KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Bedrijf - Nutsbedrijf
Artikel 5 Detailhandel
Artikel 6 Gemengd
Artikel 7 Groen
Artikel 8 Horeca
Artikel 9 Kantoor
Artikel 10 Maatschappelijk
Artikel 11 Maatschappelijk - Defensieterrein
Artikel 12 Sport
Artikel 13 Verkeer
Artikel 14 Verkeer - Railverkeer
Artikel 15 Wonen
Artikel 16 Wonen - Garageboxen
Artikel 17 Wonen - Woonwagencentrum
Artikel 18 Leiding - Gas
Artikel 19 Waarde - Archeologie I
Artikel 20 Waarde - Archeologie Ii
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 21 Anti - Dubbeltelbepaling
Artikel 22 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 23 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 24 Overgangsrecht
Artikel 25 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Het Plangebied
1.3 Doel
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 De Huidige Situatie
2.1 Ontstaansgeschiedenis
2.2 De Ruimtelijke Structuur
2.3 De Aanwezige Functies
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Ruimtelijk Beleid
3.3 Wonen
3.4 Archeologie- En Monumentenbeleid
3.5 Welstandsbeleid
3.6 Milieubeleid
3.7 Waterbeleid
3.8 Sport-, Groen- En Recreatiebeleid
3.9 Verkeer- En Vervoersbeleid
3.10 Economisch Beleid
Hoofdstuk 4 Beperkingen
4.1 Inleiding
4.2 Milieu
4.3 Kabels, Leidingen, Straalpaden
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Inleiding
5.2 Uitgangspunten
5.3 Wonen
5.4 Werken
5.5 Voorzieningen
5.6 Verkeer En Vervoer
5.7 Openbare Ruimte
5.8 Water
5.9 Archeologie
5.10 Ecologie
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Inleiding
6.2 Algemene Uitgangspunten
6.3 Bestemmingsregels
6.4 Handhaving
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Overleg, Inspraak En Zienswijzen
8.1 Vooroverleg En Inspraak
8.2 Zienswijzen
Bijlage 1 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 2 Staat Van Bedrijven
Bijlage 1 Ambtshalve Wijzigingen Bij Vaststelling
Bijlage 2 Commentaarnota Zienswijzen
Bijlage 3 Ruimtelijke Onderbouwing Prinsenhof
Bijlage 4 Beeldkwaliteitsplan Prinsenhof En Veldkampkerk
Bijlage 5 Beantwoording Overlegreacties Artikel 3.1.1. Bro
Bijlage 6 Eindverslag Inspraak Tweelingstad - Slingerbos

Tweelingstad-Slingerbos

Bestemmingsplan - gemeente Harderwijk

Onherroepelijk op 04-08-2011 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Tweelingstad-Slingerbos van de gemeente Harderwijk;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0234.BP00013-0001 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan huis verbonden beroep:

een (para)medische, juridische, administratief, therapeutisch, ontwerp-technisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.6 achtererf:

het deel van het bouwperceel dat is gelegen achter de bouwstrook, dan wel het verlengde daarvan;

1.7 ander werk:


een werk, geen bouwwerk zijnde;

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.9 bebouwingspercentage:

het in de regels aangegeven percentage dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwperceel dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.10 bedrijfswoning:


een woning in of bij een gebouw of op een terrein die kennelijk slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk moet worden geacht;

1.11 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald waarmee rekening moet worden gehouden;

1.12 berging

een gebouw, dienend als bergruimte bij woningen;

1.13 bestaand gebouw, bestaande woning

een gebouw dat, een woning die, op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaat, voorzover gerealiseerd in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en voorzover niet in strijd met het toen geldende bestemmingsplan, krachtens een voor dat tijdstip reeds verleende vergunning in uitvoering is of in uitvoering kan worden genomen, dan wel de vergunning nadien moest worden verleend wegens overschrijding van de termijn als bedoeld in artikel 3.8 lid 1 sub e van de Wet ruimtelijke ordening, in relatie met artikel 3.3 lid 2 sub b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.14 bestaande oppervlakte, goothoogte, inhoud, afmetingen, aantal:

de oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte, inhoud, afmetingen van een bestaand gebouw, bestaande woning; aantal bestaande gebouwen, bestaande woningen;

1.15 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 bijgebouw:


een vrijstaand gebouw of een aan de hoofdbebouwing aangebouwd gebouw (met inbegrip van een eventueel te bouwen kelder) dat een eenheid vormt met en dienstbaar is aan een hoofdgebouw;

1.17 bouwen:


het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.18 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.19 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.20 bouwperceelgrens:


de grens van een bouwperceel;

1.21 bouwstrook:

het deel van het bouwperceel dat is gelegen tussen de voorgevelbouwgrens en de scheidingslijn;

1.22 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.23 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.24 carport:

een overkapping met maximaal twee, niet tot de constructie behorende, wanden die strekt tot beschutting van auto's;

1.25 detailhandel:


het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.26 dienstverlening:

het op het publiek gerichte aanbieden, verkopen en/of leveren van commerciële en/of maatschappelijke diensten, zoals reisbureaus, kapsalons, uitzendbureaus, bankfilialen en makelaarskantoren;

1.27 gebouw:


elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.28 gezamenlijk bruto vloeroppervlak:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.29 horecabedrijf:


een bedrijf of instelling, niet zijnde een discotheek of bar-dancing, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies worden verstrekt;

1.30 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald die in acht moet worden genomen;

1.31 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sportieve en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening;

1.32 maatvoeringsvlak:

een als zodanig aangegeven vlak ten behoeve van het indelen van een bouwvlak of bouwperceel met het oog op een verschil in maatvoering;

1.33 peil:

  1. 1. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. 2. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

1.34 perifere detailhandel:

detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling in de vorm van de verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair en naar de aard daarmee gelijk te stellen artikelen;

1.35 seksinrichting:


de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt in elk geval verstaan een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, sekstheater of een parenclub al dan niet in combinatie met elkaar;

1.36 voorgevelbouwgrens:

het naar de weg gekeerde deel van de bouwgrens;

1.37 woning:


een voor bewoning bestemd gebouw, bestaande uit een complex van ruimten;

1.38 zijerf:


het deel van het bouwperceel dat is gelegen naast de woning tussen de voorgevelbouwgrens en de daarachter gelegen scheidingslijn of de verlengden daarvan tot aan de zijdelingse bouwperceelgrens.

Waar in dit plan wordt verwezen naar wettelijke regelingen wordt geduid op die regelingen, zoals zij luidden op het tijdstip van inwerkingtreden van het plan.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerken, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwondedelen zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarme gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmurgen, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterren ter plaatse van het bouwwerk;

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen;

2.5 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

vanaf de bouwperceelgrens tot enig punt van een gebouw.

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken, trapportalen en hellingbanen buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens, dan wel de rooilijn met niet meer dan 0,25 m wordt overschreden, met dien verstande dat ten aanzien van trapportalen en hellingbanen de overschrijding niet meer dan 2,5 m mag bedragen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven die in bijlage II 'Staat van bedrijven' met categorie 1 of categorie 2 zijn aangeduid;
  2. b. kantoren, ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  3. c. perifere detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel perifeer';
  4. d. parkeervoorzieningen.

Binnen de bestemming zijn seksinrichtingen en bedrijfswoningen niet begrepen.

3.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    2. 2. het bebouwingspercentage bedraagt niet meer dan het aangegeven percentage, met dien verstande dat waar geen bebouwingspercentages worden gegeven het bebouwingspercentage 100% bedraagt;
    3. 3. de goot- en bouwhoogten bedragen niet meer dan de aangegeven hoogten, dan wel de bestaande hoogten indien die meer bedragen.
  1. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel niet meer mag bedragen dan 1 m;
    2. 2. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
    3. 3. de bouwhoogte van overkappingen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping', mag niet meer bedragen dan 6 m;
    4. 4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.

3.3 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 sub a ten behoeve van het toestaan van bedrijven in een hogere categorie van genoemd, mits deze bedrijven naar aard en omvang gelijk zijn te stellen met ten hoogste categorie 2 van de 'Staat van bedrijven'.

Artikel 4 Bedrijf - Nutsbedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor voorzieningen van openbaar nut, zoals transformatorstations en gasdrukregel- en meetstations.

Binnen de bestemming zijn geen bedrijfswoningen begrepen.

4.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    2. 2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan aangegeven, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt.
  1. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel niet meer mag bedragen dan 1 m;
    2. 2. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
    3. 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.

Artikel 5 Detailhandel

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel op de begane grond;
  2. b. dienstverlening op de begane grond;
  3. c. wonen op de eerste en volgende verdiepingen;
  4. d. maatschappelijke voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
  5. e. verkooppunten voor motorbrandstoffen, inclusief lpg, ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg'.

In de bestemming zijn niet begrepen:

  • seksinrichtingen;
  • inrichtingen met een bewaarplaats of een bewerkingsruimte voor verpakt of onverpakt professioneel vuurwerk als bedoeld in het Vuurwerkbesluit, al dan niet in combinatie met consumentenvuurwerk als bedoeld in het Vuurwerkbesluit.

Onder wonen is het uitoefenen van het aan huis verbonden beroep mede begrepen, met dien verstande dat niet meer dan 50% van het gezamenlijke bruto vloeroppervlak van de tot een bouwperceel behorende gebouwen tot een maximum van 50 m² voor de aan huis verbonden werkactiviteit mag worden gebruikt.

5.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    2. 2. de goot- en bouwhoogten bedragen niet meer dan de aangegeven hoogten, dan wel de bestaande hoogten indien deze meer bedragen.
  1. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel niet meer mag bedragen dan 1 m;
    2. 2. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
    3. 3. de bouwhoogte van overkappingen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping', mag niet meer bedragen dan 6 m;
    4. 4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.

Artikel 6 Gemengd

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren;
  2. b. maatschappelijke voorzieningen;
  3. c. horecavoorzieningen, uitsluitend van categorie 1b die in bijlage 1 'Staat van horeca-activiteiten' is opgenomen, ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1b';

In de bestemming zijn geen bedrijfswoningen begrepen.

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - geen geluidsgevoelige functie, sport en recreatie' zijn de volgende functies niet toegestaan:

  • geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
  • sport;
  • recreatie.

6.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    2. 2. de goot- en bouwhoogten bedragen niet meer dan de aangegeven hoogten, dan wel de bestaande hoogten indien deze meer bedragen;
    3. 3. bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
    4. 4. de goot- en bouwhoogten van bijgebouwen bedragen niet meer dan aangegeven;
    5. 5. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen bedraagt niet meer dan 50 m².
  1. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel niet meer mag bedragen dan 1 m;
    2. 2. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
    3. 3. de bouwhoogte van overkappingen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping', mag niet meer bedragen dan 3 m;
    4. 4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.

Artikel 7 Groen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. voet- en fietspaden;
  3. c. bermen en beplantingen;
  4. d. speelvoorzieningen;
  5. e. waterlopen en waterpartijen;
  6. f. nutsvoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening'.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan waarvan de bouwhoogte niet meer dan 4 m mag bedragen, met dien verstande, dat bouwwerken ten behoeve van de aangegeven nutsvoorzieningen uitsluitend ondergronds zijn toegestaan.

Artikel 8 Horeca

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horecavoorzieningen op de begane grond, uitsluitend in de categorieën 1 en 2 die in
    bijlage 1 'Staat van horeca-activiteiten' zijn opgenomen;
  2. b. wonen op de eerste en volgende verdiepingen van gebouwen.

Onder wonen is het uitoefenen van het aan huis verbonden beroep mede begrepen, met dien verstande dat niet meer dan 50% van het gezamenlijke bruto vloeroppervlak van de tot een bouwperceel behorende gebouwen tot een maximum van 50 m² voor de aan huis verbonden werkactiviteit mag worden gebruikt.

In de bestemming zijn seksinrichtingen niet begrepen.

8.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    2. 2. de goot- en bouwhoogten van hoofdgebouwen bedragen niet meer dan de aangegeven hoogten, dan wel de bestaande hoogten indien deze meer bedragen;
    3. 3. bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
    4. 4. de goot- en bouwhoogten van bijgebouwen bedragen niet meer dan aangegeven;
    5. 5. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen bedraagt niet meer dan 50 m².
  1. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel niet meer mag bedragen dan 1 m;
    2. 2. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
    3. 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.

Artikel 9 Kantoor

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren.

9.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    2. 2. het bebouwingspercentage bedraagt niet meer dan is aangegeven;
    3. 3. de goot- en bouwhoogten bedragen niet meer dan de aangegeven hoogten, dan wel de bestaande hoogten indien deze meer bedragen.
  1. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel niet meer mag bedragen dan 1 m;
    2. 2. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
    3. 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.

9.3 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden ten behoeve van perifere detailhandel.

9.4 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.3 ten behoeve van het toestaan van perifere detailhandel, mits de afwijking bij een omgevingsvergunning eenmalig wordt verleend.

Artikel 10 Maatschappelijk

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen;
  2. b. groenvoorzieningen en water;
  3. c. parkeervoorzieningen.

Onder de bestemming is detailhandel uitsluitend begrepen voorzover deze is aan te merken als rechtstreeks voortvloeiend uit de tot de bestemming behorende voorzieningen en daaraan ondergeschikt is.

Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan.

10.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    2. 2. het bebouwingspercentage bedraagt 100%, tenzij anders is aangegeven;
    3. 3. de goot- en bouwhoogten bedragen niet meer dan de aangegeven hoogten, dan wel de bestaande hoogten indien deze meer bedragen.
  1. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel niet meer mag bedragen dan 1 m;
    2. 2. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
    3. 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.

Artikel 11 Maatschappelijk - Defensieterrein

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Defensieterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor landverdediging en de daaraan gelieerde instellingen met bijbehorende voorzieningen.

11.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    2. 2. het bebouwingspercentage bedraagt niet meer dan is aangegeven;
    3. 3. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan aangegeven, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt.
  1. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel niet meer mag bedragen dan 1 m;
    2. 2. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
    3. 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

Artikel 12 Sport

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sportvoorzieningen;
  2. b. groenvoorzieningen en water.

In de bestemming zijn geen dienstwoningen begrepen.

12.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    2. 2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan aangegeven, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt.
    3. 3. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt niet meer dan 3 m;
    4. 4. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen bedraagt niet meer dan 50 m².
  1. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel niet meer mag bedragen dan 1 m;
    2. 2. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
    3. 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.

Artikel 13 Verkeer

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met een overheersende stroomfunctie, meer in het bijzonder voor verkeer met een bovenwijkse functie en een wijkontsluitingsfunctie;
  2. b. fiets- en voetpaden;
  3. c. voorzieningen voor het openbaar vervoer, parkeerplaatsen en andere verkeersvoorzieningen, waaronder begrepen afscheidingen, lichtmasten, verkeersborden, kunstwerken, haal- en brengstroken, alsmede voorzieningen voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg' is een vulpunt voor lpg toegestaan;
  5. e. groenvoorzieningen;
  6. f. waterlopen en waterpartijen;
  7. g. openbare nutsvoorzieningen.

13.2 Bouwregels

Op deze gronden zijn bouwwerken toegelaten waarvan de inhoud niet meer dan 50 m³ mag bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 4 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken rechtstreeks bedoeld voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer niet meer dan 10 m mag bedragen.

Artikel 14 Verkeer - Railverkeer

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. spoorwegen;
  2. b. spoorwegovergangen;
  3. c. alle bijbehorende railinfravoorzieningen;
  4. d. wegen en straten;
  5. e. bermen en bermsloten.

Het doel spoorwegen is beperkt tot het bestaande aantal spoorbanen.

14.2 Bouwregels

Voor deze gronden is het bouwen beperkt tot het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en tot gebouwen met een inhoud van ten hoogste 225 m³.

Artikel 15 Wonen

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. kantoren, ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  3. c. medische praktijkruimten, ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte';
  4. d. zelfstandige praktijk, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - zelfstandige praktijk';
  5. e. detailhandel op de begane grond, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  6. f. kantoor, met dien verstande dat maximaal 50% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw gebruikt mag worden ten behoeve van de functie kantoor, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - kantoor 50%';
  7. g. parkeerkelders en ondergronds parkeren;
  8. h. tuinen, erven en terreinen;
  9. i. openbare nutsvoorzieningen;
  10. j. groenvoorzieningen;
  11. k. waterlopen en waterpartijen;
  12. l. speelvoorzieningen;
  13. m. voet- en fietspaden;
  14. n. parkeerplaatsen;
  15. o. woonstraten en wegen met een buurtontsluitende functie;
  16. p. verkeersvoorzieningen, waaronder afscheidingen, lichtmasten, verkeersborden, alsmede voorzieningen voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer.

Onder wonen is het uitoefenen van het aan huis verbonden beroep mede begrepen, met dien verstande dat niet meer dan 50% van het gezamenlijke bruto vloeroppervlak van de tot een bouwperceel behorende gebouwen, niet zijnde vrijstaande bijgebouwen, tot een maximum van 50 m² voor de aan huis verbonden werkactiviteit mag worden gebruikt.

In de bestemming zijn seksinrichtingen niet begrepen.

15.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van wonen gelden de volgende regels:
    1. 1. de gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' een ondergrondse parkeerkelder tevens buiten het bouwvlak is toegestaan;
    2. 2. per afzonderlijk bouwperceel gelden de volgende regels:
      1. a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw'
      2. b. het aantal woningen bedraagt niet meer dan het bestaande aantal, dan wel het aangegeven aantal woningen;
      3. c. de goot- en bouwhoogten per onderdeel van het bouwperceel bedragen niet meer dan is aangegeven, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogten indien deze meer bedragen;
      4. d. het bebouwingspercentage van het achtererf mag niet meer bedragen dan 50%, met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte van het achtererf niet meer mag bedragen dan 50 m²;
      5. e. op het zijerf is de oprichting van een al dan niet aangebouwd gebouw toegestaan, mits:
        I. de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangegeven, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen;
        II. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 25 m²;
        III. de afstand tot de voorgevelbouwgrens ten minste 3 m bedraagt, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
        IV. indien het zijerf grenst aan openbaar toegankelijk gebied bedraagt de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
      6. f. in afwijking van het gestelde onder 1 is voor de voorgevelbouwgrens van een bestaande woning een erker toegestaan, met dien verstande dat deze:
        I. geen grotere bouwdiepte mag hebben dan 1,5 m;
        II. geen grotere goothoogte mag hebben dan 3 m;
        III. geen grotere breedte mag hebben dan 75% van de voorgevelbreedte van de woning waartoe zij behoort;
        IV. niet tot gevolg mag hebben dat de afstand van de woning tot de aan de weg gelegen perceelgrens minder dan 2 m bedraagt;
    3. 3. voor het bouwen van carports gelden de volgende regels:
      1. a. carports mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
      2. b. de maximale bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2,70 m;
      3. c. de maximale oppervlakte mag niet meer bedragen dan 20 m2.
  1. b. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van verkeers- en verblijfsdoeleinden en openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
    1. 1. de inhoud bedraagt per gebouwtje niet meer dan 50 m³;
    2. 2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m.
  1. c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel niet meer mag bedragen dan 1 m;
    2. 2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van verkeers- en verblijfsdoeleinden en openbare nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 6 m;
    3. 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde en carports mag niet meer bedragen dan 3 m.

15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;

nadere eisen stellen aan:

  1. a. de plaats van de gebouwen waarvan de maximaal toegestane bouwhoogte 3 m bedraagt;
  2. b. de plaats van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsdoeleinden;
  3. c. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere horizontale oppervlakte dan 6 m² en/of een grotere bouwhoogte dan 1,5 m.

15.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 15.2 a, onder 2c voor het vergroten van de bebouwde oppervlakte van het achtererf tot maximaal 75 m², mits:

  1. a. het bebouwingspercentage van het betrokken achtererf niet meer bedraagt dan 50%;
  2. b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. de gebruiksmogelijkheden en het rustige woongenot van aangrenzende gronden;
    2. 2. het bebouwingsbeeld;
    3. 3. de verkeersveiligheid.

