KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden - Landschappelijke En Natuurlijke Waarde
Artikel 5 Bedrijf
Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 7 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen
Artikel 8 Bos
Artikel 9 Detailhandel
Artikel 10 Gemengd
Artikel 11 Groen
Artikel 12 Kantoor
Artikel 13 Maatschappelijk
Artikel 14 Maatschappelijk - Begraafplaats
Artikel 15 Natuur
Artikel 16 Recreatie - Volkstuin
Artikel 17 Sport
Artikel 18 Verkeer
Artikel 19 Verkeer - Parkeerterrein
Artikel 20 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 21 Verkeer - Voet-/fietspad
Artikel 22 Water
Artikel 23 Wonen - 1
Artikel 24 Wonen - 2
Artikel 25 Wonen - 3
Artikel 26 Leiding - Gas
Artikel 27 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel 28 Waarde - Archeologie
Artikel 29 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 30 Anti-dubbeltelregel
Artikel 31 Algemene Bouwregels
Artikel 32 Algemene Gebruiksregels
Artikel 33 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 34 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 35 Overgangsrecht
Artikel 36 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Uitgangspunten Bestemmingsplan
1.3 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Relevante Feiten- En Belangenafweging
2.1 Ligging Plangebied
2.2 Rijksbelangen
2.3 Provinciale Belangen
2.4 Gemeentelijke Belangen
Hoofdstuk 3 Water
3.1 Beleid Waterschap Vallei En Veluwe
3.2 Conclusies Waterbeleid
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Wet Op De Archeologische Monumentenzorg
4.2 Wet Milieubeheer
4.3 Wet Geluidhinder
4.4 Flora- En Faunawet
Hoofdstuk 5 Beschrijving Van De Bestemmingen
5.1 Agrarisch
5.2 Agrarisch Met Waarden - Landschappelijke En Natuurlijke Waarde
5.3 Bedrijf
5.4 Bedrijf - Nutsvoorziening
5.5 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen
5.6 Bos
5.7 Detailhandel
5.8 Gemengd
5.9 Groen
5.10 Kantoor
5.11 Maatschappelijk
5.12 Maatschappelijk - Begraafplaats
5.13 Natuur
5.14 Recreatie - Volkstuin
5.15 Sport
5.16 Verkeer
5.17 Verkeer - Parkeerterrein
5.18 Verkeer - Verblijfsgebied
5.19 Verkeer - Voet-/fietspad
5.20 Water
5.21 Wonen - 1
5.22 Wonen - 2
5.23 Wonen - 3
5.24 Leiding - Gas
5.25 Leiding - Hoogspanningsverbinding
5.26 Waarde - Archeologie
5.27 Waterstaat - Waterkering
5.28 Algemene Aanduidingen
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Bedrijvenlijst
Bijlage 1 Reactienota Overleg En Inspraak
Bijlage 2 Nota Van Beantwoording Zienswijzen

Hattem Zuidoost

Bestemmingsplan - gemeente Hattem

Vastgesteld op 14-12-2015 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Hattem Zuidoost met identificatienummer NL.IMRO.0244.bpHattemZO-0003 van de gemeente Hattem;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aan-huis-verbonden bedrijf:

het beroepsmatig verlenen van diensten dan wel het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk - niet zijnde een aan huis verbonden beroep - waarvan de omvang in een woning met bijbehorende gebouwen past en waarbij de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin blijft behouden;

1.7 aan-huis-verbonden beroep:

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.8 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.9 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde;

1.10 appartement

een woning die onderdeel is van een gebouw met meerdere woningen die via één of meerdere centrale toegang(en) zijn ontsloten;

1.11 bar:

een horecabedrijf dan wel een onderdeel van een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken, met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit verstrekt;

1.12 bar-/dancing:

een bar, waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen, en naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijven, zoals discotheken en nachtclubs;

1.13 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.14 bebouwingspercentage:

een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.15 bedrijfsvloeroppervlak:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.16 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bestemd voor (het gezin of een daarmee gelijk te stellen samenlevingsvorm van) één persoon, wiens huisvesting daar, met het oog op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is;

1.17 begane grond

de bouwlaag van een gebouw ter hoogte van het peil;

1.18 belemmeringenstrook:

een strook grond ter plaatse van en aan weerszijden van de hoogspanningslijn of -kabel of gastransportleiding die dient om de veiligheid en het ongestoord functioneren van de leiding te kunnen garanderen;

1.19 beperkt kwetsbaar object:

een beperkt kwetsbaar object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen en het Besluit externe veiligheid buisleidingen;

1.20 bestaand:

  1. a. ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aanwezige bouwwerken en werkzaamheden:
    1. 1. bestaand ten tijde van de eerste terinzagelegging van het plan;
  2. b. ten aanzien van het overige gebruik:
    1. 1. bestaand ten tijde van het van kracht worden van het plan;

