Buitengebied - Hotel Van der Valk
Bestemmingsplan - gemeente Harderwijk
Onherroepelijk op 29-11-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplanBuitengebied - Hotel Van der Valk van de gemeente Harderwijk;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0243.BP00030-0004met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.6 bebouwingspercentage:
het in de regels aangegeven percentage dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwperceel dat ten hoogste mag worden bebouwd;
1.7 bestaand gebouw, bestaande woning:
een gebouw dat, een woning die, op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaat, voorzover gerealiseerd in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet en voorzover niet in strijd met het toen geldende bestemmingsplan, krachtens een voor dat tijdstip reeds verleende vergunning in uitvoering is of in uitvoering kan worden genomen, dan wel de vergunning nadien moest worden verleend wegens overschrijding van de termijn als bedoeld in artikel 3.8 lid 1 sub e van de Wet ruimtelijke ordening, in relatie met artikel 50, lid 2 sub b van de Woningwet;
1.8 bestaand gebruik
het gebruik van gronden en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
1.9 bestaande oppervlakte, goothoogte, inhoud, afmetingen, aantal:
de oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte, inhoud, afmetingen van een bestaand gebouw, bestaande woning; aantal bestaande gebouwen, bestaande woningen;
1.10 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.11 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.12 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.13 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.14 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.15 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.16 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.17 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.18 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
1.19 erfgrens
de grens van een erf;
1.20 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.21 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.22 peil:
- 1. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- 2. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
1.23 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt in elk geval verstaan een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.24 voorgevelbouwgrens:
het naar de weg gekeerde deel van de bouwgrens;
1.25 Voorgevelrooilijn:
de denkbeeldig doorgetrokken lijn van het naar de weg gekeerde deel van het bouwvlak ter plaatse van de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel de ligging van de bouwvlakken op de verbeelding indien geen hoofdgebouw aanwezig is.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes, liftkokers en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.4 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen;
2.5 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:
vanaf de bouwperceelgrens tot enig punt van een gebouw;
2.6 wijze van meten:
Tenzij anders bepaald, worden de afstanden loodrecht gemeten.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken, trapportalen en hellingbanen buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens, dan wel de rooilijn met niet meer dan 0,25 m wordt overschreden, met dien verstande dat ten aanzien van trapportalen en hellingbanen de overschrijding niet meer dan 2,5 m mag bedragen.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Horeca
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horecavoorzieningen in de categorie 1c en zalenverhuur in de categorie 2 zoals die in bijlage 1'Staat van horeca-activiteiten' zijn opgenomen;
- b. tuinen, erven en terreinen;
- c. nutsvoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. speelvoorzieningen;
- f. voet- en fietspaden;
- g. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein uitgesloten' geen parkeervoorzieningen zijn toegestaan;
- h. verkeersvoorzieningen, waaronder afscheidingen, lichtmasten, verkeersborden, alsmede voorzieningen voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer.
3.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' bedragen de goot- en bouwhoogten niet meer dan de aangegeven hoogten, dan wel de bestaande hoogten indien die meer bedragen.
- b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de regel dat de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen, met dien verstande dat:
- 1. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van verkeers- en verblijfsdoeleinden en nutsvoorzieningen, niet meer mag bedragen dan 6 m;
- 2. erfafscheidingen voor de voorgevel geen grotere hoogte mogen hebben dan 1 m en voor het overige geen grotere hoogte mogen hebben dan 2 m;
- 3. masten geen grotere hoogte mogen hebben dan 8 m.
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
- 2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,60 m onder maaiveld, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
- 3. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, watergangen, greppels, kolken en overige natuurlijke oppervlaktewateren, alsmede het anderszins verlagen van de waterstand;
- 4. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;
- 5. het verwijderen van onverharde wegen of paden;
- 6. het vellen of rooien van bos, alsmede het verwijderen van landschapselementen.
- b. Geen omgevingsvergunning als bedoeld onder a is vereist voor:
- 1. activiteiten, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
- 2. activiteiten die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.
- c. Voorzover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken en kan voor dit totaal van werken en/of werkzaamheden één vergunning worden verleend.
- d. De onder a bedoelde omgevingsvergunning mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of de functies welke het plan beoogt te beschermen dan wel hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti - Dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene Gebruiksregels
Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan het (laten) gebruik(en) van de gronden ten behoeve van een seksinrichting tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald.
Artikel 6 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan afwijken van de regels in deze planregels ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een oppervlakte van ten hoogste 25 m², een inhoud van ten hoogste 70 m³ en een hoogte van maximaal 5 m, ten dienste van openbaar nut, zoals schakelhuisjes, transformatorhuisjes, wachthuisjes, straatmeubilair, telefooncellen en kabelverdeelkasten;
- b. de bouw van balkons, luifels, bordessen, pergola's en dergelijke bouwwerken, met dien verstande dat balkons geen grotere diepte mogen hebben dan 1,50 m;
- c. het bouwen van antennes waarvan de bouwhoogte ten hoogste 25 m mag bedragen;
- d. het veranderen van de voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%, met dien verstande dat deze regel niet wordt toegepast in samenloop met een bijzondere afwijkingsregel.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 7 Overgangsrecht
7.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10 %.
- c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
7.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 8 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplanBuitengebied - Hotel Van der Valk.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van....................
voorzitter,
griffier,
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
Aan de Leuvenumseweg is in 2008 het hotel Van der Valk gerealiseerd met bijbehorend personeelsverblijf en terreininrichting. Het hotel betreft de vervanging van het vorige hotel en conferentieoord De Stadsdennen. De realisatie van het nieuwe hotel paste binnen het bouwvlak van het vigerend bestemmingsplan Leuvenumseweg - Noord; het gerealiseerde personeelsverblijf en de terreininrichting echter niet.
In het vigerende bestemmingsplan "Leuvenumseweg Noord" is de mogelijkheid voor een personeelsruimte achter het hotel geschrapt. In het vorige bestemmingsplan "Buitengebied I 1973" paste de personeelsruimte wel. Het "wegbestemmen" van de personeelsruimte in het vigerende bestemmingsplan is geen bewuste en/of ruimtelijke keuze maar een planologische omissie. Ruimtelijk gezien is er geen bezwaar tegen het herstellen van de vorige planologische mogelijkheden. Het voorliggende bestemmingsplan maakt dan ook opnieuw een personeelsruimte achter het hotel mogelijk.
Daarnaast is het huidige bestemmingsvlak ten behoeve van horeca te klein om de benodigde parkeergelegenheid en de ontsluiting en dergelijke te kunnen regelen. Om het plangebied ligt de bestemming 'Bos'. Hierbinnen is de aanleg van ontsluiting, paden en parkeerplaatsen niet mogelijk. Het voorliggende bestemmingsplan regelt de landschappelijke inpassing van de terreininrichting, parkeerplaatsen en ontsluiting van het hotel.
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
Het plangebied ligt ten zuidoosten van de stad Harderwijk en de A28. Het hotel is gelegen aan de Leuvenumseweg, nabij de kruising met de N302, de Ceintuurbaan. Aan de noordoostzijde ligt de voormalige Willem George Frederik Kazerne (WGF Kazerne), tegenwoordig het Bouw- en Infrapark. De terreininrichting met aanleg van groen, ontsluiting en parkeerplaatsen worden rondom het reeds gebouwde hotel gerealiseerd.
Si t u a t i e s c h e t s t i j d e n s d e b o u w v a n h e t h o t e l
1.3 Geldend Bestemmingsplan
Voor het plangebied geldt het Bestemmingsplan Leuvenumseweg Noord, Vastgesteld op 24 augustus 1998 en goedgekeurd 6 april 1999. Het hotel zelf ligt binnen het bouwvlak, bestemd als Horeca; het personeelsverblijf echter niet. Het omliggende terrein heeft de bestemming Bos N(b) en is bestemd voor de instandhouding van het aanwezige bos, ten behoeve van het behoud en herstel van de daar voorkomende waarden, dan wel daaraan eigen natuur wetenschappelijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Er geldt een aanlegvergunningenstelsel, voor:
- werken of werkzaamheden, welke wijziging van de waterhuishouding of de waterstand beogen of ten gevolge hebben;
- bodemverlagen of afgraven, ophogen en egaliseren van gronden, tenzij hiervoor krachtens wet of provinciale verordening vergunning is vereist;
- het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie-, of telecommunicatie- leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- het vellen, rooien, of beschadigen van houtgewas, anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand.
