KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Recreatie - Verblijfsrecreatie
Artikel 4 Waarde - Archeologie 2
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Bouwregels
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 9 Verwijzing Wettelijke Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
Artikel 11 Slotregel
Bijlagen Bij Regels
Bijlage 1 Wonen - 1
Bijlage 2 Wonen - 2
Bijlage 3 Groen - Parktuin
Bijlage 4 Waarde - Landschap
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Doel
1.3 Plangebied
1.4 De Bij Het Plan Behorende Stukken
Hoofdstuk 2 Onderzoek
Hoofdstuk 3 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 4 Inspraak En Overleg
4.1 Inspraak
4.2 Vooroverleg

Buitengebied - Recreatiewoningen Park Ceintuurbaan

Bestemmingsplan - gemeente Harderwijk

Vastgesteld op 28-11-2019 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het Bestemmingsplan Buitengebied - Recreatiewoningen Park Ceintuurbaan met identificatienummer NL.IMRO.0243.BP00242-0002 van de gemeente Harderwijk;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.6 bebouwingspercentage:

een in het plan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.7 bestaand:

  1. a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  2. b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldend planologische regime;

1.8 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.9 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.10 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.11 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.12 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.13 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.14 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.15 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.16 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.17 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.18 extensief recreatief medegebruik:

extensieve vorm van recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatief gebruik is toegestaan. Onder extensief recreatief medegebruik wordt onder andere verstaan (sport)vissen, fietsen, wandelen, paardrijden en daarmee gelijk te stellen activiteiten;

1.19 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.20 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.21 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.22 kampeerterrein:

terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting, bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

1.23 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, die in acht moet worden genomen;

1.24 peil

  1. 1. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. 2. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. 3. bij het ontbreken van een hoofdgebouw: vanaf het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven;

1.25 permanente bewoning:

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;

1.26 recreatiewoning:

een gebouw, waaronder mede een stacaravan met een grotere oppervlakte dan 55 m² wordt verstaan (inclusief bijbehorende bouwwerken), dat dient als recreatieverblijf, waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;

1.27 recreatieverblijf:

een kampeermiddel, trekkershut, groepsaccomodatie, stacaravan of recreatiewoning;

1.28 relatie:

ter plaatse van de aanduiding 'relatie' wordt de verbinding aangegeven tussen twee of meer afzonderlijk begrensde bouwvlakken, inclusief de daaraan toegekende aanduidingen en waarmee die bouwvlakken één vlak vormen;

1.29 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.

Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.30 stacaravan:

een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 55 m2, dat mede gelet op de afmeting, kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen ook over grotere afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen.

1.31 voorgevel:

de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.32 voorgevellijn:

de lijn waarin de voorgevel van een gebouw is gelegen alsmede het verlengde daarvan;

1.33 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

Waar in dit plan wordt verwezen naar wettelijke regelingen wordt geduid op die regelingen, zoals zij luidden op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 ondergeschikte bouwdelen:

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de afwijking niet meer dan 1 m bedraagt

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Recreatie - Verblijfsrecreatie

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verblijfsrecreatieve voorzieningen, met dien verstande dat het aantal recreatiewoningen per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 1.
  2. b. behoud en herstel van de natuurlijke waterhuishouding;
  3. c. behoud, ontwikkeling en herstel van natuur- en landschappelijke waarden
  4. d. wegen en paden met inbegrip van verkeer- en verblijfsvoorzieningen en kunstwerken;
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

3.4 Wijziging bestemming

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming "Recreatie-Verblijfsrecreatie" te wijzigen waarbij:

