KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Natuur - Waterberging
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 5 Overgangsrecht
Artikel 6 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
Hoofdstuk 3 Beleid
Hoofdstuk 4 Uitvoeringsaspecten
4.1 Archeologie
4.2 Bodem
4.3 Externe Veiligheid
4.4 Geluid
4.5 Ehs, Vogel- En Habitatrichtlijn En Natura 2000
4.6 Flora En Fauna
4.7 Water
Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlagen
Bijlage 1 Reacties Vooroverleg 3.1.1 Bro

Buitengebied - Haventje Mheenlanden

Bestemmingsplan - gemeente Harderwijk

Onherroepelijk op 02-02-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Buitengebied - Haventje Mheenlanden van de gemeente Harderwijk;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0243.BP00065-0003 met de bijbehorende regels;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 bestaand:

  • ten aanzien van bebouwing:
    bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig is of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning dan wel omgevingsvergunning;
    ten aanzien van gebruik:
  • het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;

1.5 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.6 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.7 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.8 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.9 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.10 peil:

  • voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

1.11 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.

Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.12 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.4 ondergeschikte bouwdelen:

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de afwijking niet meer dan 0,50 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Natuur - Waterberging

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur - Waterberging' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterberging;
  2. b. ontwikkeling en herstel van de natuurlijke waarden;
  3. c. haventje voor ten hoogste 30 ligplaatsen met bijbehorende voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven';
  4. d. verkeer, waaronder wordt verstaan de aanleg en het gebruik van bestaande wegen en voet- en fietspaden;
  5. e. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.

De doelen 'waterberging' en 'ontwikkeling en herstel van de natuurlijke waarden' strekken zich uit tot:

  • het realiseren van droge en natte schraalgraslanden ten gunste van daarvan afhankelijke flora en fauna;
  • het behoud en herstel van strandwallen.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

Onder een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het gebruik van gebouwen als woning;
  2. b. het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het opruimen/verwijderen van wegen en paden;
    2. 2. het aanleggen van voet-, ruiter en andere paden en dagrecreatieve voorzieningen zoals picknickplaatsen, parkeervoorzieningen en de inrichting van visoevers;
    3. 3. het verharden van bestaande, onverharde en/of halfverharde wegen;
    4. 4. het zoeken naar delfstoffen in de vorm van seismisch onderzoek of exploratie-onderzoek.
  1. b. Geen omgevingsvergunning als bedoeld onder a is vereist voor:
    1. 1. activiteiten, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
    2. 2. activiteiten die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.
  1. c. Voorzover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken en kan voor dit totaal van werken en/of werkzaamheden één vergunning worden verleend.
  1. d. Voorzover een aanvraag om omgevingsvergunning betrekking heeft op gronden gelegen binnen 5 m van de in de Keur van het Waterschap aangegeven A-watergangen, vindt vooraf overleg met het Waterschap plaats.
  1. e. De onder a bedoelde omgevingsvergunning mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of de functies welke het plan beoogt te beschermen dan wel hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 5 Overgangsrecht

5.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  1. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
  1. c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

5.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  1. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  1. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  1. d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 6 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het Bestemmingsplan Buitengebied - Haventje Mheenlanden.

Hoofdstuk 1 Inleiding

Aanleiding

In het bestemmingsplan Waterfront Noord uit 2006 was het haventje opgenomen binnen de bestemming 'Waterberging en natuurontwikkeling' met een nadere aanduiding 'Watersportlocatie'. Binnen deze bestemming en aanduiding waren de gronden bestemd voor waterberging, ontwikkeling en herstel van de natuurlijke waarden en verkeer. Krachtens de aanduiding 'Watersportlocatie' was daarbovenop ook watersportrecreatie, toegestaan. Onder watersportrecreatie waren watergebonden maatschappelijke activiteiten toegestaan, waaronder het afmeren van recreatieve vaartuigen en het verrichten van ondergeschikte kleinschalige kampeeractiviteiten. Aan deze bestemming en aanduiding waren diverse bouwmogelijkheden gekoppeld. Deze bestemmingsregeling hield in dat de activiteiten op de locatie konden uitbreiden.


