KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Maatschappelijk- Onderwijs
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Antidubbeltelregel
Artikel 5 Algemene Ontheffingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 6 Overgangsrecht
Artikel 7 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.3 Geldend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Historie
2.2 Huidige Situatie
2.3 Ontwikkellingen
2.4 Ruimtelijke Effecten
2.5 Beleid
2.6 Conclusie
Hoofdstuk 3 Uitvoeringsaspecten
3.1 Bodem
3.2 Milieuzonering
3.3 Water
3.4 Geluid
3.5 Luchtkwaliteit
3.6 Externe Veiligheid
3.7 Flora En Fauna
3.8 Archeologie
3.9 Cultuurhistorie
3.10 Kabels En Leidingen
Hoofdstuk 4 Juridische Planopzet
4.1 Inleiding
4.2 Plansystematiek
Hoofdstuk 5 Economische En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlagen
Bijlage 1 Berekening Waterberging
Bijlage 2 Reacties Vooroverleg
Bijlage 3 Commentaarnota Vooroverleg
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 5 Cultuurhistorie
Bijlage 6 Bodem
Bijlage 7 Flora En Fauna
Bijlage 8 Externe Veiligheid
Bijlage 9 Archeologie

SOMA College

Bestemmingsplan - gemeente Harderwijk

Onherroepelijk op 07-12-2010 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Uitbreiding Soma-college van de gemeente Harderwijk;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0243.BP00029-0006 met de bijbehorende regels;

1.3 bebouwingspercentage:

een in het plan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.4 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.5 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.6 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.7 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.8 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.9 dove gevel:

een bouwkundige constructie die een ruimte van een gebouw scheidt van de buitenlucht, zonder te openen delen en met een in NEN 5077, zoals die geldt op het moment van vaststelling van het plan, bedoelde karakteristieke geluidswering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 35dB(A) onderscheidenlijk 33 dB, alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidgevoelige functie;

1.10 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.11 peil:

  1. a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
  2. b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Maatschappelijk- Onderwijs

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Onderwijs' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. scholen en onderwijsgebouwen- en voorzieningen;

b. erven en terreinen;

met dien verstande dat geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder alleen zijn toegestaan daar waar een 'dove gevel' is toegepast.

3.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
    1. 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    2. 2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan aangegeven;
    3. 3. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan aangegeven;
  1. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de bepaling dat de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van vlaggenmasten niet meer dan 6 m mag bedragen.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 4 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene Ontheffingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in deze planregels voor het overschrijden van de voorgeschreven maatvoering voor bouwwerken met ten hoogste 10%.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 6 Overgangsrecht

6.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
  3. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

6.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 7 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Uitbreiding Soma-college.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van de raad der gemeente Harderwijk op 16 september 2010.

voorzitter,

griffier,

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel

Het SOMA College is sinds 2000 gevestigd op het Bouw & Infa Park op het voormalige kazerneterrein Willem George Frederikkazerne aan de Ceintuurbaan. Het SOMA College is een mbo opleiding voor de grond-, water- en wegenbouw (GWW). In een tijdelijk pand zijn de theorieleslokalen onder gebracht. Er worden praktijklessen met machines op het oefenterrein gegeven.

Het tijdelijke gebouw voor de leslokalen, heeft een vergunning tot 4 januari 2012. Het SOMA College wenst met ingang van het schooljaar 2011-2012 een permanent gebouw in gebruik te kunnen nemen. Met het oog daarop is onderhavig bestemmingsplan opgesteld. De uitbreiding van het bestaande praktijkgebouw vindt plaats aan de zuidoostzijde, in de richting van het bestaande oefenterrein. De uitbreiding bestaande uit een gebouw met een ovale footprint is met het bestaande, als monument aangewezen kazernegebouw verbonden door een smalle verbinding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00029-0006_0001.jpg"

Deze uitbreidingslocatie ligt buiten het bouwvlak van het vigerende bestemmingsplan Leuvenumseweg Noord. Om die reden is dit bestemmingsplan opgesteld.

1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied

Het plangebied ligt op het Bouw & Infra Park, ten zuidoosten van Harderwijk. Het gebied ligt aan de rand van De Veluwe. Ten noordwesten ligt de rijksweg A28, ten westen ligt het Van der Valk Hotel en ten noordoosten ligt een schietterrein van defensie. Het plangebied wordt ontsloten vanaf de Ceintuurbaan, dat een goede verbinding vormt met de stad Harderwijk en de A28. Het plangebied omvat alleen het gedeelte dat de uitbreiding van de school beslaat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00029-0006_0002.jpg"

1.3 Geldend Bestemmingsplan

Voor het plangebied geldt het Bestemmingsplan Leuvenumseweg Noord, Vastgesteld op 24 augustus 1998 en goedgekeurd 6 april 1999. Het terrein is bestemd als Infraopleidingcentrum (Ms(i). In artikel 4C1 is aangegeven dat gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd. De hoogte en het bebouwingspercentage zijn aangegeven op de verbeelding. Er geldt voor het bestaande SOMA gebouw een hoogte van 12 m en een maximaal bebouwingspercentage van 25 %.

De uitbreiding van het SOMA College past niet binnen het in het bestemmingsplan aangegeven bouwvlak. De uitbreiding ligt voor een gedeelte binnen de grens Oefengebied C. Dit is in strijd met voorschrift C.1.a. De bebouwing kan niet worden gerealiseerd binnen de onder C.1 d en C.2 en 3 genoemde uitzonderingen. Ook past het plan niet binnen de in artikel 13 d. genoemde vrijstelling van de bebouwingsgrens.

Daarnaast valt het bouwplan over de grens oefengebied C, in dat gebied mag conform de toelichting op het bestemmingsplan geen hoofdbebouwing worden gerealiseerd. Een aanlegvergunningstelsel is nodig ten einde schade aan beplanting karakteristieke waarden te voorkomen en het monumentale gebouw te beschermen. Ten behoeve van het realiseren van het bouwplan moet weliswaar enige beplanting worden verwijderd, maar dit betreft een solitaire bomenrij die geen verbinding heeft met de Veluwe.

De bestaande bebouwing is aangewezen als gemeentelijk monument.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00029-0006_0003.jpg"

Onderhavig bestemmingsplan voorziet in een herziening van dit bestemmingsplan. De gewenste uitbreiding

1.4 Leeswijzer

De toelichting van het bestemmingsplan 'SOMA College' bestaat uit de volgende hoofdstukken:

  • in hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van het plangebied. De bestaande en toekomstige ruimtelijke situatie staan daarbij centraal;
  • de uitvoerbaarheidaspecten die gerelateerd zijn aan de gewenste ontwikkelingen komen aan bod in hoofdstuk 3;
  • de juridische planopzet wordt behandeld in hoofdstuk 4. Hierin worden de gewenste ontwikkelingen vertaald in een juridisch-planologische regeling. Daarmee vormt dit hoofdstuk een toelichting op de regels;
  • vervolgens komt in hoofdstuk 5 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan aan bod. Onder het laatste vallen inspraak en overleg.