  1. a. de bestemming "Recreatie - Verblijfsrecreatie" wordt gewijzigd in de bestemmingen "Wonen - 1", "Groen - Parktuin" en "Waarde - Landschap" zoals genoemd in bijlagen 1, 3 en 4 van deze regels, met dien verstande dat:
    1. 1. de maximum oppervlakte van een bouwvlak in de bestemming "Wonen - 1" niet meer mag bedragen dan 75 m², met dien verstande dat het bouwvlak van het oorspronkelijke hoofdgebouw in alle gevallen tot het bouwvlak dient te blijven behoren;
    2. 2. de maximum oppervlakte van een bestemmingsvlak zonder bouwvlak in de bestemming "Wonen - 1" niet meer mag bedragen dan 15 m²; erfafscheidingen van het bouwperceel grenzend aan gemeenschappelijk gebied en/of gemeenschappelijke wegen en paden moeten bestaan uit beplanting;
    3. 3. alle bebouwing (legaal of illegaal) op het bouwperceel in de bestemming "Groen - Parktuin" binnen 1 jaar na inwerkingtreding van het wijzigingsplan dient te worden verwijderd;
    4. 4. de afstand van gebouwen tot de perceelsgrenzen dient minimaal 3 meter te bedragen;
    5. 5. in afwijking van het bepaalde onder 4. mag bestaande bebouwing, waarvoor een bouw- of omgevingsvergunning is verleend, op minder dan 3 meter van de perceelsgrenzen worden gehandhaafd en binnen het bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak worden gesitueerd.
  2. b. de bestemming "Recreatie - Verblijfsrecreatie" wordt gewijzigd in de bestemmingen "Wonen - 2", "Groen - Parktuin" en "Waarde - Landschap" zoals genoemd in bijlage 2, 3 en 4 van deze regels, met dien verstande dat :
    1. 1. de gezamenlijke maximum oppervlakte van bestemmingsvlakken in de bestemming "Wonen - 2" niet meer mag bedragen dan 75 m², met dien verstande dat het bouwvlak van het oorspronkelijke hoofdgebouw in alle gevallen tot het bouwvlak dient te blijven behoren; erfafscheidingen van het bouwperceel grenzend aan gemeenschappelijk gebied en/of gemeenschappelijke wegen en paden moeten bestaan uit beplanting;
    2. 2. alle bebouwing (legaal of illegaal) op het bouwperceel in de bestemming "Groen - Parktuin" binnen 1 jaar na inwerkingtreding van het wijzigingsplan dient te worden verwijderd;
    3. 3. de afstand van gebouwen tot de perceelsgrenzen dient minimaal 3 meter te bedragen;
    4. 4. in afwijking van het bepaalde onder 3. mag bestaande bebouwing, waarvoor een bouw- of omgevingsvergunning is verleend, op minder dan 3 meter van de perceelsgrenzen worden gehandhaafd en binnen het bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak worden gesitueerd.

Artikel 4 Waarde - Archeologie 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

4.2 Bouwregels

In het belang van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en onder de voorwaarde dat de oppervlakte waarop de aanvraag betrekking heeft groter is dan 100 m² en de activiteit op een grotere diepte dan 0,3 m wordt uitgevoerd:

  1. a. dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  2. b. kunnen aan een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de volgende voorschriften worden verbonden:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen of;
    3. 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2 onder a. voor de overlegging van het aldaar genoemd archeologische rapport, indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het ophogen van de bodem;
    2. 2. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    3. 3. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
    4. 4. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
    5. 5. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatieleidingen of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
    6. 6. het bebossen van gronden die op het tijdstip inwerkingtreding van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
    7. 7. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
  2. b. Geen omgevingsvergunning als bedoeld onder a is vereist voor:
    1. 1. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden als de oppervlakte waarop de activiteiten betrekking hebben kleiner is dan 100 m2 en de activiteit op minder dan 0,3 m diepte wordt uitgevoerd;
    2. 2. activiteiten, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
    3. 3. activiteiten die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.
  3. c. Voorzover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken en kan voor dit totaal van werken en/of werkzaamheden één vergunning worden verleend.
  4. d. De onder a bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het belang van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden op grond waarvan de volgende bepalingen van toepassing zijn:
    1. 1. de aanvrager dient een rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld, tenzij naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld;
    2. 2. aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
      • de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
      • de verplichting tot het doen van opgravingen of;
      • de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Bouwregels

6.1 Bestaande afstanden en maten

  1. a. Indien afstanden tot, goothoogten, bouwhoogten, inhoud en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan meer bedragen dan ingevolge Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels is voorgeschreven, mogen deze maten als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
  2. b. In die gevallen dat afstanden tot, goothoogten, bouwhoogten, inhoud en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan minder bedragen dan ingevolge Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels is voorgeschreven, mogen deze maten als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

Artikel 7 Algemene Gebruiksregels

7.1 Strijdig gebruik

Onder een gebruik strijdig met het plan wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het (laten) gebruiken van gronden en/of bouwwerken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming(en);
  2. b. het gebruik van gebouwen ten behoeve van (zelfstandige) bewoning, uitgezonderd voor zover toegestaan in de regels;
  3. c. het splitsen van recreatiewoningen;
  4. d. onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan het (laten) gebruik(en) van de gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald;
  5. e. het winnen van fossiele energie zoals aardgas, aardolie, schaliegas en steenkoolgas.

Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels

8.1 Algemene afwijking van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de voorgeschreven maatvoering voor bouwwerken met ten hoogste 10%, met dien verstande dat deze afwijkingsbevoegdheid niet van toepassing is op recreatiewoningen.

Artikel 9 Verwijzing Wettelijke Regels

Waar in dit plan wordt verwezen naar wettelijke regelingen wordt geduid op die regelingen, zoals zij luidden op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, met uitzondering van de Parkeernormennota Harderwijk waarvoor de laatst vastgestelde nota geldt.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10 %.
  1. a. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Buitengebied - Recreatiewoningen Park Ceintuurbaan.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van....................

voorzitter,

griffier,

Bijlagen Bij Regels

Bijlage 1 Wonen - 1

Bijlage 2 Wonen - 2

Bijlage 3 Groen - Parktuin

Bijlage 4 Waarde - Landschap

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Strategienota Vitale Vakantieparken Harderwijk

In de gemeente Harderwijk ligt ten zuiden van de A28 aan de Ceintuurbaan het verblijfsrecreatieterrein "Park Ceintuurbaan". Op dit terrein staan 88 recreatiewoningen, waarvan het merendeel reeds vanaf of kort na de oprichting van het bungalowpark in gebruik is voor woondoeleinden. Het complex heeft een recreatieve bestemming. Permanente bewoning van de recreatiewoningen is dan ook in strijd met het bestemmingsplan Buitengebied 2014.

In het kader van het project Vitale Vakantieparken heeft de gemeenteraad van Harderwijk op 8 januari 2015 de Strategienota Vitale Vakantieparken Harderwijk vastgesteld. In deze strategienota zijn de hoofdlijnen geschetst van het beleid dat de gemeente Harderwijk de komende jaren wil gaan voeren met betrekking tot vakantieparken.

In het kader van de verdere ontwikkeling van vitale vakantieparken werkt de gemeente Harderwijk samen met andere omliggende gemeenten op de Noord Veluwe. Naast het kwalitatief verbeteren van de verblijfsrecreatie is een traject gestart waarin onderzocht wordt of een deel van de parken, die al op andere wijze gebruikt worden dan voor recreatie, getransformeerd kunnen worden tot een andere bestemming. In de afgelopen jaren zijn alle vakantieparken in Harderwijk bezocht en is aan de exploitanten/gebruikers/verenigingen van eigenaren een toekomstvisie voor het park gevraagd. Dit heeft geleid tot visies voor parken die een versterking en vergroting van de recreatieve mogelijkheden binnen het park willen bewerkstelligen en visies waarin transformatie naar een permanente woonstatus wordt aangevraagd. De visies zijn gericht op het komen tot een toekomstbestendige invulling van de vakantieparken.

Structuurvisie Vitale Vakantieparken Harderwijk

Vervolgens heeft de gemeenteraad op 18 januari 2018 de Structuurvisie Vitale Vakantieparken Harderwijk vastgesteld. Deze structuurvisie is een ruimtelijke uitwerking van de Strategienota. Het gaat daarbij om het versterken van recreatie en toerisme door kwaliteitsverbetering in het gebied en het verbeteren van toeristisch-recreatieve voorzieningen. Oneigenlijk gebruik van recreatieparken wordt beëindigd door transformatie tot een andere bestemming mogelijk te maken. De structuurvisie stelt voorwaarden en biedt ruimte om de toekomstvisies te kunnen vertalen tot bestemmingsplannen. Daarnaast wordt een relatie gelegd tussen het onttrekken van vakantieparken uit het aanbod voor verblijfsrecreatie, de (eventuele) waardestijging van gronden en vastgoed door transformatie en de mogelijkheden voor (nieuwe) recreatieve ontwikkelingen.

De vertegenwoordigers van eigenaren, verenigd in de vereniging "VvE Park Ceintuurbaan" hebben aan het College van B&W en de gemeenteraad een toekomstvisie voor Park Ceintuurbaan gepresenteerd, waarbij zij het recreatieterrein wil transformeren van "Recreatie" naar "Wonen".