Gedeputeerde Staten van Gelderland onthielden op het perceel goedkeuring aan de aanduiding 'Watersportlocatie'. Volgens de provincie waren de gevolgen van de toename van de watersportactiviteiten, met name de vaarbewegingen van de kleine watersporters, op het Natura 2000-gebied Veluwerandmeren onvoldoende in beeld gebracht. Met het onthouden van goedkeuring aan de aanduiding 'Watersportlocatie' geldt voor het bestaande haventje uitsluitend het regime van de bestemming 'Waterberging en natuurontwikkeling'. Binnen deze bestemming past het bestaande haventje niet. In het bestemmingsplan is wel een overgangsbepaling opgenomen op grond waarvan het bestaande gebruik, mits legaal aanwezig, mag worden voortgezet (art 11).

De onthouding van goedkeuring heeft tot gevolg gehad dat ook het bestaande en (in het bestemmingsplan Buitengebied) gelegaliseerde haventje onder het overgangsrecht werd gebracht. Met het voorliggende bestemmingsplan wordt dit gecorrigeerd door het bestaande haventje (hernieuwd) te legaliseren.

Het onderhavig bestemmingsplan bevat de juridisch-planologische regeling voor het bestaande haventje zoals die in gebruik is in de huidige situatie en de regeling zoals die in het vigerende bestemmingsplan Buitengebied voor deze locatie gold.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

Het bestaande haventje Mheenlanden waar dit bestemmingsplan betrekking op heeft, behoort tot het grondgebied van de gemeente Harderwijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00065-0003_0001.png"

Globale ligging haventje Mheenlanden

Gedeputeerde Staten van Gelderland onthielden op het perceel goedkeuring aan de aanduiding 'Watersportlocatie' uit het bestemmingsplan Waterfront Noord uit 2006. De onthouding van goedkeuring had tot doel te voorkomen dat ter plaatse een aanmerkelijke uitbreiding van recreatieve functies zou plaatsvinden, met name de vestiging van twee watersportverenigingen (de 'kleine watersport'). Aan het toelaten van die functies werd geen medewerking verleend omdat niet kon worden uitgesloten dat dit zou kunnen leiden tot ongewenste effecten op flora en fauna.

In dit bestemmingsplan waren ten opzichte van zijn voorganger, bestemmingsplan Buitengebied 2003 voor het haventje meerdere ontwikkelingsmogelijkheden opgenomen. De onthouding van goedkeuring aan de aanduiding 'Watersportlocatie' die deze ontwikkelingen, cumulatief aan het reguliere gebruik als jachthaventje, mogelijk maakte, had tot gevolg dat de planologische basis onder het bestaande gebruik van de jachthavenlocatie wegviel.

Het onderhavige bestemmingsplan herbestemt de planologisch-juridische situatie van het bestaande haventje, met inbegrip van de daartoe behorende voorzieningen waaronder een opslagvoorziening voor afvalwater en fecaliën (nutsvoorziening).

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00065-0003_0002.jpg"

Huidige situatie haventje Mheenlanden

Hoofdstuk 3 Beleid

Structuurvisie Gelderland

Het provinciaal ruimtelijk beleid is verwoord in het Streekplan Gelderland 2005 'Kansen voor de regio's', dat op 29 juni 2005 door provinciale staten is vastgesteld. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) per 1 juli 2008 heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen.


De structuurvisie deelt de provincie op in diverse deelgebieden. Voor het deelgebied Noordwest-Veluwe geldt in principe een restrictief (terughoudend en ruimtebesparend) verstedelijkingsbeleid. Harderwijk heeft daarbinnen een regionale centrumfunctie.

De randmeerkust wordt beschouwd als een uniek gebied door de specifieke ecologische en landschappelijke kwaliteiten, maar ook door de watergebonden toeristisch-recreatieve ontwikkelingsmogelijkheden.


De Harderwijkse Waterfrontvisie biedt volgens het streekplan goede aanknopingspunten voor een integrale aanpak van de toeristisch-recreatieve problemen en kansen in hun ruimtelijke context. Het project Waterfront is één van de programma 's van het Gelders Stedelijk Ontwikkelingsbeleid (GSO).

