Toedeling geluidruimte bedrijventerrein Lorentz
Bestemmingsplan - gemeente Harderwijk
Vastgesteld op 07-04-2011 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Toedeling geluidruimte bedrijventerrein Lorentz' van de gemeente Harderwijk;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0243.BP00032-0003met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 bestaande geluidruimte
de geluidruimte als bestaand ten tijde van de inwerkingtreding van het voorbereidingsbesluit van 10 december 2009, raadsbesluitnummer 102;
1.4 beste beschikbare technieken
Beste beschikbare technieken, als bedoeld in artikel 1.1 lid 1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals deze bepaling luidt ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
1.5 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.6 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.7 equivalent geluidniveau
het energetisch gemiddelde van de fluctuerende niveaus van het ter plaatse in de loop van een bepaalde periode optredende geluid. Het energetisch gemiddelde wordt berekend volgens de methode zoals omschreven in de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai (1999);
1.8 equivalent geluidvermogen
het energetisch gemiddelde van het fluctuerende geluidvermogen van het ter plaatse gedurende een bepaalde periode optredende geluid;
1.9 etmaalwaarde
de hoogste van de volgende drie waarden van het equivalente geluidsniveau:
- de waarde over de periode 07.00-19.00 uur (dag);
- de met 5 dB(A) verhoogde waarde over de periode 19.00-23.00 uur (avond);
- de met 10 dB(A) verhoogde waarde over de periode 23.00-07.00 uur (nacht);
1.10 geluidbelasting in dB(A)
etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB(A) op een bepaalde plaats;
1.11 gebouw:
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.12 geluidruimte
equivalent geluidvermogen in dB(A)/m2;
1.13 geluidzone
geluidzone als bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder;
1.14 inrichting
inrichting als aangewezen krachtens artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.15 peil:
- 1. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- 2. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerken, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.2 de lengte van een bouwwerk
de lengte, dan wel breedte van een bouwwerk, gemeten waar deze het grootst is;
2.3 gebruikte geluidruimte
- een fictieve contour per bouwperceel wordt geconstrueerd. Deze contour is een cirkel, waarvan het middelpunt gelijk is aan het zwaartepunt van het vlak dat wordt gevormd door het bouwperceel. De straal van de fictieve contour is gelijk aan de wortel van de oppervlakte van het bouwperceel, vermenigvuldigd met 2,5 maar niet kleiner dan 50 meter en niet groter dan 500 meter;
- de fictieve contour bevat 12 immissiepunten op een hoogte van 10 meter boven peil en onder een horizontale hoek van 30 graden ten opzichte van het zwaartepunt van de inrichting;
- ter plaatse van deze immissiepunten wordt de geluidbelasting in dB(A) bepaald die wordt veroorzaakt door alle tot de inrichting behorende installaties, toestellen, alsmede door die inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten en alle overige tot de inrichting behorende bronnen, voor zover die zijn gelegen of plaatsvinden binnen het bouwperceel, één en ander met de representatieve bedrijfssituatie als uitgangspunt (etmaalwaarde);
- laad- en losactiviteiten die onlosmakelijk zijn verbonden met de inrichting, maar die plaatsvinden buiten het bouwperceel worden meegenomen in de berekening van dat bouwperceel;
- het effect van afschermende en reflecterende bebouwing, uitsluitend voor zover gelegen binnen het bouwperceel, wordt verdisconteerd in de berekening van de geluidbelasting;
- de bodemabsorptiefactor buiten het bouwperceel bedraagt 0,2;
- de energetisch gemiddelde etmaalwaarde wordt teruggerekend naar een vervangende geluidbron, berekend volgens hoofdstuk 5 van module C van de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai (1999). Onderstaand zijn de gehanteerde formules weergegeven:
LWR = Li + Dgeo + Dlucht + Dbodem
Dgeo = 20 • log(ri) + 11
Dlucht = alu (f) • (ri)
Dbodem = Db,br + Db,ont + Db,mid
- voor het geluidspectrum dient gebruik te worden gemaakt van het standaardspectrum industrielawaai;
- voor de bronhoogte van de vervangende geluidbron dient 5 meter boven maaiveld te worden gehanteerd;
- de etmaalwaarde van de vervangende puntbron wordt omgerekend naar een emissie per m2 met behulp van de formule:
Lkavel = LWR - 10 • log(A)
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Overig - Geluidruimte
3.1 Bestemmingsomschrijving
De tot het plangebied behorende gronden, met uitzondering van de gronden met de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie', zijn bestemd voor geluidruimte, met dien verstande dat de gebruikte geluidruimte niet meer mag bedragen dan 60 dB(A)/m2, tenzij anders is aangegeven op de als bijlage bij deze regels behorende geluidverkavelingskaart.
De tot het plangebied behorende gronden zijn tevens bestemd voor het veiligstellen van de totale beschikbare geluidruimte binnen de zone, alsmede het bevorderen van de totale beschikbare geluidruimte binnen de geluidzone.
3.2 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen ter bescherming van de beschikbare geluidruimte nadere eisen stellen aan:
- a. de plaats van bouwwerken op het bouwperceel ten behoeve van een doelmatige akoestische afscherming;
- b. de plaats en afmeting van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van een doelmatige akoestische afscherming.
3.3 Specifieke gebruiksregel
3.4 Omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de ‘wro-zone – ontheffingsgebied’ bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 3.3 onder a. bepaalde teneinde een grotere geluidruimte op een kavel toe te staan. Deze omgevingsvergunning kan alleen worden verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
- a. de bedrijfseconomische noodzaak voor vergroting van de geluidruimte is aangetoond;
- b. uit akoestisch onderzoek is gebleken dat:
- 1. ondanks toepassing van de beste beschikbare technieken een grotere geluidruimte noodzakelijk is ter optimalisering en/of uitbreiding van de bedrijfsvoering. In het akoestisch onderzoek dient de gewenste geluidruimte te worden aangegeven alsmede een overzicht van de geluidbronnen, de toegepaste technieken en de bedrijfstijden;
- 2. door het toestaan van een grotere geluidruimte de geluidzone, dan wel de maximaal toelaatbare geluidbelasting van bestaande en geprojecteerde woningen, respectievelijk van toekomstige woningen in het bestemmingsplan ‘Waterfront-Zuid, Waterstad’, zoals vastgesteld op 5 februari 2008 niet wordt overschreden.