1.21 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.22 bijgebouw:

een op zich zelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.23 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.24 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.25 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.26 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.27 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.28 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.29 cultuurgrond:

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden;

1.30 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van het bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, architectonische waarde wordt hieronder mede begrepen;

1.31 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.32 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.33 discotheek:

een gebouw waarin de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk gericht is op het bieden van gelegenheid tot dansen op mechanische en/of levende muziek en het serveren van al dan niet alcoholhoudende dranken;

1.34 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

1.35 eerste verdieping:

tweede bouwlaag van een hoofdgebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen;

1.36 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en de bestemming deze inrichting niet verbiedt;

1.37 erker:

een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, bouwkundig bestaande uit een 'lichte' constructie met een overwegende transparante uitstraling;

1.38 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.39 evenement:

een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de openlucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve of daarmee gelijk te stellen activiteiten, zoals markten, braderieën, beurzen, kermissen, festiviteiten, wedstrijden, bijeenkomsten, festivals, e.d.;

1.40 extensief dagrecreatief medegebruik:

een extensief dagrecreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, een vissteiger, een picknickplaats, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik;

1.41 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.42 geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;

1.43 geluidsgevoelige objecten:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.44 geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

1.45 gestapelde woning:

een woning die geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning is gelegen;

1.46 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, zoals een melkveehouderij, een akkerbouwbedrijf of een biologisch veehouderijbedrijf, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf;

1.47 hogere grenswaarde:

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die groter is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.48 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie en afmeting dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.49 horecabedrijf:

een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies worden verstrekt, al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.50 intensief kwekerijbedrijf:

een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in de vorm van het telen van gewassen, zoals een champignonkwekerij, een witlofkwekerij, of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen met (nagenoeg) geen gebruik van daglicht;

1.51 intensief veehouderijbedrijf:

een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in de vorm van het houden van dieren, zoals een rundveemesterij (exclusief vetweiderij), een varkens-, vleeskalver-, pluimvee- of pelsdierhouderij, of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen en (nagenoeg) geen weidegang;

1.52 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.53 kantoor:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen, al dan niet in combinatie met ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.54 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.55 landschappelijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;

1.56 luifel:

een overkapping zonder eigen wanden behorende bij een gebouw al dan niet gesitueerd tegen één gevel van dat gebouw;

1.57 maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen in de medische, sociale, educatieve, culturele, religieuze en administratieve sfeer en andere vergelijkbare voorzieningen, die een min of meer openbaar karakter hebben, met uitzondering van een seksinrichting;

1.58 meetverschil:

het door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een aangegeven bestemmings- of bouwgrens;

1.59 natuurlijke waarde:

aan een gebied toegekende waarde in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomend in dat gebied;

1.60 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt, en die als zodanig niet afhankelijk is van agrarische gronden als productiemiddel, zoals een intensief veehouderijbedrijf of een intensief kwekerijbedrijf;

1.61 nutsvoorziening:

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

1.62 ondergeschikte detailhandel:

detailhandel als activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de volgens het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie. De detailhandelsactiviteit is van zulke beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang dat de functie waaraan zij wordt toegevoegd qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft;

1.63 ondergeschikte horeca:

het in verband met een andere hoofdactiviteit op een perceel verstrekken van eten en drinken tegen betaling voor gebruik ter plaatse, in die mate dat duidelijk herkenbaar is dat die hoofdactiviteit de kernactiviteit is die op het perceel plaatsvindt en het verstrekken van dat eten en drinken alleen plaatsvindt als beperkt en ondergeschikt onderdeel van en voortvloeiende uit de hoofdactiviteit;

1.64 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een eigen constructie met maximaal één wand;

1.65 peil:

de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer;

1.66 perceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.67 perifere detailhandel:

detailhandel volgens een formule die vanwege de aard en/of omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, bouwmaterialen, keukens en sanitair, alsmede woninginrichtingsartikelen, waaronder meubelen;

1.68 praktijkruimte

een ruimte zijnde een zelfstandige eenheid van een gebouw of indien onderdeel uitmakend van een woning dan zijnde een ondergeschikt deel van de woning, dat dient voor de uitoefening van een beroep (dan wel het verlenen van diensten) op administratief, maatschappelijk, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of een daarmee gelijk te stellen gebied (aan huis gebonden beroep);

1.69 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.70 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.71 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.72 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.73 stacaravan:

een caravan die gedurende langere tijd op een kampeerterrein op dezelfde plaats blijft staan en die door zijn plaatsing als bouwwerk is aan te merken;

1.74 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.75 verdieping

een boven de begane grondlaag gelegen bouwlaag;

1.76 voorgevel:

de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan de weg grenst, die als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel(-s);

1.77 voorkeurgrenswaarde:

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.78 vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk c.q. de opslag van vuurwerk, en/of de daarvoor benodigde stoffen;

1.79 weg:

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende parkeergelegenheden;

1.80 woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de breedte van een gebouw:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een grondgebonden bedrijfsvoering;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden en parkeervoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. c. andere bouwwerken en terreinen.