De provincie geeft daarmee aan dat zij grote waarde hecht aan het project Waterfront. Daarnaast participeert de provincie in het project.

In de Structuurvisie Gelderland staat vermeldt dat de karakteristieke open gebieden langs de randmeerkust behouden moeten blijven. In aanvulling op de eerder opgestelde regiovisie (regionale structuurvisie Noord-Veluwe) stelt de Structuurvisie Gelderland dat water een belangrijk ordenend beginsel bij de (dubbel)bestemming van de ruimte in Gelderland is. Daarnaast dient de centrale positie van Harderwijk te worden versterkt en dient de recreatiesector een stimulans te krijgen. Het Waterfront is in de Structuurvisie Gelderland benoemd als onderdeel van de ruimtelijke ontwikkelingsopgaven van het 'Rode' raamwerk.

In het onderhavig plan wordt het haventje planologisch-juridisch geregeld. Het haventje maakt de recreatieve functie van de watersportvoorziening mogelijk. Hiermee stimuleert het haventje de recreatiesector zoals omschreven in het voorgenoemde beleid.
Het opnieuw planologisch-juridisch regelen van het bestaande Haventje Mheenlanden is in overeenstemming met het provinciale beleid. De recreatieve functie wordt in het onderhavig bestemmingsplan vastgelegd.

Het Waterfront

Het Masterplan Waterfront is in september 2003 unaniem vastgesteld door de gemeenteraad. De hoofdlijnen van het Masterplan zijn neergelegd in het Structuurplan Waterfront, dat op 14 oktober 2004 is vastgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00065-0003_0003.jpg"

Plankaart Structuurplan Waterfront

In het structuurplan Waterfront wordt de locatie van het bestaande haventje Mheenlanden aangehaald als beoogde hervestigingslocatie voor de kleine watersportverenigingen. In het onderhavige bestemmingsplan waarbij de planologisch-juridische regeling voor het bestaande haventje Mheenlanden wordt geregeld, gaat niet meer uit van het ter plaatse vestigen van de watersportverenigingen. Uitsluitend het al bestaande haventje wordt (opnieuw) gelegaliseerd.


Nationaal Waterplan

Het Nationaal Waterplan (NWP) is het rijksplan voor het waterbeleid en tevens structuurvisie op basis van de nieuwe Waterwet en de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Het beschrijft de maatregelen die in de periode 2009-2015 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.

Het Kabinet Balkenende IV heeft het Nationaal Waterplan op 22 december 2009 vastgesteld. In het NWP hoofdstuk 5.3 IJsselmeergebied worden ook voor het project Waterfront Harderwijk relevante thema's waaronder Zoet water en veiligheid, Ontkoppeling, Buitendijkse ontwikkeling aangegeven. Het kabinet kiest ervoor om zowel het Markermeer als de Veluwerandmeren los te koppelen van het IJsselmeer. Dat betekent, dat er in het Markermeer-IJmeer en de Veluwerandmeren een peilregime wordt gevoerd dat (beter) tegemoet komt aan wat nodig is voor een ecologisch duurzame ontwikkeling. De bovengrens van de bandbreedte zal maximaal 0,30 m boven het huidige zomerstreefpeil liggen.

Ontkoppeling creëert ook gunstige voorwaarden voor buitendijkse ontwikkelingen, zoals verstedelijking en (moeras)natuur. Natuurontwikkeling in de Mheenlanden en realisatie van stapstenen en rustgebieden in de Veluwerandmeren scheppen gunstige voorwaarden voor de ontwikkeling van de natuurwaarden.

Hoofdstuk 4 Uitvoeringsaspecten

4.1 Archeologie

De Monumentenwet 1988 verplicht gemeenten om bij de vaststelling van een bestemmingsplan en bij de bestemming van de in het plan begrepen gronden, rekening te houden met de in de bodem aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden. Dit is in lijn met het Europese Verdrag van Malta.


