bestemmingsplan Binnenstad
Bestemmingsplan - Hattem
Vastgesteld op 03-06-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplanBinnenstad van de gemeente Hattem;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0244.bpBinnenstad-0003 met de bijbehorende regels en eventuele bijlage(n);
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aan huis verbonden bedrijf
bedrijvigheid die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
1.6 aan huis verbonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.7 aanpijling
een op de plankaart blijkens de daarop voorkomende verklaring als zodanig opgenomen aanduiding, die aangeeft welke bestemming/aanduiding van toepassing is op de aangepijlde gronden;
1.8 achtererfgebied
erf aan de achterkant en aan de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;
1.9 archeologische waarde
de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;
1.10 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.11 bebouwingspercentage
de bebouwde oppervlakte van de gebouwen uitgedrukt in procenten van de totale oppervlakte van nader aangegeven gronden;
1.12 bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
1.13 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.14 bestaand
bij bouwwerken: bestaand ten tijde van de ter inzage legging van het plan als ontwerp;
bij gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het plan;
1.15 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.16 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.17 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk met een dak;
1.18 bijzondere woonvorm
een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat blijkens aard, indeling en inrichting geschikt is voor de huisvesting van specifieke doelgroepen;
1.19 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.20 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.21 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.22 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.23 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
1.24 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.25 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.26 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
1.27 dagrecreatie
ontspanningsactiviteiten in de vrije tijd, die doorgaans plaats vinden binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang;
1.28 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.29 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel vallen geen afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten;
1.30 dienstverlening:
dienstverlening door een bedrijf met uitsluitend of in hoofdzaak een verzorgende taak met een publieksgerichte functie zoals wasserette, kapsalon, schoonheidssalon, opticien, autorijschool, videotheek, uitzendbureau, reisbureau, bank, postkantoor, telefoon- /internetdienst, makelaarskantoor, foto-atelier (inclusief ontwikkelen), kopieerservicebedrijf, schoenreparatiebedrijf, alsmede naar aard en uitstraling overeenkomstige bedrijven;
1.31 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling
een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
1.32 discotheek
een gebouw, waarin de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het bieden van gelegenheid tot dansen op mechanische en/of levende muziek en het serveren van al dan niet alcoholhoudende dranken;
1.33 eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond;
1.34 eerste verdieping
de tweede bouwlaag van een hoofdgebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen;
1.35 evenement
een voor publiek toegankelijke verrichting van kunst, ontwikkeling, ontspanning of vermaak, feesten en muziekvoorstellingen daaronder begrepen, waarvoor ingevolge regelgeving een melding moet worden gedaan dan wel vergunning of ontheffing moet worden aangevraagd en verleend;
1.36 garage(box)
een gebouw voor de stalling van voertuigen, alsmede voor berging of opslag ten dienste van de bestemmingsfunctie;
1.37 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.38 gestapelde woning
een woning in een woongebouw;
1.39 hoofdgebouw
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkste is;
1.40 horeca
een horecabedrijf als bedoeld in Bijlage 1 Horecalijst Binnenstad;
1.41 huishouden
een alleenstaande, dan wel twee of meer personen, die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren;
1.42 kantoor
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccommodatie;
1.43 maaiveld
het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;
1.44 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, sociaalmedische, sociaalculturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.45 mantelzorg
niet bedrijfsmatige zorg van een bewoner van een woning aan een persoon die vanwege zijn gezondheidstoestand is aangewezen op die zorg;
1.46 nadere eis
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;
1.47 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;
1.48 nutsvoorziening
een voorziening ten dienste van een bedrijf, zoals een gas- en elektriciteitsbedrijf of huisvuilinzamelbedrijf, dat opereert in een sector die beschouwd wordt van openbaar nut te zijn omdat het belangrijke producten of diensten ten nutte van het publiek levert;
1.49 peil
- a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; - b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw; - c. indien in of op het water wordt gebouwd:
het plaatselijke verschil ten opzichte van Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil): - d. indien de onder a tot en met c genoemde peilen in het veld aanleiding geven tot onduidelijkheden, een door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen peil;
1.50 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;
1.51 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.52 supermarkt
een relatief grote kruideniers-zelfdbedieningswinkel waar voedingsmiddelen worden verkocht, waaronder verse groente, brood en vlees, alsmede huishoudelijke artikelen; kleding en medicijnen kunnen ook tot het assortiment behoren;
1.53 Staat van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging
Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging die van deze regels onderdeel uitmaakt;
1.54 verdieping
de bouwlaag boven de bouwlaag op de begane grond;
1.55 verticale diepte
de diepte van een gebouw, gemeten vanaf peil;
1.56 volkstuin
een perceel grond dat zich niet in de onmiddellijke nabijheid van de woning van de gebruiker bevindt, waarop de gebruiker gewassen teelt voor eigen gebruik;
1.57 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;
1.58 watergang
een werk, al dan niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan;
1.59 wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
1.60 woning
een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.61 woongebouw
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.62 woonhuis
een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Gebouwen en bouwwerken
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
2.3 Maatvoering
Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:
- a. voor lengten in meters (m);
- b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
- c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
- d. voor verhoudingen in procenten (%);
- e. voor hoeken/hellingen in graden (º).
2.4 Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten ten behoeve van het openbaar nut;
- b. nutsvoorzieningen;
met daarbijbehorende:
- c. gebouwen, een bedrijfswoning daar niet onder begrepen;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. erven;
- f. terreinen.
3.2 Bouwregels
Op de voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
Artikel 4 Centrum
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel, met uitzondering van supermarkten;
- b. dienstverlening;
- c. maatschappelijke voorzieningen;
- d. wonen op de verdieping(en);
- e. wonen op de begane grond indien sprake is van wonen als bestaand gebruik;
- f. bedrijven van categorie A als genoemd in Bijlage 2 Staat van BedrijfsactiviteitenFunctiemenging;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' tevens horecabedrijven van categorie 1, 2, 3, 4 en 7 als genoemd in Bijlage 1 Horecalijst Binnenstad;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 5' tevens horecabedrijven van categorie 1, 2, 3, 4, 5 en 7 als genoemd in Bijlage 1 Horecalijst Binnenstad;
- i. kantoor, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'kantoor uitgesloten' de kantoorfunctie uitsluitend op de verdieping istoegestaan;
- j. cultuur met de functie museum;
- k. evenementen;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', tevens het behoud, de bescherming, het herstel en/of de uitbouw van de cultuurhistorische waarden;
met daarbijbehorende:
- m. gebouwen;
- n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- o. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- p. nutsvoorzieningen;
- q. tuinen;
- r. erven;
- s. terreinen;
- t. wegen en paden;
- u. parkeervoorzieningen;
- v. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- w. groenvoorzieningen;
met dien verstande dat:
- x. voor de voorziening in de parkeerbehoefte wordt voorzien in voldoende parkeer- of stallingsruimte.
4.2 Bouwregels
Op de voor 'Centrum' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de milieusituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- e. de sociale veiligheid;
- f. de externe veiligheid.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 5 Detailhandel
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel, met uitzondering van supermarkten;
- b. wonen op de verdieping(en);
- c. kantoor op de verdieping(en);
met daarbijbehorende:
- d. gebouwen;
- e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- f. tuinen;
- g. erven;
- h. terreinen;
- i. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- j. groenvoorzieningen;
- k. parkeervoorzieningen;
met dien verstande dat:
- l. voor de voorziening in de parkeerbehoefte wordt voorzien in voldoende parkeer- of stallingsruimte.
5.2 Bouwregels
Op de voor 'Detailhandel' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
Artikel 6 Groen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. tuin;
- c. nutsvoorzieningen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - muur', een bouwwerk als onderdeel van (voormalige) vestingswerken;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin', volkstuinen;
- f. evenementen;
met daarbijbehorende:
- g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, landhoofden daaronder begrepen;
- h. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- i. paden en verhardingen;
- j. speelvoorzieningen;
- k. water;
- l. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- m. parkeervoorzieningen.
6.2 Bouwregels
Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
Artikel 7 Horeca
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horeca van categorie 1 en 2;
- b. wonen op de verdieping(en);
met daarbijbehorende:
- c. gebouwen;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- f. tuinen;
- g. erven;
- h. terreinen;
- i. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- j. groenvoorzieningen;
- k. parkeervoorzieningen;
met dien verstande dat:
- l. voor de voorziening in de parkeerbehoefte wordt voorzien in voldoende parkeer- of stallingsruimte.
7.2 Bouwregels
Op de voor 'Horeca' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
Artikel 8 Kantoor
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren;
- b. wonen op de verdieping(en);
- c. ter plaatse van de aanduiding 'gezondheidszorg', tevens een gezondheidscentrum op de begane grond en de eerste verdieping;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein', tevens een parkeerterrein ten dienste van het gebruik van het gebouw;
- e. nutsvoorzieningen;
met daarbijbehorende:
- f. gebouwen;
- g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- h. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- i. tuinen;
- j. erven;
- k. terreinen;
- l. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- m. groenvoorzieningen;
- n. parkeervoorzieningen;
met dien verstande dat:
- o. voor de voorziening in de parkeerbehoefte wordt voorzien in voldoende parkeer- of stallingsruimte.
8.2 Bouwregels
Op de voor 'Kantoor' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
Artikel 9 Maatschappelijk
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen;
- b. bijzondere woonvormen;
- c. evenementen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', tevens het behoud, de bescherming, het herstel en/of de uitbouw van de cultuurhistorische waarden;
met daarbijbehorende:
- e. gebouwen;
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- g. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- h. tuinen;
- i. erven;
- j. terreinen;
- k. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- l. groenvoorzieningen;
- m. parkeervoorzieningen;
met dien verstande dat:
- n. voor de voorziening in de parkeerbehoefte wordt voorzien in voldoende parkeer- of stallingsruimte.
9.2 Bouwregels
Op de voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
Artikel 10 Recreatie - Dagrecreatie
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het uitoefenen van activiteiten gericht op dagrecreatie, met daarbijbehorende en ondergeschikte detailhandel en horeca;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - muur', een bouwwerk als onderdeel van (voormalige) vestingswerken;
met daarbijbehorende:
- c. gebouwen, een bedrijfswoning daar niet onder begrepen;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- f. wegen;
- g. paden;
- h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- i. groenvoorzieningen;
- j. parkeervoorzieningen;
met dien verstande dat:
- k. voor de voorziening in de parkeerbehoefte wordt voorzien in voldoende parkeer- of stallingsruimte.
10.2 Bouwregels
Op de voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. het behoud van de ruimtelijke kwaliteiten van het terrein;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 11 Tuin
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuin behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', bijbehorende bouwwerken ten dienste van de aangrenzende woonfunctie;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - muur', een bouwwerk als onderdeel van (voormalige) vestingswerken;
met daarbijbehorende:
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. voorzieningen.
11.2 Bouwregels
Op de voor 'Tuin' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
Artikel 12 Verkeer
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten en paden;
- b. parkeervoorzieningen;
- c. evenementen;
- d. geluidwerende voorzieningen;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' tevens een parkeerterrein;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'plein' tevens een plein;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - muur', een bouwwerk als onderdeel van (voormalige) vestingswerken;
met daarbijbehorende:
- i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- j. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden, al dan niet gelijkvloerse kruisingen met spoorwegen en water;
- k. water;
- l. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- m. groenvoorzieningen;
- n. parkeervoorzieningen.
12.2 Bouwregels
Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
12.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de milieusituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- e. de sociale veiligheid;
- f. de externe veiligheid.
Artikel 13 Water
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterberging;
- b. waterhuishouding;
- c. waterlopen, waterwegen en/of vijvers;
- d. nutsvoorzieningen;
- e. evenementen;
met daarbijbehorende:
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- g. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden;
- h. kruisingen met wegen;
- i. bruggen;
- j. dammen;
- k. duikers.
13.2 Bouwregels
Op de voor 'Water' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
13.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden van de gronden;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 14 Wonen
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroep;
- b. de waterhuishouding;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf', tevens voor bedrijven van categorie A als genoemd in Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging;
met daarbijbehorende:
- d. gebouwen;
- e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- f. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- g. tuinen;
- h. erven;
met dien verstande dat:
- i. voor de voorziening in de parkeerbehoefte wordt voorzien in voldoende parkeer- of stallingsruimte.
14.2 Bouwregels
Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
14.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- e. de sociale veiligheid;
- f. de externe veiligheid.
14.4 Afwijken van de bouwregels
14.5 Specifieke gebruiksregels
14.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 15 Wonen - 1
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroep;
- b. de waterhuishouding;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage', tevens een ondergrondse parkeergarage;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - muur', een bouwwerk als onderdeel van (voormalige) vestingswerken;
met daarbijbehorende:
- e. gebouwen;
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- g. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- h. tuinen;
- i. erven;
met dien verstande dat:
- j. voor de voorziening in de parkeerbehoefte wordt voorzien in voldoende parkeer- of stallingsruimte.