De aanleg van de terreininrichting rondom het bestaande hotel past niet in de doeleinden zoals hierboven omschreven. Het betreft namelijk geen werkzaamheden ten behoeve van instandhouding van het bos.
Ui t s n e d e B e s t e m m i n g s p l a n L e u v e n u m s e w e g N o o r d
Onderhavig bestemmingsplan voorziet in een herziening van dit bestemmingsplan. Het personeelsverblijf, de terreininrichting rondom het hotel, het parkeren voor de bezoekers van het hotel en de ontsluiting ervan, wordt planologisch-juridisch geregeld.
1.4 Leeswijzer
De toelichting van het bestemmingsplan 'Buitengebied - Hotel Van der Valk' bestaat uit de volgende hoofdstukken:
- hoofdstuk 1 vormt de inleiding, hierin staan ondermeer de aanleiding en het doel van dit bestemmingsplan en de ligging en begrenzing van het plangebied aangegeven;
- in hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van het plangebied en haar directe omgeving;
- de onderzoeksaspecten die gerelateerd zijn aan de bouw van het hotel met de bijbehorende terreininrichting komen aan bod in hoofdstuk 3;
- de juridische planopzet wordt behandeld in hoofdstuk 4. Daarmee vormt dit hoofdstuk een toelichting op de regels;
- vervolgens komen in hoofdstuk 5 en 6 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan aan bod. Onder het laatste vallen inspraak en overleg.
Bij dit bestemmingsplan behoren verder de regels en de verbeelding. Beide zijn opgenomen in het tweede deel van dit bestemmingsplan. De regels en de digitale verbeelding zijn juridisch bindend.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Plangebied En Omgeving
In 2008 is begonnen met de start van de bouw van het Hotel. Het terrein wordt ontsloten vanaf de Leuvenumseweg, die aantakt op de Centuurbaan en de N302. Het hotel is vanaf de A28 via de N302 goed bereikbaar. Door middel van de Leuvenumseweg-Deventerweg is het pand verbonden met de stad Harderwijk. In de nabijheid ligt de P-Veluwe. Deze parkeerplaats staat onder andere ten dienste van dagrecreatie op de Veluwe. Hier kunnen recreanten parkeren en vervolgens (extensief) recreëren. Aan de noordoostzijde ligt het Bouw- en Infrapark. Op het terrein worden theoretische- en praktische opleidingen gegeven voor grond- en wegenbouw, infrastructurele werken, burger- en utiliteitsbouw en de opleiding tot kraanmachinist. Verder zijn er onder andere brancheorganisaties en het wegenbouwmuseum gevestigd.
Voor het fietsverkeer is het hotel goed bereikbaar door middel van een fietsbrug over de kruising van de in 2010 gereconstrueerde N302 met de Deventerweg. Daarnaast is de kruising Leuvenumseweg, de ontsluiting van hotel Van der Valk en de Strokelweg aangepast door middel van een Ovatonde.
Ho t e l V a n d e r V a l k
Het hotel is voorzien van 89 hotelkamers, een restaurant en (vergader-)zalen. Ondergronds bevindt zich de parkeergarage, die plaats biedt aan 102 parkeerplaatsen. In de bouwvergunning is de mogelijkheid opgenomen van maximaal 184 parkeerplaatsen. Dat betekent dat er nog 82 parkeerplaatsen rondom het hotel gerealiseerd zijn op basis van de vergunning.
2.2 Hotel Van Der Valk
Het hotel is reeds mogelijk binnen het vigerende bouwvlak. Het nieuwe bouwvlak wordt strak om het nieuwe hotel gelegd. Het personeelsverblijf wordt van een apart bouwvlak voorzien. Daarnaast is rondom het hotel het terrein heringericht, bestaande uit de aanleg van een terras voor het restaurant aan de noordwestzijde van het gebouw, de ontsluiting van het gebouw, een bevoorradingstoerit en de aanleg van parkeerplaatsen voor voornamelijk auto's en een drietal bussen. De eigendomsgrenzen van het terrein vormden daarbij de begrenzing. De bestaande beplanting op het perceel is zoveel mogelijk gehandhaafd. Beplanting die reeds gekapt is, is gecompenseerd.
Sc h e t s o n t w e r p t e r r e i n i n r i c h t i n g
Om het parkeren zoveel mogelijk aan het oog te onttrekken, zodat het hotel de blikvanger is, wordt een groenblijvende beplanting ter hoogte van 1 m aangelegd. Gedacht wordt aan Rhodondendrons.
In het vigerend bestemmingsplan is geen rekening gehouden met de aangelegde terreininrichting.
2.3 Beleid
Structuurvisie Gelderland en provinciale Verordening
Op 29 juni 2005 is het streekplan vastgesteld. Het plan is gebaseerd op de Nota Ruimte van het rijk. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen. In het Streekplan Gelderland is Harderwijk aangeduid als regionaal centrum.
Hoofddoel van het streekplanbeleid is het scheppen van ruimte voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak. Om krachtige steden en vitale regio's te bevorderen, zijn de belangrijkste uitgangspunten 'bundeling van verstedelijking aan/nabij infrastructuur' en het 'organiseren in stedelijke netwerken'. Het hotel ligt in de nabijheid van bestaande hoofdinfrastructuur en de kern Harderwijk. Er kan gesteld worden dat de betere inpassing van het hotel aansluit bij de in het Streekplan genoemde doelen.
Het terrein ligt in de EHS, grotendeels EHS-Natuur en een zeer klein deel EHS-Verweving. Daarnaast ligt het in Natura 2000-gebied 'Veluwe' en in het Nationaal Landschap Veluwe.
Ten aanzien van EHS is in de streekplanherziening 'Herbegrenzing Ecologische Hoofdstructuur' aangegeven dat bestemmingsplanwijzigingen die leiden tot aantasting van de wezenlijke kenmerken of waarden van de EHS-natuur, alleen kunnen worden goedgekeurd als - naast het ontbreken van reële alternatieven en de aanwezigheid van redenen van groot openbaar belang - aantoonbaar in hetzelfde bestemmingsplan voorzieningen worden getroffen waarmee de schade zoveel mogelijk wordt beperkt door mitigerende maatregelen. Compensatie van de resterende schade dient plaats te vinden in hetzelfde bestemmingsplan of in gekoppelde bestemmingsplannen. Per saldo zal op planniveau of op gebiedsniveau geen verlies mogen optreden van areaal, kwaliteit en samenhang.
Aan compensatie worden in het kader van de EHS de volgende voorwaarden gesteld:
- geen netto-waardenverlies (areaal, kwaliteit, samenhang);
- compensatie aansluitend of nabij het gebied, mits een duurzame situatie ontstaat of, indien niet mogelijk: realisering van kwalitatief gelijkwaardige waarden of fysieke compensatie verder weg van het aangetaste gebied.
- indien fysieke compensatie niet mogelijk is: financiële compensatie conform de Richtlijn Compensatie Natuur en Bos die op 2 juli 1998 in het Provinciaal Blad is gepubliceerd. Hiertoe wordt niet eerder overgegaan dan nadat alle andere mogelijkheden, waaronder onteigening, maximaal zijn benut;
- mitigatie en compensatie maken deel uit van het plan, de eventuele daarmee samenhangende meerkosten van de activiteit dienen in het plan te zijn verdisconteerd (veroorzakersbeginsel). Het besluit over de compensatie is daarmee gekoppeld aan het te nemen besluit over de ingreep. Indien over de compensatie in een ander kader wordt besloten dan over de ingreep, kan eerst met de uitvoering worden begonnen, nadat ten minste het compensatiebesluit onherroepelijk is geworden.