Bij dit bestemmingsplan behoren verder de regels en de verbeelding. Beide zijn opgenomen in het tweede deel van dit bestemmingsplan. De regels en de digitale verbeelding zijn juridisch bindend.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Historie

De kazerne in de jaren 30 van de vorige eeuw opgericht. Tijdens de bouw van het terrein brak de Tweede Wereldoorlog uit, zodat het ontwerp nooit volledig is uitgevoerd. De Duitse bezetter heeft het park voltooid, wat duidelijk in het uiteindelijke resultaat zichtbaar is. Hierdoor is een tweeledige architectonische opbouw van het park ontstaan, dat wordt gekenmerkt door zowel sporen van de Delftse School als de zogenaamde Stuttgarter Schule. Het park is hierdoor uniek te noemen en is inmiddels op de gemeentelijke monumentenlijst geplaatst.

Duidelijk is de orthogonale verkaveling te zien in het ontwerp van het gebied.
Het terrein bestaat uit veelal de originele kazerne panden, met daarnaast een enkele nieuwe invulling van recenter datum. Deze panden schikken zich in het bestaande orthogonale patroon van het kazerne terrein.

In 1994 is de kazerne opgeheven. In 1997 is het terrein overgenomen door Bouw & Infra Park. Nu vormt het landelijke opleidingscentrum van en voor de gehele bedrijfstak Bouwnijverheid. Het SOMA College vormt daarbinnen een belangrijk onderdeel.

C o n c l u s i e
In het bouwplan en in het bestemmingsplan wordt rekening gehouden met de orthogonale verkaveling. In het bouwplan is een transparante passage opgenomen in de zichtlijn.

2.2 Huidige Situatie

B o u w e n I n f r a p a r k

Er zijn vijftien organisaties in de bouwnijverheid op het terrein gevestigd. Het aantal leerlingen ligt rond de 1.250. Daarnaast maken jaarlijks circa 3.500 cursisten gebruik van het park en worden er enige duizenden praktijkexamens afgenomen en diverse vaksymposia gehouden. Er zijn ook brancheorganisaties en het landelijk scholings- en exameninstituut van de bouwnijverheid gevestigd evenals het landelijk wegenbouwmuseum. Er is een conferentie- en zalencentrum dat vooral wordt gebruikt door de organisaties op het park zelf. Verder liggen er oefenterreinen en -wegen ten behoeve van wegenbouw-, grondverzet- en kraanmachinistenopleidingen en voor incidentbestrijding op de weg. Verder staan er gebouwen voor bijbehorend technisch onderwijs als machineonderhoud, metaalbewerking en hydrauliek, studentenhuisvesting, en sportzaal plus een sportterrein. Daarnaast zijn er diverse vergaderzalen en een auditorium, een overdekte examenhal met bijbehorend terrein en infrastructuur lesmateriaal, een educatieve bouwput, bedrijfsrestaurants en hotelkamers, cursussen, conferenties en lezingen.

S O M A C o l l e g e
Het SOMA College is gevestigd in een pand gelegen aan de noordoostzijde van het terrein. Het pand behoort tot de oorspronkelijke kazerne panden. Het betreft vanwege de historische waarde ervan, een gemeentelijk monument. Het pand is nu als praktijklesruimte in gebruik. Oostelijk van dit pand ligt het tijdelijke pand met theorieleslokalen.

O n t s l u i t i n g B o u w e n I n f r a p a r k
Het terrein wordt ontsloten vanaf de Centuurbaan, de N302. Het terrein is vanaf de A28 via de N302 goed bereikbaar. Middels de Deventerweg is het pand verbonden met de stad Harderwijk.

Momenteel vindt reconstructie van de N302 plaats. Het Bouw & Infra Park heeft een rechtstreekse aansluiting op N302. Bij de reconstructie zijn hier verkeerslichten gekomen.

2.3 Ontwikkellingen

De uitbreiding zal plaats vinden ten zuidoosten van de huidige bebouwing, het voormalige kazerne gebouw (monument).

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00029-0006_0004.jpg"

De uitbreiding bestaat uit een gebouw met een ovale footprint, en is met de bestaande bebouwing verbonden door een smalle verbinding. De uitbreiding geeft door zijn moderne vormgeving een spannend accent aan de monumentale bebouwing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00029-0006_0005.jpg"

In de algemene visie van het Bouw & Infra Park (Visie op het Bestemmingsplan Leuvenumseweg-Noord Harderwijk, 12 oktober 2009) is het volgende aangegeven 'Aan de noordoostzijde van het exercitieterrein is ruimte gereserveerd voor een zone met nieuwbouw. De nieuwbouw zal niet als de overliggende gebouwen met de kopse kant naar het exercitieterrein presenteren. Ruimtelijk bestaat hier de voorkeur voor plaatsing van vrijstaande paviljoenachtige gebouwen aan omvang en architectuur kan op deze wijze een grote vrijheid gegeven worden, zodat afhankelijk van de vraag passende oplossingen worden gevonden.
Weliswaar is de bebouwing niet vrijstaand, echter de verbinding tussen het oude en het nieuwe pand wordt transparant uitgevoerd.

C o n c l u s i e

  • de visie van het Bouw & Infra Park maakt realisatie van het ovale gebouw met (glazen) verbinding mogelijk.

2.4 Ruimtelijke Effecten

S t e d e n b o u w k u n d i g e o n d e r b o u w i n g
Het SOMA College is een opleiding in grond-, water en wegenbouw. De opleidingsvoorzieningen bevinden zich op het terrein van het Bouw & Infra Park. Het Bouw & Infra Park was van oorsprong een oud kazernecomplex, dat in de tweede helft van de jaren 30 is aangelegd door de Nederlanders en tijdens de Tweede Wereldoorlog is afgebouwd door de Duitsers. Het praktische deel van de opleiding is ondergebracht in het huidige gebouw 30. Deze functie sluit naadloos aan bij de voormalige functie van dit gebouw; opleiding van defensie voor onderhoud aan militaire voertuigen.

In de huidige planontwikkeling blijft de functie van onderwijs van gebouw 30 gehandhaafd. De aanpassingen zijn het 'opschonen' van de verschillende gebouwonderdelen. Dit houdt in dat veel van de latere aanpassingen welke niet c.q. minder passen in de bestaande structuur van het gebouw worden weggehaald.

Op het terrein van het Bouw & Infra Park bevindt zich op dit moment een tijdelijke huisvesting voor het theoretische deel van de opleiding en de ondersteunende functies van de school. De programmatische wens was het samenbrengen en integreren van deze beide onderdelen van de school. Niet alleen vanuit praktisch oogpunt maar met name vanuit de onderwijsvisie.

