend is dat het autogebruik wat hoger is dan in de rest van het jaar) en in de Sinterklaas-periode (waarvoor geldt dat met name op vrijdagavond en zaterdag sprake is van drukte). Al met al laat het onderzoek zien dat de parkeersituatie in het centrum van Ermelo in het algemeen, maar ook in en rondom het plangebied acceptabel is. Van een tekort aan parkeerplaatsen is volgens dit onderzoek geen sprake. Ook niet in en rondom het plangebied.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat er nu in de bestaande situatie, anders dan reclamanten aangeven, geen sprake is van een tekort aan parkeerplaatsen.
Parkeren in het plangebied
Uitgangspunten
Ten behoeve van dit bestemmingsplan is een berekening gemaakt van de parkeerbehoefte van het plan. Daarbij is uitgegaan van de representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden en is gerekend met de parkeernormen die gelden volgens het gemeentelijk parkeerbeleid zoals neergelegd in de Nota Parkeernormen Ermelo.
Binnen het plangebied zullen 62 appartementen worden gebouwd. Daarnaast is er 363 m2 aan commerciële voorzieningen voorzien.
Voor de drie mogelijke commerciële voorzieningen (detailhandel, horeca en maatschappelijk) is een maximale invulling doorgerekend en is gekeken naar wat bij dubbelgebruik het maatgevende moment levert. Door het grote aantal woningen in verhouding tot het beperkte oppervlak van de commerciële ruimte, ligt het maatgevend moment vooral in periodes dat mensen thuis zijn.
Bij de functie detailhandel is hierdoor het maatgevende moment verschoven naar de werkdagnacht, wanneer de detailhandel 0% behoefte levert. Voor de horeca is de behoefte groter en wordt de koopavond het maatgevende moment.
Tegelijkertijd bepaalt dat het maximale scenario voor het bestemmingsplan.
Voor maatschappelijke functies is een huisartsenpraktijk de zwaarste functie qua parkeren. Hiervoor geldt hetzelfde als voor detailhandel: geen parkeerbehoefte op het maatgevende moment, de werkdagnacht.
Ten aanzien van de woningen is het woningbouwprogramma zoals genoemd in hoofdstuk 2 als uitgangspunt genomen.
De resultaten van de verschillende berekeningen zijn weergegeven in bijlage 16. In de berekening is gerekend met de parkeeraantallen op basis van het vigerende parkeerbeleid (bovenste tabel) en het parkeerbeleid dat binnenkort vastgesteld zal worden door de gemeenteraad (onderste tabel).
Voor dit bestemmingsplan is een parkeerbehoefte berekend van in totaal 85,6 parkeerplaatsen.
Bestaande situatie
Met betrekking tot de bestaande situatie is uitgegaan van 828 m2 "wijk-/ buurt-/ dorpscentra (woonboulevard)", twee middeldure woningen en 18 goedkope woningen. Er is gerekend met de feitelijke bestaande situatie. De functies die voorheen in het plangebied zaten brengen een parkeerbehoefte met zich van 41,1 parkeerplaatsen in/ rondom het plangebied.
Salderen
Om te beoordelen hoeveel parkeerplaatsen in het plangebied moeten worden gerealiseerd, is van de parkeerbehoefte van het bestemmingsplan (85,6), de behoefte van de bestaande situatie (41,1) afgetrokken. Volgens die berekening moeten 44,5 parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Bij dit aantal zijn de huidige parkeerplaatsen in het plangebied die komen te vervallen opgeteld. Dat resulteert dan in een aantal van (afgerond) 52,5 te realiseren parkeerplaatsen bij een maximale, representatieve invulling van het plangebied. Op basis van het oude parkeerbeleid dienen 53,5 parkeerplaatsen te worden aangelegd.
Te realiseren parkeerplaatsen Kerklaan-Postlaantje
Zoals in het stedenbouwkundig plan is aangegeven is in het plangebied ruimte voor 54 parkeerplaatsen. Er zullen in het plangebied minimaal 54 parkeerplaatsen worden aangelegd plus één extra aan het Postlaantje. Er wordt dus voldaan aan de parkeereisen zoals vermeld in de Nota Parkeernormen. Tevens wordt voldaan aan de parkeereisen uit het oude parkeerbeleid.
In de nabije omgeving van het plangebied zullen mogelijk nog eens 20 parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Deze zijn ten behoeve van de planontwikkeling in dit bestemmingsplan echter niet vereist.