In geval tevens de VHR-richtlijn of de provinciale Richtlijn Compensatie Natuur en Bos van toepassing is, geldt het zwaarste compensatieregime. Bij compensatie zijn de onderdelen uit de provinciale Richtlijn Compensatie Natuur en Bos, die op 2 juli 1998 in het Provinciaal Blad zijn gepubliceerd, van toepassing. De richtlijn is verwerkt in de provinciale verordening, die 15 december 2010 is vastgesteld.
In de Provinciale verordening is hierover weergegeven:
"In gebieden gelegen binnen de EHS zijn bestemmingen en ontwikkelingen, waardoor de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast, niet toegestaan".
Op verzoek van het gemeentebestuur kunnen Gedeputeerde Staten ontheffing verlenen:- 1. voor bestemmingen en ontwikkelingen in EHS-gebied met de functie 'natuur', indien er geen reële alternatieven zijn, er sprake is van redenen van groot openbaar belang, de negatieve effecten door mitigatie zoveel mogelijk worden beperkt en de overblijvende negatieve effecten worden gecompenseerd. In de toelichting bij het bestemmingsplan wordt een verantwoording opgenomen omtrent de aard van de mitigerende of compenserende maatregelen, de begrenzing van het compensatiegebied en de wijze waarop de compensatie verzekerd is;
- 2. voor bestemmingen en ontwikkelingen in EHS-gebied met de functie 'Verweving', mits door deze bestemmingsherzieningen en de op basis daarvan mogelijk gemaakte ontwikkelingen wordt bijgedragen aan de realisering van natuurdoelen. De ingreep en de realisatie van de natuurdoelen moeten gelijktijdig worden gerealiseerd. De wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied mogen hierbij niet significant worden aangetast en er mogen geen barrières voor de gewenste samenhang worden gecreëerd.
Door aanleg van de parkeerplaats zal de EHS in oppervlakte afnemen. Dit verlies is van zeer geringe omvang en kwaliteit. Met de ontwikkeling is er geen sprake van aantasting van kernkwaliteiten of ontwikkelingsopgaven van de EHS (zie bijlage 5). Er is geen reëel alternatief voor parkeergelegenheid van het hotel. Het is niet wenselijk dat de bezoekers van het hotel gaan parkeren langs de Leuvenumseweg of de Watertorenweg. Dit is eveneens in de EHS. In de paragraaf over ecologie zijn de compenserende maatregelen beschreven:
"Voor de kap van 0,28 ha bos voor de realisatie van het hotel heeft de initiatiefnemer in totaal 8,2 ha grond aangekocht, waarvan 2,2 ha bos aangeplant wordt. Dit betekent dat de initiatiefnemer voor het verlies aan bos acht keer zoveel bos weer heeft aangeplant. In totaal heeft de initiatiefnemer 29 keer zoveel grond aangekocht dan verloren gaat voor de soorten. Op alle aangekochte gronden wordt met het juiste beheer het bos ontwikkeld tot oud bos." Hieruit blijkt dat de initiatiefnemer veel meer dan strikt noodzakelijk heeft gecompenseerd voor het verlies aan reeds verstoorde natuurwaarden.
Wat betreft het Nationale Landschap worden in de Provinciale verordening alleen eisen ten aanzien van woningbouw gesteld.
Natuurbeschermingswet 1998
Op basis van de Natuurbeschermingswet 1998 mogen Natura 2000-gebieden geen significante schade ondervinden. Dit houdt in dat bepaalde plannen en projecten op zichzelf óf in combinatie met andere plannen en projecten de natuurwaarden waarvoor de gebieden zijn aangewezen, niet significant negatief mogen beïnvloeden.
Structuurplan Harderwijk 2020
In het Structuurplan Harderwijk 2020 ligt het plan binnen een gebied dat is aangeduid als 'Natuur/Bos'. In het Structuurplan wordt onder andere ingezet op de versterking van de relatie van Harderwijk met de Veluwe. De Veluwe is een aantrekkelijk gebied voor dag- en verblijfsrecreatie en het is gewenst om die potentie beter te benutten. Het structuurplan gaat daarom uit van realisering van een betere verbinding voor fietsers tussen de binnenstad en de Veluwerand. Daartoe wordt de Deventerweg getransformeerd in een Groene Corridor en wordt de oversteekbaarheid van de Ceintuurbaan voor fietsers verbeterd. Aansluitend aan die nieuwe toegangspoort moet de toeristische infrastructuur op de Veluwe worden verbeterd. Voor het bosrijke deel van het buitengebied ten zuiden van de A28 streeft Harderwijk naar behoud van natuurwaarden, versterking van de landschappelijke attractiviteit en betere benutting van de toeristische potenties. Verbetering van de bereikbaarheid en ontsluiting van het hotel, wat aan de rand van de Veluwe ligt en grenst aan de inmiddels gerealiseerde fietsbrug over de Ceintuurbaan, past bij de betere benutting van de toeristische potenties.
Welstandsnota
In de Welstandsnota is aangegeven dat voor (de voorzijde van) het plangebied Welstandsniveau 1, zwaar, geldt. Voor alle vergunningplichtige plannen wordt advies gevraagd aan de welstandscommissie. Daarbij wordt zorgvuldig gekeken naar de inpassing in de omgeving, het bouwplan op zichzelf en de detaillering en materialisering ervan. Het plangebied valt binnen de gebiedstypering: Zuidelijk buitengebied. Het natuurlijke karakter van het natuurgebied vormt het uitgangspunt. Bebouwing dient daarom in de beleving van het natuurgebied een ondergeschikte plaats in te nemen. De expressie van de architectuur moet daarom worden aangepast aan de natuurlijke omgeving. In specifieke gevallen kan ook worden gekozen om in de architectuur juist het contrast tussen natuur en cultuur zichtbaar te maken. Het pand is reeds gerealiseerd en past hierbinnen.
2.4 Conclusie
De terreininrichting en het personeelsverblijf kunnen niet conform de voorschriften van het bestemmingsplan worden gerealiseerd. De ontwikkelingen in het bestemmingsplan passen echter wel binnen het beleid. De volgende aspecten worden in dit bestemmingsplan opgenomen:
- uitbreiding horecabestemming ten behoeve van personeelsverblijf en terreininrichting rondom het hotel;
- parkeerplaatsen;
- een groene beplanting van circa 1 m hoog ten behoeve van landschappelijke inpassing van het parkeren aan de randen van het gebied.
Hoofdstuk 3 Onderzoek
3.1 Bodem
In het kader van de onderzoeksplicht dient onder meer de bodemgesteldheid in het plangebied in kaart gebracht te worden. Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. In het plangebied is een aantal locaties bekend, waar in het verleden bodemonderzoek heeft plaatsgevonden, zie onderstaande kaart.
B o d e m l o k e t . n l
In de directe omgeving zijn geen bodemverontreinigingen bekend.
Er is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd in het kader van de herinrichting (zie bijlage 1). Op basis van het onderzoek kan worden geconcludeerd dat de bovengrond plaatselijk licht verontreinigd is met PAK echter, het aangetoonde gehalte aan PAK is dermate gering, dat aanvullend onderzoek naar het voorkomen van deze stof in de bodem op het perceel niet noodzakelijk wordt geacht. Beperkingen inzake het verlenen van een bouwvergunning, alsmede voortzetting van het huidige gebruik, worden op basis van de onderzoeksresultaten uit milieuhygiënisch oogpunt niet voorzien. Op basis van de resultaten van het verkennend bodemonderzoek wordt verwacht dat vrijkomende grond zonder beperkingen kan worden hergebruikt. Hiertoe dient de chemische kwaliteit van de grond te worden getoetst aan de kwaliteitsnormen die door het Bouwstoffenbesluit aan de betreffende toepassing worden verbonden.