3.2 Bouwregels

Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Agrarisch' is aan een aantal regels gebonden.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 4 Agrarisch Met Waarden - Landschappelijke En Natuurlijke Waarde

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschappelijke en natuurlijke waarde' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een grondgebonden bedrijfsvoering;
  2. b. het behoud, de bescherming en/of het herstel van de landschappelijke en natuurlijke waarden, zoals deze tot uitdrukking komen in het begroeiingspatroon (houtsingels) en overige vegetatie, het verkavelingspatroon, de openheid dan wel de relatieve openheid (half open landschap), het (micro-)reliëf en/of de fauna;
  3. c. een golfterrein, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - recreatief medegebruik';

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. extensief recreatief medegebruik;
  2. e. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden en parkeervoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. f. gebouwen, overkappingen, andere bouwwerken, tuinen, erven en terreinen.

4.2 Bouwregels

Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschappelijkeen natuurlijke waarde' is aan een aantal regels gebonden.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van de gronden en bouwwerken, met de bestemming 'Agrarisch met waarden -Landschappelijke en natuurlijke waarde' is aan een aantal beperkingen gebonden.

De gronden en bouwwerken mogen niet:

  1. a. worden gebruikt voor een niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
  2. b. worden gebruikt voor een tuinbouwbedrijf;
  3. c. worden gebruikt voor een boomkwekerijbedrijf;
  4. d. worden gebruikt voor de teelt van snel groeiend bos;
  5. e. worden gebruikt voor detailhandel.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2;
  2. b. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2';
  3. c. bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden en parkeervoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. e. gebouwen, overkappingen, andere bouwwerken, tuinen, erven en terreinen.

5.2 Bouwregels

Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Bedrijf' is aan een aantal regels gebonden.

5.3 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van de gronden en bouwwerken met de bestemming 'Bedrijf' is aan een aantal beperkingen gebonden.

De gronden en bouwwerken mogen niet:

  1. a. worden gebruikt voor geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
  2. b. worden gebruikt voor bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2;
  3. c. worden gebruikt voor bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2;
  4. d. worden gebruikt voor detailhandel;
  5. e. worden gebruikt voor meer dan 1 bedrijfswoning per gebied ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorziening

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. nutsvoorzieningen;
  2. b. een gasdrukregel- en meetstation, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1';

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. groenvoorzieningen en water, wegen en paden en parkeervoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. d. gebouwen, overkappingen, andere bouwwerken, erven en terreinen.

6.2 Bouwregels

Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' is aan een aantal regels gebonden.

Artikel 7 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een verkooppunt van motorbrandstoffen inclusief LPG;
  2. b. een afleverzuil voor LPG, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afleverzuil lpg';

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden en parkeervoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. d. overkappingen, andere bouwwerken, erven en terreinen.

7.2 Bouwregels

Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen' is aan een aantal regels gebonden.

Artikel 8 Bos

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. (hoog-) opgaande, afschermende beplanting;
  2. b. het behoud, de bescherming en/of het herstel van de natuurlijke waarden, zoals deze tot uitdrukking komen in de aanwezige vegetaties en de aanwezige fauna;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden en parkeervoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken en terreinen.

8.2 Bouwregels

Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Bos' is aan een aantal regels gebonden.

8.3 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van de gronden en bouwwerken, met de bestemming 'Bos' is aan een aantal beperkingen gebonden.

De gronden en bouwwerken mogen niet:

  1. a. worden gebruikt voor het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten;
  2. b. worden gebruikt voor het dempen van sloten, poelen en/of andere waterlopen en/of -partijen;
  3. c. worden gebruikt voor verblijfsrecreatieve doeleinden.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 9 Detailhandel

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel, met uitzondering van perifere detailhandel;
  2. b. bedrijfswoningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden en parkeervoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. d. gebouwen, overkappingen, andere bouwwerken, tuinen, erven en terreinen.

9.2 Bouwregels

Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Detailhandel' is aan een aantal regels gebonden.

9.3 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van de gronden en bouwwerken, met de bestemming 'Detailhandel' is aan een aantal beperkingen gebonden.

De gronden en bouwwerken mogen niet worden gebruikt voor meer dan 1 bedrijfswoning per detailhandelsbedrijf.

Artikel 10 Gemengd

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horecabedrijven, met uitzondering van een bar of bar-/dancing;
  2. b. 2 appartementen op de verdieping;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden en parkeervoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. d. gebouwen, overkappingen, andere bouwwerken, tuinen, erven en terreinen.

10.2 Bouwregels

Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Gemengd' is aan een aantal regels gebonden.