Fietsparkeren
Voor de nieuwe woningen in het plangebied geldt dat uit het Bouwbesluit reeds eisen voortvloeien om in voldoende bergruimte voor fietsen te voorzien. Voor de ruimte voor commerciële voorzieningen in het plangebied geldt dat de benodigde ruimte voor fietsparkeren hierbij, conform de Nota Parkeernormen Ermelo, maatwerk betreft. Afhankelijk van de aard en omvang van de aanwezige functie(s) en de inrichting van de omgeving, dient de benodigde ruimte voor fietsparkeren bepaald te worden. Via de planregels is dit geborgd. In het plangebied en de openbare ruimte in de omgeving is voldoende ruimte aanwezig voor fietsparkeren.
3.8.2 Verkeersgeneratie
Algemeen
Bij het ontwerp bestemmingsplan is in het akoestisch onderzoek d.d. 1 november 2016 inzicht gegeven in de verkeersintensiteiten van het Postlaantje en de Kerklaan. Op basis van de beschikbare gegevens zijn de verkeersintensiteiten op het Postlaantje als volgt.
Het Postlaantje kent in 2005 een etmaalintensiteit van 1.963 motorvoertuigen per etmaal (mvt/etmaal) bij een gemiddelde werkdag. De etmaalintensiteiten voor een gemiddelde week en weekenddag liggen op respectievelijk 1.707 en 1.132 motorvoertuigen per etmaal. Deze gegevens zijn afkomstig van verkeerstellingen gedaan in 2005. Voor de Kerklaan is aangegeven dat uit kan worden gegaan van een dubbele verkeersintensiteit.
De autonome groei van de verkeersintensiteiten bedraagt 1% per jaar. Dit komt er op neer dat de intensiteiten voor het Postlaantje in 2016 als volgt zijn:
- Gemiddelde werkdag: 2190 mvt/etmaal
- Gemiddeld week: 1904 mvt/etmaal
- Gemiddeld weekend: 1263 mvt/etmaal
Voor de Kerklaan dienen bovenstaande getallen te worden verdubbeld. Dit komt neer op de volgende verkeersintensiteiten in 2016 voor de Kerklaan:
- Gemiddelde werkdag: 4380 mvt/etmaal
- Gemiddeld week: 3808 mvt/etmaal
- Gemiddeld weekend: 2526 mvt/etmaal
Op basis van kencijfers is de maximale capaciteit van de Kerklaan en Postlaantje 6.000 mvt/ etmaal.
Nieuwe situatie
Op basis van de publicatie "Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie" van CROW (publicatie 317) is de verkeersgeneratie ten gevolge van het plan onderzocht. Er is uitgegaan van een ligging in een centrum (niet stedelijk) gebied. Daarbij is rekening gehouden met dat er binnen een afstand van 1 km een treinstation aanwezig is en met een adressendichtheid van minder dan 500 per km2. In onderstaande tabel is de verkeersgeneratie van het bouwplan weergegeven waarbij uit is gegaan van een gemiddelde verkeersgeneratie.
Functie | Aantal | Verkeersgeneratie (mvt/ etmaal) | Verkeersgeneratie totaal (mvt/ etmaal) |
Koop, etage, duur | 13 woningen | 7,2 mvt/ etmaal | 93,6 |
Koop etage, midden | 15 woningen | 5,8 mvt/ etmaal | 87 |
Koop, etage, goedkoop | 3 woningen | 5,2 mvt/ etmaal | 15,6 |
Huur, etage, midden/ goedkoop | 31 woningen | 4,1 mvt/ etmaal | 127,1 |
Commerciële voorziening* | 363 m2 | 53,05 per 100 m2 bvo | 192,5 |
Totaal | 515,8 mvt/ etmaal |
* Aangezien nog niet duidelijk is welke voorziening zich hier zal vestigen is voor dit pand uitgegaan van de functie die de hoogste verkeersgeneratie kent (buurt- en dorpscentrum)'.
Zoals uit bovenstaande tabel blijkt, neemt de verkeersintensiteit ten gevolge van het bouwplan toe met 515,8 motorvoertuigen per etmaal. Er kan worden aangenomen dat deze bewegingen evenredig over de twee ontsluitingen, Kerklaan en Postlaantje, zijn verdeeld. Per straat komt dit dus neer op circa 257,9 motorvoertuigen per etmaal.