3.2 Water
Algemeen
Het plangebied ligt in het buitengebied. Het bebouwingsoppervlak van het voorliggende bestemmingsplan is nauwelijks toegenomen ten opzichte van het vigerende bouwvlak. De oppervlakte aan verharding ten behoeve van parkeerplaatsen en ontsluiting is wel toegenomen.
Het plangebied ligt niet in de grondwaterfluctuatiezone. Dit houdt in, dat ten gevolge van de verwachte stijging van de grondwaterstand in de toekomst grondwateroverlast kan ontstaan. De maaiveldhoogte ter plaatse bevindt zich op circa NAP + 9,00 m. De gemiddeld hoogste grondwaterstand ligt op circa NAP + 5,80 m (Wateratlaskaarten - provincie Gelderland).
Er bevindt zich in het plangebied zelf geen oppervlaktewater en dit zal ook niet worden aangelegd.
Waterbeleid
Zes nieuwe stroomgebieduitwerkingsplannen (SUP) vormen een gedeeltelijke herziening van het waterbeheersplan van het waterschap. Voor het plangebied geldt het SUP Ermelo-Putten. Het SUP onderscheidt negen hoofddoelen. Voor het plangebied is met name het derde doel 'Vermindering wateroverlast en water voor droge tijden' en het vierde doel: 'Goede waterkwaliteit' van belang.
Ten behoeve van de vermindering van wateroverlast geldt de norm dat neerslaggebeurtenissen die vaker dan één keer per 100 jaar optreden, niet mogen leiden tot overstroming vanuit het oppervlaktewater. Ten behoeve van de goede waterkwaliteit stimuleert het waterschap onder andere om het gebruik van uitlogende bouwmaterialen te minimaliseren. Verder is het zesde doel van belang. Hierin wordt gewezen op het belang van de watertoets. Via de watertoets wordt ervoor gezorgd dat nieuwe en bestaande stedelijke gebieden voldoen aan de normen van het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) en worden andere waterbelangen vroegtijdig meegenomen.
Waterplan (2006)
De gemeente Harderwijk heeft in het Waterplan opgenomen dat de gemeente bij nieuwbouwprojecten wil voorkomen dat er negatieve effecten optreden voor de waterhuishouding. Een gevolg van de realisatie van de terreininrichting is dat er meer verhard oppervlak is. Dat betekent dat er meer water wordt ingezameld en geïnfiltreerd. Het afvloeiende schone hemelwater van het huidige hotel wordt opgevangen in infiltratieputten, waarbij op eigen terrein tevens een olie- en benzineafscheider is aangebracht.
Toetsing planontwikkeling aan watertoetsstructuurplan
De locatie ligt niet in een ontwikkelingsgebied van de Watertoetskaart.
Het plan bevindt zich niet binnen enige Keurzone of binnen de zoekgebieden voor waterberging, zoals deze staat weergegeven in het Streekplan. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor en door (grond)water in de omgeving.
Grondwater
De gemiddeld hoogste grondwaterstand ligt op circa NAP + 5,80 m. Het gebied ligt niet in de grondwaterfluctuatiezone, zoals provincie Gelderland deze heeft gedefinieerd. Door de huidige grondwaterstand zal grondwater geen overlast veroorzaken in dit plan en niet structureel worden afgevoerd. Hierdoor zal het plan 'grondwaterneutraal' worden ontwikkeld. Hemelwaterafvoer van de bestaande gebouwen zal niet worden gewijzigd. Ingrepen voortkomend uit dit plan, zullen geen bodemlagen aantasten als gevolg waarvan het grondwatersysteem verandert.
Het plangebied ligt op voldoende afstand van het grondwaterbeschermingsgebied (25 jaarszone) en het daarbinnen gelegen waterwingebied van waterleidingsmaatschappij Vitens.
Oppervlaktewater
Er is geen sprake van HEN of SED-wateren. Naar aanleiding van dit plan zal geen extra oppervlaktewater (in verbinding staand met het oppervlaktewatersysteem) worden gerealiseerd. Door de terreininrichting zal water geen overlast veroorzaken of structureel worden afgevoerd. Het plan veroorzaakt geen nadelige gevolgen voor of door het oppervlaktewatersysteem in de omgeving.
Natuur
Binnen en nabij het plangebied komt geen waterafhankelijke natuur voor.
Droogweerafvoer - Hemelwaterafvoer
Het huishoudelijk/bedrijfsafvalwater (droogweerafvoer) van het hotel wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering richting rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) op het industrieterrein Lorentz. Het rioolstelsel en de rioolwaterzuiveringsinstallatie zijn voldoende groot voor aansluiting van de uit dit plan voortkomende afvoer. Een vetafscheider is in het afvalwaterstelsel op eigen terrein aangelegd.
Uitbreiding van het verhard oppervlak vindt plaats. Ten behoeve van de extra parkeerplaatsen, terreininrichting en ontsluiting is het verhard oppervlak uitgebreid met 5.250 m2. In deze toename is de vergroting van het hotel (Hotel Van der Valk ten opzichte van hotel Stadsdennen) niet meegenomen. De bouw van het Hotel Van der Valk is immers op basis van het in het vigerende bestemmingsplan opgenomen bouwmogelijkheden gerealiseerd.
Ten gevolge van deze uitbreiding van het verhard oppervlak zal geen extra risico op wateroverlast ontstaan. Hemelwater afstromend van de gebouwen en verharde en half verharde oppervlakken wordt niet ingezameld en afgevoerd, maar binnen het plangebied verzameld in infiltratieputten. Ten behoeve van de verharding is een olieafscheider aangelegd.
In het NBW is afgesproken dat wateroverlast door inundatie vanuit het oppervlaktewater slechts 1x per 100 jaar mag voorkomen.
Procedures
Doordat de nieuwe ontwikkeling in dit plan meer dan 1.000 m² verharding bevat, valt het niet onder de 'postzegelplannen' zoals Waterschap Veluwe die vanuit het oogpunt van de watertoets heeft gedefinieerd. Op 16 januari 2012 heeft wel telefonisch en per mail overleg plaatsgevonden met het waterschap. Deze opmerkingen zijn verwerkt in deze paragraaf. Het plan zal in het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro ook aan Waterschap Veluwe worden voorgelegd. Eventueel benodigde vergunningen worden niet met deze waterparagraaf geregeld en zullen via de daarvoor bedoelde procedures moeten worden verkregen.
3.3 Geluid
Akoestisch onderzoek hotel
Er is een akoestisch onderzoek uitgevoerd (zie bijlage 2). Het doel van het akoestisch onderzoek is de vaststelling van de geluidsbelasting in de omgeving, veroorzaakt door de activiteiten bij het hotel. Geluidsbronnen die in beschouwing zijn genomen, betreffen de aan- en afvoer van goederen met een vrachtwagen, koeling en afzuiging van de keuken, roosteropeningen van een luchtbehandelingskast en het rijden met personenauto's. De personeelsruimte is een functie waarbij geen akoestisch relevante bronnen aanwezig zijn. Op basis van het akoestisch onderzoek worden de volgende conclusies getrokken:
- het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau bedraagt ter plaatse van de dichtstbijzijnde woningen van derden maximaal 49 dB(A) etmaalwaarde. De maatgevende bronnen betreffen de afblaasopening luchtbehandeling en de personenauto's in de nachtperiode.
- het maximale geluidsniveau bedraagt ter plaatse van de dichtstbijzijnde woningen van derden in de dag-, avond- en nachtperiode maximaal respectievelijk 53, 45 en 45 dB(A) als gevolg van het rijden van een personenauto.
- door de realisatie van het Van der Valk hotel Harderwijk met bijbehorend parkeerterrein, wordt voldaan aan de geluidsnormen voor zowel langtijdgemiddeld beoordelingsniveau als voor het maximale geluidsniveau.
Er is geen belemmering te verwachten vanuit akoestisch oogpunt.