15.2 Bouwregels
Op de voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
15.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- e. de sociale veiligheid;
- f. de externe veiligheid.
15.4 Afwijken van de bouwregels
15.5 Specifieke gebruiksregels
15.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 16 Waarde - Archeologie
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de archeologische waarden.
16.2 Bouwregels
Op de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden mogen, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, geen bouwwerken worden gebouwd.
16.3 Afwijken van de bouwregels
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 17 Waarde - Cultuurhistorie
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming, het herstel en/of de uitbouw van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied van het stadsgezicht en de bebouwing daarin.
17.2 Nadere eisen
17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 18 Waterstaat - Waterkering
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. aanleg, onderhoud en verbetering van de waterkering;
met de daarbijbehorende:
- b. bouwwerken;
- c. bebouwing;
- d. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- e. voorzieningen.
18.2 Bouwregels
Op de voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden mogen, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
18.3 Afwijken van de bouwregels
18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 19 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 20 Algemene Bouwregels
20.1 Historische verdedigingswerken
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - muur' is de bouw van historische of historiserende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en erfscheidingen toegestaan tot een bouwhoogte van niet minder dan 1,8 m en niet meer dan 6 meter.
Artikel 21 Algemene Gebruiksregels
21.1 Strijdig gebruik
Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:
- a. het (laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting;
- b. het gebruik van gronden en bouwwerken, waarbij niet is voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
Artikel 22 Algemene Aanduidingsregels
22.1 vrijwaringszone - molenbiotoop
Artikel 23 Algemene Afwijkingsregels
23.1 Afwijkingsbevoegdheid
Artikel 24 Algemene Wijzigingsregels
24.1 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 25 Algemene Procedureregels
25.1 Nadere eisen
Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:
- a. het voornemen ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
- b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
- c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de ondera genoemde termijn;
- d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
Artikel 26 Overige Regels
26.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, met uitzondering van de voorschriften ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige regels;
- b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
- e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden, en
- f. de ruimte tussen bouwwerken.
26.2 Verwijzing naar wettelijke regelen
De wettelijke regelen (en begrippen) waarnaar in deze regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 27 Overgangsrecht Bouwwerken
27.1 Bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
27.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
27.3 Uitzondering
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 28 Overgangsrecht Gebruik
28.1 Gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
28.2 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
28.3 Verbod
Indien het gebruik, bedoeld in eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
28.4 Uitzondering
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 29 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplanBinnenstad.
juni 2013.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
In het verleden is een proces in de gemeente Hattem in gang gezet om recente en moderne bestemmingsplannen voor haar grondgebied op te stellen. In het verleden is het bestemmingsplan "De Hilst 1998" van kracht geworden en zijn voor de "Uiterwaarden" en "Buitengebied" nieuwe bestemmingsplannen opgesteld.
Vervolgens is begonnen met de (actualisering van) het bestemmingsplan voor de binnenstad van Hattem.
Al in 2003 zijn de eerste werkzaamheden verricht om tot een nieuw bestemmingsplan voor de (historische) binnenstad te komen. Door verschillende oorzaken heeft het tot 2011 geduurd, voordat tot vervaardiging van het voorliggende bestemmingsplan is overgegaan.
Deze vertraging is voor een belangrijk deel ingegeven door de wens, die binnen de gemeente leefde om, vooruitlopend op de opstelling van het bedoelde bestemmingsplan, een "toekomstperspectief voor de binnenstad van Hattem" te vervaardigen. In dat "toekomstperspectief" zouden bouwstenen voor het nieuwe bestemmingsplan en eventueel een centrumvisie beschreven worden.
Het "toekomstperspectief" is in 2005, 2006 en 2007 vervaardigd. Op basis van de inhoud van dit "toekomstperspectief" is in 2009 het project Hattem aan de IJssel vastgesteld.
Verder moet in dit kader het "Cultuurhistorisch advies Beschermd StadsgezichtHattem" (Gelders Genootschap, april 2010) genoemd worden. Het vigerende bestemmingsplan "Binnenstad" dateert van januari 1980. In het kader van de wens om te komen tot een nieuw bestemmingsplan voor het beschermde stadsgezicht heeft de gemeente Hattem het Gelders Genootschap gevraagd om een adviesrapport op te stellen, waarin een beknopte ontwikkelingsgeschiedenis is opgenomen, de huidige ruimtelijke karakteristiek is beschreven en waarin bouwstenen zijn geformuleerd, die gehanteerd kunnen worden bij de "herziening" van het bestemmingsplan uit 1980. Het beschermde stadsgezicht van Hattem maakt namelijk deel uit van het plangebied van Hattem binnenstad.
Vanzelfsprekend zijn er sinds de vaststelling van het plan uit 1980 nieuwe ontwikkelingen tot stand gekomen (zoals de bouw van de ondergrondse parkeergarage en woningen aan de Koestraat) en zijn er verschillende herzieningsplannen vervaardigd, die in het nieuwe bestemmingsplan geregeld kunnen worden.
De basis voor dit bestemmingsplan is de wens om niet alleen de karakteristiek van de binnenstad, zoals die blijkt uit het stratenpatroon en de bebouwing, te behouden en te beschermen maar ook om eenvoudige functieveranderingen mogelijk te maken. Teneinde recht te doen aan de dynamiek van de binnenstad is de uitwisselbaarheid van functies in met name de hoofdwinkelstraten van belang. Dat daarbij omslachtige procedures zoveel als mogelijk dienen te worden vermeden moet voor de hand liggend worden geacht. Ten aanzien van dit laatste moet nog worden opgemerkt, dat de rechtszekerheid van het bestemmingsplan niet zo ver moet gaan, dat daardoor de beoogde flexibiliteit verdwijnt.
1.2 De Bij Het Plan Behorende Stukken
Het bestemmingsplan "Binnenstad" bestaat uit:
- verbeelding, schaal 1:1.000 (NL.IMRO.0244.bpBinnenstad-0003);
- regels.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan gelegen gronden en (te bouwen) opstallen aangegeven. Ook is de bijbehorende verklaring opgenomen. In de regels zijn bouwregels en bepalingen opgenomen, teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen.
Het plan gaat vergezeld van deze toelichting, waarin de aan het plan ten grondslag liggende gedachte en de noodzakelijke onderzoeksaspecten de revue passeren en waarin een beschrijving van de planopzet is opgenomen.
1.3 Situering Van Het Plangebied
Het plangebied omvat de binnenstad van Hattem. Globaal gezien wordt het plangebied begrensd door de woningen langs de Grote Gracht en Kleine Gracht, alsmede door de Bevrijdingsweg en een deel van de Nieuweweg met aanliggende bebouwing. In Bijlage 1Situering plangebied is een overzicht gegeven van de begrenzing van het plangebied, alsmede de gronden die zijn aangewezen tot beschermd stadsgezicht.
Opgemerkt wordt dat de plangrenzen ten opzichte van het bestemmingsplan uit 1980 enigszins zijn aangepast. Een en ander heeft betrekking op de noordgrens die iets logischer is vormgegeven.
1.4 Beschermd Stadsgezicht
Omdat de binnenstad haar oorspronkelijke stedenbouwkundige structuur nagenoeg heeft behouden, is dit deel van Hattem op 4 juli 1972 aangewezen als beschermd stadsgezicht. Daarnaast is de schaal van de bebouwing gaaf gebleven en is een groot aantal historische monumenten, evenals nog gave resten van de stadsmuur aanwezig. Dit alles, omgeven door een vestinggracht en samen met de relatie met het omringende landschap, levert een beeld op, dat van algemeen belang is vanwege de schoonheid en het karakter.
In Hoofdstuk 4 wordt op het beschermde stadsgezicht nog gedetailleerd ingegaan.
1.5 Vigerende Planologisch Juridische Regeling
Zoals eerder opgemerkt is het plangebied, zoals in het voorliggende bestemmingsplan is opgenomen, geregeld in het bestemmingsplan "Binnenstad", vastgesteld op 28 januari 1980, gedeeltelijk goedgekeurd op 15 mei 1981 en heeft rechtskracht gekregen bij Koninklijk Besluit van 21 november 1983.
Verder is in het verleden een 13-tal, meestal qua plangrootte kleine bestemmingsplannen, vervaardigd die kleine delen van het binnenstadsplan hebben herzien.
1.6 Planvorm
Het onderhavige bestemmingsplan is onder meer gebaseerd op het consolideren van de bestaande situatie met een flexibele planregeling. Dit betekent een minder gedetailleerde opzet dan die van het vigerende plan, hoewel het voorliggende plan naar huidige maatstaven nog steeds als een gedetailleerd plan moet worden beschouwd. Wel biedt het plan dus meer flexibiliteit, dan in de oude situatie het geval was.
Het historische karakter van de binnenstad zal zo goed mogelijk worden veiliggesteld. Eventuele nieuwe bebouwing dient wat grenzen van de percelen betreft, alsmede de hoogte, kapvormen, gevelindeling en toe te passen materialen zoveel mogelijk gelijk of gelijkwaardig te zijn aan de huidige situatie.
Wat betreft de planologische juridische regeling wordt indien mogelijk aangesloten bij de regelgeving, zoals die in recent voor de gemeente Hattem vervaardigde bestemmingsplannen is gehanteerd.
Met het voorliggende plan is tevens ingespeeld op de landelijke richtlijnen van de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP 2008).
1.7 Opbouw Toelichting
In Hoofdstuk 2 ("onderzoek") wordt aandacht besteed aan de elementen, die van invloed zijn op het functioneren en het ruimtelijk beeld van de binnenstad. Hoofdstuk 3 gaat in op het relevante ruimtelijk beleid. In Hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de cultuurhistorische aspecten van de binnenstad. De planbeschrijving is opgenomen in Hoofdstuk 5. In Hoofdstuk 6 zal nadere aandacht worden besteed aan de juridisch-technische aspecten van de opgenomen regeling.
Een beschouwing over de uitvoerbaarheid alsmede de resultaten van de inspraak en het gevoerde overleg, neergelegd in respectievelijk Hoofdstuk 7 en Hoofdstuk 8, sluiten deze toelichting af.
Hoofdstuk 2 Onderzoek
2.1 Algemeen
Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van het verrichte onderzoek naar relevante feiten.
De resultaten en af te wegen belangen (artikel 3.2 Awb) worden weergegeven. De volgende onderzoeksaspecten komen aan de orde:
- de historie van het plangebied;
- de bestaande situatie;
- cultuurhistorie;
- milieuhygiënische aspecten;
- water;
- ecologie;
- overig.
Bij de opstelling van dit bestemmingsplan is zoals eerder aangegeven, de bestaande situatie, zoals die zich tot heden heeft ontwikkeld en als zodanig manifesteert, in z'n algemeenheid als een gegeven geaccepteerd. Dit betekent, dat een uitgebreid onderzoek op veel punten niet relevant is. Niettemin is het, in verband met een goed begrip voor de ruimtelijke, planologische regeling wenselijk geacht om aan een aantal aspecten eveneens aandacht te schenken.
Vanuit het gegeven, dat het grootste gedeelte van dit bestemmingsplangebied behoort tot het beschermde stadsgezicht van Hattem, is het onderdeel cultuurhistorie van het grootste belang. In Hoofdstuk 4 Cultuurhistorie zal dan ook uitgebreider op dit onderdeel worden ingegaan.
2.2 Historie
Hattem is gelegen op de grens van de beboste omgeving van de Veluwe en het open polderlandschap van de rivier de IJssel. Het stadje werd gevestigd op een natuurlijke zandrug, die enkele meters boven de omgeving uitsteekt, op de kruising van de handelsroute te land tussen Duitsland en Utrecht en de route over de IJssel. De hoge ligging is bij hoog water een rustgevend idee.
In oude archiefstukken wordt het bestaan van de nederzetting Hattem in 891 genoemd. De kern van het dorp is rond 1170 ruim een kilometer naar het Oosten opgeschoven. Vanwege groei van de bevolking werd Hattem in 1176 kerkelijke zelfstandigheid verleend door de bisschop van Utrecht. In 1299 kreeg de nederzetting stadsrechten. Het kleine stadje (hooguit 400 meter in doorsnede) op de strategische plek werd vervolgens van stadsmuren en stadspoorten voorzien. Terwijl aan het eind van de hoofdstraten de poorten lagen, werden aan het uiteinde van de stegen torens, bastions of andere uitbouwen in de stadsmuren gebouwd.
In 1401 schonk hertog Willem van Gelre een grote uiterwaard, de Hoenwaard aan de burgers voor gemeenschappelijke beweiding en baksteenfabricage. Aangezien het recht van weiden verbonden was aan de eigendommen binnen de stad, zijn de Hattemse boeren eeuwenlang verplicht geweest binnen de stad te blijven wonen. Het "binnen de stadsmuren" van 1401 is tot in de jaren vijftig van deze eeuw letterlijk genomen en in de stad overwinterden dan ook enkele honderden koeien. Pas na 1945 is een begin gemaakt met de overbrenging van boerderijen naar de Hoenwaard. Willem van Gelre bouwde een kasteel (Sint Lucia) met de grootste torens en dikste muren van Nederland. De steenbakkerij moet een behoorlijke omvang hebben gekregen.