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 15.2 a, onder 2d voor het aanhouden van een kleinere afstand tot de voorgevelbouwgrens dan 3 m tot een minimale afstand van 1 m, dan wel de bestaande, kleinere afstand, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden en het rustige woongenot van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid.

15.5 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het bewonen van vrijstaande gebouwen, niet zijnde woningen.

Artikel 16 Wonen - Garageboxen

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Garageboxen' aangewezen gronden zijn bestemd voor autostallingen met de daarbij behorende gebouwen.

16.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. de gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
    2. 2. de goot- en bouwhoogten bedragen niet meer dan de aangegeven hoogten, dan wel de bestaande hoogten indien deze meer bedragen.
  1. b. Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat deze niet zijn toegestaan.

16.3 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik of het doen of laten gebruiken van gebouwen voor handelsdoeleinden en reparatiebedrijvigheid.

Artikel 17 Wonen - Woonwagencentrum

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woonwagencentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het gebruik en de inrichting van woonwagenstandplaatsen;
  2. b. tuinen, erven en terreinen;
  3. c. openbare nutsvoorzieningen;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. waterlopen en waterpartijen;
  6. f. speelvoorzieningen;
  7. g. voet- en fietspaden;
  8. h. parkeerplaatsen;
  9. i. woonstraten en wegen met een buurtontsluitende functie;
  10. j. verkeersvoorzieningen, waaronder begrepen afscheidingen, lichtmasten, verkeersborden, alsmede voorzieningen voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer;
  11. k. nutsvoorzieningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening'.

In de bestemming is de uitoefening van het aan huis verbonden beroep mede begrepen, met dien verstande dat niet meer dan 50% van het gezamenlijke bruto vloeroppervlak van de tot een bouwperceel behorende gebouwen, niet zijnde vrijstaande bijgebouwen, tot een maximum van 50 m² voor de aan huis verbonden werkactiviteit mag worden gebruikt.

In de bestemming zijn seksinrichtingen niet begrepen.

17.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van het gebruik en de inrichting van het woonwagenterrein gelden de volgende regels:
    1. 1. voor het plaatsen van woonwagens gelden de volgende regels:
      1. a. een woonwagen mag uitsluitend worden geplaatst binnen het aangegeven bouwvlak en overeenkomstig de aangegeven maatvoering wat betreft de maximale goothoogte en de maximale bouwhoogte;
      2. b. de breedte en de lengte van een woonwagen mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 7 m en 16 m;
      3. c. de onderlinge afstand van de woonwagen -inclusief eventuele aan- of uitbouwen- mag niet minder dan 5 m bedragen;
      4. d. het aantal woonwagens mag niet meer bedragen dan het aangegeven 'maximum aantal wooneenheden';
    2. 2. voor het bouwen van bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
      1. a. binnen het bouwvlak mag per woonwagen een berging/hobbyruimte/sanitaire unit worden gebouwd met een maximale oppervlakte van 25 m²;
      2. b. de goot- en bouwhoogten van deze bijgebouwen bedragen niet meer dan is aangegeven, dan wel de bestaande hoogte indien deze meer bedragen;
      3. c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat:
        I. een antenne van de voet af gemeten geen grotere bouwhoogte mag hebben dan 5 m;
        II. een vlaggenmast geen grotere bouwhoogte mag hebben dan 6 m.
  1. b. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van verkeers- en verblijfsdoeleinden en openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
    1. 1. de inhoud bedraagt per gebouwtje niet meer dan 50 m³;
    2. 2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m.
  1. c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel niet meer mag bedragen dan 1 m;
    2. 2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van verkeers- en verblijfsdoeleinden en openbare nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 6 m;
    3. 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde en carports mag niet meer bedragen dan 3 m.

17.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;

nadere eisen stellen aan:

  1. a. de plaats van de gebouwen waarvan de maximaal toegestane bouwhoogte 3 m bedraagt;
  2. b. de plaats van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsdoeleinden;
  3. c. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere horizontale oppervlakte dan 6 m² en/of een grotere bouwhoogte dan 1,5 m.

17.4 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het bewonen van vrijstaande gebouwen, niet zijnde woningen.

Artikel 18 Leiding - Gas

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een hoofdgastransportleiding.

18.2 Bouwregels

  1. a. In afwijking van het bepaalde bij de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
  2. b. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
  3. c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de regel dat de bouwhoogte niet meer dan 6 m mag bedragen.

18.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 18.2 onder a en lid 18.2 onder c en toestaan dat de in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits uit vooraf ingewonnen advies bij de desbetreffende leidingbeheerder is gebleken dat hiertegen, uit oogpunt van doelmatig leidingbeheer, geen bezwaar bestaat.

18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het bewerken van en graven, boren of roeren in de bodem dieper dan 0,5 m;
    2. 2. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen;
    3. 3. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, tenzij daarvoor een vergunning krachtens de Ontgrondingenwet is vereist en het egaliseren van gronden;
    4. 4. het aanbrengen van verharding.
  1. b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. mag alleen worden verleend, indien door de uitvoering van het andere werk dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan, door het stellen van voorwaarden, voldoende tegemoet kan worden gekomen.
  1. c. Bij de afweging als bedoeld onder b. wordt in ieder geval betrokken de bestemmingsomschrijving van de ter plaatse geldende bestemming.
  1. d. Geen omgevingsvergunning als bedoeld onder a. is vereist voor:
    1. 1. andere werken, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
    2. 2. andere werken die op het moment van inwerking treden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.

Artikel 19 Waarde - Archeologie I

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde -Archeologie I' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

19.2 Bouwregels

In het belang van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en onder de voorwaarde dat de oppervlakte waarop de aanvraag betrekking heeft groter is dan 100 m² en de activiteit op een grotere diepte dan 0,3 m wordt uitgevoerd:

  1. a. dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  2. b. kunnen aan een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de volgende voorschriften worden verbonden:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen of;
    3. 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

19.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 19.2 onder a. voor de overlegging van het aldaar genoemd archeologische rapport, indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld.

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het ophogen van de bodem;
    2. 2. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    3. 3. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
    4. 4. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
    5. 5. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatieleidingen of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
    6. 6. het bebossen van gronden die op het tijdstip inwerkingtreding van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
    7. 7. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
  2. b. Geen omgevingsvergunning als bedoeld onder a is vereist voor:
    1. 1. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden als de oppervlakte waarop de activiteiten betrekking hebben kleiner is dan 100 m2 en de activiteit op minder dan 0,3 m diepte wordt uitgevoerd;
    2. 2. activiteiten, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
    3. 3. activiteiten die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.
  3. c. Voorzover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken en kan voor dit totaal van werken en/of werkzaamheden één vergunning worden verleend.
  4. d. De onder a bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het belang van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden op grond waarvan de volgende bepalingen van toepassing zijn:
    1. 1. de aanvrager dient een rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld, tenzij naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld;
    2. 2. aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
      1. a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
      2. b. de verplichting tot het doen van opgravingen of;
      3. c. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Artikel 20 Waarde - Archeologie Ii

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde -Archeologie II' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

20.2 Bouwregels

In het belang van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en onder de voorwaarde dat de oppervlakte waarop de aanvraag betrekking heeft groter is dan 1.000 m² en de activiteit op een grotere diepte dan 0,3 m wordt uitgevoerd:

  1. a. dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  2. b. kunnen aan een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de volgende voorschriften worden verbonden:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen of;
    3. 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

20.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 20.2 onder a. voor de overlegging van het aldaar genoemd archeologische rapport, indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld.

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het ophogen van de bodem;
    2. 2. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    3. 3. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
    4. 4. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
    5. 5. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatieleidingen of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
    6. 6. het bebossen van gronden die op het tijdstip inwerkingtreding van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
    7. 7. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
  2. b. Geen omgevingsvergunning als bedoeld onder a is vereist voor:
    1. 1. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden als de oppervlakte waarop de activiteiten betrekking hebben kleiner is dan 1.000 m2 en de activiteit op minder dan 0,3 m diepte wordt uitgevoerd;
    2. 2. activiteiten, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
    3. 3. activiteiten die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.
  3. c. Voorzover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken en kan voor dit totaal van werken en/of werkzaamheden één vergunning worden verleend.
  4. d. De onder a bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het belang van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden op grond waarvan de volgende bepalingen van toepassing zijn:
    1. 1. de aanvrager dient een rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld, tenzij naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld;
    2. 2. aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
      1. a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
      2. b. de verplichting tot het doen van opgravingen of;
      3. c. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 21 Anti - Dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 22 Algemene Afwijkingsregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels in deze planregels ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een oppervlakte van ten hoogste 25 m², een inhoud van ten hoogste 70 m³ en een hoogte van maximaal 5 m, ten dienste van openbaar nut, zoals schakelhuisjes, transformatorhuisjes, wachthuisjes, straatmeubilair, telefooncellen en kabelverdeelkasten;
  2. b. de bouw van balkons, luifels, bordessen, pergola's en dergelijke bouwwerken, met dien verstande dat balkons geen grotere diepte mogen hebben dan 1,50 m;
  3. c. het bouwen van antennes waarvan de bouwhoogte ten hoogste 25 m mag bedragen;
  4. d. het veranderen van de voorgeschreven maatvoering voor bouwwerken met ten hoogste 10%, met dien verstande dat deze regel niet wordt toegepast in samenloop met een bijzondere afwijking bij een omgevingsvergunning.

Artikel 23 Algemene Wijzigingsregels

23.1 Wro-zone - wijzigingsgebied 1

  1. a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor wat betreft het wijzigen van de bestemming van de gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1', in de bestemming Wonen onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. het aantal woningen ter plaatse mag niet meer dan acht bedragen of het aantal zorgwoningen mag niet meer dan 18 bedragen;
    2. 2. de bouwhoogte mag niet meer dan 7 m bedragen;
    3. 3. de bebouwing mag het bouwvlak overschrijden, met dien verstande dat het totaal te bebouwen oppervlak niet meer dan 50% van het perceel bedraagt;
    4. 4. in samenhang met de bebouwing wordt een aarden wal of gebouwde voorziening gemaakt die de bebouwing afschermt van het geluid van de spoorlijn Amersfoort-Zwolle.
  1. b. Wijziging als bedoeld in sub a mag uitsluitend plaatsvinden indien:
    1. 1. kan worden voldaan aan de in het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoers Plan en de in de 'Aanbevelingen Verkeersvoorzieningen in de bebouwde kom' (ASVV2004) opgenomen parkeernormen;
    2. 2. door middel van een watertoets is aangetoond dat de waterhuishouding op aanvaardbare wijze wordt vormgegeven;
    3. 3. wordt voldaan aan de relevante wet- en regelgeving op het gebied van bodem, geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit, archeologie, alsmede flora en fauna;
    4. 4. de economische haalbaarheid is verzekerd.

23.2 Wro-zone - wijzigingsgebied 2

  1. a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het realiseren van meerdere wooneenheden met de daarbij behorende zorgvoorzieningen in een hoofdgebouw met een aanbouw ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 2' onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. de goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw niet meer bedragen dan respectievelijk 6 m en 11 m;
    2. 2. de goot- en bouwhoogte van de aanbouw niet meer bedragen dan respectievelijk 6 m en 6 m.
    3. 3. de afstand tot de naar de weg gekeerde perceelsgrens niet minder bedraagt dan 6 m;
    4. 4. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder bedraagt dan 6 m;
    5. 5. parkeren op eigen terrein plaats vindt.
  1. b. Wijziging als bedoeld in sub a mag uitsluitend plaatsvinden indien:
    1. 1. kan worden voldaan aan de in het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoers Plan en de in de 'Aanbevelingen Verkeersvoorzieningen in de bebouwde kom' (ASVV2004) opgenomen parkeernormen;
    2. 2. door middel van een watertoets is aangetoond dat de waterhuishouding op aanvaardbare wijze wordt vormgegeven;
    3. 3. wordt voldaan aan de relevante wet- en regelgeving op het gebied van bodem, geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit, archeologie, alsmede flora en fauna;
    4. 4. de economische haalbaarheid is verzekerd.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 24 Overgangsrecht

24.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10 %.
  3. c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

24.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 25 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Tweelingstad-Slingerbos.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

ACTUALISERING

De gemeente Harderwijk werkt aan de actualisatie van haar bestemmingsplannen voor de woonwijken. Met deze actualisatie wordt het mogelijk de planologische voorschriften te uniformeren en bij de tijd te brengen. Hiermee wordt de lappendeken aan plannen en regelingen (veelal binnen dezelfde wijk) opgeruimd en ontstaat uiteindelijk meer rechtsgelijkheid en rechtszekerheid voor de bewoners van de stad.

Ten behoeve van de actualisering is het 'Handboek actualisering bestemmingsplannen' (april 2004) opgesteld. Dit Handboek reikt een algemene plansystematiek aan, op basis waarvan de nieuwe bestemmingsplannen kunnen worden opgesteld. Na 'Stadsweiden', 'Stadsdennen' en 'Frankrijk' is het bestemmingsplan 'Tweelingstad-Slingerbos' het vierde plan binnen dit actualiseringsproces.

DIGITALISERING

De actualisering van de bestemmingsplannen wordt tevens aangegrepen om de bestemmingsplannen te digitaliseren. Met de digitalisering worden de mogelijkheden voor burgers om de plannen te raadplegen verbeterd. Verder wordt hierdoor het uitwisselen van plannen binnen de gemeente en met andere overheden sterk vereenvoudigd.

Van het bestemmingsplan wordt een digitale kaart gemaakt. Het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening (IMRO) is hiervoor de standaard. Door deze kaart te koppelen aan de voorschriften, kan het bestemmingsplan, zowel digitaal aan de balie als via het internet, direct worden geraadpleegd.

1.2 Het Plangebied

Op de overzichtskaart van het plangebied staat het plangebied weergegeven. Het gebied van bestemmingsplan 'Tweelingstad-Slingerbos' ligt aan de zuidzijde van Harderwijk en wordt gevormd door de woonbuurten Slingerbos, Veldkamp, Tinnegieter en Wittenhagen. Het gebied wordt aan de noord- en westkant begrensd door de spoorlijn Amersfoort-Zwolle, aan de oostkant door de N302 en aan de zuidzijde door de rijksweg A28. Voor bedrijventerrein 'Sypel' wordt het bestemmingsplan 'Werkgebied Sypel' opgesteld. Dit terrein valt dan ook buiten de plankaart van het bestemmingsplan Tweelingstad-Slingerbos.

1.3 Doel

Het belangrijkste doel van het op te stellen bestemmingsplan 'Tweelingstad-Slingerbos ' is het scheppen van een actueel, helder en toegankelijk ruimtelijk kader. Binnen dit kader is een balans gevonden tussen enerzijds het creëren van voldoende mogelijkheden om woning, woonomgeving en openbare ruimte flexibel in te richten en anderzijds het bieden van voldoende rechtszekerheid ten behoeve van de handhaving van bestaande gebruik- en bouwrechten.

Het bestemmingsplan is in hoofdzaak conserverend van karakter. Dat wil zeggen dat de planregeling vooral is gericht op het handhaven van de bestaande situatie. Nieuwe ontwikkelingen betreffen enkele kleinschalige inbreidingen, waaronder aan de Julianalaan.

Het bestemmingsplan 'Tweelingstad-Slingerbos' vervangt bij vaststelling de bestemmingsplannen Tweelingstad 1973 (1) en Slingerbos 1972 (2). Daarnaast worden tegelijk ruim 30 kleinere planherzieningen vervangen.

---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

(1) - Vastgesteld op 21 maart 1974 en goedgekeurd op 19 februari 1975

(2) - Vastgesteld op 15 februari 1973 en goedgekeurd op 10 oktober 1973

1.4 Leeswijzer

De toelichting van het bestemmingsplan 'Tweelingstad-Slingerbos bestaat uit de volgende hoofdstukken:

  • in hoofdstuk 2 wordt de bestaande situatie beschreven. Achtereenvolgens komen de ruimtelijke structuur, de cultuurgeschiedenis en de bestaande functies aan bod. Daarnaast wordt ingegaan op de aanwezige milieuaspecten;
  • in hoofdstuk 3 wordt een schets gegeven van het beleidskader dat van belang is voor het functioneren en de ontwikkeling van het plangebied;
  • hoofdstuk 4 geeft een overzicht van de beperkingen die er zijn op het gebied van milieu. Aan de orde komen zaken als water, geluidshinder, bodemkwaliteit en externe veiligheid;
  • de planopzet wordt behandeld in hoofdstuk 5. Hierin wordt beschreven welke ruimtelijke visie de gemeente voorstaat met Tweelingstad en hoe dat wordt vertaald in het bestemmingsplan. Hier wordt aangegeven hoe met bestaande situaties en nieuwe ontwikkelingen wordt omgegaan;
  • in hoofdstuk 6 worden kort de verschillende neergelegde bestemmingen en de juridische planopzet behandeld;
  • vervolgens komt in hoofdstuk 7 de economische uitvoerbaarheid van het plan aan bod;
  • de toelichting wordt afgesloten met hoofdstuk 8 waarin wordt ingegaan op het proces van inspraak en overleg in relatie tot dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00013-0004_0002.jpg"

Welkom in Tweelingstad

Hoofdstuk 2 De Huidige Situatie

2.1 Ontstaansgeschiedenis

2.1.1 Een verre stap voorwaarts

DE EERSTE AANZETTEN

Eeuwenlang was Tweelingstad hoofdzakelijk een agrarisch gebied rondom het buurtschap Tonsel op de rand van bouwland en bos. Een eerste verandering vindt plaats met de aanleg van de spoorlijn Amersfoort-Zwolle en het station Harderwijk in 1863. In de decennia daarna zorgt de aanwezigheid van het station en de goedkope grond ervoor dat zich kazernes (Jan van Nassaukazerne en Kranenburg) in het gebied vestigen en in het kielzog hiervan villa's langs de Oranjelaan en enkele woningen voor de militairen. Vervolgens komt het gebied pas weer in beeld als na de Tweede Wereldoorlog de bevolking groeit en de bedrijvigheid aantrekt. Bouwen rondom de binnenstad bleek geen optie, omdat de tuinbouwgrond daar als te waardevol werd beschouwd. Er moest gekeken worden naar locaties die verder weg lagen van de stad. Over het spoor was ruimte genoeg en was de grond goedkoop. Het bouwen op zand maakte verder dat de bouwkosten laag waren. Gestart werd in 1947 met de bouw van een groot bedrijventerrein bij Sypel, maar deze ontwikkeling werd stopgezet toen duidelijk werd dat dit de bouw van woningen alhier sterk zou belemmeren. De groei van de bedrijvigheid werd toen ruimtelijke verplaatst naar de noordoostzijde van de binnenstad.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00013-0004_0003.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00013-0004_0004.jpg"DDe Wittenhagen Jan van Nassaupark

INFRASTRUCTURELE ONTWIKKELINGEN

Voor de grootschalige woningbouw kon beginnen, lag er echter nog een drietal ruimtelijke vraagpunten: de verruiming van de spoorbocht, de aanleg van de rijksweg A28 en de aansluiting van de Knardijk op het oude land. Veel verschillende tracés zijn getekend en uiteindelijk is voor de rijksweg gekozen voor een maximale uitbuiging ten opzichte van de spoorweg met één aansluiting op een door te trekken Leuvenumseweg richting de binnenstad: de huidige Deventerweg. De bochtverruiming van het spoor is niet doorgegaan, maar de Knardijk liep lange tijd tot de Zuiderzeestraatweg, maar werd in de jaren zestig verlengd naar de rijksweg en kreeg een eigen aansluiting, evenals de Oranjelaan. Daarmee kwam de aansluiting op de Deventerweg te vervallen. Met deze infrastructurele ontwikkelingen werd de wijk Tweelingstad scherp begrensd.

EEN NIEUWE WOONWIJK

De woningbouw in Tweelingstad startte officieel in 1951. De wijk had toen al landelijke aandacht gekregen door de grote afstand tot de binnenstad, iets wat uniek was in die tijd. Grote discussies zijn gevoerd over hoe het moest met het voorzieningenniveau. De wijk kreeg een eigen winkelvoorziening op de hoek van de Deventerweg en de Nassaulaan, maar voor veel voorzieningen moesten de bewoners 2 km tot 3 km afleggen naar de binnenstad.