3.4 Luchtkwaliteit
De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet Milieubeheer hoofdstuk 5, titel 2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit, waarin ter bescherming van mens en milieu onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht (o.a. fijn stof en stikstofdioxide) zijn vastgesteld.
De wet stelt bij een (dreigende) grenswaardenoverschrijding aanvullende eisen en beperkingen voor ruimtelijke plannen die "in betekenende mate" (IBM) leiden tot verslechtering van de luchtkwaliteit. Daarnaast moet uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening afgewogen worden of het aanvaardbaar is het plan op deze plaats te realiseren. Hierbij speelt de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol, ook als het plan "niet in betekende mate" (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging.
De nieuwe terreininrichting bestaat uit de aanleg van een terras voor het restaurant aan de noordwestzijde van het gebouw. De ontsluiting van het gebouw, een bevoorradingstoerit en de aanleg van parkeerplaatsen voor voornamelijk auto's en een drietal bussen, zijn niet van invloed op de luchtkwaliteit. Deze terreininrichting genereert geen extra verkeer, maar is bedoeld voor het bestaande hotel. In het kader van dit bestemmingsplan worden dan ook geen nieuwe ontwikkelingen of uitbreidingen mogelijk gemaakt, die in betekende mate leiden tot een verbetering of verslechtering van de luchtkwaliteit. Zowel vanuit de Wet milieubeheer als vanuit een goede ruimtelijke ordening vormt de luchtkwaliteit geen belemmering voor het bestemmingsplan.
3.5 Externe Veiligheid
Inleiding
Activiteiten met gevaarlijke stoffen brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van deze risico's. Het gaat daarbij om de productie, opslag en gebruik van gevaarlijke stoffen (bijvoorbeeld ammoniak en LPG) en het transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor en door buisleidingen. Deze activiteiten leggen beperkingen op aan de omgeving omdat veiligheidsafstanden tussen risicovolle activiteiten en (beperkt) kwetsbare objecten nodig zijn.
Externe veiligheid kent twee belangrijke toetsingscriteria waarmee het risico gekwantificeerd kan worden: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Beide risico's zijn gebaseerd op een kansbenadering en zijn niet effectgericht. Dat betekent dat de gevolgen van een ongeval met gevaarlijke stoffen merkbaar zijn buiten de afstanden die gelden voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Wet- en regelgeving
Risicobron | Vigerende wet- en regelgeving |
A28 en N302 | circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen |
aardgastransportleiding | Besluit externe veiligheid buisleidingen Regeling externe veiligheid buisleidingen |
Veiligheidsafstanden en veiligheidsnormen
Risicobron | Afstanden en normering | ||
Invloedsgebied groepsrisico | Plaatsgebonden risico | Afstanden | |
A28 | 200 meter | grenswaarde 10-5/jaar (1) streefwaarde 10-6/jaar (1)grenswaarde 10-6/jaar (2) | - - - |
N302 | 200 meter | grenswaarde 10-5/jaar streefwaarde 10-6/jaar (1)grenswaarde 10-6/jaar | - - - |
aardgastransportleiding: 36 inch, 66,2 bar 12,5 inch, 40 bar, | 430 meter 150 meter | grenswaarde 10-6/jaar (3) | 0 meter (4) |
(1) Bestaande situaties (2) Nieuwe situaties (3) Voor kwetsbare objecten geldt een grenswaarde, Voor beperkt kwetsbare objecten geldt een richtwaarde (4) Bron: http://nederland.risicokaart.nl/ |
Relevante risicoanalyses
Risicobron | Titel, datum, kenmerk |
A28 | Externe veiligheid vervoer gevaarlijke stoffen Drielanden West en Tweelingstad te Harderwijk, 27 november 2007, project 071195 |
N302 | Externe veiligheid N302 Harderwijk, 12 februari 2007, project 061009 |
Beoordeling risico
In de directe omgeving van het plangebied liggen de volgende risicobronnen: de A28 en de N302 als transportroute voor gevaarlijke stoffen en een tweetal buisleidingen van de Gasunie. Dit betreffen de leidingen N-570-20-KR-074 en A-510-KR-044. Alle bronnen liggen buiten het plangebied.
De risicobenadering externe veiligheid kent twee begrippen om het risiconiveau voor activiteiten met gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving aan te geven. Deze begrippen zijn het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het uitgangspunt voor de beoordeling van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is dat het bestemmingsplan een conserverend plan is (het nieuwe plan staat geen nieuwe of extra (beperkt) kwetsbare objecten toe) en dat de omgeving van het plan niet wijzigt.
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat een persoon, die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een transportroute bevindt, overlijdt door een ongeval met het transport van gevaarlijke stoffen op die route. Op grond van de externe veiligheidsonderzoeken voor zowel de A28 (zie bijlage 3) als de N302 (zie bijlage 4) blijkt dat de plaatsgebonden risicocontour niet over het plangebied ligt.
Groepsrisico
Het groepsrisico geeft aan, wat de kans is op een ongeval met tien of meer doden in de omgeving van de beschouwde activiteit. Het aantal personen dat in de omgeving van de route verblijft en de plaats waar zij verblijven, zijn van invloed op de omvang en kans van het groepsrisico. Door aanleg van de terreininrichting neemt het groepsrisico niet toe en blijft het risico onder de oriëntatiewaarde. De terreininrichting genereert geen extra verkeer, maar is bedoeld ter ontsluiting van het bestaande hotel. Het hotel is een bestaande functie en de personendichtheid wordt hierdoor niet beïnvloed.
3.6 Flora En Fauna
Voor de ontwikkeling van het hotel Van der Valk is een flora- en faunaonderzoek uitgevoerd en is een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 verkregen. Om parkeergelegenheid te bieden is nieuwe verharding in de vorm van een parkeerterrein en toegangswegen aangelegd. Hiervoor dient het bestemmingsplan te worden gewijzigd en zijn enkele bomen gekapt. Hierdoor zijn negatieve effecten in het kader van de huidige natuurwetgeving niet op voorhand uit te sluiten. De nadruk ligt wel op het behoud van zoveel mogelijk groen en bomen om het groene karakter van de omgeving te behouden rondom het hotel. Om deze reden zijn alleen ten noordwesten en ten zuiden van het hotel bomen gekapt. Dit zijn de locaties waar de verharding is aangelegd. De aanwezige bomen ten noorden en oosten zullen behouden blijven. Verder is rondom het plangebied een hek geplaatst om grof wild te weren. De toekomstige situatie die bestemd zal worden voor het hotel, zal met circa 10.000 m² toenemen in vergelijking met de huidig bestemde situatie. Dit betekent een mogelijk verlies van bestemd bosgebied van 1 ha. De te kappen bomen beperken zich tot een oppervlakte van ongeveer 1.000 m².
In onderstaande afbeelding is een globale indicatie gegeven van de nieuwe situatie.
De conclusies uit het flora en fauna onderzoek (zie bijlage 5) zijn in deze paragraaf weergegeven. Voor meer informatie wordt verwezen naar het rapport.
Quickscan flora en fauna
Uit de quickscan flora en fauna blijkt, dat het niet waarschijnlijk is dat strikt beschermde soorten (tabel 2 en 3) binnen het plangebied aanwezig zijn. Met de plannen worden negatieve effecten op strikt beschermde soorten niet verwacht. Nader onderzoek is niet noodzakelijk. Wel dient met de plannen rekening gehouden te worden met een tweetal algemene voorwaarden vanuit de Flora- en faunawet. Deze voorwaarden zijn altijd van toepassing:
- 1. in het broedseizoen van vogels (globaal half maart tot half juli) mogen de vegetatie, bosjes en opstallen in het plangebied niet worden verwijderd. Werkzaamheden tijdens deze periode zouden leiden tot directe verstoring van broedvogels en het broedsucces. Alle vogels zijn beschermd. Er is geen vrijstelling te verkrijgen in het kader van de Flora en faunawet voor activiteiten die vogels in hun broedseizoen zou kunnen verstoren;
- 2. op basis van de zorgplicht volgens artikel 2 van de Flora- en faunawet dient bij de uitvoering van de werkzaamheden voldoende zorg in acht te worden genomen voor de in het wild levende dieren en hun leefomgeving. Dit houdt in dat bij het uitvoeren van werkzaamheden altijd rekening moet worden gehouden met aanwezige planten en dieren. Zo dienen maatregelen te worden getroffen om bijvoorbeeld verstoring tot een minimum te beperken. Dieren moeten de gelegenheid hebben om uit te wijken en mogen niet opzettelijk worden gedood. Dit kan door:
- a. voortijdig maaien van het plangebied zodat dieren wegtrekken;
- b. het beperken van verlichting tijdens de avonduren in zomer, voorjaar en herfst ten behoeve van vleermuizen en andere nachtdieren;
- c. het slopen en rooien starten buiten het voortplantingsseizoen en het winter(slaap)seizoen, zodat het plangebied ongeschikt is voor dieren.