3.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
- a. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de geluidruimte op een kavel verkleinen, tot een minimum van 60 dB(A)/m² , indien uit de omgevingsvergunning of een melding in het kader van het Activiteitenbesluit blijkt dat ten behoeve van de inrichting blijvend geen gebruik meer wordt gemaakt van de voor de inrichting beschikbare geluidruimte;
- b. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de geluidruimte per vierkante meter op een kavel vergroten en gelijktijdig de geluidruimte van een andere kavel verkleinen indien:
- 1. de bedrijfseconomische noodzaak voor vergroting van de geluidruimte is aangetoond;
- 2. uit akoestisch onderzoek is gebleken dat:
- a. ondanks toepassing van de beste beschikbare technieken een grotere geluidruimte noodzakelijk is ter optimalisering en/of uitbreiding van de bedrijfsvoering. In het akoestisch onderzoek dient de gewenste geluidruimte te worden aangegeven alsmede een overzicht van de geluidbronnen, de toegepaste technieken en de bedrijfstijden;
- b. door het toestaan van een grotere geluidruimte de geluidzone, dan wel de maximaal toelaatbare geluidbelasting van bestaande en geprojecteerde woningen, respectievelijk van toekomstige woningen in het bestemmingsplan ‘Waterfront-Zuid, Waterstad’, zoals vastgesteld op 5 februari 2008 niet wordt overschreden.
- 3. Verkleining van de geluidruimte op een andere kavel in planologische zin gelijktijdig met de vergroting plaatsvindt.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti - Dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Overige Regels - Geluidzone - Industrie
De gronden met de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie' maken onderdeel uit van de geluidzone die ingevolge de Wet geluidhinder om het industrieterrein Lorentz is gelegen.
De bouw van een woning of een gebouw als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder, alsmede in artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder, is binnen deze geluidzone niet toegestaan, tenzij:
- een besluit tot vaststelling van een hogere grenswaarde voor de betrokken woning of voor het betrokken gebouw vóór de vaststelling van dit plan is verleend;
- uit akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidbelasting vanwege het industrieterrein op enige gevel van de betrokken woning of het betrokken gebouw niet hoger zal zijn dan 50 dB(A) etmaalwaarde.
Artikel 6 Overige Regels - Afstemmingsbepaling
De volgende bestemmingsplannen en de op deze bestemmingsplannen betrekking hebbende herzieningen blijven, met inachtneming van het bepaalde in dit plan, van toepassing:
NL.IMRO.0243.265- | Industriegebied Noord-Oost |
NL.IMRO.0243.227- | Gervenhorst Industrieterrein noord-oost |
NL.IMRO.0243.267- | Lorentzstraat (Den Herder b.v.) |
NL.IMRO.0243.270- | Omgeving Lorentzhaven |
NL.IMRO.0243.266- | Lorentzstraat |
NL.IMRO.0243.273- | Omgeving Stephensonstraat/Marie Curiestraat |
NL.IMRO.0243.293- | Buitengebied III |
NL.IMRO.0243.264- | Lorentzhaven/Kelvinstraat |
NL.IMRO.0243.268- | Maars en omgeving |
NL.IMRO.0243.228- | Keerlus Marie Curiestraat |
NL.IMRO.0243.274- | Vergroting werkgebied Lorentz 1990 |
NL.IMRO.0243.271- | Lorentzstraat 36/38 en omgeving |
NL.IMRO.0243.272- | Reynolds |
NL.IMRO.0243.269- | Maars 1992 |
NL.IMRO.0243.265a- | Partiële wijziging van de voorschriften van diverse bestemmingsplannen gelegen binnen het industriegebied Noord-Oost |
NL.IMRO.0243.311- | Lorentz-Oost. |
NL.IMRO.0243.357- | Geluidzone industrieterrein Haven en bedrijventerrein Lorentz c.a. |
NL.IMRO.0243.BP00018- | Lorentz II, Nobelstraat |
NL.IMRO.0243.BP00012- | Frankrijk |
NL.IMRO.0243.BP00016- | Waterfront-Noord II |
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 7 Overgangsrecht
7.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10 %.
- c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
7.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 8 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplanToedeling geluidruimte bedrijventerrein Lorentz.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van....................
voorzitter,
griffier,
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Het bedrijventerrein Lorentz is een gezoneerd industrieterrein in de zin van de Wet geluidhinder (Wgh). Dit betekent dat rondom dit industrieterrein een zone is vastgesteld. Buiten deze zone mag de geluidbelasting van alle bedrijven op het industrieterrein tezamen niet meer bedragen dan 50 dB(A). De huidige geluidzone is vastgelegd in het bestemmingsplan 'Geluidzone industrieterrein Haven en bedrijventerrein Lorentz c.a.' (verder te noemen: het parapluplan). Als de geluidbelasting van alle bedrijven tezamen op enig punt van de zonegrens de waarde van 50 dB(A) heeft bereikt wordt gesproken van een 'volle zone'.
Medio 2009 is geconstateerd dat de geluidzone vol dreigt te raken. Als de zone vol zit, dan betekent dit dat elke verdere toename van de geluidbelasting op de zonegrens– hoe beperkt ook – verboden is. Dit volgt uit de Wgh en de jurisprudentie daaromtrent. Het bedrijf dat de zone vol maakt zet daarmee het bedrijventerrein op slot. Dit betekent dat er daarna geen enkele milieuvergunning meer kan worden verleend voor zover daarbij sprake is van een toename van de geluidemissie. Voor bedrijven op het gezoneerde industrieterrein ontstaat hierdoor een situatie waarbij:
- 1. een verdere ontwikkeling van bedrijven op Lorentz wordt geblokkeerd;
- 2. de verplaatsing ten behoeve van Waterfront van watergebonden bedrijvigheid van Haven naar de uitbreiding Lorentzhaven niet meer mogelijk is, met als gevolg dat de ontwikkeling van het gehele Waterfront ernstig wordt bemoeilijkt;
- 3. de uitgifte van de kavels op het deel Lorentz III dat tot het gezoneerde industrieterrein behoort niet meer mogelijk is.
Om aan deze onwenselijke gevolgen een halt toe te roepen heeft de gemeenteraad op 10 december 2009 een voorbereidingsbesluit genomen. Het voorbereidingsbesluit is op 12 december 2009 in werking getreden. Het voorbereidingsbesluit zet een tijdelijk slot op de nog resterende geluidruimte binnen de zone. Het voorbereidingsbesluit heeft namelijk het rechtsgevolg dat elke toename van de geluidbelasting hoger dan de bestaande situatie op 12 december 2009 wordt aangemerkt als een vorm van strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De nog resterende geluidruimte is hiermee veiliggesteld om dit, na afweging van de betrokken belangen, te kunnen toedelen aan de verschillende delen van het bedrijventerrein. Het voorliggende bestemmingsplan geeft invulling aan deze toedeling.
Het voorbereidingsbesluit gaat ook uit van een actualisatie van het Parapluplan, waarin de geluidzone is vastgelegd. In 2006 heeft de gemeenteraad de opdracht gegeven aan het college van burgemeester en wethouders om de geluidruimte van Lorentz toekomstbestendig te maken. Naar aanleiding hiervan is onderzocht of de zone moet worden verruimd om voldoende geluidruimte voor bestaande en te vestigen bedrijven te creëren. Op basis van dit onderzoek is geconcludeerd dat een verruiming van de zone noodzakelijk is.
