KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden - Landschapswaarden
Artikel 5 Bos
Artikel 6 Verkeer
Artikel 7 Wonen
Artikel 8 Waarde - Archeologie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 10 Algemene Bouwregels
Artikel 11 Algemene Gebruiksregels
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 13 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
Artikel 15 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Doel En Reikwijdte
1.3 Opzet
Hoofdstuk 2 Bestemmingsplanbeleid
2.1 Inleiding
2.2 Bestemming 'Wonen' C.q. 'Agrarisch Gebied' Met De Nadere Aanduiding 'Voormalige Meergeneratiewoning'
2.3 Perceel Nabij Zeeweg 75
2.4 Plantenkwekerij, Zeeweg 144
2.5 Het Perceel Aan De Nijkerkerweg 57 Met De Bestemming 'Agrarisch Gebied'
2.6 Het Perceel Aan De Leuvenumseweg Inzake Hindernisbaan
2.7 Algemeen
Hoofdstuk 3 Uitvoerbaarheid
3.1 Overleg, Inspraak En Zienswijzen
3.2 Grondexploitatie
Bijlage 1 Lijst 'Kleinschalige Nevenactiviteiten'
Bijlage 2 Kaart 'Gebiedsvisie'
Bijlage 1 Natuurtoets Bestemmingsplan Buitengebied Midden-west
Bijlage 2 Planologische Onderbouwing
Bijlage 3 Effecten Kleiduivenschietterrein En Nieuwe Hindernisbaan
Bijlage 4 Quickscan Flora- En Faunawet Hindernisbaan

Reparatie Buitengebied Midden-West

Bestemmingsplan - Ermelo

Vastgesteld op 11-10-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Reparatie Buitengebied Midden-West van de gemeente Ermelo;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0233.BPreparatieBgMW-0401 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 agrarisch bedrijfscomplex:

de tot één agrarisch bedrijf behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en overige voorzieningen;

1.6 agrarische bedrijven:

bedrijven gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, waaronder mede een paardenhouderij is te verstaan, uitgezonderd wormen- en madenkwekerijen, fokkerijen en mesterijen van ganzen, eenden en kalkoenen, alsmede pelsdierhouderijen, een en ander voor zover deze bedrijvigheid plaatsvindt in de open lucht en buiten het bouwvlak;

1.7 agrarische nevenactiviteit:

een bedrijfsmatige dan wel hobbymatige activiteit, waarbij de activiteit in ruimtelijk, functioneel en economisch opzicht ondergeschikt blijft aan de hoofdfunctie;

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.9 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bestemd voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daarin, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

1.10 beroepsuitoefening aan huis:

een bedrijfsmatige activiteit, uit te oefenen door de bewoner(s) van de betrokken woning, niet behorend tot een van de categorieën als genoemd in het Inrichtingen- en vergunningenbesluit behorende bij de Wet milieubeheer zoals dit luidt ten tijde van de vaststelling van dit plan en niet zijnde detailhandel, dan wel het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of daarmee gelijk te stellen terrein, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.11 bestaand:

  • met betrekking tot bebouwing:
    de legaal opgerichte bebouwing als aanwezig ten tijde van inwerkingtreding van het plan, voor zover niet in strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan en bebouwing waarvoor ten tijde van de vaststelling van het plan reeds een vergunning was verleend;
  • met betrekking tot gebruik:
    het gebruik ten tijde van inwerkingtreding van het plan, voor zover niet in strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;

1.12 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 bijgebouw:

een (vrijstaand of aangebouwd) gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.15 boomkwekerij, houtproductie en fruitteelt:

de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie boomkwekerij, houtproductie dan wel fruitteelt op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe -voor zover van toepassing- ontheffing is verleend van de melding- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet;

1.16 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.17 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.18 bouwnijverheid:

tak van bedrijvigheid die zich bezighoudt met het uitvoeren van bouwwerkzaamheden, al dan niet in combinatie met daaraan ondergeschikte detailhandel in bouwmaterialen;

1.19 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.20 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.21 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.22 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.23 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.24 extensieve dagrecreatie:

vormen van recreatief medegebruik, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen en naar aard, omvang en schaal daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

1.25 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.26 grondgebonden agrarische bedrijven:

bedrijven, waarvan de exploitatie geheel of grotendeels gebonden is aan ter plaatse of in de nabijheid aanwezige gronden;

1.27 groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;

1.28 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwvlak dan wel bestemmingsvlak kan worden aangemerkt;

1.29 horeca:

vormen van horeca, waar in hoofdzaak maaltijden worden verstrekt die ter plaatse worden geconsumeerd en/of waar gelegenheid wordt geboden tot logies, zoals café-restaurant, bistro, poffertjeszaak, pannenkoekenhuis, hotel-restaurant en pension;

1.30 hoveniersbedrijf:

dienstverlenend bedrijf -niet zijnde tuincentrum of detailhandel- gericht op het ontwerpen, aanleggen en onderhouden van groenvoorzieningen en tuinen, met de daarbij behorende tijdelijke opslag van onder meer planten, groenafval, stenen en bielzen;

1.31 intensieve veehouderij:

een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf voor het houden van vee en pluimvee -zelfstandig of als neventak-, welke bedrijfsactiviteiten geheel of nagenoeg geheel plaatsvinden of rechtens mogen plaatsvinden in gebouwen met een oppervlakte van ten minste 250 m². Het biologisch houden van dieren conform een regeling krachtens artikel 2 van de Landbouwkwaliteitswet en het houden van (melk)rundvee, schapen of paarden wordt niet aangemerkt als intensieve veehouderij;

1.32 inwoning:

het wonen in een woning door één of meer personen die geen deel uitmaken van het huishouden van de hoofdbewoner(s) van die woning;

1.33 kampeerauto:

een auto, waarin voorzieningen zijn getroffen voor dag- en nachtverblijf;

1.34 landschapswaarden:

de aan een gebied toegekende waarde in visueel-ruimtelijk en/of cultuurhistorisch en/of ecologisch opzicht;

1.35 manege:

een bedrijf gericht op het geven dan wel het faciliteren van paardensportinstructie alsmede het geven van gelegenheid tot het houden en/of berijden van paarden;

1.36 mantelzorg:

zorg die noodzakelijkerwijs langdurig, onbetaald en vanuit een persoonlijke betrokkenheid wordt verleend door familie, vrienden en mensen uit de naaste omgeving aan hulpbehoevende ouderen, zieken of gehandicapten;

1.37 mestopslagplaats:

een opslagplaats bestemd en geschikt voor het bewaren van mest, waaronder ook foliebassins worden begrepen;

1.38 milieucontour:

de minimale afstand tot het bestemmingsvlak die een bedrijf ten opzichte van een stankgevoelig object dient aan te houden uit hoofde van het voor het bedrijf bepaalde bij of krachtens de Wet milieubeheer, de Wet geurhinder en veehouderij, respectievelijk de voor het bedrijf toepasselijke milieuvergunning, dan wel de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering';

1.39 mobiel kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, of een caravan niet zijnde een stacaravan, dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.40 niet-grondgebonden agrarische bedrijven:

bedrijven, waarvan de exploitatie geheel of gedeeltelijk niet afhankelijk is van de opbrengst van ter plaatse of in de nabijheid aanwezige gronden;

1.41 normaal onderhoud:

werkzaamheden met het doel objecten en/of gronden in zodanige conditie te houden of te brengen dat voortbestaan van deze objecten en/of gronden op tenminste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;

1.42 nutsvoorzieningen:

voorzieningen van openbaar nut, zoals gas, elektriciteit en water, en de aanlevering daarvan, voor zover niet groter zijnde dan 20 m³;

1.43 onderbouw:

een voor mensen toegankelijk gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,2 m boven peil is gelegen;

1.44 overtollige bedrijfsgebouwen:

bestaande bedrijfsgebouwen die door een veranderde, dan wel beëindigde bedrijfsvoering aan hun oorspronkelijke doel zijn onttrokken;

1.45 paardenhouderij:

een agrarisch bedrijf dat is gericht op het fokken, beleren en/of trainen van paarden, al dan niet in combinatie met een pension, één en ander niet zijnde een manege;

1.46 peil:

  1. 1. de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse waarvan het bouwwerk hoofdzakelijk toegankelijk is;
  2. 2. de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein, indien deze hoogte meer dan 1 m boven of meer dan 1 m beneden de onder 1. bedoelde hoogte is gelegen;

1.47 permanente bewoning:

bewoning van een verblijf als hoofdverblijf;

1.48 praktijk- en/of kantoorruimte:

een niet voor bewoning bestemd vrijstaand of aangebouwd gebouw dat uitsluitend dienstbaar is aan de uitoefening van een beroep aan huis;

1.49 recreatiewoning:

een gebouw, dat bestemd is voor recreatief woonverblijf, niet zijnde permanente bewoning en dat gedurende het hele jaar wordt gebruikt voor recreatieve doeleinden;

1.50 relatie:

een lijn, die de verbinding aangeeft tussen twee of meer afzonderlijk begrensde bouwvlakken of bestemmingsvlakken, inclusief de daaraan toegekende aanduidingen en waarmee die bouwvlakken of bestemmingsvlakken één vlak vormen;

1.51 schuilgelegenheid:

een, niet voor bewoning bestemd, agrarisch bedrijfsgebouw, dat dient voor beschutting van vee tegen weersinvloeden;

1.52 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte (hieronder wordt mede begrepen een voer- of vaartuig), waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf waaronder begrepen een seksclub, een privé-huis, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.53 stacaravan:

een kampeermiddel in de vorm van een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen - en derhalve zonder vaste fundering - met een maximale oppervlakte van 48 m², dat mede gelet op de afmeting, kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen - ook over grotere afstanden - als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen;

1.54 toeristisch kamperen:

kamperen in een mobiel kampeermiddel, niet zijnde een stacaravan;

1.55 tuincentrum:

detailhandel in hoofdzaak elders uit de teelt van gewassen verkregen producten alsmede in daarmee verband houdende goederen;

1.56 tunnelkas:

een kas ten behoeve van wisselteelt, voor zover niet hoger zijnde dan 2,5 m, die dient ter ondersteuning van de groente-, bloemen-, planten- en/of bollenteelt;

1.57 verblijfsrecreatie:

verblijf voor recreatie door personen of groepen van personen, die hun vaste woon- en verblijfplaats elders hebben;

1.58 voorgevelrooilijn:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.59 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.60 wooneenheid:

woning als onderdeel van een groter gebouw;

1.61 zakelijke dienstverlening:

administratieve, boekhoudkundige, financiële en/of organisatorische dienstverlening, niet zijnde detailhandel, die met een commercieel oogmerk wordt aangeboden;

1.62 zomermelkstal:

een, niet voor bewoning bestemd, agrarisch bedrijfsgebouw, dat dient voor kortstondig onderbrengen van rundvee tijdens het melken;

1.63 zone:

een in het plan als zodanig aangegeven gebied, waarvoor speciale, aanvullende bepalingen gelden in verband met de afweging van alle in het geding zijnde belangen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.5 lengte, breedte en diepte bouwwerk:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren);

2.6 plaats, lengte, breedte en diepte van een bestemmings-, bouwvlak- of aanduidingsgrens:

op, vanaf en/of tussen het hart van de lijnen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. uitoefening van het agrarisch bedrijf;
  2. b. extensieve dagrecreatie;
  3. c. verkeer;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.

Binnen elk bouwvlak is niet meer dan één agrarisch bedrijfscomplex toegestaan.