Rond 1600 is Hattem aangesloten geweest bij het Hanzeverbond. Naast Hasselt, Zwolle, Kampen, Deventer, Zutphen en Doesburg is het één van de zeven Hanzesteden aan de IJssel. Terwijl in de eerste helft van de 17de eeuw een bloeiperiode zich voordeed, waarin verscheidene nu nog resterende mooie panden werden gebouwd, is Hattems welvaren daarna ingezakt. Oorzaken daarvan waren de malaise in de landbouw, de pestepidemie van 1656, alsmede de bezetting van de Munstersen en Fransen in 1672 en 1673. Door grote stadsbranden tijdens de aanvallen en belegeringen van de Spanjaarden zijn aanzienlijke delen van de stad in de as gelegd. Na de tachtigjarige oorlog verloor de vesting haar betekenis.
2.3 Bestaande Situatie
De binnenstad van Hattem heeft haar oorspronkelijke stedenbouwkundige structuur nagenoeg behouden. Echter van de oorspronkelijke vier poorten en een tiental verdedigingspoorten is alleen de binnenpoort van de 14e eeuwse Dijkpoort overgebleven. De Hoenwaardse poort in het oosten, de Nieuwstadspoort in het zuiden en de Dorpspoort of Heerderpoort in het westen zijn verdwenen. De toegangen tot het stadje worden echter nog als vanouds gevormd door de Dorpsweg vanuit het westen, de Ridderstraat in het oosten en de Dijkpoort in het noorden. In het zuidoosten vormt ten behoeve van een verbinding met de nieuwe wijk de Daendelspoort in de stadsmuur een toegangsmogelijkheid voor voetgangers. In de Middeleeuwen was hier de Nieuwstadspoort.
Het stadsgezicht van Hattem is ondanks het wegvallen van het grootste deel van de verdedigingswerken en het kasteel historisch bezien nog betrekkelijk gaaf en heeft een historisch karakter. De oude kern ligt nog bijna geheel binnen de oude gracht. De oorspronkelijke stedenbouwkundige opzet met het middeleeuwse stratenpatroon, waarbij straten en stegen samenkomen op een centraal gelegen marktplein met kerk, is nog nagenoeg volledig in het huidige stadsplan terug te vinden. Ook de plek waar het kasteel heeft gestaan is nog zichtbaar in het huidige ruimtelijke patroon (Tinneplein). De hoofdstraten Kerkstraat, Achterstraat, Ridderstraat, Kruisstraat en Adelaarshoek lopen in oost-west richting. De profielen zijn smal, waardoor de beleving van de openbare ruimte erg stedelijk is. Bijlage 3 Stedenbouwkundige structuur geeft een beeld van de stedenbouwkundige structuur van de binnenstad.
Rond de besloten bebouwingsstructuur van het centrum ligt een groene krans met de historische vestinggracht. De stadsomwalling bestaande uit muren, wallen met boombeplanting, grachten en stadstuinen vertonen de sporen van de in het verleden uitgevoerde slechtingen en de doorverkoop aan particulieren. Door die snipperverkaveling is hier en daar een kleine schaal van het groen ontstaan, die prettig aansluit op de kleinschaligheid van de binnenstad. Behoud van deze kleinschaligheid en de groene karakteristieke uitstraling rondom de oude stad is van groot belang, net als het zicht op de gerestaureerde vestingwerken en verrassende stadsgezichten. Naast de stadsomwalling is er weinig groen te vinden in de binnenstad. Alleen om de Grote Kerk en op het Tinnenplein staan enkele bomen. Doordat de hoeveelheid groen wordt gecompenseerd aan de randen wordt dit niet als een gemis gezien. Het versterkt het stedelijk karakter van de binnenstad. Doordat bovendien tussen het straatpeil van de oude binnenstad en het IJsseldal een hoogteverschil van 2 tot 4 meter aanwezig is, wordt de oude stad nog eens extra gemarkeerd en als een versterkte plaats ten opzichte van het buitengebied herkend.
De schaal van de bebouwing in de binnenstad is gaaf gebleven. De bebouwing is in maat en verschijningsvorm zeer bescheiden. Echter in de directe omgeving van de Grote Kerk vertoont de bebouwing meer allure. Dit heeft hoogstwaarschijnlijk te maken met de Hanzetijd (16e eeuw) toen rijke kooplieden zich in deze omgeving vestigden. De hoogte van de bebouwing loopt naar het centrum op en is aan de zijden van de wallen lager. Langs de hoofdwegen bestaat de bebouwing in het algemeen uit twee bouwlagen met kap die loodrecht op de weg staat. Langs de secundaire straten en stegen is de bebouwing vaak slechts in één verdieping met kap uitgevoerd evenwijdig aan de weg. In het algemeen zijn de gebouwen aan elkaar gebouwd. Er zijn echter nog situaties aan te wijzen aan de noordzijde van de Achterstraat en de zuidzijde van de Kerkstraat, waar het in het verleden, bijvoorbeeld in verband met een doelmatige bedrijfsvoering, nog nodig was om een vrije en open toegang tot het achtererf te hebben. Deze doorgangen werden aan de straatzijde vaak met een kleine poort, waar een deur in zat, afgesloten. Samen met de steegjes zorgen deze inkijkjes op het binnenterrein voor verrassende en afwisselende beelden.
De bebouwing is voorzien van een uniforme dakbedekking met oud-Hollandse pannen. De kappen bestaan voornamelijk uit schilddaken, waarvan de nokrichting hoofdzakelijk loodrecht staat op de voorgevel. Doordat de gebouwen individueel zijn gebouwd, zijn er speelse afwisselingen in hoogten en heeft elk gebouw haar eigen uitstraling gekregen. Hierdoor is een levendig straatbeeld ontstaan.
In het volgende hoofdstuk wordt uitgebreider op het cultuurhistorie (en de inpassing/uitwerking in het bestemmingsplan) ingegaan.
De binnenstad heeft een gemêleerd karakter. Langs de buitenranden van het plangebied (Grote en Kleine Gracht, Geldersedijk en Bevrijdingsweg) bevinden zich voornamelijk woningen. Langs de Nieuweweg worden de woningen afgewisseld met enkele winkels. Binnen de vestinggracht bevinden zich langs de Kerkstraat, de Achterstraat, de Kruisstraat en de Ridderstraat diverse uiteenlopende functies, variërend van winkels tot horecagelegenheden, kantoren en musea. Deze verschillende functies zijn verspreid over de diverse bebouwingslinten, met een concentratie van horecagelegenheden rond de Grote Kerk op de Markt. Het is daar 's zomers dan ook gezellig vertoeven op de diverse terrassen. De Grote Kerk, ook wel St. Andreaskerk genoemd, functioneert als een markant oriëntatiepunt in het hart van de binnenstad.
Boven de verschillende functies wordt veelal gewoond, wat een positief effect heeft op de sociale veiligheid. Daarnaast zorgt het wonen boven winkels voor een verlevendiging van de binnenstad op momenten, dat de winkels gesloten zijn. Langs de overige straten in de binnenstad zijn (grondgebonden) woningen gerealiseerd.
2.4 Cultuurhistorie, Monumenten En Archeologie
2.4.1 Algemeen
Het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (het verdrag van Malta) is in 1998 aanvaard. Het verdrag bepaalt, dat archeologische waarden als onvervangbaar onderdeel van het lokale, regionale en (inter)nationale culturele erfgoed bij de besluitvorming over ruimtelijke ingrepen expliciet dienen te worden meegewogen en waar mogelijk ontzien. Wanneer bescherming en inpassing van waardevolle monumenten niet mogelijk blijken, zal de historische informatie door middel van verantwoord archeologisch onderzoek veilig moeten worden gesteld. In het verdrag is op Europees niveau een aantal principes vastgelegd die kunnen helpen deze doelstellingen te realiseren. Zo dient archeologische monumentenzorg in nauwe afstemming plaats te vinden met andere activiteiten en beslissingen op het gebied van ruimtelijke ordening.
Het verdrag heeft in Nederland geleid tot de Wet op de archeologische monumentenzorg (WAMZ) die in 2007 van kracht is geworden. De wet verplicht gemeenten om bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening te houden met belangrijke archeologische waarden die zich in de bodem kunnen bevinden.
De belangrijkste uitgangspunten van de WAMZ zijn:
- archeologische waarden moeten zo veel mogelijk in de bodem (in situ) worden bewaard;
- archeologie moet tijdig worden meegenomen in de ruimtelijke planvorming;
- de veroorzaker betaalt de kosten van archeologisch onderzoek en noodzakelijke volwaardige opgravingen, voorzover die kosten redelijkerwijs kunnen worden toegerekend aan de verstoorder.
De gemeente dient (nieuwe) ruimtelijke planvorming te toetsen op archeologische waarden. Indien potentiële archeologische waarden worden verstoord, dient hier nader onderzoek naar te worden verricht.
2.4.2 Monumenten
In de binnenstad bevindt zich een groot aantal rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten, die veelal fraai gerestaureerd zijn. De rijksmonumenten worden beschermd door de Monumentenwet (1988). In de Monumentenwet worden twee categorieën omschreven, te weten de (archeologische) monumenten en de stads- of dorpsgezichten. Met monumenten worden alle 'onroerende zaken' bedoeld. Tot die onroerende zaken horen gebouwen en objecten, zoals vaarten, bruggen, wegen, bomen en pleinen, die tenminste vijftig jaar oud zijn. Zij moeten van belang zijn door hun schoonheid, de wetenschappelijke en/of hun cultuurhistorische betekenis. Een monument kan worden aangewezen als rijksmonument, wanneer het aan deze regels voldoet en als het een nationale, unieke waarde heeft. Daarnaast is het mogelijk bepaalde delen van een stad of dorp, waar in ieder geval één monument staat, aan te wijzen als beschermd stads- of dorpsgezicht. Door die bescherming wordt geprobeerd de historisch gegroeide structuur van een stad of dorp te handhaven.
Zoals reeds in de inleiding is vermeld, is de binnenstad van Hattem al in 1972 aangewezen als Beschermd Stadsgezicht. De vele rijks- en gemeentelijke monumenten bevinden zich vooral langs de Kerkstraat, Achterstraat, Kruisstraat, Ridderstraat, Adelaarshoek en rond de Grote Kerk (zie Bijlage 2). Deze monumentale panden zijn zowel als woning in gebruik, als voor de verschillende functies, zoals detailhandel, horeca, kantoren en musea.
2.4.3 Archeologie
Door de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog en de grote economische groei, die daarop volgde werd het archeologisch archief zwaar aangetast. Ondanks pogingen van de overheid om met wetgeving (Monumentenwet 1961) deze bedreiging een halt toe te roepen wordt gezegd dat tussen de jaren '50 en '90 van de 20ste eeuw een derde van het archeologisch bestand verdwenen is. Slechts een fractie hiervan is archeologisch onderzocht. De cultuurhistorische waarde van het archeologisch archief en de noodzaak tot bescherming daarvan begon echter tot de overheid door te dringen.
In 1992 is door 20 Europese landen, waaronder Nederland, het 'Europees verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed' ondertekend. Dit verdrag staat bekend als het Verdrag van Malta en het doel van dit verdrag is het beschermen van archeologisch erfgoed als bron van het Europees gemeenschappelijk geheugen en als middel voor geschiedkundige en wetenschappelijke studie. Zwaartepunt van het verdrag is, dat het archeologisch belang in een vroegtijdig stadium wordt meegewogen in de besluitvorming rond de ruimtelijke ordening, met als uitgangspunt behoud in situ (op de vindplaats). In dat verdrag is ook vastgelegd dat, als behouden in situ niet mogelijk is, de veroorzaker van de bodemverstoringen het archeologisch onderzoek betaalt, volgens het 'verstoorder-betaalt' principe. In 1998 werd het verdrag van Malta door het Nederlandse parlement geratificeerd.
Als uitvloeisel van de nota Belvédère uit 1999 hebben alle provincies een convenant gesloten met het rijk waarin zij aangeven archeologie en cultuurhistorie te gaan integreren in hun ruimtelijk ordeningsbeleid. Het gevolg hiervan is, dat provincies verplicht zijn te toetsen of de archeologische waarden in de ter goedkeuring aangeboden bestemmingsplannen voldoende worden beschermd. Als antwoord op Belvédère heeft de provincie Gelderland de nota Belvoir ontwikkeld, waarin als doel wordt gesteld om te streven naar een ontwikkelingsgericht cultuurhistorisch beleid, waarbij de cultuurhistorische waarden als kernkwaliteiten een belangrijke impuls geven aan de kwaliteit van de leefomgeving. Hierop is de Cultuurhistorische Waarderingskaart ontwikkeld die is opgenomen in het streekplan. Aan de hand van deze kaart kan een gemeente archeologisch beleid vormen. De gemeente Hattem heeft een overeenkomst gesloten met de gemeente Zwolle op archeologisch gebied waarbij de archeologische dienst van de gemeente Zwolle adviserend is op het gebied van beleid en de uitvoering daarvan verzorgt binnen de gemeente Hattem. Om een meer gedetailleerd inzicht te krijgen in de archeologische verwachtingen is besloten om een archeologische waarderingskaart voor de gemeente te maken. Omdat deze waarderingskaart kleinschalig is, kan aan de hand hiervan gedetailleerd archeologische beleid gevormd worden en kunnen bestemmingsplannen eventueel aangepast worden aan de archeologische verwachtingen in de bodem.