Huidige situatie
Voorheen bevonden zich binnen het plangebied een woonwinkel van 828 m2, twee middeldure woningen, 12 goedkope appartementen en een gezondheidscentrum binnen het plangebied. In onderstaande tabel is de verkeersgeneratie van de huidige situatie weergegeven.
Functie | Aantal | Verkeersgeneratie (mvt/ etmaal) | Verkeersgeneratie totaal (mvt/ etmaal) |
Woonwinkel | 828 m2 | 6,5 per 100 m2 bvo | 54 |
Woningen, koop, middelduur | 2 woningen | 7,6 mvt/ etmaal | 15,2 |
Koop, etage, goedkoop | 12 woningen | 5,8 mvt/ etmaal | 70 |
Gezondheidscentrum | 886 m2 | 14,7 mvt/ etmaal | 130,2 |
Totaal | 269,4 mvt/ etmaal |
Deze functies bij elkaar leveren in totaal een verkeersgeneratie op van 269,4 mvt/ etmaal. Als dit gelijk verdeeld wordt over het Postlaantje en de Kerklaan dan komt dat neer op circa 134,7 mvt/ etmaal per straat.
Vergelijking oude en nieuwe situatie
In de oude situatie genereerde de functies in het plangebied een verkeer van 269,4 mvt/ etmaal. In de nieuwe situatie levert het bouwplan een verkeersgeneratie op van 515,8 mvt/ etmaal. Per saldo bestaat de totale toename van het verkeer uit (515,8 - 269,4) 246,4 motorvoertuigen per etmaal. Per straat komt dat neer op 123,2 mvt/ etmaal.
Wanneer dit aantal wordt vergeleken met de huidige verkeersintensiteiten van de Kerklaan (4.380 mvt/ etmaal) en het Postlaantje (2.190 mvt/etmaal) kan gesteld worden dat de toename dermate gering is, dat de huidige infrastructuur voldoende toegerust is voor het verwerken van de verkeerstoename als gevolg van de beoogde ontwikkeling aangezien beide wegen een maximale capaciteit hebben van circa 6.000 mvt/ etmaal. Gesteld kan worden dat geen sprake is van een onevenredige toename.
3.9 Bezonningsstudie
Ten behoeve van het bouwplan is voor de Kerklaan en het Postlaantje een bezonningsstudie uitgevoerd om te bepalen of en in hoeverre het nieuwe bouwplan een extra belemmering oplevert ten aanzien van de zoninval voor omwonenden aan genoemde straten. De bezonningsstudies zijn bijgevoegd in bijlagen 17 (Kerklaan) en 16 (Postlaantje).
In de bezonningsstudies is voor beide straten bekeken hoe de zoninval is in de huidige situatie, de situatie bij volledige invulling van het bestemmingsplan 'Kom Ermelo' en het nieuwe bestemmingsplan Kerklaan-Postlaantje.
Zoals uit de zonnestudies blijkt zijn de gevolgen voor de woningen aan de Kerklaan minimaal wanneer de situatie van het huidig bestemmingsplan wordt vergeleken met het nieuwe bestemmingsplan. Alleen in de vroege ochtenduren is in de maanden september en december sprake van een zeer beperkte verslechtering.
Ten aanzien van de woningen aan het Postlaantje kan vastgesteld worden dat door het bestemmingsplan bouwplan de schaduwwerking zal veranderen.
In de maanden maart en september zal in de namiddag (situatie 17.00 uur) en in juni in de avond (situatie 21.00 uur) sprake zijn van extra schaduwwerking als gevolg van het nieuwe bestemmingsplan. Voor de overige tijdstippen zorgt het bestemming niet voor extra schaduwwerking. Hieruit kan geconcludeerd worden dat het bestemming zorgt voor enige verslechtering ten opzichte van het vorige bestemmingsplan. Voor het grootste gedeelte van het jaar brengt het bestemmingsplan geen extra schaduwwerking met zich mee.
De gemeente is van mening dat er geen onevenredige aantasting plaats vindt van het woon/ en leefklimaat.