1.2 Doel
Het bestemmingsplan 'Toedeling geluidruimte bedrijventerrein Lorentz' stelt de vigerende planologische regelingen bij, zodat:
- a. een doelmatige toedeling van de geluidruimte binnen de geluidzone van het industrieterrein Lorentz tot stand komt;
- b. voldoende geluidruimte aan bedrijven wordt geboden, zonder dat daardoor een onevenredige geluidbelasting op voor geluid gevoelige bestemmingen ontstaat.
1.3 Plangebied
Het plangebied bestaat uit de bedrijventerreinen Lorentz I, II en III1 . Het plangebied wordt globaal begrensd door de N302 in het zuidwesten, de Newtonweg en Zuiderzeestraatweg in het zuidoosten, het buitengebied van Hierden aan de oostkant en door het Veluwemeer aan de noordkant.
- 1. Het nieuw te ontwikkelen gebied Lorentz-haven maakt deels onderdeel uit van Lorentz I en deels van Lorentz II. Het gebied Lorentz III werd voorheen ook wel Lorentz-Oost of Regionaal Bedrijventerrein (RBT) genoemd.
1.4 Vigerende Bestemmingsplannen
Om de verruiming van de zone ter plaatse van de wijk Frankrijk/gebied Glindweg mogelijk te maken is een herziening van het bestemmingsplan Geluidzone industrieterrein Haven en bedrijventerrein Lorentz c.a. noodzakelijk. Voor de planologische regeling voor de toedeling van geluidruimte is een facetbestemmingsplan noodzakelijk waarin dit planologische aspect voor het gehele plangebied wordt geregeld (zie hiervoor hoofdstuk 3). Binnen het plangebied van dit bestemmingsplan gelden op dit moment de volgende bestemmingsplannen:
IMRO plannummer | Naam bestemmingsplan | Datum vaststelling | Datum goedkeuring |
NL.IMRO.0243.265- | Industriegebied Noord-Oost | 16-08-1973 | 30-09-1974 |
NL.IMRO.0243.227- | Gervenhorst Industrieterrein noord-oost | 20-01-1977 | 14-09-1977 |
NL.IMRO.0243.267- | Lorentzstraat (Den Herder b.v.) | 21-04-1977 | 04-09-1977 |
NL.IMRO.0243.270- | Omgeving Lorentzhaven | 16-12-1982 | 27-06-1983 |
NL.IMRO.0243.266- | Lorentzstraat | 17-11-1983 | 24-04-1983 |
NL.IMRO.0243.293- | Buitengebied III | 26-04-1984 | 14-05-1984 |
NL.IMRO.0243.273- | Omgeving Stephensonstraat/Marie Curiestraat | 11-02-1988 | 14-04-1988 |
NL.IMRO.0243.264- | Lorentzhaven/Kelvinstraat | 27-10-1988 | 02-02-1989 |
NL.IMRO.0243.268- | Maars en omgeving | 16-11-1989 | 12-02-1990 |
NL.IMRO.0243.228- | Keerlus Marie Curiestraat | 21-03-1991 | 27-05-1991 |
NL.IMRO.0243.274- | Vergroting werkgebied Lorentz 1990 | 16-05-1991 | 13-12-1991 |
NL.IMRO.0243.271- | Lorentzstraat 36/38 en omgeving | 22-08-1991 | 04-11-1991 |
NL.IMRO.0243.272- | Reynolds | 23-01-1992 | 14-05-1992 |
NL.IMRO.0243.269- | Maars 1992 | 17-09-1992 | 07-01-1993 |
NL.IMRO.0243.265a- | Partiële wijziging van de voorschriften van diverse bestemmingsplannen gelegen binnen het industriegebied Noord-Oost | 21-03-2002 | 27-05-2002 |
NL.IMRO.0243.311- | Lorentz-Oost. | 15-05-2003 | 14-02-2006 |
NL.IMRO.0243.357- | Geluidzone industrieterrein Haven en bedrijventerrein Lorentz c.a. | 20-11-2008 | n.v.t. |
NL.IMRO.0243.BP00012- | Frankrijk | 20-11-2008 | 15-05-2009 |
NL.IMRO.0243.BP00018- | Lorentz II, Nobelstraat | 11-02-2010 | n.v.t. |
NL.IMRO.0243.BP00016- | Waterfront-Noord II (t.t.v. vaststelling nog niet onherroepelijk) | 10-06-2010 | n.v.t. |
1.5 Leeswijzer
Het voorgaande hoofdstuk beschrijft de aanleiding en het doel van dit bestemmingsplan. In het tweede hoofdstuk wordt de huidige en toekomstige situatie beschreven van het plangebied. In het derde hoofdstuk worden de juridische aspecten van dit bestemmingsplan en de gekozen plansystematiek toegelicht. In het laatste hoofdstuk zijn de resultaten van de inspraak en het vooroverleg weergegeven.
Sinds 1 oktober 2010 is de Wabo van kracht. De begrippen milieuvergunning en melding komen daar niet in voor. In plaats daarvan wordt in de Wabo gesproken over 'omgevingsvergunning voor het oprichten of veranderen van een milieu-inrichting' en over 'omgevingsvergunning voor het beperkt veranderen van een milieu-inrichting'. Voor de leesbaarheid van het stuk is er voor gekozen om daar waar er geen strikte noodzaak is te spreken van een omgevingsvergunning nog steeds de termen 'milieuvergunning' of 'melding' te hanteren in plaats van omgevingsvergunning.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige Situatie
2.1.1 Algemeen
Het bedrijventerrein Lorentz I en II is vanaf de zestiger jaren tot de negentiger jaren ontwikkeld. Deze ontwikkeling heeft plaatsgevonden van west naar oost en is in drie fasen onder te verdelen. Dit gedeelte van het terrein is bestemd voor diverse vormen van industrie, nijverheid en dienstverlening. De bebouwingsdichtheid is relatief hoog. Voor dit deel van het bedrijventerrein loopt een revitaliseringsproject. Onderdeel van deze revitalisering is een actualisatie van het bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan wordt momenteel voorbereid.
Recent is het bestemmingsplan Waterfront Noord II vastgesteld. Dit plan voorziet in de uitbereiding van Lorentz I en II met het deelgebied Uitbreiding Lorentz-Haven..
In 2008 is begonnen met de ontwikkeling van Lorentz III. Dit bedrijventerrein voorziet in de (her)vestiging van bedrijven die op andere locaties vanwege omvang en/of milieueffecten ongewenst worden geacht. Het bedrijventerrein Lorentz III vervult een regionale functie. Op het terrein is het akoestische principe van inwaartse zonering toegepast. Dit betekent dat aan de randen bedrijven behorende tot categorie 2 en 3 zijn toegestaan, naar het midden oplopend tot categorie 4 en 5. Deze categorieën zijn gebaseerd op de VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering. Ten behoeve van de landschappelijke inpassing en als geluidwerende voorziening is rondom het bedrijventerrein een keerwand met een grondwal aangelegd.