Archeologische waarden zijn in Nederland veelal onzichtbaar. Ze liggen voornamelijk verborgen in de bodem, waardoor ze niet eenvoudig te karteren zijn. De gemeente Harderwijk heeft een eigen archeologische beleidskaart opgesteld. In de opgestelde startnotitie archeologiebeleid is voor het plangebied de beschrijving van de strandwalgronden en de lage dekzandgronden van toepassing. Zie onderstaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00065-0003_0004.png"

Uitsnede plankaart startnotitie archeologiebeleid gemeente Harderwijk

Voor de strandwalgronden wordt gestreefd naar behoud in de huidige staat. Bodemingrepen dieper dan 50 cm -Mv. vermijden. Bij intensieve bodemingrepen met een omvang > 1 ha dient nader bepaald te worden of inventariserend veldonderzoek noodzakelijk is.

Voor de lage dekzandgronden is behoud in de huidige staat niet vereist. Er zijn geen restricties ten aanzien van planvorming. Bij intensieve bodemingrepen met een omvang > 1 ha dient nader bepaald te worden of inventariserend veldonderzoek noodzakelijk is.

Het onderhavige bestemmingsplan maakt geen bodemingrepen groter dan 1 ha en dieper dan 50 cm –Mv mogelijk. Hiermee vormt het aspect archeologie geen belemmering voor het onderhavig plan.

Conclusie

Doordat het onderhavige bestemmingsplan geen bodemingrepen groter dan 1 ha en dieper dan 50 cm –Mv mogelijk maakt vormt het aspect archeologie geen belemmering. Nader onderzoek is niet vereist.

4.2 Bodem

Op basis van de Woningwet en de Bouwverordening (artikel 8 lid 2 onderdeel c Ww) mag niet worden gebouwd op verontreinigde grond. De achtergrond van dit verbod is te voorkomen dat de gezondheid en veiligheid van personen in gevaar komt. Het verbod vindt toepassing via de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. Vergunningverlening is afhankelijk van de resultaten van een bodemonderzoek.


Een dergelijk onderzoek is voorgeschreven indien:
- nog geen gegevens betreffende de bodemgesteldheid bekend zijn (dit betekent dus ook dat als er een bodemkwaliteitskaart is, er geen bodemonderzoek meer hoeft te komen);

- er meer dan twee uur per dag mensen in verblijven;

- als het bouwwerk de grond raakt en;

- als er na sloop wordt herbouwd.

Conclusie

Het onderhavige conserverende bestemmingsplan maakt alleen een nutsvoorziening mogelijk waar geen mensen zullen verblijven. Het betreft de voortzetting van het bestaand gebruik, waardoor er geen verandering van gebruik optreedt. Bodemonderzoek kan hierdoor achterwege blijven. De bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor het onderhavige bestemmingsplan.

4.3 Externe Veiligheid

Onder externe veiligheid verstaat men het beheersen van risico's die voortvloeien uit de opslag, productie, het gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen.


Inrichtingen met gevaarlijke stoffen

Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen in werking getreden. Dit besluit richt zich primair op inrichtingen als bedoeld in de Wet milieubeheer. Deze inrichtingen brengen risico's met zich mee voor de in de omgeving gelegen risicogevoelige objecten.


Op 13 februari 2009 is het gewijzigde Bevi in werking getreden. Deze wijzigingen betreffen een uitbreiding van de lijst met (beperkt) kwetsbare objecten en risicovolle inrichtingen. Ook is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening in het Bevi doorgevoerd.


De risicobenadering kent twee begrippen om het risiconiveau voor activiteiten met gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving, aan te geven. Er zijn normen opgesteld voor het plaatsgebonden risico (PR, locatiegericht) en groepsrisico (GR, gericht op grootte van een slachtoffergroep).


Transport gevaarlijke stoffen over wegen

Zoals bij inrichtingen het Bevi voorwaarden stelt aan de omgang met externe veiligheid, zo zijn bij vervoer van gevaarlijke stoffen deze voorwaarden opgenomen de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (cRNVGS).