3.10 Economische Uitvoerbaarheid
Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) inwerking getreden met daarin opgenomen een afdeling omtrent grondexploitatie, afdeling 6.4. Het doel van deze afdeling is om de mogelijkheden voor gemeentebesturen om kosten te verhalen, eisen te stellen aan de inrichting, de kwaliteit of de realisatie van bouwlocaties te verbeteren. Dit brengt met zich mee dat de gemeente bij de vaststelling van het bestemmingsplan, een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 Wro, een projectbesluit of een beheersverordening kosten moet verhalen. Deze verplichting is vastgelegd in artikel 6.12 Wro.
Bouwplan
In artikel 6.12 Wro is bepaald dat een exploitatieplan vastgesteld dient te worden voor gronden waarvoor men voornemens is een bouwplan op te stellen. In artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) is het bouwplan gedefinieerd. De nieuwbouw of uitbreiding van een woning of een hoofdgebouw zijn onder meer bouwplannen.
Het project Kerklaan/ Postlaantje is een initiatief van UWOON en een projectontwikkelaar. De initiatiefnemer is verantwoordelijk voor de kosten die gemoeid zijn met onderhavig bestemmingsplan. De gemeente en initiatiefnemers sluiten een anterieure overeenkomst omtrent het kostenverhaal. In deze overeenkomst zijn de gemeentelijke kosten voor dit bestemmingsplan verzekerd.
Bekend is dat het plan een tekort heeft. Dit tekort staat evenwel aan de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet in de weg. Uwoon zal dit tekort dragen en heeft aangegeven gelet op haar maatschappelijke doelstellingen het project zonder meer uit te zullen (kunnen en willen) voeren. Om het tekort te verhelpen en gelet op de belangen die met het plan gediend worden, heeft de provincie Gelderland subsidie verstrekt.
Hoofdstuk 4 Toelichting Op De Regeling
4.1 Algemeen
4.1.1 Uitgangspunt van het bestemmingsplan
Dit bestemmingsplan maakt de herontwikkeling mogelijk van het gebied tussen de Kerklaan en het Postlaantje. Bestaande bebouwing wordt wegbestemd en er worden 62 woningen en 363 m2 aan commerciële voorzieningen mogelijk gemaakt.
Qua opzet van de planologisch- juridische regeling is afgestemd op het omliggende bestemmingsplan Kom Ermelo. Met het plan wordt ook recht gedaan aan de aanwezige cultuurhistorische waarden in het plangebied (bijvoorbeeld door het vastleggen van de waardevolle bomen). De toekomstige stedenbouwkundige structuur en bebouwing zijn relatief gedetailleerd vastgelegd om zo voor omwonenden zekerheid te bieden omtrent de toekomstige ontwikkeling van het gebied.
4.1.2 Opbouw van het plan
Het bestemmingsplan omvat een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en regels vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen kunnen niet los van elkaar worden gezien en dienen te allen tijde in onderlinge samenhang te worden toegepast. De toelichting heeft geen eigen rechtskracht, maar vormt wel een belangrijk onderdeel van het plan.
Als uitgangspunt voor de plansystematiek is het bestemmingsplan Kom Ermelo genomen. De systematiek en bestemmingsregelingen van dat bestemmingsplan zijn omgevormd naar het specifieke plangebied.
4.1.3 De verbeelding
De analoge verbeelding bestaat uit een kaart met een bijbehorende legenda. Op de verbeelding hebben alle binnen het plangebied gelegen gronden een bestemming gekregen. Als uitgangspunt geldt daarbij dat de bestemming overeenstemt met het stedenbouwkundig plan.
Binnen de bestemmingen zijn op de verbeelding diverse aanduidingen aangegeven. Aanduidingen hebben slechts juridische betekenis voor zover deze daaraan in de regels is toegekend. Een aantal aanduidingen heeft geen enkele juridische betekenis en is uitsluitend op de verbeelding aangegeven ten behoeve van de leesbaarheid van de verbeelding (bijvoorbeeld topografische gegevens en de gemeentegrens) en worden daarom verklaringen genoemd.
Naast bestemmingen en aanduidingen komen op de verbeelding zones voor. Deze zones zijn dubbelbestemmingen of gebiedsaanduidingen en geven gebieden aan waarbinnen bijzondere beperkende en/of aanvullende regels gelden ten behoeve van de bescherming van een specifiek belang of een specifieke waarde (bijvoorbeeld een zone ter bescherming van waardevolle bomen). Zones vallen niet samen met de primaire (enkel)bestemmingen, maar liggen over (een gedeelte van) één of meer bestemmingen heen.
