's Heeren Loo
Bestemmingsplan - Gemeente Ermelo
Vastgesteld op 06-06-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan 's Heeren Loo van de gemeente Ermelo;
1.2 bestemmingsplan
de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0233.BPsHeerenloo-0401 met bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.3 de verbeelding
de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 agrarische bedrijf
Een bedrijf gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, waaronder mede een paardenhouderij is te verstaan, uitgezonderd een wormen- en madenkwekerij, fokkerij en mesterij van ganzen, eenden en kalkoenen, alsmede een pelsdierhouderij, een en ander voor zover deze bedrijvigheid plaatsvindt in de open lucht en buiten het bouwvlak;
1.7 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.8 beperkt kwetsbaar object:
- a. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare;
- b. dienst- en bedrijfswoningen van derden;
- c. kantoorgebouwen, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object, onder c, vallen;
- d. hotels en restaurants, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object, onder c, vallen;
- e. winkels, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object, onder c, vallen;
- f. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
- g. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object, onder d, vallen;
- h. bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object, onder c, vallen
- i. objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en
- j. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;
1.9 bebouwingspercentage:
de oppervlakte van gebouwen uitgedrukt in procenten van de nader aangegeven gronden;
1.10 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.11 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.12 bijzondere woonvorm:
een woongebouw, waarin al dan niet zelfstandige woningen zijn opgenomen met ge-meenschappelijke voorzieningen ten behoeve van verzorgingsbehoevenden.
1.13 boomkwekerij, houtproductie en fruitteelt:
de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie boomkwekerij, houtproductie dan wel fruitteelt op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe – voor zover van toepassing – ontheffing is verleend van de melding- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet;
1.14 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.15 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.16 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.17 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.18 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.19 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.20 evenement:
een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de open lucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve, of een daarmee gelijk te stellen activiteiten, zoals markten, braderieën, beurzen, kermissen, festiviteiten, wedstrijden, bijeenkomsten, festivals, en dergelijke;
1.21 extensieve dagrecreatie:
vormen van recreatief medegebruik, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen en naar aard, omvang en schaal daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
1.22 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.23 kantoor:
een ruimte die dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige dan wel financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening – niet zijnde detailhandel – al dan niet met een (publiekgerichte) baliefunctie;
1.24 kwetsbaar object:
- a. woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde woningen, woonschepen of woonwagens als bedoeld in het begrip beperkt kwetsbaar object, onder a;
- b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
- 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
- 2. scholen, of
- 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
- c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
- 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 per object, of
- 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en
- d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
1.25 landschapswaarden:
de aan een gebied toegekende waarde in visueel-ruimtelijk en/of cultuurhistorisch en/of ecologisch opzicht;
1.26 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociaalmedische, sociaalculturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie – met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren – en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, wonen in bijzondere woonvormen, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen, inclusief de daarbij behorende schuren, loodsen, werkplaatsen, en andere ondersteunende bouwwerken;
1.27 manege:
een bedrijf gericht op het geven dan wel het faciliteren van paardensportinstructie alsmede het geven van gelegenheid tot het houden en/of berijden van paarden;
1.28 nadere eis:
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder d van de Wet ruimtelijke ordening;
1.29 natuurwaarden
de aan een gebied eigen zijnde ecologische waarden;
1.30 paardenhouderij:
een agrarisch bedrijf dat is gericht op het fokken, beleren en/of trainen van paarden, al dan niet in combinatie met een pension, één en ander niet zijnde een manege;
1.31 peil:
- a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;
1.32 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combi-natie met elkaar;
1.33 woning:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, krachtens aard en indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden;
1.34 woongebouw:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, in welk gebouw of welk gedeelte twee of meer woningen zijn gelegen die zijn te bereiken door een of meer gemeenschappelijke verkeersruimten.
1.35 zorgboerderij:
een (voormalig) agrarisch bedrijf dat zorg aanbiedt, zoals gehandicaptenzorg, waarbij de agrarische bedrijvigheid in verhouding staat tot het aantal cliënten dat op de zorgboerderij komt.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 Algemeen
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- en bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,75 m bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Natuur- En Landschapswaarden
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf, met uitzondering van boomkwekerijen, houtproductie en fruitteelt;
- b. behoud van landschapswaarden en natuurwaarden;
- c. extensieve dagrecreatie;
- d. nutsvoorzieningen;
met daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.
3.2 Bouwregels
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Bos
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bos;
- b. behoud van landschapswaarden en natuurwaarden;
- c. extensieve dagrecreatie;
- d. speelvoorzieningen;
- e. nutsvoorzieningen;
met daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.
4.2 Bouwregels
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 5 Kantoor
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor kantoren met daarbij behorende gebouwen -niet zijnde bedrijfswoningen-, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.
5.2 Bouwregels
Artikel 6 Maatschappelijk
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen;
- b. het behoud en de versterking van waardevolle parkachtige lanen-, water- en groenstructuren en landschapswaarden;
- c. extensieve dagrecreatie;
- d. behoud en versterking van cultuurhistorische waarden
- e. kassen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kas';
- f. een supermarkt, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt';
- g. een theehuis, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - theehuis';
- h. een zorgboerderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij';
met daarbij behorende gebouwen -niet zijnde bedrijfswoningen-, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.
6.2 Bouwregels
6.3 nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmeting van bouwwerken ten behoeve van het behoud en de versterking van de stedenbouwkundige en parkachtige structuur van het gebied en de bescherming van cultuurhistorische waarden.
6.4 afwijken van de bouwregels
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 1', de bestemming 'Maatschappelijk' wijzigen in de bestemming 'Kantoor', met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- a. de in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- b. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- c. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan moet worden aangetoond.
Artikel 7 Verkeer
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen met hoofdzakelijk een verbindingsfunctie voor het doorgaande verkeer,
met daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, bermen, groen- en parkeervoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.
7.2 Bouwregels
Artikel 8 Verkeer - Verblijfsgebied
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen met hoofdzakelijk een functie voor de ontsluiting van de aanliggende percelen,
met daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, bermen, groen- en parkeervoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.
8.2 Bouwregels
Artikel 9 Water
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterberging, waterhuishouding en waterlopen;
- b. het behoud en de versterking van waardevolle waterstructuren en landschapswaarden;
met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, groenvoorzieningen, wegen en paden.
9.2 Bouwregels
9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 10 Leiding - Gas
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor (een) leiding(en) ten behoeve van het transport van gas, met daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde en voorzieningen.
10.2 Bouwregels
10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 11 Waarde - Archeologie H
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie H' aangewezen gronden zijn naast de andere voor die gronden aangewezen basisbestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.
11.2 Bouwregels
Op de voor 'Waarde - Archeologie H' aangewezen gronden mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd of bestaande gebouwen worden vergroot indien en voor zover:
- a. het nieuwe gebouw of de uitbreiding groter is dan 100 m2, en
- b. daarvoor de grond dieper dan 0,3 m zal worden geroerd;
11.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 11.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden van het gebied.
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de bestemming 'Waarde - Archeologie H', indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit mogelijk is.
Artikel 12 Waarde - Archeologie L
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie L' aangewezen gronden zijn naast de andere voor die gronden aangewezen basisbestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.
12.2 Bouwregels
Op de voor 'Waarde - Archeologie L' aangewezen gronden mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd of bestaande gebouwen worden vergroot indien en voor zover:
- a. het nieuwe gebouw of de uitbreiding groter is dan 2.500 m2, en
- b. daarvoor de grond dieper dan 0,3 m zal worden geroerd;
12.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 12.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden van het gebied.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de bestemming 'Waarde - Archeologie L', indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit mogelijk is.
Artikel 13 Waarde - Waardevolle Boom
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Waardevolle boom' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het beschermen van de waardevolle bomen als cultuurhistorisch en natuurlijk element met als doel het behoud en versterken van het landgoedkarakter van het gebied.
13.2 Bouwregels
Op de voor 'Waarde - Waardevolle boom' aangewezen gronden mogen geen nieuwe bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de andere daar voorkomende bestemming(en).
13.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 13.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits dat niet leidt tot een aantasting van:
- a. de stedenbouwkundige en parkachtige structuur van het gebied;
- b. de cultuurhistorische waarden;
- c. het straat- en bebouwingsbeeld.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 14 Waterstaat - Waterlopen
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het in standhouden van de A-watergang.
14.2 Bouwregels
Op de voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden uitsluitend nieuwe bouwwerken ten dienste van het beheer van de A-watergang worden opgericht.
14.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan in het belang van de zorg worden afgeweken van het bepaalde in artikel 14.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, indien vooraf advies van de waterbeheerder is ingewonnen omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning het waterhuishoudkundig belang niet onevenredig wordt aangetast alsmede omtrent eventueel aan de vergunning te verbinden voorwaarden.
14.4 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de situering en afmetingen van bouwwerken in verband met het waarborgen van de waterbergende functie van gronden.
14.5 Specifieke gebruiksregels
Als strijdig gebruik geldt het gebruik van de voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden:
- a. voor teelten die mest en bestrijdingsmiddelen gebruiken, met dien verstande dat bestaand gebruik mag worden voortgezet;
- b. op een wijze die leidt tot het belemmeren van de tijdelijke berging van water.
14.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 15 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 16 Algemene Bouwregels
16.1 Bestaande afmetingen
In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
16.2 Bestaande afstanden
In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.
16.3 Bestaande percentages
In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
16.4 Bestaande gebouwen buiten bouwvlak
In die gevallen dat een bestaand gebouw, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, in afwijking van de bouwregels in hoofdstuk 2, is gebouwd buiten een bouwvlak, geldt die situering als passend binnen het bestemmingsplan.
16.5 Bestaande dakhelling
In die gevallen dat de bestaande dakhelling, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen minder of meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt de bestaande dakhelling als minimaal of maximaal toegestaan.
Artikel 17 Algemene Gebruiksregels
17.1 Seksinrichting
Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of het laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.
17.2 Evenementen, festiviteiten en manifestaties
Tot een gebruik in strijd met de bestemming wordt niet begrepen het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daarvoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of vrijstelling is vereist en deze is verleend.