Het bedrijventerrein (bedoeld is Lorentz I, II en II) is op korte afstand gelegen van woongebieden. Het gaat dan met name om de woonwijken Zeebuurt en Frankrijk. Daarnaast liggen er diverse woningen in het buitengebied in de buurt van het bedrijventerrein. Voor een aantal woningen in Frankrijk geldt een hogere grenswaarde van 55 dB(A). Direct ten westen van de N302 is de nieuwe woonwijk Waterstad geprojecteerd. Het daarbij behorende bestemmingsplan Waterfront-Zuid, Waterstad is onherroepelijk en kent een uit te werken woonbestemming. In het kader van dit bestemmingsplan is een besluit hogere grenswaarden genomen tot en met 55 dB(A).
2.1.2 Gezoneerd industrieterrein
Het bedrijventerrein Lorentz is aan te merken als industrieterrein in de zin van de Wgh. De bij dit industrieterrein behorende zone is vastgelegd in het op 11 november 2008 vastgestelde bestemmingsplan Geluidzone industrieterrein Haven en bedrijventerrein Lorentz c.a.
In de jurisprudentie is een enge uitleg gegeven aan het begrip industrieterrein. Dit hield in dat tot het gezoneerde industrieterrein slechts de gronden worden gerekend waarop krachtens het bestemmingsplan de zogenaamde 'grote lawaaimakers' zijn toegestaan. Met de Crisis- en Herstelwet is een eind gemaakt aan deze praktijk door in de Wgh het begrip industrieterrein opnieuw te definiëren. Volgens deze definitie is een industrieterrein "een terrein waaraan in hoofdzaak een bestemming is gegeven voor het vestigen van inrichtingen en waarvan de bestemming voor het gehele terrein of een gedeelte daarvan de mogelijkheid insluit van vestiging van inrichtingen (...) die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken. Daarmee behoort het hele industrieterrein Lorentz (Lorentz I, II en III) tot het industrieterrein in de zin van de Wgh.
2.2 Toekomstige Situatie
2.2.1 Uitbreiding Lorentz-Haven
Voor de verplaatsing van bedrijven uit het industriegebied Haven is het bestemmingsplan Waterfront-Noord II in procedure gebracht. Het plan is op 10 juni 2010 vastgesteld. Tegen dit besluit is beroep ingesteld. Het plan is ten tijde van het opstellen van dit ontwerp in werking getreden, maar nog niet onherroepelijk. Het gebied wordt ook wel Uitbreiding Lorentz-Haven genoemd. Het gebied valt uiteen in twee gebieden. Het westelijk deel is bestemd voor de verplaatsing van de watersport gerelateerde bedrijven. Het oostelijk deel is bestemd voor de overige te verplaatsen bedrijven uit industriegebied Haven. De toelaatbaarheid van grote lawaaimakers is aan een wijzigingsbevoegdheid gekoppeld, met als voorwaarde dat sprake dient te zijn van een toereikende mate van geluidruimte voor deze bedrijven. De uitbreiding van het bedrijventerrein zal zo spoedig mogelijk worden aangelegd.
2.2.2 Gezoneerd industrieterrein
Met de vaststelling van het bestemmingsplan Geluidzone industrieterrein Haven en bedrijventerrein Lorentz ca. is de oorspronkelijke geluidzone aan de westzijde een stuk teruggelegd. Hiermee komt de gehele binnenstad en een groot gedeelte van de wijk Zeebuurt niet meer binnen de zone te liggen. Deze verkleining van de zone is gekoppeld aan het verplaatsen bedrijven, waaronder zogenaamde grote lawaaimakers, uit het industriegebied Haven.
Aangezien de zone zoals vastgelegd in het bestemmingsplan Geluidzone industrieterrein Haven en bedrijventerrein Lorentz c.a. door allerlei ontwikkelingen sinds de vaststelling nagenoeg geen akoestische ruimte meer biedt, is gezocht naar mogelijkheden om meer geluidruimte te creëren voor bedrijven. Enige extra geluidruimte kan worden gevonden in het verruimen van de geluidzone ter hoogte van de wijk Frankrijk/het gebied Glindweg. Het verruimen van de zone heeft tot gevolg dat voor een aantal woningen in Frankrijk en in het buitengebied een hogere grenswaardenprocedure doorlopen moet worden.
2.2.3 Geluidverkaveling
De geluidzone die bij het industrieterrein hoort heeft tot doel milieuoverlast in de vorm van geluidhinder te normeren. Dit betekent dat de zone geen informatie geeft over de beschikbare geluidruimte binnen de zone. Om in die leemte te voorzien kan de gemeente een zonebeheerplan opstellen. Het zonebeheerplan is echter slechts een informatiebron en geen juridisch bindend toetsingskader. Om toch te kunnen beschikken over een juridisch instrumentarium voor het zonebeheer wordt in dit bestemmingsplan gekozen voor een systeem waarbij geluidruimte wordt toegedeeld aan de bedrijfsgronden. Daarbij is gekozen voor een toedeling van een bepaald aantal dB(A)/m2 (geluidruimte per vierkante meter).
Hoofdstuk 3 Juridische Aspecten
3.1 Zonebeheer
3.1.1 Algemeen
Op grond van het huidige bestemmingsplan voor Lorentz kan elk daarop gevestigd bedrijf, via een verandering van zijn milieuvergunning, een fatale claim op de beschikbare geluidruimte leggen. Het gevolg is dat het bedrijventerrein akoestisch 'op slot' wordt gezet. Nieuwe bedrijven kunnen zich vervolgens niet meer vestigen en bestaande bedrijven kunnen zich niet meer verder ontwikkelen ondanks het feit dat zij daar bijvoorbeeld qua grondpositie wel de mogelijkheid toe hebben. Dit probleem is niet exclusief voorbehouden aan de Harderwijker situatie. Integendeel, het betreft hier een landelijk probleem. Gewezen wordt op de publicatie 'Ruimte voor Bedrijven' van de Kamer van Koophandel Regio Rotterdam2 . Daaruit blijkt dat in 2008 bijna de helft van de 38 onderzochte gezoneerde bedrijventerreinen in de regio Rotterdam wat geluidruimte betreft op slot zat. De website noemt terecht een goede organisatie van het zonebeheer noodzakelijk om aan deze praktijk een einde te maken. Voor de Harderwijker situatie voorziet het onderhavige bestemmingsplan in die voorwaarde.
- 2. http://www.kvk.nl/download/Bedrijventerreinen%20reader%2027-5-8_tcm73-169464.pdf
3.1.2 Zonebeheer versus zonebewaking
Onder zonebewaking is te verstaan het waken voor het overschrijden van geluidgrenswaarden. Zonebewaking staat in het teken van het 'overlastmotief'. Zonebeheer daarentegen, is het omgaan met de beschikbare geluidruimte. Dit bestemmingsplan richt zich uitsluitend op zonebeheer en derhalve niet op zonebewaking. Zonebeheer staat in het teken van het motief van een 'goede ruimtelijke ordening'. Zonebewaking is krachtens de Wgh het exclusieve domein van de Wet milieubeheer (Wm). Dit volgt uit het feit dat de zonegrens ex artikel 40 Wgh is ingesteld om overlast in de vorm van geluid effectief tegen te gaan. Artikel 2.14 lid 1 sub c onder 2 Wabo (voorheen: artikel 8.8. lid 3 sub a. Wm) bepaalt dat de zonegrens in acht moet worden genomen.