De archeologische waarderingskaart van Hattem is door de raad van de gemeente Hattem vastgesteld. Het is derhalve nu een beleidsadvieskaart op basis waarvan rekening kan worden gehouden met archeologische waarden in de bodem.
De binnenstad van Hattem - en daarmee ook het grootste gedeelte van dit bestemmingsplangebied valt onder de zogenaamde 90%- of 100%-gebieden.
Een 90%-gebied is zeer waardevol. De vondstkans is bijna 100% vanwege kennis van bijvoorbeeld een naastliggende opgravingsite of van bureaustudie over het gebied. Een opgraving is noodzakelijk. Een 100%-gebied is een archeologische toplocatie. Met 100% zekerheid is bekend dat belangrijke archeologische waarden aanwezig zijn. Indien bescherming niet mogelijk is, is opgraving noodzakelijk. Verder zijn ook enkele 50%-gebieden in de binnenstad aanwezig. Een 50%-gebied is archeologisch waardevol met een hoge archeologische verwachting. De kans op, vaak prehistorische of vroeg-middeleeuwse, archeologische sporen is 1:2. In de binnenstad gaat het om gebieden, waarvan de bovenste meter van het bodemarchief is verdwenen of verstoord maar onderliggende lagen nog intact kunnen zijn.
Het bestemmingsplan Hattem binnenstad is een conserverend bestemmingsplan. Er zijn niet direct bouwactiviteiten op basis van dit bestemmingsplan voorzien.
Dit betekent, dat om de bovengenoemde archeologische waarden te beschermen, in de planregels hiervoor een adequate systematiek is opgenomen. In de planregels is een dubbelbestemming - in dit geval "Waarde-Archeologie" opgenomen.
2.5 Verkeer
De gemeenteraad van Hatten heeft 4 februari 2013 het verkeersstructuurplan voor de binnenstad vastgesteld. In paragraaf 3.2.3 wordt hier nader op ingegaan .
2.6 Milieuhygiënische Aspecten
2.6.1 Algemeen
Omdat verschillende milieuaspecten invloed kunnen hebben op de mogelijkheden en wenselijkheden voor de inrichting van een gebied, dient het onderzoek hieraan aandacht te besteden.
In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan:
- mogelijke geluidhinder vanwege het wegverkeer;
- mogelijke hinder vanwege bedrijven;
- mogelijke bodemverontreiniging.
2.6.2 Geluidhinder
De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Met betrekking tot geluid veroorzaakt door het wegverkeer is in deze wet de verplichting opgenomen tot het verrichten van onderzoek naar de geluidbelasting op de gevels van (nieuw geprojecteerde) woningen en andere geluidsgevoelige objecten. De geluidbelasting van wegverkeer op de gevels mag niet meer bedragen dan 48 dB. De wet biedt mogelijkheden - zij het onder strenge voorwaarden - van de hierin genoemde voorkeurswaarde af te wijken. Hiertoe kan de maximaal toelaatbare geluidbelasting eventueel worden verhoogd.
De verplichting tot het verrichten van een onderzoek geldt niet indien:
- het een woonerf betreft;
- een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt;
- uit een geluidsniveaukaart blijkt dat de geluidbelasting op 10 meter uit de as van de meest nabijgelegen rijstrook 48 dB of minder bedraagt.
Voor wat betreft de legalisering van de bestaande situatie (woningen en wegen) behoeft vanzelfsprekend geen nader akoestisch onderzoek plaats te vinden.
Aangezien het voorliggend bestemmingsplan een conserverend karakter heeft en er geen nieuwe ontwikkelingen zijn, behoeft er geen akoestisch onderzoek te worden verricht.
2.6.3 Hinder door bedrijvigheid
De Wet Milieubeheer is van belang in verband met de (toekomstige) aanwezigheid van bedrijven in de relatie met (burger)woningen. De hinderproblematiek kan uit een aantal factoren van het productieproces voortvloeien zoals lawaai, trillingen, stank en andere vormen van verontreiniging. Hier is de Wet milieubeheer het aangewezen instrument om, eventueel met toepassing van andere wetgeving op het gebied van de milieuhygiëne, mogelijke vormen van hinder en/of verontreiniging te voorkomen. Dat neemt overigens niet weg, dat gezien het feit , dat de Wet milieubeheer slechts regels bevat met betrekking tot de technische hinder van een specifiek bedrijf, ook in het bestemmingsplan aandacht dient te worden besteed aan de ruimtelijke consequenties, die aan bepaalde bedrijfsvestigingen zijn verbonden. Daardoor is het mogelijk, dat op voorhand een beeld wordt gegeven over de toelaatbaarheid van bepaalde bedrijven en niet uitsluitend behoeft te worden gewacht tot het moment van toetsing aan de milieuwetgeving.
Om de mogelijke hinder van bedrijven naar woningbouw zoveel mogelijk te voorkomen, is een bedrijvenlijst opgesteld op basis van de VNG-handreiking "Bedrijven en Milieuzonering". Deze bedrijvenlijst is een lijst, waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar de mate van belasting van het milieu. Op basis van milieuaspecten zijn de bedrijven ingedeeld in een categorie of klasse. Hiertoe zijn de aspecten geur, stof, geluid en gevaar kwantitatief beoordeeld, wat zich weerspiegelt in een afstand van het bedrijf tot aaneengesloten woonbebouwing, die gewenst is om hinder uit te sluiten of althans tot een aanvaardbaar niveau te beperken. De lijst bevat een indeling in categorieën van bedrijven van zeer licht (categorie 1) tot zeer zwaar (categorie 5 en 6).
In de binnenstad bevinden zich geen bedrijven. Het is echter door middel van een vrijstellingsbevoegdheid wel mogelijk om een aan huis gebonden bedrijf, als genoemd in categorie 1 van de in de voorschriften opgenomen lijst van bedrijven, te kunnen realiseren. Dergelijke bedrijven mogen op een afstand van 10 meter van woonbebouwing worden gerealiseerd. De lijst is als bijlage bij de regels toegevoegd.
2.6.4 Bodemonderzoek
Vanwege het feit, dat het bestemmingsplan geen nieuwe bouwmogelijkheden biedt, behoeft geen onderzoek te worden verricht naar de aanwezigheid van bodem- of grondwaterverontreiniging.
2.7 Water
De watertoets - zoals deze in het kader van ruimtelijke plannen dient te worden uitgevoerd - is het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets wordt uitgevoerd binnen de bestaande wet- en regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en water. De watertoets vormt de verbindende schakel tussen het waterbeheer en de ruimtelijke ordening. In dit kader worden dan ook alle relevante waterhuishoudkundige aspecten meegenomen in het onderhavige plan.
Het plangebied valt binnen de grenzen van het beheergebied van Waterschap Veluwe. Het waterschap zorgt voor veilige dijken, een juiste waterstand en schoon oppervlaktewater. Dit wordt integraal waterbeheer genoemd. Integraal waterbeheer richt zich op het beheer, herstel en ontwikkeling van duurzame watersystemen, rekening houdend met ruimtelijke ordening, milieu, natuur en landschap. Het waterhuishoudkundig systeem bestaat uit het samenhangend geheel van grond- en oppervlaktewater, inclusief oeverzones, waterbodems en de technische infrastructuur.
Het waterschap is om een preadvies gevraagd in het kader van de watertoets. In dit preadvies merkt het waterschap op dat de waterkering duidelijk op de plankaart moet worden aangegeven. De kruin van de waterkering (Schipperswal, Bevrijdingsweg) ligt weliswaar net buiten het plangebied; de binnenbeschermingszone ligt wel in het plangebied. Deze binnenbeschermingszone ligt aan weerszijde van de kernzone (kruin) en bedraagt 20 meter vanuit de teen van het dijklichaam. Deze zone en de activiteiten, die daar plaatsvinden zijn van zeer groot belang voor het waterkerend vermogen van de waterkering. Zo kan het (ver)graven, beplanten of andere (bodem)activiteiten het waterkerend vermogen van de waterkering schaden met alle gevolgen van dien. Daarnaast is deze zone noodzakelijk om eventuele toekomstige dijkverbredingen (verzwaring) mogelijk te maken en tegen zo laag mogelijk maatschappelijke kosten. Immers hoe meer bebouwing. in de zone wordt gerealiseerd, des te meer kosten gemaakt moeten worden om deze te ontzien (of te saneren) bij eventuele dijkverzwaringen.
Vanwege de functie van de waterkering en het belang van een goede (toekomstige) conditie en vorm van de waterkering is, ter bescherming van de waterkering en dubbelbestemming "Waterstaat - Waterkering" in de planregels en op de verbeelding opgenomen.
2.8 Ecologie
2.8.1 Algemeen
Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.
Soortbescherming
Op basis van de Flora- en faunawet zijn gebieden aangewezen voor de bescherming van dier- en plantensoorten. De werkingssfeer van de Flora- en faunawet is niet beperkt tot of gerelateerd aan speciaal aangewezen gebieden, maar geeft soorten overal in Nederland bescherming. Op grond van de Flora- en faunawet gelden algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten.
2.8.2 Gebiedsbescherming
Gebiedsbescherming
Vanuit de Europese Unie is beleid geformuleerd ten aanzien van de bescherming en ontwikkeling van natuur en soorten in het kader van de totstandbrenging van de samenhangende Europese Ecologische Hoofdstructuur; "Natura 2000". Eén van de regelingen, die deze ecologische hoofdstructuur tot stand dient te brengen, is de Vogelrichtlijn. De doelstelling van de richtlijn is bescherming van en het bieden van ontwikkelingsmogelijkheden voor zeldzame en bedreigde vogelsoorten.
De Vogelrichtlijn bevat een bijlage met zeldzame broed- en trekvogels, die voorkomen in internationaal belangrijke (water)gebieden. Op basis van deze bijlage is onderzocht welke gebieden van belang zijn voor deze soorten. In Nederland heeft dit geleid tot de aanwijzing van in totaal 79 speciale beschermingszones (sbz's). Het plangebied grenst aan het vogelrichtlijngebied "IJssel" (uiterwaarden) en ligt op een afstand van circa 1 kilometer van het vogel- en habitatrichtlijngebied de "Veluwe".
De IJssel (uiterwaarden) en de Veluwe zijn onderdeel van de Ecologisch Hoofdstructuur en zijn tevens aangewezen als Natura 2000-gebied vanwege de aanwezigheid van diverse kwalificerende vogelsoorten. Kwalificerende vogelsoorten van de de IJssel zijn: Kwartelkoning, Reuzenstern, IJsvogel en de Wilde Zwaan. De Veluwe kwalificeert zich door het voorkomen van onder andere de (broed)vogelsoorten: Wespendief, IJsvogel, Zwarte specht, Boomleeuwerik en de Grauwe klauwier.
Passende beoordeling
Algemeen
Het voorliggende bestemmingsplan is een consoliderend plan. De bestaande functies en het grondgebruik blijven gehandhaafd en hierdoor vindt er geen functieverandering plaats. Het bestaande gebruik van de bebouwing en de gronden kan op de huidige wijze worden voortgezet. De bestaande beplanting blijft ook gehandhaafd. De Vogelrichtlijn gaat er van uit, dat bestaande functies de ornithologische waarden niet in de weg staan.
Sbz de IJssel
Het plangebied ligt in de stedelijke structuur van Hattem en wordt omgeven door bestaande bebouwing. Binnen het plangebied doen zich geen nieuwe ontwikkelingen voor. Tussen het plangebied en de sbz bevindt zich de winterdijk. Naast een beschermende functie heeft de dijk ook een geluiddempende werking. Verstoringgevoelige binnendijkse activiteiten zijn hierdoor minder hinderlijk voor de aldaar buitendijks voorkomende vogelsoorten. Daarnaast liggen de uiterwaarden- in vergelijking met de binnendijks gelegen gronden- lager, wat eveneens voor minder verstoring zorgt. De hier voorkomende kwalificerende vogelsoorten hechten veel waarde aan open (waterrijke) gebieden.
Gezien het voorkomen van de al aanwezige bebouwing, de opgaande beplanting en slechte biotoopeisen in het plangebied maken de (kwalificerende) vogelsoorten hier geen gebruik van.