In de jaren vijftig zijn vervolgens de wijken Veldkamp, Tinnegieter en Wittenhagen aangelegd (zie kaart 2.1). Later in de jaren zestig en zeventig volgden de oostelijke uitbreiding van Wittenhagen richting de N302 en de wijk Slingerbos. Daarmee was de wijk afgerond. In de jaren negentig en in de nieuwe eeuw zijn delen van de wijk vernieuwd. Zo zijn de Oostenrijkse woningen in Wittenhagen vervangen door nieuwbouw. Daarnaast zijn enkele kazerneterreinen gesloten en (deels) vervangen door nieuwbouw bij Kranenburg-Zuid en het Jan van Nassaupark.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00013-0004_0005.jpg"

2.1.2 Cultuurhistorische elementen

Veel van de historische ondergrond is in Tweelingstad niet meer bewaard gebleven. Belangrijke historische structuurlijnen zijn de Oranjelaan als uitvalsweg richting Ermelo en de Mecklenburglaan als voormalige doorgaande route naar Leuvenum. Langs met name de Oranjelaan liggen nog vele gemeentelijke monumenten.

Verder is in de wijk Slingerbos nog een deel van het voormalige Slingerbos gehandhaafd. Benamingen als Engelserf en Kranenburg herinneren nog aan voormalige boerderijen. Vroeger liep het Sypeltje (beek vanuit de Veluwe) door het gebied. Het Sypeltje kwam vanuit het zuiden en liep langs de Graaf Ottolaan verder richting de binnenstad.

Binnen de wijk komen achttien gemeentelijke monumenten voor. Het merendeel hiervan liggen langs de Oranjelaan, enkele langs de Mecklenburglaan. De monumenten zijn in onderstaande tabel en kaart schematisch weergegeven.

Tabel 1. Monumenten binnen plangebied

Adres Huisnummer Monument
1 Joodse Begraafplaats, Veldkamp GM
2 Mecklenburglaan 29 GM
3 Mecklenburglaan 33 GM
4 Oranjelaan 4 GM
5 Oranjelaan 17 GM
6 Oranjelaan 19 GM
7 Oranjelaan 21 GM
8 Oranjelaan 23 GM
9 Oranjelaan 31 GM
10 Oranjelaan 40 GM
11 Oranjelaan 42 GM
12 Oranjelaan 44 GM
13 Oranjelaan 47 (voorheen 35) GM
14 Oranjelaan 71 (voorheen 55) GM
15 Oranjelaan 77 (voorheen 61) GM
16 Oranjelaan 79 (voorheen 63) GM
17 Oranjepark (trafohuisje) 1a GM
18 Oranjepark, V.V.V.-bank GM

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00013-0004_0006.jpg"

2.2 De Ruimtelijke Structuur

LIGGING EN RELATIES

Tweelingstad ligt ingeklemd tussen de spoorlijn Amersfoort-Zwolle en de snelweg A28. Door de nabijheid van het station en de op- en afritten van de snelweg is de wijk regionaal en bovenregionaal goed ontsloten. Binnen Harderwijk vormen de spoorlijn en de snelweg juist een barrière voor lokale verkeersstromen.

De wijk wordt ontsloten via de noord-zuidverbindingen Oranjelaan en Deventerweg. Tezamen met de meer afzijdig gelegen Thorbeckelaan vormen deze wegen de enige verbinding met de binnenstad en de andere wijken binnen Harderwijk. Langzaam verkeer heeft meer mogelijkheden om de spoor- en rijksweg te passeren: het Zuiderzeepad als fietstunnel naar Stadsweiden, de Beukenlaan richting Strokel en het Beneluxpad richting Drielanden.

RUIMTELIJKE OPBOUW

Binnen de wijk is een vijftal afzonderlijke gebieden te onderscheiden: Veldkamp, Kranenburg, Tinnegieter, De Wittenhagen en Slingerbos. Verder ligt er het industriegebied Sypel en heeft de Oranjelaan een geheel eigen karakter binnen de wijk. Karakteristiek voor Tweelingstad is de aangelegde 'parkweg' die de verschillende woonbuurten met elkaar verbindt. Deze weg loopt centraal door de wijk van west naar oost en fungeert als drager van het openbare groen en de wijkvoorzieningen, zoals scholen en kerken. Binnen de wijk heeft deze parkweg verschillende namen: Engelserf, Veldkamp, Nassaulaan en De Wittenhagen. De weg is later doorgetrokken naar Slingerbos (Beneluxlaan), maar is daar minder prominent aanwezig in de stedenbouwkundige structuur, die hier vooral bepaalt wordt door de bewaarde delen van het Slingerbos.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00013-0004_0007.jpg"

VERKAVELING

Tweelingstad is opgezet in meerdere woonbuurten en daarbinnen weer kleinere woongebiedjes. Deze gebieden kenmerken zich door een rationele verkaveling met grotendeels rechte lijnen, met daarbinnen gesloten en half-open bouwblokken. De geleidelijk slingerende parkweg Engelserf-Veldkamp-Nassaulaan-De Wittenhagen doorsnijdt de hoofdverkavelingsrichting van de woonbuurtjes onder een lichte hoek en is daarmee ook duidelijk herkenbaar als hoofdontsluitingsweg. De woonbuurten Tinnegieter en met name Veldkamp zijn ruim van opzet. Dit geldt ook voor het oostelijke deel van Slingerbos. De Wittenhagen en de overige delen van Slingerbos zijn wat minder ruim van opzet, waarbij in de eerste wijk ook een aantal flats is gebouwd. Verder valt hier de waaiervormige verkaveling op langs De Wittenhagen.

ORIËNTATIE

De verkaveling en stedenbouwkundige structuur van de wijk is duidelijk en helder, waardoor men zich goed kan oriënteren binnen de wijk. Echte oriëntatiepunten, die overal vanuit de wijk zijn te zien, ontbreken, maar het winkelcentrum Tweelingstad vervult wel een zekere centrumfunctie. Verder zijn de drie hoge galerijflats aan de Borgesiuslaan duidelijke herkenningspunten van buiten de wijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00013-0004_0008.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00013-0004_0009.jpg"

De park-as; het Engelserf Defensieterrein Kranenburg-Noord

2.3 De Aanwezige Functies

2.3.1 Inleiding

weelingstad heeft vooral een woonfunctie, maar herbergt daarnaast ook enkele belangrijke werk- en winkelgebieden. De aanwezige voorzieningen zijn vooral gericht op de wijk zelf en hebben, op een uitzondering na, geen functie voor heel Harderwijk. Op kaart 2.4 zijn de voorkomende functies (globaal) weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00013-0004_0010.jpg"

2.3.2 Wonen

BeEVOLKING

In de wijk Tweelingstad, inclusief Slingerbos, wonen ruim 8.000 mensen. Na Stadsweiden en Drielanden is het daarmee de grootste woonwijk binnen Harderwijk. In totaal staan er 3.100 woningen.

WONINGEN

Bijna 40% hiervan bestaat uit huurwoningen. Het merendeel van de woningen (75%) betreft eengezinswoningen. Ten opzichte van de rest van de wijk kent Slingerbos een lagere gemiddelde woningbezetting en relatief meer senioren.

BIJZONDERE WOON-VORMEN

In het gebied komt een woonwagenkamp voor langs de Van Geunslaan. Verspreid in de wijk komen seniorenwoningen voor.

2.3.3 Voorzieningen en detailhandel

WIJKVOORZIENINGEN

De belangrijkste wijkvoorziening in Tweelingstad is het wijkwinkelcentrum 'Tweelingstad'. Dit winkelcentrum ligt centraal in de wijk op de kruising van de Deventerweg en de parkweg (Nassaulaan/De Wittenhagen). Door de ligging aan een belangrijke invalsweg van Harderwijk is de ontsluiting van het winkelcentrum goed. Na een renovatie midden jaren negentig, heeft het winkelcentrum een verzorgde en herkenbare uitstraling gekregen.

In het winkelcentrum komen vooral winkels voor die gericht zijn op de dagelijkse levensbehoeften. Verder is er nog een aantal gespecialiseerde zaken waaronder een dierenspeciaalzaak, een elektrowinkel en een aantal dienstverlenende bedrijfjes, zoals een kapper. Vlak bij dit winkelcentrum bevindt zich in de wijk De Wittenhagen nog een kleine buurtvoorziening met een Turkse supermarkt, een bakker en een snackbar.

Verspreid over de wijk, gelegen, aan of in de nabijheid van de parkweg, liggen meerdere scholen en kerken. Aan de Eisenhowerlaan bevindt zich het RSG 'Slingerbos'. Aan de Ruyterlaan is buurthuis 'De Tweeling' gevestigd.

HORECA

In het winkelcentrum Tweelingstad komt horeca voor. Daarnaast is alleen aan de Oranjelaan een restaurant gevestigd. Verder komen er in de wijk geen horecavestigingen voor.

PERIFERE DETAILHANDEL

Aan de Deventerweg in De Wittenhagen is een cluster van perifere detailhandel ontstaan met een bouwmarkt en woninginrichtingszaken. Deze locatie ligt centraal in de stad en is goed bereikbaar via de Deventerweg.

TANKSTATION

Aan de Oranjelaan ligt in de directe nabijheid van de aansluiting op de A28 een tankstation met lpg. In het werkgebied Sypel bevindt zich ook een tankstation. Deze heeft geen lpg-installatie.

MAATSCHAPPELIJKE VOORZIENINGEN

Aan de Pontanuslaan bevindt zich een medisch centrum met meerdere huisartsen en aan de Prinsessenlaan bevindt zich een dagopvang voor verstandelijk gehandicapten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00013-0004_0011.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00013-0004_0012.jpg"

Winkelcentrum Tweelingstad Perifere detailhandelslocatie Deventerweg

2.3.4 Werken

BEDRIJVEN EN KANTOREN

Bedrijvigheid in de wijk is hoofdzakelijk gelegen in het buiten het plangebied vallende bedrijventerrein Sypel. Verder komt er bedrijvigheid voor langs de Deventerweg bij de perifere detailhandelslocatie in Wittenhagen. Hier staan aan de zijde van de Deventerweg ook kantoren.

Verspreid door de wijk komen verdere enkele bedrijven, nutsvoorzieningen (Thorbeckelaan) en kantoren voor, zoals het voormalige belastingkantoor aan het Engelserf. Enkele villa's langs de Oranjelaan kennen ook een kantoorfunctie.

DEFENSIE

Van de kazernes binnen de wijk is nu alleen nog het terrein Kranenburg-Noord in gebruik bij Defensie.

BEROEP AAN HUIS

Op een aantal plaatsen in de wijk komen beroepen aan huis voor. Het gaat voornamelijk om medisch-verzorgende bedrijven, zoals schoonheidsspecialisten en kleine kantoren aan huis, zoals accountants en belastingsadviseurs. Verder zijn er verspreid door de wijk praktijkruimten aan huis en in een enkel geval zelfstandige praktijken.

2.3.5 Verkeer en Vervoer

AUTOVERKEER

In Tweelingstad is op de parkweg (Engelserf-Veldkamp-Nassaulaan-De Wittenhagen), de Deventerweg en de Oranjelaan na, een weinig hiërarchisch stratenpatroon aanwezig. De verschillende woonbuurten zijn goed bereikbaar en met elkaar verbonden. Alle woonwijken zijn ingericht als 30 km/uur verblijfsgebied. De Oranjelaan en de Deventerweg zijn de belangrijkste ontsluitingswegen binnen de wijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00013-0004_0013.jpg"

PARKEREN

Het parkeren vindt voornamelijk plaats via langsparkeren en op eigen erf. In een aantal woonbuurten, zoals Slingerbos en De Wittenhagen, komen ook veel autoboxen voor. Grotere parkeerterreinen komen voor bij het winkelcentrum Tweelingstad, de perifere detailhandelslocatie aan de Deventerweg en langs de flats aan de Borgesiuslaan. Op een aantal (herontwikkelings)locaties zijn ook ondergrondse parkeergarages aangelegd, zoals bij het Jan van Nassaupark en Kranenburg-Zuid.

OPENBAAR VERVOER

Tweelingstad grenst aan het NS-station. Met name voor het westelijke deel van de wijk is dit station goed bereikbaar. Regionale buslijnen lopen door de wijk via de Oranjelaan (richting Ermelo-Amersfoort) en de Deventerweg (richting Apeldoorn). Daarnaast rijdt de stadsbus door de wijk.

FIETS- EN VOETPADEN

Langs de belangrijkste doorgaande wegen liggen fietspaden of fietssuggestiestroken. Op slechts een aantal plekken is sprake van aparte fietsverbindingen, zoals de fietstunnels onder de rijksweg en de spoorlijn en het fietspad bij het station.

Overal langs de openbare weg zijn voetpaden aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00013-0004_0014.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00013-0004_0015.jpg"

De Oranjelaan Groen langs de Beneluxlaan en het spoor

2.3.6 Groen en Water

GROENVOORZIENINGEN

Tweelingstad is een wijk waarin veel aandacht is besteed aan de groenstructuren. Een centraal element hierin is de zogenaamde parkweg (Engelserf-Veldkamp-Nassaulaan-De Wittenhagen). Hierlangs ligt de hoofdgroenstructuur. Ook de Deventerweg kent een brede groenzone, terwijl de historische Oranjelaan een mooie bomenlaan kent. In Slingerbos ligt nog een groot deel van het voormalige Slingerbos als groot groen park. Nieuwe ontwikkelingen als het Jan van Nassaupark, Kranenburg-Zuid en het Admiraalshof zijn ook voorzien van aantrekkelijke parkachtige structuren. Tenslotte is ter afscherming van de wijk een brede groenzone aangelegd tussen de wijk en de rijksweg A28. De A28 is hier verdiept in de stuwwal aangelegd. In het algemeen heeft de wijk door deze groenvoorzieningen een groen karakter, dat ook symbool staat voor de overgang van de stad naar het bosgebied achter de A28.
De groenstroken langs de spoorbaan dienen gereserveerd te worden voor toekomstige wateropvang.

SPEEL- EN SPORTVOORZIENINGEN

Door de woonbuurten verspreid komen speelvoorzieningen voor. Deze zijn veelal gelegen in de groenvoorzieningen. Aan de Beneluxlaan ligt het kleine sportpark 'Slingerbos' van de korfbalvereniging.

WATER

Tweelingstad is aangelegd op de flank van de stuwwal van de Veluwe. Dit gebied ligt hoger dan de overige wijken in Harderwijk. De maaiveldhoogte varieert tussen de circa NAP +8 m en NAP +3,5 m. Er is geen oppervlaktewaterstructuur aanwezig. Wel zijn er twee vijvers, die kunstmatig op peil worden gehouden, en enkele wadi's, die zich bij intensieve regenbuien vullen met hemelwater. In het verleden liep er een beek door het plangebied ('t Sypeltje); deze is gedempt. De bodem is zandig en, uitgaande van ervaringsgegevens, goed doorlatend. In het plangebied zijn nog vijf bodemverontreinigingen bekend met gehalten boven de toetsingswaarde. Vier hiervan betreffen verhoogde achtergrondwaarden nikkel. De vijfde betreft minerale olie en naftaleen.
De grondwaterstanden liggen over het algemeen diep genoeg onder maaiveld om nu en in de toekomst geen overlast te veroorzaken. Dit geldt niet voor het westelijke deel van het plangebied, dat in de grondwaterfluctuatiezone ligt. Hier is nu geen sprake van grondwateroverlast, maar de verwachting is dat dit in de toekomst wel het geval zal zijn als er geen maatregelen worden getroffen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de verschillende ruimtelijke beleidsvelden belicht. Het kan daarbij gaan om rijksbeleid en provinciaal en gemeentelijk beleid, maar ook om beleid van andere organisaties, zoals het waterschap.

3.2 Ruimtelijk Beleid

NOTA RUIMTE

In de Nota Ruimte staat het simpeler en sneller tot ontwikkeling en uitvoering brengen van ruimtelijke projecten centraal. Het Rijk houdt sterke bemoeienis met projecten en ontwikkelingen betreffende de ruimtelijke hoofdstructuur. Daarbuiten treedt het Rijk meer terughoudend en selectief op. Wel wordt een zekere te handhaven (ruimtelijke) basiskwaliteit omschreven. De verdere in-vulling ligt vooral bij provincies, regio's en gemeenten.


Wat betreft verstedelijking wordt ingezet op bundeling en nieuwbouw in be-staand stedelijk gebied. Nieuwe ontwikkelingen worden zoveel mogelijk aan-gesloten op bestaande bebouwing en infrastructuur. Verder stimuleert het rijk herstructurering en transformatie van zowel (verouderde) wijken als bedrij-venterreinen in het algemeen. De stedelijke ruimte dient zo optimaal mogelijk te worden benut. Verder dient rekening te worden gehouden met recreatieve waarden, het groen en het water. Regionale afstemming is een noodzaak.


STREEKPLAN GELDERLAND 2005

Het Streekplan Gelderland 2005 kiest voor versterking van de ruimtelijke kwa-liteit in Gelderland. Dat gebeurt door op provinciaal niveau te sturen op ken-merken en waarden die van provinciaal belang worden geacht: natuur en water ('groenblauw raamwerk'), maar ook de ruimtelijke ontwikkelingen in het 'rode raamwerk' van stedelijke functies en infrastructuur.


Voor Harderwijk betekent dit dat de regionale centrumfunctie wordt voortge-zet en geïntensiveerd. Harderwijk kan zich profileren als een krachtige en aantrekkelijke stad op het gebied van wonen, werken en voorzieningen. Aan-dacht gaat daarbij uit naar binnenstedelijke transformatieprocessen en be-reikbaarheid, gekoppeld aan de potenties van het knooppunt station Harderwijk, Waterfront en de opwaardering van de N302.


Op het vlak van de regionale bedrijventerreinplanning is de ontwikkeling van het regionale bedrijventerrein Lorentz Oost in beeld. Daarna is er in Harder-wijk geen ruimte meer om de regionale bedrijvigheid te accommoderen. In een convenant met Flevoland is daarom de overloopfunctie van Flevoland voor regionale bedrijvigheid vastgelegd.


STRUCTUURPLAN HARDERWIJK 2020

Op basis van een interactief Stadsforum is in 2003 de Stadsvisie Harderwijk 2020 opgesteld. Deze visie is door de gemeente vertaald in een ruimtelijk plan: Structuurplan Harderwijk 2020. Dit structuurplan geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van Harderwijk aan tot circa 2020 en is op 15 juni 2006 door de gemeenteraad vastgesteld. Hiermee vervangt het plan de Ont-wikkelingsvisie Harderwijk uit 1998.


Centraal in het structuurplan staat dat Harderwijk een stad is met kwaliteiten. Harderwijk is prachtig gelegen, tussen de randmeren en de Veluwe en centraal in het land. De historische binnenstad is uitnodigend. Het Dolfinarium is een attractie van de eerste orde, maar voor een blijvende toeristische betekenis een te smalle basis. Ingezet wordt daarom op versterking van de kwaliteiten: het water, de Veluwe en de binnenstad.


Om dit te verwezenlijken is er in het Structuurplan onder meer een gebiedsge-richt beleid verwoord. Voor Tweelingstad is een aantal ontwikkelingen aange-geven. Het betreft met name de opwaardering van het bedrijventerrein Sypel (valt buiten dit bestemmingsplan) en een (her)ontwikkeling van de terreinen rondom het NS-station en het defensieterrein Kranenburg-Noord. Kranenburg-Noord moet een open en groen woongebied worden met maximaal 200 wonin-gen. Verder is er ruimte voor maatschappelijke functies met bij voorkeur een regionale uitstraling. Voor deze ontwikkelingen zal te zijner tijd een afzonder-lijke planologische procedure worden gevoerd. Ten aanzien van belangrijke structuurdragers wordt de Deventerweg opgewaardeerd als recreatieve fiets-verbinding richting de Veluwe. Langs de Oranjelaan is het statige karakter met villa's en buitens karakteristiek. Dit karakter dient behouden te blijven.