10.3 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van de gronden en bouwwerken, met de bestemming 'Gemengd' is aan een aantal beperkingen gebonden.

De gronden en bouwwerken mogen niet worden gebruikt voor:

  1. a. een bar of bar-/dancing;
  2. b. bedrijfswoningen;
  3. c. meer dan 2 appartementen.

Artikel 11 Groen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. speelterreinen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden en parkeervoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken, tuinen, erven en terreinen.

11.2 Bouwregels

Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Groen' is aan een aantal regels gebonden.

Artikel 12 Kantoor

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden en parkeervoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. c. gebouwen, overkappingen, andere bouwwerken, tuinen, erven en terreinen.

12.2 Bouwregels

Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Kantoor' is aan een aantal regels gebonden.

12.3 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van de gronden en bouwwerken, met de bestemming 'Kantoor' is aan een aantal beperkingen gebonden. De gronden en bouwwerken mogen niet worden gebruikt voor bewoning.

12.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 13 Maatschappelijk

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, speelvoorzieningen en parkeervoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. c. gebouwen, overkappingen, andere bouwwerken, tuinen, erven en terreinen.

13.2 Bouwregels

Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Maatschappelijk' is aan een aantal regels gebonden.

13.3 Afwijken van de bouwregels

13.4 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van de gronden en bouwwerken met de bestemming 'Maatschappelijk' is aan een aantal beperkingen gebonden.

De gronden en bouwwerken mogen niet:

  1. a. worden gebruikt voor detailhandel, tenzij het detailhandel betreft die ten dienste staat van en ondergeschikt is aan de in lid 13.1 sub a genoemde doeleinden;
  2. b. worden gebruikt voor horeca, tenzij het horeca betreft die ten dienste staat van en ondergeschikt is aan de in lid 13.1 sub a genoemde doeleinden;
  3. c. worden gebruikt voor bewoning.

13.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 14 Maatschappelijk - Begraafplaats

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een begraafplaats;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, speelvoorzieningen en parkeervoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. c. gebouwen, overkappingen, andere bouwwerken, tuinen, erven en terreinen.

14.2 Bouwregels

Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Maatschappelijk - Begraafplaats' is aan een aantal regels gebonden.

14.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 15 Natuur

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het behoud, de bescherming en/of het herstel van de natuurlijke waarden, zoals deze vooral tot uitdrukking komen in de aanwezige vegetaties en de aanwezige fauna;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, paden;

met de daarbijbehorende:

  1. c. andere bouwwerken en terreinen.

15.2 Bouwregels

Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Natuur' is aan een aantal regels gebonden.

15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden

Artikel 16 Recreatie - Volkstuin

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. volkstuinen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden en parkeervoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. c. andere bouwwerken en terreinen.

16.2 Bouwregels

Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Recreatie - Volkstuin' is aan een aantal regels gebonden.

Artikel 17 Sport

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sport- en speelterreinen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  2. c. horecabedrijven, met uitzondering van een bar of bar-/dancing; , ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
  3. d. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, speelvoorzieningen en parkeervoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. e. gebouwen, overkappingen, andere bouwwerken, tuinen, erven en terreinen.

17.2 Bouwregels

Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Sport' is aan een aantal regels gebonden.

17.3 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van de gronden en bouwwerken met de bestemming 'Sport' is aan een aantal beperkingen gebonden.

De gronden en bouwwerken mogen niet:

  1. a. worden gebruikt voor zelfstandige detailhandel;
  2. b. worden gebruikt voor zelfstandige horeca.

Artikel 18 Verkeer

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen en straten;
  2. b. voet- en rijwielpaden;

waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het verkeer;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water en parkeervoorzieningen;
  2. d. een jongeren ontmoetingsplek ter plaatse van de aanduiding 'jongeren ontmoetingsplek'

met de daarbijbehorende:

  1. e. andere bouwwerken, erven en terreinen.

18.2 Bouwregels

Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Verkeer' is aan een aantal regels gebonden.

18.3 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van de gronden en bouwwerken met de bestemming 'Verkeer' is aan een aantal beperkingen gebonden.

De gronden en bouwwerken mogen niet worden gebruikt ten behoeve van een weg met meer dan 2 rijstroken.

Artikel 19 Verkeer - Parkeerterrein

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Parkeerterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. parkeervoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden;

met de daarbijbehorende:

  1. c. andere bouwwerken en terreinen.

19.2 Bouwregels

Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Verkeer - Parkeerterrein' is aan een aantal regels gebonden.

Artikel 20 Verkeer - Verblijfsgebied

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen en straten;
  2. b. voet- en rijwielpaden;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. garageboxen, ter plaatse van de aanduiding 'garagebox';

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water en speelvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. f. gebouwen, andere bouwwerken, tuinen, erven en terreinen.

20.2 Bouwregels

Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' is aan een aantal regels gebonden.