17.3 Parkeernormen
Artikel 18 Algemene Aanduidingsregels
18.1 Geluidzone - weg
18.2 Veiligheidszone - lpg
Artikel 19 Algemene Afwijkingsregels
19.1 Afwijkingsbevoegdheid
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. de bij recht in de voorschriften gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- c. de bestemmingsbepalingen met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de vrijstelling gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
- d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
- e. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde en toestaan dat de bouwhoogte van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot niet meer dan 25 m, met dien verstande dat voor zendmasten geldt dat aangetoond dient te zijn dat plaatsing op een gemeentelijke voorkeurslocatie niet mogelijk is;
- f. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
- 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
- 2. schotelantennes;
- 3. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
- 4. (hoek-)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits de (verlengde) bouwvlakgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden;
- g. het bepaalde ten aanzien van de maximale hoogte van gebouwen en toestaan dat de hoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en schotelantennes, indien de oppervlakte van de vergroting van de verhoging niet meer bedraagt dan 1 m2, met dien verstande dat de oppervlakte van de vergroting ten behoeve van een liftkoker niet meer bedraagt dan 4 m2.
19.2 Afwegingskader
De in artikel 19.1bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de woonsituatie;
- c. de milieusituatie;
- d. de verkeersveiligheid;
- e. de sociale en/of externe veiligheid;
- f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 20 Overgangsrecht
20.1 Overgangsrecht bouwwerken
20.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 21 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 's Heeren Loo.
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Ermelo in de raadsvergadering van 6 juni 2013.
De voorzitter, De griffier,
……………… ………………
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De gemeente Ermelo heeft besloten de verouderde bestemmingsplannen die voor delen van haar grondgebied gelden te actualiseren. Eén van de gebieden waarvoor nog een verouderd bestemmingsplan geldt is het terrein van zorgaanbieders 's Heeren Loo locatie Ermelo en 's Heeren Loo locatie groot Emaus .
Voor deze instellingsterreinen geldt op dit moment het bestemmingsplan 'Buitengebied' uit 1968. De actualisatie biedt de gemeente de mogelijkheid haar grondgebied planologisch beter te beheren en tegemoet te komen aan de wettelijke verplichting tot planactualisatie. Bij de actualisatie zal worden aangesloten op recent beleid en op uitgangspunten die door de zorginstellingen 's Heeren Loo locatie Ermelo en 's Heeren Loo locatie groot Emaus en door de gemeente Ermelo zijn aangedragen. Tenslotte wordt aangesloten bij de huidige situatie op het terrein. Het bestemmingsplan en het terrein worden verder in deze toelichting aangeduid als 's Heeren Loo'.
Een van de eerste stappen bij de voorbereiding van het nieuwe bestemmingsplan voor 's Heeren Loo betrof het uitvoeren van een veldinventarisatie in het plangebied. Deze veldinventarisatie is samen met een beleidsinventarisatie beschreven in een Nota van uitgangspunten, waarin ook een onderbouwing van de bestemmingen is gegeven. De nota van uitgangspunten vormt hiermee de basis voor het nieuwe bestemmingsplan voor 's Heeren Loo.
Dit plan zal conform de Wet ruimtelijke ordening worden vastgesteld, wat betekent dat het plan volgens de nationale standaard (SVBP 2008) is opgesteld en digitaal toegankelijk zal zijn.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied is gelegen op circa 1,5 km ten noordwesten van de kern Ermelo en omvat de terreinen van 's Heeren Loo locatie Ermelo en 's Heeren Loo locatie groot Emaus. Het plangebied wordt in het noorden begrensd door de gemeentegrens met Harderwijk. Ten westen en ten zuiden vormt de Horsterweg de grens van het plangebied. Ten oosten wordt de begrenzing gevormd door percelen met agrarische en natuurbestemming. Op navolgende afbeelding is het plangebied weergegeven.
Plangebied 's Heeren Loo
Bron: Provincie Gelderland
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
In het vigerend bestemmingsplan 'Buitengebied' uit 1968 heeft het plangebied de bestemming 'Verpleeginrichting'. Op deze gronden zijn tuinen en erven, gebouwen, andere bouwwerken en werken ten dienste van verpleging (bijvoorbeeld sanatoria, gestichten en herstellingsoorden) toegestaan.
Ten westen van de Fokko Kortlanglaan is het maximaal toegestane bouwpercentage 30%. Ten oosten van de Fokko Kortlanglaan geldt een bebouwingspercentage van 15%. Voor het hele plangebied geldt een maximale goothoogte van 9 m, een maximale bouwhoogte van 12 m en een afstand tot de perceelsgrens van minimaal 10 m.
In de bijzondere bepalingen bij dit bestemmingsplan is opgenomen dat niet-bebouwde erven die horen bij onder meer verpleeginrichtingen uitsluitend mogen worden gebruikt als tuin en/of bos (met uitzondering van werken, zoals verhardingen en parkeerplaatsen ten dienste van de bestemming).
Uitsnede van het bestemmingsplan 'Buitengebied' uit 1968
In het plan is een vrijstellingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van bouwwerken van geringe afmetingen (o.a. transformatorhuisjes en hoogspanningsmasten) en aanpassing van het plan aan de werkelijke terreinmaten.
1.4 Leeswijzer
Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding met bijbehorende regels, vergezeld van een toelichting. De regels en verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan. De toelichting bestaat uit een planbeschrijving met de relevante onderzoeksresultaten. Tevens worden hierin de resultaten van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de resultaten uit de procedure opgenomen. De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit vijf hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 de huidige situatie beschreven en wordt aangegeven welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt in dit bestemmingsplan. In hoofdstuk 3 komt de uitvoerbaarheid van het plan aan de orde, waarbij wordt ingegaan op haalbaarheidsaspecten zoals bijvoorbeeld milieu, beleid en economische uitvoerbaarheid. In hoofdstuk 4 is de wijze van bestemmen aangegeven. Er wordt een antwoord gegeven op de vraag hoe hetgeen dat in voorliggend plan is vastgelegd juridisch wordt geregeld. Er wordt beschreven hoe de verbeelding en de regels zijn opgebouwd en welke bestemmingen er in het plan voorkomen. Ook wordt in dit hoofdstuk aangegeven hoe de regels moeten worden geïnterpreteerd en uitgelegd. Tenslotte komen in hoofdstuk 5 de resultaten van overleg aan de orde.
Hoofdstuk 2 Het Plan
2.1 Ontstaansgeschiedenis
2.1.1 Ermelo
Ermelo en dus ook 's Heeren Loo liggen op de meest noordwestelijke flank van de Veluwse stuwwal. Dit betekent dat de bodem in de omgeving hoofdzakelijk uit zand (podzolgronden) bestaat. Ten westen van de stuwwal liggen de lager gelegen zanden en daluitspoelingen met langs het randmeer een smalle strook zuiderzeekustafzettingen (zeeklei). Ten noordoosten bevindt zich een langgerekt gebied met stuifzanden. Rond 1850 was de historische kern van Ermelo bijna in zijn geheel omgeven door uitgestrekte heidevelden. Aan de westzijde van de kern is een gebied met enkeerdgronden waarop landbouw werd bedreven. Tussen 1850 en 1912 heeft het landschap grote veranderingen ondergaan. Door de invoering van de kunstmest zijn de heidevelden overbodig geworden. Men is begonnen met de bebossing van de heidevelden. Deze ontwikkeling heeft een grote invloed gehad op het landschap in de omgeving van Ermelo.
2.1.2 's Heeren Loo/ Groot Emaus
Tijdens de kruistochten tegen de Turken werd naast de zogenaamde Duitse Orde en de Orde der Tempelieren rond 1100 de Orde van St. Jan in Jeruzalem opgericht. Vanuit het in 1251 door hen gestichte klooster in Utrecht werd St. Jansdal in Ermelo gesticht. Deze naam kwam in 1307 voor het eerst voor. Het terrein van dit klooster was gesitueerd tussen de Horsterweg en de Horloseweg, op een vijf meter hoogtelijn tussen de Zuiderzee en het Veluwemassief. De andere naam die men voor het klooster gebruikte was 'Hof te Loo'. Er verschenen klooster- en bedrijfsgebouwen, omringd door een gracht. In 1481 strekte het bezit van het klooster zich uit tot aan de westgrens van Harderwijk. Het klooster was een huis met een rieten kap en een omgrachting. Op het terrein was ook een kleine kapel. Rond 1570 werd er een nieuwe, meer veilige commanderij gebouwd in Harderwijk en raakte de oude commanderij van St. Jansdal afgebroken. Het laat-vijftiende-eeuwse of vroeg-zestiende-eeuwse poortgebouw bleef bestaan. In 1737 werd het voormalige kloosterterrein eigendom van de familie de Meester, die het in de daarop volgende decennia omvormde tot een echt landgoed. Op de kaart van omstreeks 1800 is te zien dat het landgoed een parkachtige aanleg had met een sterrenbos. De oorspronkelijke gracht werd door de familie de Meester verbreed tot een lange vijver. Op het terrein bevond zich in die periode nog geen landhuis, wel was sprake van een grote boerderij. In 1853 werd het landgoed 's Heeren Loo met bijbehorende landbouwgronden en boerderijen (waaronder Klein Loo) verkocht aan baron mr. P .C. Nahuys. Deze liet in 1876 een landhuis bouwen, schuin voor het oude poortgebouw. Bovendien liet hij een stalling en een koetshuis bouwen en werd een park met vijver en bijzondere beplanting aangelegd. Verder werd het landgoed sterk uitgebreid.
Door samenvoeging met landerijen die Baron Nahuys al bezat en later nog aankocht, groeide 's Heeren Loo uit tot een aaneengesloten complex van gronden van totaal 430 hectare. In 1883 werd het landgoed in onderdelen verkocht. Een jaar later kocht Jhr. W.F.G. Sickinghe een deel van het oorspronkelijke landgoed, dat bestond uit “heerenhuus”, stalling en koetshuis, de daartussen gelegen boerenwoning, benevens het aangrenzend geboomte en moestuin, alles ter grootte van 6 hectare”. Jhr. Sickinghe bewoonde het landgoed tot 1890. In dat jaar verkocht hij het aan de heer M.J. Chevallier, de voormalige eigenaar van het landgoed Veldwijk. Chevallier kocht het landgoed niet zozeer voor zichzelf, als wel voor de “Vereeniging tot Opvoeding en Verpleging van Idioten en Achterlijke Kinderen”, waarvan hij een van de oprichters was. Deze Vereniging kocht 's Heeren Loo in 1891 van Chevallier aan, om op het terrein van het landgoed een inrichting te openen. De eerste directeur van deze inrichting, de heer Fokko Kortlang, architect uit Velp, had toen inmiddels zijn intrek genomen in het herenhuis op het landgoed.