Voorbereidingsbesluit op 8 november 2018

Zoals net verwoord legt de Structuurvisie de uitgangspunten voor transformatie naar Wonen vast. Omdat een aantal eigenaren op de parken hun percelen wel willen laten transformeren naar wonen, maar niet bereid zijn om zich bij de in de Structuurvisie geformuleerde uitgangspunten over de bebouwingsmogelijkheden neer te leggen, heeft de gemeenteraad op 8 november 2018 een voorbereidingsbesluit genomen. Hiermee is voorkomen dat de uitgangspunten voor transformatie, zoals die in de Structuurvisie zijn geformuleerd, betekenisloos worden.

Door de werking van het voorbereidingsbesluit zullen alle nieuwe bouwplannen worden getoetst aan de toekomstige bestemmingsplannen voor de parken. Tussentijds zijn nieuwe bouwactiviteiten niet toegestaan en worden geen vergunningen verleend, dit alles in afwachting van de nieuwe bestemmingsplannen.

Bestemmingsplannen

Vervolgens is door de VVE een bestemmingsplan Buitengebied - Park Ceintuurbaan opgesteld voor de 82 kavels die willen transformeren naar wonen. De huidige bestemming "Recreatie - Verblijfsrecreatie" wordt voor deze kavels planologisch-juridisch gewijzigd naar "Wonen" en "Groen-Parktuin". Hierdoor wordt permanent wonen mogelijk op deze percelen. Voor de 6 kavels die niet willen transformeren naar wonen, maar het perceel uitsluitend verblijfsrecreatief willen gebruiken is voorliggend "contra-bestemmingsplan" Buitengebied - Recreatiewoningen Park Ceintuurbaan opgesteld. Daarnaast wordt in voorliggend bestemmingsplan een omissie van het bestemmingsplan Buitengebied 2014 gerepareerd. In het bestemmingsplan Buitengebied 2014 is namelijk binnen de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie geen maximale oppervlakte opgenomen voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Hierdoor kunnen per recreatiekavel bijvoorbeeld grote overkappingen worden vergund en dit past niet binnen de visie van kwaliteitsverbetering van de verblijfsrecreatieve sector zoals deze staat verwoord in de Structuurvisie Vitale Vakantieparken.

1.2 Doel

Het doel van het bestemmingsplan "Buitengebied - Recreatiewoningen Park Ceintuurbaan" is het planologisch-juridisch vastleggen van het verblijfsrecreatieve gebruik van 6 recreatiewoningen op het park Ceintuurbaan en tegelijkertijd het herstellen van een omissie in het bestemmingsplan "Buitengebied 2014".

1.3 Plangebied

Het plangebied betreft 6 kavels op Park Ceintuurbaan. De eigenaren van deze kavels willen niet transformeren naar een woonbestemming. Permanente bewoning is zonder gedoogverklaring verboden op deze percelen. Alleen recreatief verblijf is toegestaan. Het betreft de 5 witte vlekken in onderstaande afbeelding en de kavel in de zuidoosthoek van het plangebied (rechtsonder in de afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00242-0002_0001.png"

1.4 De Bij Het Plan Behorende Stukken

Het bestemmingsplan "Buitengebied - Recreatiewoningen Park Ceintuurbaan" heeft als IMRO-idn NL.IMRO.0243.BP00242-0002 en bestaat uit een gml-bestand, regels en een toelichting. Het gml-bestand kent een analoge en digitale verbeelding. De analoge versie van het plan betreft een boekje met kaarten (PDF of hardcopy). De digitale versie is te raadplegen via de landelijke voorziening (www.ruimtelijkeplannen.nl).
De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en dienen in samenhang gelezen te worden. Indien er verschil bestaat tussen de analoge en de digitale
verbeelding, gaat de digitale verbeelding voor.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels gekoppeld. De toelichting van dit bestemmingsplan
heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het bestemmingsplan ten grondslag
liggen en doet verslag van het onderzoek dat aan het bestemmingsplan vooraf is gegaan. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Onderzoek

Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van het verrichtte onderzoek naar relevante feiten en af te wegen belangen (artikel 3.2. Algemene wet bestuursrecht).