20.3 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van de gronden en bouwwerken met de bestemming 'Verkeer -Verblijfsgebied' is aan een beperking gebonden.

  • Garageboxen mogen niet worden gebruikt voor bedrijfsmatige doeleinden.

Artikel 21 Verkeer - Voet-/fietspad

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Voet-/fietspad' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. voet- en rijwielpaden;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water en speelvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. c. gebouwen, andere bouwwerken, tuinen, erven en terreinen.

21.2 Bouwregels

Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Verkeer - Voet-/fietspad' is aan een aantal regels gebonden.

Artikel 22 Water

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water;
  2. b. het behoud, de bescherming en/of het herstel van de cultuurhistorische waarde, zoals deze tot uitdrukking komt in het kanaal met de daarbijbehorende waterstaatswerken en bruggen, ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, paden;

met de daarbijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken, tuinen, erven en terreinen.

22.2 Bouwregels

Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Water' is aan een aantal regels gebonden.

22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden

Artikel 23 Wonen - 1

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, speelvoorzieningen en parkeervoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. c. gebouwen, overkappingen, andere bouwwerken, tuinen, erven en terreinen.

23.2 Bouwregels

Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Wonen - 1' is aan een aantal regels gebonden.

23.3 Afwijken van de bouwregels

23.4 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van de gronden en bouwwerken met de bestemming 'Wonen - 1' is aan een aantal beperkingen gebonden.

De gronden en bouwwerken mogen niet:

  1. a. worden gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep waarbij wordt afgeweken van de volgende voorwaarden:
    1. 1. de grondoppervlakte niet meer dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning bedraagt, met een maximum van 50 m²;
    2. 2. een rechtstreekse relatie bestaat tussen de bedrijfsmatige activiteiten en de hoofdbewoner van de woning;
    3. 3. geen gebruik plaats vindt dat vergunning- of meldingsplichtig is op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht respectievelijk de Wet milieubeheer;
    4. 4. geen detailhandel plaatsvindt;
    5. 5. geen verkeersaantrekkende werking optreedt waardoor extra parkeervoorzieningen noodzakelijk zijn of een verkeersonveilige situatie ontstaat;
    6. 6. geen reclameuitingen worden aangebracht;
  2. b. worden gebruikt voor een aan-huis-verbonden bedrijf;
  3. c. worden gebruikt voor bewoning indien het een vrijstaand bijgebouw betreft.
  4. d. Een hoofdgebouw mag niet worden gebruikt voor meer dan 1 woning.

23.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 24 Wonen - 2

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep;
  2. b. een kantoor op de begane grond, ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, speelvoorzieningen en parkeervoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. d. gebouwen, overkappingen, andere bouwwerken, tuinen, erven en terreinen.

24.2 Bouwregels

Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Wonen - 2' is aan een aantal regels gebonden.

24.3 Afwijken van de bouwregels

24.4 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van de gronden en bouwwerken met de bestemming 'Wonen - 2' is aan een aantal beperkingen gebonden.

De gronden en bouwwerken mogen niet:

  1. a. worden gebruikt voor een aan-huis verbonden beroep waarbij wordt afgeweken van de volgende voorwaarden:
    1. 1. de grondoppervlakte niet meer dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning bedraagt, met een maximum van 50 m²;
    2. 2. een rechtstreekse relatie bestaat tussen de bedrijfsmatige activiteiten en de hoofdbewoner van de woning;
    3. 3. geen gebruik plaats vindt dat vergunning- of meldingsplichtig is op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht respectievelijk de Wet milieubeheer;
    4. 4. geen detailhandel plaatsvindt;
    5. 5. geen verkeersaantrekkende werking optreedt waardoor extra parkeervoorzieningen noodzakelijk zijn of een verkeersonveilige situatie ontstaat;
    6. 6. geen reclameuitingen worden aangebracht;
  2. b. worden gebruikt voor een aan-huis-verbonden bedrijf;
  3. c. worden gebruikt voor bewoning indien het een vrijstaand bijgebouw betreft;
  4. d. een hoofdgebouw mag niet worden gebruikt voor meer dan 1 woning.

24.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 25 Wonen - 3

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen in landhuizen en villa's, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep;
  2. b. het behoud, het beheer of het herstel van de landschappelijke en natuurlijke waarden, zoals deze tot uitdrukking komen in de aanwezige hoogopgaande (bos-)beplantingen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, speelvoorzieningen en parkeervoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. d. gebouwen, overkappingen, andere bouwwerken, tuinen, erven en terreinen.

25.2 Bouwregels

Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Wonen - 3' is aan een aantal regels gebonden.

25.3 Afwijken van de bouwregels

25.4 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van de gronden en bouwwerken met de bestemming 'Wonen - 3' is aan een aantal beperkingen gebonden.