Een deel van de huidige theoretische ruimten zal in de kapruimten van de beide 'stalvleugels' worden ondergebracht, op dit moment hebben deze verdiepingen geen functie. Het overige deel van het programma dient een directe koppeling met het bestaande gebouw te hebben. De drie gebouwdelen van het bestaande gebouw worden vanuit de onderwijsvisie gekoppeld door middel van een centrale middengang over twee lagen. Voor de nieuwbouw is gekozen om deze te plaatsen als een beëindiging van de route door het bestaande gebouw. Vanuit de nagenoeg symmetrisch opzet van het bestaande gebouw is het nieuwe volume gekoppeld aan de centrale as.

Om toch de nieuwbouw een zelfstandig karakter te geven is gekozen voor een ovale grondvorm waardoor het nieuwe volume enerzijds aansluit bij de huidige structuur van het bestaande gebouw, maar anderzijds in vorm en materialisatie een herkenbare nieuwe toevoeging blijft.
Vanuit de grotere stedenbouwkundige context sluit dit aan bij het beeld om het oude exercitieterrein vrij te maken en de huidige opstallen te slopen. En op het terrein in het verlengde van gebouw 30 paviljoenachtige gebouwen te positioneren aan de lange zijde van het exercitieterrein. De nieuwbouw is op een zodanige wijze vorm gegeven en op een zodanige afstand van het bestaande gebouw gesitueerd, dat deze vanuit het grotere schaalniveau zich als eerste paviljoen manifesteert. Het koppelende tussenlid is ook hierom volledig transparant vorm gegeven.

R u i m t e l i j k e a s p e c t e n

P a r k e r e n
In het gemeentelijk verkeers- en vervoersplan Harderwijk zijn normen voor parkeren opgenomen. Als gevolg van het realiseren van het bouwplan zal er geen extra parkeerbehoefte zijn omdat het bouwplan betrekking heeft op het vervangen van een tijdelijke huisvesting voor een definitieve huisvesting. Daarnaast dragen goede fietsenstallingen bij aan een hogere kwaliteit van de openbare ruimte en vermindering van hinder voor voetgangers. Voor voortgezet onderwijs wordt uitgegaan van 60 tot 70 stallingsplaatsen per 100 leerlingen. Aangezien de leerlingen van deze opleiding vanuit het gehele land komen is het aantal leerlingen dat per fiets kan komen zeer beperkt en kan met veel minder stallingsplaatsen worden volstaan.

V e r k e e r
Het opleidingsinstituut is goed ontsloten door zijn ligging vlakbij de N302. Er is geen sprake van extra verkeersaantrekkende werking als gevolg van het plan aangezien het vervanging van tijdelijke huisvesting betreft.

C o n c l u s i e:
Aangezien er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is zal er geen parkeeroverlast in de omgeving ontstaan. Het uitbreiden van het aantal parkeerplaatsen is derhalve niet noodzakelijk.

2.5 Beleid

2.5.1 Rijks-, provinciaal en regionaal beleid

N o t a R u i m t e e n N o t a B e l v e d e r e
In de Nota ruimte is door het rijk aangegeven hoe de ruimtelijke ontwikkeling in de komende periode vorm moet krijgen. Daarbij hanteert het rijk het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet'. Doel van de nota ruimte is onder andere te komen tot krachtige steden en een vitaal platteland en borging van ruimtelijke waarden. Het programma Belvedere stimuleert de inzet van cultuurhistorie bij ruimtelijke transformaties. De cultuurhistorie in de leefomgeving - van een gebouw, een structuur of een gebied - kan immers vaak kwaliteit en betekenis toevoegen aan ruimtelijke ontwikkelingen. Dit gedachtengoed is opgepakt door Bouw & Infra Park en het SOMA College. Er is gebruik gemaakt van het aanwezige monument. Om dit echter nuttig te kunnen gebruiken is een uitbreiding aan de bestaande bebouwing noodzakelijk voor een blijvend functioneel gebruik.

S t r e e k p l a n

Op 29 juni 2005 is het streekplan vastgesteld. Het streekplan van de provincie Gelderland heeft met de wijziging van de Wro de status van een structuurvisie gekregen. De structuurvisie is bedoeld om de gewenste ruimtelijke ontwikkeling op hoofdlijnen te schetsen. De provincie Gelderland heeft op 24 mei 2005 het Streekplan Gelderland 2005 vastgesteld. De compositiekaart van het streekplan is opgenomen in bijlage 1. Harderwijk vormt een onderdeel van de in het streekplan omschreven regio Noord-Veluwe (gemeenten Putten, Ermelo, Harderwijk, Nunspeet, Elburg, Oldebroek, Hattem, Heerde en Epe). In het streekplan is Harderwijk aangewezen als een regionale centrumfunctie die moet worden voortgezet. Het SOMA College heeft een landelijke aantrekkingskracht en past daarmee goed in de voorziene centrumfunctie van Harderwijk.
Op 3 november is de ontwerp Ruimtelijke verordening Gelderland door Gedeputeerde Staten vastgesteld. Het bestemmingsplan is niet in strijd met de ontwerp Provinciale Verordening.

T w e e d e p r o v i n c i a a l v e r k e e r - e n v e r v o e r s p l a n ( 2 0 0 4
De planlocatie is nabij de N302 gelegen. Deze weg wordt in het tweede provinciaal verkeers- en vervoersplan gezien als een belangrijke ontsluiting voor de regio. Dit betekent dat het voornemen bestaat deze weg te verbeteren. Het bouwplan is van kleine omvang en ligt achter de bestaande bebouwing. De afstand tot de N302 is ongeveer 220 m. De verbetering van de N302 zal geen belemmering zijn voor de uitvoering van het bouwplan.

R e g i o n a a l b e l e i d
Momenteel wordt gewerkt aan een regiovisie voor het gebied van Harderwijk en omgeving. Op basis van de eerder opgestelde Regionale Structuurvisie Noord Veluwe (januari 2004) wordt nadere invulling gegeven. Het regionaalbeleid is gericht op versterken en het behouden van de kwaliteiten. Ontwikkelingen moeten hand in hand gaan met het verbeteren van de kwaliteit van het landschap.

2.5.2 Gemeentelijk beleid

S t r u c t u u r p l a n H a r d e r w i j k 2 0 2 0
Het Structuurplan Harderwijk 2020 is vastgesteld op 15 juni 2006. In dit rapport geeft de gemeente haar ruimtelijke visie tot 2020 weer. In deze visie heeft het gehele terrein een onderwijs functie gekregen. Het gebied rondom de planlocatie wordt in het structuurplan aangeduid als 'Natuur/bos'. Dit maakt deel uit van het nationaal Landschap de Veluwe.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00029-0006_0006.jpg"

B e e l d k w a l i t e i t p l a n N 3 0 2 H a r d e r w i j k
In het beeldkwaliteitplan N302 Harderwijk wordt de N302 opgedeeld in een landelijk (groen) karakter en een stedelijke (rood) karakter. De bouwlocatie ligt nabij het groene tracé van de N302.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00029-0006_0007.jpg"

De afstand van het plangebied tot de N302 is ongeveer 220 m, de omvang van het bouwplan (782 m2) is dusdanig dat het landelijke karakter van de N302 niet wordt aangetast.