Effecten Natura 2000
Met de plannen worden negatieve effecten op instandhoudingsdoelstelling van aangewezen habitats, soorten en broedvogels niet verwacht, indien de werkzaamheden plaatsvinden buiten het broedseizoen van vogels en verlichting van de reclamevoorziening naar de grond gericht wordt. Echter, met de plannen zal de oppervlakte van het Natura 2000-gebied afnemen, zij het in zeer geringe mate. Hierdoor is sprake van een negatief effect, maar is zeker niet significant van aard, aangezien geen instandhoudingsdoelstellingen aangetast worden.
Voor de realisatie van het hotel is eerder 0,28 ha. bos gekapt binnen het bouwvlak van de vigerende bestemming "Hotel". Naast realisatie van het nieuwe hotel waarbij bestaand bos is gekapt en het gebruik is geintensiveerd heeft de initiatiefnemer tevens 2,2 ha. nieuw bos aangeplant in het buitengebied van de gemeente Oldebroek. Hiervoor is reeds een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet (Nbw) verleend. Voor de inrichting van het buitenterrein wordt het bestemmingsplan aangepast (door middel van voorliggend bestemmingsplan) waarbij voor circa 1 ha. van de bestemming 'Bos' wordt gewijzigd in de bestemming Horeca (zonder bouwvlak). Van deze 1 ha was circa 0,8 ha daadwerkelijk bos. Dit betreft kwalitatief laagwaardig bosgebied wat voorheen onderdeel uitmaakte van het buitenterrein van Hotel Stadsdennen. Voor de realisatie van deze bestemmingsplanwijziging zal naast de verdere inrichting van het buitenterrein nog eens 0,4 ha. nieuw bos worden aangeplant aansluitend aan het eerder aangeplante bos in Oldebroek. Dit bos zal op dezelfde wijze worden gerealiseerd en beheerd worden. Bij brief van 20 december 2010 heeft Van der Valk deze compensatie bevestigd.
In een aanvullende memo (zie bijlage 6) wordt het volgende geconcludeerd: Als de totaal beïnvloede reeds verstoorde bestaande situatie (3,5 ha) afgezet wordt tegen de aanplant van 2,2 ha nieuw bos, het vergroten van het Natura 2000-gebied met 5,4 ha en ontwikkeling van totaal 8,2 ha onverstoorde nieuwe natuur tot oud bos, heeft het totale plan geen significant negatief effect op aangewezen instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied de Veluwe. Inmiddels zal in plaats van 2,2 ha. nieuw bos 2,6 ha. nieuw bos worden aangeplant.
Effecten EHS
Het plangebied is aangewezen als kernkwaliteit natuur in de EHS. EHS-natuur bestaat uit bestaande natuurgebieden en voor een kleiner deel uit natuurontwikkelingsgebieden, die momenteel agrarische cultuurgrond zijn. Het natuurdoeltype van het plangebied binnen de EHS betreft droog bos van arme zandgronden (3.64) (provincie Gelderland). Droog bos van arme zandgronden betreft een vrij laag tot matig hoog opgaand bos met een vrij open structuur. De boomlaag bestaat uit grove dennen en/of zomereiken en ruwe berken. De struiklaag is weinig tot niet ontwikkeld (Bal et al, 2001). Verder betreft het een stiltegebied. In het plangebied komen bovengenoemde kenmerkende soorten voor. In de directe omgeving staan tevens grove dennen, zomereiken en ruwe berken. Het droge bos van arme zandgronden komt dan ook voor in en nabij het plangebied, maar in het plangebied in een zeer verstoorde vorm. De gekapte bomen betroffen voornamelijk Grove dennen met enkele zomereiken. De huidige bestemming van de gronden van het plangebied is bos. Deze gronden zijn bestemd voor de instandhouding van het aanwezige bos, ten behoeve van het behoud of herstel van de aldaar voorkomende dan wel daaraan eigen natuurwetenschappelijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden (Harderwijk, 1998). Het gerealiseerde parkeerterrein komt niet overeen met deze bestemming. Voor het parkeerterrein is een gedeelte van het bosgebied en daarmee EHS verloren gegaan. De oppervlakte van de EHS is met deze ontwikkeling kleiner geworden. Gezien de kleinschalige afname aan EHS en de huidige staat van het bosgebied zal geen sprake zijn van verlies aan hoge ecologische waarden. Initiatiefnemer heeft per brief van 10 december 2010 aangegeven dat voor de realisatie van het buitenterrein 0,4 ha. bos gecompenseerd wordt, aansluitend op de eerdere compensatie van 2,2 ha. (zie ook hiervoor).
Compensatie
Voor de kap van in totaal ca. 1,1 ha bos voor de realisatie van het hotel én de inrichting van de buitenruimte heeft de initiatiefnemer in totaal 8,2 ha grond aangekocht, waarvan 2,6 ha bos aangeplant wordt. Dit betekent dat de initiatiefnemer voor het verlies aan bos ruim het dubbele weer heeft aangeplant. In totaal heeft de initiatiefnemer bijna 7,5 keer zoveel grond aangekocht dan verloren gaat voor de soorten. Op alle aangekochte gronden wordt met het juiste beheer het bos ontwikkeld tot oud bos. De hoofdboomsoort zal inlandse eik zijn. Het beplantingenbeheerplan zal voorzien in geschikte bosaanplant en bosontwikkeling voor zowel de Wespendief, Zwarte specht als Draaihals. In totaal wordt dus 8,2 ha geschikt gemaakt voor de aangewezen broedvogels, dit betekent een compensatiefactor van bijna 7,5. Hieruit blijkt dat de initiatiefnemer veel meer dan strikt noodzakelijk gecompenseerd heeft voor het verlies aan reeds verstoorde natuurwaarden.
Plaatsing hekwerk
Oorspronkelijk was het de bedoeling een hek rondom het plangebied aan te leggen om grof wild te weren. Er is in overleg tussen provincie, gemeente en Van der Valk voor gekozen om iets verder naar het zuiden, op gronden van de gemeente, een hekwerk te realiseren. Het hekwerk is noodzakelijk om te voorkomen dat grof wild bij de kruising Leuvenumsweg/N302 kan komen. Als een hekwerk rondom het plangbied geplaatst zou worden kan er voor wild een fuik ontstaan tussen het plangebied en de Leuvenumseweg. Daarom is er voor gekozen verder zuidelijk een hekwerk te plaatsen, haaks op de Leuvenumsweg.
Aangezien het gedeelte dat extra omheind wordt klein is en het bosgebied in een uithoek ligt, worden negatieve effecten op wild door het plaatsen van het hekwerk niet verwacht. Zeker niet als in aanmerking wordt genomen dat het hekwerk tot doel heeft te voorkomen dat het leefgebied te scheiden van een druk gedeelte van de Leuvenumseweg. Eén van de ontwikkelingsopgaven van de Veluwe is het realiseren van één aaneengesloten leefgebied voor grote zoogdieren. Het plangebied ligt in een uithoek van de Veluwe, omringt door bedrijvigheid (noorden) en wegen (zuiden en westen) en zonder een verbindende functie met ander bosgebied. Verder is veel verstoring aanwezig en kenmerken van de aanwezigheid van grof wild zijn niet aangetroffen. Het plaatsen van het hekwerk zal geen belemmering vormen voor de verspreiding van grof wild of voor het realiseren van één groot aaneengesloten leefgebied. De ontwikkelingsopgave wordt hierdoor niet aangetast.