De gronden en bouwwerken mogen niet:

  1. a. worden gebruikt voor een aan-huis verbonden beroep waarbij wordt afgeweken van de volgende voorwaarden:
    1. 1. de grondoppervlakte niet meer dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning bedraagt, met een maximum van 50 m²;
    2. 2. een rechtstreekse relatie bestaat tussen de bedrijfsmatige activiteiten en de hoofdbewoner van de woning;
    3. 3. geen gebruik plaats vindt dat vergunning- of meldingsplichtig is op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht respectievelijk de Wet milieubeheer;
    4. 4. geen detailhandel plaatsvindt;
    5. 5. geen verkeersaantrekkende werking optreedt waardoor extra parkeervoorzieningen noodzakelijk zijn of een verkeersonveilige situatie ontstaat;
    6. 6. geen reclameuitingen worden aangebracht;
  2. b. worden gebruikt voor een aan-huis-verbonden bedrijf;
  3. c. worden gebruikt voor bewoning indien het een vrijstaand bijgebouw betreft,
  4. d. Een hoofdgebouw mag niet worden gebruikt voor meer dan 1 woning.

25.5 Afwijken van de gebruiksregels

25.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 26 Leiding - Gas

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. een hoofdgasleiding met bijbehorende belemmeringenstrook;

met de daarbijbehorende:

  1. b. andere bouwwerken.

26.2 Bouwregels

  1. a. De regels van dit artikel hebben voorrang boven de andere daar voorkomende dubbelbestemmingen.
  2. b. In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en), mogen op of in deze gronden geen gebouwen, overkappingen en andere bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming.
  3. c. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. Deze regel is niet van toepassing op bestaande gebouwen.
  4. d. Andere bouwwerken mogen een bouwhoogte hebben van maximaal 2,50 meter.

26.3 Afwijken van de bouwregels

26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

26.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 27 Leiding - Hoogspanningsverbinding

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. een bovengrondse hoogspanningsverbinding met bijbehorende belemmeringenstrook;

met de daarbijbehorende:

  1. b. andere bouwwerken.

27.2 Bouwregels

  1. a. In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en), mogen op of in deze gronden geen gebouwen, overkappingen en andere bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming.
  2. b. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd. Deze regel is niet van toepassing op bestaande gebouwen en overkappingen.
  3. c. Andere bouwwerken mogen een bouwhoogte hebben van maximaal 30,00 meter.

27.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 28 Waarde - Archeologie

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud, de bescherming en/of het herstel van de archeologische waarden van de gronden.

28.2 Bouwregels

28.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 29 Waterstaat - Waterkering

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor

  1. a. de aanleg, het onderhoud en de verbetering van de waterkering, de afvoer van oppervlaktewater en voor de waterhuishouding;

met de daarbijbehorende:

  1. b. andere bouwwerken.

29.2 Bouwregels

29.3 Afwijken van de bouwregels

29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 30 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 31 Algemene Bouwregels

31.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen mogen, in afwijking van dit bestemmingsplan, uitsluitend worden overschreden door:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,50 m;
  2. b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,00 m.

31.2 Meetverschil

Bij toepassing van het bepaalde in het plan ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken, worden afwijkingen ten gevolge van meetverschillen buiten beschouwing gelaten, mits dat meetverschil, mede gelet op de aard en omvang van hierdoor toegelaten of toe te laten (bouw)werken of werkzaamheden, als van zeer beperkte betekenis moet worden aangemerkt.

Artikel 32 Algemene Gebruiksregels

Het gebruik van de gronden en bouwwerken is aan een aantal beperkingen gebonden.

De gronden en bouwwerken mogen niet:

  1. a. worden gebruikt voor de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
  2. b. worden gebruikt voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin voor het storten van vuil, anders dan ten behoeve van de uitvoering krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  3. c. worden gebruikt ten behoeve van een seksinrichting;
  4. d. worden gebruikt als standplaats voor kampeermiddelen.

Artikel 33 Algemene Aanduidingsregels

33.1 Veiligheidszone - bedrijven 1

33.2 Veiligheidszone - bedrijven 2

33.3 veiligheidszone - lpg

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' gelden de volgende regels.

33.4 vrijwaringszone - dijk

  1. a. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk' zijn de gronden mede bestemd voor de binnenbeschermingszone rondom een primaire waterkering.
  2. b. Op of in deze gronden mogen, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere daar voorkomende bestemmingen, geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd. Deze regel is niet van toepassing op bestaande gebouwen en overkappingen.
  3. c. Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen de aanduidingsgrenzen geldt dat op of in deze gronden ongeacht het bepaalde in de regels bij de bestemmingen, geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd. Deze regel is niet van toepassing op bestaande bouwwerken.
  4. d. Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de werking van de waterkering, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde onder b en c in die zin dat de in de andere daar voorkomende bestemming genoemde bouwwerken worden gebouwd, mits vooraf positief advies is ontvangen van het waterschap.