De Wgh heeft uitsluitend zonebewaking tot doel en derhalve niet het zonebeheer. Dat blijkt uit het feit dat de Wgh voor de geluidbelasting op het industrieterrein zelf geen normen bevat3 . De Wgh legt uitsluitend een relatie met de Wm als het gaat om zonebewaking. De milieuvergunning komt dan ook uitsluitend relevantie toe in het kader van de zonebewaking. De milieuvergunning reguleert de geluidbelasting op de zonegrens. Binnen de zone, dus in het kader van het zonebeheer, komt aan de milieuvergunning geen relevantie toe.
De geluidbelasting op het industrieterrein is een terrein waarover noch de Wgh, noch de Wm zich uitstrekken. Voor veel industrieterreinen, waaronder Lorentz, ontstaat daardoor een vacuüm aangezien de gemeentelijke praktijk zich doorgaans beperkt tot zonebewaking. Dit heeft tot gevolg dat op oneigenlijke wijze, namelijk via de milieuvergunning krachtens de Wm, ruimtelijke claims worden gelegd op de zone. Dat manifesteert zich in het feit dat een milieuaanvraag getoetst wordt aan de beperkingen die de bestaande vergunningen al op de zonegrens hebben gelegd. De ruimtelijke mogelijkheden binnen de zone van de één worden dus beperkt door milieurechten van de ander.
- 3. Zie in dat kader artikel 53 lid 1 Wgh waarin is geregeld dat buiten een bestaande zone de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.
3.1.3 Zonebeheer via het bestemmingsplan
Het genoemde vacuüm kan uitsluitend via de Wet ruimtelijke ordening (Wro) worden opgevuld. De ruimtelijke ordening moet haar intrede doen op het gezoneerde industrieterrein, in die zin dat via het ruimtelijke instrumentarium een ordening tot stand wordt gebracht op het industrieterrein. Een geluidverkaveling, vertaald naar regels in een bestemmingsplan (geluidemissie per kavel), is daartoe het geschikte middel (hierna wordt een dergelijk bestemmingsplan 'geluidverkavelingsplan' genoemd). Is eenmaal een bestemmingsplan vastgesteld voor het zonebeheer, dan bepaalt dat de mate waarin de geluidruimte op het industrieterrein gebruikt mag worden. De oneigenlijke ruimtelijke claims die via de milieuvergunning op de zone (niet zijnde de zonegrens) zijn gelegd worden daarmee illusoir. Het in normatieve zin 'braakliggende terrein' van de zone is dan immers ingenomen door normering van de geluidgebruiksruimte in het bestemmingsplan.
Bedacht dient te worden, dat het geluidverkavelingsplan is ingegeven door ruimtelijke overwegingen. Het oogmerk van de regeling is immers een 'goede ruimtelijke ordening' van de geluidgebruiksruimte op het gezoneerde industrieterrein. Met het opnemen van geluidnormen in het bestemmingsplan wordt aldus een optimale invulling van het bedrijventerrein beoogd. De betreffende normen hebben niet ten doel de kwaliteit van het milieu te beschermen. Daarmee zijn deze eisen niet aan te merken als een milieukwaliteitsnorm.
3.1.4 Zonebeheerplan als alternatief voor geluidverkavelingsplan
Met ingang van 1 januari 2007 is de Wgh gemoderniseerd. Bij die gelegenheid is het instrument van het Zonebeheerplan in de wet verankerd. In het kader van het vooronderzoek voor dit bestemmingsplan is onderzocht in hoeverre met dit specifieke instrument uit de Wgh een juridisch bindende geluidverkaveling tot stand zou kunnen worden gebracht. Gebleken is dat dit niet het geval is. In de artikelen 163 en 164 Wgh is aan burgemeester en wethouders slechts de opdracht gegeven om via de opstelling van een zonebeheerplan voldoende informatie beschikbaar te hebben over de geluidruimte binnen de zone. Buiten deze beperkte werking, laat de wettekst geen ruimte voor de opvatting dat aan het zonebeheerplan een verderstrekkende juridische betekenis toekomt. Daar komt nog bij dat het zonebeheerplan geen probaat middel oplevert om ongewenst geluidgebruik tegen te gaan. Zo bestaat er bijvoorbeeld geen mogelijkheid om voorbereidingsbescherming soortgelijk aan het voorbereidingsbesluit ex artikel 3.7 lid 4 Wro in het leven te roepen. Bovendien vormt het zonebeheerplan geen toetsingskader voor aanvragen om omgevingsvergunning.
3.1.5 Toedeling geluidruimte
Om te komen tot een goede toedeling van geluidruimte zijn de bedrijven op het bedrijventerrein Lorentz onderverdeeld in maatgevende en niet-maatgevende bedrijven. De maatgevende bedrijven betreft een groep bedrijven die tezamen nagenoeg bepalend zijn voor de hoogste geluidbelasting op de zone. Als criterium voor een maatgevende inrichting geldt dat de inrichting een bijdrage op de zonegrens levert van ten minste 25 dB(A). Het gaat hier om 16 bedrijven. Aan de bedrijfskavels van deze bedrijven is geluidruimte toegekend die gebaseerd is op de bestaande situatie ten tijde van inwerkingtreding van het voorbereidingsbesluit.
Als minimale geluidruimte voor de kavels op Lorentz is gekozen voor 60 dB(A)/m2. Voor de meeste bedrijven is deze maat ruim voldoende. Deze maat wordt mede ingegeven vanuit de gedachte dat het bedrijventerrein Lorentz (mede) een bedrijventerrein is voor bedrijven met een grotere milieubelasting. Deze maat is ook zodanig ruim dat hiermee recht wordt gedaan aan het regionale karakter van het bedrijventerrein. Aan de kavels van bedrijven die op basis van de bestaande vergunde situatie ten tijde van inwerkingtreding van het voorbereidingsbesluit meer geluidruimte nodig hebben is deze hogere geluidruimte toegekend.
Bij de totstandkoming van het bestemmingsplan Geluidzone industrieterrein Haven en bedrijventerrein Lorentz ca. is bij een aantal bedrijven rekening gehouden met uitbreiding. Deze uitbreiding is meegenomen bij het bepalen van de geluidruimte.
Voor een uitgebreidere toelichting op dit onderwerp wordt verwezen naar het als Bijlage bij deze toelichting behorende Akoestisch onderzoek bestemmingsplan Toedeling geluidruimte bedrijventerreinLorentz te Harderwijk.
3.2 Hogere Grenswaarden
Met dit bestemmingsplan wordt de geluidzone verruimd aan de noordkant van de wijk Frankrijk en ter hoogte van het gebied Glindweg. Voor een gedeelte van de woningen in de wijk Frankrijk geldt reeds een hogere grenswaarde van 55 dB(A). Dit betreft de woningen die binnen de huidige geluidcontour liggen. De verruiming van de geluidzone leidt voor deze woningen niet tot gevelbelastingen die de 55 dB(A) te boven gaan. Deze woningen vallen buiten de begrenzing van het plangebied.
