Netelhorst
Bestemmingsplan - gemeente Hattem
Vastgesteld op 26-08-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan Netelhorst van de gemeente Hattem;
1.2 bestemmingsplan Netelhorst:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0244.bpBTNetelhorst-0004 met deze bijbehorende regels met als bijlage de staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar - ingevolge de regels - regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding, indien het een vlak betreft;
1.5 agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van dieren;
1.6 agrarisch dienstverlenend bedrijf:
een bedrijf waarbinnen uitsluitend of overwegend arbeid wordt verricht ter productie of levering van goederen of diensten ten behoeve van agrarische bedrijven;
1.7 agrarisch medegebruik:
een agrarisch gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming, waarbinnen dit agrarische gebruik is toegestaan;
1.8 ambachtelijk bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen alsook het verkopen en/of leveren als ondergeschikte activiteit van goederen die verband houden met het ambacht;
1.9 archeologische waarden:
de aan een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het belang voor de archeologie en de kennis van de beschavingsgeschiedenis;
1.10 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.11 bebouwingspercentage:
indien het percentage een bestemmingsvlak betreft:
de verhouding tussen de oppervlakte van het te bebouwen terreingedeelte en de totale oppervlakte van het bestemmingsvlak;
indien het percentage een perceel betreft:
een percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een perceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
dit percentage wordt slechts berekend over het gedeelte van het bestemmingsvlak of het perceel, waarbinnen de bouwwerken mogen worden gebouwd;
1.12 bedrijf:
het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten;
1.13 bedrijf aan huis:
een dienstverlenend bedrijf of ambachtelijk bedrijf, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.14 bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.15 bedrijfsplan:
een weergave van de huidige en toekomstige situatie van een bedrijf en haar omgeving waarin de doelstellingen op korte en lange termijn zijn weergegeven en waarin tevens richtlijnen zijn opgenomen om de doelstellingen te realiseren.
1.16 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.17 beroep aan huis:
een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.18 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor beroep aan huis c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
een daaraan vastgebouwde of er deel van uitmakende woning wordt niet meegeteld;
1.19 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.20 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.21 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk met een dak;
1.22 bouwen:
plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten;
1.23 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.24 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.25 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar - ingevolge de regels - bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.26 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.27 caravan:
een al dan niet uitklapbare aanhangwagen ingericht voor dag- en nachtverblijf van personen, welke met een normale snelheid over de weg mag worden voortbewogen;
1.28 dagrecreatie:
recreatie in de open lucht uitsluitend gedurende een dagperiode op speciaal daarvoor ingerichte terreinen, zoals een wandelbos, wandelpark, strandbad, vis- en zwemvijvers, speel- en ligweide, speelterrein, kinderspeelplaats, dierenpark, volkstuinen of nutstuinen;
1.29 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder zijn begrepen grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, een tuincentrum en een supermarkt;
1.30 dienstverlenend bedrijf of dienstverlenende instelling:
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van diensten, waarbij, het publiek rechtstreeks al dan niet via een balie te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder zijn begrepen belwinkels, internetcafés, kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
1.31 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij, het publiek rechtstreeks al dan niet via een balie te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder zijn begrepen belwinkels, internetcafés, kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
1.32 dove gevel:
een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak en waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede een bouwkundige constructie waarbij alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte;
1.33 één bestemmingsvlak vormend:
twee bestemmingsvlakken, welke ter plaatse van de aanduiding 'relatie' door de aangegeven relatie met elkaar verbonden zijn en daardoor aangemerkt worden als één bestemmingsvlak;
1.34 één perceel vormend:
twee percelen, welke ter plaatse van de aanduiding 'relatie' door de aangegeven relatie met elkaar verbonden zijn en daardoor aangemerkt worden als één perceel;
1.35 eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
1.36 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct gelegen is bij een hoofdgebouw;
1.37 erftoegangsweg:
een straat of weg waar de doorgaande functie van het verkeer niet meer primair is en waar aandacht kan worden gegeven aan snelheidsreducerende maatregelen;
1.38 erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
1.39 extensieve dagrecreatie:
recreatie in de open lucht uitsluitend gedurende een dagperiode, waarbij vooral het landschap of bepaalde delen ervan sterk beleefd worden, waarbij weinig of geen gebouwde voorzieningen nodig zijn en waarbij tevens in het algemeen het aantal recreanten per oppervlakte-eenheid beperkt is, zoals wandelen, fietsen, verpozen en natuur- en landschapsbeleving;
1.40 garagebedrijf:
een bedrijf, waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verrichten van onderhoud en de verkoop van auto's, motorfietsen, bromfietsen, snorfietsen en fietsen alsmede de verkoop van bijbehorende accessoires;
1.41 gebiedsontsluitingsweg:
een straat of weg waar de doorgaande functie van het verkeer primair is en welke dient voor de ontsluiting van een gebied;
1.42 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.43 geluidsbelasting:
de geluidsbelasting vanwege een industrieterrein, een spoorweg of een weg als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;
1.44 geluidsgevoelige functies:
ruimten binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon-, of eetkamer worden gebruikt of voor een zodanig gebruik zijn bestemd, alsmede een keuken van een woning met een vloeroppervlakte van niet minder dan 11 m² en andere geluidsgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;
1.45 geluidsgevoelige gebouwen:
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidsgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;
1.46 geluidszoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;
1.47 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:
een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt;
1.48 groothandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren en/of het leveren van goederen aan wederverkopers dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;
1.49 groothandelgebonden detailhandel:
detailhandel, welke een geïntegreerd en ondergeschikt deel uitmaakt van een groothandelsbedrijf;
1.50 hogere grenswaarde:
een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.51 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkste is;
1.52 hoofdwoning:
de woning, waar de hoofdbewoner van de woning woont en verblijft;
1.53 houtopstand:
bomen, waarvan de omtrek van de stam op 1,30 meter boven het maaiveld gemeten meer dan 30 centimeter bedraagt, en groepen en rijen kleinere bomen en heesters die een min of meer aaneengesloten geheel vormen en een oppervlakte beslaan van niet minder dan 50 m², zoals hagen, houtwallen, broekbosjes, erfbeplantingen en boomgaarden;
1.54 houtteelt:
de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de melding- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet;
1.55 kampeerauto:
een voertuig ingericht voor het dag- en nachtverblijf van personen;
1.56 kampeermiddel:
- a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
- b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde,
één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.57 kantoor:
een ruimte of complex van ruimten, welke dient voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder is begrepen congres- en vergaderaccommodatie;
1.58 kantoorgebouw:
een gebouw, dat dient voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder is begrepen congres- en vergaderaccommodatie;
1.59 kas:
een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;
1.60 kelder:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de onderkant niet boven peil is gelegen;
1.61 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:
dienstverlenende bedrijvigheid of ambachtelijke bedrijvigheid dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en welke een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.62 kunstnijverheidbedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen van gebruiks- en siervoorwerpen alsmede in rechtstreeks verband daarmee en als ondergeschikte nevenactiviteit detailhandel;
1.63 kwetsbaar object:
een object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.64 landschapswaarden:
de aan een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur;
1.65 meubels:
goederen bestemd voor het inrichten van woningen en/of andere ruimten, waar personen plegen te verblijven, zoals tafels, stoelen, banken, kasten en bedden met uitzondering van tapijt;
1.66 naar de weg toegekeerde gevel van een hoofdgebouw:
de naar de weg toegekeerde gevel van het hoofdgebouw, waar de hoofdtoegang van het hoofdgebouw is gelegen;
1.67 naar de weg toegekeerde grens van een bouwvlak:
de naar de weg toegekeerde grens van een bouwvlak, waar de hoofdtoegang van het op dat bouwvlak gelegen hoofdgebouw is gelegen;
1.68 nevenactiviteit:
een vorm van semi- of niet-agrarische bedrijvigheid naast de agrarische hoofdfunctie;
1.69 niet grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:
een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt;
1.70 normaal onderhoud:
werkzaamheden die regelmatig nodig zijn voor een goed beheer van de gronden;