Artikel 34 Algemene Afwijkingsregels

34.1 Bevoegdheid

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten en afmetingen tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de bestemmingsregels met betrekking tot de overschrijding van de maximale bouwhoogte, anders dan bedoeld onder a, voor lift- en trappenhuizen, glazenwasserinstallaties, (centrale) verwarmingsinstallaties, ventilatie-inrichtingen, schoorstenen, (schotel)antennes, antenne-installaties en vergelijkbare bouwwerken voor de opwekking van duurzame energie zoals zonnepanelen, met maximaal 3,00 meter;
  3. c. de bestemmingsregels ten behoeve van de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van een openbare nutsvoorziening met een grondoppervlakte van maximaal 25 m² dat bestaat uit maximaal één bouwlaag en dat niet groter is dan 3,00 meter, zoals transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes, schakelhuisjes, wachthuisjes, telefooncellen en andere nutsgebouwtjes en andere bouwwerken ten dienste van een openbare (nuts)voorziening, met een maximale bouwhoogte van 15,00 meter, zoals antennemasten, lichtmasten en kunstobjecten;
  4. d. aanpassingen van ondergeschikte aard in het beloop of het profiel van wegen of de onderlinge aansluiting van wegen, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  5. e. overschrijding van de bebouwingsgrenzen en/of bestemmingsgrenzen met ten hoogste 3,00 meter voor balkons, en met ten hoogste 2,00 meter voor bordessen, dakoverstekken, overstekende verdiepingen, galerijen, luifels, gevelversieringen, buitentrappen en lift- en trappenhuizen en andere ondergeschikte delen van gebouwen;
  6. f. de bestemmingsregels in die zin dat de bouwhoogte van andere bouwwerken wordt vergroot tot maximaal 10,00 meter.

34.2 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning zoals bedoeld in lid 34.1 kan slechts worden verleend indien hierdoor geen wezenlijke afbreuk wordt gedaan aan:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de woonsituatie;
  3. c. de milieusituatie;
  4. d. de verkeersveiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 35 Overgangsrecht

35.1 Overgangsregels bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a met maximaal 10%.
  3. c. Sublid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

35.2 Overgangsregels gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Sublid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 36 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het

bestemmingsplan Hattem Zuidoost

van de gemeente Hattem.

Behorende bij het besluit van 14 december 2015

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het bestemmingsplan voor 't Veen in het zuidoosten van Hattem dient te worden herzien. Dit is nodig omdat het geldende bestemmingsplan voor dit gebied in september 2015 al 10 jaar geldt. Actualisering van bestemmingsplannen ouder dan tien jaar is in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht. Het plangebied bestaat uit twee gebieden met woningen en sportvoorzieningen en een gebied waar bedrijven zijn gevestigd. Ten behoeve van de actualisatie is onderscheid gemaakt tussen het bestaande bedrijventerrein en de woonbuurten. Het bedrijventerrein wordt herontwikkeld en heeft een eigen planologische regeling. Dit bestemmingsplan (Hattem Zuidoost) voorziet in een nieuwe juridische planologische regeling voor het overige deel van 't Veen: de woonbuurten (zie ook paragraaf 2.1). Met het nieuwe bestemmingsplan wordt voldaan aan de wettelijke actualisatieplicht.

1.2 Uitgangspunten Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Hattem Zuidoost heeft een beheersmatige opzet en bevat geen nieuwe ontwikkelingen. Het plan kent een eenvoudige en transparante bestemmingsplanopzet met uniforme regels, waardoor herkenbaarheid en gebruiksvriendelijkheid worden vergroot.

1.3 Leeswijzer

Na dit hoofdstuk komen in hoofdstuk 2 de relevante feiten en belangenafweging aan bod. Daarbij wordt ingegaan op de ligging van het plangebied en wordt de bestaande situatie getoetst aan het geldende beleid. In hoofdstuk 3 worden de het plan getoetst aan de Waterwet en komen ook de andere wateraspecten aan de orde. De toetsing aan de overige omgevingsaspecten vindt plaats in hoofdstuk 4. De toelichting op de bestemmingen is in hoofdstuk 5 aangegeven. Hoofdstuk 6 geeft de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan weer.

Hoofdstuk 2 Relevante Feiten- En Belangenafweging

Dit hoofdstuk geeft een afweging van de voor het plangebied relevante feiten en belangen. Dit wordt mede bepaald door de begrenzing van het plangebied, de ligging en begrenzing van het plangebied wordt daarom eerst toegelicht. Vervolgens wordt ingegaan op de geldende bestemmingsplanregeling en de belangen op verschillende overheidsniveaus. In de paragrafen wordt aangegeven hoe dit doorwerkt in de regeling van dit bestemmingsplan.