4.1.4 De regels
Algemeen
De regels van het plan zijn ondergebracht in vier hoofdstukken.
- Hoofdstuk 1 (artikelen 1 en 2) bevat inleidende regels. Deze regels beogen een eenduidige interpretatie en toepassing van de overige, meer inhoudelijke bestemmingsregels en van de verbeelding te garanderen.
- Hoofdstuk 2 (artikelen 3 tot en met 10) bevat de regels in verband met de bestemmingen en dubbelbestemmingen. Per bestemming bevat dit hoofdstuk inhoudelijke regels, die specifiek voor die bestemming gelden.
- Hoofdstuk 3 (artikelen 11 tot en met 15) bevat de algemene regels van het plan waaronder een aantal algemene ontwikkelingsbepalingen die zijn opgenomen in de vorm van wijzigingsbevoegdheden voor het college van burgemeester en wethouders.
- Hoofdstuk 4 (artikelen 16 en 17) bevat overgangs- en slotregels.
Bestemmingen
Om recht te doen aan het uitgangspunt dat het plan niet meer dient te regelen dan noodzakelijk is, kent het plan slechts een beperkt aantal bestemmingen. Ook de bijbehorende bouw- en gebruiksregels zijn waar mogelijk beperkt in aantal en in mate van gedetailleerdheid. De regels hebben voor elke bestemming dezelfde opbouw met achtereenvolgens, voor zover aanwezig, de volgende leden:
- bestemmingsomschrijving;
- bouwregels;
- nadere eisen (indien aanwezig);
- afwijking van de bouwregels (indien aanwezig);
- specifieke gebruiksregels (indien aanwezig);
- afwijking van de gebruiksregels (indien aanwezig);
- omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van een werk, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden (indien aanwezig);
- wijziging (indien aanwezig).
Centraal staat de bestemmingsomschrijving. Daarin worden limitatief de functies en waarden genoemd, die binnen de bestemming zijn toegestaan respectievelijk worden beschermd. In een aantal gevallen geeft de bestemmingsomschrijving daarbij nog een nadere beperking in de vorm van bijvoorbeeld een functieaanduiding.
De bouwregels zijn direct aan de bestemmingsomschrijving gerelateerd. Ook de specifieke gebruiksregels zijn gerelateerd aan de bestemmingsomschrijving.
De afwijkings- en wijzigingsregels geven het bevoegd gezag (meestal burgemeester en wethouders) bevoegdheden om onder voorwaarden een afwijking te verlenen van een regel dan wel onder voorwaarden het plan te wijzigen.
Flexibiliteitsbepalingen
Zoals uit het voorgaande al bleek, zijn in de regels verschillende afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen. In alle gevallen gaat het om afwijkingsmogelijkheden van in de bestemmingsbepalingen opgenomen regels. Indien één van deze bevoegdheden wordt gebruikt, zal een (belangen)afweging moeten plaatsvinden. Het gaat immers om de toepassing van bevoegdheden voor het bevoegd gezag. Dat wil zeggen, dat de geboden afwijkingsmogelijkheden mogen worden gebruikt, maar dat er ook voor kan worden gekozen geen gebruik te maken van de bevoegdheid. Dit laatste houdt in dat een eventueel verzoek om toepassing te geven aan een bevoegdheid gemotiveerd wordt afgewezen. Teneinde richting te geven aan de (belangen)afweging, zijn bij elke afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid één of meerdere afwegingscriteria/ voorwaarden opgenomen in de regels.
De individuele belangen van de betrokkenen, de betrokken waarden en het algemene belang zullen tegen elkaar moeten worden afgewogen. Een enkele keer is bepaald dat door de verzoeker of door het bevoegd gezag het één en ander moet worden aangetoond. Wanneer iets voldoende is aangetoond is het aan het bevoegd gezag om een verzoek te beoordelen. In enkele gevallen wordt het advies van een onafhankelijk deskundige gevraagd.
De bevoegdheden zijn concreet begrensd, om duidelijk te maken waar de scheiding ligt tussen de bevoegdheid van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad. Deze begrenzing is uitgedrukt in bijvoorbeeld een maximale oppervlakte, inhoud, enz. Bij de toepassing van de bevoegdheid wordt niet standaard de maximale ruimte geboden, maar vindt maatwerk plaats waarbij de concrete situatie ter plekke, in relatie tot het verzoek, bepalend is.