1.71 onderbouw:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,50 meter boven peil is gelegen;
1.72 onderhoudsdepot:
een depot ten behoeve van het onderhoud van watergangen, waarbij het uit de watergangen afkomstig afvalmateriaal tijdelijk wordt opgeslagen;
1.73 onderkomen:
een voor dag- en nachtverblijf van personen of dieren geschikte constructie;
1.74 openbaar toegankelijk gebied
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen voor langzaam verkeer;
1.75 openbare nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, zoals gas-, water-, elektriciteits- en communicatievoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de inzameling van afval;
1.76 opslag:
het bewaren van goederen, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard;
1.77 peil:
- a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; - b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw; - c. indien in of op het water wordt gebouwd:
het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
1.78 perifere detailhandel:
detailhandel, welke ruimtelijk minder goed past in een stadscentrum of in woonwijken, waaronder verstaan wordt detailhandel in:
meubels, woninginrichtingsartikelen, keukens met bijbehorende artikelen, sanitair met bijbehorende artikelen, caravans, kampeerauto's, tenten, motorboten, zeilboten, roeiboten, kano's, planten, andere tuinartikelen, doe-het-zelf-artikelen en bouwmaterialen;
1.79 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.80 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.81 recreatief medegebruik:
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming, waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
1.82 ruimtelijke kwaliteit:
de kwaliteit gevormd door de evenwichtige samenhang tussen (openbare) ruimte en gebouwde elementen;
1.83 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden;
onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan:
een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.84 stacaravan:
een caravan, die als een gebouw valt aan te merken;
1.85 stedenbouwkundig beeld:
het beeld dat wordt opgeroepen door het samengaan van gebouwde elementen, beplantingselementen en onbebouwde ruimten;
1.86 tent:
een in hoofdzaak van textiel of andere daarmee vergelijkbare materialen vervaardigd onderkomen voor dag- en nachtverblijf dat gemakkelijk is op te bouwen en in te pakken;
1.87 tuincentrum:
een terrein voor detailhandel in tuinplanten en kamerplanten met daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals snijbloemen, droogbloemen, kunststofplanten, plantenbakken, potten en vazen, alsmede voor detailhandel in artikelen voor de inrichting en het onderhoud van particuliere tuinen, zoals tuinmeststoffen, tuingereedschappen, bouwmaterialen voor de tuin, tuinhuisjes, serres, hobbyschuurtjes, tuinmeubelen en tuinverlichting;
1.88 verblijfsrecreatie:
recreatie in de open lucht en overnachtingen in tenten, caravans, kampeerauto's of zomerhuizen op speciaal daarvoor ingerichte terreinen;
1.89 verkoopvloeroppervlakte:
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;
1.90 verzorgend bedrijf:
het verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden met of zonder rechtstreeks contact met het publiek en/of het te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren en/of het leveren van goederen aan wederverkopers dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;
1.91 volkstuinen:
een samenhangend geheel van tuinen, waarop als liefhebberij voedings- en siergewassen worden geteeld;
1.92 voorgevel:
de naar de weg toegekeerde gevel;
1.93 voorkeursgrenswaarde:
de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.94 windbelemmering:
het geheel of gedeeltelijk verstoken zijn van toetreding van wind;
1.95 windmolen:
een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding;
1.96 winkel:
een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;
1.97 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.98 woninginrichtingsartikelen:
goederen, geen meubels zijnde, bestemd voor het stofferen en/of verfraaien van woningen en/of andere ruimten, waar personen plegen te verblijven, zoals tapijten en andere vloerbedekking, gordijnen en woningtextiel;
1.99 zolder:
een gedeelte van een gebouw dat door schuine dakschilden is afgedekt en waarvan de borstwering niet hoger is dan 1 meter;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.4 de (bouw)hoogte van een windmolen:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windmolen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 de vloeroppervlakte van een woning:
binnenwerks op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor wonen;
2.7 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.8 de horizontale bouwdiepte van een gebouw:
de lengte van een gebouw, gemeten buitenwerks en loodrecht vanaf de naar de weg toegekeerde gevel;
2.9 de verticale bouwdiepte van een gebouw:
de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer;
2.10 de afstand tot de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw:
van enig punt van een bouwwerk tot de naar de weg toegekeerde gevel van dat gebouw.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, stoeptreden, dorpels, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, antennes, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons, dakgoten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits:
- a. de overschrijding van aanduidingsgrenzen, bouwgrenzen dan wel bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,30 meter bedraagt;
- b. een erker aan een naar de weg toegekeerde gevel van een woning niet breder is dan 3/5 deel van de betreffende gevel.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
met daaraan ondergeschikt:
- a. wegen en paden;
- b. parkeervoorzieningen
- c. geluidwerende voorzieningen;
- d. openbare nutsvoorzieningen;
- e. infrastructurele voorzieningen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. recreatief medegebruik in de vorm van extensieve dagrecreatie;
- h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- i. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
met de daarbij behorende:
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
- e. de sociale veiligheid;
- f. een goede milieusituatie;
- g. de bescherming van de groenstructuur;
- h. de bescherming van het landschappelijk beeld;
- i. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
- b. het gebruik van gronden buiten het bouwvlak als standplaats voor kampeermiddelen;
- c. het gebruik van de gronden ten behoeve van (co)mestvergisting;
Artikel 4 Bedrijf - Waterzuiveringsinstallatie
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Waterzuiveringsinstallatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bouwwerken ten behoeve van de waterzuivering;
- b. terreinen te behoeve van de waterzuivering;
met daaraan ondergeschikt:
- c. ontsluitingswegen en paden;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. geluidwerende voorzieningen;
- f. openbare nutsvoorzieningen;
- g. infrastructurele voorzieningen;
- h. groenvoorzieningen;
- i. water.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
- d. de sociale veiligheid;
- e. een goede milieusituatie;
- f. de bescherming van de groenstructuur;
- g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
Artikel 5 Bedrijventerrein
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen ten behoeve van bedrijven tot en met milieucatagorie 3.2, die in de staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen, zijn aangeduid als toelaatbaar;
- b. op de locatie die wordt omsloten door de Hanzelijn, de waterzuivering, de Hilsdijk en de Zuiderzeestraatweg is tevens een composteerinrichting toegestaan conform de staat van bedrijfsactiviteiten, die als bijlage bij deze regels is opgenomen;
- c. kantoren;
- d. bedrijfswoningen, ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijfswoning';
met daaraan ondergeschikt:
- e. wegen en paden;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. geluidwerende voorzieningen;
- h. openbare nutsvoorzieningen;
- i. infrastructurele voorzieningen;
- j. groenvoorzieningen;
- k. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
- d. de sociale veiligheid;
- e. een goede milieusituatie;
- f. de bescherming van de groenstructuur;
- g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van andere bedrijven dan de bedrijven die zijn aangeduid als toelaatbaar binnen de betreffende zone in de staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;
- b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel of horeca;
- c. het gebruik van bouwwerken als bedrijfswoning;
- d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.7 Wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van de maximale bouwhoogte voor windmolens
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de maximaal toegestane bouwhoogte voor windmolens binnen het bouwvlak gedeeltelijk wijzigen in die zin dat de bouw van een windmolen mogelijk wordt gemaakt met overschrijding van de in 5.2.2 onder b, met in achtneming van de volgende regels:
- a. uit een daartoe ingesteld onderzoek moet blijken dat geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het omringende woon- en leefklimaat door hinder en dat redelijkerwijs geen gevaarsaspecten zijn te verwachten;
- b. de hoogte van een windmolen mag niet meer dan 25 meter bedragen;
- c. indien dit in verband met de situering ten opzichte van de weg en/of belendende bebouwing dan wel met het oog op de bescherming van de landschappelijke waarden ter plaatse wenselijk is zijn burgemeester en wethouders bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de plaats van de windmolen;
- d. de afstand tussen de windmolen en de dichtstbijzijnde woning, niet zijnde een bedrijfswoning, mag niet minder dan 100 meter bedragen;
Artikel 6 Water
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterberging;
- b. waterhuishouding;
- c. waterlopen;
- d. scheepvaart;
met daaraan ondergeschikt:
- e. oeververbindingen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. openbare nutsvoorzieningen;
- h. infrastructurele voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- i. bebouwing, waaronder bruggen en dammen met duikers.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. een goede milieusituatie;
- e. de bescherming van de groenstructuur;
- f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden als dam zonder duiker;
- b. het gebruik voor woonschepenligplaatsen;
- c. het gebruik van gronden, bouwwerken en woonschepen ten behoeve van een seksinrichting.