Sbz de Veluwe
Veel van de in deze sbz voorkomende kwalificerende vogelsoorten (onder andere de Wespendief en Zwarte specht) zijn typische bosvogelsoorten, die de voorkeur geven aan een rustige omgeving. Deze soorten komen dieper in het bos voor. De Grauwe klauwier en de Boom-leeuwerik hebben hun biotopen voornamelijk aan de randen van structuurrijke (overgaande) vegetaties, bijvoorbeeld in de nabijheid van (schrale) heidevelden.
Uit het voorgaande kan worden geconcludeerd, dat het onderhavige bestemmingsplan de natuurlijke kenmerken en de bijbehorende kwalificerende vogelsoorten van de sbz's de IJssel en de Veluwe niet aantasten.
2.8.3 Habitatrichtlijn
Naast de Vogelrichtlijn is ook de Habitatrichtlijn van groot belang voor de totstandkoming van de Europese Ecologische Hoofdstructuur. De doelstelling van de Habitatrichtlijn is de bescherming en het bieden van ontwikkelingsmogelijkheden voor zeldzame en bedreigde flora en fauna, alsmede het tot stand brengen van een samenhangende Europese ecologische hoofdstructuur: "Natura 2000". De directe bescherming berust op het verbod tot beschadiging en vernietiging van de leefomgeving (habitat) van de in het gebied voorkomende beschermde soorten. Alle thans feitelijk ecologisch belangrijke gebieden die behoren tot de nog aanwezige en in de toekomst verder uit te bouwen en te verstevigen Europese Ecologische Hoofdstructuur moeten onder de bescherming van de Vogel- en Habitatrichtlijn vallen.
De Veluwe is aangewezen als een habitatrichtlijngebied. Aangezien het onderhavige plan consoliderend van karakter is en nauwelijks ruimte biedt voor verdergaande bouwmogelijkheden, is verondersteld, dat er ten gevolge van het onderhavige plan geen verstoring van het gebied zal plaatsvinden.
2.9 Molenbiotoop
Een maalvaardige (gerestaureerde) molen en een enthousiaste molenaar alleen zijn niet voldoende om een molen te laten functioneren. Het werktuig stelt ook eisen aan zijn omgeving: er moet wind zijn om de wieken in beweging te kunnen zetten. Om dit omgevingselement aan te duiden, werd in 1973 het begrip 'molenbiotoop' geïntroduceerd. De molenbiotoop heeft betrekking op de hele omgeving van een molen, voor zover die van invloed is op het functioneren van die molen als maalwerktuig én als monument. Naast windvang dient dan ook te worden gelet op de belevingswaarde van de molen. Gebouwen en bomen kunnen de molenbiotoop aantasten. Bomen en boomgroepen veroorzaken een extra nadeel voor de windvang, omdat zij met hun bladerkroon de wind enige tijd vasthouden, waardoor er grotere turbulentie optreedt en de wind met grotere kracht en met vlagen op de molen afkomt.
Een tweede aspect van de molenbiotoop heeft te maken met de belevingswaarde. Molens zijn een belangrijk element in het landschap en hebben vaak te maken met de ontstaansgeschiedenis van dat landschap. Omdat molens wind moesten kunnen vangen, stonden ze in een open landschap of staken ze in ieder geval boven hun omgeving uit. Die voor molens kenmerkende situatie moet zoveel mogelijk worden bewaard, willen de werktuigen volledig tot hun recht komen. Met andere woorden: molens horen in het zicht te staan. Als dat het geval is blijken molens zeer belangrijke herkenningspunten in een gebied te zijn.
In 1946 zijn voor de biotoop praktijknormen vastgelegd in de zogenaamde 1:100-regel. Deze regel houdt in dat elke 100 meter verder van de molen een obstakel 1 meter hoger mag zijn; de eerste 100 meter moet wel vrij blijven. Omdat de 1:100 regel in de bebouwde omgeving niet langer toepasbaar bleek, zijn door De Hollandsche Molen in 1982 nieuwe normen ontwikkeld. Deze zijn vastgelegd in het rapport "De inrichting van de omgeving van molens", rapport van de werkgroep Molenbiotoop van de Hollandsche Molen, vereniging tot behoud van molens in Nederland. Daarin staat aangegeven op welke manier met de molen rekening kan worden gehouden.
Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland hebben echter op 8 augustus 1996 een eigen "Uitvoeringsregeling Gelderse Molenverordening" vastgesteld. Deze uitvoeringsregeling is op 16 augustus 1996 in werking getreden. Op basis van deze regeling kan de toelaatbare hoogte van eventuele toekomstige bebouwing in de omgeving van de molen worden bepaald. De formule, genoemd in artikel 2 lid 1, van de uitvoeringsregeling dient daarbij in acht te worden genomen.
Aangezien er geen nieuwe ontwikkelingen in het voorliggende plangebied mogelijk worden gemaakt, zijn er geen gevolgen te verwachten voor de molenbiotoop.
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Algemeen
Het nationale en provinciale beleid is neergelegd in verschillende nota's betreffende de ruimtelijke ordening, alsmede in de verschillende streekplannen. Een "doorzetting" van dit beleid vindt veelal plaats in verschillende gemeentelijke en provinciale uitwerkingsnota's, beleidsplannen en bestemmingsplannen. Ook binnen de gemeente Hattem is dit het geval. Het beleid zoals dat door de hogere overheden wordt voorgestaan, is veelal van een andere schaal en aard, dan de schaal die noodzakelijk is waarop een (kleinschalig) bestemmingsplan wordt opgesteld. Ook in deze situatie is dit het geval, zodat in het kader van de opstelling van dit bestemmingsplan hierop niet nader zal worden ingegaan. In dit hoofdstuk zal wel nader ingegaan worden op het gemeentelijke beleid.
3.1.1 Archeologie
In 1992 is het Europese Verdrag van Valletta/Verdrag van Malta gesloten. Bedoeling van het verdrag is om de archeologische waarden in de bodem zoveel mogelijk te beschermen door ze in de bodem (in situ) te behouden. Het verdrag heeft in Nederland geleid tot de Wet op de archeologische monumentenzorg (WAMZ) die in 2007 van kracht is geworden.
De belangrijkste uitgangspunten van de WAMZ zijn:
- archeologische waarden moeten zo veel mogelijk in de bodem (in situ) worden bewaard;
- archeologie moet tijdig worden meegenomen in de ruimtelijke planvorming;
- de veroorzaker betaalt de kosten van archeologisch onderzoek en noodzakelijke volwaardige opgravingen, voorzover die kosten redelijkerwijs kunnen worden toegerekend aan de verstoorder.
De gemeente dient de ruimtelijke planvorming te toetsen op archeologische waarden. Indien potentiële archeologische waarden worden verstoord, dient hier nader onderzoek naar te worden verricht.
Monumentenwet 1988
Met de WAMZ is ook de Monumentenwet 1988 gewijzigd. Deze wet is gericht op het behoud van bouwkundige monumenten, zoals gebouwen en bouwwerken, het behoud van archeologische monumenten en landschappelijke monumenten en de bescherming van beschermde stads- en dorpsgezichten.
In de wet wordt tevens de aanwijzing van archeologische monumenten geregeld. De wet bepaalt daarnaast dat archeologisch waardevolle terreinen op een herkenbare manier in het plan worden vastgelegd. In dit plan is dat gedaan door middel van de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie".
In het plangebied komen archeologische monumenten voor. De monumenten met de status rijksmonument vallen onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OC&W). Een lijst met monumenten is weergegeven in de bijlage: Monumentenlijst.
Gemeentelijke monumenten
Er zijn ook gemeentelijke monumenten in Nederland, deze hebben geen nationale betekenis, maar zijn wel van belang voor een gemeente of regio.
Door nieuwe ontwikkelingen en bodemverstorende activiteiten die hiermee gepaard gaan, kunnen eventuele archeologische waarden in de bodem verloren gaan. Voordat er ontwikkelingen in de binnenstad plaatsvinden moet daarom de Waarderingskaart Hattem worden geraadpleegd en indien nodig archeologisch onderzoek worden gedaan.
Omdat dit plan conserverend van aard is en geen nieuwe bouwmogelijkheden geeft, is een onderzoek in dit kader niet nodig. Een lijst met monumenten is weergegeven in de bijlage: Monumentenlijst.
3.2 Gemeentelijk Beleid
3.2.1 Distributie planologisch onderzoek
BRO, adviseurs in ruimtelijke ordening, economie en milieu heeft in februari 2000 een distributie planologisch onderzoek verricht naar de dagelijkse artikelensector. Uit dat onderzoek blijkt dat het detailhandelsaanbod in Hattem lager ligt dan gemiddeld in plaatsen met 10.000 tot 15.000 inwoners wordt aangetroffen. Lokale omstandigheden, de ontstaansgeschiedenis van plaatsen en concurrerend aanbod in de eigen gemeente of directe omgeving (Wezep, Zwolle, Heerde/Wapenveld), zijn echter van invloed op dergelijke cijfers.
Hattem is een kleine kern met een historisch centrum. Naar aantal winkels bezien is het dagelijkse artikelenaanbod (levensmiddelenspeciaalzaken) sterk geconcentreerd in dit centrum. De supermarkten bevinden zich buiten het historische centrum.
Het inwoneraantal van Hattem, en daarmee het draagvlak voor voorzieningen, zal naar verwachting de komende jaren stabiliseren of licht afnemen. met uitzondering van Zwolle, vindt in de omliggende gemeenten evenmin een sterke groei van het inwoneraantal plaats.
De vloerproductiviteit ligt in Hattem boven het gemiddelde, dat gezien de aard, omvang en kwaliteit van het aanbod in Hattem nodig is voor rendabel economisch functioneren van de winkels in de dagelijkse artikelensfeer.
Puur cijfermatig gezien is uitbreiding van de dagelijkse artikelensector in Hattem mogelijk. De consument is in het algemeen gebaat bij een compleet aanbod aan dagelijkse artikelen op korte afstand van de woning. Landelijk gezien verdringen supermarkten in toenemende mate de versspeciaalzaken. Echter uitbreiding van het supermarktenaanbod buiten de binnenstad zal naar verwachting niet leiden tot een aantasting van de verzorgingsstructuur.
Zowel uit kwantitatief als kwalitatief oogpunt kan uit het onderzoek geconcludeerd worden dat uitbreiding van de dagelijkse artikelsector in Hattem haalbaar en gewenst is. Dit wordt door een flexibele juridische regeling in het bestemmingsplan op een eenvoudige wijze mogelijk gemaakt. Binnen het centrumgebied wordt onderlinge uitwisseling van functies zonder meer mogelijk gemaakt.
3.2.2 Economische beleidsnota
De economische positie van de gemeente Hattem wordt bepaald door de toeristisch recreatieve potenties van de oude Hanzestad en de aanwezigheid van (verschillende grotere) productie- en handelsbedrijven. Er is sprake van een positieve ontwikkeling van de werkgelegenheid, onder meer in de zakelijke dienstverlening. In het kader van het streekplan Gelderland heeft de gemeente een opvangfunctie voor de eigen bedrijven.
De gemeente Hattem heeft door BRO-adviseurs een economische beleidsnota laten opstellen.
De nota bouwt voort op de reeds vastgestelde deelnota's voor de detailhandelsontwikkeling en toerisme en recreatie. De doelstelling van het gemeentelijk economisch beleid is:
Versterken van het economisch draagvlak en de werkgelegenheid in Hattem door het aanbieden van een duurzaam vestigingsklimaat en wel zodanig dat onder meer:
- de bedrijven in Hattem voldoende fysieke ruimte wordt geboden om te kunnen groeien met minimaal 300 arbeidsplaatsen;
- dat er een duurzame samenwerking tot stand komt tussen het Hattemse bedrijfsleven en de gemeente Hattem.
Voor het behouden van voldoende bedrijven en extra arbeidsplaatsen tussen 1998 en 2010 is ingezet op:
- detailhandel, recreatie en toerisme: 65 arbeidsplaatsen extra;
- industrie, distributie en handel: 210 arbeidsplaatsen extra;
- zakelijke diensten: 55 arbeidsplaatsen extra.
Het creëren van een duurzaam vestigingsklimaat is niet alleen de zaak van de gemeente alleen en in nauw overleg met de Hattemse bedrijven zijn de actiepunten van de nota bezien.
In het voorliggende bestemmingsplan wordt in het centrumgebied een mix aan functies toegestaan, waaronder zakelijke dienstverlening al dan niet met een baliefunctie. Hierdoor is een vrije uitwisseling tussen de functies, indien wenselijk, mogelijk.
3.2.3 Verkeersstructuur binnestad Hattem
Huidige situatie
Op een groot aantal wegen in het centrum van Hattem is in de huidige situatie een eenrichtingsregime van toepassing. Het instellen van eenrichtingsverkeer is in veel gevallen noodzakelijk, omdat de profielbreedte in de historische binnenstad zich niet of nauwelijks leent voor (gemotoriseerd) verkeer in twee richtingen. In figuur 1 is de verkeerscirculatie zoals die momenteel in het centrumgebied van toepassing is weergegeven. Het fietsverkeer (en uiteraard voetgangers) is uitgezonderd van de verplichte rijrichting.