Navolgende afbeelding betreft een uitsnede uit de historische atlas.
's Heeren Loo rond 1900
2.2 Bestaande Ruimtelijke Situatie
2.2.1 Ruimtelijke structuur
De gemeente Ermelo heeft haar welstandsbeleid vertaald in een welstandsnota. De nota is een toetsings- en beoordelingskader voor bouw- en verbouw aanvragen. In de welstandsnota is voor 's Heeren Loo- Lozenoord en Groot Emaus een structuurbeeld opgenomen.
Karakteristiek voor de instellingsterreinen is de eigen identiteit van de bebouwing en de daarbij horende stedenbouwkundige inrichting van het terrein. De instellingen worden gevormd door een aantal gebouwen, die op variërende afstand van elkaar zijn geplaatst of door lagere bebouwing zijn gekoppeld. De bebouwing is hoger dan de omliggende woonbebouwing. De hogere bouwvolumes staan duidelijk los van elkaar en op grotere afstand van de straat. De gebouwen zijn met hun (publieks)entrees georiënteerd op de openbare ruimte. Het parkeren is gelegen op het binnenterrein of het aangrenzende terrein. De aantrekkelijkheid van deze instellingen is terug te vinden in de parkachtige opzet.
De instellingsterreinen hebben een sterke eigen identiteit. Diverse bouwstijlen zijn voor de instellingen toegepast, waarbij een sterke eigen architectonische expressie van belang is. De stedenbouwkundige inpassing vindt plaats door het plaatsen van de bebouwing in een parkachtige omgeving. Navolgende afbeelding betreft een BAG kaart met de huidige bebouwing.
Bebouwing 's Heeren Loo en Groot Emaus
's Heeren Loo/ Lozenoord
Het landgoed 's Heeren Loo/ Lozenoord is gelegen ten noordwesten van de bebouwde kom van Ermelo. De zuidelijke en westelijke begrenzing wordt gevormd door de Horsterweg, de oostgrens sluit aan op het landgoed Groot Emaus. De noordgrens wordt gevormd door de Fokko Kortlanglaan en de Horloseweg. Het terrein is in de afgelopen decennia sterk verdicht met bebouwing uit diverse tijdsperioden en in diverse stijlen. Deze bebouwing bevindt zich in een parkachtige context. Naast een aantal min of meer op zichzelf staande waardevolle gebouwen, zoals de school, de kerk en een aantal paviljoens, bevindt zich op het terrein een waardevol ensemble dat tevens de oorspronkelijke kern van het gebied vormt. Dit betreft het meest westelijke gedeelte van 's Heeren Loo, bestaande uit het herenhuis met het achterliggende voormalig poortgebouw, de gebouwen Groot Loo, Voorhof, Klooster en De Heuvel, gelegen aan de randen van een parkachtig gebied met vijver, brug en fraaie beplanting. In de middeleeuwen werd hier een klooster gesticht door de commanderij St. Jansdal. Dit klooster, omringd door bedrijfsgebouwen en een gracht werd in 1737 eigendom van de familie De Meester nadat het klooster was verhuisd naar Harderwijk. Vanaf deze tijd werd 's Heeren Loo omgevormd tot een landgoed. Nadat het landgoed in de loop der jaren van eigenaar is gewisseld werd het landgoed in 1890 gekocht door de heer M.J. Chevallier voor de 'Vereniging tot Opvoeding en Verpleging van Idioten en Achterlijke kinderen'. De heer Fokko Kortlang was de eerste directeur van de instelling, tevens architect. In de daarop volgende decennia is verschillende bebouwing aan het landgoed toegevoegd waarvan verschillende gebouwen als monument of beeldbepalend pand nog aanwezig zijn. Na de oorlog is de bebouwing van het terrein verder toegenomen en zijn verschillende oudere gebouwen gesloopt. Deze naoorlogse bebouwing wordt vooral gekenmerkt door schaalvergroting.
Groot Emaus
Groot Emaus is gelegen ten noordwesten van de kom van Ermelo. De structuur van de instelling wordt gekarakteriseerd door een heldere, orthogonale opzet, die historisch is bepaald. Deze opzet wordt gevormd door de wegen, met name de Groene Allee als toegangsweg en de rechthoekige gracht die daar ten oosten van loopt. Het terrein wordt begrensd door hoge, statige bomenrijen en ademt de sfeer van een landgoed, dat in de loop der jaren versnipperd is geraakt.In 1903 werd het terrein van Groot Emaus aangekocht door de 'Vereniging tot Opvoeding van Idiote en Achterlijke Kinderen', die na 's Heeren Loo en Lozenoord, hier een gesticht wilde oprichten voor 'verwaarloosde jongens'. De officiële start van Groot Emaus is in maart 1907, wanneer een paviljoen voor veertien jongen in gebruik wordt genomen. In de daaropvolgende decennia worden nieuwe gebouwen gerealiseerd binnen de omgrachting. De toen gerealiseerde bebouwing wordt nu gevormd door de beeldbepalende bebouwing van de school “de Hoeksteen”, het hoofdgebouw, het ensemble van de twee dubbele woningen en de voormalige directievilla aan de Groene Allee. De bebouwing bestaat uit minimaal twee bouwlagen met een forse kap. De gebouwen zijn eenduidig vormgegeven in eenzelfde bouwstijl. In de afgelopen decennia zijn zowel binnen als buiten de gracht diverse nieuwe gebouwen gerealiseerd waarvoor enkele oude panden werden afgebroken. Op het terrein wordt het beeld bepaald door de diversiteit van gebouwen uit verschillende tijdseenheden en stijlen, die weinig onderlinge samenhang vertonen.
2.2.2 Stedenbouwkundige structuur
Zowel 's Heeren Loo - Lozenoord als Groot Emaus bestaan uit een ruim opgezet parkachtig terrein, waarbij de eenheid in de loop der tijd verloren is gegaan. Op dit terrein bevinden zich gebouwen uit uiteenlopende tijdseenheden en stijlen. De gebouwen zijn op zich zelfstaande panden, ieder met een eigen karakter.
De instellingsterreinen worden gekarakteriseerd door een ruime opzet. Hierdoor hebben de gebieden een open en groene uitstraling. De stedenbouwkundige onderlegger en architectonische waarde van de bebouwing zorgen voor samenhang.
Voor 's Heeren Loo en Groot Emaus is het handhaven van de ruimtelijke opzet van op zich zelf staande gebouwen in een parkachtige context van essentieel belang. Tevens dient het historisch en landschappelijk waardevol ensemble in het westen van ´s Heeren Loo geheel intact te blijven. Ondergeschikte bebouwing, zoals fietsstallingen e.d. dienen zo gesitueerd te worden dat het zicht op de hoofdbebouwing niet ontnomen wordt. Om de ruimtelijke opzet van op zich zelf staande gebouwen te bewaren is er voor gekozen om bouwvlakken per gebouw op te nemen en te zorgen dat tussenliggende ruimte open blijft. Hierbij is aangesloten bij basis van het stedenbouwkundig plan (Masterplan) waarin deze structuur is geschetst. Het oudste deel van 's Heeren Loo, het waardevolle ensemble aan de westkant, kent strakke bouwvlakken. De daar aanwezige gracht wordt beschermd.
2.2.3 Functionele structuur
Het terrein van 's Heeren Loo en Groot Emaus is in gebruik bij verschillende zorginstellingen. Alle gebouwen op het terrein worden gebruikt ten behoeve van zorg of zijn aan zorg gerelateerd. Naast (zorg)wonen worden de gebouwen gebruikt voor dagbesteding en behandeling en zijn er verschillende ondersteunende functies aan. Eén functie is niet zorg gerelateerd en betreft een kantoor nabij de westelijke plangrens. Over het terrein lopen verschillende wegen en paden die gericht zijn op de ontsluiting van het terrein. Er is geen sprake van doorgaand verkeer over de landgoederen.
Ten zuiden van de Horloseweg liggen de grotere zorgcomplexen. Meer naar het zuiden zijn functies als een kerk aanwezig (Opstandingskerk), een supermarkt ten behoeve van de zorgfuncties op het terrein, een sporthal en enkele kassen. Meer naar het oosten van het terrein liggen de kinderboerderij, de begraafplaats en enkele sportfaciliteiten waaronder een zwembad. Langs de Fokko Kortlanglaan liggen twee grote woon- en zorg eenheden. Meer naar het zuiden langs deze weg ligt een gebied waar 80 nieuwe zorgeenheden zijn gebouwd. Langs de westgrens van het plangebied zijn diverse kleinere functies gesitueerd.
2.3 Ontwikkelingen
2.3.1 Werkdocument omvorming gebouwen 's Heeren Loo - Lozenoord
Voor 's Heeren Loo is een masterplan opgesteld. Dit masterplan is echter door onder andere de ontwikkelingen in de zorg niet meer uitvoerbaar. Om toch tot een bruikbaar bestemmingsplan te komen voor zowel de gemeente Ermelo als 's Heeren Loo, heeft 's Heeren Loo met de gemeente besproken welke ontwikkelingen zij op korte termijn verwacht. Deze lijst met ontwikkelingen is door de gemeente Ermelo stedenbouwkundig en ruimtelijk beoordeeld om te bepalen welke ontwikkelingen in dit bestemmingsplan al meegenomen worden.
Onderstaande tabel geeft hiervan een overzicht.