Artikel 7 Leiding - Gas
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- a. het ondergrondse transport van gas door een hoge druk aardgastransportleiding;
met de daarbij behorende:
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
- a. een gebruik dat geen rekening houdt met de goede werking van de ondergrondse hoge druk aardgastransportleiding en de risico's die ermee verbonden zijn;
- b. de permanente opslag van goederen, waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen.
7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene Bouwregels
9.1 Parkeren
- a. Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen van deze regels mag uitsluitend worden gebouwd, indien in, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, voorzien wordt in voldoende parkeerruimte ten behoeve van het parkeren of stallen van motorvoertuigen.
- b. De onder a bedoelde ruimten voor het parkeren van personenauto's moeten afmetingen hebben die afgestemd zijn op gangbare personenauto's.
9.2 Laden of lossen
Indien de bestemming van een bouwwerk aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen mag onverminderd het bepaalde in de overige artikelen van deze regels uitsluitend worden gebouwd, indien in, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, voorzien wordt in voldoende ruimte voor het laden of lossen van goederen.
9.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in artikel 9.1 en 9.2 voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
- b. het bepaalde in artikel 9.1 en 9.2 voor zover het voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
10.1 Algemene afwijking van het algemeen geldende gebruiksverbod van artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Bij een omgevingsvergunning wordt afgeweken van het verbod als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
10.2 Algemene afwijkingsbevoegdheid
Bij een omgevingsvergunning kan in dit plan of in een wijzigingsplan of uitwerkingsplan afgeweken worden van:
- a. de bij recht in de regels gegeven aantallen, maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die aantallen, maten, afmetingen en percentages voor zover er geen specifieke afwijkingsmogelijkheid in deze regels van toepassing is;
- b. de bestemmingsregels om toe te staan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid of verkeersintensiteit daartoe aanleiding geven;
- c. de bestemmingsregels om toe te staan dat aanduidingsgrenzen, bouwgrenzen dan wel bestemmingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- d. de bestemmingsregels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen om toe te staan dat de bouwhoogte wordt vergroot in het belang van het af te scheiden erf of het af te scheiden perceel;
- e. de bestemmingsregels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, om toe te staan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken en ten behoeve van zend-, ontvang- of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40,00 meter;
- f. de bestemmingsregels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die niet genoemd zijn onder d en e om toe te staan dat de bouwhoogte van deze bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10,00 meter;
- g. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen om toe te staan dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen van bouwdelen die niet van ondergeschikte aard zijn, als, liftkokers, trappenhuizen, en lichtkappen, wordt vergroot, mits:
- 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 50 m² bedraagt;
- 2. de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
10.3 Voorwaarden voor het toestaan van afwijkingen
De in artikel 10.2 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden toegestaan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het stedenbouwkundig beeld;
- b. de woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de parkeergelegenheid;
- e. de sociale veiligheid;
- f. de milieusituatie;
- g. de groenstructuur;
- h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 11 Algemene Procedureregels
Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis is de volgende procedure van toepassing:
- a. Het ontwerp van een besluit met bijbehorende stukken wordt langs elektronische weg gedurende 2 weken ter inzage gelegd op de website van de gemeente Hattem, waarbij de stukken door een ieder kunnen worden geraadpleegd en voor een ieder beschikbaar worden gesteld.
- b. De verbeelding op papier van het ontwerp van een besluit met bijbehorende stukken ligt eveneens gedurende de zelfde onder a genoemde periode in het stadhuis van de gemeente Hattem voor een ieder ter inzage.
- c. Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging van tevoren langs elektronische weg bekend op de website van de gemeente Hattem.
- d. Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging eveneens van tevoren bekend in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen die in de gemeente verspreid worden.
- e. De bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het naar voren brengen van zienswijzen.
- f. Gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders langs elektronische weg of schriftelijk hun zienswijzen naar voren brengen omtrent het ontwerp van het besluit.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
12.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 13 Slotregel
Het plan wordt aangehaald als:
'bestemmingsplan Netelhorst'.
Deze regels worden aangehaald als:
'Regels van het bestemmingsplan Netelhorst'.
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Hattem in de vergadering
van 26 augustus 2013 nummer 38.
drs. J.W. Wiggers, voorzitter, mr. B. Langendoen, griffier.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
Op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) moeten bestemmingsplannen elke 10 jaar worden geactualiseerd. Voor plannen die op 1 juli 2013 ouder zijn dan 10 jaar geldt dat geen leges meer geheven kan worden. Daarom wil de gemeente Hattem op 1 juli 2013 geen bestemmingsplannen meer hebben die op dat moment ouder zijn dan 10 jaar.
Met dit bestemmingsplan worden voor het bedrijventerrein Netelhorst alle huidige plannen vervangen.
Dit bestemmingsplan bestaat uit de plankaart met de daarbij behorende bestemmingsregels en deze toelichting. In de toelichting worden in hoofdstuk 1 het doel van het bestemmingsplan en het plangebied zelf beschreven. Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van de bestaande situatie van het bedrijventerrein Netelhorst. Vervolgens worden in hoofdstuk 3 de diverse relevante beleidskaders besproken die van toepassing zijn bij het opstellen van dit bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 geeft de resultaten weer van diverse (milieu)analyses van het plangebied. De planbeschrijving volgt in hoofdstuk 5, waarin wordt ingegaan op de inrichting van het plangebied. In hoofdstuk 6 wordt het juridisch kader van het bestemmingsplan toegelicht. Vervolgens wordt in hoofdstuk 7 de economische uitvoerbaarheid van het plan besproken. Tot slot komen in hoofdstuk 8 de uitkomsten van het overleg aan de orde.
1.2 Doel
Voor 1 juli 2013 moeten er een actueel en hanteerbaar bestemmingsplan zijn vastgesteld voor de Netelhorst.
1.3 Plangebied
Het plangebied wordt globaal omsloten door de Zuiderzeestraatweg, de Hanzelijn, de spoorlijn Zwolle-Amersfoort en de Hilsdijk.
1.4 Geldende Bestemmingsplannen
In het plangebied gelden momenteel de volgende bestemmingsplannen:
- Bestemmingsplan Claerwater;
- Bestemmingsplan Claerwater, 13e partiële herziening;
- Bestemmingsplan Claerwater, 17e partiële herziening;
- Bestemmingsplan Claerwater, 31e partiële herziening.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie
Het plangebied bestaat uit de volgende onderdelen:
- Een bedrijventerrein, gelegen tussen de spoorlijn Zwolle-Amersfoort en de waterzuiveringsinstallatie;
- Een waterzuiveringsinstallatie;
- Een vestiging van de firma Veluwenkamp;
- Een agrarisch terrein.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
Het Europese, nationale en provinciale beleid is vertaald in verschillende nota's en visies met het oog op ruimtelijke ordening. Dit beleid werkt door in verschillende gemeentelijke en provinciale uitwerkingsnota's, beleidsplannen en bestemmingsplannen.
3.2 Rijksbeleid
3.2.1 Nota Ruimte
De Nota Ruimte is een strategische nota op hoofdlijnen waarin het nationaal ruimtelijk beleid en de bijbehorende doelstellingen tot 2020 (met een doorkijkje naar de periode 2020-2030) zijn opgenomen.
Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimte vragende functies op het beperkte oppervlak dat ons in Nederland ter beschikking staat.
De Nota ruimte is niet van toepassing op conserverende plannen voor bestaande bedrijventerreinen.