3.3 Wonen

Op basis van een woningbehoefteonderzoek heeft Harderwijk haar woonbeleid aangepast naar de behoeften voor de komende jaren. De belangrijkste bevin-dingen betreffen het grote en urgente woningtekort in de stad en het gebrek aan middeldure en dure huurwoningen, alsmede goedkope koopwoningen. Harderwijk wil het bouwtempo dan ook gaan opvoeren tot circa 350 woningen per jaar en tegelijk een verschuiving aanbrengen in het woningbouwprogram-ma, door meer huurwoningen en goedkope koopwoningen te gaan bouwen. Dit zal hoofdzakelijk plaatsvinden op nieuwe uitleg- en ontwikkelingslocaties. Op inbreidingslocaties zal het woningbouwprogramma dienen te zorgen voor een meer gevarieerd woningaanbod in de wijk. Voor Tweelingstad is daarbij de locatie op de kruising Nassaulaan/Julianalaan in beeld.


W o o n v i s i e H a r d e r w i j k 2 0 1 0

Het woonbeleid van de gemeente Harderwijk is verwoord in de Woonvisie Har-derwijk 2010 (vastgesteld door de raad in maart 2004). De woonvisie gaat uit van:

  • een fors bouwtempo;
  • het bijstellen van de nieuwbouwprogrammering in de richting van meer huur en meer goedkope koopwoningen;
  • een op doorstroming gerichte nieuwbouwprogrammering;
  • bijzondere aandacht voor starters;
  • versterken samenhang tussen wonen, zorg en welzijn;
  • duurzame, veilige en gevarieerde woonomgeving.


Het streven is erop gericht om op elke locatie van enige omvang de volgens de woonvisie gewenste woningdifferentiatie (verdeling huur/koop en naar prijs-klassen) te realiseren. Bij inbreidingslocaties speelt daarnaast mee dat de woningbouw ook moet bijdragen aan een meer gevarieerd woningaanbod in de betreffende wijk. In Tweelingstad zal Kranenburg Noord een belangrijke in-breidingslocatie zijn.


De woonvisie heeft als één van de kernpunten het versterken van de samen-hang tussen wonen, zorg en welzijn.


M a s t e r p l a n W o n e n, z o r g e n w e l z i j n H a r d e r w i j k

Het Masterplan Wonen, zorg, welzijn Harderwijk (27 februari 2008) gaat speci-fiek op dit thema in. Het masterplan is opgebouwd uit twee delen. Het eerste deel bevat de gezamenlijke visie op de voorzieningen op het gebied van wo-nen, welzijn en zorg en de afspraken die de spelers met elkaar aangaan en het tweede deel is het ontwikkelingsplan voor een termijn van een aantal jaren, waarin een vooruitblik wordt gegeven op het concrete voorzieningenaanbod.

Het masterplan geeft ook aan hoe de koppeling tussen wonen, zorg en welzijn ruimtelijk gestalte kan krijgen, namelijk via het zogenoemde STAGG model en daaraan gekoppeld de woon-zorgzone. Het STAGG model gaat ervan uit dat op wijkniveau voldoende voorzieningen beschikbaar zijn voor de zorgvragers. De woon-zorgzone is een uitvloeisel van deze visie. Rondom wijksteunpunten zijn verschillende woon-zorgvoorzieningen gegroepeerd, van licht tot zwaar. In het wijksteunpunt zijn diensten beschikbaar, zowel haaldiensten als brengdien-sten. Dit alles veronderstelt verder een voldoende aanbod aan geschikte wo-ningen en woonvoorzieningen, de nabijheid van voorzieningen als winkels en een toegankelijke en veilige openbare ruimte.


Het Masterplan wonen, zorg en welzijn is op 17 april 2008 door de gemeente-raad vastgesteld. De wijkcombinatie Tweelingstad komt in aanmerking voor de ontwikkeling van een wijksteunpunt en daaromheen een woon-zorgzone.

3.4 Archeologie- En Monumentenbeleid

NOTA BELVEDÈRE

In de nota Belvedère maakt het Rijk zich sterk voor de cultuurhistorische waarden in een plaats of streek. Deze waarden dienen, meer dan in het verle-den, richtinggevend te zijn voor de ruimtelijke inrichting. Harderwijk is aan-gewezen als Belvedèrestad. Hieraan gerelateerde elementen en structuren dienen herkenbaar in het bestemmingsplan een plaats te krijgen. Dit betreft echter voornamelijk de binnenstad van Harderwijk.


ARCHEOLOGIE

Harderwijk heeft in 2001 een Startnotitie archeologie vastgesteld. Met de wij-ziging van de Monumentenwet, teneinde daarmee het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving op te nemen, is het mogelijk een definitieve archeolo-gienota op te stellen. De nieuwe wetgeving biedt de gemeente de mogelijkhe-den om - in het bijzonder via hun bevoegdheden ter zake van de ruimtelijke ordening - maatregelen te nemen tegen het verstoren van archeologische waarden. Op basis van de nieuwe Monumentenwet wordt het voor de gemeen-te ook mogelijk om:

  • bij verordening regels te stellen over eisen aan het opgravingonderzoek;
  • bij verordeningsgevallen vast te stellen waarin kan worden afgezien van archeologisch onderzoek (artikel 38);
  • bij een bestemmingsplan te bepalen dat een aanvrager van een bouw-vergunning een rapport over de archeologische waarden dient te over-leggen en te bepalen dat aan de bouwvergunning archeologische voorschriften kunnen worden verbonden (artikel 40);
  • de aanvrager van een vrijstellingsbesluit te verplichten een rapport over de archeologische waarden te overleggen en aan het vrijstellingsbesluit archeologische voorschriften te verbinden (artikel 41);
  • het niet van toepassing zijn van deze bepalingen op projecten met een oppervlakte kleiner dan 100 m2 naar boven en/of naar beneden bij te stellen (artikel 41a).


Dit alles is opgenomen in de nieuwe Archeologienota Harderwijk welke op 17 april 2008 is vastgesteld door de Raad. Hierin zijn ook geactualiseerde versies van de archeologische verwachtingskaarten te vinden.

In het beleidsdocument is zowel een kaart opgenomen waarop is aangegeven welke grondsoorten er voorkomen met de hieraan gekoppelde archeologische verwachtingswaarde. Met uitzondering van de lage zandgronden geldt voor alle gronden dat er een hoge archeologische verwachtingswaarde is. Dit geldt dus voor vrijwel het gehele plangebied.
Tevens is er een archeologische verwachtingskaart opgenomen. Hierop is af te lezen dat vrijwel het gehele plangebied valt binnen een gebied met middelho-ge waarden en dat enkele gebieden zijn verstoord.
Bij planvorming dient vroegtijdig inventariserend veldonderzoek plaats te vinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00013-0004_0016.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00013-0004_0017.jpg"

3.5 Welstandsbeleid

In de welstandsnota van Harderwijk wordt invulling gegeven aan de esthetische aspecten van het ruimtelijke kwaliteitsbeleid. De welstandsnota gaat daarbij vooral in op de architectonische aspecten van bouwwerken, zoals massa, vorm, kleur- en materiaalgebruik en detaillering. In stedenbouwkundige zin spreekt de welstandsnota zich uit over de uitstraling en ligging van de bebouwing in relatie tot de omgeving. Binnen de welstandsnota wordt bij bouwkundige ingrepen onderscheid gemaakt naar verschillend type criteria: loketcriteria, objectcriteria en gebiedsgerichte criteria.
De kleine bouwactiviteiten, zoals het plaatsen van een dakkapel, het bouwen van een aan- of uitbouw of het plaatsen van een erfscheiding, zijn ofwel vergunningvrij of vallen binnen de, aan het loket af te handelen, loketcriteria. Deze criteria zijn objectief bepaalbaar en kenbaar. Bij grotere bouwingrepen wordt teruggevallen op de gebiedsgerichte criteria. In Tweelingstad gaat daarbij de meeste aandacht uit naar de twee ruimtelijke dragers: de Oranjelaan en de Deventerweg. Hier geldt een hoger welstandsniveau. Voor het overige dienen aanpassingen en verbouwingen te passen in de karakteristiek van de omgeving.

Voor de nieuwe ontwikkelingslocaties Prinsenhof en Veldkampkerk zijn ten aanzien van de beeldkwaliteit gebiedsgerichte criteria opgesteld. Dit beeldkwaliteitplan is opgenomen in de bijlage van deze toelichting en vormt een aanvulling op de Welstandsnota van de gemeente Harderwijk.

3.6 Milieubeleid

Het beleid is gericht op het beperken van geluid- en stankhinder, het saneren van verontreinigde bodems en het terugdringen van het gebruik van natuurlijke grondstoffen door middel van duurzaam materiaalgebruik, energiezuinig bouwen, integraal waterbeheer en zuinig ruimtegebruik. Aan dit beleid wordt op een gefaseerde wijze invulling gegeven.

3.7 Waterbeleid

Het belang van water als ordenend principe binnen de ruimtelijke planvorming neemt snel toe. Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten hebben in 2001 een startovereenkomst getekend met als doel de watersystemen op orde te krijgen en te houden. De startovereenkomst voorziet in de opstelling van regionale stroomgebiedsvisies, waarin het toekomstige waterbeheer, in relatie tot de ruimtelijke ordening, wordt aangegeven.

WATERBELEID 21E EEUW

Met het Waterbeleid 21e eeuw speelt het Rijk in op toekomstige ontwikkelingen, die hogere eisen stellen aan het waterbeheer. Het gaat hierbij om onder andere de klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelrijzing. Het waterbeleid 21e eeuw heeft twee principes voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd. Dit zijn de tritsen:

  • vasthouden, bergen en afvoeren;
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren.

De trits 'vasthouden, bergen en afvoeren' houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms in een stroomgebied wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren, wordt het water afgevoerd. Bij 'schoonhouden, scheiden en zuiveren' gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste, wanneer schoonhouden en scheiden niet mogelijk is, komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.

DE WATERTOETS

Op basis van beleid dat voortkomt uit de nota 'Waterbeleid 21e eeuw' is een watertoets verplicht gesteld bij de ruimtelijke planvorming. Deze watertoets is een (proces)instrument om ruimtelijke plannen en besluiten te toetsen, op de mate waarin rekening is gehouden met waterhuishoudkundige aspecten. Het gaat daarbij onder meer om aspecten als:

  • voldoende ruimte voor water (berging, infiltratie, aan- en afvoer);
  • voorkomen van wateroverlast en afwenteling van wateroverschotten op anderen;
  • voldoende aandacht voor effecten op de ecologische waterkwaliteit (biologisch gezond);
  • het garanderen van de veiligheid (overstroming);
  • het voorkomen van te lage of te hoge grondwaterstanden.

De watertoets is niet alleen een toets, maar is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van ruimtelijke plannen en besluiten. De initiatiefnemer van een ruimtelijk plan dat op een of andere wijze effect kan hebben op het watersysteem (oppervlaktewater, grondwater, waterkeringen) is verantwoordelijk voor het opnemen van een waterparagraaf in het betreffende plan. In de waterparagraaf dient de initiatiefnemer het wateradvies van de waterbeheerder(s) op te nemen, de afwijkingen hiervan te motiveren (afwegen) en eventuele compenserende of mitigerende maatregelen voor te stellen.

In overleg met Waterschap Veluwe zijn de volgende thema's als relevant benoemd voor het bestemmingsplan Tweelingstad-Slingerbos:

  • afkoppelen;
  • voorkomen van grondwateroverlast;
  • beleving.

A f k o p p e l e n

De gemeente Harderwijk zal in Tweelingstad verhard oppervlak afkoppelen van het gemengde stelsel waar dat haalbaar is. In de praktijk betekent dat: bij grootschalige ingrepen in het openbaar gebied, zoals rioolvervanging, herstructurering en vervanging van wegen. Hierbij wordt het afgekoppelde hemelwater geborgen en geïnfiltreerd in (een combinatie van) IT-riolen en wadi's. Hiervoor geldt een bergingsnorm van 10 mm. Daarboven worden neerslagoverschotten waar mogelijk afgevoerd naar oppervlaktewater, in de toekomst kan hier ook 't Sypeltje voor worden gebruikt. Daarbij geldt als norm dat de watergang niet overstroomt bij een T=100. Mogelijk kan in de toekomst ook overtollig hemelwater worden afgevoerd naar het oppervlaktewaterstelsel in Stadsweiden. Hemelwateroverschotten die niet via het oppervlaktewaterstelsel kunnen worden afgevoerd, worden afgevoerd via het gemengde stelsel.

V o o r k o m e n v a n g r o n d w a t e r o v e r l a s t

Het westelijke deel van het plangebied Tweelingstad ligt in de grondwaterfluctuatiezone. De verwachte grondwaterstijging kan in dit gebied tot overlast leiden. Om dit te voorkomen, zal in de toekomst, waar nodig, overtollig grondwater worden afgevangen en afgevoerd naar het oppervlaktewaterstelsel in Stadsweiden. Om de stijging van het grondwater te kunnen monitoren, wordt een grondwatermeetnet opgezet.

B e l e v i n g

Om de beleving van water te vergroten, kan 't Sypeltje weer bovengronds worden gehaald. Bij de inrichting wordt rekening gehouden met het feit dat deze niet permanent watervoerend zal zijn. Indien mogelijk wordt de watergang benut voor het opvangen van afgekoppeld hemelwater en het verminderen van de grondwateronttrekking ten behoeve van het op peil houden van de vijver aan de bron van de watergang. Wadi's worden gerealiseerd in openbaar gebied. Dit vergroot het besef van hoe de gemeente Harderwijk in stedelijk gebied omgaat met water.

Deze wateraspecten zijn uitgewerkt in het concept watertoetsdocument, dat is voorgelegd aan het Waterschap Veluwe. Het waterschap heeft vervolgens in een formeel wateradvies gereageerd dat zij geen opmerkingen heeft.

INTEGRAAL WATER-BEHEERSPLAN VELUWE 2002-2006

Als vervolg op het Integraal Waterbeheersplan Veluwe en Vallei, heeft het Waterschap Veluwe een nieuw Integraal Waterbeheersplan opgesteld. In het plan heeft het waterschap leidende principes geformuleerd voor het waterbeheer. Dit zijn:

  • watersysteembenadering:
    1. 1. per stroomgebied zal het waterschap aangeven welke mogelijkheden het watersysteem biedt aan diverse gebruiksvormen en wat de gevolgen zijn, indien voor een bepaalde vorm wordt gekozen;
  • waterketenbenadering:
    1. 1. een optimale dimensionering van het geheel van rioleringssysteem, afvalwatertransportsysteem en zuiveringsinstallatie wordt nagestreefd, uitgaande van een brongerichte benadering (zoveel mogelijk water in het systeem houden); in bebouwd gebied komen watersysteem- en waterketenbenadering bij elkaar;
  • veiligheid:
    1. 1. bescherming tegen hoog water en beperken van wateroverlast;
  • water als mede ordenend principe in de ruimtelijke ordening:
    1. 1. studie naar geschikte en minder geschikte locaties voor verschillende vormen van grondgebruik (zie ook Blauwdruk);
  • geen afwenteling:
    1. 1. vasthouden, bergen en dan pas lozen van regenwater;
    2. 2. schoon houden (van regenwater, grondwater en oppervlaktewater) in plaats van achteraf zuiveren;
    3. 3. een optimale verdeling van water, maar niet tegen elke prijs;
  • ecologisch gezonde water- en (natte) landnatuur; ook in de stad:
    1. 1. de omstandigheden voor plant en dier zijn zodanig dat ze er zich kunnen handhaven, of na verstoring opnieuw kunnen vestigen; in stedelijke gebieden worden de watergangen, waar mogelijk, op een aantrekkelijke wijze ingericht en het beheer en onderhoud wordt mede afgestemd op de aanwezige natuurwaarden.

WATERPLAN HARDERWIJK 2006-2009

Het Waterplan Harderwijk is een gezamenlijk plan van de gemeente en het waterschap. Met dit plan willen beide partijen, samen met burgers, verenigingen en andere betrokkenen, verder werken aan het verbeteren van het water in Harderwijk. De hoofddoelstelling van het Waterplan Harderwijk is: "In beeld te brengen en uitvoeren van de benodigde maatregelen voor het realiseren en behouden van een veilig, veerkrachtig en ecologisch gezond functionerend watersysteem met het oog op een aantrekkelijke en gezonde leefomgeving".
In dit Waterplan is onder meer een Kansen- en knelpuntenkaart opgenomen en een Visiekaart. Voor de wijk Tweelingstad staat alleen Slingerbos op de Kansen en knelpuntenkaart en wel als gebied dat valt binnen de grondwaterfluctuatiezone. In dit gebied is extra aandacht nodig gezien de in de toekomst te verwachten hogere grondwaterstanden. Op de Visiekaart is voor Tweelingstad het herstel van de oude beekloop De Sypel (langs Kranenburg) aangegeven. Aanvullend op het Waterplan is besloten dat de groenstroken langs de spoorbaan gereserveerd dienen te worden voor waterberging.
De visie reikt tot 2050, dus speelt het mogelijk pas op de langere termijn. Verder geldt voor alle wijken met een gemengd rioolstelsel dat herstructureringsprojecten gecombineerd worden met het afkoppelen van hemelwater.

3.8 Sport-, Groen- En Recreatiebeleid

SPORT

Met de verdere groei van Harderwijk naar 50.000 inwoners zijn ook extra sportvoorzieningen nodig. Extra sportvelden zijn nog niet nodig, maar wel sportaccommodaties (sporthal, tennisaccommodatie). Waar deze accommodaties binnen de stad worden gevestigd, is nog onderwerp van studie.

GROEN

Hoofddoelstelling van beleid is de hoofdstructuur van stedelijk groen (de Groene Mal) in stand te houden en te versterken. Hier zal niet worden gebouwd en worden ontbrekende schakels hersteld. Voor Tweelingstad vormt de 'park-as' een onderdeel van de Groene As met daarin noord-zuid gerichte verbindingen richting Kranenburg en de Beukenlaan.

RECREATIE

Harderwijk is een toeristenstad, vooral dankzij het Dolfinarium. Het beleid zal de komende jaren vooral gericht zijn op het verbreden van het toeristische aanbod. Ingezet wordt op het aantrekkelijker maken van de binnenstad, het verbeteren van de relatie met het water bij de binnenstad en het versterken van de relatie van Harderwijk met de Veluwe. Deze beleidsintenties hebben in die zin gevolgen voor Tweelingstad, dat het versterken van de relatie met de Veluwe, via deze wijk zal moeten worden vormgegeven. Te denken valt aan de bewegwijzering en het vormgeven van de langzaam verkeersverbindingen, waarbij die van de Deventerweg-Groene Corridor richting bosgebied de aandacht heeft.

3.9 Verkeer- En Vervoersbeleid

Het gemeentelijke Verkeers- en vervoersplan (4 juni 2003) beschrijft het verkeers- en vervoersbeleid in relatie tot de toekomst van Harderwijk.
Met het thema Bereikbare stad in de Ontwikkelingsvisie Harderwijk wil de gemeente de ligging van Harderwijk benutten met goede aansluitingen op het externe systeem van autowegen, spoorlijn en vaarwegen. Maatregelen hiertoe zijn het verbeteren van de infrastructuur (met woonkernen in de omgeving) en de aansluiting op interregionale vervoersassen.
Het verbeteren van de infrastructuur zal nadrukkelijk een bijdrage leveren aan het lokale en regionale verkeers- en vervoersbeleid, dat gericht is op beïnvloeding van de vervoersmiddelenkeuze richting openbaar vervoer en langzaam verkeer.
Enerzijds gaat het om de afstemming met andere beleidssectoren en anderzijds wordt invulling gegeven aan diverse onderliggende deelplannen, zoals categorisering van wegen, verkeersveiligheid, openbaar vervoer en parkeren.