G e m e e n t e l i j k V e r k e e r s- e n V e r v o e r s p l a n (GVVP)
In de deelplannen van het GVVP wordt aandacht geschonken aan de wijze waarop de bereikbaarheid en verkeersveiligheid gewaarborgd kunnen worden. De gemeente Harderwijk heeft zich ten doel gesteld om zo veel mogelijk gebruik te maken van de huidige infrastructuur mits er voldoende capaciteit is. De Ceintuurbaan (N302) is in het GVVP gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg type II (enkelbaansweg, snelheid 80 km/uur). Door de ligging van het SOMA College (nabij de afrit van de A28) kan het college eenvoudig bereikt worden zonder door de kern van Harderwijk te hoeven rijden.

Momenteel wordt de N302 door de provincie en de gemeente gereconstrueerd. De weg wordt verbreed (2 x 2 rijstroken) en er worden ongelijkvloerse kruisingen aangelegd. Ook komen er vrijliggende voet- en fietspaden met ongelijkvloerse kruisingen met het autoverkeer. Hierdoor wordt de bereikbaarheid van het SOMA College vergroot.

H a n d b o e k H a r d e r w i j k s G r o e n
Het Handboek Harderwijks Groen geeft 'Specificaties' van het groen en een analyse van stad en landschap. Ook wordt aangeven waar de belangrijkste kwaliteiten en knelpunten liggen. Er wordt een visie gepresenteerd op het Harderwijks Groen, uitgewerkt naar een aantal thema's. Per deelgebied wordt dit nader uitgewerkt en worden de karakteristieken en belangrijkste kwesties benoemd en verbeeld. De Ceintuurbaan valt binnen deelgebied IV, hiervoor geldt:

K w a l i t e i t e n

  • het gedeelte ten zuiden van de kruising met de Newtonweg heeft een groen en bosachtig karakter en verwijst daarmee naar de Veluwe;
  • het aquaduct markeert de overgang van het vaste land naar de polder.

K n e l p u n t e n

  • de N302 vormt een barrière tussen de stad en het buitengebied;
  • het beeld vanaf de N302 wordt vooral bepaald door geluidsschermen en dichte beplanting;
  • door beplanting, vangrails, grondlichamen en de verdiepte ligging van de weg is het Randmeer moeilijk zichtbaar. Het ervaren van de overgang van het 'oude' naar het 'nieuwe' land wordt erdoor bemoeilijkt.

In het kader van de in de vorige paragraaf genoemde reconstructie wordt ook het groen langs deze weg verbeterd.

M i l i e u b e l e i d s p l a n
Milieubeleidsplan 2004-2009
In dit plan is een aanzet gemaakt voor de gebiedsgerichte aanpak. Een belangrijk element daarvan was dat het aspect milieu op pro-actieve wijze en vooraan in het ruimtelijk planproces wordt betrokken.

M i l l i e u b e l e i d s p l a n 2 0 0 9 - 2 0 1 2
Het milieubeleidsplan is opgebouwd rond de (milieu)doelstelling uit het collegeprogramma 2006-2010: 'Het voeren van een milieubeleid en natuur-/landschapsbeleid waarin aspecten als duurzaamheid en leefbaarheid met betrekking tot de woon- en leefomgeving een belangrijke plaats innemen'. Vanuit deze gedachte is voor de planperiode 2009 - 2012 voor twee speerpunten gekozen: klimaatbeleid en een gebiedsgericht milieubeleid.

K l i m a a t b e l e i d
De doelstellingen van het Klimaatakkoord vormen de klimaatdoelstellingen van de gemeente Harderwijk. De gemeente Harderwijk sluit aan bij het Klimaatactieplan van de regio Noord-Veluwe (24 september 2008 door het dagelijks bestuur van de regio vastgesteld). Op basis van de Prestatiekaart Lokaal Klimaatbeleid (Senter-Novem). De Prestatiekaart Lokaal Klimaatbeleid onderscheidt drie ambitieniveaus: actief, voorlopend en innovatief. Het actieve ambitieniveau is het uitgangspunt voor de gemeente Harderwijk. Voor de eigen gemeentelijke gebouwen en voorzieningen wordt het voorlopend niveau geambieerd. De gemeente heeft tenslotte een voorbeeldfunctie.

E n e r g i e
De beschikbaarheid van vernieuwbare hulpbronnen staat onder druk. In Harderwijk wordt daarom ingezet op beperking van energieverbruik en opwekking van duurzame energie. Voor onderhavige project is met name het zoveel mogelijk toepassen van (passieve) duurzame energie van belang. Voor Utiliteitsgebouwen geldt met name dat de gemeente Harderwijk zal meer dan voorheen EPC-berekeningen toetsen en toezicht houden op de energieprestatieberekening op de bouwplaats. Net als bij woningbouw geldt hier ook een verscherpte EPC van 10%.

De gemeente Harderwijk gaat uit van een intensieve combinatie van stimulering van fietsgebruik en ontmoediging van autogebruik ('pull en push') door maatregelen bij verkeer en vervoer.

B e d r e i g i n g e n v a n d e g e z o n d h e i d
De gezondheid wordt bedreigd door de gevolgen van globalisering, straling, toenemende mobiliteit en de kwaliteit van lucht en water. De bedreigingen van de gezondheid worden gemeten met behulp van de GezondheidsEffectScreening (GES) scores. In het milieubeleidsplan wordt per deelgebied de milieugezondheidskwaliteit per milieuaspect behandeld en worden de ambities opgenomen die de gezondheidskwaliteit voor de mens verbeteren, dit geldt tevens voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen per deelgebied. Voor het deelgebied 'Veluwe' dienen de milieuambities nog te worden vastgesteld in het kader van het milieubeleidsplan.

N o t a A r c h e o l o g i e
Op 17 april 2008 heeft de gemeenteraad de Nota Archeologie vastgesteld.
In Harderwijk is een archeologiebeleid ontwikkeld dat is gebaseerd op de volgende pilaren:

  • bij de voorgenomen ontwikkeling wordt aan de hand van archeologische kaartmateriaal de verwachtingswaarde(n) daarvan vastgesteld. Bij een lage archeologische verwachtingswaarde wordt (in principe) geen verder onderzoek uitgevoerd;
  • het inventariserend onderzoek wordt uitgevoerd door een terzake kundig extern bureau;
  • wanneer blijkt, dat de archeologie geen belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkeling wordt het betreffende bestemmingsplan hiervoor in procedure gebracht;
  • het streven is gericht op het in situ bewaren van archeologische resten;
  • zolang de implementatie van het Verdrag van Valletta in de Nederlandse wetgeving niet is voltooid wordt afgezien van een verdergaand gemeentelijke archeologiebeleid.