In het doel 'uitoefening van het agrarisch bedrijf':

  • zijn mestopslagplaatsen, sleufsilo's en kuilvoerplaten buiten het bouwvlak - maar in directe aansluiting daarmee - mede begrepen;
  • is buiten de als 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied' aangeduide gronden intensieve veehouderij uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' en is intensieve veehouderij met bouwvlakvergroting uitsluitend begrepen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve veehouderij met bouwvlakvergroting';
  • is, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - houden van dieren niet toegestaan', het houden van dieren niet toegestaan;
  • zijn aan de agrarische functie ondergeschikte nevenactiviteiten uitsluitend begrepen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - nevenactiviteit toegestaan' en met dien verstande dat:
    1. 1. het gebruik ten behoeve van de nevenactiviteiten plaatsvindt op en/of in directe aansluiting met, het bouwvlak;
    2. 2. de oppervlakte van de nevenactiviteit kinderspeelboerderij op het perceel Oude Telgterweg 253/255 niet meer mag bedragen dan 650 m²;
    3. 3. de aard van de nevenactiviteiten op het perceel Oude Telgterweg 253/255 beperkt is tot een kinderspeelboerderij en een minicamping, welke laatste nevenactiviteit uitsluitend mag worden uitgevoerd van 15 maart tot en met 31 oktober met een maximum van 15 plaatsen voor mobiele kampeermiddelen. In de maanden juni tot en met september is een maximum aantal van 25 plaatsen voor mobiele kampeermiddelen toegestaan. De nevenactiviteit ‘minicamping’ dient binnen het bouwvlak en/of binnen 70 m afstand buiten het bouwvlak plaats te vinden; de nevenactiviteit ‘kinderspeelboerderij’ dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
    4. 4. de oppervlakte van de nevenactiviteiten op het perceel Nijkerkerweg 57 niet meer mag bedragen dan 200 m2;
    5. 5. de aard van de nevenactiviteiten op het perceel Nijkerkerweg 57 beperkt is tot een winkel in artikelen en benodigdheden voor de paardenhouderij;
    6. 6. buitenopslag voor niet-agrarische nevenactiviteiten niet is toegestaan.

Het doel 'verkeer' is beperkt tot:

  • de bestaande wegen en uitwegen, met in achtneming van het bestaande aantal rijstroken;
  • de aanleg van fiets- en voetpaden voor zover zij zijn gelegen binnen een zone van 30 m uit de as van de bestaande weg of uitweg.

Onder het doel 'nutsvoorzieningen' zijn antennemasten mede begrepen, met dien verstande dat uitsluitend de bestaande antennemasten tot het doel behoren.

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de landschappelijke waarden;
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en/of bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de woonsituatie;
  • de leefgebieden van dieren en planten en - voor zover van toepassing - de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden,

bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 voor de activiteiten als genoemd in onderstaande tabel, onder de voorwaarde dat de ruimtelijke en/of stedenbouwkundige inpasbaarheid is aangetoond en met inachtneming van de per afzonderlijke activiteit omschreven voorwaarden:

activiteit basisvoorschrift voorwaarden
de bouw van een tweede bedrijfswoning sub 3.2.1 onder 1 - aangetoond dient te zijn dat sprake is van een noodzakelijk en intensief toezicht dat slechts door twee volwaardige arbeidskrachten kan worden verricht en dat het bedrijf duurzame werkgelegenheid biedt aan twee volwaardige arbeidskrachten;
- de tweede bedrijfswoning dient op een afstand van maximaal 20 m van de eerste bedrijfswoning te worden opgericht;
- de inhoud mag niet meer bedragen dan 600 m³ per woning met een goothoogte van maximaal 4 m en een bouwhoogte van maximaal 8 m;
- de afstand van de woning tot de as van de aanliggende weg dient stedenbouwkundig aanvaardbaar te zijn;
- voldaan dient te zijn aan de bij of krachtens de Wet geluidhinder gestelde bepalingen;
overschrijding van de bouwgrenzen sub 3.2.1 onder 2 - de overschrijding mag niet meer bedragen dan 10% van de oppervlakte van het bouwvlak, met dien verstande dat het maximale oppervlak van het bouwvlak na overschrijding niet meer mag bedragen dan 1,5 ha;
- de overschrijding dient aantoonbaar noodzakelijk te zijn in het kader van een doelmatige bedrijfsvoering;
- de overschrijding mag niet strekken tot een toename van het aantal dierplaatsen;
- de overschrijding dient verband te houden met de wettelijke eisen in het kader van het dierenwelzijn;
- de bebouwing dient een compact geheel te vormen met de bestaande bebouwing;
de overschrijding van de maatvoering voor bedrijfswoning
sub 3.2.1 onder 3 - de overschrijding dient rechtstreeks verband te houden met inwoning uit hoofde van mantelzorg;
- de vergroting is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen';
- de vergroting mag niet meer bedragen dan 125 m³;
- de inhoud van de bedrijfswoning mag na afwijking niet meer bedragen dan 725 m³;
- de overschrijding mag niet leiden tot woningsplitsing;
- de bedrijfswoning dient in visueel opzicht de uitstraling van één bedrijfswoning te behouden;
- voor zover de overschrijding betrekking heeft op een vergroting van de onderbouw, mag de oppervlakte tussen de buitenwerkse muren met niet meer dan 10% van de bestaande oppervlakte worden vergroot;
de overschrijding van de maatvoering voor de bijgebouwen bij de bedrijfswoning
sub 3.2.1 onder 3 - de overschrijding dient rechtstreeks en noodzakelijk verband te houden met inwoning in de bedrijfswoning uit hoofde van mantelzorg;
- de vergroting is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen';
- de oppervlakte van het te vergroten bijgebouw mag met niet meer dan 60 m² worden vergroot;
- de afwijking blijft beperkt tot één bijgebouw per bouwvlak;
het bouwen van kleine agrarische gebouwen, zoals zomermelkstallen, schuilgelegenheden voor vee en opslagschuurtjes voor gereedschap buiten een bouwvlak sub 3.2.1 onder 3 - de afwijkingsbevoegdheid blijft beperkt tot één gebouw per bijbehorend agrarisch bedrijf;
- de oppervlakte per gebouw mag niet meer bedragen dan 15 m²;
- het gebouw dient rechtstreeks ten dienste te staan van een agrarisch bedrijf;
- er dient sprake te zijn van bij het agrarisch bedrijf behorende gronden met een aaneengesloten oppervlakte van minimaal 3 ha;
- de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
het vergroten van de oppervlakte van de bestaande gebouwen ten behoeve van de nevenactiviteit lid 3.1 - de oppervlakte van gebouwen in gebruik ten behoeve van de nevenactiviteit mag na afwijking niet meer bedragen dan 350 m², met dien verstande, dat, indien de bestaande oppervlakte 315 m² of meer bedraagt, vergroting mag plaatsvinden met maximaal 10%;
- de vergroting mag, gelet op de aard, omvang en ligging geen onevenredige afbreuk doen aan het (leef)milieu en het landschap.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en/of bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de woonsituatie;
  • de leefgebieden van dieren en planten en - voor zover van toepassing - de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden,

bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1 voor de activiteiten als genoemd in onderstaande tabel, met inachtneming van de per afzonderlijke activiteit omschreven voorwaarden:

activiteit voorwaarden
de verkoop aan huis van op het agrarisch bedrijf vervaardigde producten en/of (streek)producten welke niet vervaardigd zijn op het agrarische bedrijf; - de activiteit dient ondergeschikt te zijn aan de agrarische hoofdactiviteit;
- de verkoopvloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 50 m²;
- het betreft geen producten die betrekking hebben op nevenactiviteiten;
niet-agrarische nevenactiviteiten op een bouwvlak; - de nevenactiviteit dient een vorm van bedrijvigheid te betreffen zoals vermeld in Bijlage 1 Lijst 'Kleinschaligenevenactiviteiten', dan wel dient wat betreft aard, omvang en hinder vergelijkbaar te zijn met één van deze activiteiten;
- het gebruik ten behoeve van de nevenactiviteit dient plaats te vinden op en/of in directe aansluiting met, het bouwvlak;
- de nevenactiviteit dient te worden uitgeoefend in de bestaande bebouwing, met dien verstande dat ten behoeve van nevenactiviteiten per bouwvlak een oppervlakte van niet meer dan 25% van de bestaande bedrijfsgebouwen met een maximum zoals aangegeven in Bijlage 1 Lijst 'Kleinschaligenevenactiviteiten' mag worden gebruikt. Vervangende nieuwbouw kan worden toegestaan tot een maximum van 200 m², mits een inrichtingsplan is overgelegd, dat is gericht op verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, bijvoorbeeld in de vorm van:
1. natuurontwikkeling;
2. openbare toegankelijkheid van het buitengebied en recreatieve voorzieningen in de vorm van fiets- of wandelpaden;
3. cultuurhistorie;
4. waterberging;

- een aanvullende verruiming is mogelijk tot 20% van de gegeven oppervlaktematen voor zover gelegen op de bij deze voorschriften behorende Bijlage 2 Kaart 'Gebiedsvisie' als 'Multifunctioneel platteland' aangegeven gronden alsmede 15% op de als 'Zoekzone landschappelijke versterking' aangegeven gronden, mits een inrichtingsplan is overgelegd, dat is gericht op verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, bijvoorbeeld in de vorm van:
1. natuurontwikkeling;
2. openbare toegankelijkheid van het buitengebied en recreatieve voorzieningen in de vorm van fiets- of wandelpaden;
3. cultuurhistorie;
4. waterberging;

- de afwijkingsbevoegdheid strekt zich niet uit tot buitenopslag, met dien verstande, dat, indien de noodzaak is aangetoond, maximaal 100 m² aan buitenopslag kan worden toegestaan, mits deze landschappelijk wordt ingepast;
- aangetoond dient te worden dat de nevenactiviteit niet zal leiden tot een onevenredige vergroting van de lokale verkeersdruk;
- de afwijkingsbevoegdheid strekt zich niet uit tot agrarische bedrijven die zijn aangegeven met 'specifieke vorm van agrarisch - nevenactiviteit toegestaan';
omschakeling van een bestaande nevenactiviteit naar een niet-agrarische nevenactiviteit - de omschakeling dient een vorm van bedrijvigheid te betreffen zoals vermeld in Bijlage 1 Lijst 'Kleinschaligenevenactiviteiten', dan wel dient wat betreft aard, omvang en hinder vergelijkbaar te zijn met één van deze activiteiten;
- het gebruik ten behoeve van de nevenactiviteit dient plaats te vinden op en/of in directe aansluiting met, het bouwvlak;
- de nevenactiviteit dient te worden uitgeoefend in de bestaande bebouwing, met dien verstande dat ten behoeve van nevenactiviteiten per bouwvlak een oppervlakte van niet meer dan 25% van de bestaande bedrijfsgebouwen met een maximum zoals aangegeven in de Bijlage 1 Lijst 'Kleinschaligenevenactiviteiten' mag worden gebruikt. Vervangende nieuwbouw kan worden toegestaan tot een maximum van 200 m², mits een inrichtingsplan is overgelegd, dat is gericht op verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, bijvoorbeeld in de vorm van:
1. natuurontwikkeling;
2. openbare toegankelijkheid van het buitengebied en recreatieve voorzieningen in de vorm van fiets- of wandelpaden;
3. cultuurhistorie;
4. waterberging;

- een aanvullende verruiming is mogelijk tot 20% van de gegeven oppervlaktematen voor zover gelegen op de bij deze voorschriften behorende Bijlage 2 Kaart 'Gebiedsvisie' als 'Multifunctioneel platteland' aangegeven gronden, alsmede 15% op de als 'Zoekzone landschappelijke versterking' aangegeven gronden, mits een inrichtingsplan is overgelegd, dat is gericht op verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, bijvoorbeeld in de vorm van:
1. natuurontwikkeling;
2. openbare toegankelijkheid van het buitengebied en recreatieve voorzieningen in de vorm van fiets- of wandelpaden;
3. cultuurhistorie;
4. waterberging;

- de afwijkingsbevoegdheid strekt zich niet uit tot buitenopslag, met dien verstande, dat, indien de noodzaak is aangetoond, maximaal 100 m² aan buitenopslag kan worden toegestaan;
- aangetoond dient te worden dat de nevenactiviteit niet zal leiden tot een onevenredige vergroting van de lokale verkeersdruk.
opslag, anders dan ten behoeve van de uitoefening van het agrarische bedrijf - omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend ten behoeve van de ingebruikname van overtollige agrarische bedrijfsgebouwen voor opslagdoeleinden;
- de opslag dient te voldoen aan de eisen die daaraan uit hoofde van de wettelijke bepalingen inzake externe veiligheid worden gesteld;
- de opslag mag niet leiden tot een onevenredige vergroting van de lokale verkeersdruk;
- bedrijfsmatige activiteiten waaronder begrepen reparatie en detailhandel, verband houdend met de opslag zijn niet toegestaan;
- buitenopslag is niet toegestaan;
- het dient te gaan om kwalitatief goede bebouwing;
- overige, overtollige en kwalitatief slechte bebouwing dient te worden gesloopt.
gebruik ten behoeve van een boomkwekerij - ten opzichte van derden wordt een afstand van ten minste 50 m aangehouden;
- de omvang bedraagt maximaal 5 ha per bedrijf;
- containerteelt in de open grond en tunnelkassen zijn niet toegestaan;
- detailhandel is niet toegestaan.