De cRNVGS is een uitwerking van de nota Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en bepaalt dat ruimtelijke plannen moeten worden getoetst aan de norm voor het plaatsgebonden risico en de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Naar verwachting wordt de circulaire in 2012 vervangen door het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev), met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet voor de beoordeling van de risico's vanwege transport van gevaarlijke stoffen.

Onderzoek

In het onderhavig bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het huidig gebruik wordt alleen opnieuw bestemd. Hierdoor wordt het plaatsgebonden risico en groepsrisico niet vergroot. De groene symbolen geven de kwetsbare objecten weer. Het onderhavig plangebied ligt in buitendijks gebied, zoals onderstaand met een arcering is weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00065-0003_0005.png"

Uitsnede risicokaart met globale ligging plangebied

Conclusie

In het algemeen luidt de conclusie dat het aspect externe veiligheid geen beperkingen oplevert voor de uitvoerbaarheid van het plan. Ook leidt het planvoornemen niet tot belemmeringen in de omgeving. Dit omdat het bestemmingsplan zich beperkt tot herbestemming van het huidige gebruik.

4.4 Geluid

De mate waarin het geluid onder andere het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). In het bestemmingsplan moet volgens de Wgh worden aangetoond dat gevoelige functies, zoals een woning, een aanvaardbare geluidsbelasting hebben als gevolg van omliggende (spoor)wegen en industrieterreinen.


Conclusie

Het bestemmingsplan bevindt zich weliswaar in de geluidzone van het industrieterrein Lorentz, maar het voorziet niet in een geluidgevoelig terrein. Evenmin maakt het de realisatie van een geluidgevoelig object mogelijk. Dit betekent dat aan de Wgh geen relevantie toekomt.

4.5 Ehs, Vogel- En Habitatrichtlijn En Natura 2000

De netto begrensde EHS, de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden en de gebieden die vallen onder de Natuurbeschermingswet 1998, worden krachtens het bepaalde in de Natuurbeschermingswet 1998 aangeduid als beschermde gebieden. Voor deze beschermde gebieden geldt de verplichting tot instandhouding van de wezenlijke kenmerken en waarden.

Het Wolderwijd en het Veluwemeer maken onderdeel uit van de EHS en zijn bovendien aangewezen als Natura 2000-gebied Veluwerandmeren. Het Natura 2000-gebied Veluwe ligt op een afstand van 5 km van het plangebied. Tussen dit Natura 2000-gebied en het plangebied ligt de snelweg A28. Door deze ligging en de grote afstand tot het Natura 2000 gebied heeft het plan geen significante negatieve effecten. In paragraaf 4.5 flora en fauna van deze toelichting, wordt nader ingegaan op beleid en regelgeving die betrekking heeft op de bescherming van natuurwaarden.

4.6 Flora En Fauna

Vanuit het oogpunt van natuurwetgeving is een aantal wettelijke regelingen relevant in het kader van dit bestemmingsplan. Het plangebied is deels gelegen binnen de begrenzing van een Natura 2000-gebied. Het plangebied is voor een klein gedeelte gelegen binnen de EHS. Het bouwvlak van het onderhavig plan is buiten het Natura 2000-gebied gelegen.


Van toepassing is de sinds 1 april 2002 van kracht zijnde Flora- en faunawet. Deze wet voorziet in de bescherming van planten en dieren in heel Nederland.


Het bestaande haventje heeft vanwege de vaarbewegingen een extern effect op het Natura 2000-gebied Veluwerandmeren. Destijds is goedkeuring aan de aanduiding 'Watersportrecreatie' onthouden omdat de gevolgen van die vaarbewegingen op het Natura 2000-gebied onvoldoende inzichtelijk waren. Dit had te maken met het opnemen van de functionele uitbreiding van de bestemming naar 'Watersportlocatie'. Dit bestemmingsplan beperkt zich tot de bestendiging van het bestaande gebruik en bestaande bebouwing. Ook in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 is het herbestemmen van het haventje te beschouwen als bestaand gebruik. Hieronder verstaat deze wet: 'iedere handeling die op 1 oktober 2005 werd verricht en sedertdien niet of niet in betekende mate is gewijzigd' (art 1 lid m.1 Natuurbeschermingswet 1998). Ten behoeve van het bestemmingsplan zullen de gevolgen van het voortzetten van het bestaande haventje (zonder uitbreiding van de ligplaatsen) dan ook niet in beeld gebracht hoeven te worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00065-0003_0006.png"