In de nota Archeologie worden tevens de speerpunten voor een nieuw archeologiebeleid vastgelegd:

  1. 1. Het zorgen voor een consistent archeologiebeleid. Onderzoek naar, inventarisatie van en aandacht voor gemeentelijk archeologisch selectiebeleid en landelijke en provinciale richtlijnen en normen;
  2. 2. Het verfijnen en/of formuleren van het gemeentelijk archeologisch afwegingskader en archeologische randvoorwaarden en criteria bij ruimtelijke ontwerpopgaven;
  3. 3. Het vaststellen van gevallen waarin kan worden afgezien van nader archeologisch onderzoek of het opleggen van daartoe strekkende verplichtingen.

W e l s t a n d s n o t a G e m e e n t e H a r d e r w i j k a p r i l 2 0 0 7
De welstandsnota Harderwijk april 2007 geeft inzicht in aspecten waarbij naar het welstandsadvies wordt gekeken. De beoordeling is afhankelijk van het welstandsniveau. De locatie van het SOMA College heeft welstandsniveau 2.

Hiervoor is in de welstandnota opgenomen:

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00029-0006_0008.jpg"

In de welstandsnota worden verschillende gebiedstypen onderscheiden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00029-0006_0009.jpg"

Het bouwplan dient door de welstandscommissie te worden getoetst aan de vereisten. De gemeente Harderwijk heeft een aantal gebiedstypen onderscheiden. Het gebied waarin het SOMA College is gelegen valt onder de welstandsvereisten: 'instituten'. Instituten zijn over het algemeen karakteristiek voor de omgeving. Deze instituten zijn in beginsel naar binnen gekeerd vormgegeven, waarbij de landschappelijke of cultuurhistorische setting bepalend is. Bij uitbreiding van complexen kan de vestigingsgrond, namelijk de landschappelijke setting, worden bedreigd. Dit dient te worden voorkomen. Het omringende groen moet voldoende groene massa behouden. In geval van nieuwvestiging of ingrijpende wijziging is een hoogwaardige architectonische, stedenbouwkundige en landschappelijke vormgeving vereist.
Met name de volgende criteria zijn belangrijk:

  • de indeling van het perceel en de hoofdopzet van het pand moeten worden afgestemd op de stedenbouwkundige karakteristiek van de locatie en de (landschappelijke) inrichting van het terrein (hiërarchie, ontsluiting, zichtlijnen en dergelijke);
  • bij toevoegingen en aanbouwen dienen de positie en de oriëntatie van de oorspronkelijke bebouwing richtinggevend te zijn;
  • bestaande doorzichten of zichtlijnen moeten worden gehandhaafd.

Met name de zichtlijn heeft een belangrijke rol gespeeld. Om die reden is het verbindende deel transparant uitgevoerd.

S t r u c t u u r v i s i e Z u i d e l i j k e S t a d s r a n d
Momenteel wordt een Structuurvisie Zuidelijke Stadsrand opgesteld. Deze visie is nog niet gereed.

2.6 Conclusie

Het bouwplan past binnen het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk ruimtelijk beleid. Er is alleen sprake van strijdigheid met het vigerende bestemmingsplan ten aanzien van het bouwblok en het vrijhouden van het oefenterrein voor het instituut. Een partiële herziening van het bestemmingsplan is noodzakelijk.

Hoofdstuk 3 Uitvoeringsaspecten

3.1 Bodem

In het kader van de Bouwverordening is er een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd.
Op basis van het vooronderzoek is geconcludeerd dat de onderzoekslocatie onderzocht dient te worden volgens de strategie "onverdacht"(ONV). Bij onverdachte locaties luidt de onderzoekshypothese dat de bodem niet verontreinigd is.
De bodem bestaat voornamelijk uit zwak siltig, zwak tot matig grindig, matig tot zeer grof zand. In het opgeboorde materiaal zijn zintuiglijk geen verontreinigingen waargenomen.

Er zijn op basis van het vooronderzoek, tijdens de terreininspectie en bij de uitvoering van de veldwerkzaamheden geen aanwijzingen gevonden, die aanleiding geven een asbestverontreiniging op de locatie te verwachten.
In de bovengrond en in de opgebrachte grond ter plaatse van het oefenterrein, zijn geen verontreinigingen geconstateerd. In de ondergrond zijn eveneens geen verontreinigingen geconstateerd.
Het grondwater is licht verontreinigd met molybdeen. Deze metaalverontreiniging is hoogst waarschijnlijk, in combinatie met de verlaagde pH, te relateren aan regionaal verhoogde achtergrondconcentraties van metalen in het grondwater.

Gelet op het regionale karakter van de lichte metaalverontreiniging in het grondwater en het ontbreken van verontreinigingen in de grond kan de onderzoekslocatie als "onverdacht" ten opzichte van haar omgeving worden beschouwd. Er bestaan volgens Econsultancy met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem dan ook géén belemmeringen voor de bestemmingswijziging en de nieuwbouw op de onderzoekslocatie.
Indien er werkzaamheden plaatsvinden, waarbij grond vrijkomt, kan de grond niet zonder meer worden afgevoerd of elders worden toegepast. De regels van het Besluit bodemkwaliteit zijn hierop mogelijk van toepassing.

3.2 Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stelt zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen, dit kan worden gerealiseerd door een goede scheiding van functies (milieuzonering). De uitgave 'Bedrijven en milieuzonering (VNG 2009)' wordt daarbij als handreiking gebruikt. Naast het terrein van Bouw & Infra Park ligt een defensieterrein. Rondom het bouwplan zijn verder geen bedrijven aanwezig. Voor het defensieterrein geldt het volgende:

Naam Adres SBI-code Minimale afstand (m) Werkelijke afstand (m)
Defensie inrichting Watertorenweg (ong) 8422 200 (geluid) 166

Uit het structuurplan militaire terreinen blijkt dat het een defensieterrein betreft die voor kleinkaliberwapens wordt gebruikt en dat dit terrein gehandhaafd blijft. Het SOMA College betreft een school en is daardoor geluidgevoelig. Wel is het zo dat de opleidingen zelf ook geluid produceren door de praktijklessen met machines voor de grond-, water- en wegenbouw (GWW) op de oefenterreinen. Om de geluidbelasting terug te brengen worden maatregelen genomen welke zijn verwoord in paragraaf 3.4 geluid van de toelichting.

Het bouwplan valt in de categorie scholen voor beroeps- hoger en overig onderwijs. Dit heeft de SBI code 8532,854,855 en hebben minimale afstand van 30 (geluid). Binnen deze 30 m is geen woningbouw aanwezig.