Conclusie
Met de plannen is geen sprake van aantasting van instandhoudingsdoelstellingen of van aantasting van kernkwaliteiten of ontwikkelingsopgaven van de EHS. Wel zal een marginale oppervlakte aan Natura 2000 en EHS verdwijnen. In het kader van compensatie heeft de initiatiefnemer in totaal ruim 7,5 keer zoveel grond aangekocht dan verloren gaat voor de soorten, namelijk 8,2 ha. Er is een vergunningsaanvraag in het kader van de Nbw ingediend.
3.7 Archeologie
De gemeente Harderwijk heeft in april 2011 het Archeologiebeleid Harderwijk vastgesteld. In de beleidskaart Archeologie is aangeven wanneer bij nieuwe planontwikkelingen archeologisch vooronderzoek plaats dient te vinden.
Op grond van artikel 40 van de Monumentenwet 1988 kan bij bestemmingsplan worden bepaald, dat een aanvrager van een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit (bouwvergunning), of een aanlegactiviteit van werken geen bouwwerken zijnde (aanlegvergunning), een rapport over de archeologische waarden dient te overleggen. Aan de omgevingsvergunning kunnen indien nodig archeologische voorschriften worden verbonden. Op grond van artikel 41a van de Monumentenwet 1988 geldt deze verplichting niet bij projecten met een oppervlakte kleiner dan 100 m². De gemeenteraad kan hiervan een afwijkende oppervlakte (zowel naar boven als naar beneden) vaststellen.
Op de beleidskaart archeologie zijn per waarde- of verwachtingsgebied de vrijstellinggrenzen aangeven. Het beleid is om bij de actualisatie van bestemmingplannen een dubbelbestemming 'Waarde - archeologie' op te nemen met bijhorende bouwregels en aanlegvergunningstelsel met inachtneming van de vrijstellinggrenzen.
Het plangebied heeft grotendeels een hoge archeologische verwachtingswaarde. Conform het archeologiebeleid zijn in het gebied met een hoge archeologische verwachting bodemingrepen met een omvang groter dan 100 m² en dieper dan 0,3 meter belast met een onderzoeksplicht. Dit gebeurt door het opleggen van een dubbelbestemming 'Waarde archeologie' met bijbehorende bouwregels en de verplichting te beschikken over een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde (aanlegvergunning).
Op 25 januari 2010 is door de regionaal archeoloog een bezoek aan het plangebied gebracht. Geconcludeerd werd dat er daar al zoveel bodemroerende handelingen verricht zijn, dat een archeologisch onderzoek niet wenselijk wordt geacht. Om die reden is archeologisch onderzoek en de de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' in het kader van dit bestemmingsplan dan ook achterwege gebleven.
Hoofdstuk 4 Juridische Aspecten
4.1 Inleiding
In het vorige hoofdstuk is naar voren gekomen op welke wijze de functies in het plangebied worden beheerd en eventueel worden ontwikkeld. Daarbij is het beleid zoveel mogelijk vertaald naar uitgangspunten voor de bestemmingsplanopzet. Voor zover deze vertaling van de uitgangspunten in de juridische regeling nog toelichting behoeft, wordt dit vermeld in dit hoofdstuk.
4.1.1 Uitgangspunten
Van groot belang is dat het bestemmingsplan en de verbeelding goed (af-)leesbaar is voor zowel de bewoners als de gemeente zelf. Dit is des te belangrijker, nu de bestemmingsplannen digitaal beschikbaar worden gesteld. Verder hecht de gemeente aan rechtszekerheid voor de burgers, zonder al teveel afwijkingsprocedures. Als uitgangspunt wordt dan ook gekozen voor een gedetailleerd plan.
4.1.2 Juridische regeling
Het is zaak om voor de bestaande bebouwing en functie een bestemmingsregeling te ontwerpen, die zoveel mogelijk ruimte biedt voor verandering en aanpassing aan veranderende wensen. Het plan dient flexibel en doelmatig te zijn en dient rechtszekerheid te bieden omtrent de ruimte voor verandering. Daar staat tegenover dat het plan de nodige bescherming moet bieden tegen ontwikkelingen die schadelijk zijn voor anderen. Bescherming tegen een zodanige ontwikkeling wordt samengevat in de term rechtsbescherming.
Dit betekent dat in principe aan de gebruiker van gronden en opstallen zoveel mogelijk vrijheden worden gegeven. Deze zijn als recht in het plan geformuleerd. Als in bepaalde gevallen een mogelijke beschadiging van de belangen van andere burgers wordt verwacht, geeft het plan als recht meer beperkte mogelijkheden.
4.1.3 Afwijken van de regels
In een bestemmingsplan kunnen regels worden opgenomen inzake afwijking van het bestemmingsplan bij omgevingsvergunning. Deze afwijkingen van de regels zijn bedoeld om de nodige flexibiliteit in het plan te brengen, zodat kan worden gereageerd op onvoorziene omstandigheden. Het gaat daarbij om relatief kleinschalige ruimtelijke ingrepen. Bij grotere ingrepen ligt het voor de hand een wijzigingsbevoegdheid op te nemen, of tot een planherziening te komen. Algemene regels voor afwijken in het plan betreffen:
- a. niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken in het openbaar gebied. Deze mogen een hoogte hebben van maximaal 5 meter en een oppervlakte van ten hoogste 25 m². Het betreft bouwwerken ten dienste van het openbaar nut;
- b. bouw van erkers, balkons, luifels, bordessen, pergola's en dergelijke bouwwerken aan de voorgevel met een diepte van maximaal 1,50 meter;
- c. bouwen van antennes met een bouwhoogte van maximaal 25 meter;
- d. de maatvoering. De maatvoering van bouwwerken mag afwijken met ten hoogste 10%.
4.1.4 Verbeelding
De regels moeten worden gelezen in samenhang met de verbeelding. De verbeelding geeft op een zodanige wijze informatie dat hierop kan worden afgelezen waar en hoe er gebouwd kan worden. In de regels wordt deze informatie nader toegelicht, uitgewerkt en juridisch vastgelegd. Het laatste betekent dat de regels uiteindelijk bepalen op welke wijze de informatie op de verbeelding moet worden geïnterpreteerd. Het is dus altijd van belang om de regels te bekijken in samenhang met de verbeelding, als er daadwerkelijk gebouwd gaat worden, of als andere ontwikkelingen worden gepland.
4.2 Algemene Uitgangspunten
Voor het bestemmingsplan 'Buitengebied - Hotel Van der Valk' worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
- de bestaande situatie is een belangrijk referentiepunt in de planregels. Dit betreft zowel het aantal aanwezige gebouwen als de bestaande inhoud en maten van deze gebouwen;
- er is sprake van een gedetailleerde bestemming. Binnen de bestemming 'Horeca' is in de bestemmingsomschrijving aangegeven, welk gebruik is toegestaan. Binnen de bestemming 'Horeca' vallen naast het hotel ook het omliggende terrein met personeelsverblijf, verhardingen en erftoegangsweg;
- om de globaliteit van de bestemmingen niet ten koste te laten gaan van de ruimtelijke kwaliteit en de rechtszekerheid, is gebruik gemaakt van bouwvlakken.
4.3 Bestemming Horeca
In de regels is het beschreven beleid vertaald in de bestemming 'Horeca'. Binnen deze bestemming zijn ter plaatse horecavoorzieningen in de categorie 1b (hotel/restaurant) en zalenverhuur in de categorie 2 toegestaan. De achterzijde van het perceel is vanwege de overgang naar het bestaande bos, niet bedoeld voor parkeren en verharding. Dit is door middel van een aanduiding aangegeven.