Artikel 4 Agrarisch Met Waarden - Landschapswaarden

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. uitoefening van het agrarisch bedrijf;
  2. b. extensieve dagrecreatie;
  3. c. verkeer;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding,

en daarnaast voor:

  1. f. behoud van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden, uitsluitend de gronden die niet zijn aangegeven met 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied';
  2. g. plantenkwekerij annex opslag op een containerveld ten behoeve van sierteelt, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plantenkwekerij annex glastuinbouw'.

Binnen elk bouwvlak is niet meer dan één agrarisch bedrijfscomplex toegestaan.

In het doel 'uitoefening van het agrarisch bedrijf':

  • is de uitoefening van boomkwekerij, houtproductie en fruitteelt niet inbegrepen;
  • zijn mestopslagplaatsen, sleufsilo's en kuilvoerplaten buiten het bouwvlak - maar in directe aansluiting daarmee - mede begrepen;
  • is intensieve veehouderij niet toegestaan.

Het doel 'verkeer' is beperkt tot:

  • de bestaande wegen en uitwegen, met in achtneming van het bestaande aantal rijstroken;
  • de aanleg van fiets- en voetpaden voor zover zij zijn gelegen binnen een zone van 30 m uit de as van de bestaande weg of uitweg.

Onder het doel 'behoud van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden':

  • is de instandhouding begrepen van de natuur- en landschapswaarden behorend tot de volgende landschapstyperingen:
    1. 1. landbouwgronden met een oorspronkelijke kavelstructuur (slagenverkaveling, ontsloten via een recht wegenpatroon);
    2. 2. grootschalige open en laaggelegen graslandgebieden (weidevogelgebied Riebroek en randmeerkust);
  • zijn de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden alsmede bouwwerken ten behoeve van onderhoud en beheer mede begrepen.

Onder het doel 'nutsvoorzieningen' zijn antennemasten mede begrepen, met dien verstande dat uitsluitend de bestaande antennemasten tot het doel behoren.

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de landschappelijke waarden;
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en/of bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de woonsituatie;
  • de leefgebieden van dieren en planten en - voor zover van toepassing - de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden,

bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 voor de activiteiten als genoemd in onderstaande tabel, onder de voorwaarde dat de ruimtelijke en/of stedenbouwkundige inpasbaarheid is aangetoond en met inachtneming van de per afzonderlijke activiteit omschreven voorwaarden:

activiteit basisvoorschrift voorwaarden
de bouw van een tweede bedrijfswoning sub 4.2.1 onder 1 - aangetoond dient te zijn dat sprake is van een noodzakelijk en intensief toezicht dat slechts door twee volwaardige arbeidskrachten kan worden verricht en dat het bedrijf duurzame werkgelegenheid biedt aan twee volwaardige arbeidskrachten;
- de tweede bedrijfswoning dient op een afstand van maximaal 20 m van de eerste bedrijfswoning te worden opgericht;
- de inhoud mag niet meer bedragen dan 600 m³ per woning met een goothoogte van maximaal 4 m en een bouwhoogte van maximaal 8 m;
- de afstand van de woning tot de as van de aanliggende weg dient stedenbouwkundig aanvaardbaar te zijn;
- voldaan dient te zijn aan de bij of krachtens de Wet geluidhinder gestelde bepalingen;
overschrijding van de bouwgrenzen sub 4.2.1 onder 2 - de overschrijding mag niet meer bedragen dan 10% van de oppervlakte van het bouwvlak, met dien verstande dat het maximale oppervlak van het bouwvlak na overschrijding niet meer mag bedragen dan 1,5 ha;
- de overschrijding dient aantoonbaar noodzakelijk te zijn in het kader van een doelmatige bedrijfsvoering;
- de overschrijding mag niet strekken tot een toename van het aantal dierplaatsen;
- de overschrijding dient verband te houden met de wettelijke eisen in het kader van het dierenwelzijn;
- de bebouwing dient een compact geheel te vormen met de bestaande bebouwing;
de overschrijding van de maatvoering voor bedrijfswoning sub 4.2.1 onder 3 - de overschrijding dient rechtstreeks verband te houden met inwoning uit hoofde van mantelzorg;
- de vergroting mag niet meer bedragen dan 125 m³;
- de inhoud van de bedrijfswoning mag na afwijking niet meer bedragen dan 725 m³;
- de overschrijding mag niet leiden tot woningsplitsing;
- de bedrijfswoning dient in visueel opzicht de uitstraling van één bedrijfswoning te behouden;
- voor zover de overschrijding betrekking heeft op een vergroting van de onderbouw, mag de oppervlakte tussen de buitenwerkse muren met niet meer dan 10% van de bestaande oppervlakte worden vergroot;
de overschrijding van de maatvoering voor de bijgebouwen bij de bedrijfswoning sub 4.2.1 onder 3 - de overschrijding dient rechtstreeks en noodzakelijk verband te houden met inwoning in de bedrijfswoning uit hoofde van mantelzorg;
- de oppervlakte van het te vergroten bijgebouw mag met niet meer dan 60 m² worden vergroot;
- de afwijking blijft beperkt tot één bijgebouw per bouwvlak.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en/of bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de woonsituatie;
  • de leefgebieden van dieren en planten en - voor zover van toepassing - de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden,

bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1 voor de activiteiten als genoemd in onderstaande tabel, met inachtneming van de per afzonderlijke activiteit omschreven voorwaarden:

activiteit voorwaarden
de verkoop aan huis van op het agrarisch bedrijf vervaardigde producten en/of (streek)producten welke niet vervaardigd zijn op het agrarische bedrijf; - de activiteit dient ondergeschikt te zijn aan de agrarische hoofdactiviteit;
- de verkoopvloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 50 m²;
- het betreft geen producten die betrekking hebben op nevenactiviteiten;
niet-agrarische nevenactiviteiten op een bouwvlak; - de nevenactiviteit dient een vorm van bedrijvigheid te betreffen zoals vermeld in Bijlage 1 Lijst 'Kleinschaligenevenactiviteiten', dan wel dient voor wat betreft aard, omvang en hinder vergelijkbaar te zijn met één van deze activiteiten;
- het gebruik ten behoeve van de nevenactiviteit dient plaats te vinden op en/of in directe aansluiting met, het bouwvlak;
- de nevenactiviteit dient te worden uitgeoefend in de bestaande bebouwing, met dien verstande dat ten behoeve van nevenactiviteiten per bouwvlak een oppervlakte van niet meer dan 25% van de bestaande bedrijfsgebouwen met een maximum zoals aangegeven in de Bijlage 1 Lijst'Kleinschalige nevenactiviteiten' mag worden gebruikt. Vervangende nieuwbouw kan worden toegestaan tot een maximum van 200 m², mits een inrichtingsplan is overgelegd, dat is gericht op verbetering van de ruimtelijke kwaliteit bijvoorbeeld in de vorm van:
1. natuurontwikkeling;
2. openbare toegankelijkheid van het buitengebied en recreatieve voorzieningen in de vorm van fiets- of wandelpaden;
3. cultuurhistorie;
4. waterberging;

- een aanvullende verruiming is mogelijk tot 20% van de gegeven oppervlaktematen voor zover gelegen op de bij deze voorschriften behorende Bijlage 2 Kaart 'Gebiedsvisie' als 'Multifunctioneel platteland' aangegeven gronden, alsmede 15% op de als 'Zoekzone landschappelijke versterking' aangegeven gronden, mits een inrichtingsplan is overgelegd, dat is gericht op verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, bijvoorbeeld in de vorm van:
1. natuurontwikkeling;
2. openbare toegankelijkheid van het buitengebied en recreatieve voorzieningen in de vorm van fiets- of wandelpaden;
3. cultuurhistorie;
4. waterberging;

- de afwijkingsbevoegdheid strekt zich niet uit tot buitenopslag, met dien verstande, dat, indien de noodzaak is aangetoond, maximaal 100 m² aan buitenopslag kan worden toegestaan, mits deze landschappelijk wordt ingepast;
- aangetoond dient te worden dat de nevenactiviteit niet zal leiden tot een onevenredige vergroting van de lokale verkeersdruk;
omschakeling van een bestaande nevenactiviteit naar een niet-agrarische nevenactiviteit - de omschakeling dient een vorm van bedrijvigheid te betreffen zoals vermeld in Bijlage 1 Lijst 'Kleinschaligenevenactiviteiten', dan wel dient wat betreft aard, omvang en hinder vergelijkbaar te zijn met een van deze activiteiten;
- het gebruik ten behoeve van de nevenactiviteit dient plaats te vinden op en/of in directe aansluiting met, het bouwvlak;
- de nevenactiviteit dient te worden uitgeoefend in de bestaande bebouwing, met dien verstande dat ten behoeve van nevenactiviteiten per bouwvlak een oppervlakte van niet meer dan 25% van de bestaande bedrijfsgebouwen met een maximum zoals aangegeven in Bijlage 1 Lijst'Kleinschalige nevenactiviteiten' mag worden gebruikt. Vervangende nieuwbouw kan worden toegestaan tot een maximum van 200 m², mits een inrichtingsplan is overgelegd, dat is gericht op verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, bijvoorbeeld in de vorm van:
1. natuurontwikkeling;
2. openbare toegankelijkheid van het buitengebied en recreatieve voorzieningen in de vorm van fiets- of wandelpaden;
3. cultuurhistorie;
4. waterberging;

- een aanvullende verruiming is mogelijk tot 20% van de gegeven oppervlaktematen voor zover gelegen op de bij deze voorschriften behorende Bijlage 2 Kaart 'Gebiedsvisie' als 'Multifunctioneel platteland' aangegeven gronden, alsmede 15% op de als 'Zoekzone landschappelijke versterking' aangegeven gronden, mits een inrichtingsplan is overgelegd, dat is gericht op verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, bijvoorbeeld in de vorm van:
1. natuurontwikkeling;
2. openbare toegankelijkheid van het buitengebied en recreatieve voorzieningen in de vorm van fiets- of wandelpaden;
3. cultuurhistorie;
4. waterberging;

- de afwijkingsbevoegdheid strekt zich niet uit tot buitenopslag, met dien verstande, dat, indien de noodzaak is aangetoond, maximaal 100 m² aan buitenopslag kan worden toegestaan;
- aangetoond dient te worden dat de nevenactiviteit niet zal leiden tot een onevenredige vergroting van de lokale verkeersdruk;
opslag, anders dan ten behoeve van de uitoefening van het agrarische bedrijf - omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend ten behoeve van de ingebruikname van overtollige agrarische bedrijfsgebouwen voor opslagdoeleinden;
- de opslag dient te voldoen aan de eisen die daaraan uit hoofde van de wettelijke bepalingen inzake externe veiligheid worden gesteld;
- de opslag mag niet leiden tot een onevenredige vergroting van de lokale verkeersdruk;
- bedrijfsmatige activiteiten, waaronder begrepen reparatie en detailhandel, verband houdend met de opslag zijn niet toegestaan;
- buitenopslag is niet toegestaan;
- het dient te gaan om kwalitatief goede bebouwing;
- overige, overtollige en kwalitatief slechte bebouwing dient te worden gesloopt.