3.3 Water

A l g e m e e n b e l e i d s k a d e r
Als onderdeel van het nieuwe waterbeleid is begin 2002 de Watertoets ingevoerd. Ruimtelijke plannen en besluiten kunnen leiden tot wateroverlast, een achteruitgaande waterkwaliteit, verdroging van natuurgebieden, enzovoort. De watertoets heeft als doel deze negatieve effecten te voorkomen en mogelijke kansen voor het watersysteem te benutten.
Het is een bestuurlijk instrument waarmee ruimtelijke plannen worden getoetst op de mate waarin ze rekening houden met het uitgangspunt dat water voldoende ruimte moet krijgen.
Daarmee is de watertoets de verbindende schakel tussen waterbeheer en ruimtelijke ordening. Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. De watertoets blijft onderdeel van de onderbouwing van een ruimtelijk plan.
De voorkeursvolgorde voor het bergen van hemelwater is:

  1. 1. hergebruik voor huishoudelijke of bedrijfsdoeleinden;
  2. 2. infiltratie in de (boven) grond;
  3. 3. lozen op het oppervlaktewater;
  4. 4. afvoeren via de riolering met een verbeterd gescheiden rioolstelsel.

De doelstelling voor nieuwbouwprojecten is om deze waterneutraal te realiseren.

Met betrekking tot andere wateraspecten waarmee rekening gehouden dient te worden, is de Wateratlas van de provincie Gelderland geraadpleegd.
Hieruit blijkt dat het plangebied valt onder de noemer stedelijk gebied waar kwel voorkomt. De bouwlocatie ligt op een hoogte van 7 m boven NAP. Hierdoor leidt de kwel niet tot wateroverlast. De gemiddelde grondwaterstand ligt op 200 tot 300 cm onder maaiveld. Het gebied is niet aangewezen als waterbergingsgebied of grondwaterbeschermingsgebied.

G e m e e n t e l i j k b e l e i d
De gemeente Harderwijk heeft samen met het Waterschap Veluwe het Waterplan 2005-2009 vastgesteld met als doel te werken aan het verbeteren van het water (oppervlakte water, grondwater en afvalwater). In het kader daarvan wil de gemeente alle nieuwbouw projecten zodanig uitvoeren dat geen negatieve effecten optreden voor de waterhuishouding. Voor een project als onderhavige nieuwbouw is daarbij met name het waterneutraal bouwen van belang. Dat betekent dat het hemelwater afkomstig van het te realiseren verharde- en bebouwde oppervlakte binnen het plan moet worden geborgen.

In de bijlagen is de berekening opgenomen van de benodigde berging. Hieruit blijkt dat er 255 m2 oppervlaktewater gerealiseerd moet worden om aan de vereisten te voldoen. Een andere mogelijkheid is het creëren van een Wadi of het infiltreren van het hemelwater middels infiltratie voorzieningen (kratten/kisten/doorlatend riool).

C o n c l u s i e
Er zijn geen waterhuishoudkundige belemmeringen die de realisering van het project in de weg staan. Wel is het noodzakelijk dat er waterbergend oppervlak wordt gecreëerd (wadi/oppervlaktewater) dan wel infiltratie van hemelwater wordt gerealiseerd.

3.4 Geluid

De Wet geluidhinder stelt normen op gevels. Een gevel is een bouwkundige constructie die een ruimte scheidt van de buitenlucht. De Wet geluidhinder bepaald in artikel 1b, lid 5, dat een constructie waarin geen te openen delen zitten geen gevel in de zin van de Wet geluidhinder is. Een gevel zonder te openen delen wordt een dove gevel genoemd. De Wet geluidhinder stelt geen normen op dove gevels.

In de regels is opgenomen dat geluidgevoelige functies alleen zijn toegstaan wanneer de gevel is aan te merken als dove gevel. Hierdoor is verdere toetsing aan de Wet geluidhinder niet noodzakelijk.

3.5 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de AMvB niet in betekenende mate (Besluit nibm) en de ministeriële regeling nibm (Regeling nibm) in werking getreden. Hierin zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip nibm. Voor de periode tussen het in werking treden van de Wet luchtkwaliteit en het in werking treden van het NSL is het begrip 'niet in betekenende mate' gedefinieerd als 1% van de grenswaarde voor NO2 en PM10.

In de Regeling nibm is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit worden uitgevoerd.

Voor dit bouwplan geldt dat er nauwelijks extra verkeer wordt aangetrokken, aangezien het gaat om vervangende bebouwing. In het totaal beslaat het gebouw 782 m2 vloeroppervlak. In de regeling nibm is het uitbreiden van bijvoorbeeld een school nog niet nader ingevuld. Maar vergelijken wij dit met de wijze waarop een uitbreiding van een kantoor wordt beschouwd (wat een worstcase benadering is, aangezien er per m2 kantoor veel meer voertuigbewegingen zullen zijn dan per m2 school) dan is de uitbreiding nog ruim onder het 1% criterium. In de regeling nibm wordt namelijk gesteld dat een uitbreiding van een kantoor met < 33.333 m3 niet in betekenende mate bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.

Vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening is het ook van belang om af te wegen of het aanvaardbaar is om het (bouw)plan op de gewenste plek te realiseren. Daarbij speelt de mate van blootstelling en de gevoeligheid van bepaalde groepen mensen voor luchtverontreiniging een rol. Hiervoor geldt het Besluit Gevoelige bestemmingen. Dit besluit hanteert vaste zones langs drukke infrastructuur waarbinnen gevoelige bestemmingen, scholen, kinderdagverblijven (inclusief crèches), bejaarden-, verzorgings- en verpleegtehuizen, niet gerealiseerd mogen worden indien ter plekke sprake is van een overschrijding of dreigende overschrijding van de grenswaarden voor fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Binnen een zone van 300 m van een rijksweg of 50 m van een provinciale weg mogen geen nieuwe gevoelige bestemmingen worden gerealiseerd. In de directe omgeving van het perceel is géén snelweg of provinciale weg gelegen. De dichtstbijzijnde provinciale weg (N302) ligt op een grotere afstand dan 50 m van het plangebied. Datzelfde geldt voor de dichtstbijzijnde rijksweg (A28), waarvoor 300 m geldt. In dat verband vormt de regelgeving dus geen belemmering voor de gewenste ontwikkeling.

3.6 Externe Veiligheid

Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is een quickscan externe veiligheid uitgevoerd. Het doel hiervan is na te gaan of er binnen het plan en de omgeving daarvan sprake is van veiligheidsrisico's.
Op basis van de uitgevoerde quickscan externe veiligheid voor de ontwikkeling aan de Ceintuurbaan 2 in Harderwijk van het SOMA College kan het volgende worden geconcludeerd:

  1. 1. Het plaatsgebonden risico vormt in geen van de gevallen een belemmering voor de planontwikkeling;
  2. 2. Het groepsrisico vormt in geen van de gevallen een belemmering voor de planontwikkeling;
  3. 3. Het groepsrisico wijzigt niet en hoeft daarom niet verantwoord te worden.