Gebouw / adres | Ontwikkeling gewenst door 's Heerenloo | Op te nemen in het bestemmingsplan als: |
Hert: Slangenkamp 3-11 | Herontwikkeling tot zorgwoningen of kantoren. | Maatschappelijk, beslissing zal vallen in latere fase. |
Eekhoorn: Hertenkamp 2-10 | Sloop/nieuwbouw zorgwoningen. | Maatschappelijk |
Altenhof: Enckerkamp 41-47 | Sloop/nieuwbouw zorgwoningen. | Maatschappelijk |
De Rank: Enckerkamp 2-10 | Handhaven huidige zorgbestemming. | Maatschappelijk |
Prik: Rode Land 4-12 Sikkel: Paardekamp 1-7 Eg: Paardekamp 2-10 Rogge: Ganzenkamp 2-8 Ploeg: Ganzenkamp 10-16 Gerst: Ganzenkamp 1-9 Haver: Ganzenkamp 11-17 | Korte termijn: handhaven huidige vorm. Toekomst: mogelijke ontwikkeling naar school, wonen, lichte bedrijvigheid of kantoren. | Maatschappelijk, beslissing zal vallen in latere fase. |
Heuvel: Spreng 2 | Herontwikkeling tot zorgwoningen of kantoren. | Maatschappelijk |
Polhuis: Molenkamp 34-40 Klokbeker: Molenkamp 44-50 Brink: Molenkamp 54-60 Groot Loo: Molenkamp 64 | Op korte termijn sloop en nieuwbouw ten behoeve van zorg. Wordt onderdeel van het centrumgebied met gemengde functies. | Maatschappelijk, beslissing zal vallen in latere fase. |
't Honk: Horsterweg 240 | Korte termijn: handhaven huidige vorm. Toekomst: mogelijke ontwikkeling naar school, wonen, lichte bedrijvigheid of kantoren. | Maatschappelijk, beslissing zal vallen in latere fase. |
Kakelbont: Fokko Kortlanglaan 3 | Korte termijn: handhaven huidige vorm Toekomst: mogelijke ontwikkeling naar school, wonen, lichte bedrijvigheid of kantoren. | Maatschappelijk, beslissing zal vallen in latere fase. |
Fokko Kortlanglaan 11-15 | Korte termijn: handhaven huidige vorm. Toekomst: mogelijke ontwikkeling naar school, wonen, lichte bedrijvigheid of kantoren. | Maatschappelijk, beslissing zal vallen in latere fase. |
Horsterweg 242, 246 a/b, 248-250 | Korte termijn: handhaven huidige vorm. Toekomst: mogelijke ontwikkeling naar school, wonen, lichte bedrijvigheid of kantoren. | Maatschappelijk, beslissing zal vallen in latere fase. |
Molenkamp 29 | Korte termijn: handhaven huidige vorm. Toekomst: mogelijke ontwikkeling naar school, wonen, lichte bedrijvigheid of kantoren. | Maatschappelijk, beslissing zal vallen in latere fase |
Slangenkamp 1 | Maatschappelijk | Maatschappelijk |
Nieuwekamp | Korte termijn: handhaven huidige vorm. Toekomst: mogelijke ontwikkeling naar school of wonen. | Maatschappelijk |
Enckerkamp 20 Klaverkamp 1-3-5-9-11-13 Klaverkamp 6-8 Molenkamp 2-8, 14-20, 24, 30 | Handhaven voor zorg. | Maatschappelijk |
OC Zilverbeek, Volenbeek VIC Workhome, Enckerkamp 54 plaatsen nieuwbouw, Enckerkamp | Nieuwbouwplannen voor zorg. | Maatschappelijk |
Hoek Fokko kortlanglaan - Horsterweg | Korte termijn nieuwbouwplannen voor zorg of ontwikkeling naar school of wonen. | Maatschappelijk, beslissing zal vallen in latere fase. |
Groene Allee 10, 46 Slangenkamp 2-4 | Handhaven voor zorg. | Maatschappelijk |
Naast de beoordeling van bovengenoemde ontwikkelingen is ook in verband met de veranderende visie van 's Heeren Loo in overleg met 's Heeren Loo besloten tot een andere manier van bestemmen. Voor het bepalen van de bouwvlakken in het bestemmingsplan is uitgegaan van de te verwachten dynamiek voor de komende 10 jaar (de looptijd van het bestemmingsplan). Met dynamiek wordt de kans op herstructurering of nieuwbouw bedoeld. De dynamiek is in drie categorieën ingedeeld: laag, middelhoog en hoog.
In gebieden met een lage dynamiek (de gebieden die groen omlijnd zijn in onderstaande afbeelding) worden vrijwel geen nieuwe bouwplannen of grootschalige herstructurering in de komende tien jaar verwacht. Alle bebouwing is in deze gebieden conserverend bestemd. Dit wil zeggen dat de huidige bebouwing zo rationeel mogelijk is omlijnd met bouwgrenzen.
In gebieden met een middelhoge dynamiek (de geel omlijnde gebieden in onderstaande afbeelding) zijn de bouwvlakken om panden die op de nominatie staan voor herstructurering ruim en conform de visie van 's Heeren Loo bestemd. Een uitzondering hierop zijn de monumentale gebouwen, die worden net als in de gebieden met een lage dynamiek conserverend bestemd.
In de gebieden met een hoge dynamiek (de rood omlijnde gebieden in onderstaande afbeelding) zijn de bouwvlakken zo ruim mogelijk gelegd om zoveel mogelijk ruimte te bieden aan herstructurering en bouwplannen. Dit is gebeurd binnen de maximaal ruimtelijke en wenselijke bebouwingspercentage's en -hoogten.
In voorliggend bestemmingsplan zijn nog niet de gewenste ontwikkelingen naar onder andere wonen en werken meegenomen voor 's Heeren Loo. Aangezien er nog geen zekerheid is betreffende deze plannen wordt, indien noodzakelijk en wenselijk, op een later tijdstip (wanneer de plannen concreter zijn en de gemeente Ermelo zich in de plannen kan vinden) het bestemmingsplan herzien om deze ontwikkelingen alsnog mogelijk te maken op 's Heeren Loo.
Te verwachten dynamiek voor de komende 10 jaar
groen omlijnde gebieden: lage dynamiek
geel omlijnde gebieden: middelhoge dynamiek
rood omlijnde gebieden: hoge dynamiek
Hoofdstuk 3 Haalbaarheid
3.1 Inleiding
Het al dan niet voldoen aan verschillende randvoorwaarden en uitgangspunten is bepalend voor de vraag of nieuwe ontwikkelingen in kader van het bestemmingsplan ook daadwerkelijk uitvoerbaar zijn. Hierbij moet worden gedacht aan onder meer het ruimtelijk beleid op gemeentelijk niveau, maar ook dat van hogere overheden. Daarnaast speelt de uitvoerbaarheid op basis van milieuaspecten als geluid, bodem en hinder van bedrijven een rol, evenals water, archeologie, flora, fauna, verkeer en parkeren. Ten slotte moet aangetoond worden dat het plan economisch uitvoerbaar is.
Met dit bestemmingsplan wordt overwegend een bestaande situatie van een actueel juridisch-planologisch kader voorzien. Daarnaast wordt onbenutte ruimte uit het geldende bestemmingsplan ook overgenomen. De uitvoerbaarheid van onderhavig bestemmingsplan wordt getoetst op bovengenoemde aspecten, voor het beheergerichte deel van dit bestemmingsplan is nader onderzoek niet noodzakelijk.
3.2 Beleid
3.2.1 Zorg
3.2.2 Wonen
3.2.3 Archeologie en cultuurhistorie
3.2.4 Cultuurhistorie
3.2.5 Landschap
3.2.6 Natuur
3.3 Milieuaspecten
3.3.1 Bedrijven en milieuzonering
Algemeen
Indien door middel van een plan nieuwe, milieuhindergevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dient te worden aangetoond dat deze niet worden gerealiseerd binnen de hinderzone van omliggende bedrijven. Anderzijds mogen milieuhindergevoelige functies in de directe omgeving van het plangebied niet negatief worden beïnvloed door de ontwikkelingen die met een plan mogelijk worden gemaakt.
Beheer bestaande situatie
De bestaande situatie wordt vastgelegd en van een ruimtelijke-juridische regeling voorzien en daarmee integraal beheerd. Daarnaast worden er in het plangebied bouwmogelijkheden geboden. In het plangebied is binnen de bestemming maatschappelijk een hindergevende functie mogelijk. Hierbij kan gedacht worden aan zorgfuncties binnen de bestemming maatschappelijk zoals zorgvoorzieningen, praktijken en klinieken. Rondom het plangebied liggen enkele bedrijven;
- poeliersbedrijf Thomassen (Horsterweg 217)
- agrarisch bedrijf, veehouderij (Horsterweg 201)
- tankstation met LPG (Zeeweg 1)
- vuurwerkopslag (Fokko Kortlanglaan 122)
- slachterij Thomassen (Fokko Kortlanglaan 116)
Deze bedrijven liggen in de huidige situatie nabij woningen en recreatiewoningen. Voor deze bedrijven is er al sprake van hinder door hindergevoelige objecten. Bovendien leveren ze voor de zorginstelling op 's Heerenloo geen belemmering op. Een nadere beoordeling is dan ook niet noodzakelijk.
Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor onderhavig bestemmingsplan.
3.3.2 Bodem
Algemeen
Voordat een bestemmingsplan wordt vastgesteld, moet aangetoond zijn dat de bodem en het grondwater geschikt zijn voor het beoogde gebruik. De bodemkwaliteit is van belang indien er sprake is van functieveranderingen of een ander gebruik.
Beheer bestaande situatie
In het plangebied is twee van bodemverontreiniging verdachte locaties bekend, ter plaatse van de chemische wasserij en om de locatie van de voormalige Magnus Soilax. Een onderzoek naar de aard en schaal van de vervuiling is in dit geval niet noodzakelijk omdat er hier geen ontwikkelingen worden toegestaan.
Wijzigingsbevoegdheid
In het plan is één wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming Maatschappelijk te wijzigen in Kantoor, op een specifieke locatie. Om goed inzicht te krijgen in de bodemkwaliteit en eventuele beperkingen qua uitvoering of financiën moeten bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid onderzoeken worden uitgevoerd. Aangetoond moet worden of de bodem geschikt is voor de voorgenomen functie(s) en activiteiten. Als de bodem daar niet geschikt voor is, dient omschreven te worden of het geschikt maken van de bodem financieel haalbaar is. Op grond van historische informatie kan ook onderzoek naar asbest in bodem of puin nodig zijn. Een haalbaarheidsonderzoek naar de kwaliteit van de bodem en de mogelijke vervuiling zal bij omzetting van de bestemming moeten worden uitgevoerd evenals andere noodzakelijke milieuonderzoeken.