Het centrumgebied kan via drie toegangen worden bereikt. De oorspronkelijke vierde toegang van het centrum, de Dijkpoort, is niet meer te gebruiken door het gemotoriseerde verkeer. Aan de westzijde kan het centrumgebied via de Dorpsweg worden benaderd, aan de zuidzijde via de Stadslaan en aan de oostzijde via de Ridderstraat.
Het gemotoriseerde verkeer dat het centrumgebied via de Dorpsweg nadert wordt binnen de grachten vervolgens afgewikkeld via de Noordwal of Zuidwal. Verkeer via de Noordwal rijdt aan de noordzijde langs het centrum en kan alleen doorrijden naar de Geldersedijk. Er zijn (nagenoeg) geen mogelijkheden met de auto vanaf de Noordwal het centrum van Hattem in te komen. Verkeer dat gebruik maakt van de Zuidwal kan de route vervolgen via de Koestraat en kan het centrum via de route Kerkhofstraat Ridderstraat aan de oostzijde weer verlaten of terugkeren in westelijke richting via de Kerkstraat of de Achterstraat. Vanuit westelijke richting is het ook mogelijk om buiten de grachten om het centrum heen te rijden via de Kleine Gracht of de Grote Gracht. Deze wegen lenen zich echter niet voor het afwikkelen van veel (centrum) verkeer.
Het gemotoriseerde verkeer dat het centrumgebied vanuit het zuiden nadert wordt via de Koestraat of de Zuidwal afgewikkeld. Verkeer dat de Koestraat inrijdt kan het centrum aan de oostzijde weer verlaten via de route Kerkhofstraat - Ridderstraat of weer via de Achterstraat of de Kerkstraat in westelijke richting gaan. Het gemotoriseerde verkeer dat vanaf de Ridderstraat het centrum inrijdt kan alleen via de rechtdoorgaande route (Achterstaat) het centrumgebied weer verlaten.
Parkeersituatie
Binnen het centrumgebied van Hattem is voor het overgrote deel een parkeerschijfzone van toepassing (zie figuur 2, blauwe gebied). De maximale parkeerduur binnen de parkeerschijfzone bedraagt over het algemeen 1 uur. Alleen bij de BONI supermarkt net buiten de grachten en in de parkeergarage Tinneplein is dit 2 uur. De tijdsduurbeperking is van kracht op maandag t/m zaterdag van 9:00 uur tot 18:00 uur en op vrijdag van 18:00 uur tot 21:00 uur. Een parkeerschijfzone impliceert een parkeerverbodszone. Met andere woorden er mag alleen in de aangegeven vakken worden geparkeerd en/of op locaties die zijn voorzien van een blauwe lijn. Daarnaast komt een parkeerverbod buiten de aangegeven vakken ook voort uit het feit dat het centrum van Hattem een erfgebied is. In een erfgebied mag eveneens uitsluitend worden geparkeerd in met een P aangegeven vakken.
Naast de parkeerduurbeperkte parkeerplaatsen is er binnen het centrumgebied een aantal locaties die van de parkeerduurbeperking zijn uitgezonderd, maar zich wel binnen de parkeerschijfzone bevinden (bijvoorbeeld Adelaarshoek). Op deze locaties zijn vakken aangegeven met witte belijning. Daarnaast is er sprake van vrij parkeren buiten de parkeerschijfzone op de Kleine Gracht en de Grote Gracht. Iets verder buiten het centrum zijn ook diverse vrij parkeermogelijkheden beschikbaar (bijvoorbeeld bij de Jachthaven en De Bleek).
De totale parkeercapaciteit van het gebied binnen de grachten bedraagt 276 parkeerplaatsen. In bijlage 1 is een afbeelding opgenomen waarop de exacte ligging van de parkeervoorzieningen is terug te vinden, inclusief een korte beschrijving. 184 parkeerplaatsen liggen binnen de parkeerschijfzone, waarvan op 155 plaatsen een parkeerduurbeperking van kracht is. Daarnaast zijn er nog 92 parkeerplaatsen op eigen terrein.
3.2.4 Gemeentelijk Verkeersveiligheidsplan Hattem
In het GVVP wordt de subjectieve en objectieve verkeersveiligheid beschreven. Opgemerkt wordt dat de verkeersonveiligheid niet door middel van een bestemmingsplan kan worden gereguleerd of verminderd. Het bestemmingsplan is het juridische kader waarbinnen allerlei werkzaamheden die de verkeers(on)veiligheid kunnen beïnvloeden, zoals instellen éénrichtingsverkeer, wegversmalling, wijzigen in het wegbeloop, inrichting straatprofielen en dergelijke kunnen worden uitgevoerd.
Het uitvoeren van bovengenoemde werkzaamheden is bestemmingsplanmatig geregeld in de bestemming "Verkeer", die in dit plan is opgenomen, echter de plannen tot uitvoering zijn gebonden aan andere wetgeving of besluitvorming dan een bestemmingsplan.
3.3 Toekomstperspectief Voor De Binnenstad Van Hattem
Zoals in de inleiding van deze toelichting is beschreven, is vooruitlopend op de opstelling van het voorliggende bestemmingsplan het "toekomstperspectief voor de binnenstad" ontwikkeld. Dit toekomstperspectief diende bouwstenen te bevatten voor het bestemmingsplan voor de binnenstad van Hattemen mogelijk ook voor een eventuele centrumvisie.
Het toekomstperspectief voor de binnenstad van Hattem is een resultante van een proces waarbij bewoners, ondernemers, belangenverenigingen en andere Hattemers alsmede de gemeente Hattem (ambtelijk en bestuurlijk) zijn betrokken.
Om een zo breed mogelijk gedragen visie te kunnen ontwikkelen heeft de gemeente in het voorjaar van 2005 een meedenkavond georganiseerd voor binnenstadsbewoners, ondernemers, en andere "gebruikers" van de binnenstad.
De resultaten van de meedenkavond zijn verwerkt in het "toekomstperspectief".
Verder is er een overzicht van de knelpunten, ideeën en wensen van de deelnemers opgenomen. Dit alles is weer besproken in een drietal bijeenkomsten in 2006 en 2007. Opgemerkt wordt dat ook de Kamer van Koophandel heeft geparticipeerd in deze bijeenkomsten.
Het "toekomstperspectief" is verder aangevuld met de resultaten van het parkeeronderzoek, dat in de zomer van 2005 is uitgevoerd en met de evaluatie van de afsluiting van een deel van de binnenstad voor het autoverkeer (zomer van 2006).
In het "toekomstperspectief" is een groot aantal wensen en suggesties vermeld, die niet (direct) betrekking hebben op zaken, die in een bestemmingsplan geregeld kunnen worden.
Dit zijn bijvoorbeeld:
- het type winkel;
- de ontwikkeling van een hotel of pension;
- de kwaliteit van reclame-uitingen;
- de kwaliteit van het groen, openbare ruimte en verlichting;
- de verkeersveligheid;
- het parkeerbeleid (betaald, lang, kort en zones).
Aspecten die wel geregeld kunnen worden in het bestemmingsplan zijn de volgende:
- het toekennen dan wel mogelijk maken van functies op bepaalde locaties;
- ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan voor de binnenstad zal de ontmoetingszone/het centrumgebied heroverwogen worden;
- hiermee samenhangend kan de uitwisselbaarheid van de functies detailhandel, horeca, kantoren et cetera worden afgestemd op het gewenste karakter van de straten in de binnenstad;
- er leeft de wens om bepaalde gebieden in de binnenstad voor een verdere versterking van het museale karakter in aanmerking te laten komen. Een en ander kan in de planregels en/of op de plankaart (verbeelding) worden opgenomen;
- met betrekking tot de herinrichtingsaspecten die uit de visie naar voren zijn gekomen (bijvoorbeeld de herinrichting van het profiel Geldersedijk/Nieuwe weg) is het zaak dat de begrenzing van het bestemmingsplan "Binnenstad" daarmee (op voorhand) wordt afgestemd om eventuele extra planologische werkzaamheden in de toekomst te voorkomen. Inmiddels is het project "Hattem aan de IJssel" opgesteld. Hierbij wordt opgemerkt, dat inmiddels voor die werkzaamheden, die niet op basis van het "oude" bestemmingsplan "Binnenstad" uitgevoerd kunnen worden een apart bestemmingsplan "Voermanplein" is opgesteld;
- het is zaak om de juridisch planologische planregels zodanig op te stellen en te redigeren, dat zoveel als mogelijk bovengenoemde aspecten (waar nodig) worden vermeld teneinde van begin af aan zo compleet mogelijk te zijn;
- er zijn elementen in de binnenstadsvisie genoemd, die niet noodzakelijkerwijs in een juridisch kader gegoten behoeven te worden. Dan is het wel een goede zaak om in de toelichting op het bestemmingsplan hiervoor ruimte in te bouwen. Ook beleidsmatige aspecten kunnen zo vroegtijdig gecommuniceerd worden.
In de planregels en op de verbeelding, alsmede in deze toelichting, is terdege rekening gehouden met bovengenoemde zaken. Het voert hier te ver om op elk aspect gedetailleerd in te gaan. Gesteld kan worden dat het "toekomstperspectief" een waardevolle inbreng heeft gehad in de voorliggende bestemmingsplanopzet.
Hoofdstuk 4 Cultuurhistorie
4.1 Algemeen
Het Rijk heeft in 1972 het centrum van Hattem aangewezen als beschermd stadsgezicht. In het bestemmingsplan voor de binnenstad van Hattem, vastgesteld in 1980, is rekening gehouden met deze aanwijzing.
Als waardevol voor de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht wordt onder meer genoemd:
- het historische karakter van het stadsbeeld als geheel;
- het groot aantal monumenten;
- de gaaf bewaard gebleven schaal van de bebouwing en de variatie daarbinnen;
- de duidelijk beleefbare hoogteverschillen.
In het vigerende bestemmingsplan voor de binnenstad zijn geveltekeningen opgenomen, waarbij onder meer per pand is aangegeven of het beeldbepalend, beeldondersteunend of beeldverstorend is. Dit bepaalt de (ver)bouwmogelijkheden. Ook goothoogte en panddiepte is vastgelegd. De bouwmassa's zijn min of meer gefixeerd.
In 2009 heeft het Gelders Genootschap opdracht van de gemeente Hattem gekregen om een adviesrapport te vervaardigen ten aanzien van het opnemen van het beschermde stadsgezicht in het bestemmingsplan "Binnenstad".
Dit rapport "Cultuurhistorisch advies Beschermd Stads Gezicht Hattem" is in december 2009 afgerond.
In het rapport is een beknopte ontwikkelinggeschiedenis weergegeven, zijn de huidige ruimtelijke karakteristieken beschreven en zijn bouwstenen geformuleerd die gebruikt kunnen worden bij het aanpassen (herzien) van het vigerende bestemmingsplan.
Voor de volledigheid wordt verwezen naar het rapport in Bijlage 4 Cultuurhistorischadvies Beschermd Stadsgezicht Hattem. In het vervolg van dit hoofdstuk wordt onder meer ingegaan op een aantal relevante aspecten vanuit dit rapport, direct van belang voor het bestemmingsplan.
4.2 Cultuurhistorisch Adviesrapport
4.2.1 Algemeen
In het rapport worden de cultuurhistorische kwaliteiten van de stad Hattem, binnen de vesting, beschreven en zodanig geordend, dat het mogelijk is om te komen tot een beschermend bestemmingsplan, dat recht doet aan de historische kwaliteiten.
Onderkend wordt, dat er een spanning bestaat tussen oud (cultuurhistorische waarden) en nieuw (stimuleren van gewenste ruimtelijke ontwikkelingen). Deze moeten inzichtelijk gemaakt worden door de juiste opstelling. Alleen met de juiste opstelling en helder inzicht kunnen de juiste keuzes tussen behoud en ontwikkeling gemaakt worden.
4.2.2 De Stad
Hattem kent een vrij eenduidige, heldere opzet; drie deelgebieden zijn te onderscheiden, de stad buiten de muur, de stad binnen de muur en het kasteelterrein/Tinneplein.
Ten behoeve van het centrum is het noodzakelijk om een verdere verfijning/uitwerking aan te brengen.
- a. het hart van het centrum;
- b. de randen van het centrum;
- c. de vestingwerken.
De volgende kenmerken zijn aanwezig:
Ad a.
Gesloten gevelwanden, hoge bebouwing vergeleken met de omgeving. Grotendeels met de nokrichting haaks op de straat. In het oostelijke deel ook nokrichting parallel aan de straat. Ook nog enkele pakhuisachtigen volumes, enigszins met bedrijvigheid.
Ad b.
Veelal komt aan de randen lagere bebouwing voor, verder ook nog open gebieden. De randen vormen de geleidelijke overgang tussen de groene vestingwerken en de stenen stad.
Ad c.