3.2.2 Nationale Landschappen
In de Nota Ruimte is een aantal gebieden aangemerkt als nationaal landschap. Het kabinet laat daarmee zien aan deze selectie van gebieden prioriteit te geven wat betreft behoud en ontwikkeling van het landschap in Nederland. Het gaat bij deze selectie dan ook om die gebieden die internationaal zeldzaam dan wel uniek zijn of die kenmerkend zijn voor Nederland.
De primaire verantwoordelijkheid voor de basiskwaliteit van het Nederlandse landschap ligt bij provincies. Een aantal bijzondere waardevolle gebieden en gebouwen is aangemerkt als nationaal landschap. Voor deze gebieden en gebouwen heeft het rijk een specifieke verantwoordelijkheid.
In algemene zin geldt dat binnen nationale landschappen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk zijn, mits de kernkwaliteiten van het landschap worden behouden of worden versterkt (''ja, mits''-regime). Binnen nationale landschappen is ruimte voor ten hoogste de eigen bevolkingsgroei (migratiesaldo nul). Op basis hiervan maken provincies afspraken met gemeenten over de omvang en locatie van woningbouw. Nationale landschappen bieden daarnaast ruimte voor de aanwezige regionale en lokale bedrijvigheid, inclusief niet-grondgebonden landbouwbedrijven en intensieve veehouderij. Ook hier maken provincies en gemeenten afspraken over aard en omvang van locaties voor bedrijventerreinen. Maatvoering, schaal en ontwerp zijn bepalend voor behoud van de kwaliteiten van deze landschappen. Om die reden zijn grootschalige verstedelijkingslocaties en bedrijventerreinen, nieuwe grootschalige glastuinbouwlocaties en nieuwe grootschalige infrastructurele projecten niet toegestaan. Waar deze ingrepen redelijkerwijs, vanwege een groot openbaar belang onvermijdelijk zijn, dienen mitigerende en compenserende maatregelen - zoals inpassing en grote aandacht voor ontwerpkwaliteit - te worden getroffen. Provincies zijn verantwoordelijk voor de uitwerking van het beleid voor nationale landschappen. Zij nemen een gedetailleerde begrenzing van de nationale landschappen op in hun streekplannen en werken daarin de per nationaal landschap benoemde kernkwaliteiten uit. Deze zijn leidend voor de ruimtelijke ontwikkeling.
Het plangebied ligt in Nationaal Landschap de Veluwe. Het ligt niet middenin de natuur maar in een gebied met een stedelijke uitstraling en dynamiek (Hanzelijn, A28 en A50). Bovendien is het een bestaand bedrijventerrein.
3.3 Provinciaal Beleid
Het Streekplan Gelderland 2005, dat vastgesteld is door Provinciale Staten van Gelderland op 29 juni 2005, kiest voor versterking van de ruimtelijke kwaliteit in Gelderland. Dat gebeurt door op provinciaal niveau te sturen op kenmerken en waarden die van provinciaal belang worden geacht: natuur en water ("groenblauw raamwerk"), maar ook de ruimtelijke ontwikkelingen in het "rode raamwerk" van stedelijke functies en infrastructuur. De rest van de provincie, het "multi-functioneel gebied", wordt meer dan in het verleden het domein van de gemeenten. Zij werken daartoe samen in regionaal verband.
Hoofddoel van het streekplanbeleid is het scheppen van ruimte voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak. Om krachtige steden en vitale regio's te bevorderen zijn de belangrijkste uitgangspunten “bundeling van verstedelijking aan/nabij infrastructuur” en het “organiseren in stedelijke netwerken”.
In dit conserverende bestemmingsplan worden geen nieuwe ruimtevragende functies toegevoegd. Het plan past daarmee in het Streekplan Gelderland 2005
Hoofdstuk 4 Beperkingen
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op aspecten die beperkingen met zich meebrengen bij het toekennen van bestemmingen. Het betreft zowel de diverse milieuaspecten als de ligging van kabels, leidingen en straalpaden.
4.2 Milieu
4.2.1 Beleid
De gemeente Hattem heeft haar milieubeleid verwoord in het milieujaarverslag 2010 en Milieuprogramma 2011/2012. Zij zal waar mogelijk streven naar een integrale planvorming waarbij milieu(beleid) haar plaats vindt binnen de andere gemeentelijke beleidsvelden. Dit beleidsplan is in nog in ontwikkeling en zal de kaders aangeven welke meegenomen dienen te worden in projecten en andere beleidsvelden en waar prioriteiten liggen.
Voor het plangebied Netelhorst zijn de volgende milieuthema's ruimtelijk relevant:
- Gevaarlijke stoffen en externe veiligheid;
- Bodem en Lucht, Licht en Geluid.
Gevaarlijke stoffen en externe veiligheid
Het gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen door met name bedrijven brengt risico's met zich mee. Om die risico's te beregelen is onder meer het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) opgesteld. Bij de milieuvergunningverlening en -handhaving wordt nagegaan of bedrijven voldoen aan dit besluit. De normen uit het besluit waarborgen een geaccepteerd niveau van veiligheid.
De bedrijven die onder het BEVI vallen worden getoond op de provinciale risicokaart. Op die kaart staan ook nog andere (bronnen van) risico's, bijvoorbeeld gasleidingen en natuurrampen. Deze ruimtelijke vertaling van de risico's levert in combinatie met de wet een bepaalde overwegingsruimte of beleidsvrijheid op. Hoe de gemeente met die ruimte om wil gaan zal in 2013 worden vastgelegd in een Visie Externe Veiligheid. Een visie die al in regionaal verband is voorbereid.
Bodem en Lucht, Licht en Geluid
Bij de ruimtelijke planning en met name in de voorbereiding van bestemmingsplannen worden diverse milieuaspecten meegenomen. Meestal moeten dan eerst enkele inventarisaties en/of onderzoeken plaatsvinden. De onderzoeken worden over het algemeen uitbesteed aan expertisebureaus.
Geluid en Lucht
Voor wat betreft geluid en fijn stof hanteert Hattem nu het "milieumodel". Dit is een Geografisch Informatie Systeem dat geraadpleegd kan worden voor informatie over fijn stof en geluid door verkeer.
Door de ingebruikname van het model valt sneller te achterhalen tot waar de grenzen van, bijvoorbeeld, industrieterreinen zich maximaal mogen uitstrekken. Het "milieumodel" is in 2009 tot stand gekomen in samenwerking met de Regio IJssel Vecht (inmiddels is dit samenwerkingsverband ontbonden).
Het college heeft in 2009 een bodemfunctiekaart vastgesteld. In april 2011 is deze kaart op detailniveau gedeeltelijk aangepast. Deze kaart wordt voortaan gebruikt bij de toetsing van meldingen in het kader van het Besluit bodemkwaliteit.
Bodemkwaliteit
De bodemfunctiekaart is opgesteld in het kader van het Besluit bodemkwaliteit dat op 1 juli 2008 in werking is getreden voor de droge toepassingen van grond en bagger. Een bodemfunctiekaart geeft de gewenste bodemkwaliteit binnen de gemeente aan (ambitiekwaliteit). De gewenste kwaliteit is hierbij gekoppeld aan de huidige functie en (toekomstige) bestemming van het gebied. Deze kaart met bodemfunctieklassen is nodig om in het generieke beleid (Besluit bodemkwaliteit) te bepalen aan welke bodemfunctieklasse de kwaliteit van de toe te passen grond of baggerspecie moet worden getoetst. Ook wanneer er gebruik gemaakt wordt van het overgangsbeleid is een bodemfunctiekaart verplicht. Deze wordt onder meer gebruikt voor het bepalen van de kwaliteit van de afdeklaag van grootschalige toepassingen en als richtlijn voor de terugsaneerwaarde bij functiegerichte saneringen.
Gebieden met bodemfunctieklasse industrie. De maximale waarden van deze klasse zijn zodanig bepaald dat duurzaam gebruik als 'bebouwing', 'infrastructuur', 'industrie' en 'openbaar groen' mogelijk is
4.2.2 Geluid
Op het bedrijventerrein Netelhorst bevinden zich geen grote lawaaimakers in het kader van de Wet Geluidhinder. Het is geen geluidgezoneerd industrieterrein. Grote lawaaimakers zijn derhalve niet toegestaan.