Artikel 5 Bos

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. behoud en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos - hindernisbaan', een hindernisbaan voor lichamelijke sportbeoefening door militairen;

en tevens voor:

  1. c. houtproductie;
  2. d. wegen en paden;
  3. e. watergangen en waterpartijen;
  4. f. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.

Onder het doel 'behoud en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden':

  • is de instandhouding begrepen van de ter plaatse aanwezige (gerief)bosjes, weg- en erfbeplanting, houtwallen en -singels en boomgroepen;
  • zijn de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden alsmede bouwwerken ten behoeve van onderhoud en beheer mede begrepen.

5.2 Bouwregels

Voor de bebouwing ten behoeve van de bestemming bos gelden de volgende bepalingen:

  1. 1. Voor deze gronden is het bouwen beperkt tot het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - geen bouwwerken toegestaan’ niet mag worden gebouwd.
  2. 2. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos - hindernisbaan' zijn maximaal 20 hindernissen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan waarvan de bouwhoogte niet meer dan 6 m mag bedragen.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen;
  2. b. fiets- en voetpaden;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen,

één en ander met bijbehorende bebouwing en voorzieningen.

Van het doel 'wegen' mag het aantal rijstroken ten hoogste 2 x 2 bedragen. De bestemming voorziet, afgezien van een plaatselijke verbreding of versmalling niet in een wijziging van het profiel.

6.2 Bouwregels

Voor deze gronden is het bouwen beperkt tot het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van masten en verwijsborden niet meer dan 10 m mag bedragen.

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen,

met de daarbij behorende:

  1. b. tuinen en erven,

één en ander met bijbehorende bebouwing en voorzieningen.

Onder de bestemming zijn mede begrepen:

  • beroepsuitoefening aan huis, met dien verstande dat niet meer dan 60 m² aan gebouwen bij wonen binnen een afzonderlijk bestemmingsvlak voor de beroepsuitoefening aan huis mag worden benut, dan wel de bestaande benutte oppervlakte indien die meer bedraagt;
  • de opslag van goederen bij woningen, met dien verstande dat de opslag binnen de bijgebouwen plaatsvindt en wel tot ten hoogste 300 m³.

7.2 Bouwregels

Voor de bebouwing ten behoeve van de bestemming wonen gelden de volgende bepalingen:

  1. 1. het aantal woningen per bestemmingsvlak bedraagt niet meer dan 1, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' een tweede aan de woning aangebouwde woning is toegestaan;
  2. 2. bijgebouwen worden gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning;
  3. 3. binnen de milieucontour van bestaande bedrijven is het bouwen van woningen niet toegestaan, met dien verstande, dat, indien een woning reeds aanwezig is, de woning niet dichter bij het betrokken bedrijf mag worden gebouwd;
  4. 4. de afstand tot de as van de weg van woningen mag niet minder bedragen dan de bestaande afstand;
  5. 5. per afzonderlijk bestemmingsvlak dient de bebouwing te voldoen aan de regels als genoemd in de onderstaande tabel:
Bouwwerken maximale goothoogte in m maximale bouwhoogte
in m
maximale oppervlakte in m² maximale inhoud in m³
woning 4 8 - 600, dan wel, ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen', de bestaande inhoud per woning.
bijgebouwen bij de woning, voor zover niet aangeduid met 'twee-aaneen' 3 5 85 -
bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' 45 per woning
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen; hiervoor geldt artikel 10 (algemene bouwregels) - 2 - -

7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en/of bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de woonsituatie;
  • de leefgebieden van dieren en planten en - voor zover van toepassing - de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden,

bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2 voor de activiteiten als genoemd in onderstaande tabel, onder de voorwaarde dat de ruimtelijke en/of stedenbouwkundige inpasbaarheid is aangetoond en met inachtneming van de per afzonderlijke activiteit omschreven voorwaarden:

Activiteit Basisvoorschrift Voorwaarden
dichter bij de weg bouwen van de woning onder 4 - voldaan dient te worden aan de bij of krachtens de Wet geluidhinder gestelde bepalingen;
- de afstand van de woning tot de as van de aanliggende weg dient stedenbouwkundig aanvaardbaar te zijn.
vergroting van de inhoud van een woning uit hoofde van landschappelijke sanering
onder 5 - de vergroting dient door vermindering (sloop) van bebouwing aantoonbaar bij te dragen aan landschappelijke sanering;
- na vergroting mag de inhoud van de woning maximaal 725 m³, respectievelijk 800 m³ bedragen, zulks conform onderstaande tabel en met inachtneming van de bijbehorende sloop- en terugbouwcriteria:
sloop bebouwing:
- tot 225 m³;
- vanaf 225 m³.
terugbouwgedeelte:
- 1/3;
- 1/4.
maximale woninginhoud:
- 725 m³;
- 800 m³.
eenmalige vergroting van de oppervlakte van bijgebouwen uit hoofde van landschappelijke sanering onder 5 - de vergroting dient door vermindering (sloop) van bebouwing aantoonbaar bij te dragen aan landschappelijke sanering;
- de planologische rechten die samen hangen met de te slopen bebouwing komen te vervallen; -de vergroting mag niet meer bedragen dan hieronder bij 'sloop bebouwing' per afzonderlijke oppervlaktemaat is aangegeven, zulks conform onderstaande tabel en met inachtneming van de bijbehorende sloop- en terugbouwcriteria:
sloop bebouwing:
- tot 125 m²;
- vanaf 125 m²;
- vanaf 312 m²;
- vanaf 687 m².
terugbouwpercentage:
- 60%;
- 40%;
- 20%;
- 10%.
max. oppervlakte:
- 75 m²;
- 75 m²;
- 75 m²;
- 75 m².
vergroting van de oppervlakte van een bijgebouw voor het stallen van hobbymatig gehouden vee en/of het telen van gewassen en daarbij behorende activiteiten onder 5 - er wordt beschikt over ten minste 5.000 m² grond naast of in de directe omgeving van het betrokken woonperceel, ten behoeve van het weiden van vee of het telen van gewassen;
- na vergroting mag de totale oppervlakte niet meer bedragen dan 200 m²;
vergroting van de inhoud van een woning onder 5 - de vergroting dient rechtstreeks verband te houden met inwoning uit hoofde van mantelzorg;
- de vergroting is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen';
- de vergroting mag niet meer bedragen dan 125 m³, waarbij de woning na vergroting niet meer dan 725 m³ mag bedragen;
- de uiterlijke verschijningsvorm van de woning, bepaald door goothoogte, nokhoogte, nokrichting, dakvorm en dakhelling, alsmede de situering op het perceel, dient te worden gehandhaafd;
- voor zover de vergroting betrekking heeft op een vergroting van de onderbouw, mag de oppervlakte tussen de buitenwerkse muren met niet meer dan 10% van de bestaande oppervlakte worden vergroot;
- de vergroting mag niet leiden tot woningsplitsing;
- de woning dient in visueel opzicht de uitstraling van één woning te behouden;
vergroting van de oppervlakte van een bijgebouw in het kader van mantelzorg onder 5 - de vergroting dient rechtstreeks en noodzakelijk verband te houden met inwoning in de woning uit hoofde van mantelzorg;
- de vergroting is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen';
- de oppervlakte van het te vergroten bijgebouw mag met niet meer dan 60 m² worden vergroot;
- de afwijkingsbevoegdheid blijft beperkt tot één bijgebouw per bestemmingsvlak.

7.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en/of bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de woonsituatie;
  • de leefgebieden van dieren en planten en - voor zover van toepassing - de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden,

bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.1 voor de activiteiten als genoemd in onderstaande tabel, met inachtneming van de per afzonderlijke activiteit omschreven voorwaarden:

activiteit voorwaarden
opslag - omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend ten behoeve van de ingebruikname van overtollige agrarische bedrijfsgebouwen voor opslagdoeleinden;
- de opslag dient te voldoen aan de eisen die daaraan uit hoofde van de wettelijke bepalingen inzake externe veiligheid worden gesteld;
- de opslag mag niet leiden tot een onevenredige vergroting van de lokale verkeersdruk;
- bedrijfsmatige activiteiten verband houdend met de opslag zijn niet toegestaan;
- buitenopslag is niet toegestaan.

Artikel 8 Waarde - Archeologie

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor gebied met archeologische waarde of verwachtingswaarde. In deze gronden zijn archeologische waarden aanwezig, respectievelijk naar verwachting aanwezig.
In afwijking van het overige in het plan ten aanzien van deze gronden bepaalde, zijn op en in deze gronden bouwwerken en voorzieningen toegestaan ten behoeve van instandhouding en bescherming van en onderzoek naar aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

8.2 Bouwregels

In geval van een aanvraag van omgevingsvergunning voor het bouwen voor een bouwwerk met een oppervlakte van meer dan 100 m², wordt in het belang van de archeologische monumentenzorg aan de vergunning de verplichting verbonden om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

8.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat:

  1. a. de bestemming 'Waarde - Archeologie' komt te vervallen, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft;
  2. b. dit artikel wordt gewijzigd of vervalt, voor zover regelingen van een hogere orde dan een bestemmingsplan daartoe aanleiding geven.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene Bouwregels

10.1 Erf- en terreinafscheidingen

Voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen geldt met uitzondering van het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen de volgende regel:

  1. a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m.

10.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • het straat-, bebouwingsbeeld en/of het landschapsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de woonsituatie,

bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.1 voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m.

10.3 Vervangend voorschrift

Indien op het tijdstip van de aanvraag om omgevingsvergunning voor het bouwen de bestaande bebouwing afwijkt van de in de bestemmingsvoorschriften gegeven regels mogen, in afwijking van deze regels, de bestaande:

  • goothoogte;
  • bouwhoogte;
  • oppervlakte;
  • inhoud,

als maximaal toelaatbaar worden aangehouden, mits deze afwijkende maatvoering op legale wijze bij of krachtens de Wet op de Ruimtelijke Ordening, de Wet ruimtelijke ordening, de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen.

Artikel 11 Algemene Gebruiksregels

Onder verboden gebruik in verband met alle bestemmingen wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. een gebruik van de gronden voor onderbouw, anders dan ten behoeve van een woning;
  2. b. een gebruik van de gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- en/of opslagplaats voor normaal gebruik;
  3. c. een gebruik van de gronden, gelegen buiten de aangegeven bouwpercelen en bouwvlakken, als paardenbak;
  4. d. een gebruik voor (detail)handel, met uitzondering van detailhandel in ter plaatse vervaardigde goederen als ondergeschikte nevenactiviteit bij het agrarisch bedrijf en met uitzondering van het perceel Nijkerkerweg 57 waarop zodanig gebruik is toegestaan;
  5. e. een gebruik voor een kleinschalig kampeerterrein, groepskampeerterrein en/of natuurkampeerterrein, met uitzondering van het perceel Oude Telgterweg 253 en 255 waarop zodanig gebruik is toegestaan;
  6. f. een gebruik voor motor-, water- en modelvliegtuigsport;
  7. g. een gebruik voor een seksinrichting.

Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels

  1. 1. Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
      • het straat- en/of bebouwingsbeeld;
      • de verkeersveiligheid;
      • de woonsituatie,

bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan ten behoeve van:

  1. a. het oprichten van bouwwerken voor doeleinden van openbaar nut met een oppervlakte, voor zover het een gebouw betreft, van maximaal 25 m² en een maximale goothoogte van 3 m, in verband waarmee bij het oprichten van bedoelde bouwwerken langs een weg, de kade of een waterloop, de wegbeheerder en/of het waterschap gehoord worden;
  2. b. het aanbrengen van geringe wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bouwgrenzen, voor zover niet zijnde bestemmingsgrenzen, mits het wijzigingen betreft ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, waarbij belangen van derden niet onevenredig worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden in de verbeelding;
  3. c. het overschrijden van de aangegeven maten, minimale en maximale afmetingen van bebouwing met maximaal 10%;
  4. d. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van palen en masten, met een bouwhoogte van maximaal 15 m, mits de noodzaak in het kader van de bedrijfsvoering wordt aangetoond.
  1. 2. Omgevingsvergunning bedoeld in lid 1 kan niet worden verleend voor:
    1. a. recreatiewoningen;
    2. b. verkooppunten voor motorbrandstoffen.