Er zijn derhalve geen belemmeringen ten aanzien van externe veiligheid.

3.7 Flora En Fauna

Ten behoeve van het plan is een ecologisch onderzoek uitgevoerd. Uit het onderzoek blijkt dat in het plangebied beschermde soorten (categorie 1) aanwezig zijn of te verwachten zijn. Voor deze soorten geldt een algehele vrijstelling van de verbodsbepalingen voor dit type ingreep. Een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet is niet noodzakelijk. Wel geldt te allen tijde de zorgplicht.

In de te verwijderen groenstrook zijn broedende vogels te verwachten. Door de beplanting buiten het broedseizoen (na 15 juli) te kappen kan verstoring worden voorkomen. Er is dan geen ontheffing van de Flora en Faunawet nodig.

Het SOMA terrein grenst aan Natura 2000-gebied Veluwe. Vanwege de externe werking van de Natuurbeschermingswet moeten activiteiten buiten de begrenzing getoetst worden op mogelijke effecten. De factoren die kunnen optreden, beperken zich tot de aanlegfase en bestaan uit geluid en trillingen. De geluiden en trillingen ten behoeve van de nieuwbouw zullen niet meer zijn dan die normaal gesproken op het terrein al aanwezig zijn. De soorten die in de buurt van het Soma terrein voorkomen zijn aan geluid en trillingen gewend of ze worden hierdoor niet verstoord. Daarnaast komen in de directe omgeving voldoende soortgelijke bossen voor waar naartoe kan worden uitgeweken. Er zullen dan ook geen negatieve effecten optreden en het is niet noodzakelijk om voor deze ingreep een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet aan te vragen.

Aangezien het terrein van het SOMA College buiten de begrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) valt, gelden er geen beperkingen op dit gebied.
Het terrein van het SOMA College valt wel binnen de begrenzing van Nationaal Landschap Veluwe. Het bouwplan vormt geen aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap.

3.8 Archeologie

Volgens het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel kunnen binnen het plangebied archeologische resten aanwezig zijn die dateren uit het laat-paleolithicum, het mesolithicum, het neolithicum, de bronstijd, de ijzertijd en de Romeinse tijd. Door de ligging onderaan een glooiing is de kans op de aanwezigheid van nederzettingsresten uit deze perioden klein. Doordat het plangebied tot in de negentiende eeuw uit woeste gronden heeft bestaan, is de kans op resten uit de middeleeuwen en de nieuwe tijd klein.

Om de kans op het aantreffen van archeologische indicatoren zo groot mogelijk te maken zijn binnen het plangebied vijf boringen gezet met behulp van een zandguts en een mega-boor. Uit het met de zandguts verrichte onderzoek blijkt dat de bodem binnen het plangebied oorspronkelijk inderdaad uit een podzolbodem bestaan zal hebben. Resten van podzolvorming zijn echter slechts op één boorpunt nog enigszins aanwezig en zijn op de overige delen van het plangebied, volledig verloren gegaan. Dit is waarschijnlijk het gevolg van bosbouw in de 19e eeuw en de inrichting tot opleidingscomplex, in de 20e eeuw. Het noordwestelijke deel van het plangebied is volledig verstoord door de aanleg van een rioolleiding en het zuidoostelijke deel is volledig verstoord door de aanleg van een talloze malen doorgraven zandbekken. Ondanks het zeven van het met de megaboor opgeboorde materiaal, zijn nergens binnen het plangebied, archeologische indicatoren aangetroffen. Gezien de sterke mate van bodemverstoring en het volledig ontbreken van archeologische indicatoren, geven de resultaten van het onderzoek geen aanleiding om archeologisch vervolgonderzoek te adviseren. Evenmin zijn tijdens het onderzoek archeologische resten aangetroffen waarmee tijdens de verdere planvorming of bij de uitvoering van de geplande werkzaamheden rekening zou moeten worden gehouden.

In verband met het volledig ontbreken van archeologische indicatoren binnen het plangebied, zijn de KNA-onderdelen Waardestelling en Selectieadvies, in dit rapport niet nader uitgewerkt. In alle gevallen geldt dat indien archeologische materialen en/of sporen worden aangetroffen, deze gemeld dienen te worden bij de gemeente Harderwijk, conform Monumentenwet 1988, laatste wijzing van 1 september 2007, paragraaf 7, artikel 53 en verder.

3.9 Cultuurhistorie

Door arcx buro voor monumentenzorg en cultuurhistorie is een bouwhistorisch onderzoek uitgevoerd (arcx-rapport 0755). Uit dat onderzoek blijkt dat het kazerne gebouw aan het eind van de jaren 30 tot stand is gekomen als paardenstal met bijbehorende rijloods. Uitgaande van een standaard concept is het complex in zeer korte tijd gebouwd. Waarschijnlijk tijdens de Duitse bezetting is het verbouwd tot garage annex werkplaatsen. Het ontwerp en de indeling is representatief voor de zogenaamde Boost kazernes en is als zodanig een voorbeeld van huisvesting van op paardentractie ingerichte Nederlandse Veldartillerie.

De hoofdvorm van het gebouw is redelijk bewaard gebleven, het oorspronkelijke concept is door latere aanpassingen moeilijk herkenbaar. Met name de verbreding van het noordwestelijke tussenlid en de centraal in de voormalige rijhal aangebrachte gang, verhoging en bordessen. Het oorspronkelijke gesloten gevelbeeld is gewijzigd tijdens de realisatie van de garage. Omdat de overgang van met paarden naar door motoren aangedreven materieel als zodanig ook een belangrijk aspect van de militaire bouwgeschiedenis is, vormt dit zeker geen aanleiding om het bestaande beeld ingrijpend te corrigeren. Op kleine schaal zijn er echter wel aanpassingen denkbaar die de oorspronkelijke betekenis beter afleesbaar zouden kunnen maken (bijvoorbeeld herstel van enkele dubbele staldeuren, ventilatiekappen en hijsbalken boven de pakhuis deuren). De indeling van het interieur is voor het grootste deel niet meer oorspronkelijk en later tot stand gekomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00029-0006_0010.jpg"

Op bijgaande tekeningen is door middel van kleurcodes aan de verschillende bouwkundige onderdelen een bouwhistorische waardering toegekend.

3.10 Kabels En Leidingen

Er ligt in de nabijheid van het plangebied een tweetal buisleidingen van de Gasunie. Dit betreffen de leidingen N-570-20-KR-074 en A-510-KR-044. De inventarisatieafstand van de 36 inch gasleiding (66 bar) bedraagt circa 430 m aan weerszijden van de leiding. De inventarisatieafstand van de 12 inch gasleiding (40 bar) bedraagt 140 m. De nieuwe ontwikkeling bestaat uit de uitbreiding van een bestaand pand, ter vervanging van een reeds bestaand pand. Deze ontwikkelingen zijn niet van invloed op het groepsrisico. Zij genereren geen extra verkeer, aangezien het gaat om vervangende nieuwbouw. De personendichtheid wordt hierdoor niet beïnvloed.