Binnen het te verruimen deel van de zone bevinden zich 74 woningen. Voor deze woningen wordt de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) overschreden. Voor deze woningen is tegelijkertijd met de terinzagelegging van dit plan een procedure voor een hogere grenswaarde gestart. Burgemeester en wethouders hebben op 15 februari 2011 de hogere grenswaarden vastgesteld. Zie hiervoor verder de als bijlage toegevoegde stukken:
- Bijlage 2, Akoestisch onderzoek bestemmingsplan Toedeling geluidruimte bedrijventerrein Lorentzte Harderwijk;
- Bijlage 6, Aanvraagformulier hogere grenswaarden;
- Bijlage 7, Besluit hogere grenswaarden;
- Bijlage 8, Commentaarnota zienswijze besluit hogere grenswaarden
3.3 Artikelsgewijze Toelichting
3.3.1 Artikel 1, begripsbepaling
In dit artikel worden de voor dit bestemmingsplan relevante begrippen gedefinieerd. Hier worden uitsluitend die begrippen gedefinieerd die van belang zijn voor de regeling voor de geluidtoedeling en de verruiming van de geluidzone. Hierbij is zoveel mogelijk aangesloten bij definities die al voorkomen in sectorale wet- en regelgeving.
Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat de begripsbepaling uitsluitend van toepassing is de regels van dit bestemmingsplan. Daar waar het niet gaat om de toepassing van de regels van dit bestemmingsplan is onverkort de begripsbepaling uit het onderliggende bestemmingsplan van kracht.
3.3.2 Artikel 2, wijze van meten
In dit artikel wordt weergegeven op welke manier gemeten moet worden. Hierin is ook opgenomen hoe de gebruikte geluidruimte per vierkante meter wordt bepaald. Aangesloten is bij de systematiek van de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai (1999). Rondom het bouwperceel wordt een fictieve contour (cirkel) getrokken. Het middelpunt van deze cirkel is het zwaartepunt van het vlak wat wordt gevormd door het bouwperceel. De straal van deze cirkel is gelijk aan de wortel van de oppervlakte van het bouwperceel, vermenigvuldigd met 2,5 met een minimum van 50 meter en een maximum van 500 meter. Op de contour liggen 12 immissiepunten op een hoogte van 10 meter boven peil. Deze punten bevinden zich onder een horizontale hoek van 30 graden ten opzichte van het middelpunt. Op deze immissiepunten wordt de geluidbelasting bepaald van alle geluidbronnen die zich op het bouwperceel bevinden. Bij het bepalen van de geluidbelasting per bouwperceel worden alle tot de inrichting behorende installaties, toestellen, alsmede door die inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten en alle overige tot de inrichting behorende bronnen meegenomen. Ook de afschermende werking en reflectie van elementen binnen de grenzen van het bouwperceel worden in de berekeningen meegenomen. Afscherming en reflectie buiten het bouwperceel echter niet, in verband met de 'vrije veld benadering' bij het bepalen van de gebruikte geluidruimte. De energetisch gemiddelde etmaalwaarde van de immissiepunten op de contour wordt teruggerekend naar een vervangende puntbron. Volgens een in de wijze van meten genoemde formule wordt de etmaalwaarde van de vervangende puntbron teruggerekend naar een emissie per vierkante meter. Een aantal begrippen die in de wijze van meten voorkomen zijn gedefinieerd in de begripsbepalingen van artikel 1.
Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat de wijze van meten uitsluitend van toepassing is de regels van dit bestemmingsplan. Daar waar het niet gaat om de toepassing van de regels van dit bestemmingsplan is onverkort de begripsbepaling uit het onderliggende bestemmingsplan van kracht.
3.3.3 Artikel 3, Overig - Geluidruimte
Bestemmingsomschrijving
Dit bestemmingsplan laat de bestemmingen van de onderliggende bestemmingsplannen verder ongemoeid. Dit bestemmingsplan regelt dat aan de gronden waarop krachtens het geldende bestemmingsplan bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan tevens geluidruimte wordt toegekend. Voor het merendeel van de bedrijven is een geluidruimte van 60 dB(A)/m2 voldoende. De hoofdregel is daarom dat de gebruikte geluidruimte nooit meer mag zijn dan 60 dB(A). Voor die inrichtingen waarvoor 60 dB(A) niet toereikend is geldt een afwijkende geluidruimte. Voor het bepalen van de afwijkende geluidruimte is de bestaande situatie op het moment van de inwerkingtreding van het voorbereidingsbesluit bepalend. Als bestaande situatie geldt een verleende milieuvergunning of een ingediende melding in het kader van het Activiteitenbesluit. Daarnaast is rekening gehouden met de inspraakreacties en met de resultaten van de inventarisatie die in 2008 is gehouden. Deze afwijkingen zijn aangegeven op een geluidverkavelingskaart, die als bijlage is opgenomen bij de regels. Het totaal van de toegekende beschikbare geluidruimte is zodanig dat de geluidbelasting van alle inrichtingen tezamen geen overschrijding van de geluidzone tot gevolg heeft.
Nadere eisen
Er is regel voor nadere eisen opgenomen. Hiermee kan het college van burgemeester en wethouders nadere eisen stellen aan de plaatsing van bouwwerken en aan de plaatsing en afmeting van bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Dit om het college in voorkomend geval de gelegenheid te geven te bewerkstelligen dat bebouwing zo wordt gesitueerd dat daarmee een betere akoestische afscherming tot stand komt. Dit met als doel de bestaande geluidruimte verder zeker te stellen en mogelijk zelfs meer geluidruimte beschikbaar te krijgen. Deze eventueel verkregen geluidruimte kan ten gunste komen van een algemene reserve. Het instrument zal naar verwachting alleen in uitzonderlijke gevallen worden ingezet.
Specifieke gebruiksregel
Om te kunnen bepalen of de door een inrichting gebruikte geluidruimte in overeenstemming is met het bestemmingsplan is een specifieke gebruiksregel opgenomen. Deze regel bepaalt dat een bedrijf in strijd met het bestemmingsplan handelt als men niet beschikt over een akoestische rapportage waaruit de gebruikte geluidruimte blijkt. Voor het bepalen van de geluidruimte per vierkante meter wordt verwezen naar wat hierover is opgenomen in artikel 2.3 van de planregels. Omdat het bestaande gebruik ten tijde van de inwerkingtreding van het voorbereidingsbesluit bekend is, geldt deze verplichting alleen voor een wijziging ten opzichte van de bestaande situatie ten tijde van de inwerkingtreding van het voorbereidingsbesluit. Hierop ziet een uitzondering in de planregels.