4.2 Differentiatie In Regeling
Qua regeling is in dit bestemmingsplan aangesloten bij de uitgangspunten ten aanzien van het centrumgebied van het bestemmingsplan Kom Ermelo
In het bestemmingsplan Kom Ermelo wordt gewerkt met bouwvlakken. Hiermee wordt bijvoorbeeld voorkomen dat in het centrum bepaalde percelen maximaal volgebouwd worden met appartementen en ook wordt voorkomen dat ongewenste verdichting optreedt.
Voor het centrum van Ermelo is een Masterplan opgesteld. Bij de totstandkoming van het Masterplan wordt aandacht besteed aan de manier van bouwen in een dorpscentrum. Daarnaast heeft in het verleden de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit advies gegeven over hoe de gemeente om kan gaan met de bebouwingsmogelijkheden in het centrum. Zowel in het Masterplan als in het advies van de Commissie wordt geadviseerd om voorzichtiger om te gaan met de bebouwingsmogelijkheden in het Centrum en bij nieuwbouw te zoeken naar een breedte en bouwhoogte die goed past in het dorpscentrum van Ermelo.
Rekening houdend met deze adviezen zijn de bestemmingsplanregels van dit bestemmingsplan nu zo opgesteld dat zo veel mogelijk aangesloten wordt bij de bestaande bouwhoogtes en bebouwingsmassa's. Enige afwijkingen hiervan bij nieuwbouwlocaties zijn hierbij onvermijdelijk.
Bestemmingssystematiek parkeren
Aan de regeling van het bestemmingsplan Kom Ermelo zijn parkeernormen toegevoegd. De regeling is opgenomen bij elke bestemming waar parkeernormen van toepassing zijn. De regeling is gesplitst in een bepaling onder de bouwregels en onder de gebruiksregels. In de bouwregels is opgenomen dat bij nieuw- en verbouw de inrichting van de gronden zodanig moet plaatsvinden dat wordt voldaan aan de gemeentelijke parkeernormen. In de gebruiksregels is bepaald dat een gebruik van een parkeerplaats voor ander gebruik dan parkeren in strijd is met het bestemmingsplan. Daarnaast zijn afwijkingsregels opgenomen voor de bouw- en gebruiksregels, analoog aan de regeling in de Bouwverordening Ermelo 2012.
4.3 De Bestemmingen
4.3.1 Centrum
Een klein deel van het plangebied heeft de bestemming Centrum gekregen. Deze bestemming is van toepassing op de kern van het centrumgebied. De voor Centrum aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijven (in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten), detailhandel, dienstverlening, horeca, pensions en wonen. Uitgezonderd de functie wonen zijn de overige functies alleen op de begane grond toegestaan.
De gronden met deze bestemming in dit bestemmingsplan betreft een terras behorende tot een horecagelegenheid aan de Stationsstraat. Er zijn in dit bestemmingsplan dan ook geen bouwvlakken voor hoofdgebouwen opgenomen.
4.3.2 Gemengd
Met de bewoners van Dr. Holtroplaan 78 is overeengekomen dat een garage op het achtererf wordt gebouwd. Op basis van het vigerend bestemmingsplan 'Kom Ermelo' bestaat deze mogelijkheid al. Om de bedoelingen van dit bestemmingsplan duidelijk te maken is deze garage opgenomen in onderliggend bestemmingsplan.
4.3.3 Groen
De bestemming Groen is van toepassing op groenvoorzieningen en speelvoorzieningen in het plangebied en gericht op de versterking en de bescherming van groene waarden. Binnen de bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd en mogen geen parkeerplaatsen worden aangelegd.
4.3.4 Tuin
In het plangebied komt de bestemming Tuin voor in combinatie met de bestemming wonen aan de Kerklaan en het Postlaantje. De ligging van de tuinbestemming is afgestemd op gronden die na realisatie van het bouwplan particulier in gebruik komen. Binnen de bestemming zijn geen gebouwen maar wel kleine uitbouwen van het hoofdgebouw, in de vorm van erkers, mogelijk.
4.3.5 Verkeer - Verblijfsgebied
De bestemming Verkeer - Verblijfsgebied is toegepast voor wegen met hoofdzakelijk een functie voor de ontsluiting van de aanliggende percelen. Binnen deze bestemming zijn ook parkeerplaatsen mogelijk gemaakt.