Enkele beleidskeuzes ten aanzien van woonwijken binnen Harderwijk zijn:

  • aanbrengen van een categorisering om de verkeersveiligheid te bevorderen (alle wegen zijn inmiddels ingericht als 30 km/uur-gebied);
  • het realiseren van een goed en samenhangend fietsnetwerk;
  • iedere woonwijk dient een goede openbaar vervoersverbinding te hebben met het treinstation.

3.10 Economisch Beleid

Het economische beleid is gericht op het optimaal benutten van de beschikbare ruimte en het bieden van meer uitgesproken, gedifferentieerde werkmilieus. Verder wordt er ruimte geboden aan kleinschalige werkgelegenheid in de woonomgeving, waar dat kan (functiemenging). De milieuhinder van bestaande en nieuwe bedrijvigheid dient tot een zo laag mogelijk niveau te worden beperkt, terwijl milieuhinderlijke activiteiten dienen te worden geweerd uit de directe woonomgeving.

Hoofdstuk 4 Beperkingen

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden ruimtelijke randvoorwaarden en belemmeringen beschreven, die voortkomen uit milieuhygiënische aspecten. De milieuaspecten kunnen betrekking hebben op geluid, lucht, geur, bodem en externe veiligheid. In kaart 4.1 staan de belangrijkste belemmeringen aangegeven. Verder wordt aandacht geschonken aan de belangrijke routes ten aanzien van kabels, leidingen en straalpaden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00013-0004_0018.jpg"

4.2 Milieu

4.2.1 Geluid

Verkeerswegen en spoorwegen hebben volgens de Wet geluidhinder (Wgh) aan weerszijden zones. Een zone kan, afhankelijk van de situatie, een breedte hebben van 100 tot 600 m. Binnen deze wettelijke zones geldt het grenswaardensysteem van de Wgh voor het toetsen van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen. Akoestisch onderzoek is noodzakelijk, indien dergelijke bestemmingen nieuw in de wettelijke zones worden geprojecteerd.
In artikel 76 Wgh staat omschreven dat bij vaststelling of herziening van een bestemmingsplan de waarden uit de Wet in acht genomen moeten worden. Voor wegverkeer is dit de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Hierbij geldt voor de 30 km/uur zones geen onderzoeksplicht ten aanzien van weglawaai. Voor spoorweglawaai is de voorkeursgrenswaarde 55 dB. Lid 4 van artikel 76 geeft echter aan dat dit niet van toepassing is, wanneer de wegen en woningen al aanwezig zijn.

SITUATIE TWEELINGSTAD

Op kaart 4.1 zijn de (spoor-)wegen met een geluidszone binnen Tweelingstad aangegeven. Het kan zijn dat in de praktijk de geluidscontour minder ver zal reiken dan de uiterste grens van de wettelijke geluidzone, door de toepassing van technische en ruimtelijke sanerende maatregelen. Het gaat om de N302, de spoorweg Amersfoort-Zwolle, de Deventerweg, de Oranjelaan en de rijksweg A28. Overlast van met name de rijksweg en de N302 wordt zoveel mogelijk voorkomen door het gebruik van geluidsschermen, een groene afschermende zone en geluidswerende bebouwing. Naar verwachting zal in 2011 een onderzoek worden uitgevoerd naar geluid ten gevolge van de A28.
In de praktijk is de verwachting dat, door de al aanwezige beschermende maatregelen, de feitelijke geluidscontouren van beide wegen minder ver liggen dan op kaart 4.1 is aangegeven.

4.2.2 Luchtkwaliteit

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (Wm). Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wm in werking getreden.

NSL/NIBM

Hierin zijn grenswaarden voor PM10 (fijn stof) en NO2 (stikstofdioxide) opgenomen. De uitstoot van PM10 en NO2 is afkomstig van wegverkeer. Aan de zuidzijde van het plangebied Tweelingstad is de A28 gelegen en aan de westzijde de N302. De ligging van deze verkeersaders kan invloed hebben op de luchtkwaliteit binnen de wijk Tweelingstad.

GEUR

Geurproblematiek is niet aan de orde binnen de plangrenzen van Tweelingstad. In en om het plangebied zijn enkele bedrijvenlocaties aanwezig. Eventuele geuremissies van bedrijvigheid worden via AMvB's gereguleerd en leiden niet tot overlast in het plangebied.

4.2.3 Bodem

De Bodemgesteldheid in de wijk Tweelingstad is geschikt voor het huidige gebruik. Verder heeft de bodemgesteldheid over het algemeen geen belemmering voor de toekomstige planontwikkeling, aangezien voornamelijk slecht licht verhoogde gehalten en concentraties in de bodem zijn aangetroffen. Er zijn een aantal uitzonderingen. Op deze locaties moet bij eventuele planvorming in de toekomst rekening worden gehouden met de aanwezige bodemverontreiniging.

Als uitgangspunt voor deze analyse zijn de gegevens uit het provinciale bodemloket en het gemeentelijke bodemarchief (bodeminformatiesysteem).

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00013-0004_0019.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00013-0004_0020.png"

Gegevens van het provinciale bodemloket

Gegevens van het gemeentelijk bodeminformatiesysteem Strabis

  1. 1. G r a a f O t t o l a a n 1 5 - 1 7
    Tijdens onderzoek in 1999 is er een sterk verhoogde concentratie aan minerale olie en een matig verhoogde concentratie aan naftaleen in het grondwater aangetoond.
  2. 2. M e c k e l e n b u r g l a a n 2
    Tijdens onderzoek in 1994 is in de grond een sterk verhoogd gehalte aan zink aangetroffen en in het grondwater een sterk verhoogde concentratie aan chroom en een matig verhoogde concentratie aan nikkel.
  3. 3. M c k e l e n b u r g l a a n 1 0
    Tijdens onderzoek in 1992 is een sterk verhoogde concentratie aan koper in het grondwater aangetoond.
  4. 4. O r a n j e l a a n 4
    Tijdens onderzoek in 1995 is een sterk verhoogde concentratie aan nikkel in het grondwater aangetoond.
  5. 5. O r a n j e l a a n 3 1
    Tijdens onderzoek in 1995 is een sterke verhoogd gehalte aan PAK10 totaal in de grond aangetroffen. In het grondwater is een matig verhoogd gehalte aan nikkel in het grondwater aangetoond.
  6. 6. O r a n j e l a a n 8 1
    Tijdens onderzoek in 1995 is in het grondwater een matig verhoogde concentratie aan nikkel aangetoond.
  7. 7. T h o r b e c k e l a a n 4 7
    Tijdens onderzoek in 2005 is in de grond een matig verhoogd gehalte aan minerale olie aangetoond. Mogelijk zijn er nog ondergrondse tanks aanwezig.

Daarnaast zijn op diverse locaties nog ondergrondse tanks aanwezig die mogelijk een bodemverontreiniging hebben veroorzaakt. Ook zijn er diverse tanks afgevuld of verwijderd. Mogelijk is dit niet in alle gevallen op de juiste wijze gedaan.

De meeste onderzoeken binnen de wijk Tweelingstad zijn verouderd (ouder dan vijf jaar). In het geval van herontwikkeling/ herinrichting/ nieuwbouwprojecten is het noodzakelijk nieuw onderzoek te laten uitvoeren conform de NEN-5740. Voor grondverzet kan, naast een Ap-04onderzoek conform het bouwstoffenbesluit, in overleg met het bevoegd gezag, gebruik worden gemaakt van de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart annex bodembeheerplan.

4.2.4 Externe veiligheid

De risicobenadering kent twee begrippen, om het risiconiveau voor activiteiten met gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving aan te geven. Er zijn normen opgesteld voor het plaatsgebonden risico (PR, locatiegericht) en het groepsrisico (GR, gericht op grootte van een slachtoffergroep). Het plaatsgebonden risico (PR) van een bepaalde activiteit is de kans dat een persoon, die continu en onbeschermd op die plaats aanwezig is, komt te overlijden als gevolg van een ongeval met die activiteit. Dit risico is weer te geven op een kaart. Plaatsen met eenzelfde risico worden verbonden door een iso-risicocontour. De grenswaarde voor het plaatsgebonden risico geeft de maximaal toelaatbare kans dat een individu komt te overlijden ten gevolge van een bepaalde activiteit en wordt beschouwd als een wettelijke grenswaarde.

Het groepsrisico (GR) is de kans per jaar dat, in één keer, een groep mensen van een bepaalde omvang komt te overlijden als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De norm voor het groepsrisico is een oriënterende waarde, die wordt omschreven als de kans per jaar dat in één keer een groep mensen van een bepaalde omvang komt te overlijden. Het GR wordt weergegeven in een grafiek (de fN-curve), waarin het aantal dodelijke slachtoffers (N) logaritmisch wordt uitgezet tegen de cumulatieve kans (f) op dat aantal slachtoffers per jaar.

Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A28 kan gevaar opleveren voor bewoners. De vigerende risiconormering is vastgelegd in de Nota Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen 1996 (RNVGS). Formeel heeft het RNVGS geen wettelijke status, maar er is bij ontbreken van andere wetgeving, wel jurisprudentie ontstaan. Voor het plaatsgebonden risico geldt dat, buiten de 10-6 risicocontour, alle bestemmingen zijn toegestaan.

SITUATIE TWEELINGSTAD

Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A28 en de N302 kan gevaar opleveren voor bewoners. Uit onderzoeken (Externe veiligheid vervoer gevaarlijke stoffen Drielanden West en Tweelingstad te Harderwijk, 27 november 2007 en Externe Veiligheid N302 Harderwijk, 12 februari 2007) blijkt dat de grenswaarde van 10-6/jaar voor het plaatsgebonden risico niet wordt overschreden. Tweelingstad ligt daarvoor op een te grote afstand van de A28.
Uit deze onderzoeken blijkt eveneens dat de oriëntatiewaarde van het groepsrisico niet wordt overschreden.

Voor het spoor geldt dat er geen overschrijding van de grens- en richtwaarde van 10-6/jaar voor het persoonsgebonden risico is. Voor het groepsrisico is sprake van een overschrijding van de oriëntatiewaarde, de factor ten opzichte van de oriëntatiewaarde is 1,04. Dit geldt voor de vervoerssituatie met realisatiecijfers 2007 van Prorail. De realisatiecijfers van 2008 geven geen overschijding meer van de oriëntatiewaarde. Tweelingstad/Slingerbos is een consoliderend bestemmingsplan, er verandert niets. Het plan heeft dan ook geen invloed op het groepsrisico Het groepsrisico is aanvaardbaar.

Een andere mogelijke risicobron vormt het LPG-tankstation aan de Oranjelaan. Voor het plaatsgebonden risico gelden de volgende richtafstanden: 35 m vanaf het vulpunt van de ondergrondse LPG-tank, 25 m vanaf de ondergrondse LPG-tank en 15 m vanaf de afleverzuil voor LPG. Deze grens- en richtwaarden worden in het voorliggende bestemmingsplan niet overschreden. Binnen deze contouren is de vestiging van kwetsbare objecten niet toegestaan. Beperkt kwetsbare objecten zijn, mits gemotiveerd, wel toegestaan. Uit onderzoek (Groepsrisico LPG-tankstation Oranjelaan te Harderwijk, 13 mei 2008) blijkt dat er geen overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico plaatsvindt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00013-0004_0021.png"

Risicoatlas provincie Gelderland

4.3 Kabels, Leidingen, Straalpaden

Langs de buitenzijde van de Thorbeckelaan, tussen het spoor en de Heinsiuslaan, loopt een hoofdaardgasleiding die vervolgens afbuigt naar de Ceintuurbaan. Er loopt verder geen straalpad over de wijk. Een hoogspanningsleiding loopt op een afstand van minimaal 500 m ten zuiden van de wijk, waardoor het geen belemmering vormt voor het plangebied.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de planopzet beschreven voor de belangrijkste beleidsvelden. De beschrijving van de huidige situatie heeft al plaatsgevonden in hoofdstuk twee. Na eerst de uitgangspunten van het plan te vermelden, wordt in dit hoofdstuk, vooral per beleidsthema, stilgestaan bij een aantal nieuwe ontwikkelingen en/of ervaren knelpunten. Vervolgens wordt beschreven op welke wijze daarmee in dit bestemmingsplan wordt omgegaan. Dit kan door middel van kleinschalige oplossingen binnen de bestemming (beheersmaatregelen) of door de introductie van nieuwe of gewijzigde bestemmingen voor meer ingrijpende veranderingen.

5.2 Uitgangspunten

Uitgangspunt van het onderhavige bestemmingsplan 'Tweelingstad-Slingerbos' is het consolideren van de bestaande situatie. Dit betekent dat de bestaande ruimtelijke opzet gehandhaafd zal blijven. Op een enkele locatie worden nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betreft concreet de locatie op de kruising Julianalaan/Nassaulaan. Verder bestaan de ontwikkelingen waarin het plan voorziet, voornamelijk uit functieverruimingen, zoals ten behoeve van het voormalige belastingkantoor en het in het plan opnemen van met vrijstelling vergunde activiteiten en bouwwerken (veelal praktijkruimten).

Met dit nieuwe bestemmingsplan Tweelingstad-Slingerbos ontstaat nu voor elke bewoner in de wijk een gelijke bestemmingsplanregeling. Verder wordt rekening gehouden met de maatschappelijke ontwikkelingen sinds de jaren zeventig. Dit uit zich in het plan, door rekening te houden met de behoefte aan meer woonruimte, de behoefte aan parkeerplaatsen en flexibelere gebruiksmogelijkheden van de woning.

5.3 Wonen

5.3.1 Ontwikkelingen

WONINGWIJZIGINGEN

Tweelingstad is in hoofdzaak een woonwijk. In de loop van de tijd zijn er bij de gemeente diverse verzoeken binnengekomen om de woning op enigerlei wijze te veranderen en/of te vergroten. Te denken valt aan dakkapellen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen. Al dan niet met vrijstelling zijn veel van deze verzoeken ingewilligd. Deze verzoeken geven een belangrijke indicatie van de woonwensen in de wijk. Er bestaat behoefte aan meer woonruimte en woonkwaliteit.

VOORMALIGE OPENBARE GEBOUWEN

In het verleden zijn binnen de wijk openbare gebouwen leeg komen te staan. Het gaat dan vooral om schoolgebouwen en kerken. Veelal heeft er vervolgens een ontwikkeling plaatsgevonden met woningbouw. Deze trend lijkt nu wat af te vlakken.

PRINSENHOF

Binnen het bestemmingsplan is de nieuwbouw op de voormalige schoollocatie aan de Julianalaan (Prinsenhof) opgenomen, waarvoor eerder een planologische vrijstellingsprocedure is doorlopen. De bijbehorende ruimtelijke onderbouwing is als Bijlage 3 toegevoegd bij deze toelichting. Voor de ontwikkeling Prinsenhof is een apart beeldkwaliteitplan opgesteld. De welstandsnota 2007 als beleidsinstrument is voor wat betreft de gebiedscriteria toegespitst op het consolideren van het bestaand stedelijk gebied. Nieuwe ontwikkelingen, inbreidingen of herontwikkelingen zijn bij de welstandsbeoordeling soms een leemte in het bestaand stedelijk gebied als deze niet genoemd worden. Derhalve is het beeldkwaliteitplan Prinsenhof en Veldkampkerk als aanvulling op de welstandsnota 2007 opgesteld. Dit beeldkwaliteitplan is opgenomen in de bijlage van deze toelichting.

5.3.2 Beheersmaatregelen

Voor wat betreft aspecten op ruimtelijk gebied van de bebouwing in het algemeen en woongebouwen in het bijzonder, wordt in dit bestemmingsplan een aantal dingen geregeld. Het gaat daarbij vooral om de volgende zaken:

  • de grootte van het bouwvlak;
  • de grootte en de plaatsing van bijgebouwen;
  • de nok- en goothoogte.

WONINGWIJZIGINGEN

Een belangrijke aanleiding voor het opstellen van een nieuw bestemmingsplan is het verkrijgen van voor iedereen gelijke mogelijkheden voor woningwijzigingen. In veel gevallen gaat het ook om ruimere mogelijkheden. De belangrijkste wijzigingen betreffen uitbreidingen van de woning. Deze uitbreidingen kunnen aan de voor-, achter- en zijgevel plaatsvinden (zie kaart 5.1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00013-0004_0022.jpg"

Kaart 5.1: Bouwmogelijkheden aan- of uitbouwen

Algemeen uitgangspunt is dat bij woningwijzigingen geen verschil wordt gemaakt tussen huur- en koopwoningen, ook al zullen wijzigingen bij het eerste type woningen minder geregeld voorkomen. Er is gestreefd naar een eenduidige bebouwingsregeling voor het gehele plangebied.

De zij- en achtergevel zijn de minst zichtbare gevels van een woning. Aan de achtergevel wordt een uitbreiding toegestaan over de volle breedte van de achtergevel. De diepte van de aan- of uitbouw aan de achtergevel is vrij, maar in totaal mag het bebouwde oppervlak op het achtererf niet meer bedragen dan 50 m². De uitbreiding aan de zijgevel dient 3 m uit de voorgevelrooilijn te blijven en 3 m van de zijdelingse perceelsgrens.

Het hoofdgebouw is op de plankaart aangegeven met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw'. Waar in het gebied in stedenbouwkundige en architectonische zin ruimte is voor een vergroting van het hoofdgebouw, is de scheidingslijn meer naar achteren gelegd. Dit geeft de mogelijkheid het hoofdgebouw over de volle hoogte te vergroten. Als uitgangspunt gelden hiervoor de volgende diepten:

  • 10 meter voor rijenwoningen;
  • 12 meter voor twee-onder-een-kapwoningen;
  • 15 meter voor vrijstaande woningen.


De voorgevel is de gevel waar zich de voordeur met brievenbus bevindt. In het algemeen wordt terughoudend omgegaan met uitbreidingen aan de voorkant ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte. Aan de voorgevel is een erker toegestaan, mits de bouwdiepte niet meer bedraagt dan 1,5 m, de goothoogte lager is dan 3 m en de breedte niet meer dan 75% van de voorgevelbreedte van de woning bedraagt.

BIJGEBOUWEN

Vrijstaande bijgebouwen kunnen op het zijerf of achtererf worden gebouwd, mits het bebouwde oppervlak van het achtererf de 50 m² niet overschrijdt (inclusief aan- en uitbouwen). Voor het zijerf gelden de regels, zoals vermeld bij aan- of uitbouwen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00013-0004_0023.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00013-0004_0024.jpg"

Wonen in Slingerbos Wonen in Kranenburg-Zuid

WOONWAGENS

Het woonwagenkamp aan de Van Geunslaan wordt bestemd als 'Wonen - Woonwagencentrum'. Aandacht wordt met name besteed aan de plaatsing van de wagens op het kamp en het behouden van een onderlinge afstand van 5 m. Het aantal standplaatsen wordt vastgelegd.

5.3.3 Nieuwe ontwikkelingen

LOCATIE JULIANALAAN

Voor de locatie Julianalaan is een nieuw woningbouwplan ontwikkeld. Gezien de ligging aan de Nassaulaan (onderdeel parkas) en de status als onderdeel van de Groene Mal, ligt hier een bijzondere opgave ten aanzien van de te realiseren groene kwaliteit. Deze is in het stedenbouwkundige ontwerp van het plan verwerkt.

LOCATIE BENELUXLAAN 1

Aan het perceel Beneluxlaan 1, langs de Spoorlijn Amersfoort – Zwolle ligt 'de Schutse'. De Schutse is een orthopedagogisch dagcentrum voor kinderen met een verstandelijke handicap. Deze functie verplaatst (mogelijk) naar een andere plek in Harderwijk. De huidige bebouwing kan dan een andere invulling krijgen. Ook is het mogelijk de huidige bebouwing te vervangen door nieuwbouw. Dan wordt gedacht aan een wooncomplex voor een bijzondere doelgroep, bijvoorbeeld seniorenwoningen of zorgwoningen.
Eventuele nieuwbouw wordt zo ontworpen dat het afgeschermd is van de spoorlijn Amersfoort – Zwolle. In de bebouwing wordt dan een aarden wal of een muur geïntegreerd zodat de woningen 'rugdekking' hebben. De bebouwing is maximaal 2 bouwlagen hoog.
De bebouwing heeft aan de zuidoostelijke zijde een gemeenschappelijke 'tuin' die zich oriënteert op de rustige en zonnige zijde.