De vestingwerken - combinatie van gracht, wal, stadsmuren en bruggen - zijn in feite nog maar een restant van wat ze ooit waren. Ter hoogte van de Schipperswal volledig onherkenbaar.
Als verdedigingswerk de functie verloren, hebben ze een nieuwe functie: vertier en verpozing, door de aanwezigheid van groen. De vestingwerken zorgden ervoor, dat de 20ste eeuwse uitbreidingen op afstand werden gehouden.
De vestingstad is als eenheid daardoor goed herkenbaar gebleven.
4.2.3 Bouwstenen voor de cultuurhistorische paragraaf (in het bestemmingsplan)
- A. Algemeen
In het adviesrapport is aangegeven, dat bij het opstellen van ruimtelijke plannen - zoals dit bestemmingsplan - het historisch karakter als uitgangspunt of vertrekpunt gebruikt moet worden, maar niet als doel mag worden gebruikt.
Zolang moderne ingrepen zich maar goed voegen in dit historische karakter en ruimtelijke kwaliteit toevoegen aan de omgeving zijn deze zeer wel mogelijk.
Zoals eerder vermeld in deze toelichting zijn in het vigerende bestemmingsplan geveltekening opgenomen die per pand de (ver)bouwmogelijkheden bepalen. In de afgelopen decennia hebben deze geveltekeningen zeer wel gefunctioneerd in het kader van de bouwvergunningverlening. Dit heeft geleid tot de situatie (qua architectuur) zoals die, begin 2010, zich manifesteert.
In het kader van dit bestemmingsplan is geconcludeerd, dat het nu opnemen van geveltekeningen niet direct noodzakelijk is.
Voorwaarde is wel dat het historische karakter van de stad juridisch planologisch voldoende wordt gewaarborgd - dit karakter is immers het vertrekpunt - en dat toekomstige ontwikkelingen kwaliteit toevoegen aan de omgeving. In het vervolg wordt hier nader op ingegaan. Daarbij is gebruik gemaakt van het cultuurhistorisch rapport.
B. Principes
Bij het uitwerken van de bouwstenen ten behoeve de planopzet (planregeling en verbeelding) zijn enkele hoofduitgangspunten van belang. Hoewel deze niet alle direct in het bestemmingsplan "geregeld" kunnen worden zijn ze toch van belang bij het "zicht" op de binnenstad.
- De vesting dient visueel gescheiden van de rest van de stad gehouden te worden. Goed omgaan met de vestingwerken zelf biedt hiertoe uitstekende handvatten.
Concreet betekent dit, dat de bestaande situatie, die genoemde scheiding laat zien geregeld moet worden in het bestemmingsplan. De nu onbebouwde ruimten (groen/tuinen/water) dienen onbebouwd te blijven.
- De verticaliteit in de stad, die het gevolg is van de hiërarchische opbouw, moet gerespecteerd worden.
Concreet betekent dit dat door middel van de planregeling, die de bestaande situatie adequaat regelt de hiërarchische opbouw wordt bewaard.
- Van "buiten" naar "binnen" moeten de bestaande doorkijkjes met behulp van de bestaande/overgebleven "openingen" in de buitenste gevelwand gewaarborgd worden.
Concreet betekent dit, dat door middel van het vastleggen van de bestaande bebouwing door vrij strakke bebouwingsgrenzen de bestaande doorkijkjes gehandhaafd kunnen worden. Het "dicht"bouwen wordt tegengegaan.
- Vanuit de vesting moet de hoogteligging ten opzichte van het omliggende gebied zichtbaar blijven.
Concreet heeft dit voor het bestemmingsplan geen specifieke gevolgen. Het is zaak om bij inrichtingsaspecten (groen, bomen, aard van het talud) te zorgen, dat het beeld - de zichtbare hoogteligging - in stand blijft.
C. Bouwstenen / uitwerking in bestemmingsplan
In de rapportage "Cultuurhistorisch advies" BSG Hattem zijn verder bouwstenen genoemd voor de cultuurhistorische paragraaf. Voor een volledig overzicht wordt verwezen naar de bijlage. In dit onderdeel wordt ingegaan op de aspecten die genoemd zijn, die direct toepasbaar zijn in het onderhavige bestemmingsplan (verbeelding, toelichting en planregels), waarbij opgemerkt wordt dat het niet zo is, dat alle bouwstenen die vermeld zijn en die niet in het bestemmingsplan een uitwerking/vervolg krijgen niet waardevol zouden zijn. Dit komt met name omdat het bestemmingsplan geen uitvoeringsplan, maar een beheersplan is, waardoor sommige bouwstenen niet toegepast kunnen worden.
Vesting
Hiërarchische opbouw komt tot uiting in verticaliteit. Het profiel van de stad moet gehandhaafd blijven, met de kerk als richtpunt. Variatie blijft nodig om een zekere speelsheid te houden.
Uitwerking: De bestaande hoogte-opbouw van de bebouwing is uitgangspunt in de planregeling. De variatie wordt door hoogte-accenten (bestaand) in de meer lage delen bewerkstelligd.
Van buiten de gracht moeten hier en daar doorzichten blijven op het centrum. Binnenterreinen worden niet verborgen.
Uitwerking: De bestaande situatie - met doorzichten - blijft gehandhaafd. Er vinden op basis van dit plan geen bouwactiviteiten plaats, die dit zouden frustreren. Ook de bestaande binnenterreinen behouden hun zichtbaarheid.
Handhaaf Herkenbare percelering
Uitwerking: In de planregels wordt de bestaande situatie, met de cultuurhistorisch waardevolle, karakteristieke percelering gewaarborgd. Ook bij toekomstige bouwactiviteiten (herstructurering, "opknappen" van bestaande panden) dient een fijnmazige percelering behouden te blijven.
Handhaaf en versterk de ruimtelijke kwaliteit met goed kwaliteitsbeleid. Besteed aandacht aan de voor de stad belangrijke vijfde gevel: het daklandschap.
Uitwerking: De bestaande situatie is in principe uitgangspunt; dit wordt in de planregels vastgelegd. Daarnaast wordt verwezen naar Bijlage 5 "kappen" die de bestaande situatie weergeeft.
In dit kader wordt ook gewezen op de huidige bouwplanbeoordeling; een en ander komt in de volgende paragraaf aan de orde.
Centrumgebied
De nokinrichting dient zoveel mogelijk aan te sluiten op de bestaande situatie:
Uitwerking: In planregels en deze toelichting is het kappenplan in principe uitgangspunt.
Handhaaf de bestaande percelering: aangrenzende panden dienen niet aan te sluiten op dezelfde goothoogte.
Uitwerking: De bestaande percelering is in principe uitgangspunt en wordt in de planregels vastgelegd. De hoogtes worden op de verbeelding weergegeven.
Laat aangrenzende bebouwing een duidelijk individuele uitstraling hebben.
Uitwerking: Een en ander wordt in de planregels benoemd.
Gebruik vaste rooilijn.
Uitwerking: Op de verbeelding wordt de bestaande bebouwing "strak" omlijnd door een vaste rooilijn.
Randen van het centrum
Handhaaf open gebieden als cultuurhistorisch overblijfsel. Deze bieden doorzicht op het centrum.
Uitwerking: Waar nu nog open gebieden zijn worden deze op de verbeelding vastgelegd.
Laat goten en nokken lager liggen dan in het centrum, waardoor de "stapeling" van dakvlakken duidelijk beleefbaar is.
Uitwerking: In de huidige situatie is een en ander zichtbaar geworden en wordt dit beleefd. De huidige situatie is uitgangspunt. Dat betekent ook, dat hier en daar, waar nu al hoge panden aanwezig zijn, deze gehandhaafd kunnen blijven.
Tinneplein e.o.
De huidige situatie wordt qua bebouwing gehandhaafd en vastgelegd in het bestemmingsplan. De bestemmingsregeling is zodanig, dat aanpassing/wijziging van de inrichtingssituatie mogelijk is.
Vestingwerken
Voor de vestingwerken moet uitgegaan worden van een streng conserverend regime.
Uitwerking: De huidige situatie wordt vastgelegd in planregels en op de verbeelding en daardoor is de bestaande situatie adequaat geregeld.
4.3 Werkwijze Planbeoordeling
In de binnenstad van Hattem is een groot aantal rijks- en gemeentelijke monumenten aanwezig. Dit betekent, dat de beeldkwaliteit van deze panden in het verleden en in de toekomst voldoende is en zal worden gewaarborgd, omdat de (eventuele) bouwplannen om wijzigingen/aanpassingen aan (en in) deze panden aan te brengen uiterst zorgvuldig beoordeeld moeten worden.
Voorts is het zo, dat de historische stadskern van Hattem in de Welstandsnota Hattem een gebied is waarvoor "Welstandsniveau 1" van toepassing is. Dit betekent dat een zware welstandsbeoordeling aan de orde is. In de Welstandsnota is een aantal beoordelingscriteria opgenomen die gehanteerd worden bij de bouwplanbeoordeling. Deze zijn in de Bijlage Beoordelingscriteria Welstandsnota opgenomen. De bouwplannen, die in de binnenstad aan de orde zijn worden bovendien in de commissie Ruimtelijke Kwaliteit aan de orde gesteld. In het voorliggende bestemmingsplan zijn in de planregels en in deze toelichting handvatten opgenomen, die verder dienst doen bij de planbeoordeling.
Hoofdstuk 5 Het Plan
5.1 Algemeen
Met het voorliggende bestemmingsplan wordt beoogd kaders aan te geven voor de toekomstige ontwikkelingen van de binnenstad van Hattem. Aan de ene kant is het bestemmingsplan conserverend van aard ten aanzien van de karakteristiek te achten bebouwing. Aan de andere kant wordt in het bestemmingsplan een bepaalde mate van functieuitwisseling mogelijk gemaakt. In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat het huidige gebruik van de gronden en opstallen de basis heeft gevormd voor dit plan.
5.2 Centrum
Zoals in Hoofdstuk 3 Beleid uiteengezet is, is een aantal factoren zoals de bevolkingsomvang, de detailhandelsbestedingen en dergelijke van invloed op het functioneren van de voorzieningen. Door de veelheid van factoren, die van invloed zijn op dat functioneren moet het een ondoenlijke zaak worden geacht de behoefte aan een bepaalde voorziening exact te kwantificeren. Wel bestaat de mogelijkheid om omstandigheden te creëren waarin voor de ondernemer een aantrekkelijk vestigingsklimaat ontstaat en ook aan de bewoner/bezoeker een aantrekkelijk milieu wordt geboden. Om dit te bereiken is voor het als centrumgebied aan te merken deel van de stad gekozen voor een bestemming "Centrum". Dit betreft de Kerkstraat, Kruisstraat, Ridderstraat en deel van de Achterstraat. Omdat van een relatief compact centrumgebied een grote aantrekkingskracht uitgaat, is niet de gehele Achterstraat in dit gebied opgenomen. Weliswaar bevinden zich ook buiten het centrumgebied nog winkels, maar gesteld kan worden, dat in de genoemde straten een duidelijke concentratie van winkelvestigingen aanwezig is. Om te voorkomen, dat de beschikbare distributieve ruimte te veel versnipperd wordt, is gekozen voor het strategisch inzetten van de ontwikkelingsmogelijkheden.
Binnen de bestemming "Centrum" is de mogelijkheid geboden voor de vestiging van detailhandel, zakelijke dienstverlening al dan niet met een baliefunctie, horeca (met categorietoekenning), maatschappelijke doeleinden en wonen op de verdieping. Met de toekenning van deze bestemming kan worden bereikt dat:
- a. een functionele afbakening van het centrumgebied ontstaat;
- b. een aantrekkelijk klimaat kan ontstaan voor voorzieningen die in de binnenstad thuishoren;
- c. op voorhand een vestigingsmogelijkheid wordt geboden voor eventuele nieuwe ontwikkelingen;
- d. er een aaneengesloten gebied kan ontstaan, waardoor het ruimtelijk beeld (identiteit) van de binnenstad versterkt wordt;
- e. er de nodige flexibiliteit ontstaat met betrekking tot het situeren van de genoemde functies binnen het gebied met deze bestemming.
De winkels, die buiten het centrumgebied gesitueerd zijn, zijn positief bestemd tot "Detailhandel", waardoor een voortzetting van de functie gewaarborgd is.
De woonfunctie draagt bij aan een aantrekkelijk binnenstadsmilieu, en om die reden is wonen (op de verdiepingen) binnen deze bestemming eveneens toegestaan.
5.3 Horeca
Ten aanzien van de vestiging van horecabedrijven kan worden opgemerkt dat de aanwezigheid van bepaalde soorten horeca bezwaren kan opleveren. Een nadere afweging of nadere voorwaarden alvorens tot nieuwvestiging of verplaatsing van bepaalde vormen van horeca te kunnen komen moet dan ook redelijk worden geacht. Om een gericht beleid te kunnen voeren ten aanzien van de horecavoorzieningen, is een indeling gemaakt naar categorieën horecabedrijven (zie Bijlage 1 HorecalijstBinnenstad). Met behulp van deze indeling kan er beleidsmatig onderscheid gemaakt worden tussen de diverse vormen van horeca, waarbij de lichtste categorieën in de praktijk geen overlast opleveren en in een centrumgebied toelaatbaar worden geacht .