Die uitzondering op de verplichting van een akoestische rapportage geldt evenzeer voor de bedrijven die de hen toegemeten geluidruimte niet zullen gebruiken. Het gaat dan om bedrijven die met hun werkzaamheden en/of productieproces weinig geluid emitteren. Het is niet doelmatig om deze bedrijven met een akoestisch onderzoek aan te laten tonen dat aan de beschikbare geluidruimte wordt voldaan. Deze uitzondering is gebaseerd op de bronniveaus die zijn opgenomen in tabel 4.3 van de Handreiking zonebeheerplan van VROM. De in deze tabel weergegeven bronniveaus zijn teruggerekend naar het minimale kaveloppervlak waarbij aan de standaard geluidruimte van 60 dB(A)/m2 voldaan zal worden.
Een bedrijf met een afstand voor geluid van 50 meter (gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering, editie 2009) heeft een bronvermogen van 93 dB(A). Om met dit bronvermogen aan de 60 dB(A)/m2 te kunnen voldoen, is een oppervlakte nodig van ten minste 1750 m2. (60 = 93-10log(oppervlak)). Bij een aan te houden afstand van 30 meter is een minimale bedrijfsoppervlakte nodig van 700 m² en bij een afstand van 10 meter moet de minimale bedrijfsoppervlaktemaat 70 m² bedragen.
Afwijken van de gebruiksregels
Het bestemmingsplan biedt enige flexibiliteit om incidenteel een grotere geluidruimte op een kavel toe te staan. Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid om ter plaatse van het gebied dat is aangegeven de 'wro-zone – ontheffingsgebied' met een omgevingsvergunning een grotere geluidruimte op een kavel toe te staan. Deze omgevingsvergunning kan alleen worden verleend als is voldaan aan de voorwaarden dat de bedrijfseconomische noodzaak voor vergroting van de geluidruimte is aangetoond en uit akoestisch onderzoek is gebleken dat de beste beschikbare technieken worden toegepast. De bovengrens is gelegd bij het respecteren van de geluidzone en de verleende hogere grenswaarden. Verder is expliciet als voorwaarde voor afwijking opgenomen dat de maximaal toelaatbare geluidbelasting van bestaande, geprojecteerde en nog te bouwen woningen in Waterstad niet mogen worden overschreden.
Een gebied wat grofweg wordt begrensd door (tegen de wijzers van de klok in) de N302, de Newtonweg, Lorentzstraat, Industrieweg, Pascalstraat, Lorentzstraat en de Rioolwaterzuivering is buiten het gebied 'wro-zone - ontheffingsgebied' gelaten. In principe geldt: hoe groter de afstand tot de zonegrens, hoe meer mogelijkheden er zijn de geluidruimte te vergroten. Dit speelt vooral in dat deel waar de ruimte in de zone beperkt is. Dit is aan de orde aan de zuidoostkant van het industrieterrein. Door aan de zuidoostkant de mogelijkheden tot vergroting van geluidruimte uit te sluiten, blijft er - relatief gezien - meer geluidruimte over voor de rest van het bedrijventerrein. Er is naar gestreefd het gebied wat buiten de 'wro-zone - ontheffingsgebied' ligt zo beperkt mogelijk te houden, maar wel aan te sluiten bij structurerende elementen, zoals wegen.
Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Er is een omgevingsvergunning voor het slopen van bouwwerken opgenomen om te voorkomen dat bouwwerken worden gesloopt die een afschermende werking hebben. Dit betreft een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder g Wabo. Het doel hiervan is de bestaande geluidruimte veilig te stellen voor de toekomst. Voor bouwwerken waarvan verondersteld mag worden dat de akoestische afscherming gering zal zijn is geen vergunning vereist. Dit betreft bouwwerken tot een bouwhoogte van 6 meter en tot een maximale breedte van 10 meter. Ook het gebied waarin een dergelijke vergunning gevraagd wordt is, om de bedrijven zo min mogelijk te belasten met regels, zo beperkt mogelijk gehouden. Het gebied is beperkt tot het gebied waar de ruimte in de zone het meest beperkt is. Daarom is aangesloten bij het gebied dat buiten de 'wro-zone - ontheffingsgebied ligt' (zie ook hiervoor onder het kopje 'afwijken van de gebruiksregels'.
De vergunning wordt slechts verleend indien is gebleken dat het slopen van het bouwwerk geen toename van de geluidbelasting op de geluidzone tot gevolg heeft of indien voldoende zekerheid is verkregen dat maatregelen worden getroffen die een gelijke of verminderde geluidbelasting op de geluidzone tot gevolg hebben. Het bevoegd gezag kan voorwaarden verbinden aan de vergunning. Daarbij kan gedacht worden een voorwaarde die stelt dat afschermende voorzieningen teruggebouwd moeten worden.
In de regel kan het bevoegd gezag aan de hand van het zonemodel vrij snel een inschatting maken of het slopen akoestisch relevant is. Naar verwachting zal dit in de meeste gevallen niet het geval zijn en kan de vergunning worden verleend. De situaties waarbij er voorwaarden worden verbonden aan de vergunning of waarbij de vergunning niet verleend zullen beperkt zijn.
Wijzigingsbevoegdheid
Als tweede flexibiliteitsinstrument is gekozen voor een wijzigingsbevoegdheid zoals bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub a Wro. Door middel van de wijzigingsbevoegdheid kan de geluidverkavelingskaart in zijn geheel of op onderdelen worden gewijzigd. Daarbij kan gedacht worden aan:
- het naar boven of beneden bijstellen van de geluidruimte (dB(A)/m2) op een individuele kavel;
- het vergroten of verkleinen van een kavel waarvoor een specifieke geluidruimte is bepaald;
- het vaststellen van een gewijzigde geluidverkavelingskaart;
- een combinatie van bovenstaande.
De bevoegdheid om te wijzigen ligt bij het college van burgemeester en wethouders. De procedure is geregeld in artikel 3.9a Wro. De procedure komt erop neer dat het college van burgemeester en wethouders een ontwerp van een wijzigingsplan voor zes weken ter inzage leggen. Na deze terinzagelegging beslist het college onder afweging van de eventueel ingediende zienswijzen en over de vaststelling van het wijzigingsplan. De wijziging mag niet tot gevolg hebben dat de beschikbare geluidruimte minder bedraagt dan 60 dB(A). Dit is de in dit bestemmingsplan gekozen minimum geluidruimte per vierkante meter waarbij het merendeel van de bedrijven op een normale wijze kan functioneren. Omdat de beschikbare geluidruimte gebaseerd is op de geluidzone mag een wijziging nimmer tot gevolg hebben dat de totale geluidruimte de geluidzone overschrijdt.
De wijzigingsbevoegdheid kan worden toegepast voor het toekennen van extra geluidruimte aan bedrijven. Die bevoegdheid wordt uitsluitend gecombineerd met gelijktijdige verkleining van geluidruimte elders binnen het plangebied en is slechts van toepassing op gronden die binnen de afwijkingsbevoegdheid van artikel 3.4 vallen. Om voor wijziging in aanmerking te komen zal het betreffende bedrijf de noodzaak van de verruiming moeten aantonen. Ook zal het moeten aantonen dat het treffen van maatregelen voor een meer efficiënt gebruik van de geluidruimte redelijkerwijs niet mogelijk is. Het verruimen van de geluidruimte mag niet tot gevolg hebben dat overige bedrijven onevenredig worden benadeeld in hun ontwikkelingsmogelijkheden.