LOCATIE GRAAF OTTOLAAN

Op het perceel aan de Graaf Ottolaan is een herontwikkeling denkbaar. De locatie is gelegen op het kruispunt van de Graaf Ottolaan en de Boerhaavelaan. Een knik in de Graaf Ottolaan ter plaatse van het betreffende perceel zorgt ervoor dat de locatie stedenbouwkundig gezien een prominente positie inneemt.
Vanwege deze prominente positie is het hier denkbaar de massa en het volume te vergroten. Hierbij dient goed rekening gehouden te worden met de (kleinschalige) bebouwing aan weerszijden van het perceel. Ook qua architectuur dient de nieuwe invulling aan te sluiten op de omliggende eengezinswoningen.
De nieuwe invulling zal het beeld krijgen van een statig herenhuis, twee bouwlagen met een kap. Aan de achterzijde van dit herenhuis is een aanbouw gedacht van maximaal 2 bouwlagen. In het gebouw is ruimte voor meerdere wooneenheden. De gezamenlijke entree ligt in het schakelpunt van beide volumes. Het parkeren zal worden opgelost op eigen terrein, in de zuidoosthoek van het perceel, ter plaatse van de bestaande garageboxen. De entree van het gebouw zal in de noordoosthoek van het perceel liggen. De overige zijden van het gebouw zullen een groene tuinachtige invulling krijgen. Het gebouw dient voldoende afstand te houden ten opzichte van de aangrenzende percelen.
Op de begane grond van het herenhuis kan ruimte worden geboden aan een gemeenschappelijke voorziening (zorgpunt, activiteitenruimte). De ruimte op de verdiepingen en in de aanbouw kan vervolgens als woonruimte worden gebruikt.

Onderstaande tekening geeft een indicatief beeld van de mogelijke ontwikkeling van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00013-0004_0025.jpg"

5.4 Werken

5.4.1 Ontwikkelingen

BEROEP AAN HUIS

In de maatschappij is een trend waarneembaar in het starten van eigen ondernemingen aan huis. Woonwijken kunnen zo een belangrijke broedplaats worden voor startende bedrijvigheid. Hoewel (nog) gering in aantal, gaan ook steeds meer mensen thuiswerken. Deze ontwikkelingen stellen nadere eisen aan de woning. De beschikbare ruimte, de lichtinval en de inrichtingsmogelijkheden gaan een belangrijke rol spelen. Niet alleen heeft het werken aan huis gevolgen voor de woning, maar ook voor de woonomgeving. Binnen een woonwijk worden deze gevolgen al gauw gezien als overlast, zoals het aantrekken van extra verkeer en het ontstaan van geluidsoverlast. Aan de andere kant kunnen met wonen verenigbare functies een bijdrage leveren aan de levendigheid en de sociale controle in een wijk.

VOORMALIG BELASTINGKANTOOR

Aan het Engelserf, pal naast afrit 12 van de rijksweg A28, ligt het voormalige belastingkantoor. Dit omvangrijke gebouw leent zich nog goed voor een functie als kantoor, maar gezien de goed bereikbare ligging langs de rijksweg en nabij een halteplaats van een aantal regionale buslijnen, is een uitbreiding van functies mogelijk en gewenst. Daarbij kan worden gedacht aan meer representatieve functies, zoals een congrescentrum of zalencentrum. Tevens leent het gebouw zich bij uitstek voor maatschappelijke voorzieningen zoals zorg. De vraag naar geschikte locaties voor dergelijke voorzieningen in Harderwijk kan hiermee (deels) worden beantwoord. Bovendien zal leegstand van het pand hiermee worden bestreden. Om deze ontwikkeling mogelijk te maken is de huidige kantoorbestemming gewijzigd in een gemengde bestemming. Binnen deze bestemming worden maatschappelijke voorzieningen mogelijk gemaakt. De motel en hotel-café-restaurant functie vervalt. Horeca als ondergeschikte functie en verbonden aan de overige functies blijft mogelijk.

5.4.2 Beheersmaatregelen

BEROEP AAN HUIS

In het bestemmingsplan wordt tegemoet gekomen aan de toenemende wens voor het uitoefenen van een beroep aan huis. Wel zal deze werkfunctie ondergeschikt dienen te blijven aan de woonfunctie. Met wonen verenigbare functies worden in het plan toegestaan. Uitgangspunt van het beleid voor beroepen (of bedrijven) aan huis is dat de woning, in overwegende mate, haar woonfunctie behoudt. Verder gelden de volgende criteria:

  • de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van de beroeps- of bedrijfsuitoefening is met de woonfunctie in overeenstemming;
  • er is sprake van kleinschaligheid, hetgeen onder meer inhoudt dat één van de beroeps- of bedrijfsuitoefenaren in de woning woont en dat geen groter oppervlak wordt gebruikt dan 50 m²;
  • geen bedrijf of beroep dat op grond van de Wet milieubeheer melding- of vergunningplichtig is;
  • het bedrijf of beroep heeft geen distributie-planologische gevolgen (geen detailhandel);
  • het gebruik heeft niet een zodanige verkeersaantrekkende werking of een verstoring van de parkeerbalans tot gevolg, dat een andere inrichting van het verblijfsgebied in de rede ligt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00013-0004_0026.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00013-0004_0027.jpg"

Kantoor aan Deventerweg Voormalig belastingkantoor

BEDRIJVIGHEID

De huidige bedrijven binnen het plangebied zijn als zodanig bestemd in voorliggend plan. Hierbij zijn alleen bedrijven van milieucategorie 1 en 2 toegestaan om de milieuoverlast voor de omliggende woningen en omgeving zo veel mogelijk te beperken. Bij de regels is in bijlage 2 een lijst opgenomen met toegestane bedrijfsvormen.

5.4.3 Nieuwe ontwikkelingen

KANTORENLOCATIE

Het gebied dat wordt begrensd door Deventerweg, Prins Mauritslaan, Gelreweg en Hertog Reinoudlaan en een gedeelte ten zuiden van de Hertog Reinoudlaan is een beoogde kantorenlocatie. De locatie is ook als zodanig aangewezen in het gemeentelijk beleid. In het geldende bestemmingsplan Werkgebied Sypel 1993 heeft dit gebied de bestemming “Kantoordoeleinden (uit te werken ingevolge artikel 11 W.R.O.)”. Voor een gedeelte van dit gebied is in 2008 een vrijstelling verleend ten behoeve van een gebouw voor De Slaaphof, met daarboven kantoren. Voor het overige deel van dit gebied is mogelijk ook belangstelling voor een invulling met kantoorgebouwen. Op dit moment ontbreekt echter een geldig bestemmingsplan.
Tot nu toe maakte dit gebied onderdeel uit van het voorontwerp-bestemmingsplan Werkgebied Sypel uit 2004. Omdat er op dit moment geen voortgang in die procedure zit, wordt de kantorenlocatie opgenomen in het bestemmingsplan Tweelingstad-Slingerbos, wat direct grenst aan het gebied. De kantorenlocatie wordt opgenomen in overeenstemming met het voorontwerp-bestemmingsplan Werkgebied Sypel. Hierover is in het verleden inspraak gevoerd. Ten aanzien van dit gebied zijn destijds geen inspraakreacties ingediend. Rechtsbescherming voor dit gebied is verder verzekerd via de terinzagelegging van het bestemmingsplan Tweelingstad-Slingerbos. Voor het onderhavige bestemmingsplan betekent het een uitbreiding van het plangebied. Het gebied krijgt de bestemming Kantoor. Als maximale bouwhoogte in een strook direct langs de Deventerweg geldt een hoogte van 19 m. Voor het overige deel geldt een maximale bouwhoogte van 14 m (zie bijlage). Om logische bestemmingsplangrenzen te verkrijgen wordt ook een gedeelte van de Deventerweg, een gedeelte van de Prins Mauritslaan en de Hertog Reinoudlaan met een verkeersbestemming opgenomen in het bestemmingsplan Tweelingstad-Slingerbos. Voor het terrein van De Slaaphof wordt een nadere aanduiding opgenomen die perifere detailhandel toestaat. Dit volgt uit de in 2008 verleende vrijstelling.

5.5 Voorzieningen

5.5.1 Ontwikkelingen

ALGEMEEN

In Tweelingstad zijn enkele wijkvoorzieningen aanwezig. Er worden geen nieuwe voorzieningen in de wijk voorzien. Ten aanzien van de bestaande voorzieningen is veelal sprake van schaalvergrotingsprocessen. Dit betreft met name basisscholen. Dit heeft in het (recente) verleden geleid tot het sluiten van schoolgebouwen. In de toekomst wordt niet verwacht dat deze ontwikkeling nog sterk doorzet in Tweelingstad.

PRAKTIJKRUIMTEN

In Tweelingstad zijn meerdere praktijkruimten aanwezig, verspreid over de wijk. Veelal is er sprake van een beroep aan huis. De laatste jaren heeft zich een ontwikkeling voorgedaan waarbij deze praktijkruimten worden afgesplitst van de woonfunctie en soms zelf wordt gezocht naar een zelfstandige locatie.

LOKAAL ZORGPUNT

Op een viertal plaatsen in Harderwijk worden woon/zorgzones ingesteld, onder andere in Stadsdennen en Stadsweiden. In Tweelingstad is een dergelijke zone niet aanwezig. Wel is het mogelijk hier een lokaal zorgpunt te ontwikkelen, waarin bijvoorbeeld apotheek, huisarts en fysiotherapeut bij elkaar zitten. In het Structuurplan Harderwijk wordt als mogelijke locatie hiervoor het winkelcentrum Tweelingstad genoemd.
Het Masterplan Wonen, zorg en welzijn Harderwijk speelt in op de toenemende vraag naar woon-zorgcombinaties.

5.5.2 Beheersmaatregelen

ALGEMEEN

Wat betreft aspecten op ruimtelijk gebied van de voorzieningen wordt in dit bestemmingsplan een aantal dingen geregeld. Het gaat daarbij vooral om de volgende zaken:

  • het gebruik;
  • de grootte van het bouwvlak;
  • de grootte en de plaatsing van bijgebouwen;
  • nok- en goothoogte.

Deze sluiten hoofdzakelijk aan bij de bestaande functies in en omvang van de bebouwing. Wel wordt bij de maatschappelijke voorzieningen gewerkt met een ruimer bouwvlak dan de bestaande situatie. Hiermee is het mogelijk om flexibeler in te kunnen spelen op een veranderende maatschappelijke vraag. Hierbij is wel rekening gehouden met de stedenbouwkundige kwaliteiten van de directe omgeving. Deze kwaliteiten zijn ook bepalend voor de opgenomen bouwhoogten.

PRAKTIJKRUIMTEN

In het bestemmingsplan worden de praktijkruimten specifiek aangeduid binnen de bestemming 'Wonen'. Waar sprake is van een zelfstandige praktijkruimte, die geen relatie meer heeft met de woonfunctie, is ervoor gekozen deze op te nemen in de bestemming 'Wonen'. Daarmee zijn het maatschappelijke voorzieningen geworden. Waar nodig en mogelijk is in het bouwvlak ruimte gegeven voor uitbreiding.

LOKAAL ZORGPUNT

De bestemming van het winkelcentrum Tweelingstad vindt zodanig ruim plaats, dat hierin ook maatschappelijke aan zorg verbonden activiteiten kunnen plaatsvinden.

5.5.3 Nieuwe ontwikkelingen

AMBULANCEPOST

Voor de uitbreiding van het aantal ambulanceposten in de regio is Connexxion op zoek naar een geschikte locatie in Harderwijk. Uiteindelijk is gekozen voor de locatie aan de Deventerweg. Deze locatie is gelegen in de nabijheid van de A28 en N302 en heeft daardoor een zeer goede bereikbaarheid van het gebied dat binnen de door het RIVM bepaalde tijd bereikt moet worden. Door de ligging aan de rand van Harderwijk zal het aantal bewoners dat last heeft van geluid beperkt blijven bij ongevallen op en rond de A28.

Om te bepalen of de ambulancepost past binnen een bebouwde omgeving met woningen, is gebruik gemaakt van de publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie wordt beschreven welke milieubelastende functies met milieugevoelige functies kunnen worden gemengd. In de bedrijvenlijst is de functie ambulancepost niet opgenomen. Wel is de functie brandweerkazerne opgenomen. Qua milieuhinder komen deze functies overeen, er is dan ook aansluiting gezocht bij de functie brandweerkazerne. Een ambulancepost kan in een gebied voor functiemenging gemengd worden met woningen.
Het gebied rondom de Deventerweg wordt gekenmerkt door verschillende bedrijvigheid, een winkelcentrum en woningen. Daarmee wordt het gebied getypeerd als een zone voor functiemenging.
Een ambulancepost valt onder categorie C van bedrijven, die in aanmerking komen voor functiemenging. Dit houdt in dat er een bouwkundige scheiding moet zijn tussen de ambulancepost en gevoelige functies (woningen, scholen). Daarnaast moeten bedrijven in deze categorie direct ontsloten worden op de hoofdinfrastructuur in verband met verkeersaantrekkende werking. Aan deze voorwaarden kan de ambulancepost aan de Deventerweg voldoen. Daarom wordt deze locatie geschikt bevonden.

De locatie is momenteel bestemd als speelterrein voor jeugd uit de buurt, maar wordt als sociaal onveilig beschouwd. Een ambulancepost met een 24-uurs functie zal de sociale controle vergroten. Ter compensatie van het verkleinen van het speelterrein zullen de overige speelplekken in de buurt, met name die aan de Heinsiuslaan opgeknapt worden.

VELDKAMPKERK

Voor de locatie Veldkampkerk zijn plannen voor een toekomstige ontwikkeling. Ten behoeve van deze ontwikkeling is, evenals de ontwikkeling Prinsenhof (zie paragraaf 5.3.1.) het beeldkwaliteitplan Prinsenhof en Veldkampkerk opgesteld. Dit beeldkwaliteitplan is opgenomen als bijlage van deze toelichting en vormt een aanvulling op de welstandsnota 2007.

5.6 Verkeer En Vervoer

5.6.1 Beschrijving, knelpunten en ontwikkelingen

PARKEERGELEGENHEID

Het autobezit is vanaf de jaren zeventig verder toegenomen. De parkeernormen die bij de bouw van Tweelingstad werden gehanteerd liggen nu hoger. In Tweelingstad bestaan relatief veel mogelijkheden om de auto op eigen erf te parkeren. Verder is langsparkeren vrijwel altijd mogelijk. Op enkele plaatsen komen parkeerstroken en kleinschalige parkeerterreinen voor in de woonbuurten.
Uit de Monitor Leefbaarheid 2006 blijkt dat bewoners van de Wittenhagen Noord, Veldkamp en Wittenhagen Zuid ontevreden zijn over de parkeervoorzieningen.

VERBREDING N302

In 2008 is een nieuw bestemmingsplan voor de N302 vastgesteld. Dit plan voorziet in de reconstructie van de N302. De planbegrenzing van het bestemmingsplan Tweelingstad-Slingerbos is hierop aangepast.

5.6.2 Beheersmaatregelen

In het bestemmingsplan worden niet specifiek nieuwe parkeerplaatsen opgenomen. Wel geldt voor de woongebieden, inclusief verblijfsgebieden en ontsluitingswegen, de bestemming Wonen. De gronden binnen deze bestemming zijn, naast wonen, ook bestemd voor parkeer-, groen- en speelvoorzieningen. Het is dus mogelijk om meer flexibel het gebruik van de gronden, binnen de bestemming Wonen, te wijzigen.

In het aanwezige structuurgroen zijn planologisch geen mogelijkheden opgenomen om parkeerplaatsen aan te leggen. In het snippergroen (bestemming Wonen) is mogelijk wel enige ruimte om extra parkeerplaatsen te realiseren. Er zal echter wel voldoende draagvlak (bewoners, beheer en onderhoud, financieel) moeten zijn om het snippergroen, op daartoe geëigende plaatsen, te vervangen door parkeerplaatsen. Waar een parkeerbehoefte blijkt, zal dit met de bewoners samen worden opgepakt.

VERKEERSOVERLAST

Verkeers- en snelheidsremmende maatregelen zijn concrete technische ingrepen, die niet in het bestemmingsplan worden geregeld. Ze zijn te allen tijde mogelijk binnen de neergelegde bestemming Wonen waaronder de wegenstructuur van het grootste deel van Tweelingstad valt en binnen de bestemming Verkeer en verblijf.

5.7 Openbare Ruimte

5.7.1 Ontwikkelingen

GROEN IN DE WIJK

Tweelingstad is een groene wijk. Groen door de veelal ruime opzet van de wijk, groen door de (voormalige) grote kazerneterreinen en groen door de aaneengesloten groengebieden langs de park-as en de rijksweg A28. Met deze groenstructuur vormt de wijk ook een mooie overgang van het weidse en open vergezicht over het Wolderwijd naar de beslotenheid van de Veluwse bossen.

5.7.2 Beheersmaatregelen

GROEN IN DE WIJK

Het structurele groen in de wijk wordt ook als zodanig bestemd en daarmee beschermd. Hier kunnen geen wegen en parkeerplaatsen in worden aangelegd. Het kleinschaligere groen in de woonbuurten zelf valt onder de bestemming 'Wonen'. In deze bestemming is het groen dus inwisselbaar voor andere functies, zoals parkeren, speelplaatsen, verkeer of tuin/erf van een woning. Deze flexibiliteit in de bestemming maakt het bijvoorbeeld ook mogelijk om openbaar groen te verkopen aan bewoners. De voorwaarden hiervoor dienen door de gemeente in een beleidsnota te worden verwoord. Een wijziging van groen in een andere functie zal uiteraard gepaard dienen te gaan in overleg met de bewoners. Dit gaat onder de verantwoordelijkheid van het betreffende sectorbeleid (bijvoorbeeld verkeer). Overigens is het omgekeerde ook mogelijk: parkeerplaatsen die worden omgezet in groen of speelvoorzieningen.

SPEELVOORZIENINGEN

Al naar gelang de behoefte aan speelvoorzieningen in een woonbuurt, is het mogelijk om binnen de bestemming 'Wonen', speelvoorzieningen aan te leggen. Voorwaarde hiervoor is dat met de bewoners wordt gecommuniceerd. In de bestemming 'Groen' is de aanleg van speelvoorzieningen ook mogelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00013-0004_0028.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00013-0004_0029.jpg"

Wadi in Kranenburg-Zuid Buurthuis 'De Tweeling'

5.8 Water

Binnen de wijk worden voorzieningen getroffen om water of waterberging te realiseren. Binnen de bestemmingen 'Groen', 'Verkeer – Verblijf' en 'Verkeer' zijn dergelijke voorzieningen ten behoeve van water toegestaan.
Concreet gaat het om de groenstroken langs de spoorlijn, die gereserveerd worden voor toekomstige wateropvang. Verder bestaat het idee om beek 't Sypeltje terug te brengen. Dit is mogelijk in de als groen bestemde gronden langs onder meer de Graaf Ottolaan.