4.3.6 Wonen - Woongebouw
Voor het overgrote deel van het plangebied geldt de bestemming Wonen - Woongebouw. Hieronder vallen de nieuw te bouwen niet grondgebonden woningen. Binnen deze bestemming is eveneens ruimte voor een aan huis verbonden beroep en ondergeschikte maatschappelijke functies. De bouwhoogte van het woongebouw mag niet hoger zijn dan op de verbeelding is aangeduid en het aantal wooneenheden is per bouwvlak weergegeven. Ten aanzien van de bouwhoogte zijn binnen de regels nadere bepalingen opgenomen. In de regels is eveneens opgenomen dat een bepaald percentage van de woningen moet bestaan uit sociale en/of sociale koopwoningen.
Aan de zuidoostzijde van het plangebied is een aanduiding 'centrum' opgenomen die commerciële voorzieningen van maximaal 363 m2 op de begane grond mogelijk maakt. Hierbinnen zijn meerdere typen voorzieningen mogelijk (horeca, maatschappelijk, dienstverlening, detailhandel). Een supermarkt is echter uitgesloten.
4.3.7 Waarde - Acheologie H
Diverse dubbelbestemming is opgenomen voor de gebieden met archeologische waarden. Op deze gronden mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd of bestaande gebouwen worden vergroot indien daarvoor de grond dieper dan 0,3 m zal worden geroerd. Daarnaast geldt per dubbelbestemming een oppervlaktemaat.
In het plangebied geldt de dubbelbestemming Waarde - Archeologie H. Bouwwerken en werkzaamheden die meer dan 30 cm diep worden uitgevoerd zijn niet direct toegelaten. Ook geldt een oppervlaktemaat van 100 m2. Bouwwerken en werkzaamheden kunnen eventueel wel worden toegelaten via een omgevingsvergunning waarbij in ieder geval een Inventariserend Archeologisch Onderzoek moet worden uitgevoerd.
4.3.8 Waarde - Waardevolle boom
De voor 'Waarde - Waardevolle boom' aangewezen gronden zijn naast de andere voor die gronden aangewezen basisbestemmingen, tevens bestemd voor het beschermen van de monumentale waarde van de aanwezige bomen als cultuurhistorisch en natuurlijk element.
Hoofdstuk 5 Procedure
5.1 Inspraak En Vooroverleg
Geen voorontwerp bestemmingsplan
Tijdens het opstellen van het stedenbouwkundig plan zijn op verschillende momenten omwonenden geïnformeerd over de toekomstige invulling van het terrein. Naar aanleiding van deze informatieavonden is het stedenbouwkundig plan in meerdere en minder mate aangepast.
Aangezien sprake is geweest van een omvangrijk voortraject waarbij omwonenden veelvuldig zijn geïnformeerd over het plan, zal geen voorontwerp bestemmingsplan ter inzage worden gelegd maar gelijk een ontwerp bestemmingsplan.
Vooroverleg
Verder is het bestemmingsplan voor advies voorgelegd aan de provincie, het waterschap en de brandweer. De provincie heeft aangegeven in te kunnen stemmen met de ontwikkeling.
De brandweer heeft per mail van 17 november 2016 het volgende aangegeven:
- Ontsluiting: zoals nu wordt aangegeven is het gebied alleen bereikbaar vanuit het Postlaantje. Advies is dan ook om vanuit de Kerklaan een ontsluiting te realiseren zodat de hulpdiensten van 2-zijden het gebied kunnen bereiken. De minimale afmeting voor ontsluiting is 3,25(b) x 4,2(h) meter met een asdruk van 14.600 kg. Hier voldoet het plan aan.
- De geplande bebouwing staat deels op de erfgrenzen gesitueerd. Aandachtspunt hierbij is dat als een gebouw maar vanuit 1-zijde bereikbaar is voor de bestrijding van eventuele calamiteiten dat er inpandig nadere eisen gesteld worden aan brandveiligheid. Voorbeelden hiervan zijn: materiaalgebruik, brandcompartimentering, extra beschermde vluchtroutes, brandbeveiligingsinstallaties, etc.
- Omdat de geplande bebouwing op de erfgrenzen gesitueerd is, is er sprake van spiegelsymmetrie. Hiermee wordt bedoeld de brandoverslag naar een naastgelegen identiek pand. Er worden met de aanvraag Omgevingsvergunning nadere eisen gesteld aan de buitengevels.