Globale ligging van het plangebied ten opzichte van het Natura 2000-gebied Veluwerandmeren

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00065-0003_0007.png"

Ligging van het bouwvlak t.o.v. het Natura 2000-gebied Veluwerandmeren

Conclusie

Het bestemmingsplan bestendigt het bestaande gebruik. Het bestemmingsplan heeft geen invloed op het Natura 2000-gebied. De verbodsbepalingen uit de Natuurbeschermingswet 1998 zijn ook niet relevant. Aanvullend onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.

4.7 Water

Waterbeleid

Een van de speerpunten van de Nota Ruimte is het behoud en de versterking van het watersysteem. Met het Waterbeleid 21e eeuw spelen de waterbeheerders in op de huidige situatie en toekomstige ontwikkelingen, die hogere eisen stellen aan het waterbeheer. Het gaat hierbij om onder meer de klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelrijzing. Het Waterbeleid 21e eeuw heeft twee principes voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd. Dit zijn de tritsen:

- vasthouden, bergen en afvoeren;
- schoonhouden, scheiden en zuiveren.


De trits 'vasthouden, bergen en afvoeren' houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk in het plangebied wordt vastgehouden in de bodem (infiltratie) en in het oppervlaktewater wordt geborgen. Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren, wordt het water afgevoerd. De norm voor afvoer van overtollig water is 1,5 l per seconde per ha. Het huidige watersysteem is op basis van deze norm aangelegd. Ruimtelijke ontwikkelingen dienen te voldoen aan deze kwantiteitsnorm.


Bij 'schoonhouden, scheiden en zuiveren' gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste, wanneer schoonhouden en scheiden niet mogelijk is, komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.

Veiligheid

Het onderhavige conserverende bestemmingsplan maakt alleen een nutsvoorziening mogelijk waar geen mensen zullen verblijven. De huidige maaiveldhoogte ligt hoger dan +0,50 mNAP. Uitgaande van het beleid zoals verwoord in het Nationaal Waterplan (maximaal 0,30 m peilstijging ten opzichte van huidig zomerpeil van NAP -0,05 m) is dat, zeker in relatie tot het ontbreken van een verblijffunctie, voldoende om wateroverlast te voorkomen. Door de zuidelijke ontsluiting richting 'hogere gronden' is uitgesloten dat men ingesloten raakt door hoog water. Ongewenste effecten op het gebied van veiligheid en wateroverlast worden dan ook niet verwacht.


Conclusie

Binnen het aangegeven bouwvlak dient een opslagvoorziening te worden gerealiseerd voor afvalwater, fecaliën en dergelijke. Met deze voorziening wordt voorkomen dat afvalwater, fecaliën en dergelijke in de bodem of het oppervlaktewater worden geloosd. De opslagvoorziening wordt periodiek geleegd en per tankwagen afgevoerd. Hiermee vormt het aspect water geen belemmering voor het onderhavig plan.

Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting

Dit bestemmingsplan is gericht op het planologisch-juridisch verankeren van het bestaande gebruik. De bestemmingsplanprocedure is geregeld in de Wro. In de regels is rekening gehouden met de op 1 oktober 2010 inwerking getreden Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de op grond van de Wabo doorgevoerde wijzigingen in de Wro.


De regels zijn in verschillende hoofdstukken ingedeeld. Hoofdstuk 1 omvat de inleidende regels. In dit hoofdstuk zijn in artikel 1 de begrippen opgesomd en omschreven. In artikel 2 is de wijze van meten opgenomen. In samenhang met deze artikelen moeten de overige artikelen worden gelezen;


Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingsregels. Artikel 3 bevat een omschrijving van de bestemming 'Natuur - Waterberging'. In deze bestemming is opgenomen dat het haventje ten hoogste de bestaande ligplaatsen (30 stuks) mag bevatten met bijbehorende voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven'. De totale oppervlakte aan gebouwen mag binnen deze bestemming niet meer bedragen dan 75 m² met een maximale bouwhoogte van 3 m. Deze gebouwen zijn alleen toegestaan binnen het daarvoor bestemde bouwvlak. Bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals een vlaggenmast, mogen wel buiten het bouwvlak worden opgericht.