4.2.3 Bedrijvigheid (Wet milieubeheer)
Alle bedrijven in de gemeente Hattem beschikken over een omgvingsvergunning op grond van de Wet milieubeheer of over een melding ingediend op grond van een Algemene Maatregel van Bestuur.
Er is ook geïnventariseerd hoe de bedrijven kunnen worden ingedeeld in de milieucategorieën, welke zijn gebaseerd op de lijst van bedrijfsactiviteiten van het nieuwe rapport “Bedrijven en milieuzonering” van de VNG van maart 2009. De indeling is gebaseerd op de minimale afstand, welke noodzakelijk in acht moet worden genomen tussen de bedrijfsactiviteiten en een rustige woonwijk of een rustig buitengebied om hinder uit te sluiten of tot een aanvaardbaar niveau te beperken.
Bedrijven in de milieucategorieën 1 tot en met 5.1 komen op het bedrijventerrein voor.
Voor deze categorieën gelden de volgende minimale afstanden als richtlijn:
categorie 1: minimale afstand 10 meter;
categorie 2: minimale afstand 30 meter;
categorie 3.1: minimale afstand 50 meter;
categorie 3.2: minimale afstand 100 meter;
categorie 4.1: minimale afstand 200 meter;
categorie 4.2: minimale afstand 300 meter;
categorie 5.1: minimale afstand 500 meter.
Gebiedsgerichte invulling
Op het bedrijventerrein zijn bedrijven tot en met categorie 3.2 toegestaan. Op de locatie waar de firma Veluwenkamp is gevestigd is tevens een composteerinrichting toegestaan.
Een en ander conform de staat van bedrijfsactiviteiten die als bijlage bij de regels is gevoegd.
Nieuwe bedrijfswoningen zijn niet meer toegestaan aangezien zij een belemmering kunnen vormen voor de uitbreiding en ontwikkeling van de zittende bedrijven.
Nieuwe kwetsbare objecten evenals bedrijfswoningen worden niet toegestaan in het plangebied. Kwetsbare objecten zijn:
- woningen in aaneengesloten bebouwing;
- ziekenhuizen, verpleeginrichtingen, zorginstellingen en gevangenissen;
- onderwijsinstellingen en dagopvang minderjarigen;
- kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak (b.v.o.) groter dan 1500 m²;
- complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijkb.v.o. > 1000 m² bedraagt;
- winkels met een totaal b.v.o. > 2000 m² per winkel.
4.2.4 Luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 is een nieuw wettelijk stelsel voor luchtkwaliteitseisen van kracht geworden. In dit nieuwe stelsel speelt het begrip 'niet in betekenende mate' (NIBM) een belangrijke rol. Een project is NIBM als aannemelijk wordt gemaakt dat het project een toename van concentratie van niet meer dan 3 % veroorzaakt. In dat geval hoeft geen verdere toetsing van de gevolgen van de ontwikkeling aan de grenswaarden plaats te vinden.
Het huidige bestemmingsplan is conserverend van aard en staat geen nieuwe bestemmingen toe die kunnen leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. De kavel tussen de RWZI en het bedrijf Veluwenkamp heeft op dit moment een agrarische functie en zal de bestemming bedrijventerrein krijgen. Deze kavel is echter bedoeld voor de uitbreiding van de RWZI en het is dan ook onwaarschijnlijk dat deze verandering zal leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit ter plekke. Nader onderzoek naar de invloed van het plan op de luchtkwaliteit is om die reden niet noodzakelijk.
4.2.5 Bodemkwaliteit
Het industrieterrein Netelhorst behoort tot de bodemfunctieklasse industrie. De bodemfunctiekaart is wel van toepassing op het grondverzet op industrieterreinen. Duurzaam gebruik als 'bebouwing', 'infrastructuur', 'industrie' en 'openbaar groen' is mogelijk.
4.2.6 Geur
Het bestemmingsplan is conserverend van aard en staat geen nieuwe bestemmingen toe die kunnen leiden tot een verslechterde situatie op het gebied van geuremissie.
4.2.7 Externe veiligheid
Op het bedrijventerrein bevinden zich volgens de landelijke risicokaart geen risicovolle bedrijven of installaties. Op het terrein bevinden zich alleen beperkt kwetsbare objecten. Het gaat om de twee bedrijfswoningen, de kampeerhal van de Jong caravans en de bedrijfsgebouwen van de bedrijven.
Tegen het bedrijventerrein lopen de spoorlijn Zwolle – Amersfoort en de Hanzelijn (Zwolle Lelystad). Over beide trajecten worden significante hoeveelheden gevaarlijke stoffen vervoerd. De spoorlijnen maken onderdeel uit van het basisnet. Op dit moment is het basisnet nog niet formeel van kracht het is echter wel vastgesteld door de Tweede Kamer.
De PR 10-6 contour bedraagt langs de Veluwelijn maximaal 9 meter en langs de Hanzelijn eveneens maximaal 9 meter. Op basis van deze PR contour wordt in het basisnet een veiligheidszone vastgesteld dezen bedraagt maximaal 11 meter voor de Veluwelijn en maximaal 11 meter voor de Hanzelijn.
Kwetsbare en beperkt kwetsbare bestemmingen zijn niet mogelijk in de veiligheidszone langs het spoor. De veiligheidszone is een zone langs de spoorbaan waarbinnen geen nieuwe kwetsbare objecten zijn toegestaan. Nieuwe beperkt kwetsbare objecten zijn hier alleen in uitzonderingsgevallen toegestaan (zie hiervoor de regelgeving in het Btev). De veiligheidszone wordt gemeten vanaf het hart van de spoorbundel.
Voor beide trajecten zal een zogenaamde Plasbrand Aandacht Gebied – Zone (PAG-zone) van kracht worden. Het gebied tot 30 meter van de spoorbaan waarin, bij de realisering van kwetsbare objecten, rekening dient te worden gehouden met de effecten van een plasbrand (verbranding van een bijvoorbeeld door lekkage ontstane plas van brandbare vloeistof) als gevolg van een calamiteit op het spoor.
De zone langs de Hanzelijn aan de noord oost zijde van het plangebied laat geen bebouwing toe binnen een PAG- zone. In de zone langs de Veluwelijn bevindt zich bestaande bebouwing binnen de PAG zone. In verband met een goede milieusituatie kunnen op grond van de regels van dit bestemmingsplan nadere eisen worden gesteld aan de plaats en de afmetingen van nieuwe bebouwing.
Het huidige bestemmingsplan is conserverend van aard en staat geen nieuwe bestemmingen toe die kunnen leiden tot een significante verhoging van het groepsrisico. De kavel tussen de RWZI en het bedrijf Veluwenkamp heeft op dit moment een agrarische functie en zal de bestemming industrie krijgen. Deze kavel is echter bedoeld voor de uitbreiding van de RWZI en het is dan ook onwaarschijnlijk dat deze verandering zal leiden tot een verhoging van het externe veiligheidsrisico. Nader onderzoek naar de invloed van het plan op het externe veiligheidsrisico en verantwoording van het groepsrisico is om die reden niet noodzakelijk.
Binnen het plangebied loopt een gastransportleiding. Het besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) geeft de normen aan op welke afstanden kwetsbare functies mogelijk zijn. Daarnaast geeft het Bevb aan op welke manier het groepsrisico als gevolg van de aanwezigheid van een transportleiding verantwoord dient te worden.
De gastransportleiding ligt aan de noordzijde van de Hanzelijn in het deel van het plangebied dat een agrarische bestemming heeft. Het gaat om een hoofdtransportleiding (A-655) met een druk van 80 bar en een diameter van 24 inch.
Volgens de professionele risicokaart (IPO) is de PR 10-6 contour niet aanwezig. Dit wordt bevestigd door een onderzoek van de Gasunie uit 2011 (kenmerk Gasunie: TOLTO 11.0395) waar zij onderzocht heeft waar bestaande knelpunten binnen de gemeente Hattem mogelijk aanwezig zijn. De omgeving Netelhorst kwam in dit onderzoek niet naar voren. Hiermee wordt de basisveiligheid gewaarborgd. Nieuwe beperkt kwetsbare bestemmingen die het plan mogelijk maakt voldoen aan de grenswaarde.