5.9 Archeologie

De bodem van het bestemmingsplangebied wordt bepaald door enkeerdgronden. Die zijn gevormd door eeuwen lang als bouwland in gebruik te zijn geweest. Door bemesting met potstalmest (een mix van schapenmest en heideplaggen) zijn de gronden opgehoogd en is de bouwvoor relatief dik. Op de kadastrale minuutplannen is goed te zien dat in 1832 een groot deel van het plangebied in gebruik is als akkerland. Veel van de kavels worden omzoomd door houtwallen. De door mest opgehoogde gronden worden vaak archeologisch hoog gewaardeerd. Het gaat archeologen niet zo zeer om de enken zelf maar om de archeologische waarden die zich onder de bouwoor bevinden. Door ophoging met mest zijn deze waarden vaak nog goed geconserveerd. De ploegdiepte is zodanig dat deze waarden niet meer worden aangetast. Wel is het zo dat de top van het oorspronkelijke maaiveld is omgezet maar alle diepere archeologische sporen zijn vaak nog aanwezig. Het westelijke deel van het plangebied is lange tijd als weiland in gebruik geweest en heeft zodoende een minder dikke bouwvoor. Omdat het gebied voor het grootste deel is bebouwd, zullen de meeste archeologische waarden verdwenen zijn. In het openbare gebied en in de tuinen en de nu nog onbebouwde delen is de kans op het aantreffen van archeologische waarden groter. Dat is de reden dat het grootste deel van het gebied met een gemiddelde verwachtingswaarde is toebedeeld. Een kleine zone, nabij de Veldkamp, Dennenlaan is aangemerkt als hoge verwachtingswaarde. Dit heeft te maken met het feit dat dit deel van het plangebied als laatste in ontwikkeling is genomen. Rond 1850 is dit nog als heide in gebruik. De archeologische waarden, indien aanwezig, bevinden zich hier direct onder het maaiveld. Ook hier geldt dat alleen buiten de huidige bebouwing waarden te verwachten zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00013-0004_0030.jpg"

Historische kaart van De Man (1806)


Rond 1800 liggen er twee erven tussen de bouwlanden: Kranenburg (aan de huidige Mecklenburglaan) en het Engels Erf (aan de gelijknamige straat). Van de historische bebouwing zijn mogelijk nog resten in de bodem bewaard gebleven. Buiten deze historische resten worden in het plangebied met name prehistorische en mogelijk vroeg middeleeuwse sporen verwacht.


Het relevante archeologie- en monumentenbeleid is reeds beschreven in paragraaf 3.4. Hier is ook de archeologische verwachtingskaart opgenomen. Omdat het grootste deel van het plangebied is bebouwd, wordt met name aandacht gegeven aan de onbebouwde delen van het plangebied en aan de openbare ruimte. Voor het gebied met een hoge verwachting worden bodemingrepen met een omvang groter dan 100 m² belast met een onderzoeksplicht. Voor de rest van het gebied geldt dat er geen onderzoek vereist is bij bodemingrepen groter dan 1000 m².

5.10 Ecologie

FLORA- EN FAUNAWET

Op grond van deze wet is het kort gezegd verboden beschermde inheemse planten op enigerlei wijze van hun groeiplaats te verwijderen, een beschermde inheemse diersoort opzettelijke te verontrusten, nesten, holen of andere vaste rust- en verblijfplaatsen van deze dieren te verstoren. Het onderhavige bestemmingsplan heeft nauwelijks een ontwikkelend karakter. Waar sprake is van nieuwe ontwikkelingen dient vooraf getoetst te worden aan het gestelde in de Flora- en faunawet.

Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten

6.1 Inleiding

In het vorige hoofdstuk is naar voren gekomen op welke wijze de functies in het plangebied worden beheerd en eventueel worden ontwikkeld. Daarbij is het beleid zoveel mogelijk vertaald naar uitgangspunten voor de bestemmingsplanopzet. Voor zover deze vertaling van de uitgangspunten in de juridische regeling nog toelichting behoeft, wordt dit vermeld in dit hoofdstuk.


UITGANGSPUNTEN

Van groot belang is dat bestemmingsplannen en en de daarbij behorende verbeeldingen goed (af-) leesbaar zijn voor zowel de gemeente zelf als de bewoners. Dit is des te belangrijker, nu de bestemmingsplannen digitaal beschikbaar zijn. Verder hecht de gemeente aan rechtszekerheid voor de burgers, zonder al teveel afwijkingsprocedures.


Als uitgangspunt wordt dan ook gekozen voor een gedetailleerd plan, maar wel een plan waarin de mate van detail afhangt van de lokale situatie. Voorkomen moet worden dat te gedetailleerd wordt bestemd, waar dat niet nodig is. Een zekere mate van globaliteit voorkomt afwijkingsprocedures, maar mag niet leiden tot een zodanig vaag plan, dat interpretatieverschillen ontstaan. In feite betekent dit een keuze voor een bestemmingsplan volgens het mengkraanmodel, waarin de bestemmingen globaal zijn omschreven, maar de bouwvlakken vrij gedetailleerd zijn neergelegd.


JURIDISCHE REGELING

Het is zaak om voor de toekomstige en bestaande bebouwing en functies een bestemmingsregeling te ontwerpen, die zoveel mogelijk ruimte biedt voor verandering en aanpassing aan veranderende wensen. Het plan dient flexibel en doelmatig te zijn en dient rechtszekerheid te bieden omtrent de ruimte voor verandering. Daar staat tegenover dat het plan de nodige bescherming moet bieden tegen ontwikkelingen die schadelijk zijn voor anderen. Bescherming tegen een zodanige ontwikkeling wordt samengevat in de term rechtsbescherming.


Dit betekent dat in principe aan de gebruiker van gronden en opstallen zoveel mogelijk vrijheden worden gegeven. Deze zijn als recht in het plan geformuleerd. Als in bepaalde gevallen een mogelijke beschadiging van de belangen van andere burgers wordt verwacht, geeft het plan als recht meer beperkte mogelijkheden. Voor uitzonderingssituaties biedt het plan ruimere mogelijkheden in de vorm van een 'afwijking bij een omgevingsvergunning'.


AFWIJKINGINGEN BIJ EEN OMGEVINGSVERGUNNING

Afwijkingen zijn bedoeld om de nodige flexibiliteit in het plan te brengen, zodat kan worden gereageerd op onvoorziene omstandigheden. Het gaat daarbij om relatief kleinschalige ruimtelijke ingrepen. Bij grotere ingrepen ligt het voor de hand een wijzigingsbevoegdheid op te nemen, of tot een planherziening te komen.


Algemene afwijkingsregels in het plan betreffen:

  1. a. niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken in het openbaar gebied. Deze mogen een hoogte hebben van maximaal 5 m en een oppervlakte van ten hoogste 25 m². Het betreft bouwwerken ten dienste van het openbaar nut;
  2. b. bouw van erkers, balkons, luifels, bordessen, pergola's en dergelijke bouwwerken aan de voorgevel. Met een diepte van maximaal 1,50 m;
  3. c. bouwen van antennes, met een bouwhoogte van maximaal 25 m;
  4. d. de maatvoering. De maatvoering van bouwwerken mag afwijken met ten hoogste 10%.


De regels moeten worden gelezen in samenhang met de verbeelding. De verbeelding geeft op een zodanige wijze informatie dat hierop kan worden afgelezen waar en hoe er gebouwd kan worden. In de regels wordt deze informatie nader toegelicht, uitgewerkt en juridisch vastgelegd. Het laatste betekent dat de regels uiteindelijk bepalen op welke wijze de informatie op de verbeelding moet worden geïnterpreteerd. Het is dus altijd van belang om de regels te bekijken in samenhang met de verbeelding, als er daadwerkelijk gebouwd gaat worden, of als andere ontwikkelingen worden gepland.

6.2 Algemene Uitgangspunten


Voor het bestemmingsplan 'Tweelingstad-Slingerbos' worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • de bestaande situatie is een belangrijk referentiepunt in de planregels. Dit betreft zowel het aantal aanwezige gebouwen als de bestaande inhoud en maten van deze gebouwen;
  • er is sprake van meer en minder gedetailleerde bestemmingen. Binnen de bestemmingen is in de bestemmingsomschrijving aangegeven, welk gebruik binnen de desbetreffende bestemming is toegestaan. Binnen de bestemming Wonen worden bijvoorbeeld zowel de eengezinswoningen als de meergezinswoningen begrepen en vallen ook tuinen, verhardingen en erftoegangswegen onder de woonbestemming;
  • om de globaliteit van de bestemmingen niet ten koste te laten gaan van de ruimtelijke kwaliteit en de rechtszekerheid, is gebruik gemaakt van bouwvlakken.

6.3 Bestemmingsregels

In de regels is het beschreven beleid vertaald in de bestemmingsregels. De volgende bestemmingen worden in het plan onderscheiden:

  • Bedrijf;
  • Bedrijf - Nutsbedrijf;
  • Detailhandel;
  • Gemengd;
  • Groen;
  • Horeca;
  • Kantoor;
  • Maatschappelijk;
  • Maatschappelijk - Defensieterrein;
  • Sport;
  • Verkeer;
  • Verkeer - Railverkeer;
  • Wonen;
  • Wonen - Garageboxen;
  • Wonen - Woonwagencentrum;
  • Leiding - Gas;
  • Waarde – Archeologie 1;
  • Waarde – Archeologie 2.


Bij elk van deze bestemmingen zal in deze paragraaf een korte toelichting worden gegeven omtrent doel en inhoud.


BEDRIJF

Alle bedrijven en bedrijventerreinen binnen het plangebied zijn opgenomen onder de bestemming 'Bedrijf'. Op de bedrijvenlocatie Wittenhagen zijn echter ook kantoren aanwezig. Deze zijn door middel van een aanduiding binnen de bestemming 'Bedrijf' toegestaan. Hetzelfde geldt voor de hier voorkomende perifere detailhandel. Op dit terrein is ook de overkapping geregeld door middel van een aanduiding.


BEDRIJF-NUTSBEDRIJF

Grootschalige openbare nutsvoorzieningen zijn in het plan als zodanig bestemd. Het betreft in Tweelingstad alleen de nutsvoorziening aan de Julianalaan. Kleinschalige nutsvoorzieningen, zoals trafokasten en -huisjes, zijn in het algemeen toegestaan binnen de bestemmingen 'Wonen', 'Groen' en 'Verkeer'.


DETAILHANDEL

Deze bestemming geldt specifiek voor het winkelcentrum Tweelingstad en de kleine winkelstrip aan De Wittenhagen. Binnen deze bestemming zijn detailhandel en dienstverlening toegestaan. Tevens wordt ruimte geboden voor woonfuncties op de eerste en eventuele volgende verdiepingen van de aanwezige bebouwing. Ten behoeve van de ontwikkeling van lokale zorgpunten wordt aan de hand van de aanduiding 'maatschappelijk' maatschappelijke functies toegestaan.


Verder worden de benzinepomp in het plangebied geschaard onder detailhandel, waarbij middels een aanduiding de verkoop van motorbrandstoffen en het aanbrengen van een overkapping is geregeld.


GEMENGD

Binnen de bestemming 'Gemengd' valt een gebouwcomplex aan de Oranjelaan. In dit verzamelgebouw zijn zowel kantoren als maatschappelijke voorzieningen mogelijk. Tevens valt binnen deze bestemming het voormalige belastingkantoor, waar een uitbreiding van de bestaande kantoorfunctie met congres- en vergaderruimte met daaraan verbonden horecafaciliteiten mogelijk zijn, evenals maatschappelijke voorzieningen zoals zorg.


GROEN

Structurele groenvoorzieningen worden apart onderscheiden, om daarmee voor de wijk belangwekkende groene ruimten aan te wijzen en te behouden. Binnen de bestemming 'Groen' is het niet mogelijk om wegen en parkeerplaatsen te realiseren. Wel is het plaatsen van voorzieningen, ter ondersteuning van en passend in de groene ruimte of aan het water, mogelijk. Ook wandel- en fietspaden passen binnen deze bestemming.


HORECA

Binnen de bestemming 'Horeca' vallen cafés en restaurants. Binnen Tweelingstad is er slechts sprake van één horecavestiging buiten de winkelcentra en dat betreft een restaurant aan de Oranjelaan. Op de begane grond zijn horecavoorzieningen vallend binnen de categorieën 1 en 2 van de staat van horeca-activiteiten en op de verdiepingen is wonen toestaan, waar tevens beroepen in huis zijn inbegrepen.


KANTOOR

De meeste kantoren binnen het plangebied vallen binnen deze bestemming. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gerealiseerd. Om de verplaatsing van de Slaaphof naar een kantorenlocatie mogelijk te maken, kan door middel van een afwijking bij een omgevingsvergunning perifere detailhandel mogelijk gemaakt worden. Deze afwijking mag echter maar eenmalig toegepast worden.


MAATSCHAPPELIJK

Binnen de bestemming 'Maatschappelijk' vallen de voorzieningen die een functie hebben voor de wijk en voor de gehele gemeente, zoals basisscholen, religieuze bouwwerken, een (nieuw te ontwikkelen) ambulancepost en welzijnszorg. Met een aanduiding is de maximale goot- en bouwhoogte van deze bebouwing aangegeven.


Voor het orthopedagogisch dagcentrum aan de Beneluxlaan 1 is de aanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied 1' opgenomen met hieraan gekoppeld een wijzigingsbevoegdheid teneinde de bestemming te kunnen wijzigen in 'wonen'. Hier zijn ook zorgwoningen toegestaan. Eventuele nieuwbouw moet zo ontworpen worden dat het afgeschermd is van de spoorlijn Amersfoort-Zwolle.


MAATSCHAPPELIJK DEFENSIETERREIN

Het defensieterrein Kranenburg-Noord is opgenomen binnen deze bestemming. Middels een bebouwingspercentage is aangegeven hoeveel van de gronden binnen het bouwvlak mogen worden bebouwd.


SPORT

Het sportterrein aan de Beneluxlaan is opgenomen binnen de bestemming Sport. Hier zijn sportactiviteiten mogelijk. Tevens wordt naast het hoofdgebouw kleinschalige bebouwing toegestaan ten behoeve van opbergruimte, dug-outs en dergelijke.


VERKEER

Hierin vallen de wegen met een doorstroomfunctie voor de gehele stad. Binnen het plangebied gaat het dan om de Deventerweg, de Oranjelaan en de park-as (Engelserf, Veldkamp, Nassaulaan). De verkeersfunctie gaat binnen deze bestemming voor de verblijfsfunctie. Voor het lpg-vulpunt is een aparte aanduiding opgenomen.


VERKEER - RAILVERKEER

Hierin valt de spoorlijn Amersfoort-Zwolle die langs de west- en noordzijde van het plangebied loopt. Binnen deze bestemming vallen naast de spoorweg zelf ook alle voorzieningen ten behoeve van het spoorverkeer.


WONEN

Binnen deze bestemming vormt wonen de hoofdfunctie. Er is geen onderscheid gemaakt tussen tuin- en erfgedeelte. Alleen de woning zelf en eventuele bijgebouwen aan de voorzijde zijn door middel van het bouwvlak en een scheidingslijn geduid. De goot- en bouwhoogte zijn door middel van aanduidingen aangegeven.


Er worden regels gesteld ten aanzien van gebruik en bebouwing. Er wordt ruimte gegeven aan het uitoefenen van met wonen verenigbare functies in de woning. Bijzonder gebruik is incidenteel middels een aanduiding mogelijk gemaakt, zoals praktijkruimte, winkel of kantoor. Aan uitbreidingen van de woning is meer ruimte gegeven in het plan, met name aan de achtergevel.


Onder de bestemming 'Wonen' valt ook het openbare verblijfsgebied rondom de woningen. Het verblijfskarakter in deze gebieden staat voorop. De doeleinden binnen deze bestemming zijn onderling uitwisselbaar, zodat in de toekomst, op een flexibele wijze, tot de meest wenselijke inrichting van het openbare verblijfsgebied kan worden gekomen.


Voor de locatie Graaf Ottolaan is de aanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied 2' opgenomen, waaraan een wijzigingsbevoegdheid is gekoppeld. Op deze locatie wordt zo de mogelijkheid voor herontwikkeling geboden, waarbij het hoofdgebouw met nieuwe aanbouw ruimte kan bieden aan meerdere wooneenheden met daarbij behorende zorgvoorzieningen.


WONEN-GARAGEBOXEN

Garageboxen bedoeld voor het parkeren van auto's zijn gerelateerd aan de woonfunctie binnen de buurt en zijn dan ook als zodanig in het plan bestemd.


WONEN-WOONWAGENCENTRUM

Bijzondere woonvoorzieningen zijn door middel van deze bestemming op de plankaart aangegeven. Het gaat dan om het woonwagenterrein aan de Van Geunslaan. Het aantal woonwagens en de goot- en bouwhoogten zijn op de plankaart aangegeven.


LEIDING-GAS

Deze dubbelbestemming regelt de hoofdgastransportleidingen die langs de rand van het plangebied lopen. Deze leidingen bergen een zodanig risico in zich dat ze worden aangeduid. De vrijwaringszone van 4 m rondom deze leiding dient obstakel- en bebouwingsvrij te blijven.


WAARDE - ARCHEOLOGIE 1

Voor de bescherming van mogelijk archeologische waarden in het plangebied is deze dubbelbestemming opgenomen. Het betreft de gebieden die op de Archeologische Verwachtingskaart een hoge verwachting hebben op de aanwezigheid van archeologische waarden. Hiervoor geldt dat een onderzoeksplicht bij gebieden groter dan 100 m².


WAARDE - ARCHEOLOGIE 2

Ter bescherming van de gebieden aangewezen met een middelhoge verwachtingswaarde op de aanwezigheid van archeologische waarden is een tweede dubbelbestemming opgenomen. Hiervoor geldt een onderzoeksplicht bij gebieden groter dan 1000 m².

6.4 Handhaving

Met het vaststellen van het bestemmingsplan zijn de werkzaamheden niet beëindigd. De instandhouding en ontwikkeling van kwalitatief hoogwaardige woonomgeving vereist, dat er daarna, ook op het gebied van de handhaving, de nodige activiteiten worden verricht.
In het programma van het college van burgemeester en wethouders 2002-2006 wordt vermeld, dat er een nota integrale handhaving wordt opgesteld, waarin programmatisch handhaven centraal zal staan, met nadrukkelijk aandacht voor de personele capaciteit. Met deze uitspraak is een proces op gang gezet, om de handhaving binnen de gemeente Harderwijk te verbeteren. Dit heeft in 2005 geleid tot een gemeentelijke Nota integrale handhaving, die de instemming heeft van het college van burgemeester en wethouders.


In de nota wordt gewerkt met zes handhavingsthema's; een van deze thema's is 'Bouwen, Wonen en Ruimtelijke Ordening'.


Eveneens is voor alle handhavingsthema's een meerjaren handhavingsprogramma opgesteld. In het handhavingsprogramma 'Bouwen, Wonen en Ruimtelijke Ordening' wordt per taak de huidige kwaliteit beschreven en vervolgens de ambitie vastgelegd met de benodigde actie en de eventuele extra benodigde capaciteit en dekking.


Zo wordt geconstateerd dat verouderde bestemmingsplannen de handhaving bemoeilijken, hetgeen de ambitie oplevert te komen tot goede, handhaafbare actuele bestemmingsplannen, inclusief regels. Het thans voorliggende bestemmingsplan is daarvan een sprekend voorbeeld. Ook op het gebied van toezicht op de naleving van de regelgeving, worden duidelijke ambities neergezet. Zo zal ten aanzien van de controles op bouwen zonder vergunning of strijdig gebruik, worden gewerkt met duidelijke, door het bestuur vastgestelde kaders en prioritering en zal er sprake zijn van inbedding van structurele gebiedscontroles op illegale activiteiten.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid


Het plan Tweelingstad-Slingerbos is in hoofdzaak een beherend plan met slechts weinig nieuwe ontwikkelingen. De ontwikkelingen die er zijn, betreffen voornamelijk particuliere ontwikkelingen, waarin de kosten anderszins verzeker zijn. Gezien het bovenstaande is een exploitatieplan voor dit bestemmingsplan niet nodig. Middels wijzigingsbevoegdheden wordt bezien of een kostenverhaalsovereenkomst kan worden gesloten. In het uiterste geval kan worden overwogen om bij wijzigingsbevoegdheden een exploitatieplan vast te stellen. Dat is geen uitgangspunt en gezien de ontwikkelingsmogelijkheden niet de verwachting.

Hoofdstuk 8 Overleg, Inspraak En Zienswijzen

8.1 Vooroverleg En Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft gedurende zes weken ter inzage gelegen. Dit heeft tot enkele wijzigingen van het bestemmingsplan geleid.

8.1.1 Vooroverleg

In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerpbestemmingsplan “Tweelingstad-Slingerbos” toegezonden aan onderstaande instanties en overheden. Deze zijn in de gelegenheid gesteld een reactie in te dienen. Binnen de daartoe gestelde termijn is door de vetgedrukte instanties een reactie ingediend. De overige instantie hebben niet gereageerd. De ingediende reacties en beantwoording zijn opgenomen in bijlage 5.