Buiten het centrumgebied (dus buiten de gronden met de bestemming "Centrum") is aan de gronden met de bestaande horecavoorzieningen een horecabestemming toegekend.
5.4 Wonen
Voor wat betreft de gebieden, die zijn te beschouwen als woongebied kan worden opgemerkt dat handhaving van de woonfunctie voorop staat. Daartoe zijn dan ook op de verschijningsvorm afgestemde bestemmingen toegekend.
Er is een onderscheid gemaakt voor woningen die binnen het beschermd stadsgezicht zijn gelegen en woningen die daarbuiten liggen. De woningen die buiten het beschermd stadsgezicht liggen, hebben de bestemming "Wonen" gekregen.
Voor de woningen, die in het Beschermd Stadsgezicht liggen is de bestemming "Wonen-1" opgenomen. Deze woningen hebben door hun vorm, gevelaanzicht en situering een bijzondere individuele karakteristiek, die typerend is voor een historische binnenstad en daardoor gehandhaafd moet blijven. De woningen zijn soms aaneengebouwd en soms door een smalle poort van elkaar gescheiden. Op een aantal locaties zijn de woningen ingeklemd door andere functies. De woningen staan dan weliswaar op zichzelf, maar van een vrijstaande woning is eigenlijk geen sprake. Binnen de bestemming "Wonen-1" is geen onderscheid gemaakt in het aantal woningen dat binnen de aangegeven bouwvlakken mag worden gerealiseerd. Hierdoor is een flexibele bestemming ontstaan.
Naast de woonfunctie is ook de uitoefening van een beroep aan huis een algemeen aanvaarde activiteit. Het betreft hier beroepsuitoefeningen, die door hun aard aanvaardbaar zijn binnen de woonomgeving. Nadrukkelijk word opgemerkt, dat de woonfunctie, waarop ook de bestemming is afgestemd, hoofdzaak dient te blijven.
Zoals reeds is opgemerkt, is het in principe mogelijk ook de ruimte boven andere functies voor de functie wonen te (gaan) benutten. Voor de bestaande bouw is er nauwelijks een inschatting te geven in hoeverre er dan een vermeerdering van de woningvoorraad zal plaatsvinden. In het algemeen kan gesteld worden, dat de verdieping van de aanwezige panden reeds in gebruik is voor woondoeleinden. Voor een deel is dit in de vorm van een bedrijfswoning, maar ook komen er appartementen of kamerbewoning voor. Het is moeilijk om dit te kwantificeren in nieuwe woningen.
5.5 Maatschappelijk
Ten aanzien van de maatschappelijke gebouwen zoals het gemeentehuis, de verschillende musea, kerken, molen en dergelijke kan worden gesteld, dat het handhaven van deze voorzieningen wenselijk wordt geacht. In hoeverre er in de toekomst behoefte bestaat aan een verdere uitbreiding van deze voorzieningen is moeilijk kwantificeerbaar. Er is daarvoor in het onderhavige plan dan ook geen extra ruimte gereserveerd. Echter binnen het centrumgebied is binnen de bestemming "Centrum" een flexibele uitwisselbaarheid van functies mogelijk (sociale, maatschappelijke, (para)medische, educatieve, culturele en/of religieuze doeleinden).
5.6 Kantoren
Binnen de bestemmingen "Centrum" en "Detailhandel" behoort de functie kantoor in beginsel tot de mogelijkheden, met dien verstande dat een kantoor alleen op de verdieping is toegestaan. Op een aantal plekken zijn kantoren op de begande grond niet gewenst: deze panden zijn met de aanduiding 'kantoor uitgesloten' aangeduid.
Voor een gebouw aan de Nieuweweg is een kantoor als zodanig bestemd.
De woonfunctie draagt bij aan een aantrekkelijk binnenstadsmilieu, en om die reden is wonen (op de verdiepingen) binnen deze bestemming eveneens toegestaan.
5.7 De Openbare Ruimte
Een gedetailleerde bestemming van de openbare ruimte, waarbij voetpaden, parkeerplaatsen, rijwegen, bermen en dergelijke specifiek worden bestemd is te star om tegemoet te komen aan eventuele wensen tot herinrichting. Daarom dient er bestemmingsplantechnisch voor gezorgd te worden, dat het zonder het volgen van een planologische procedure mogelijk is om gedurende de looptijd van het bestemmingsplan over te gaan tot die eventuele herinrichtingen, die op dat moment als wenselijk beoordeeld worden. Er is gekozen voor één verkeersbestemming.
Overigens bestaat de openbare ruimte niet alleen uit verharde oppervlakten. Binnen het plangebied bevinden zich ook groenvoorzieningen, die een grote bijdrage leveren aan het aanzicht van de binnenstad. Het behoud van deze groenvoorzieningen dient gewaarborgd te worden door hieraan een passende groenbestemming te geven. Dat geldt met name voor de groenzone, die rond de stadsgracht ligt.
5.8 Overig
Een drietal dubbelbestemmingen is van belang:
- a. Waarde - Archeologie
Deze dubbelbestemming, regelt op basis van de Archeologische Waarderingskaart van Hattem, op welke wijze omgegaan moet worden met de archeologische verwachtingen in de bodem. De dubbelbestemming ligt over het grootste deel van het plangebied.
- b. Waarde - Cultuurhistorie
Deze dubbelbestemming omvat het gehele gebied, dat als beschermd stadsgezicht is aangemerkt. In de planregels zijn de regels en bepalingen opgenomen die het behoud van het beschermde stadsgezicht garanderen.
- c. Waterstaat - Waterkering
Deze dubbelbestemming regelt de primaire waterkering en beschermt daarmee de dijk die de stad beschermt tegen de IJssel. Deze dubbelbestemming komt voor bij de Bevrijdingsweg en de Schipperswal.
In de toelichting op de regels wordt nader ingegaan op de inhoud van de regels.
Hoofdstuk 6 Toelichting Op De Regels
6.1 Algemeen
In dit hoofdstuk wordt - voor zover dit nodig en wenselijk wordt geoordeeld - een toelichting gegeven op de van het bestemmingsplan deel uitmakende regels.
De regels geven inhoud aan de in het plan gegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd mag worden. Bij de opzet is getracht het aantal regels zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen, wat werkelijk noodzakelijk is.
De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:
- 1. Inleidende regels.
- 2. Bestemmingsregels.
- 3. Algemene regels.
- 4. Overgangs- en slotregels.
In hoofdstuk 1 worden enkele in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze dient te worden gemeten.
In hoofdstuk 2 worden specifieke regels gegeven voor de op de verbeelding (kaar)t aangegeven bestemmingen. De artikelen bestaan uit een bestemmingsomschrijving en bouwregels en zo nodig uit afwijkingsbevoegdheden en nadere eisen. In beginsel is de bestemmingsomschrijving bepalend voor het gebruik (zowel in ruime als in enge zin) van de grond.
Hoofdstuk 3 en 4 bevatten regels die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in afzonderlijke hoofdstukken onder te brengen.
6.2 Nadere Toelichting Op De Planregels
Hierna worden - voor zover nodig is geoordeeld - enige regels van een nadere toelichting voorzien.
Begrippen
De begrippen zijn opgenomen om uitsluitsel te geven bij interpretatieproblemen. Zij kunnen bepalend zijn bij de uitleg van de overige regels.
Centrum
Deze bestemming laat in algemene zin onder meer detailhandel (met uitzondering van supermarkten), dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen, lichte bedrijvigheid en kantoren toe. Wonen is toegestaan op de verdiepingen; op de begane grond is het alleen als dat wonen al plaatsvond op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan. Voor bepaalde gronden is aangegeven waar ook horeca is toegestaan en waar kantoren alleen op de verdieping zijn toegestaan.
De toegestane goot- en bouwhoogte is in de regels vastgelegd.
Detailhandel en Horeca
Deze bestemmingen betreffen functies in percelen die buiten het centrumgebied zijn gesitueerd. Binnen het centrumgebied zijn deze functies ondergebracht bij de bestemming "Centrum".
Binnen de bestemming "Detailhandel" zijn supermarkten niet toegestaan.
Recreatie - Dagrecreatie
Deze bestemming biedt mogelijkheden voor activiteiten gericht op dagrecreatie, met daarbij behorende en ondergeschikte detailhandel en horeca.
Verkeer
Deze bestemming heeft betrekking op de in het plangebied voorkomende verkeersvoorzieningen. Met de aanduiding "Parkeerterrein" wordt de locatie aangegeven waar geconcentreerd parkeren wordt voorgestaan.
Wonen en Wonen - 1
"Wonen - 1" betreft de woonfunctie in het beschermd stadsgezicht, de bestemming Wonen de woonfunctie daar buiten.
Voor "Wonen" geldt een aangeduide goothoogte. Voor "Wonen - 1" geldt een goothoogte van maximaal 9 m en een bouwhoogte van 11 m.
Binnen de woonbestemmingen zijn aanduidingen opgenomen in verband met de aanwezigheid van een parkeergarage of de uitoefening van kantoor. In geval van woongebouwen is de bouwaanduiding 'gestapeld' opgenomen.
Bij de bouwregels is net als in het geldende plan de volgende bouwregel opgenomen:
"een bijbehorend bouwwerk mag worden gebouwd indien aansluitend aan de achtergevel een onbebouwde en onoverdekte terreinstrook aanwezig is met een diepte van minimaal 7,5 m en een breedte van minimaal 3 m gemeten uit één der zijkanten van de woning". Deze bouwregel heeft niet op problemen gestuit en achterliggende gedachte is dat achter bebouwing toch sprake blijft van een 'minimale' open en niet te bebouwen ruimte.
Waarde - Archeologie
Deze dubbelbestemming is toegekend aan de gronden met archeologische verwachtingswaarden. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. Ter bescherming van de archeologische waarden is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen voor nader aangegeven werken en werkzaamheden.
Waarde - Cultuurhistorie
De voor "Waarde - Cultuurhistorie" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, bescherming, herstel en/of uitbouw van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied van het beschermd stadsgezicht en de bebouwing daarin.
Algemene regels
In de algemene regels zijn de antidubbeltelregel, algemene gebruiksregels, algemene afwijkingsregels, algemene wijzigingsregels en algemene procedureregels opgenomen.
Overgangsrecht
In artikel 3.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening zijn standaardregels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik. Deze regels maken onderdeel uit van dit bestemmingsplan.
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Ingevolge het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gaat een bestemmingsplan vergezeld van een toelichting waarin ook inzicht gegeven wordt in de uitvoerbaarheid van het plan, ook de economische uitvoerbaarheid.
In overeenstemming met artikel 6.12 Wro is de gemeente verplicht een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen. Aangezien er in dit geval geen sprake is van een bouwplan conform artikel 6.2.1 Bro, is een exploitatieplan in dit geval niet noodzakelijk. In de voorliggende situatie betreft het namelijk een bestemmingsplan, dat de bestaande situatie planologisch juridisch regelt. Op basis van dit bestemmingsplan zijn bepaalde ontwikkelingen zeker mogelijk, echter op dit moment zijn geen concrete uitvoeringsplannen actueel die lijden tot een bouwplan conform 6.1.2 Bro. Een nadere beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan kan daarom achterwege blijven.
Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
8.1 Inspraak
Met betrekking tot de maatschappelijke uitvoerbaarheid kan worden opgemerkt, dat de in de gemeente Hattem gebruikelijke procedure met betrekking tot de inspraak is gevolgd.
Het voorontwerpbestemmingsplan heeft voor een ieder ter inzage gelegen. In deze periode zijn zeven inspraakreacties ingediend. De inspraakreacties zijn samengevat en van commentaar voorzien. De nota inspraak is opgenomen in Bijlage 7 Inspraaknota.
8.2 Vooroverleg
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet overleg worden gepleegd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen, die in het plan in het geding zijn.
Het voorontwerpbestemmingsplan is aan de daartoe aangewezen instanties toegezonden. Er zijn geen reacties binnengekomen.
juni 2013.
Bijlage 1 Horecalijst Binnenstad
Bijlage 1 Horecalijst Binnenstad
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging
Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging
Bijlage 1 Situering Plangebied
Bijlage 1 Situering plangebied
Bijlage 2 Monumentenlijst
Bijlage 3 Stedenbouwkundige Structuur
Bijlage 3 Stedenbouwkundige structuur
Bijlage 4 Cultuurhistorisch Advies Beschermd Stadsgezicht Hattem
Bijlage 4 Cultuurhistorisch advies Beschermd Stadsgezicht Hattem
Bijlage 5 Kappenkaart Hattem
Bijlage 6 Beoordelingscriteria Welstandsnota
Bijlage 6 Beoordelingscriteria Welstandsnota