Artikel 13 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van de in de onderstaande tabel omschreven activiteiten, zulks met inachtneming van:

  • de onder A. per afzonderlijke activiteit aangegeven specifieke voorwaarden;
  • de onder B. opgenomen algemene voorwaarden.
A. Activiteiten en voorwaarden
Actualisering van de in het plan opgenomen verwijzing naar wetten, verordeningen, circulaires, publicaties, instanties en dergelijke; - de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien het handhaven van de in de regels opgenomen redactie tot onduidelijkheden en/of onjuistheden met het oog op de verwijzing leidt.
- een eventueel bij de actualisering op te nemen verwijzing naar de aangepaste wetten, verordeningen, circulaires, publicaties en instanties wordt alleen opgenomen indien deze aanpassingen geen inhoudelijke beleidswijziging betreffen.
Vergroting van een agrarisch bouwvlak - de wijzigingsbevoegdheid is uitsluitend van toepassing op gronden met de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden';
- aangetoond dient te zijn dat de vergroting van het bouwvlak noodzakelijk is in het kader van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering, dan wel in het kader van het dierenwelzijn;
- de oppervlakte van het bouwvlak mag na de wijziging niet meer bedragen dan 1,5 ha;
- voor wat betreft de gronden gelegen buiten de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied' mag de oppervlakte van het bouwvlak na de wijziging niet meer bedragen dan de oppervlakte zoals bestaand op het moment van inwerkingtreding van het Reconstructieplan Gelderse Vallei / Utrecht- Oost, te weten 17 maart 2005, vermeerderd met 30%, met daarbovenop nog 30% van 200% van de gezamenlijke oppervlakte van de bij het betreffende bedrijf behorende, rechtens toegestane bestaande bedrijfsgebouwen die direct aansluitend, maar buiten het bouwvlak staan;
- de wijzigingsbevoegdheid strekt zich niet uit tot de agrarische bedrijven die zijn aangeduid met 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve veehouderij met bouwvlakvergroting'.
Verschuiving van een agrarisch bouwvlak - de wijzigingsbevoegdheid is uitsluitend van toepassing op gronden met de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden';
- aangetoond dient te zijn dat het verschuiven van de grenzen van het bouwvlak noodzakelijk is in het kader van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
- de oppervlakte van het bouwvlak mag na de wijziging niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte;
- de afwijking ten opzichte van de in dit plan bepaalde grens van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 20 m;
- alle bedrijfsbebouwing dient binnen het bouwperceel gesitueerd te blijven;
- het verschuiven van de grens van het bouwvlak mag niet tot gevolg hebben dat voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning kan worden gebouwd;
- aangetoond dient te zijn dat het verschuiven van de grens van het bouwvlak op een aanvaardbare landschappelijke wijze wordt ingepast.
Functiewijziging van grondgebonden veehouderij naar intensieve veehouderij door het toevoegen van de aanduiding 'intensieve veehouderij' aan een bouwvlak; - de wijzigingsbevoegdheid is uitsluitend van toepassing op gronden met de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden', voor zover niet aangewezen als 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied';
- aan de hand van een ondernemingsplan dient te zijn aangetoond dat de functiewijziging noodzakelijk is in het kader van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
- aangetoond dient te zijn dat de functiewijziging, gelet op de omvang, ligging en aard van het agrarische bedrijf ten opzichte van in de nabijheid gelegen functies een zodanig beperkte milieuhinder zal veroorzaken dat daardoor de belangen van deze functies niet in onevenredige mate worden geschaad.
Functiewijziging van agrarische bedrijvigheid naar wonen door het omzetten van de bestemming 'Agrarisch' dan wel 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' naar de bestemming 'Wonen'; - de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien de agrarische bedrijfsactiviteiten blijvend worden gestaakt;
- de wijzigingsbevoegdheid trekt zich niet uit tot gronden die zijn aangegeven met 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied';
- de milieucontour van bestaande bedrijven dient in acht te worden genomen;
- uitsluitend de bedrijfswoning(en) alsmede de onlosmakelijk tot de bedrijfswoning behorende bedrijfsruimte(n) mag/mogen worden gebruikt voor wonen, met dien verstande dat:

- meerdere wooneenheden mogen worden gerealiseerd indien en voor zover:
1. eventueel aanwezige karakteristieke dan wel monumentale bebouwing wordt hergebruikt. Indien en voor zover deze niet aanwezig is, mag vervangende nieuwbouw plaatsvinden;
2. alle overtollige bedrijfsgebouwen (niet zijnde monumentale gebouwen) worden afgebroken met een minimum van 350 m² voor zover gelegen in de, op de bij deze regels behorende Bijlage 2 Kaart 'Gebiedsvisie', als EHS' aangegeven gronden en een minimum van 500 m² daarbuiten;

- indien meerdere woonheden in maximaal één gebouw worden gerealiseerd:
1. voor zover gelegen in de, op de bij deze regels behorende Bijlage 2 Kaart 'Gebiedsvisie', als 'Zoekzone landschappelijke versterking' aangegeven gronden, een inrichtingsplan wordt overgelegd, dat is gericht op verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, bijvoorbeeld in de vorm van:
- natuurontwikkeling;
- openbare toegankelijkheid van het buitengebied en recreatieve voorzieningen in de vorm van fiets- of wandelpaden;
- cultuurhistorie;
- waterberging,

- indien meerdere wooneenheden in maximaal twee gebouwen worden gerealiseerd:
1. de ruimtelijke opbouw van het erf dan wel de bestaande schuren hun cultuurhistorische eigenheid blijven behouden;
2. een inrichtingsplan wordt overgelegd, dat is gericht op verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, bijvoorbeeld in de vorm van:
- natuurontwikkeling;
- openbare toegankelijkheid van het buitengebied en recreatieve voorzieningen in de vorm van fiets- of wandelpaden;
- cultuurhistorie;
- waterberging,
3. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen niet meer mag bedragen dan overeenkomend met 50% van de afgebroken bedrijfsgebouwen;

- met de bouw- en gebruiksbepalingen wordt aangesloten bij de regels, zoals die van toepassing zijn op de bestemming 'Wonen', met dien verstande, dat de aldaar opgenomen afwijkingsbevoegdheden in de wijziging kunnen worden meegenomen;
- de toename in de vorm van wooneenheden, dan wel woningen dient in overeenstemming te zijn met het gemeentelijk woningbouwprogramma;
- nevenactiviteiten dienen te worden beëindigd.
Extra woning(en) bij de bestemming 'Wonen'; - de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien de agrarische bedrijfsactiviteiten blijvend worden gestaakt;
- de wijzigingsbevoegdheid trekt zich niet uit tot gronden die zijn aangegeven met 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied';
- de milieucontour van bestaande bedrijven dient in acht te worden genomen;
- uitsluitend de bedrijfswoning(en) alsmede de onlosmakelijk tot de bedrijfswoning behorende bedrijfsruimte(n) mag/mogen worden gebruikt voor wonen, met dien verstande dat:
-meerdere wooneenheden mogen worden gerealiseerd indien en voor zover:
1. eventueel aanwezige karakteristieke dan wel monumentale bebouwing wordt hergebruikt. Indien en voor zover deze niet aanwezig is, mag vervangende nieuwbouw plaatsvinden;
2. alle overtollige bedrijfsgebouwen (niet zijnde monumentale gebouwen) worden afgebroken met een minimum van 350 m² voor zover gelegen in de, op de bij deze regels behorende Bijlage 2 Kaart 'Gebiedsvisie', als 'EHS' aangegeven gronden en een minimum van 500 m² daarbuiten;

- indien meerdere woonheden in maximaal één gebouw worden gerealiseerd:
1. voor zover gelegen in de, op de bij deze regels behorende Bijlage 2 Kaart 'Gebiedsvisie', als 'Zoekzone landschappelijke versterking' aangegeven gronden, een inrichtingsplan wordt overgelegd, dat is gericht op verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, bijvoorbeeld in de vorm van:
- natuurontwikkeling;
- openbare toegankelijkheid van het buitengebied en recreatieve voorzieningen in de vorm van fiets- of wandelpaden;
- cultuurhistorie;
- waterberging,

-indien meerdere wooneenheden in maximaal twee gebouwen worden gerealiseerd:
1. de ruimtelijke opbouw van het erf dan wel de bestaande schuren hun cultuurhistorische eigenheid blijven behouden;
2. een inrichtingsplan wordt overgelegd, dat is gericht op verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, bijvoorbeeld in de vorm van:
- natuurontwikkeling;
- openbare toegankelijkheid van het buitengebied en recreatieve voorzieningen in de vorm van fiets- of wandelpaden;
- cultuurhistorie;
- waterberging,
3. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen niet meer mag bedragen dan overeenkomend met 50% van de afgebroken bedrijfsgebouwen;

- met de bouw- en gebruiksbepalingen wordt aangesloten bij de regels, zoals die van toepassing zijn op de bestemming 'Wonen', met dien verstande, dat de aldaar opgenomen afwijkingsbevoegdheden in de wijziging kunnen worden meegenomen;
- de toename in de vorm van wooneenheden, dan wel woningen dient in overeenstemming te zijn met het gemeentelijk woningbouwprogramma;
- nevenactiviteiten dienen te worden beëindigd.
Functiewijziging van agrarische bedrijvigheid naar nieuwe landgoederen door het omzetten van de ter plaatse geldende bestemming(en) naar de bestemmingen 'Bos', 'Wonen' en de dubbelbestemming 'Wonen - Landgoed'; - de wijzigingsbevoegdheid strekt zich niet uit tot gronden die zijn aangegeven met 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied';
- van de wijzigingsbevoegdheid wordt geen gebruik gemaakt alvorens is aangetoond dat pogingen om de gronden te doen verwerven door in de omgeving gelegen grondgebonden agrarische bedrijven vruchteloos zijn gebleven;
- uit een inrichtings- en beheerplan dient te blijken dat een kwalitatief hoogwaardige invulling wordt gegeven aan de architectuur van het hoofdgebouw en de inrichting van omliggende terreinen in hun ruimtelijke samenhang;
- het landgoed dient geen aantasting te vormen voor de bedrijfsuitoefening van in de omgeving gelegen agrarische bedrijven, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding reconstructiewetzone - 'landbouwontwikkelingsgebied' geen aantasting mag optreden van de uitbreidingsmogelijkheden van agrarische bedrijven tot een milieugebruiksruimte van meer dan 70 NGE;
- voor de inrichting van de omliggende terreinen moet worden aangesloten op de in het gebied aanwezige natuur- en landschapswaarden zoals aangegeven in het Gebiedsplan natuur en landschap Gelderland 2004 en het Streekplan, respectievelijk de rechtstreeks daartoe te herleiden en opvolgende beleidsdocumenten;
- op de betrokken gronden nieuw bos- en/of natuurgebied moet worden gerealiseerd met een minimale omvang van 5 ha en met dien verstande dat:
1. dit bij voorkeur een aaneengesloten gebied dient te betreffen;
2. het gebied openbaar toegankelijk dient te zijn;
3. voor zover het betreft gronden gelegen binnen de provinciale Ecologische Hoofdstructuur, deze niet meetellen bij de bepaling van de minimaal benodigde omvang, met uitzondering van de gebieden die ingevolge het Streekplan in het kader van de groene contouren als 'overig' zijn aangeduid;
4. bebouwing niet is toegestaan voor zover het betreft gronden binnen de Ecologische Hoofdstructuur;
5. ten hoogste één hoofdgebouw is toegestaan, met een totale inhoud van maximaal 4.500 m³, waarvan de goothoogte niet meer dan 10 m en de bouwhoogte niet meer dan 15 m bedraagt;
6. het gebruik van het hoofdgebouw blijft beperkt tot de woonfunctie en aan de woonfunctie ondergeschikte kantooractiviteiten, met dien verstande dat maximaal 3 wooneenheden – dan wel naarmate het landgoed een veelvoud van 5 ha betreft, het evenredige veelvoud daarvan 7. zijn toegestaan en maximaal 5% van de oppervlakte per wooneenheid voor kantooractiviteiten mag worden gebruikt;
8. bijgebouwen zijn toegestaan met een maximale bebouwde oppervlakte van 100 m² per wooneenheid, een maximale goothoogte van 3 m en een maximale bouwhoogte van 6 m.