Bij wijziging kan ook de geluidruimte verkleind worden. Als een bedrijf dat meer geluidruimte gebruikt dan de basis geluidruimte van 60 dB(A)/m2 stopt is het mogelijk de geluidruimte te verlagen tot 60 dB(A)/m2. De daarmee vrijkomende geluidruimte vervalt in een algemene reserve. Deze algemene reserve kan worden toegepast voor bedrijven die meer geluidruimte nodig hebben. Ook kan de geluidruimte per vierkante meter worden bijgesteld als uit een verleende milieuvergunning of geaccepteerde melding is af te leiden dat een bedrijf minder geluidruimte mag gebruiken dan op grond van het bestemmingsplan is toegekend.
Omdat Lorentz III is voorzien van afschermende voorzieningen en omdat het een voor het grootste deel nog uit te geven bedrijventerrein betreft, is hier sprake van nog enige geluidruimte boven de 60 dB(A)/m2. Bij het bepalen van de verruiming van de geluidzone is voor Lorentz III gerekend met 63 dB(A)/m2. Deze geluidruimte is op voorhand niet evenredig verdeeld over de uitgeefbare kavels, maar kan flexibel worden ingezet. Enerzijds omdat ook hier geldt dat voor het merendeel van de bedrijven 60 dB(A)/m2 voldoende is en anderzijds omdat niet kan worden uitgesloten dat er bedrijven komen die meer dan 63 dB(A) nodig hebben.
3.3.4 Artikel 4, anti-dubbeltelregel
Deze regel is opgenomen conform artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
3.3.5 Artikel 5, Overige regels - Afstemmingsbepaling
Dit artikel regelt dat de onderliggende vigerende bestemmingsplannen van toepassing blijven. Die worden door dit bestemmingsplan verder ongemoeid gelaten. Voor het aspect toedeling van geluidruimte wordt voor de gronden van het plangebied van dit bestemmingsplan een planologische regeling toegevoegd.
3.3.6 artikel 6, Overgangsrecht
Deze regel is opgenomen conform artikel 3.2.1 en 3.2.2 Bro.
3.3.7 Slotregel
Deze regel bevat de citeertitel voor de regels en bevat gegevens over de vaststelling.
Hoofdstuk 4 Maatschappelijke En Economische Uitvoerbaarheid
4.1 Inspraak
Het voorontwerp van dit bestemmingsplan heeft vanaf 18 maart 2010 gedurende zes weken ter inzage gelegd in het kader van inspraak. Tijdens deze termijn zijn in totaal 13 reacties binnengekomen. Van deze reacties zijn er vijf van bewoners van de wijk Frankrijk en acht van bedrijven met een belang op het industrieterrein. Naar aanleiding van de inspraak is het plan op verschillende punten aangepast ten opzichte van het voorontwerp. De reacties zijn samengevat en beantwoord in het Eindverslag inspraakbestemmingsplan Toedeling geluidruimte bedrijventerrein Lorentz. Het eindverslag is als Bijlage 3 bij deze toelichting gevoegd.
4.2 Vooroverleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
Op grond van artikel 3.1.1 Bro wordt bij een bestemmingsplan vooroverleg gepleegd met de betrokken overheden. Daarnaast is het in Harderwijk te doen gebruikelijk vooroverleg te voeren met andere betrokken partijen en instanties. Er is een gezamenlijke reactie ontvangen van de Kamer van Koophandel Oost Nederland, Bedrijvenkring Harderwijk en VNO-NCW Noord-Veluwe. Verder is een reactie ontvangen van de Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland, de VROM-inspectie en de provincie Gelderland. De reacties hebben geleid tot wijzigingen in het bestemmingsplan. In het document "Beantwoording reacties 3.1.1 Bro" zijn de reacties samengevat en van commentaar voorzien, deze is als Bijlage 4 bij deze toelichting toegevoegd. De overige instanties hebben niet gereageerd of hebben telefonisch laten weten geen reactie te zullen geven.
Het bestemmingsplan is voor vooroverleg toegezonden aan:
- VROM-Inspectie, Regioafdeling Oost
- Rijkswaterstaat, directie IJsselmeergebied
- Provincie Gelderland
- Provincie Flevoland
- Gemeente Dronten
- Gemeente Zeewolde
- Waterschap Veluwe
- Ministerie Economische Zaken
- Kamer van Koophandel en Fabrieken
- Bedrijvenkring Harderwijk
- VNO-NCW Noord-Veluwe
- I.S.V. Noordwest Veluwe
- Brandweer Harderwijk
- Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland
- Politie District Noord-West Veluwe
4.3 Zienswijzen
Het ontwerp van dit bestemmingsplan heeft met ingang van 9 december 2010 voor zes weken ter inzage gelegen, waarbij een ieder in de gelegenheid is gesteld zienswijzen kenbaar te maken. Uiteindelijk zijn elf zienswijzen ingediend. Deze zijn samengevat en van commentaar voorzien in de Commentaarnota zienswijzen bestemmingsplan.De zienswijzen hebben geleid tot één wijziging bij de vaststelling. Op de Geluidverkavelingskaart, die als bijlage bij de regels hoort, is de geluidruimte van één kavel gewijzigd. Verder is naar aanleiding van de zienswijzen de tekst van paragraaf 3.3aangepast. De Commentaarnota zienswijzen bestemmingsplan is als Bijlage 5 toegevoegd aan deze toelichting.
4.4 Economische Uitvoerbaarheid
Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen of bouwplannen mogelijk. Met de uitvoering van dit plan zijn verder geen kosten gemoeid. Voor dit bestemmingsplan hoeft daarom geeen exploitatieplan vastgesteld te worden.
Bijlage 1 Geluidverkavelingskaart
Bijlage 1 Geluidverkavelingskaart
Bijlage 1 Colofon
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Bestemmingsplan Toedeling Geluidruimte Bedrijventerrein Lorentz Te Harderwijk
Bijlage 3 Eindverslag Inspraak
Bijlage 3 Eindverslag inspraak
Bijlage 4 Beantwoording Reacties 3.1.1 Bro
Bijlage 4 Beantwoording reacties 3.1.1 Bro
Bijlage 5 Commentaarnota Zienswijzen Bestemmingsplan
Bijlage 5 Commentaarnota zienswijzen bestemmingsplan
Bijlage 6 Aanvraagformulier Hogere Grenswaarden
Bijlage 6 Aanvraagformulier hogere grenswaarden
Bijlage 7 Besluit Hogere Grenswaarden
Bijlage 7 Besluit hogere grenswaarden
Bijlage 8 Commentaarnota Zienswijze Besluit Hogere Grenswaarden
Bijlage 8 Commentaarnota zienswijze besluit hogere grenswaarden