De bestaande bebouwing van het hotel en het aangrenzende personeelsverblijf zijn in een bouwvlak opgenomen, waarbij tevens de maximaal toelaatbare goot- en/of bouwhoogten zijn aangegeven.
Voor het uitvoeren van een aantal werkzaamheden is een omgevingsvergunning benodigd.
4.4 Verantwoording Handboek Harderwijk
De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld aan de hand van de Standaard Handboek Harderwijk, versie 2011-11.
4.5 Handhaving
Met het vaststellen van het bestemmingsplan zijn de werkzaamheden niet beëindigd. De instandhouding en ontwikkeling van een kwalitatief hoogwaardige woonomgeving vereist, dat er daarna, ook op het gebied van de handhaving, de nodige activiteiten worden verricht.
In het collegeprogramma van het college van burgemeester en wethouders 2002-2006 wordt vermeld, dat er een nota integrale handhaving wordt opgesteld, waarin programmatisch handhaven centraal zal staan, met nadrukkelijk aandacht voor de personele capaciteit. Met deze uitspraak is een proces op gang gezet om de handhaving binnen de gemeente Harderwijk te verbeteren. Dit heeft in 2005 geleid tot een gemeentelijke Nota integrale handhaving, die de instemming heeft van het college van burgemeester en wethouders.
In de nota wordt gewerkt met zes handhavingsthema's; een van deze thema's is 'Bouwen, Wonen en Ruimtelijke Ordening'. Eveneens is voor alle handhavingsthema's een meerjaren handhavingsprogramma opgesteld. In het handhavingsprogramma 'Bouwen, Wonen en Ruimtelijke Ordening' wordt per taak de huidige kwaliteit beschreven en vervolgens de ambitie vastgelegd met de benodigde actie en de eventuele extra benodigde capaciteit en dekking.
Zo wordt geconstateerd dat verouderde bestemmingsplannen de handhaving bemoeilijken, hetgeen de ambitie oplevert te komen tot goede, handhaafbare actuele bestemmingsplannen, inclusief regels. Het thans voorliggende bestemmingsplan is daarvan een sprekend voorbeeld. Ook op het gebied van toezicht op de naleving van de regelgeving, worden duidelijke ambities neergezet.
Zo zal ten aanzien van de controles op bouwen zonder vergunning of strijdig gebruik worden gewerkt met duidelijke, door het bestuur vastgestelde, kaders en prioritering en zal er sprake zijn van inbedding van structurele gebiedscontroles op illegale activiteiten. In dit kader is in 2008 het handhavingsbeleid bouwregelgeving door de raad vastgesteld. In dit beleid is opgenomen dat gronden en opstallen gebruikt moeten worden volgens de bestemming zoals die daaraan in het bestemmingsplan is gegeven. Is er sprake van strijdig gebruik dan is het aan de gemeente om het illegale gebruik op te sporen en zonodig handhavend op te treden volgens de prioritering in dit beleid.
Met de komst van de Wabo per 1 oktober 2010, gelden voor een groot deel van de reguliere bouwactiviteiten geen vergunningplicht meer voor de activiteit bouwen. Dit betekent dat heel veel bouwactiviteiten die aan de bestemmingsplanvoorschriften voldoen, gebouwd en gebruikt mogen zonder vergunning vooraf. Omdat de meeste standaard bouwactiviteiten en het gebruik daarvan buiten het gezichtsveld van de gemeente zullen gaan gebeuren, zal het handhavingapparaat van onze gemeente op een andere manier moeten gaan opereren. Het bouwen blijft makkelijk te ontdekken, maar het beoordelen van het gebruik daarvan wordt steeds moeilijker. Op deze manier wordt het handhavingapparaat gedwongen om het gebruik van bouwwerken actiever achteraf te controleren.
Hoofdstuk 5 Economische Uitvoerbaarheid
Op grond van afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening rust op de gemeente de verplichting tot het verhaal van kosten die tot de grondexploitatie behoren indien het bestemmingsplan een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) mogelijk maakt.
In voorliggend bestemmingsplan wordt de bestaande situatie planologisch vastgelegd. Het bestemmingsplan maakt hierbij geen bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.12 Wro mogelijk. Daarom hoeft geen exploitatieplan vastgesteld te worden. De ontwikkeling van dit bestemmingsplan brengt voor de gemeente alleen plankosten met zich mee. Deze plankosten worden gedekt uit de leges die door de gemeente in rekening gebracht worden.
De economische uitvoerbaarheid is hiermee aangetoond.
Hoofdstuk 6 Inspraak En Overleg
6.1 Inspraak
Hoofdregel uit de Inspraakverordening Harderwijk 2007 is dat elk bestuursorgaan over zijn eigen bevoegdheden besluit of al of niet inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van het gemeentelijk beleid. Dit betekent dat ook ten aanzien van een bestemmingsplan een besluit moet worden genomen over het al of niet toepassen van inspraak. In een aantal gevallen hoeft geen inspraak plaats te vinden, bijvoorbeeld over bestemmingsplannen die betrekking hebben op een zeer beperkt grondgebied (de zogenaamde postzegelplannetjes). Het onderhavige bestemmingsplan is aan te merken als een postzegelplan.
6.2 Vooroverleg
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet in het kader van het overleg als bedoeld in art. 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening overleg worden gepleegd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Tegelijkertijd wordt het bestemmingsplan voorgelegd aan andere relevante instanties.
Het voorontwerpbestemmingsplan "Buitengebied - Hotel Van der Valk" zal aan de onderstaande instanties worden toegezonden. De overlegreacties en de beantwoording daarvan zullen te zijner tijd in bijlage 7 van deze toelichting worden opgenomen. Tevens zal dan worden vermeld of de overlegreacties aanleiding geven om het voorliggende bestemmingsplan aan te passen.
- 1. Provinciaal Bestuur Gelderland (heeft in februari 2011 al een vooroverlegreactie gegeven);
- 2. Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland;
- 3. Commandant Brandweer;
- 4. Politie District Noord-West Veluwe;
- 5. Waterschap Veluwe;
- 6. Vitens.
Er zijn reacties ontvangen van Provincie Gelderland, Vitens en Veiligheidsregio Noord- en Oost Gelderland Commandant Regionale Brandweer. Voor de inhoud van deze reacties wordt verwezen naar bijlage 7.
Bijlage 1 Staat Van Horeca-activiteiten
Categorie 1 'lichte horeca'
Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:
1a - aan de detailhandel verwante horeca:
- automatiek;
- broodjeszaak;
- cafetaria;
- croissanterie;
- koffiebar;
- lunchroom;
- ijssalon;
- snackbar;
- tearoom;
- traiteur;
1b - overige lichte horeca:
- bistro;
- restaurant;
- hotel;
1c - bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking:
- bedrijven in subcategorie 1a en 1b met een bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan 250 m²;
- restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (onder andere chinees, pizzeria), uitgezonderd drive-in-/fastfoodrestaurants (onder andere McDrive) en andere bezorg- en afhaalservices, die in hoofdzaak afhankelijk zijn van hun aanrijfunctie.
Categorie 2 'middelzware horeca'
Bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht zijn geopend en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken:
- bar;
- bierhuis;
- biljartcentrum;
- café;
- proeflokaal;
- shoarma/grillroom;
- zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).
Categorie 3 'zware horeca'
Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen:
- dancing;
- discotheek;
- nachtclub;
- partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).
Bijlage 1 Bodemonderzoek
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 2 Akoestisch onderzoek
Bijlage 3 Externe Veiligheid A28
Bijlage 3 Externe veiligheid A28
Bijlage 4 Externe Veiligheid N302
Bijlage 4 Externe veiligheid N302
Bijlage 5 Flora- En Faunaonderzoek
Bijlage 5 Flora- en faunaonderzoek
Bijlage 6 Cumulatieve Effecten Vergunningaanvraag Nb-wet
Bijlage 6 Cumulatieve effecten vergunningaanvraag Nb-wet