B. Algemene voorwaarden

  1. 1. Voor elke wijziging geldt in zijn algemeenheid dat in de afweging de agrarische, landschappelijke, verkeerstechnische en milieuhygiënische belangen worden betrokken. Met het oog daarop worden in elk geval de volgende criteria in acht genomen:
    1. a. er mogen geen nadelige gevolgen zijn voor de in de omgeving aanwezige waarden (ecologie, Natura 2000-gebied, landschap, cultuurhistorie, archeologie en hydrologie) en functies (agrarische bedrijven, woningen en andere functies);
    2. b. de bestaande infrastructuur moet voldoen en verkeersaantrekkende werking mag niet onevenredig zijn;
    3. c. parkeren dient op eigen erf plaats te vinden;
    4. d. buitenopslag is niet toegestaan. In geval van aantoonbare noodzaak tot buitenopslag kan deze worden toegestaan tot maximaal 100 m²;
    5. e. de bedrijfswoning dient te worden gehandhaafd. Er is geen mogelijkheid de bestaande woning los te koppelen van de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen bij functieverandering. De eenheid van het erf dient te worden behouden;
    6. f. gebouwen die niet bijdragen aan de beeldkwaliteit dienen te verdwijnen en de hoeveelheid verhard oppervlak te verminderen. Alleen legale gebouwen worden meegeteld in het te slopen oppervlak. Sloop van gebouwen die buiten een bouwvlak liggen, kunnen worden meegeteld bij de totale hoeveelheid te slopen bebouwing. Hierbij dienen alle (voormalige) bedrijfsgebouwen op alle locaties te worden gesloopt en de bestemming van alle locaties waar gesloopt wordt, dient te worden gewijzigd;
    7. g. cultuurhistorisch waardevolle bebouwing dient te worden behouden en mag niet worden gesloopt;
    8. h. het bestemmingsvlak dient te worden verkleind;
    9. i. nieuwe bebouwing dient aan te sluiten bij de karakteristieken van reeds aanwezige bebouwing;
    10. j. een initiatiefnemer dient aan te tonen op welke wijze gebouwen zorgvuldig in het landschap worden ingepast, aansluitend op de gebiedskarakteristieken. De landschappelijke inpassing bestaat enerzijds uit onderhoud van de bestaande landschappelijke elementen en anderzijds uit de aanleg van nieuwe landschapselementen, die de landschappelijke kwaliteit van het gebied verbeteren. Nieuwe elementen worden zoveel mogelijk aangelegd op of direct grenzend aan het bouwperceel waar hergebruik plaatsvindt;
    11. k. bij een functiewijziging dienen de wettelijke bepalingen inzake externe veiligheid met betrekking tot vervoer gevaarlijke stoffen over wegen en over het spoor en met betrekking tot gasleidingen in acht te worden genomen;
    12. l. bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheden worden de bij of krachtens,
      • de Wet geluidhinder gestelde bepalingen in acht genomen;
      • de Wet milieubeheer gestelde bepalingen ter zake van luchtkwaliteit in acht genomen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  1. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
  1. c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  1. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  1. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  1. d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Reparatie Buitengebied Midden-West.

Vastgesteld door de Raad der gemeente Ermelo, d.d. 11 oktober 2012


Griffier,

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op 9 juli 2009 is het Bestemmingsplan Buitengebied Midden-West vastgesteld door de raad van de gemeente Ermelo. Bij besluit van 9 april 2010 hebben Gedeputeerde Staten van Gelderland beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan. Voor 12 percelen is goedkeuring onthouden. De gemeente Ermelo heeft besloten voor deze percelen het bestemmingsplan te repareren.

Tot slot heeft op 18 januari 2012 de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State het besluit van Provincie Gelderland vernietigd voor wat betreft de goedkeuring aan de hindernisbaan voor lichamelijke sportbeoefening door militairen (het perceel aan de Leuvenumseweg, locatie voormalig natuurkampeerterrein Vafamil gelegen achter bungalowpark Sparrendal). In onderhavig plan is ook dit onderdeel gerepareerd.

1.2 Doel En Reikwijdte

De herziening van het Bestemmingsplan Buitengebied Midden-West heeft tot doel voornoemde 13 percelen te repareren, dat wil zeggen de 12 percelen waaraan het college van Gedeputeerde Staten goedkeuring heeft onthouden en 1 perceel waar de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State het besluit van Provincie Gelderland vernietigd heeft, teneinde deze percelen te voorzien van een passende planologische regeling. Het reparatieplan vervangt niet het geldende Bestemmingsplan Buitengebied Midden-West, maar is een herziening op voornoemde 13 onderdelen.

Ten behoeve van het Bestemmingsplan Reparatie Buitengebied heeft een inventarisatie plaatsgevonden ten aanzien van het feitelijke gebruik en de geldende planologische situatie.

Een overleg heeft plaatsgevonden met de eigenaar van het perceel Zeeweg 144, om de ontwikkelingswensen en mogelijkheden in beeld te brengen.

Er heeft voor het repareren van de 13 percelen in het bestemmingsplan geen afzonderlijk onderzoek plaatsgevonden, uitgezonderd een onderzoek naar de stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing van het nieuwe bouwvlak voor Zeeweg 144 en er heeft met het ministerie van defensie en ondernemers in de omgeving overleg plaatsgevonden over de reparatie van de hindernisbaan. Voor het overige bleek nader onderzoek niet nodig. Het betreft namelijk reparaties met zeer beperkte ruimtelijke rechtsgevolgen ten opzichte van wat de gemeenteraad heeft vastgesteld in het bestemmingsplan Buitengebied Midden-West.

1.3 Opzet

Met de invoering van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) per 1 juli 2008 is het goedkeuringsinstrument van de provincie vervallen. In plaats daarvan kent de Wro de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen, het stellen van algemene regels, het geven van een proactieve en/of reactieve aanwijzing en vanzelfsprekend de beroepsmogelijkheid.

Met de inwerkingtreding van de Wro is een 'reparatieplan' ex artikel 30 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) logischerwijs vervallen. De wettelijke bepalingen van de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn van toepassing. Het reparatieplan dient qua vormgeving, inrichting en beschikbaarstelling te worden opgesteld conform de SVBP 2008. Dit betekent onder andere dat bestemmingsbenamingen en -aanduidingen voor de te repareren onderdelen zijn aangepast aan de huidige eisen. Daarnaast gelden de nieuwe wettelijke bepalingen van het overgangsrecht ex artikel 3.2.1 en 3.2.2 Bro en de antidubbeltelbepaling ex artikel 3.2.4 Bro. Ook zijn in het reparatieplan de terminologie en wettelijke verwijzingen, voor zover nodig, aangepast aan de nieuwe wetgeving.

Evenals een regulier bestemmingsplan bestaat dit plan uit een set regels en een verbeelding. Het plan wordt vergezeld door deze toelichting. De toelichting dient ter verduidelijking van de gemaakte keuzen in het bestemmingsplan en ter informatie van het van toepassing zijnde beleid. In het vervolg van dit document is het bestemmingsplan aangeduid als 'het reparatieplan'.

In hoofdstuk 2 is aangegeven aan welke onderdelen goedkeuring is onthouden en op welke wijze de desbetreffende plandelen in het onderhavige plan zijn opgenomen. Hoofdstuk 3 gaat in op de uitvoerbaarheid van het reparatieplan.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsplanbeleid

2.1 Inleiding

De volgende paragrafen beschrijven beknopt welke aanpassingen er door middel van voorliggende reparatie planologisch zijn vastgelegd. Per onderdeel is ingegaan op de aanleiding en vervolgens is aangegeven op welke wijze de aanpassing in het reparatieplan is geregeld.

2.2 Bestemming 'Wonen' C.q. 'Agrarisch Gebied' Met De Nadere Aanduiding 'Voormalige Meergeneratiewoning'

2.2.1 Aanleiding en onthouding van goedkeuring

Gedeputeerde staten hebben aan de volgende percelen goedkeuring onthouden:

  • Horloseweg 11 en 11a
  • Kawoepersteeg 21 en 23,
  • Nijkerkerweg 31, 33, 49, 57, 79 en 79a
  • Oude Telgterweg 253 en 255 (voorheen Telgterbuurtweg 32), inclusief bestemming 'Verkeersdoeleinden';
  • Telgter Buurtweg 15;
  • Telgterweg 321 en 323;
  • Watervalweg 133 en 135;
  • Zeeweg naast nabij 75;
  • Zeeweg 144,

een en ander zoals rood omlijnd op de plankaart, behorend bij het Bestemmingsplan Buitengebied Midden-West, d.d. 14-08-2009.

Gedeputeerde Staten achten de gekozen systematiek in het plan ontoereikend om recht te doen aan de aanwezige woningen die in het verleden geschikt zijn gemaakt voor bewoning door twee afzonderlijke huishoudens, niet zijnde een inwoningssituatie. Aan de voormalige meergeneratiewoningen waar het terugbrengen tot één zelfstandige woning niet meer realistisch wordt geacht, is in het bestemmingsplan de bestemming 'Wonen' dan wel de bestemming 'Agrarisch gebied' toegekend met de nadere aanduiding 'voormalige meergeneratiewoning'. Zoals blijkt uit de planvoorschriften is de maximale inhoud voor woningen op percelen met deze aanduiding begrensd op 600 m3, met dien verstande, dat niet meer dan de reeds bestaande inhoud is toegestaan. In de begripsbepalingen is de term voormalige meergeneratiewoning gedefinieerd als één woning die krachtens een bouwvergunning geschikt is gemaakt voor bewoning door twee huishoudens, waarbij geen sprake is van inwoning of inwoning uit hoofde van mantelzorg. Naar de mening van gedeputeerde staten heeft deze begripsbepaling echter geen betekenis voor de vraag of binnen de als zodanig aangeduide gronden, bewoning door twee afzonderlijke huishoudens is toegestaan. Daarbij is van belang dat de aanduiding enkel is gekoppeld aan bouwvoorschriften en niet aan gebruiksvoorschriften of enig ander voorschrift. Daardoor zijn de desbetreffende voormalige meergeneratiewoningen als één zelfstandige woning bestemd, met daarbij bovendien een beperking voor de maximale inhoud van die enkele woning. Gedeputeerde staten achten dit in strijd met het uitgangspunt van de gemeenteraad en bovendien is het niet aannemelijk dat de feitelijke situatie van twee zelfstandige woningen binnen de planperiode in overeenstemming zal worden gebracht met het bestemmingsplan. Er dient alsnog een passende bestemming aan deze percelen te worden toegekend.

2.2.2 Wijze van Reparatie

De percelen zijn gerepareerd door een SVBP, Wro en Wabo conforme bestemming 'Wonen' c.q. 'Agrarisch' met de aanduiding 'twee aaneen' toe te kennen aan de betrokken percelen op de verbeelding en in de regels. Voor zover van toepassing, zijn de betrokken percelen met de aanduidingen 'landbouwontwikkelingsgebied', 'intensieve veehouderij', 'intensieve veehouderij met bouwvlakvergroting' en 'nevenactiviteit toegestaan' respectievelijk aangeduid met de aanduidingen 'reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied', 'intensieve veehouderij', 'specifieke vorm van agrarisch – intensieve veehouderij met bouwvlakvergroting' en 'specifieke vorm van agrarisch – nevenactiviteit toegestaan'.