Hoofdstuk 4 Juridische Planopzet

4.1 Inleiding

A l g e m e e n
Het bestemmingsplan dient te voldoen aan de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden. Daarnaast dient het bestemmingsplan te voldoen aan de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 (SVBP2008). Deze bij ministeriële regeling vastgelegde standaard heeft met name invloed op de vorm en de inrichting van het bestemmingsplan. Zo zijn in deze ministeriële regeling hoofdgroepen van bestemmingen opgenomen en worden er standaard regels voor de begrippen en de wijze van meten gegeven.

Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in een passende planologisch-juridische regeling voor de herontwikkeling van het schoolterrein.

4.2 Plansystematiek

V e r b e e l d i n g
Op de verbeelding is de bestemming van de in het plan begrepen gronden aangewezen en begrensd. De plangrens omvat alleen de te bebouwen locatie, met zo min mogelijk grond eromheen.

R e g e l s
Begripsomschrijvingen
Het opnemen van begripsbepalingen is beperkt tot die begrippen, waarbij sprake is van een (mogelijke) afwijkende betekenis in het algemeen spraakgebruik en/of technische begrippen, waarbij een vereenvoudigde omschrijving de leesbaarheid bevordert. Begrippen die zijn voorgeschreven in de SVBP2008 worden ook conform de SVBP2008 overgenomen.

W i j z e v a n m e t e n
Met het oog op het kunnen bepalen van de in de regels aangegeven oppervlakte, goot- en bouwhoogten en inhoud van bouwwerken is aangegeven waar en hoe deze worden gemeten. Tevens is aangegeven welke onderdelen van gebouwen buiten beschouwing blijven, bij het toepassen van de regelen. Dit betreft onder meer het in geringe mate mogen overschrijden van bouw- en bestemmingsgrenzen met erkers, luifels en dergelijke. In de SVBP2008 zijn standaarden beschreven waaraan deze regels moeten voldoen. Indien van toepassing worden deze één op één overgenomen.

B e s t e m m i n g s r e g e l i n g M a a t s c h a p p e l i j k - O n d e r w i j s
In de bestemming zijn de volgende onderdelen onderscheiden:

  • bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels.

B e s t e m m i n g s o m s c h r i j v i n g M a a t s c h a p p e l i j k - o n d e r w i j s
De bestemmingsomschrijving omvat een opsomming van de functies/gebruiksmogelijkheden binnen de gegeven bestemming. Deze opsomming is van wezenlijk belang, aangezien deze de basis vormt voor de overige regels die opgenomen zijn binnen die bestemming. Binnen de bestemming worden scholen en onderwijsgebouwen- en voorzieningen toegelaten.
Ter ondersteuning van deze functie zijn verhardingen toegestaan.

B o u w r e g e l s
In de bouwregels zijn objectieve regels gesteld met betrekking tot de plaats en afmetingen van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

De bebouwing is in een bouwvlak vervat, waarbij tevens de maximaal toelaatbare nokhoogten zijn weergegeven. Voor het verbindende deel geldt een lagere hoogte dan voor de ovaal gevormde uitbreiding.

A l g e m e n e r e g e l s e n o v e r g a n g s - e n s l o t r e g e l s
Anti-dubbeltelbepaling
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat bij opeenvolgende bouwaanvragen waarbij een bepaalde oppervlakte aan grond als voorwaarde is geformuleerd, dezelfde grond opnieuw bij de afweging omtrent vergunningverlening wordt betrokken. De anti-dubbeltelbepaling wordt conform het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) overgenomen in het bestemmingsplan.

G e b r u i k s r e g e l s e n o v e r g a n g s r e c h t
De regels bevatten geen aparte gebruiksbepaling. De Wro voorziet daarin (artikel 7.10). In het bestemmingsplan is het overgangsrecht conform het Bro opgenomen. De peildata voor bouwen en gebruiken zijn gelijk getrokken en gelegd op de datum waarop het bestemmingsplan onherroepelijke rechtskracht verkrijgt.

S l o t r e g e l
In de slotregel is aangegeven onder welke benaming de regels kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 5 Economische En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

5.1 Economische Uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan heeft geen financiële consequenties voor de gemeente. Het terrein is in eigendom van Bouw & Infra Park. Het SOMA College huurt van hen, het college heeft voldoende middelen om de bouw te financieren. Voor het overige zijn er geen belemmeringen om het plan te realiseren. Hierdoor is geen exploitatieplan nodig. Afdeling 6.4 van de Wro is ten aanzien van dit bestemmingsplan niet van toepassing.

Het risico op planschade is niet aanwezig. De gronden zijn in eigendom van het Bouw & Infra Park. De uitbouw is qua hoogte en omvang zo klein dat de omgeving hier visueel geen last van zou ondervinden. Dit wordt versterkt doordat de uitbouw zich in het midden van het SOMA terrein bevindt en omringd wordt door hogere bebouwing. Bovendien zijn er weinig omwonenden in de omgeving.

5.1.1 Conclusie

Het bestemmingsplan is economisch uitvoerbaar. Kostenverhaal is anderszins verzekerd, het opstellen van een exploitatieplan is om die reden niet nodig.

5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

In de gemeente Harderwijk is een gemeentelijke inspraakverordening van kracht, die bepaalt op welke wijze inwoners en andere belanghebbenden betrokken worden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. Deze verordening is onder meer van toepassing op de voorbereiding van ruimtelijke plannen. Op grond van deze verordening behoeven ondergeschikte bestemmingsplannen herzieningen niet als voorontwerp ter inzage te worden gelegd. Onderhavig plan betreft een ondergeschikte herziening, namelijk aanvulling van een reeds aanwezige functie. Inspraak heeft dan ook niet plaatsgevonden.

In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de bekende partijen. Deze instanties zijn in de gelegenheid gesteld een reactie in te dienen. Binnen de daartoe gestelde termijn is door VROM-Inspectie, Vitens Gelderland, KPN Telecom Rayon Midden, Waterschap Veluwe en Veiligheidsregio Noord- en Oost- Gelderland een reactie ingediend. Deze reacties hebben niet geleid tot aanpassing van het plan. De ingediende reacties en de commentaarnota zijn als bijlage opgenomen in dit bestemmingsplan. Er zijn geen zienswijzen ingediend.

Bijlagen

Bijlage 1 Berekening Waterberging

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00029-0006_0011.jpg"

Bijlage 2 Reacties Vooroverleg

Bijlage 3 Commentaarnota Vooroverleg

Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 5 Cultuurhistorie

Bijlage 6 Bodem

Bijlage 7 Flora En Fauna

Bijlage 8 Externe Veiligheid

Bijlage 9 Archeologie