Conclusie
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor onderhavig bestemmingsplan.
3.3.3 Geluid
Algemeen
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het plangebied is gelegen binnen de invloedssfeer van verkeerswegen. Voor genoemde onderdelen is een geluidonderzoek uitgevoerd, dat als bijlage 2 bij dit bestemmingsplan is te vinden. Alsmede een aanvulling op dit onderzoek in bijlage 3.
Wegverkeerslawaai
Artikel 76 Wgh verplicht ertoe om bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen een geluidzone terzake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen. Bij het voorbereiden van de vaststelling van zo'n bestemmingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting. Op grond van artikel 74 Wgh heeft iedere weg van rechtswege een geluidzone, met uitzondering van:
- wegen die liggen binnen een tot woonerf bestemd gebied;
- wegen waarop een wettelijke snelheid geldt van ten hoogste 30 kilometer per uur.
De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de ligging van de weg in binnen- of buitenstedelijk gebied.
Wanneer woningen worden geprojecteerd binnen een geluidzone moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de geluidsbelasting op de gevels van die woningen. De voorkeursgrenswaarde bedraagt 48dB. Bij een hogere geluidsbelasting moet worden gekeken of er maatregelen getroffen kunnen worden om de geluidbelasting te reduceren. Indien maatregelen onvoldoende effect geven en/of onmogelijk zijn en de geluidsbelasting niet hoger is dan de maximale grenswaarde van 63 dB bij woningen of woon-zorgfuncties met in hoofdzaak wonen en 53 dB bij andere gevoelige gebouwen (Lden, inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh) kunnen burgemeester en wethouders een hogere waarde vaststellen.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening worden alle wegen meegenomen in het geluidonderzoek van voorliggend plan (dus ook wegen zonder een geluidzone).
Onderzoeksresultaten wegverkeerslawaai
De relevante wegen voor voorliggend bestemmingsplan zijn de Fokko Kortlanglaan, de Julianalaan, de Horsterweg, de Horloseweg en de Groene Zoomweg.
Voor een aantal van de bouwlocaties aan de Fokko Kortlanglaan is een hogere grenswaarde op grond van de Wet geluidhinder noodzakelijk. De geluidbelasting op de bouwgrenzen bedraagt meer dan de voorkeurswaarde van 48 dB. Voor de geplande bouwlocaties aan de Horsterweg (zuidelijk deel plan) is geen hogere grenswaarde nodig.
Langs de westzijde van het plan (Horsterweg en Horloseweg) ligt er bestaande bebouwing binnen de 53 dB contour. Daarnaast wordt er nieuwe bebouwing mogelijk gemaakt binnen het gebied waar de geluidbelasting meer bedraagt dan de voorkeurswaarde van 48 dB. Hiervoor is tevens een hogere grenswaarde op grond van de Wet geluidhinder noodzakelijk
Verdere bronmaatregelen en/of overdrachtsmaatregelen om de geluidsbelasting te reduceren tot de voorkeursgrenswaarde zijn voor beide wegen niet mogelijk of stuiten op financiële en/of stedenbouwkundige en/of landschappelijke bezwaren. De uitvoering van voorliggend bestemmingsplan is derhalve alleen mogelijk na vaststelling van hogere waarden.
De maximaal te verlenen hogere waarde voor nieuwe woningen in stedelijk gebied bedraagt 63 dB. Conform art. 3.1 en 3.2 van het Besluit geluidhinder bedraagt de maximale waarde 63 dB voor onderwijsgebouwen, ziekenhuizen of verpleeghuizen in stedelijk gebied en 53 dB voor psychiatrische inrichtingen, medische centra, poliklinieken en medische kleuterdagverblijven. Dus afhankelijk van de eventuele nieuwbouw geldt een andere maximale waarde. Ingeval van woonzorg kan worden uitgegaan van een woning.
Op de verbeelding van dit bestemmingsplan zijn alle bouwvlakken buiten de 63 dB contour gesitueerd. In het gebied tussen de 53 en 63 dB contour is een 'geluidzone - weg' opgenomen. Binnen deze zone mogen geluidgevoelige gebouwen worden gebouwd, maar uitsluitend functies waarvoor de te ontheffen waarde maximaal 63 dB bedraagt (nieuwe woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen of verpleeghuizen). Buiten de 'geluidzone - weg', verder van de weg af, is alle bebouwing mogelijk conform de onderliggende bestemming omdat voor deze bebouwing een hogere waarde wordt verleend tot maximaal 53 dB.
Conclusie
Door het verlenen van hogere grenswaarden op grond van de Wet geluidhinder voor de bebouwing binnen het plangebied (voor zover nodig) is voorliggend plan uitvoerbaar.
3.3.4 Luchtkwaliteit
Algemeen
De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet Milieubeheer hoofdstuk 5, titel 2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit waarin ter bescherming van mens en milieu onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht (o.a. fijn stof en stikstofdioxide) zijn vastgesteld. De wet stelt bij een (dreigende) grenswaardenoverschrijding aanvullende eisen en beperkingen voor ruimtelijke plannen die 'in betekenende mate' (IBM) leiden tot verslechtering van de luchtkwaliteit of 'gevoelige bestemmingen' binnen onderzoekszones van provinciale- en rijkswegen. Daarnaast moet uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening afgewogen worden of het aanvaardbaar is het plan op deze plaats te realiseren. Hierbij speelt de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol, ook als het plan 'niet in betekende mate' (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging.
Beheer bestaande situatie
Het nieuwe bestemmingsplan voorziet niet in een substantiële toename van het aantal bewoners. Doordat sprake is van een beperkte groei kan het aspect luchtkwaliteit worden gegarandeerd zonder een uitgebreid luchtonderzoek. Een beperkte scan van de luchtkwaliteit op basis van de NIBM-tool van VROM en NSL-kaarten met de luchtkwaliteit geven genoeg zekerheid om de goede luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied te garanderen.
Uitsnede saneringstool 3.1
De luchtkwaliteit van het plangebied moet voldoen aan de norm van 40 µg/m³. Voor het plangebied geldt een achtergrondconcentratie van 20-22,5 µg/m³. Deze luchtkwaliteit is passend bij de te realiseren bestemmingen. Daarnaast is de luchtkwaliteit onderzocht in een onderzoek van de Regio Noord Veluwe (bijlage 2). Uit dit onderzoek blijkt dat er Vanwege luchtkwaliteit geen beperkingen zijn voor het plan. Er wordt geen substantiële groei van het aantal bewoners voorzien en dus ook geen groei van de hoeveelheid wegverkeer vanwege het plan.
Conclusie
Het aspect lucht vormt geen belemmering voor de uitvoering van onderhavig bestemmingsplan.
3.3.5 Externe veiligheid
Algemeen
Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire bronnen (chemische fabriek, lpg-vulpunt) en de mobiele bronnen (route gevaarlijke stoffen). Er wordt onderscheid gemaakt tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijk slachtoffers. Er wordt bij externe veiligheid onderscheid gemaakt in plaatsgebonden risico en groepsrisico. Navolgende afbeelding betreft een uitsnede uit de risicokaart.
Uitsnede risicokaart (bron: provincie Gelderland)
Langs het plangebied loopt een aardgasleiding. Daarnaast zijn er vier objecten aanwezig die nadere beoordeling behoeven.
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico biedt burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6). Dit is de kans dat een denkbeeldig persoon, die zich een jaar lang permanent op de betreffende plek bevindt (de plek waarvoor het risico is uitgerekend), dodelijk verongelukt door een ongeval. Deze kans mag niet groter zijn dan eens in de miljoen jaar. Elke ruimtelijke ontwikkeling wordt getoetst aan het plaatsgebonden risico van 10-6 als grenswaarde.
Groepsrisico
Het groepsrisico geeft de kans aan dat in één keer een groep mensen die zich in de omgeving van een risicosituatie bevindt, dodelijk door een ongeval wordt getroffen. Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij groepsrisico is het dan ook niet een contour die bepalend is, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Welke kans nog acceptabel geacht wordt, is afhankelijk van de omvang van de ramp. Een ongeval met 100 doden leidt tot meer ontwrichting, leed en emoties, dan een ongeval met 10 dodelijke slachtoffers. Aan de kans op een ramp met 100 doden wordt dan ook een grens gesteld, die een factor honderd lager ligt dan voor een ramp met 10 doden. In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi, stb. 250, 2004) wordt verder een verantwoordingsplicht (door de overheid) voor het groepsrisico rond inrichtingen wettelijk geregeld (art. 13). De verantwoording houdt in dat wordt aangegeven of risico's acceptabel zijn en welke maatregelen worden genomen om de risico's te verkleinen.
Stationaire bronnen
In het plangebied zijn geen Bevi inrichtingen aanwezig. In de nabijheid van het plangebied is een tankstation met lpg-vulpunt aanwezig (zie afbeelding), met een PR risicocontour van 45 m. De plaatsgebonden risicocontour van het tankstation overlapt het plangebied niet. De LPG branche heeft met de overheid afgestemd om uiterlijk in 2010 een tweetal risicoreducerende maatregelen te implementeren, te weten een verbeterde vulslang en een hittewerende bekleding op de tankauto's (LPG convenant, 2005). De verbeterde vulslang heeft invloed op de ligging van de plaatsgebonden risicocontouren terwijl de hittewerende bekleding van invloed is op het groepsrisico door een verlaging van de kans van optreden van een warme BLEVE.
Vorig jaar is de jaarlijkse doorzet van LPG in de vigerende omgevingsvergunning voor het LPG tankstation verlaagt naar 499 m³ per jaar. Met deze verlaging van de jaarlijkse doorzet wordt voldaan aan de afstanden die volgens het BEVI gelden. Daarmee wordt voldaan aan het PR 10-6 contour.
Het vullen van de LPG tank vindt plaats buiten de openingstijden van het restaurant (De Vos) aan de Horsterweg 195. De hoogte van het groepsrisico wordt bepaald door de bevoorrading van LPG. Door het vullen van de tank buiten de openingstijden van het restaurant (De Vos) wordt dit knelpunt weggenomen. Een berekening van het groepsrisico is dan ook niet noodzakelijk.