De brandweer adviseert om het ontwerp bestemmingsplan vast te stellen met de voorwaarde dat bovenstaand advies met betrekking tot de brandveiligheid en de bestrijdbaarheid door hulpdiensten wordt opgenomen in verder uitwerking van het plan.
In het voortraject is het plan afgestemd met het waterschap. Het waterschap zag geen direct waterschapsbelang in het plan, mede omdat de toename van de hoeveelheid verharding kleiner is dan 1.500 m². Zodoende is verder vooroverleg ook achterwege gebleven. In bijlage 19 is het verslag toegevoegd.
5.2 Zienswijzen
Het ontwerp bestemmingsplan Kerklaan-Postlaantje heeft van 29 december 2016 tot en met 9 februari 2017 ter inzage gelegen. Tegen het ontwerp bestemmingsplan zijn 23 zienswijzen ingediend. Deze zienswijzen zijn allen samengevat en van een beantwoording voorzien in een reactienota. De zienswijzen hebben geleid tot enkele aanpassingen van het bestemmingsplan. De wijzigingen naar aanleiding van de zienswijzen zijn, samen met ambtshalve wijzigingen, in de reactienota benoemd.
De reactienota is bijgevoegd in bijlage 20.
Het bestemmingsplan is op 8 juni 2017 gewijzigd vastgesteld.
5.3 Beroepsprocedure
tegen het bestemmingsplan is beroep ingesteld bij de Raad van State. Raad van State heeft op 25 april 2018 uitspraak gedaan hierover. Hierbij is een deel van het bestemmingsplan vernietigd. Voor het overige deel is het bestemmingsplan in stand gebleven. In bijlage 21 is de uitspraak van de Raad van State te raadplegen.
Bijlage 1 Lijst Van Horecabedrijven
Bijlage 1 Lijst van horecabedrijven
Bijlage 2 Lijst Van Niet Publieksgerichte Bedrijfsmatige Bedrijven Aan Huis
Bijlage 2 Lijst van niet publieksgerichte bedrijfsmatige bedrijven aan huis
Bijlage 3 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 3 Staat van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Beeldkwaliteitplan Kerklaan-postlaantje
Bijlage 1 Beeldkwaliteitplan Kerklaan-Postlaantje
Bijlage 2 Onderzoek Naar Akoestiek, Luchtkwaliteit, Externe Veiligheid En Bedrijven En Milieuzonering
Bijlage 3 Quickscan Groepsrisico
Bijlage 3 Quickscan groepsrisico
Bijlage 4 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 4 Verkennend bodemonderzoek
Bijlage 5 Aanvulling Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 5 Aanvulling verkennend bodemonderzoek
Bijlage 6 Waterplan En Waterparagraaf
Bijlage 6 Waterplan en waterparagraaf
Bijlage 7 Quickscan Natuurwetgeving
Bijlage 7 Quickscan Natuurwetgeving
Bijlage 8 Nader Vleermuizenonderzoek
Bijlage 8 Nader vleermuizenonderzoek
Bijlage 9 Aanvulling Wet Natuurbescherming
Bijlage 9 Aanvulling Wet natuurbescherming
Bijlage 10 Stikstofdepositieonderzoek
Bijlage 10 Stikstofdepositieonderzoek
Bijlage 11 Bomeneffectanalyse
Bijlage 12 Aanvulling Bomeneffectanalyse
Bijlage 12 Aanvulling Bomeneffectanalyse
Bijlage 13 Aanvullend Advies Bomen
Bijlage 13 Aanvullend advies bomen
Bijlage 14 Pva Proefsleuvenonderzoek
Bijlage 14 PvA proefsleuvenonderzoek
Bijlage 15 Parkeeronderzoek Centrum Ermelo Najaar 2016
Bijlage 15 Parkeeronderzoek centrum Ermelo najaar 2016
Bijlage 16 Parkeerberekening
Bijlage 17 Bezonningsstudie Kerklaan
Bijlage 17 Bezonningsstudie Kerklaan
Bijlage 18 Bezonningsstudie Postlaantje
Bijlage 18 Bezonningsstudie Postlaantje
Bijlage 19 Verslag Overleg Waterschap
Bijlage 19 Verslag overleg Waterschap
Bijlage 20 Reactienota Bestemmingsplan Kerklaan-postlaantje
Bijlage 20 Reactienota bestemmingsplan Kerklaan-Postlaantje