Ook het groepsrisico is van belang. De 1 % letaliteitgrens van deze leiding (9,8 kW/M2) ligt op 330 meter. Het plan ligt derhalve binnen de invloedssfeer van deze leiding. De 100 % letaliteitgrens (35 kW/m2) ligt op 150 meter van deze leiding. Het Bevb geeft aan dat de toename van het groepsrisico verantwoord moet worden. Indien het groepsrisico lager is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde of de toename niet meer dan 10 % is van de oriëntatiewaarde dan kan een uitgebreide verantwoording achterwege gelaten worden.
De Gasunie heeft in 2010 met de door het RIVM beschikbaar gestelde bevolkingsdata een globaal onderzoek gedaan naar de mogelijke GR-aandachtspunten (groepsrisico boven de oriëntatiewaarde Bevb) bij de aardgasleidingen (kenmerk Gasunie: TOLTO 11.1452) . Hierbij heeft de Gasunie geen indicaties gevonden dat er in de gemeente Hattem geen aandachtspunten voorkomen. Gezien de zeer geringe bevolkingsdichtheid van het plangebied, het grootste deel is agrarisch gebied en terrein van de RWZI, was dit ook de verwachting.
Omdat het plan een conserverend karakter heeft is een toename van het groepsrisico niet te verwachten. Het plan maakt slechts op een klein deel van het plangebied, in de oksel van de Hanzelijn en de Veluwelijn, nieuwe beperkt kwetsbare bestemmingen mogelijk. Het gaat echter om een klein aantal bedrijfskavels die over het algemeen worden ingevuld door arbeidsextensieve bedrijven (ambachtelijk sectoren, zie staat van bedrijfsactiviteiten). Om die redenen gaan wij er vanuit dat de toename lager is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Een uitgebreide verantwoording is daarom niet aan de orde.
Verder is van belang dat de functie met de hoogste personendichtheid, de kampeerhal, het verst van de locatie met de gastransportleiding is verwijderd. De rest van de bedrijven zijn arbeidsextensief. De wegen in het gebied zijn van de gastransportleiding af gericht. Tussen de gastransportleiding en de delen van het plangebied met bedrijven ligt het talud van de Hanzelijn. Dit alles leidt ertoe dat het groepsrisico als gevolg van de aardgastransportleiding als aanvaardbaar wordt geacht.
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Ruimtelijke En Functionele Structuur
Het plangebied bestaat uit de volgende onderdelen:
- a. Een bedrijventerrein, gelegen tussen de spoorlijn Zwolle-Amersfoort en de waterzuiveringsinstallatie.
- b. Een waterzuiveringsinstallatie;
- c. Een vestiging van de firma Veluwenkamp;
- d. Een agrarisch terrein.
In dit bestemmingsplan is het bestaande gebruik vastgelegd conform de huidige wetgeving met gebruikmaking van de mogelijkheden die de geldende bestemmingsplannen bieden.
Tevens is de bedrijfsbestemming van driehoek ten noorden van de Hanzelijn omgezet naar de bestemming Agrarisch, conform het huidige gebruik. dit is gedaan omdat deze locatie niet meer gebruik kan worden voor bedrijfsdoeleinden. Ter compensatie is aan de locatie waar de Hanzelijn en de spoorlijn Zwolle-Amersfoort samenkomen de bestemming Bedrijventerrein toegekend. Aangezien deze locatie een kleinere oppervlakte heeft dan de driehoek ten noorden van de Hanzelijn, wordt er per saldo geen extra bedrijventerrein gecreëerd.
5.2 Water
Binnen het bestemmingsplan bedraagt de toename van het verharde oppervlak bedraagt niet meer dan 1.500 m². Het plangebied bevindt zich niet binnen een beekdal, primair watergebied of een stedelijke watercorridor. Binnen het plangebied is geen sprake van (grond)wateroverlast.
5.3 Archeologie
Voor de gemeente Hattem is de Archeologische Waarderingskaart Hattem 2009 (AWZ) opgesteld. De AWZ is gedetailleerder dan de rijks- en provinciale kaarten (AMK en IKAW). De AWZ wordt als beleidsadvieskaart ingezet en kent in analogie met het archeologisch potentieel een klassewaardering van, 0, 10, 50, 90 en 100 procent. Een 0% gebied is archeologisch leeg, geheel verstoord of reeds opgegraven. In een 10% gebied zijn de verwachtingen onbekend. Een 50% gebied is archeologisch waardevol met een hoge verwachting. Een 90% gebied is zeer waardevol met een trefkans tussen de 90 en 100%. Van de 100% gebieden is bekend dat er archeologische waarden aanwezig zijn.
In nieuwe bestemmingsplannen worden de gebieden met een vondstkans van meer dan 50% beschreven. Voor deze gebieden is een dubbelbestemming “Archeologisch waardevol gebied” opgenomen.
In het plangebied Netelhorst komen geen locatie voor met een vondstkans van mee dan 50%. Er is daarom geen dubbelbestemming opgenomen ter bescherming van archeologische waarden.
5.4 Cultuurhistorie
In het plangebied komen geen cultuurhistorisch waardevolle panden of structuren voor.
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Inleiding
Dit bestemmingsplan is gemaakt conform het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 19. Dit handboek is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP) 2008, zoals vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008. De aanpassingen, welke noodzakelijk zijn door de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de opname in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) van de verplichting tot bescherming van cultuurhistorische waarden, zijn in de versie 19 opgenomen. De regels zijn binnen de systematiek van de SVBP2008 aangepast aan de Hattemse situatie. De regels van Netelhorst zijn voor zover nodig op hun beurt weer aangepast aan specifieke situaties in het plangebied van het bestemmingsplan Netelhorst.
De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende hoofdstukken:
- Hoofdstuk 1 Inleidende regels;
- Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels;
- Hoofdstuk 3 Algemene regels;
- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels.
Gevolgd door Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen;
Hoofdstuk 1 Inleidende regels:
De inleidende regels zijn van algemene aard en bestaan uit de volgende regels:
Artikel 1 Begrippen;
Artikel 2 Wijze van meten.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels:
Toelichting op de regels voor de enkelbestemmingen:
Het gehele plangebied is onderverdeeld in enkelbestemmingen. Dit in tegenstelling tot een bestemming die andere bestemmingen als dubbelbestemming overlapt. De dubbelbestemmingen behoeven niet in het gehele plangebied voor te komen.
Een enkelbestemming kan in het plangebied op één plaats, maar ook op meerdere plaatsen voorkomen. De bij deze bestemmingen behorende regels zijn per bestemming in een apart artikel ondergebracht.
Alle regels die op een bepaalde bestemming van toepassing zijn, worden zoveel mogelijk in de bestemmingsregels zelf geregeld. Op deze wijze wordt bij de digitale versie van het plan bij het aanklikken op adres of bestemmingsvlak zo veel mogelijk informatie gegeven zonder dat er verder doorgeklikt behoeft te worden.
De opbouw van een bestemmingsregel is als volgt:
- 1. Bestemmingsomschrijving;
- 2. Bouwregels;
- 3. Nadere eisen;
- 4. Afwijken van de bouwregels;
- 5. Specifieke gebruiksregels;
- 6. Afwijken van de gebruiksregels;
- 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
- 8. Wijzigingsbevoegdheid.
Per bestemmingsonderdeel wordt hierna een korte toelichting wordt gegeven.
- 1. Bestemmingsomschrijving:
In de bestemmingsomschrijving wordt een nadere omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De hoofdfunctie wordt als eerste genoemd. Indien van toepassing, worden ook aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid wordt aangegeven door de zin 'met daaraan ondergeschikt'. De ondergeschikte functies staan ten dienste van de hoofdfunctie in de bestemming. De bestemmingsomschrijving is niet alleen functioneel maar bevat ook inrichtingsaspecten.
- 2. Bouwregels:
In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld.