Plangebied (rood gearceerd) nabij tankstation
Omdat het invloedsgebied van 150 meter over het plangebied ligt is de contour opgenomen in het bestemmingsplan Deze zone wordt als gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - LPG' opgenomen op de verbeelding van het bestemmingsplan.
Mobiele bronnen
In het plangebied komt een aardgasleiding voor van de Nederlandse Gasunie. Deze heeft een diameter van 36 inches met een bedrijfsdruk van 67 bar. Bij de gastransportleiding zijn de veiligheidsafstanden uit het Besluit buisleidingen externe veiligheid van toepassing.
De aanwezige gasleiding heeft een diameter van 36 en het gas wordt met een werkdruk van 67 bar door de leiding vervoerd. Volgens artikel 6, lid 2 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen bedraagt voor deze leiding de afstand 5 meter gemeten vanuit het hart van de gasleiding. Op de genoemde afstand vanuit het hart van de gasleiding bedraagt het plaatsgebonden risico niet meer dan de norm van 10-6 (artikel 6, lid 2 van het Besluit externe veiligheid buisleiding).
De voornoemde strook noemt men een zakelijke strook. Deze strook moet worden vrijgehouden vanwege het onderhoud van de leiding en om te voorkomen dat de leiding wordt beschadigd als gevolg van bouwwerkzaamheden. Alles wat binnen deze strook gebeurt moet in overleg met de Gasunie plaatsvinden.
De kans van overlijden van 1 persoon, die continue onbeschermd aanwezig is, mag wettelijk niet groter zijn dan 1 op 1 miljoen per jaar (de 10-6 contour). Als het risico groter is, mogen geen kwetsbare bestemmingen worden neergezet of bestemd.
Volgens artikel 6, lid 2 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen mag op de grenzen van de zakelijke strook (genoemde afstanden vanuit het hart van de gasleidingen) het plaatsgebonden risico niet meer bedragen dan de norm van 10-6 (artikel 6, lid 2 van het Besluit externe veiligheid buisleiding). Volgens de berekeningen van de Gasunie blijkt dat voor alle gasleidingen de PR 10-6-jaar contour op de leiding ligt, met andere woorden de PR 10-6/jaar = 0. (bron pagina 11 rapport Tebodin met nummer 39149-3318001).
Tot een afstand van 430 meter vanaf de gasleiding 36” is het groepsrisico van belang. Het groepsrisico geeft aan hoeveel mensen er tegelijk kunnen overlijden als gevolg van een calamiteit met een extern veiligheidsobject, in dit geval de gasleiding. De wijze van het vaststellen van het groepsrisico zoals vermeld in artikel 12, lid 1b van het Besluit externe veiligheid buisleidingen komt overeen met de procedure GR-berekening zoals genoemd in het Memorandum van 21 november 2008 met kenmerk DEI 2008.M.0783 op het rapport van Tebodin.
Het oostelijk gedeelte van het plangebied wordt over een lengte van 200 meter doorsneden door een aardgasleiding. Het invloedsgebied van deze leiding valt over het westelijk deel van het plangebied. Volgens het rapport van Tebodin ligt het berekende groepsrisico van deze leiding boven de oriënterende waarde van 1. De oriënterende waarde volgens het Tebodin rapport bedraagt 3,26, dit is de overschrijding van het groepsrisico. Er mag, als gevolg van deze bestemmingsplanherziening, geen toename zijn van het aantal personen binnen het invloedsgebied. Het betreft een consoliderend bestemmingsplan en zodoende is een verhoging van het aantal personen als gevolg van de bestemmingsplanherziening niet aan de orde.
Het betreft zoals gezegd een consoliderend bestemmingsplan. Dat betekent dat het vigerende bestemmingsplan ter inzage heeft gelegen vóór inwerkingtreding van het Besluit externe veiligheid buisleidingen op 1-1-2011, dus dan is Bevb artikel 18 hier niet van belang. De artikelen 11 en 12 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen zijn wel van belang. Hierin staat namelijk dat in elk bestemmingsplan (ook consoliderend) waarin buisleidingen en/of (beperkt) kwetsbare objecten zijn opgenomen, moet worden getoetst aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen. Wel kan worden volstaan met een beperkte toelichting op het groepsrisico als sprake is van een van de volgende situaties:
- 1. het een plangebied betreft buiten het gebied behorende bij de afstand waar nog 100% van de aanwezigen kan komen te overlijden of bij toxische stoffen het plangebied buiten de grens valt waarbij het PR 10-8 per jaar is (Besluit externe veiligheid buisleidingen artikel 12, lid 3, sub a);
- 2. het GR niet hoger is dan 0,1 maal (10% van) de oriënterende waarde (Regeling externe veiligheid buisleidingen artikel 8 sub a);
- 3. de toename van het GR minder is dan 10% en de oriënterende waarde niet wordt overschreden (Regeling externe veiligheid buisleidingen, artikel 8 sub b).
In het kader van het Besluit externe veiligheid buisleidingen heeft de Gasunie onderzoek uitgevoerd. Het hele traject van de leiding is in het onderzoek meegenomen. In 2012 gaat de Gasunie de uitkomsten van de berekeningen van de hoogte van het groepsrisico analyseren en beoordelen welke delen van de gasleidingtrajecten voor sanering in aanmerking komen.
Uit het onderzoek blijkt dat uitsluitend voor leiding A-510 de overschrijdingsfactor groter is dan 1 waardoor sprake is van een GR aandachtspunt. Dit aandachtspunt wordt veroorzaakt door de aanwezigen op camping de Hanenburg. In opdracht van de Gasunie dient ten aanzien van het GR te worden gekeken naar de aanwezigheid van groepsrisico aandachtspunten, ofwel locaties waar sprake is van een overschrijding van de oriënterende waarde van het groepsrisico.
Ten aanzien van het bovenstaande wordt in het rapport van Tebodin namens de Gasunie geconcludeerd dat er voor leiding A-510 sprake is van een groepsrisico aandachtspunt (overschrijdingsfactor ongeveer 3). Op basis van een nadere analyse blijkt dat de hoogte van het GR volledig wordt bepaald door camping de Hanenburg.
Conclusie
Het groepsrisico als gevolg van de gasleiding is berekend en in kaart gebracht. Het oostelijke deel van het plangebied wordt doorsneden door een gasleiding. Het invloedsgebied van deze gasleiding ligt over het westelijke deel van het plangebied. Er mag als gevolg van deze bestemmingsplan herziening, geen toename zijn van het aantal personen binnen het invloedsgebied. Gezien sprake is van een consoliderend bestemmingsplan vormt externe veiligheid geen belemmering voor de uitvoering.
3.4 Water
3.4.1 Nationaal Waterplan
In december 2009 is het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.
De belangrijkste wateropgaven voor Ermelo zijn watertekort, grondwater, wateroverlast en grondwaterkwaliteit.
3.4.2 Waterplan Gelderland 2010-2015
Het Waterplan bevat het waterbeleid van de provincie en is de opvolger van het derde Waterhuishoudingsplan (WHP3). Het beleid uit WHP3 wordt grotendeels voortgezet. Het Waterplan is tegelijk opgesteld met de water(beheer)plannen van het Rijk en de waterschappen. In onderlinge samenwerking zijn de plannen zo goed mogelijk op elkaar afgestemd. Het Waterplan Gelderland 2010-2015 is op 1 januari 2010 in werking getreden. In het plan staan de doelen voor het waterbeheer, de maatregelen die daarvoor nodig zijn en wie ze gaat uitvoeren. Voor oppervlaktewaterkwaliteit, hoogwaterbescherming, regionale wateroverlast, watertekort en waterbodems gelden provinciebrede doelen. Voor een aantal functies, zoals landbouw, natte natuur, waterbergingsgebieden en grondwaterbeschermingsgebieden, zijn specifieke doelen geformuleerd.
Het plangebied heeft op grond van het Waterplan de basisfunctie 'stedelijk gebied'. De functie 'stedelijk gebied' geldt voor alle bebouwde kommen in Gelderland. De inrichting en het beheer van het waterhuishoudkundige systeem zijn in stedelijk gebied gericht op:
- het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van wateroverlast;
- de ontwikkeling en het behoud van de natuur in het stedelijk gebied;
- het voorkomen van zettingen;
- het herbenutten van ontwateringswater voor drink- en industriewatervoorziening of voor herstel van verdroogde natuur;
- het weren van de riolering van (diepe) drainage en instromend grond- en oppervlaktewater;
- het beperken van de vuilbelasting door riooloverstorten en hemelwateruitlaten;
- het beperken van de invloed van bronbemaling;
- het realiseren van de basiskwaliteit voor oppervlaktewater.
3.4.3 Beleid Waterschap Veluwe
Het algemeen bestuur van Waterschap Veluwe heeft op 25 november 2009 het Waterbeheerplan 2010-2015 vastgesteld en Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland hebben dit plan goedgekeurd bij besluit van 17 december 2009.
Een belangrijk uitgangspunt in het beleid is het principe van niet afwentelen. Kort gezegd betekent dit dat met het oplossen van het ene probleem, geen nieuw probleem mag ontstaan. Dit geldt voor het waterbeleid én voor de daarmee samenhangende kosten. Indien nodig zal Waterschap Veluwe (regen)water zo veel mogelijk bovenstrooms vasthouden, vervolgens (tijdelijk) bergen in zogenaamde retentiegebieden en pas daarna afvoeren naar elders. Bij de uitwerking van dit voornemen wil het Waterschap duurzaam omgaan met het watersysteem. Concreet betekent dit dat waterlopen breder en minder diep gemaakt worden, flexibel peilbeheer of het laten meanderen (slingeren) van watergangen. Ook is het beter regen-, grond- en oppervlaktewater schoon te houden, dan het later te moeten zuiveren. Maatregelen om schone en vuile waterstromen te scheiden hebben daarom de voorkeur. Bij daken en wegen kan gedacht worden aan het loskoppelen van de regenwaterafvoer van het rioleringsysteem.