De percelen met de dubbelbestemming 'Gebied met archeologische waarde of verwachtingswaarde' hebben de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie' gekregen, uitgezonderd de percelen Telgterweg 321 en 323 en Oude Telgterweg 253 en 255 waar deze verwachtingswaarde ten dele aanwezig is.

Voor de weg langs het perceel Oude Telgterweg 253 en 255 is tevens de bestemming 'Verkeer' opgenomen. Ten aanzien van dit perceel hebben Gedeputeerde Staten nog overwogen dat het provinciale ruimtelijke beleid nevenactiviteiten enkel toestaat tot maximaal 25% van het bebouwd oppervlak tot een maximum van 350 m2. Vanwege de regeling met betrekking tot de meergeneratiewoningen was reeds goedkeuring aan het perceel onthouden. Een verdere behandeling van de ingediende bedenkingen, waarin om een uitbreidingsmogelijkheid van de aanwezige, recreatieve nevenactiviteit was gevraagd, was daarom niet meer aan de orde. Een zodanige uitbreidingsmogelijkheid is ook in het reparatieplan niet geboden, wegens strijdigheid met het provinciale beleid, zoals reeds hiervoor verwoord.

In de regels is het gebruik van twee zelfstandige woningen, binnen de bestaande inhoudsmaat, toegestaan. Een uitzondering hierop is Nijkerkerweg 49, omdat de inhoudsmaat bestaand minder is dan 600 m3. Daaraan gekoppeld is in de begripsbepaling niet langer bepaald dat het daarbij om één woning gaat.

2.3 Perceel Nabij Zeeweg 75

2.3.1 Aanleiding tot onthouding van goedkeuring

Op het perceel nabij Zeeweg 75 met de bestemming 'Wonen' voorziet het Bestemmingsplan Buitengebied Midden-West in de bouw van een vrijstaande woning. Op dit perceel vigeert thans een bestemming ten behoeve van bos. In het streekplan is bepaald dat voor het accommoderen van de behoefte aan landelijk wonen, primair uitgegaan wordt van functieverandering van vrijgekomen gebouwen in het buitengebied, terwijl daar in dit geval geen sprake van is. Het betreft het toevoegen van een woonfunctie. In de zienswijzennota is aangegeven dat het een afspraak betreft in relatie tot een ontwikkeling in de kern van Ermelo. Onderdeel van de afspraak was het bieden van een woningbouwmogelijkheid ter plaatse van de Zeeweg 75. In de zienswijzennota is vermeld dat de betrokken gedeputeerde destijds aan het gemeentebestuur heeft aangegeven, dat de provincie niet zal meewerken aan een nieuwe woning in het buitengebied.

De ontwikkeling is in strijd met het huidige provinciale beleid en zou leiden tot ongewenste precedentwerking. Gedeputeerde Staten handhaven het standpunt dat geen medewerking wordt verleend en hebben goedkeuring onthouden aan het perceel.

2.3.2 Wijze van reparatie

Aan het op de plankaart roodomlijnde deel nabij Zeeweg 75 is thans de bestemming 'Bos' toegekend.

2.4 Plantenkwekerij, Zeeweg 144

2.4.1 Aanleiding tot onthouding van goedkeuring

Het Bestemmingsplan Buitengebied Midden-West voorzag in een uitbreiding van de hortensiakwekerij op het perceel Zeeweg 144 te Ermelo. Het betreft een bedrijf dat aan te merken is als een geïsoleerd gelegen glastuinbouwbedrijf, zoals bedoeld in het streekplan en de provinciale verordening. In het bestemmingsplan Buitengebied Midden-West is een bouwvlak van circa 7.350 m² opgenomen. In het geldende bestemmingsplan 'Wijziging nr. 58 bestemmingsplan Buitengebied 1983' is een bouwvlak van circa 3.500 m² opgenomen. Conform het streekplan en de verordening van de provincie mag een dergelijk bedrijf voorzien in een eenmalige uitbreiding van bedrijfsgebouwen van maximaal 20%. Door de provincie is goedkeuring onthouden aan het perceel, vanwege strijdigheid met het provinciaal beleid, aangezien de uitbreiding aanzienlijk groter is dan het beleid toestaat en er geen verplaatsingsonderzoek heeft plaatsgevonden.

2.4.2 Inventarisatie en overleg over de mogelijkheden tot reparatie

Op woensdag 25 mei is de kwekerij aan de Zeeweg 144 bezocht voor een nadere inventarisatie van het gebruik van de gronden en de bebouwing. Onderdeel van deze inventarisatie was tevens een gesprek met de ondernemer/eigenaar over de (on)mogelijkheden het bedrijf van een goede bestemmingsregeling te voorzien. Voorts is gesproken over de ontwikkelingswensen van het bedrijf. Van de zijde van het adviesbureau is een toelichting gegeven op de volgende punten:

  1. 1. de mogelijkheden tot reparatie van het Bestemmingsplan Buitengebied Midden-West voor Zeeweg 144;
  2. 2. de ontwikkelingsmogelijkheden van de kwekerij.

Beide punten zijn nader toegelicht in het gesprek met de ondernemer.

2.4.3 Provinciaal beleidskader

Het bestemmingsplan is gerepareerd binnen de kaders die de provincie heeft gesteld in haar verordening door het opnemen van het geldende bouwvlak uit 'Wijziging nr. 58 bestemmingsplan Buitengebied 1983' en door het toekennen van een eenmalige uitbreidingsruimte van maximaal 20% bij recht.

Over het voorstel tot reparatie van het bestemmingsplan heeft de eigenaar positief gereageerd door aan te geven de ruimte aan de noordzijde van het bouwvlak te willen.

Op grond van de provinciale verordening artikel 14.3 kan medewerking worden verleend aan een verdere uitbreiding van een geïsoleerd glastuinbouwbedrijf. Hiervoor dient een ontheffing te worden aangevraagd bij Gedeputeerde Staten onder de volgende voorwaarden:

  1. 1. de uitbreiding verdraagt zich met ter plaatse van belang zijnde gebiedskwaliteiten van natuur, landschap en water;
  2. 2. de uitbreiding noodzakelijk is voor een doelmatige voortzetting van het bedrijf;
  3. 3. de verplaatsing naar een concentratiegebied glastuinbouw dan wel een regionaal cluster glastuinbouw financieel niet mogelijk is.

Overigens biedt het reparatieplan deze ontwikkelingsmogelijkheid niet. Concreet betekent het voorgaande dat, als de ondernemer een dergelijk verzoek indient, de ontwikkeling moet worden geregeld in een afzonderlijk bestemmingsplan. In het kader van deze bestemmingsplanprocedure dient het bestuursorgaan, dat bevoegd is tot het nemen van het besluit waarvoor de ontheffing wordt verzocht, deze aanvraag in te dienen bij Gedeputeerde Staten. Dit betekent dat, wanneer met de te verlenen ontheffing het bestemmingsplan wordt vastgesteld, het verzoek om ontheffing zal moeten worden ingediend door de gemeenteraad.

In de toelichting bij de provinciale verordening staat daarover voorts het volgende vermeld. De ontheffingsaanvraag dient vergezeld te gaan van een beschrijving van het project, een motivering en een kaart. In de motivering zal moeten worden ingegaan op de criteria die de verordening aan toepassing van de betreffende ontheffing stelt. De beschrijving van het project in samenhang met de kaart, dient voor Gedeputeerde Staten voldoende duidelijk te zijn om op de aanvraag te beslissen.

Van een verleende ontheffing moet binnen 2 jaar na afgifte gebruik worden gemaakt. Dit om te voorkomen dat na jaren met een 'oude' ontheffing plannen worden vastgesteld in strijd met het provinciale belang. Onder 'gebruikmaken van' wordt in dit verband verstaan: het ter inzage leggen van een ontwerpbestemmingsplan, ontwerpbeheersverordening of ontwerpomgevingsvergunning.

Tenslotte dient nog vermeld te worden dat het verlenen van de verklaring door gedeputeerde Staten, een bevoegdheid betreft en dat ook, als aan de criteria wordt voldaan, Gedeputeerde Staten niet gehouden zijn de verklaring te verlenen.

2.4.4 Stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing 'utibreiding bouwvlak Zeeweg 144'

Het bedrijf is gelegen in de bestemming 'Agrarisch met waarden – Landschapswaarden'. Onder de bestemmingsomschrijving in het Bestemmingsplan Buitengebied Midden-West staat vermeld dat de gronden zijn bestemd voor 'plantenkwekerij annex opslag op een containerveld ten behoeve van sierteelt, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw', met dien verstande dat de opslag op een containerveld ten behoeve van sierteelt uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de specifieke vorm van 'agrarisch – containerveld.' Voorts zijn de gronden mede bestemd voor het behoud van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden.

Onder het doel 'behoud van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden' wordt in dit deel van het buitengebied van de gemeente verstaan de instandhouding van de natuur- en landschapswaarden behorend tot de landbouwgronden met een oorspronkelijke kavelstructuur (slagenverkaveling, ontsloten via een recht wegenpatroon) en het grootschalige open en laaggelegen graslandgebied aan het Randmeer.

Het grondgebruik bestaat, naast het containerveld behorend bij het agrarisch bedrijf, aan de Zeeweg 144 hoofdzakelijk uit grasland, afgewisseld door maïsakkers. Het gebied bestaat voor het overgrote deel uit agrarische grond. Momenteel voornamelijk in gebruik als grasland. Verder komen aan de zijde van de Zeeweg houtwallen voor.

In de huidige situatie is het perceel ontsloten aan de Zeeweg en de Schaapsdijk. De dienstwoning is gelegen aan de Zeeweg. De bebouwing ligt achter de woning en evenwijdig gebouwd aan de Schaapsdijk.

De uitbreiding van het bestaande bouwvlak met 20% vindt plaats aan de achterzijde, in aansluiting op de reeds bestaande bebouwing. Er is voor gekozen het huidige bouwvlak te omzomen met twee houtwallen ter weerszijden van het bouwvlak (zie afbeelding 1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.BPreparatieBgMW-0401_0001.jpg"

Afbeelding 1: 'Stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing Zeeweg 144

Het doel is enerzijds de oorspronkelijke kavelrichting te benadrukken. Anderzijds wordt op deze wijze de bebouwing ingekaderd en landschappelijk ingepast. De uitbreiding ten opzichte van de bestaande bebouwing is dermate gering, dat het geen afbreuk doet aan de waarde openheid in dit deel van het buitengebied van de gemeente. Mede om deze reden is gekozen voor houtwallen tot aan (het verlengde van) de achterzijde van het geprojecteerde bouwvlak. Daardoor vindt er geen verdere verdichting plaats met beplanting richting Buitenbrinkweg en wordt de karakteristieke openheid van het gebied aan de achterzijde van het agrarisch bedrijf niet aangetast. Het gebruik van de gronden (containerveld) voor agrarische doeleinden beperkt de openheid van het gebied niet. Vanuit de omgeving blijft de nadruk zodoende liggen op het landschap en niet op de inpassing van (nieuwe) bebouwing met nieuwe beplanting in een landschap waar dit minder thuishoort.

Voorts staat de omvang van deze landschappelijke inpassing in verhouding tot de uitbreiding van het bouwvlak. Het is niet realistisch om bij een bouwvlakuitbreiding van maximaal 20% de eis te stellen van een houtwal langs het hele perceel voor het containerveld.

Nadrukkelijk gelden als uitgangspunten voor plantmateriaal dat deze karakteristiek, inheems en streekeigen is.

2.4.5 Wijze van reparatie

Het bestemmingsplan ter plaatse van het perceel Zeeweg 144 is gerepareerd door een SVBP, Wro en Wabo conforme bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' met het geldende bouwvlak uit 'Wijziging nr. 58 bestemmingsplan Buitengebied 1983' over te nemen, in combinatie met een eenmalige uitbreidingsruimte van maximaal 20% bij recht. Op de verbeelding zijn tevens de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - plantenkwekerij annex glastuinbouw' en de aanduiding 'reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied' opgenomen. De aanpassing van het bouwvlak is in overleg met de eigenaar doorgevoerd.