Bij woningen wordt een onderscheid gemaakt tussen 'hoofdgebouwen', 'bijbehorende bouwwerken' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak'. Een 'bijbehorend bouwwerk' is een 'uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een functioneel met een zich op het zelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk met een dak'. Deze definitie is gelijk aan de definitie in het Besluit omgevingsrecht (Bor) met één uitzondering. In het Bor betreft het uitsluitend een 'op de grond staand' gebouw. In het bestemmingsplan vallen er ook kelders onder.
Voor de andere functies geldt dat er meestal geen sprake is van 'bijbehorende bouwwerken'. Bij deze functies wordt dan alleen gebruik gemaakt van de begrippen 'gebouwen' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde'.
De maatvoering waaraan een (hoofd)gebouw, bijbehorend bouwwerk c.q. bouwwerk, geen gebouw zijnde, dient te voldoen wordt in deze regel opgenomen. De maximale goothoogte en maximale bouwhoogte worden in meters weergegeven, de dakhelling in graden.
De hoogte van de gebouwen wordt op de kaart aangegeven, indien er geen uniforme hoogteregels voor de gehele bestemming van toepassing zijn. Dit wordt in de verbeelding op papier van het plan gedaan door middel van een symbool in de vorm van een rondje verdeeld in een matrix met 2 of 3 vlakken. Linksboven staat bijvoorbeeld de maximale goothoogte in meters vermeld, rechtsboven de maximale bouwhoogte in meters en onderaan staat zo nodig het maximum bebouwingspercentage aangegeven. Het symbool is gekoppeld aan het bouwvlak, of indien er geen bouwvlak aanwezig is, aan het bestemmingsvlak.
- 3. Nadere eisen:
Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder d, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat door burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen worden gesteld. Het betreft hier nadere eisen ten behoeve van bepaalde doorgaans kwalitatief omschreven criteria, zoals stedenbouwkundig beeld, woonsituatie, en verkeersveiligheid. De nadere eisenregeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning sturend op te treden door het stellen van nadere eisen. De criteria zijn in de bepaling van nadere eisen zelf opgenomen.
De procedure voor het stellen van nadere eisen is in deze bestemmingsregels omschreven in Hoofdstuk3 Algemene regelsArtikel 11 Algemene procedureregels.
- 4. Afwijken van de bouwregels:
Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat bij een omgevingsvergunning van het bestemmingsplan kan worden afgeweken. In deze bepaling wordt een opsomming gegeven van de bouwregels waarvan kan worden afgeweken. Een afwijkingsmogelijkheid van de bouwregels wordt alleen opgenomen, indien dit noodzakelijk wordt geacht in verband met het gewenste beleid en het een afwijking of verduidelijking betreft van de algemene afwijkingsregels. De criteria zijn in de afwijkingsregel zelf opgenomen.
De procedure voor het afwijken van de bouwregels is omschreven in de Wabo.
- 5. Specifieke gebruiksregels:
In artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wabo wordt aangegeven dat het verboden is zonder omgevingsvergunning gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. Ter verduidelijking worden in een aantal bestemmingen in de specifieke gebruiksregels specifieke vormen van gebruik met name uitgesloten. Dit zijn gebruiksvormen, waarvan het op voorhand gewenst is aan te geven dat deze in ieder geval niet zijn toegestaan.
- 6. Afwijken van de gebruiksregels:
Bij specifieke gebruiksregels wordt in een aantal bestemmingen een daarop gerichte afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Bij zo'n specifieke afwijkingsbevoegdheid zijn ook hier de criteria opgenomen. Ook deze afwijkingsbevoegdheid is gebaseerd op artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro. De procedure voor het afwijken van de gebruiksregels is omschreven in de Wabo.
- 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:
Door het opnemen van de eis voor een omgevingsvergunning overeenkomstig artikel 2.1, eerste lid onder b, van de Wabo, kunnen specifieke inrichtingsactiviteiten aan een omgevingsvergunning worden verbonden. Het betreft het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden. Het bouwen wordt niet aangemerkt als zo'n inrichtingsactiviteit. De eis voor een dergelijke omgevingsvergunning wordt opgenomen om extra bescherming aan een specifieke waarde van de bestemming te bieden, zoals de landschappelijke of cultuurhistorische waarde. De eis voor deze omgevingsvergunning wordt met de criteria voor vergunningverlening in de bestemmingsregel opgenomen.
Hoofdstuk 3 Algemene regels:
In de algemene regels zijn de volgende regels in onderstaande volgorde opgenomen:
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel;
Artikel 9 Algemene bouwregels;
Artikel 11 Algemene procedureregels.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels:
In dit laatste hoofdstuk komen de overgangsregels en de slotbepaling aan de orde.
6.2 Inleidende Regels
Ten slotte is als bijlage bij de regels gevoegd de Staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen met toegelaten en niet toegelaten bedrijfsactiviteiten in de bestemming Bedrijventerrein met een bijbehorende algemene verklaring van de opzet van deze staat en een lijst met de verklaring van de gebruikte afkortingen.
6.2 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
Hierin worden de in de regels gebruikte begrippen gedefinieerd. Ze zijn alfabetisch gerangschikt met uitzondering van de begrippen plan en bestemmingplan die als eerste zijn genoemd.
Het doel van deze regels is om misverstanden of verschillen in interpretatie te voorkomen. Dit als aanvulling op de gevallen waarbij het woordenboek van Van Dale geen uitsluitsel geeft.
Artikel 2 Wijze van meten
Dit is de handleiding voor de manier van meten van diverse in het plan bepaalde maten.
6.3 Bestemmingsregels
Hierna wordt - voor zover nog nodig - een toelichting op een aantal artikelen van de bestemmingsregels gegeven:
Artikel 3 Agrarisch
Deze bestemming betreft geldt voor de driehoek ten noorden van de Hanzelijn. En vervangt de oorspronkelijke bedrijfsbestemming. Er mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Artikel 4 Bedrijf - Waterzuiveringsinstallatie
De geldende regelingen zijn overgenomen.
Artikel 5 Bedrijventerrein
De geldende regelingen zijn overgenomen.
Artikel 6 Water
Deze bestemming omvat al het water dat van belang is voor de waterhuishouding van het gebied. Water dat voor de waterhuishouding niet van belang is, is opgenomen in de bestemmingsomschrijving van andere bestemmingen.
6.4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
Het overgangsrecht is vastgelegd in de vorm zoals in het Bro is voorgeschreven.
Tevens is een hardheidsclausule opgenomen in de vorm van persoonsgebonden overgangsrecht op de wijze zoals door de regering bij de totstandkoming van het Bro werd aanbevolen.
Artikel 13 Slotregel
Als laatste wordt de slotregel opgenomen. Deze regel bevat zowel de aanhalingstitel van het plan, de aanhalingstitel van de regels van het plan als de vaststellingregel van het plan.
6.5 Handhaving
De bestemmingsregels zijn op een dusdanige wijze geformuleerd, dat de handhaving van het bestemmingsplan voor een ieder duidelijk kan zijn. Dit is met name gelegen in de formulering van de specifieke gebruiksregels, waarin een opsomming is opgenomen van de verschillende manieren van gebruik van gronden en bouwwerken die in ieder geval in strijd zijn met de bestemming.
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan is conserverend van karakter. In verband met het feit dat de gemeente binnen het plangebied geen nieuwe ontwikkelingen met financiële consequenties initieert, is het niet nodig om bij dit bestemmingsplan een exploitatieplan te voegen.
Hoofdstuk 8 Overleg En Inspraak
8.1 Uitkomsten Overleg
Op grond van artikel 3.1.1 van het besluit ruimtelijke ordening vindt bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plaats met het waterschap en de diensten van Rijk en provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening. Gedeputeerde staten en de minister van VROM kunnen bepalen dat in bepaalde gevallen geen overleg is vereist.