Het bestemmingsplan "Buitengebied - Recreatiewoningen Park Ceintuurbaan" legt de bestaande situatie vast van de 6 percelen die niet transformeren naar wonen, maar verblijfsrecreatief willen blijven. Daarnaast wordt geen enkele nieuwe ontwikkeling mogelijk gemaakt. De huidige bestemming "Recreatie-Verblijfsrecreatie" uit het nu geldende bestemmingsplan "Buitengebied 2014" is -op de te herstellen omissie na- voor zover relevant overgenomen. Omdat er geen sprake is van nieuwe (ontwikkelings)mogelijkheden is aanvullend onderzoek ook niet nodig.

Voor het geval de eigenaren van de percelen in de toekomst alsnog zouden willen transformeren van verblijfsrecreatie naar permanent wonen, is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming -onder voorwaarden- te wijzigen.

Hoofdstuk 3 Economische Uitvoerbaarheid

Op grond van afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening rust op de gemeente de verplichting tot het verhaal van kosten die tot de grondexploitatie behoren indien het bestemmingsplan een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) mogelijk maakt.

In voorliggend bestemmingsplan wordt het verblijfsrecreatieve gebruik van 6 percelen vastgelegd en een omissie in het bestemmingsplan "Buitengebied 2014" hersteld en worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Daarom hoeft er geen exploitatieplan vastgesteld te worden. De ontwikkeling van dit bestemmingsplan brengt voor de gemeente alleen plankosten met zich mee. Deze kosten worden betaald uit de algemene middelen.

Hoofdstuk 4 Inspraak En Overleg

4.1 Inspraak

In de Inspraakverordening Harderwijk 2007 is bepaald dat elk bestuursorgaan over zijn eigen bevoegdheden besluit of al of niet inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van het gemeentelijk beleid. Dit betekent dat ook ten aanzien van een bestemmingsplan een besluit moet worden genomen over het al of niet toepassen van inspraak. In een aantal gevallen hoeft geen inspraak plaats te vinden, bijvoorbeeld over bestemmingsplannen die betrekking hebben op een zeer beperkt grondgebied (de zogenaamde postzegelplannetjes). Het onderhavige bestemmingsplan is aan te merken als een postzegelplan. Op grond van het bepaalde in de inspraakverordening hoeft en zal geen inspraak worden gegeven op dit bestemmingsplan.

4.2 Vooroverleg

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet in het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening overleg worden gepleegd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.

Omdat het hier een klein postzegelbestemmingsplan betreft dat uitsluitend het bestaande gebruik vastlegt en een kleine omissie repareert, zal het bestemmingsplan "Buitengebied - Recreatiewoningen Park Ceintuurbaan" derhalve in het kader van het vooroverleg niet apart worden voorgelegd aan de gebruikelijke instanties. De betreffende instanties worden wel in kennis gesteld van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan. In dat kader krijgen de betreffende instanties alsnog de gelegenheid om te reageren op het bestemmingsplan.

Het ontwerpbestemmingsplan is aan onderstaande vooroverlegpartners toegestuurd:

  • Provincie Gelderland
  • Waterschap Vallei en Veluwe
  • Veiligheidsregio Noord- en Oost–Gelderland
  • Politie District Noord-West Veluwe
  • Brandweer Veluwe West
  • B&W Gemeente Ermelo
  • Recreatieschap Veluwe (RGV)
  • Liander N.V.
  • NV NUON Infra Oost
  • Vitens
  • N.V. Nederlandse Gasunie, afdeling Grondzaken
  • Regio Noord Veluwe
  • VAC Harderwijk adviescommissie wonen
  • AWN werkgroep NW veluwe
  • Gezamenlijke Natuur-beschermingsgroep
  • Omgevingsdienst Noord-Veluwe

Uitsluitend de provincie heeft gereageerd op het plan. De provincie heeft aangegeven dat er provinciale belangen een rol spelen, namelijk woningbouw en recreatie. Daarnaast merkt de provincie op dat in de toelichting van het bestemmingsplan voldoende wordt onderbouwd dat in de regio vraag is naar dit type woningen. Bovendien geeft de provincie aan dat er op de Veluwe een overschot aan recreatiewoningen is in het segment dat nu op het Park Ceintuurbaan staat. De provincie constateert dat de provinciale belangen goed zijn meegewogen in het bestemmingsplan en heeft geen verdere adviezen.