In hoofdstuk 3 van het bestemmingsplan zijn algemene regels opgesteld. In dit hoofdstuk is onder meer de anti-dubbeltelbepaling opgenomen. Deze is verplicht gesteld in het Bro. In dit hoofdstuk staan ook de algemene afwijkingsregels die van toepassing zijn op het plan. Met de afwijkingsregels kan worden afgeweken van de planregels. Op grond van het Bro is het verplicht om overgangs- en slotregels op te nemen. Deze bepalingen zijn opgenomen in het laatste hoofdstuk.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Het onderhavig plan is een conserverend plan. Uitvoeringskosten zijn daarom niet aan de orde. Een exploitatieplan (artikel 6.12 Wro) is voor dit bestemmingsplan dan ook niet nodig.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

6.2.1 Inspraak

In de 'Inspraakverordening Harderwijk 2007' is geregeld in welke gevallen inspraak moet worden gegeven. In de verordening is ook geregeld dat geen inspraak wordt verleend op zogenaamd op ruimtelijke plannen die betrekking hebben op een zeer beperkt grondgebied, de zogenaamde postzegelplannen. Dit bestemmingsplan kan worden aangemerkt als een dergelijk plan en is daarom niet in de inspraak gebracht.

6.2.2 Vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening

In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening is het bestemmingsplan toegezonden aan de volgende instanties:

  • Provincie Flevoland
  • Rijkswaterstaat, directie Gelderland
  • Rijkswaterstaat, directie IJsselmeergebied
  • VROM-Inspectie
  • Provincie Gelderland
  • NUON Netwerk Services
  • NV NUON, Infra Oost
  • Vitens
  • KPN Telecom Rayon Midden
  • KPN Telecom
  • N.V. Nederlandse Gasunie
  • Waterschap Veluwe
  • Commandant Brandweer
  • Politie District Noord-West Veluwe


Binnen de daarvoor gestelde termijn zijn alleen reacties ingekomen van:

Vooroverlegpartner Reactie Antwoord Actie
Provincie Gelderland
Geen provinciale belangen in het plan. Voorkennisgeving aannemen Geen
Waterschap Veluwe
Ge4en op- of aanmerkingen Voor kennisgeving aannemen Geen
VROM-Inspectie
Beschrijving van het vigerende nationale ruimtelijk beleid mist. Er dient een beschrijving van het Nationaal Waterplan opgenomen te worden. Het bestemmingsplan maakt alleen een nutsvoorziening mogelijk waar geen mensen zullen verblijven. De huidige maaiveldhoogte ligt hoger dan +0,50 mNAP. Uitgaande van max. 0,30 m peilstijging (Nationaal Waterplan) tov huidig zomerpeil van NAP -0,05 m is dat voldoende om wateroverlast te voorkomen. De zuidelijke ontsluiting richting 'hogere gronden' voorkomt insluiting door hoog water. Ongewenste effecten op het gebied van veiligheid en wateroverlast worden niet verwacht.

Aan hfd. 3 Beleid wordt een alinea 'Nationaal Waterplan' toegevoegd.
Aan par. 4.7 Water wordt een alinea 'veiligheid' toegevoegd.

6.2.3 Terinzagelegging

Het ontwerpbestemmingsplan 'Buitengebied - Haventje Mheenlanden' heeft met ingang van 15 september 2011 gedurende zes weken ter inzage heeft gelegen. Dit is op 14 september 2011 bekend gemaakt in Het Kontakt en in de Staatscourant. Tijdens de inzagetermijn is een ieder in de gelegenheid gesteld zienswijzen ten aanzien van het bestemmingsplan kenbaar te maken. Binnen de gestelde termijn zijn geen zienswijzen ingediend.

Bijlagen

Bijlage 1 Reacties Vooroverleg 3.1.1 Bro