Rijk
De minister van VROM heeft op 26 mei 2009 een brief gezonden aan alle Nederlandse gemeenten, waarin ze onder ander ingaat op de vraag in welke gevallen vooroverleg is vereist met de Rijksdiensten. In deze brief geeft zij aan dat vooroverleg alleen is vereist over plannen wanneer bepaalde nationale belangen gemoeid zijn. Welke nationale belangen dit zijn is opgesomd in een bijlage bij deze brief. Met dit plan is geen nationaal belang gemoeid dat op de bedoelde bijlage voorkomt, waardoor over dit plan geen vooroverleg met de Rijksdiensten gevoerd hoeft te worden.
Provincie Gelderland
Het voorontwerpbestemmingsplan is digitaal aan de provincie gezonden door middel van het formulier "Melding voorontwerp artikel 3.1.1. Bro en artikel 6.18 Bor". Het plan bevat geen zaken die van provinciaal belang zijn.
Waterschap
Het waterschap is over het plan geïnformeerd door gebruik te maken van http://www.dewatertoets.nl//. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de korte procedure van de watertoets is toegepast. De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding en de afvalwaterketen. De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen. Het waterschap geeft een positief wateradvies.
8.2 Rapportering Inspraak
Het plan heeft geen ingrijpende gevolgen voor (de eigendommen van) derden. Om deze reden is ervoor gekozen om geen inspraak te verlenen op het plan. Derden worden hierdoor niet in hun belangen geschaad, omdat wel de mogelijkheid bestaat om een zienswijze kenbaar te maken, zodra het ontwerpbestemmingsplan ter inzage ligt. Inspraak is bovendien niet wettelijk verplicht.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Voor Bedrijventerreinen
1.1 Algemene Verklaring
1.1.1 Bedrijfsactiviteiten, opslagen en installaties
Deze staat betreft een lijst van bedrijfsactiviteiten, opslagen en installaties gebaseerd op de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van maart 2009. Het is een algemene staat die toegepast wordt bij bestemmingsplannen voor bedrijventerreinen in de gemeente Hattem.
De in deze staat vermelde bedrijfsafdelingen en bedrijfstypen zijn gebaseerd op de 'Standaard Bedrijfsindeling' (SBI) van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) van 2008.
De met kleine letters aangeduide bedrijfstypen zijn onderdeel van met hoofdletters aangeduide BEDRIJFSAFDELINGEN.
1.1.2 SBI-codes en nummers
Voor de bedrijfsafdelingen staan in een kolom de SBI-codes aangegeven. Voor de bedrijfstypen staan de SBI-codes en een nummer en/of letter aangegeven. De opslagen en installaties hebben geen SBI-codes, maar een nummer en een subnummer.
1.1.3 Omschrijving
In de volgende kolom 'OMSCHRIJVING' worden de bedrijfsafdelingen en de bedrijfstypen omschreven.
1.1.4 Toelaatbaar
Per bedrijfstype wordt in de kolom 'TOELAATBAAR' met 'J' vermeld of de bedrijfsactiviteit toelaatbaar is.
Per bedrijfstype wordt in de kolom 'TOELAATBAAR IN BEST' met de lettercode van de bestemming vermeld dat de bedrijfsactiviteit toelaatbaar is in de betreffende bestemming.
Per bedrijfstype wordt in de kolom 'TOELAATBAAR IN ZONE' vermeld dat de bedrijfsactiviteit toelaatbaar is in bepaalde zones door met een nummer deze zones aan te geven. Daarbij betekent bijvoorbeeld 1-5 toelaatbaar vanaf zone 1 tot en met zone 5. In een bestemmingsvlak staan de nummers van deze zones ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zone' achter het woord 'zone' aangegeven.
1.1.5 Niet toelaatbaar
Per bedrijfstype wordt in de kolom 'NIET TOELAATBAAR' met 'N' aangegeven dat deze bedrijfsactiviteit niet toelaatbaar is.
1.1.6 Afstanden en scores milieuaspecten
Vervolgens worden in de kolom 'AFSTANDEN IN METERS' de scores van de milieuaspecten aangegeven:
Eerst worden in 4 subkolommen de minimale afstanden in meters voor de 4 milieuaspecten 'GEUR', 'STOF', 'GELUID' en 'GEVAAR' per aspect aangegeven.
- a. In de subkolom 'GELUID' staat met 'C' (continu) aangegeven dat een bedrijfsactiviteit doorgaans continu (dag en nacht) verricht wordt, waardoor deze bepalend is voor het geluidsniveau.
- b. In de subkolom 'GELUID' staat met 'Z' (zonering) aangegeven dat een bedrijfsactiviteit in belangrijke mate geluidhinder kan veroorzaken in de zin van de Wet geluidhinder, hetgeen betekent dat rond het betrokken industrieterrein een geluidszone moet worden vastgesteld.
- c. In de subkolom 'GEVAAR' staat met 'R' (risico) aangegeven dat mogelijk het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van toepassing is.
- d. In de subkolom 'GEVAAR' staat met 'V' (vuurwerk) aangegeven dat het Vuurwerkbesluit van toepassing is.
- e. In de subkolom 'GROOTSTE AFSTAND' wordt de grootste minimale afstand aangegeven. Onderzocht is welke minimale afstanden op basis van de 4 genoemde milieuaspecten noodzakelijk zijn tussen de bedrijfsactiviteiten en een rustige woonwijk of een rustig buitengebied om hinder uit te sluiten of tot een aanvaardbaar niveau te beperken.
De grootste minimale afstand in meters, welke noodzakelijk is op grond van deze 4 milieuaspecten, is in deze subkolom vermeld. - f. In de subkolom 'GROOTSTE AFSTAND' staat met 'D' (divers) aangegeven dat binnen de bedrijfsactiviteit een erg grote variatie in milieubelasting voorkomt, hetgeen aanleiding is de toelaatbaarheid van geval tot geval nader te bezien.
1.1.7 Categorieën
Ten slotte wordt in de kolom 'CATEGORIE' de indeling in milieucategorieën vermeld.
Deze indeling is gebaseerd op de grootste minimale afstand, welke in de subkolom 'GROOTSTE AFSTAND' staat aangegeven. Het betreft de volgende milieucategorieën:
categorie 1: minimale afstand 10 meter;
categorie 2: minimale afstand 30 meter;
categorie 3.1: minimale afstand 50 meter;
categorie 3.2: minimale afstand 100 meter;
categorie 4.1: minimale afstand 200 meter;
categorie 4.2: minimale afstand 300 meter;
categorie 5.1: minimale afstand 500 meter;
categorie 5.2: minimale afstand 700 meter;
categorie 5.3: minimale afstand 1000 meter;
categorie 6: minimale afstand 1500 meter.
1.2 Betekenis Van De Gebruikte Afkortingen
B bestemming Bedrijf
BEST bestemming
b.o. bedrijfsoppervlak
BRZO Besluit risico's zware ongevallen
BT bestemming Bedrijventerrein
C continu
cap. capaciteit
cat. categorie
d dag
D divers
e.d. en dergelijke
excl. exclusief
GFT groente-, fruit- en tuinafval
grth groothandel
i.e. inwonersequivalenten
incl. inclusief
j jaar
kg kilogram
kW kilowatt
m meter
mach. machines
MVA megavoltampère
MW megawatt
midd. middelen
MWe elektrisch vermogen in megawat
n.e.g. niet elders genoemd
NEM netto explosieve massa
o.c. opslagcapaciteit
opp. oppervlak
p.c. productiecapaciteit
p.o. productieoppervlak
R risico (Besluit externe veiligheid inrichtingen mogelijk van toepassing)
RWZI rioolwaterzuiveringsinstallatie
SBI Standaard Bedrijfsindeling van het Centraal Bureau voor de Statistiek van 2008
synth synthetisch
t.b.v. ten behoeve van
t/d ton per dag
t/j ton per jaar
t/u ton per uur
u uur
V vuurwerkbesluit (van toepassing)
v.c. verwerkingscapaciteit
vloeropp. vloeroppervlak
v.w.b. voor wat betreft
< kleiner dan
<= kleiner dan of gelijk aan
> groter dan
>= groter dan of gelijk aan
- in de kolom '(sub)nummer': geen nummer van toepassing;
bij getallen in de kolom 'OMSCHRIJVING':tot
Z zonering (in de zin van artikel 1 Wet geluidhinder)