  1. 1. VROM-Inspectie
  2. 2. Provinciaal Bestuur Gelderland
  3. 3. Rijksdienst voor Archeologie Cultuurlandschap en Monumenten
  4. 4. NUON Netwerk Services
  5. 5. NV NUON
  6. 6. Ministerie van Defensie
  7. 7. Vitens Gelderland N.V. te Doetinchem
  8. 8. Vitens Gelderland te Arnhem
  9. 9. KPN Telecom Rayon Midden
  10. 10. KPN Telecom, LNO-UTN afdeling Straalpaden
  11. 11. N.V. Nederlandse Gasunie
  12. 12. N.V. Nederlandse Spoorwegen
  13. 13. ProRail Railinfrabeheer
  14. 14. Connexxion, regio Arnhem
  15. 15. Veolia Transport Veluwe B.V.
  16. 16. Waterschap Veluwe
  17. 17. Kamer van Koophandel en Fabrieken
  18. 18. Bedrijvenkring Harderwijk
  19. 19. I.S.V. Noordwest Veluwe
  20. 20. Gemeentelijke Monumentencommissie
  21. 21. Oudheidkundige vereniging Herderewich
  22. 22. Commandant Brandweer
  23. 23. Veiligheidsregio Noord- en Oost–Gelderland
  24. 24. Politie District Noord-West Veluwe
  25. 25. Vrouwen Advies Commissie Harderwijk


Naar aanleiding van de vooroverlegreacties zijn de volgende wijzigingen doorgevoerd in het bestemmingsplan:


Tabel 2. Wijzigingen naar aanleiding van de vooroverlegreacties

Onderdeel Omschrijving Wijziging
Toelichting Paragraaf 2.1.2. Passage over monumenten aangepast en aangevuld met overige monumenten.
Toelichting Paragraaf 4.2.4. Passage over Mecklenburglaan 2 verwijderd.
Toelichting Paragraaf 5.9. Verwijzing opnemen naar paragraaf 3.4.
Toelichting Archeologie Passages ten aanzien van archeologie aanpassen.
Regels Artikel 13 lid 2 sub b Hoogte bouwwerken geen gebouwen zijnde aanpassen naar 3,5 m.
Regels Dubbelbestemmingen Archeologie Conform gemeentelijk archeologiebeleid twee bestemmingen Waarde – Archeologie opnemen. Eén voor gebied met hoge verwachting (100 m²) en één voor gebied met middelhoge verwachting (1.000 m²).
Verbeelding Archeologie Twee dubbelbestemmingen voor Waarde – Archeologie opnemen.
Verbeelding Wooncomplex voormalige Jan van Nassaukazerne Bouwvlakken dienen zich te beperken tot bestaande gebouwen. Aanduiding ondergronds parkeren verwijderen.

8.1.2 Inspraak

Het voorontwerp van het bestemmingsplan Tweelingstad-Slingerbos heeft gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen op het stadhuis. Het eindverslag van de ingediende inspraakreacties is opgenomen in bijlage 6. Naar aanleiding van de inspraakreacties zijn de volgende wijzigingen doorgevoerd:


Tabel 3. Wijzigingen naar aanleiding van de inspraakreacties

Onderdeel Omschrijving Wijziging
Toelichting Wijzigingsbevoegdheid Beneluxlaan 1 Beschrijving van wijzigingsbevoegdheid toevoegen.
Toelichting Externe veiligheid Toevoegen LPG-tankstation inclusief contouren.
Toelichting Wijzigingsbevoegdheid Graaf Ottolaan 23 Beschrijving van wijzigingsbevoegdheid toevoegen.
Toelichting Hoofdstuk 7 'Stadsdennen' vervangen door 'Tweelingstad-Slingerbos'.
Regels LPG vulpunt Oranjelaan/ Externe veiligheid Bijbehorende regels opnemen.
Regels Wijzigingsbevoegdheid Graaf Ottolaan 23 Wijzigingsbevoegdheid toevoegen.
Verbeelding Oranjelaan 5 en 7-9 Maximale goothoogte wijzigen van m naar 6 m.
Verbeelding Perceel D 5093 (Mecklenburglaan 74) Vlak voor hoofdgebouw opnemen. Zijdelingse afstand aan weerszijden 6m, achterzijde gelijk met Mecklenburglaan 72 en 76. Maximale bouwhoogte: 6m.
Verbeelding Graaf Ottolaan 23 Wijzigingsbevoegdheid opnemen.
Verbeelding Perceel D 8320 (Kastanje laan 18/18a) Bouwvlak vergroten t.b.v. zelfstandige woningbouwkavels voor 2^1 kap. Voor voorgevelrooilijn aansluiten bij naastgelegen percelen. Vlak voor hoofdgebouw met zijdelingse afstand aan weerszijden van 4 m, diepte, goot- en nokhoogte gelijk aan naastgelegen percelen.
Verbeelding Engelserf 35 Maximale bouwhoogte verlagen naar vigerend bestemmingsplan: 10 m.
Verbeelding Beukenlaan 2 Maximale goot- en nokhoogte opnemen van respectievelijk 3m en 6m.

8.1.3 Ambtshalve wijzigingen

De volgende ambtelijke wijzigingen zijn doorgevoerd:

Tabel 4: Ambtshalve wijzigingen

Onderdeel Omschrijving Wijziging
Toelichting Hoofdstuk 8 Hoofdstuk invullen naar aanleiding van inspraak en vooroverleg. Eindverslag inspraak en verwerking vooroverlegreacties opnemen als bijlage bij de toelichting.
Toelichting Engelserf 35 (voormalig belastingkantoor) Toelichting aanvullen met motivatie bestemmingswijziging.
Toelichting Ambulancepost Deventerweg Toelichting aanvullen met motivatie bestemmingswijziging.
Toelichting Hoofdstuk 4 Op kaart 4.1 worden geen zones aangegeven voor het Engelserf, Veldkamp en de Nassaulaan aangegeven. De 400 m-zone van de N302 staat niet goed op de kaart.
Paragraaf situatie Tweelingstad: Het onderzoek naar het geluid ten gevolge van de A28 loopt nog niet. Het onderzoek staat gepland in 2011.
Toelichting Paragraaf 5.4 Werken Toevoegen systematiek bestaande bedrijven en milieuzonering.
Toelichting Engelserf 35, paragraaf 5.4.1. Toelichting aanvullen met mogelijkheden maatschappelijke voorzieningen.
Toelichting Ambulancepost, paragraaf 5.5.3. Bij ambulancepost tekst aangevuld met toetsing aan Bedrijven en milieuzonering.
Toelichting Beeldkwaliteit Prinsenhof en Veldkampkerk Bij beleid (paragraaf 3.5.) verwijzing aangebracht naar aanvullende gebiedscriteria die zijn toegevoegd aan de planbeschrijving (H5).
Toelichting Kantorenlocatie Deventerweg Beschrijving kantorenlocatie opgenomen in een nieuwe paragraaf 5.4.3, tevens paragraaf 6.3. aangepast.
Toelichting Plangrens Aanpassen plangrens op toelichtende kaartjes naar aanleiding van opnemen kantorenlocatie.
Regels Bijlage 2 Check met nieuwe versie van bedrijven en milieuzonering.
Regels Artikel 6 Gemengd Regeling opnemen dat geluidsgevoelige functies volgens de Wet geluidhinder niet mogelijk zijn.
Regels Artikel 14 Hoogte voor lichtmasten opnemen: 16 m.
Regels Bestemming Kantoor Aanduiding 'detailhandel perifeer' opnemen.
Verbeelding Engelserf 35 (voormalig belastingkantoor) Bestemming wijzigen naar 'Gemengd' met aanduiding dat geen geluidgevoelige functies, sport en r recreatie zijn toegestaan en bouwhoogte wijzigen naar 15 meter
Verbeelding Ambulancepost Deventerweg Bestemming 'Maatschappelijk' opnemen met gewijzigd bouwvlak over gehele bestemmingsvlak, bebouwingspercentage 50 % en hoogte 6 meter.
Verbeelding Diverse wijzigingen bestemming Maatschappelijk Herstel afwijkingen van vigerende rechten.
Verbeelding Oranjelaan 11 Bouwvlak hoofdgebouw diepte aanpassen naar 28 m, breedte overal gelijk.
Verbeelding Bestemming Horeca en Gemengd Bouwvlak opnemen voor achtererf.
Verbeelding Beneluxlaan 1 Wijzigingsbevoegdheid is niet weergegeven op kaart.
Verbeelding Julianalaan 16 Tijdelijk gebouwtje in groenvoorziening permanente bestemmen als 'Maatschappelijk'.
Verbeelding Slingerbos, Korfbalterrein Unitas Bouwvlak in zuidelijke richting met 13 m verlengen i.v.m. bestaande bebouwing.
Verbeelding Kantorenlocatie Deventerweg Aanpassen plangrens en opnemen kantorenlocatie, inclusief aanduiding 'detailhandel perifeer'.

8.2 Zienswijzen

Het ontwerp bestemmingsplan heeft zes weken ter inzage gelegen voor eenieder. Een overzicht van de zienswijzen en de beantwoording is opgenomen in bijlage 2. Naar aanleiding van de zienswijzen zijn de volgende wijzigingen doorgevoerd:

Regels:

  • Bestemming Wonen (artikel 15): Aanpassen minimale afstand tot perceelsgrens op het zijerf van 3 meter uitsluitend voor percelen grenzend aan openbaar toegankelijk gebied.
  • Bestemming Wonen (artikel 15): Regels opnemen voor functieaanduiding om maximaal 50%
    van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw te mogen gebruiken als kantoor.
  • Bestemming Gemengd (artikel 6): Regels opnemen met betrekking tot aanduiding overkapping met maximale bouwhoogte van 3 meter.


Plankaart:

  • Aanpassen bouwhoogten pand Engelserf 35 naar hoogten uit het huidig bestemmingsplan, dan
    wel verleende vrijstellingen.
  • Beperken bouwvlak perceel Veldkamp 1 (locatie Veldkampkerk) en handhaven bebouwingspercentage uit huidig bestemmingsplan.
  • Aanpassen bouwhoogten pand Oranjelaan 29 in overeenstemming met het bestaande gebouw.
  • Opnemen van functieaanduiding voor het pand Oranjelaan 29 om maximaal 50% van het gebruiksvloeroppervlak te mogen gebruiken als kantoor.
  • Diepte maatvoeringsvlak voor hoofdgebouwen op kadastraal perceel D 8320 vergroten naar een diepte van 12 meter en een breedte tot 3 meter vanaf de zijdelingse perceelsgrens aan weerszijden.
  • Maximale goothoogten perceel Beneluxlaan 1 (De Schutse) vervangen door maximale bouwhoogten (maatvoering blijft gelijk).
  • Positief bestemmen garageboxen Beneluxlaan.
  • Bouwvlak en maatvoeringsvlak perceel Mecklenburglaan 82 verruimen richting weg, tot
    gelijke hoogte aangrenzende percelen (in plaats van achterzijde).

Daarnaast zijn diverse ambtshalve wijzigingen doorgevoerd. De belangrijkste wijzigingen betreffen aanpassingen van de verbeelding, met name op basis van de vigerende bestemmingsplannen. Daarnaast zijn in de regels terminologie en procedures aangepast aan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). In Bijlage 1 is een compleet overzicht opgenomen van de ambtshalve wijzigingen bij vaststelling.

Bijlage 1 Staat Van Horeca-activiteiten

Categorie 1 'lichte horeca'

Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:

1a aan de detailhandel verwante horeca:

- automatiek;

- broodjeszaak;

- cafetaria;

- croissanterie;

- koffiebar;

- lunchroom;

- ijssalon;

- snackbar;

- tearoom;

- traiteur.

1b overige lichte horeca:

- bistro;

- restaurant;

- hotel.

1c bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking:

- bedrijven in subcategorie 1a en 1b met een bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan 250 m²;

- restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (onder andere chinees, pizzeria), uitgezonderd drive-in-/fastfoodrestaurants (onder andere McDrive) en andere bezorg- en afhaalservices, die in hoofdzaak afhankelijk zijn van hun aanrijfunctie.

Categorie 2 'middelzware horeca'

Bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht zijn geopend en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken:

- bar;

- bierhuis;

- biljartcentrum;

- café;

- proeflokaal;

- shoarma/grillroom;

- zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).

Categorie 3 'zware horeca'

Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen:

- dancing;

- discotheek;

- nachtclub;

- partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).

Bijlage 2 Staat Van Bedrijven

Bijlage 2 Staat van bedrijven

Bijlage 1 Ambtshalve Wijzigingen Bij Vaststelling

Bijlage 1 Ambtshalve wijzigingen bij vaststelling

Bijlage 2 Commentaarnota Zienswijzen

Bijlage 2 Commentaarnota zienswijzen

Bijlage 3 Ruimtelijke Onderbouwing Prinsenhof

Bijlage 3 Ruimtelijke onderbouwing Prinsenhof

Bijlage 4 Beeldkwaliteitsplan Prinsenhof En Veldkampkerk

De welstandsnota 2007 als beleidsinstrument is voor wat betreft de gebiedscriteria toegespitst op het consolideren van het bestaand stedelijk gebied. Nieuwe ontwikkelingen, inbreidingen of herontwikkelingen zijn bij de welstandsbeoordeling soms een leemte in het bestaand stedelijk gebied als deze niet worden genoemd. Derhalve dient de onderstaande beeldkwaliteitplan van de locaties Prinsenhof en Veldkampkerk als aanvulling op de welstandsnota 2007 te worden gezien.

A l g e m e e n

In het stadsdeel Tweelingstad loopt door de wijken Slingerbos, Veldkamp, Tinnengieter en Wittenhagen een brede parkstrook die deze wijken met elkaar verbindt. Deze centrale doorlopende groene zone is structuurbepalend voor dit gebied. De centrale groenzone is een parkstrook van 50 – 100 m breed. De zone kent verschillende sferen. In de wijk Wittenhagen is de zone een wijkpark met een waterpartij en speelvoorzieningen. In Veldkamp heeft de zone een monumentaal karakter met grote bomen en boscomplexen. In de wijk Slingerbos is het een open zone, die ondermeer ruimte biedt aan sportvoorzieningen.

De genoemde woonbuurten bestaan in hoofdzaak uit eengezinswoningen in rijen met plaatselijke een aantal tweekappers en vrijstaande woningen en een beperkt aantal woningblokken met boven- en benedenwoningen. Grenzend aan de groene zone staat een aantal gebouwen met een afwijkende functie, zoals kerkgebouwen, scholen en kantoren. Op sommige plaatsen steken deze gebouwen een deel de groene zone in. De gebouwen onderbreken ter plekke het brede profiel van de groenstrook en compartimenteren de zone.

Naast een afwijkende functie hebben deze gebouwen ook een afwijkende vorm. De maat en schaal is groter dan de omliggende bebouwing. De hoogte varieert van één bouwlaag (met kap) tot drie à vier bouwlagen (mogelijk is vigerend bestemmingsplan). De gebouwen staan midden op het kavel omringd door (groene) open ruimte. De gebouwen hebben geen eenduidige architectonische uitstraling. Ze zijn in verschillende tijdsperioden gebouwd en hebben allen een verschillende bouwvorm met bijbehorend afwijkend materiaal gebruik.

Door de specifieke plek die deze gebouwen in het stadsdeel Tweelingstad innemen is deze architectonische variatie juist wenselijk. Bij herontwikkeling van deze locaties zal hier wederom sprake van zijn. Het is derhalve niet noodzakelijk qua materialisatie en vormgeving exact op de omliggende bebouwing aan te sluiten.

Voor toekomstige herontwikkeling van deze locaties is van groot belang dat ten alle tijden een zo breed mogelijke groene strook over gehouden te worden. De gebouwen staan als afzonderlijke elementen in de groene ruimte. De open ruimte om het gebouw heen dient zo veel als mogelijk groen ingericht te worden, zodat de groene ruimte langs het gebouw meandert. Parkeren dient waar mogelijk ondergronds te worden opgelost. Omdat de gebouwen aan (bijna) alle zijden gericht zijn op de openbare weg, dienen alle gevelaanzichten gericht te zijn op deze openbare weg. Het oprichten van blinde gevels is niet wenselijk. Qua situering en positie op het kavel dient per locatie rekening gehouden te worden met de specifieke kenmerken van de directe omgeving. Op sommige locaties is het toepassen van stedenbouwkundige accenten wenselijk.

G e b i e d s g e r i c h t e c r i t e r i a l o c a t i e P r i n s e n h o f

S i t u e r i n g

  • De nieuwbouw sluit aan op de lintbebouwing van de groene ruimte langs de Nassaulaan. De gebouwen worden waar mogelijk omgeven door een groen lint met wadi's;
  • Een deel van het parkeerareaal dient middels een parkeergarage te worden opgelost;
  • De entree van de gebouwen aan de binnenzijde situeren en ontsluiten vanaf de Julianalaan situeren.

M a s s a e n v o r m

  • De bouwmassa's zijn gesitueerd langs de Nassaulaan en de Julianalaan;
  • De beëindiging van de groene ruimte nabij het Winkelcentrum heeft een bebouwingsaccent van vijf bouwlagen. De overige bebouwing is in drie bouwlagen;
  • De gebouwen worden middels galerijen en dakbedekking gekoppeld en mogen voorzien zijn van een plat dak.

G e v e l s

  • De noord-oostgevel van het bebouwingsaccent dient met zorg te worden vormgegeven en bij voorkeur open van structuur te zijn;
  • De gebouwen worden gekoppeld middels galerijen;
  • De koppen van de gebouwen aan de Julianalaan verbijzonderen door het situeren van buitenruimten.

M a t e r i a a l g e b r u i k

  • Bij nieuwbouw worden bakstenen toegepast;
  • Galerijen en balkons mogen transparante materialen worden toegepast.

K l e u r g e b r u i k

  • Bij hoofdmaterialen wordt uitgegaan van aardkleuren;
  • Het gebruik van sterk contrasterende kleuren in grotere vlakken is ongewenst;

G e b i e d s g e r i c h t e c r i t e r i a l o c a t i e V e l d k a m p k e r k

S i t u e r i n g

  • De groene strook parallel aan de Veldkamp wordt in tact gelaten. De daar aanwezige bomen blijven behouden;
  • Bebouwing staat zo compact mogelijk in het midden van het kavel;
  • De open ruimte rondom het gebouw wordt zo groen als mogelijk ingericht;
  • Het gebouw staat midden in het groen, zodat de groene ruimte langs het gebouw meandert;
  • Een deel van het parkeerareaal dient middels een parkeergarage te worden opgelost;
  • De entree van het gebouw situeren aan de Eikenlaan.

M a s s a e n v o r m

  • De grootste bouwmassa staat met de kopse kant gericht naar de Veldkamp;
  • De bebouwing sluit in de hoek van de Eikenlaan en de Beukenlaan qua bouwhoogte en vormgeving aan op de aangrenzende woonbebouwing;
  • De kapvorm van het gebouw is vrij.

G e v e l s

  • De entreegevel zorgt voor een passende begrenzing van het groengebied langs de Veldkamp;
  • Alle zijden van het gebouw zijn gericht op de openbare weg en worden als voorgevel behandeld. Het oprichten van blinde gevels is niet wenselijk.

M a t e r i a a l g e b r u i k

  • Bij nieuwbouw worden bakstenen toegepast;
  • Galerijen en balkons mogen transparante materialen worden toegepast.

K l e u r g e b r u i k

  • Bij hoofdmaterialen wordt uitgegaan van aardkleuren;
  • Het gebruik van sterk contrasterende kleuren in grotere vlakken is ongewenst.

Bijlage 5 Beantwoording Overlegreacties Artikel 3.1.1. Bro

Bijlage 5 Beantwoording overlegreacties artikel 3.1.1. Bro

Bijlage 6 Eindverslag Inspraak Tweelingstad - Slingerbos

Bijlage 6 Eindverslag inspraak Tweelingstad - Slingerbos