Eén van de belangrijkste taken van Waterschap Veluwe is het beschermen van het beheersgebied tegen hoogwater. Hoogwater mag niet afgewenteld worden op aangrenzende waterschappen of de IJssel en de randmeren. Het Waterschap zorgt dan ook voor veilige dijken waarbij de cultuurhistorie en natuurwaarden niet uit het oog worden verloren.
3.4.4 Situatie plangebied
Dit bestemmingsplan is vooral een actualiserend bestemmingsplan. De bouwmogelijkheden die worden geboden zijn qua oppervlak gelijk aan de mogelijkheden in het vigerende bestemmingsplan. Derhalve is geen sprake van een hydrologische verslechtering en zal de hoeveelheid afvloeiend hemelwater n de huidige planologische situatie.
Binnen het plangebied zijn de mogelijkheden voor het infiltreren van hemelwater optimaal, gelet op de grondwaterstanden en de bodemopbouw. Bij ontwikkelingen is het uitgangspunt dat indien mogelijk 36 mm vastgehouden wordt in het plangebied.
Het Waterschap streeft ernaar om nieuwe bronnen van verontreiniging zo veel mogelijk te voorkomen. Daarom moet het toepassen van uitlogende of uitspoelbare materialen worden vermeden.
Binnen het plangebied liggen twee A-watergangen: de Tonselse beek en de Beek van de Hoge Geest. Deze beken zijn in het beheer bij het waterschap. De Keur van Waterschap Veluwe 2009 is hierop van toepassing.
De A-watergangen zijn op de verbeelding van dit bestemmingsplan voorzien van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterlopen' en worden op basis van de bijbehorende regels beschermd door middel van bouwregels, een nadere eisen bevoegdheid, specifieke gebruiksregels en een omgevingsvergunningplicht voor werken en werkzaamheden.
3.4.5 Reactie waterschap
Het waterschap heeft een vooroverlegreactie gegeven op het voorontwerpbestemmingsplan. Naar aanleiding van deze reactie is in paragraaf 3.4.4 dieper ingegaan op het aspect hemelwater en is op de verbeelding van dit bestemmingsplan een bestemming en een dubbelbestemming opgenomen vanwege de Tonselse beek en de Beek van de Hoge Geest.
3.5 Verkeer En Parkeren
Doordat het bestemmingsplan de bestaande situatie vastgelegd zal de huidige situatie niet veranderen. Wel zijn er onbenutte bouwmogelijkheden in het plan opgenomen. Op het moment dat hier gebouwd wordt, moet worden voldaan aan de parkeernormen (bijlage 1 bij de regels). In dit bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het aanpassen van de parkeerbijlage op het moment dat de gemeente in de planperiode besluit om een nieuwe parkeernota vast te stellen. In de huidige situatie zijn er geen problemen op het gebied van verkeer en parkeren bekend.
3.6 Economische Uitvoerbaarheid
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6, eerste lid, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening 2008 (Bro) onderzoek plaats te vinden naar de uitvoerbaarheid van het plan. Er worden met dit bestemmingsplan geen (grootschalige) ontwikkelingen toegestaan waarvan de economische uitvoerbaarheid ter discussie zou kunnen staan. Aan de mogelijkheden die het plan biedt ten aanzien van ontwikkelingen zal niet door de gemeente, maar uitsluitend via particulier initiatief (met instemming en onder regie van de gemeente) uitvoering worden gegeven.
Onder 3.1 hebben wij al aangegeven dat met dit bestemmingsplan overwegend een bestaande situatie van een actueel juridisch-planologisch kader wordt voorzien, terwijl daarnaast ook onbenutte ruimte uit het geldende bestemmingsplan wordt overgenomen. In het bestemmingsplan worden dan ook geen nieuwe bouwplannen als bedoeld in artikel 6.2.1. van het Bro mogelijk gemaakt.
Op 15 juli 2009 is een overgangsregeling in werking getreden die een terugwerkende kracht heeft tot 1 juli 2008. Op grond daarvan blijven de bepalingen van de afdeling grondexploitatie van de Wro buiten beschouwing voor de bouwmogelijkheden die al bestonden vóór de inwerkingtreding van de Wro. In de voorliggende situatie is dat laatste het geval. Daarom behoeft er ten behoeve van dit bestemmingsplan geen exploitatieplan te worden opgesteld. Overigens hoeft de gemeente geen kosten te maken voor de initiatieven die binnen de mogelijkheden van het bestemmingsplan kunnen worden ontplooid . Die komen volledig voor rekening van de initiatiefnemer(s).
3.7 Handhaving
Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor controle en handhaving van de regels in het bestemmingsplan ligt bij de gemeente. Het handhavingsbeleid van de gemeente Ermelo vormt de basis van de handhaving binnen de gemeentelijke grenzen. Handhaving kan worden omschreven als elke handeling die erop gericht is de naleving van regelgeving te bevorderen of een overtreding te beëindigen. Het doel van handhaving is om de bescherming van mens en omgeving te waarborgen tegen ongewenste activiteiten en overlast. In het kader van het bestemmingsplan heeft regelgeving met name betrekking op de Wet ruimtelijke ordening en de Woningwet. Bij overtreding van deze regels kan gedacht worden aan bouwen zonder vergunning, bouwen in afwijking van een verleende vergunning en het gebruik van gronden en opstallen in strijd met de gebruiksregels van het bestemmingsplan of een vrijstelling.
Uitvoering van bestemmingsplannen dient strikt te worden toegepast en gehandhaafd, omdat met het bestemmingsplan het waarborgen en verbeteren van het leefmilieu kan worden aangestuurd. Een recent bestemmingsplan met duidelijke en hanteerbare regels maakt handhaving eenvoudiger. Wat hierbij wel noodzakelijk is, zijn eenduidige en eenvoudige bestemmingsplanbepalingen die goed werkbaar zijn. De doeleindenomschrijving is daarbij belangrijk. Een duidelijke uitleg in de toelichting van het bestemmingsplan van de voorkomende bestemmingen kan verwarring en interpretatieverschillen voorkomen.
Hoofdstuk 4 Toelichting Op De Regeling
4.1 Algemeen
4.1.1 Opbouw van het plan
Het bestemmingsplan omvat een verbeelding, regels en een toelichting. Verbeelding en regels vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen kunnen niet los van elkaar worden gezien en dienen te allen tijde in onderlinge samenhang te worden toegepast. De toelichting heeft geen eigen rechtskracht, maar vormt wel een belangrijk onderdeel van het plan.
4.1.2 De verbeelding
De analoge verbeelding bestaat uit twee kaartbladen met een bijbehorende legenda. Op de verbeelding hebben alle binnen het plangebied gelegen gronden een bestemming gekregen. Als uitgangspunt geldt daarbij dat de bestemming overeenstemt met het bestaande gebruik van de betreffende gronden en de onbenutte bouwmogelijkheden die in het oude bestemmingsplan zijn opgenomen. Slechts wanneer aannemelijk is dat het bestaande gebruik binnen afzienbare termijn en in elk geval binnen de planperiode wordt beëindigd, kan van dat uitgangspunt zijn afgeweken.
Binnen de bestemmingen zijn op de verbeelding diverse aanduidingen aangegeven. Aanduidingen hebben slechts juridische betekenis voor zover deze daaraan in de regels is toegekend. Een aantal aanduidingen heeft geen enkele juridische betekenis en is uitsluitend op de verbeelding aangegeven ten behoeve van de leesbaarheid van de verbeelding (bijvoorbeeld topografische gegevens en de gemeentegrens) en worden daarom verklaringen genoemd.
Naast bestemmingen en aanduidingen komen op de verbeelding zogenaamde zones voor. Deze zones zijn de gebiedsaanduidingen en geven gebieden aan waarbinnen bijzondere beperkende en/of aanvullende regels gelden ten behoeve van de bescherming van een specifiek belang of een specifieke waarde (bijvoorbeeld een zone ter bescherming van een aardgasleiding of ter bescherming van archeologische waarden). Zones vallen niet samen met bestemmingen, maar liggen over (een gedeelte van) één of meer bestemmingen heen.
4.1.3 De regels
Algemeen
De regels van het plan zijn ondergebracht in vier hoofdstukken.
- Hoofdstuk 1 (artikelen 1 en 2) bevat inleidende regels. Deze regels beogen een eenduidige interpretatie en toepassing van de overige, meer inhoudelijke bestemmingsregels en van de verbeelding te garanderen.
- Hoofdstuk 2 bevat de regels in verband met de bestemmingen. Per op de verbeelding aangegeven bestemming bevat dit hoofdstuk inhoudelijke regels, welke specifiek voor die bestemming gelden.
- Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels van het plan waaronder een aantal algemene ontwikkelingsbepalingen die zijn opgenomen in de vorm van wijzigingsbevoegdheden voor het college van burgemeester en wethouders.
- Hoofdstuk 4 bevatten overgangs- en slotregels.
Bestemmingen
Voor de leesbaarheid van het plan kenthet plan slechts een beperkt aantal bestemmingen. Ook de bijbehorende bouw- en gebruiksregels zijn waar mogelijk beperkt in aantal en in mate van gedetailleerdheid. De regels hebben voor elke bestemming dezelfde opbouw met achtereenvolgens, voor zover aanwezig, de volgende leden:
- bestemmingsomschrijving;
- bouwregels;
- nadere eisen (indien aanwezig);
- afwijken van de bouwregels (indien aanwezig);
- specifieke gebruiksregels (indien aanwezig);
- afwijken van de gebruiksregels (indien aanwezig);
- omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (indien aanwezig);
- wijzigingsbevoegdheid (indien aanwezig).
Centraal staat de bestemmingsomschrijving. Daarin worden limitatief de functies en waarden genoemd, die binnen de bestemming zijn toegestaan respectievelijk worden beschermd. In een aantal gevallen geeft de bestemmingsomschrijving daarbij nog een nadere beperking in de vorm van een bestemmingscategorie of bijvoorbeeld een gebiedsbegrenzing, een maximale oppervlakte- of inhoudsmaat dan wel een beperking tot de bestaande bebouwing.