De voorzijde van het plangebied heeft op grond van de gemeentelijke archeologische beleidskaart een midden- of hoge verwachtingswaarde. Om deze reden ligt op dit deel van het perceel de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie'.

2.5 Het Perceel Aan De Nijkerkerweg 57 Met De Bestemming 'Agrarisch Gebied'

2.5.1 Aanleiding tot onthouding van goedkeuring

Op het perceel is onder andere een paardenhouderij gevestigd, in afwijking van het geldende bestemmingsplan. Overleg vindt plaats over een passende bestemmingsregeling. Vooruitlopend op het nieuwe bestemmingsplan heeft exploitant enkele bouwwerken gerealiseerd ten behoeve van de paardenhouderij. Omdat het bouwvlak in het nieuwe bestemmingsplan is gewijzigd, past deze bebouwing niet meer binnen het plan, waardoor legalisatie, evenals het verkrijgen van een vergunning op grond van de Wet milieubeheer (Wm), nu niet meer mogelijk zijn.

In beginsel dient voor bestaande bebouwing een passende regeling in het bestemmingsplan te worden opgenomen, als niet uit gemeentelijk beleid of anderszins zou blijken dat het aannemelijk is dat de met het bestemmingsplan strijdige situatie binnen de planperiode zal worden beëindigd. Omdat de gemeente wil bezien of en hoe de bestaande situatie planologisch ingepast kan worden en de eigenaar daartoe met een concreet en onderbouwd plan diende te komen, was niet duidelijk of het gemeentebestuur handhavend wenste op te treden, zodat Gedeputeerde Staten van mening zijn dat het niet opnemen van een passende regeling voor deze bouwwerken in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, om welke reden zij goedkeuring hebben onthouden aan het perceel.

2.5.2 Wijze van reparatie

Door de eigenaar is een plan ingediend dat voorziet in de door hem gewenste inrichting van het bouwvlak. Voor wat betreft de toegestane bebouwing en gebruik (inclusief de hierbij behorende ontheffingsbepalingen) is zoveel als mogelijk aangesloten bij de regeling van het goedgekeurde bestemmingsplan Buitengebied Midden-West. Voor het perceel Nijkerkerweg 57 is een SVBP2008, Wro en Wabo conforme bestemming 'Agrarisch' opgenomen. De uitoefening van het agrarisch bedrijf, waaronder mede wordt verstaan een paardenhouderij, staat hierin centraal. Een manege is op basis van deze bestemming niet toegestaan.

Het bouwvlak is zodanig vormgegeven, dat het voorgestelde bouwplan gerealiseerd kan worden. Voor wat betreft de detailhandel is een 'specifieke vorm van agrarisch - winkel in artikelen en benodigdheden voor de paardenhouderij' toegestaan, met een maximale toegestane oppervlakte van 200 m2. Een en ander zoals dat werd beoogd in het vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied Midden-West.

Ten slotte is ten aanzien van de bestaande schuur, in de zuidwestelijke hoek van het bouwperceel, het houden van dieren uitgesloten. De betrokken schuur staat namelijk, als hierin dieren worden gehouden, te dicht op het agrarisch bouwvlak Nijkerkerweg 55. Daartoe is op de verbeelding een aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – houden van dieren niet toegestaan' opgenomen.

Een groot deel van het perceel heeft op grond van de gemeentelijke archeologische beleidskaart een midden- of hoge verwachtingswaarde. Om deze reden ligt op dit deel van het perceel de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie'.

2.6 Het Perceel Aan De Leuvenumseweg Inzake Hindernisbaan

Bij uitspraak op 18 januari 2012 van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State is het goedkeuringsbesluit van Provincie Gelderland vernietigd voor wat betreft de goedkeuring aan de hindernisbaan voor lichamelijke sportbeoefening door militairen (het perceel aan de Leuvenumseweg, locatie voormalig natuurkampeerterrein Vafamil gelegen achter bungalowpark Sparrendal). De Raad van State heeft in de zaak voorzien door alsnog goedkeuring te onthouden aan dit bestemmingsplanonderdeel. De reden dat goedkeuring aan de hindernisbaan werd onthouden is gelegen in het ontbreken van een objectieve begrenzing van de bouwmogelijkheden voor de hindernisbaan. Het uitgevoerde natuurwaardenonderzoek bood derhalve niet voldoende draagvlak. In onderhavig plan is aan het bezwaar van de Raad van State tegemoet gekomen.

In overleg met het ministerie van Defensie is het bestemmingsplan voor dit onderdeel op de volgende punten herzien:

  1. 1. enkel de hindernisbaan is aangeduid. Zie bijgevoegde afbeelding waarop de hindernisbaan is aangegeven. Dit betekent concreet dat het doel lichamelijke sportbeoefening door militairen beperkt is tot het aangeduide deel binnen de bosbestemming. Aan de aanduiding is een regel gekoppeld die het gebruik van de hindernisbaan ten behoeve van lichamelijke sportbeoefening door militairen vastlegt. Voor deze gronden is het bouwen beperkt tot het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos - hindernisbaan' maximaal 20 hindernissen zijn toegestaan waarvan de bouwhoogte niet meer dan 6 m mag bedragen.
  2. 2. de overige gronden behouden de bestemming bos. Daarbij wordt opgemerkt dat op de gronden ten zuiden van bungalowpark Sparrendal en ten noorden van het zandpad geen bouwwerken zijn toegestaan. Gelet op de korte afstand ten opzichte van het bestaande bungalowpark is de afweging gemaakt geen mogelijkheden te bieden tot het bouwen van bouwwerken. De oorspronkelijke mogelijkheden zijn derhalve fors verkleind door deze terug te brengen tot uitsluitend het gebied dat als hindernisbaan is aangeduid;
  3. 3. de twee ontheffingsregels in de bestemming 'Bos' zijn eveneens geschrapt.

Met de forse beperking van het gebruik van de gronden ter plaatse, de nadere objectivering van het aantal hindernissen, inclusief maatvoering en het uitgevoerde natuurwaardenonderzoek kan het plan voor wat betreft de hindernisbaan uitvoerbaar worden geacht. In de bijlage is het natuurwaardenonderzoek opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.BPreparatieBgMW-0401_0002.jpg"

Afbeelding 2: hindernisbaan voor de lichamelijke sportbeoefening van militairen

2.7 Algemeen

Het reparatieplan bevat de nodige inleidende, algemene en overgangs- en slotregels conform de Wo, Wabo en SVBP2008, waarbij inhoudelijk is aangesloten bij de regels van het bestemmingsplan Buitengebied Midden-West, inclusief afwijkingsregels (voorheen ontheffingen) ten aanzien van bouwen en gebruik in de desbetreffende bestemmingen. Bijzondere aandacht gaat daarbij uit naar de wijzigingsbevoegdheden. Voor zover deze wijzigingsbevoegdheden relevant zijn voor de percelen die deel uitmaken van het reparatieplan, zijn zij in de reparatie opgenomen. Voor het overige zijn zij buiten het kader van deze herziening gehouden.

Het betreft met name de volgende wijzigingsbevoegdheden:

  1. 1. Actualisering van de in het plan opgenomen verwijzing naar wetten, verordeningen, circulaires, publicaties, instanties en dergelijke.
  2. 2. Functiewijziging van grondgebonden veehouderij naar intensieve veehouderij.
  3. 3. Extra woning(en) bij de bestemming 'Wonen'.
  4. 4. Functiewijziging van agrarische bedrijvigheid naar nieuwe landgoederen.
  5. 5. Functiewijziging binnen de bestemming 'Wonen' naar de bestemming 'Wonen' met de nadere bestemming 'Wonen al dan niet met agrarische nevenactiviteit'.

Hoofdstuk 3 Uitvoerbaarheid

3.1 Overleg, Inspraak En Zienswijzen

Het bestemmingsplan is niet afzonderlijk als voorontwerp vrijgegeven voor overleg en inspraak, maar is direct als ontwerp ter inzage gelegd. Het bestemmingsplan valt onder de categorie 'De overige bestemmingsplannen' (paragraaf 6.d.2.2) uit de Notitie R.O. instrumenten. Hieraan ligt een aantal afwegingen ten grondslag. Het bestemmingsplan betreft voornamelijk het repareren van enkele bestemmingen, waaraan door de provincie Gelderland goedkeuring is onthouden, met inachtneming van de overwegingen die de provincie aan haar besluit ten grondslag heeft gelegd. Aan het vastgestelde Bestemmingsplan Buitengebied Midden-West is al veel overleg en inspraak voorafgegaan. Voorts zijn de aanpassingen beperkt van omvang. Aan de hoofdopzet van het in 2009 vastgestelde bestemmingsplan verandert niets.

De formele procedure is gestart met de bekendmaking dat een bestemmingsplan wordt voorbereid (art. 1.3.1 Bro). Gelijktijdig met deze bekendmaking heeft het college een raadsbrief gestuurd met de mededeling dat een bestemmingsplan wordt voorbereid en wat met dat plan wordt beoogd. In de raadsbrief is in principe voorgesteld om kennis te nemen van het voornemen om een bestemmingsplan op te stellen en de bestemmingsplanprocedure te starten met het ter inzage leggen van het ontwerpbestemmingsplan. In principe ziet de raad formeel het ontwerpbestemmingsplan voor het eerst bij het voorstel om het bestemmingsplan vast te stellen. Naar aanleiding van de raadsbrief kan de raad overigens besluiten dat, voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan, een behandeling van het ontwerpbestemmingsplan in de raad moet plaatsvinden. Het bespreken van het ontwerpbestemmingsplan schort de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan niet op.

Van 19 april 2012 tot en met 30 mei 2012 heeft het ontwerpbesluit met het ontwerpbestemmingsplan Reparatie Buitengebied Midden-West en de daarbij behorende stukken, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening voor een ieder ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn kon een ieder bij de gemeenteraad een zienswijze op het ontwerpbestemmingsplan kenbaar maken. Er zijn zes zienswijzen ingediend.

Het bestemmingsplan heeft een beperkt karakter en speelt zich af op perceelsniveau. Op grond van al eerder aangehaalde notitie R.O.-instrumenten zijn daarom geen hoorzittingen gehouden. De zienswijzen gaven hiertoe ook geen aanleiding.

De zienswijzen zijn in een afzonderlijke 'Nota beoordeling zienswijzen' samengevat en van een beoordeling voorzien. De ingediende zienswijzen hebben aanleiding gegeven het ontwerp op een tweetal punten gewijzigd vast te stellen. Deze wijzigingen zijn in voornoemde nota uitvoerig gemotiveerd en beschreven.

3.2 Grondexploitatie

De onderhavige herziening strekt ertoe om de plandelen waaraan door Gedeputeerde Staten goedkeuring is onthouden te repareren. Het gaat daarbij vooral om bestaande bebouwing en bestaand gebruik. In een enkel geval wordt uitbreiding van bestaande bebouwing, waar reeds bestaande hoofdgebouwen aanwezig zijn, mogelijk gemaakt. Er is derhalve geen sprake van bouwplannen in de zin van artikel 6.2.1 Bro. Het opstellen van een grondexploitatieplan is daarom niet aan de orde.

Bijlage 1 Lijst 'Kleinschalige Nevenactiviteiten'

Bijlage 1 Lijst 'Kleinschalige nevenactiviteiten'

Bijlage 2 Kaart 'Gebiedsvisie'

Bijlage 2 Kaart 'Gebiedsvisie'

Bijlage 1 Natuurtoets Bestemmingsplan Buitengebied Midden-west

Bijlage 1 Natuurtoets bestemmingsplan buitengebied Midden-West

Bijlage 2 Planologische Onderbouwing

Bijlage 2 Planologische onderbouwing

Bijlage 3 Effecten Kleiduivenschietterrein En Nieuwe Hindernisbaan

Bijlage 3 Effecten kleiduivenschietterrein en nieuwe hindernisbaan

Bijlage 4 Quickscan Flora- En Faunawet Hindernisbaan

Bijlage 4 Quickscan flora- en faunawet hindernisbaan