De bouwregels zijn direct aan de bestemmingsomschrijving gerelateerd. Ook de gebruiksregels zijn gerelateerd aan de bestemmingsomschrijving, zij het dat deze regels zijn opgenomen in de algemene gebruiksregels in hoofdstuk 3. Hierin is bepaald dat het verboden is de onbebouwde grond en/of de daarop aanwezige bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel in strijd met het in het plan bepaalde. Bedoeld wordt een gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijving.
De afwijkings- en wijzigingsregels geven burgemeester en wethouders of het bevoegd gezag bevoegdheden om onder voorwaarden een afwijking te verlenen van een regel dan wel onder voorwaarden het plan te wijzigen.
Flexibiliteitsbepalingen
Zoals uit het voorgaande al bleek, zijn in de regels verschillende afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen voor burgemeester en wethouders of het bevoegd gezag. In alle gevallen gaat het om afwijkingsmogelijkheden van in de bestemmingsbepalingen opgenomen regels. Indien één van deze bevoegdheden wordt gebruikt, zal een (belangen)afweging moeten plaatsvinden. Het gaat immers om de toepassing van bevoegdheden voor het bevoegd gezag. Dat wil zeggen, dat de geboden afwijkingsmogelijkheden mogen worden gebruikt, maar dat er ook voor kan worden gekozen geen gebruik te maken van de bevoegdheid. Dit laatste houdt in dat een eventueel verzoek om toepassing te geven aan een bevoegdheid wordt afgewezen. Teneinde richting te geven aan de (belangen)afweging, zijn bij elke afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid één of meerdere afwegingscriteria/ voorwaarden opgenomen.
De individuele belangen van de betrokkenen, de betrokken waarden en het algemene belang zullen tegen elkaar moeten worden afgewogen. Een enkele keer is bepaald dat door de verzoeker of door het bevoegd gezag het één en ander moet worden aangetoond. Wanneer iets voldoende is aangetoond is het aan het bevoegd gezag om een verzoek te beoordelen. In enkele gevallen wordt het advies van een onafhankelijk deskundige gevraagd.
De begrenzing is uitgedrukt in bijvoorbeeld een maximale oppervlakte, inhoud, enz. Bij de toepassing van de bevoegdheid wordt niet standaard de maximale ruimte geboden, maar vindt maatwerk plaats waarbij de concrete situatie ter plekke, in relatie tot het verzoek, bepalend is.
4.2 De Bescherming Van Waardevolle Kenmerken Van Het Gebied
Het plangebied van bestemmingplan 's Heeren Loo kenmerkt zich door een parkachtige structuur in een bosachtige omgeving. Voorliggend bestemmingsplan is zodanig ontworpen dat deze waardevolle kenmerken worden beschermd.
Waardevolle bomen worden beschermd door de dubbelbestemming 'Waarde - waardevolle boom'. En binnen de bestemmingen 'Bos' en 'Maatschappelijk' is een stelsel opgenomen van omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden (voorheen aanlegvergunningen). Het ophogen of afgraven van gronden, weghalen of aanbrengen van beplanting, het aanleggen van oppervlakteverharding en het aanleggen en dempen van waterlopen kan alleen als is getoetst of geen afbreuk wordt gedaan aan de waardevolle kenmerken van het gebied.
Met deze regelingen wordt afdoende bescherming geboden aan de bijzondere waarden binnen het plangebied.
4.3 De Bestemmingen
Voorliggend bestemmingsplan kent de bestemmingen 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden', 'Bos', 'Kantoor', 'Maatschappelijk', 'Verkeer' , 'Verkeer - Verblijfsgebied' en 'Water'. Daarnaast komen de volgende dubbelbestemmingen voor; 'Leiding - Gas', 'Waarde - Archeologie H', 'Waarde - Archeologie L' en 'Waarde - Waardevolle boom'.
De bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschapswaarden'
In het zuidelijk deel van het plangebied zijn weilanden aanwezig. Deze worden gebruikt voor agrarische doeleinden en zijn derhalve als zodanig bestemd. In de bestemmingsomschrijving is uitdrukkelijk aangegeven dat de uitoefening van het agrarisch bedrijf is toegestaan met uitzondering van boomkwekerijen, houtproductie en fruitteelt. In artikel 1 wordt een omschrijving gegeven van de gebruikte begrippen.
Gebouwen, sleuf)silo's, kuilvoerplaten, windmolens en mestopslagplaatsen zijn niet toegestaan, uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde. Landschappelijke en natuurwaarden worden binnen de bestemming beschermd.
De bestemming 'Bos'
De gronden waarop bos aanwezig is zijn als zodanig bestemd. Behalve bos is extensieve recreatie toegestaan. Ook is de bescherming van natuur- en landschapswaarden genoemd.
Gebouwen zijn niet toegestaan. Er is een stelsel van omgevingsvergunningen voor werken en werkzaamheden opgenomen ter bescherming van de natuur- en landschapswaarden.
De bestemming 'Kantoor'
Langs de westgrens van het plangebied zijn is een kantoorpand aanwezig die geen relatie hebben met de maatschappelijke functies. Deze zijn bestemd als 'Kantoor'.
De bestemming 'Maatschappelijk'
Het instellingsterrein is bestemd als 'Maatschappelijk'. Dit is een brede bestemming in die zin dat diverse maatschappelijke functies zijn toegestaan. Dit blijkt uit de in artikel 1 opgenomen omschrijving van het begrip 'maatschappelijke voorzieningen'. Een aantal specifieke functies zijn op hun locatie vastgelegd, zoals een theehuis, zorgboerderij en kassen, omdat die ruimtelijk gezien niet overal wenselijk zijn. De gronden zijn mede bestemd voor het behoud en de versterking van waardevolle parkachtige lanen- en groenstructuren en landschapswaarden. De gebouwen moeten zijn gesitueerd binnen de aangegeven bouwvlakken. De maximale bouwhoogte en goothoogte is daarbij aangegeven. De bouwvlakken mogen 100% worden bebouwd, tenzij op de verbeelding een maximum bebouwingspercentage is aangegeven. Ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone wijzigingsgebied 1' geldt dat de bestemming maatschappelijk kan worden gewijzigd in kantoor.
De bestemmingen 'Verkeer' en 'Verkeer - Verblijfsgebied'
De wegen in en rond het plangebied zijn bestemd voor 'Verkeer' (de meer doorgaande wegen) en 'Verkeer - Verblijfsgebied' (bestemmingsverkeer).
Bestemming 'Water'
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor waterberging, waterhuishouding en waterlopen, het behoud en de versterking van waardevolle waterstructuren en landschapswaarden;
met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, groenvoorzieningen, wegen en paden. Binnen de bestemming mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de bestemming.
De dubbelbestemmingen
Voor de aanwezige gasleiding, de archeologische waarden en waardevolle bomen zijn dubbelbestemmingen opgenomen het betreft: 'Leiding - Gas', 'Waarde - Archeologie H', 'Waarde - Archologie L', 'Waarde - Waardevolle boom' en 'Waterstaat - Waterlopen'. De dubbelbestemmingen liggen over de onderliggende enkelbestemmingen heen en regelen de bescherming van een aanvullend belang ( van de gasleiding, archeologische waarden, waardevolle bomen en de A-watergang). Die bescherming is vorm gegeven in aanvullende bouwregels en een stelsel van omgevingsvergunningen voor werken en werkzaamheden. Daar waar een dubbelbestemming aanwezig is gelden dus zowel de regels voor de onderliggende enkelbestemming als ook de regels voor de betreffende dubbelbestemming.
Gebiedsaanduidingen
Er zijn twee gebiedsaanduidingen opgenomen. Dit zijn aanduidingen die liggen over meerdere bestemmingen en waar een regeling bij hoort die aanvullend geldt aan die bestemmingen. Het zijn de volgende gebiedsaanduidingen: 'geluidzone - weg' en 'veiligheidzone - lpg'. De 'geluidzone - weg' regelt dat nieuwe geluidgevoelige bebouwing niet zomaar mag worden gebouwd. De 'veiligheidszone - lpg' houdt verband met een in de nabijheid gelegen lpg-vulpunt.
Hoofdstuk 5 Procedure
5.1 Vooroverleg
Het voorontwerp van bestemmingsplan 's Heeren Loo is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Bro toegezonden respectievelijk bekend gemaakt aan:
- Waterschap Veluwe;
- Provincie Gelderland;
- N.V. Nederlanse Gasunie;
- Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland;
- Vitens;
- Ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie;
- Rijksdienst voor Archelologie, Cultuurlandschap en Monumenten;
- ProRail;
- Stichting Natuur- en MilieuPlatform Ermelo.
Naar aanleiding van het vooroverleg zijn door Provincie Gelderland, Waterschap Veluwe en Veiligheidsregio Noord- en Oost Gelderland ingediend. De vooroverlegreacties zijn samengevat en beantwoord in de vooroverlegnota die als bijlage 5 bij dit bestemmingsplan is gevoegd.
Waterschap Veluwe
Naar aanleiding van de vooroverlegreactie van het waterschap zijn paragraaf 3.4.4 en de verbeelding van dit bestemmingsplan aangepast.
De reacties van Provincie Gelderland, Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland en Vastgoedbedrijf 's Heeren Loo hebben niet geleid tot aanpassing van dit plan.
Naast het vooroverleg is ook met de zorginstelling 's Heeren Loo overleg gepleegd.
5.2 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan 's Heeren Loo heeft gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode kon iedereen een zienswijze kenbaar maken op dit plan. Van deze gelegenheid is gebruikgemaakt. In de Nota zienswijzen zijn deze zienswijzen samengevat en voorzien van een beoordeling, met daarbij (in voorkomende gevallen) de voorgestelde wijzigingen. |
Bijlage 1 Parkeernormen
Bijlage 1 Natuurtoets 'S Heeren Loo
Bijlage 1 Natuurtoets 's Heeren Loo
Bijlage 2 Akoestisch En Luchtkwaliteitsonderzoek
Bijlage 2 Akoestisch en luchtkwaliteitsonderzoek
Bijlage 3 Aanvulling Akoestisch Onderzoek
Bijlage 3 Aanvulling akoestisch onderzoek
Bijlage 4 Bomeninventarisatie
Bijlage 5 Nota Beoordeling Overleg Ex Artikel 3.1.1 Besluit Ruimtelijke Ordening (Bro)
Bijlage 5 Nota beoordeling overleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)