2.1 Ligging Plangebied

Zoals aangegeven betreft het plangebied van dit bestemmingsplan Hattem Zuidoost (globaal) de woongebieden van 't Veen, gelegen ten zuidoosten van de historische kern van Hattem. Het plangebied ligt tussen de Apeldoornseweg (westzijde), de dijk langs de IJssel (oostzijde) en de grens met de gemeente Heerde (zuidzijde).

De begrenzing van dit bestemmingsplan is afgestemd op het geldende bestemmingsplan "Het Veen 2005" (vastgesteld op 25 april 2005). Daarnaast zijn enkele locaties waarvoor recentelijk een planologische procedure is gevoerd ook meegenomen in dit bestemmingsplan. De bedrijvengebieden en het plangebied van het bestemmingsplan Hattemse Loo zijn buiten het plangebied gelaten. De ligging van het plangebied bestemmingsplan Hattem-Zuidoost is in onderstaande figuur weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0244.bpHattemZO-0003_0001.jpg"

Ligging plangebied

2.2 Rijksbelangen

2.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de bestuurlijke drukte te beperken brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en komen de burgers en bedrijven centraal te staan. Het Rijk kiest voor een meer selectieve inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

2.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is deels 30 december 2011 en deels op 1 oktober 2012 in werking getreden. Het Barro stelt regels omtrent de 13 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Deze 13 nationale belangen zijn:

  1. 1. Rijksvaarwegen
  2. 2. Mainportontwikkeling Rotterdam
  3. 3. Kustfundament
  4. 4. Grote rivieren
  5. 5. Waddenzee en waddengebied
  6. 6. Defensie
  7. 7. Hoofdwegen en hoofdspoorwegen
  8. 8. Elektriciteitsvoorziening
  9. 9. Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen
  10. 10. Ecologische hoofdstructuur
  11. 11. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament
  12. 12. IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte)
  13. 13. Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde

In hoofdstuk 2 van de Barro worden regels gesteld, van belang voor onder meer de implementatie van de nationale belangen in bestemmingsplannen. Voor het plangebied is het nationaal belang 'Grote rivieren' van toepassing. Het gaat daarbij om de aanduidingen 'rivierbed' en 'stroomvoerend deel van het rivierbed', die op een klein deel noordelijk in het plangebied liggen. De regels die daarbij horen schrijven voor dat ontwikkelingen niet uitgesloten zijn, maar dat deze gericht moeten zijn op een select aantal ontwikkelingen.

2.2.3 Conclusies rijksbelangen

Binnen het plangebied is een deel aangeduid voor het nationale belang 'Grote rivieren'. Hierin liggen enkele woonpercelen. De bestaande situatie bij deze woonpercelen mag in dit bestemmingsplan niet wijzigen. Op die manier blijft het nationale belang in stand.

2.3 Provinciale Belangen

In deze paragraaf komt het relevante provinciale beleid aan bod. Daarbij wordt ingegaan op het Omgevingsvisie Gelderland, de Omgevingsverordening Gelderland en het KwalitatiefWoonprogramma (KWP) 3.

2.3.1 Omgevingsvisie Gelderland

De omgevingsvisie geeft de beleidskaders aan voor de ruimtelijke ontwikkeling in de periode van 2005 tot 2015, binnen de provincie Gelderland. In juli 2014 is de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. Dit bestemmingsplan wordt alvast daaraan getoetst, omdat het ontwerpbestemmingsplan na de vaststelling van de Omgevingsvisie in procedure gaat. Het voldoet alvast aan het meest recente provinciale beleid.

In het beleid van de omgevingsvisie maakt de provincie Gelderland onderscheid in verschillende regio's. Voor iedere regio zijn de kenmerkende aspecten opgenomen. De speerpunten van het beleid zijn voor de verschillende regio's verschillend. Het plangebied maakt deel uit van de regio Noord-Veluwe. Het voor het plangebied direct doorwerkende beleid wordt hierna weergegeven.

In de omgevingsvisie zijn voor deze regio kenmerkende aspecten opgenomen. Daarbij is genoemd welke ambities de provincie en haar partners nastreven voor deze regio. Voor het plangebied is het van belang dat de provincie streeft naar het behouden, versterken en benutten van bestaande kwaliteiten en het verbinden van leefbaarheid in kernen met natuurgebieden en het waterlandschap.

Het provinciaal woonbeleid is vooral gericht op behoud van de bestaande kwaliteiten en afspraken maken over de (over)capaciteit van nieuwbouwplannen. De kwantitatieve regionale afspraken worden vastgelegd in het Regionaal Programma Wonen. In het plangebied is echter geen sprake van nieuwbouw van woningen. De kwalitatieve woningbouwafspraken staan in het Kwalitatief Woonprogramma (KWP) 3 (zie ook paragraaf 2.3.3).

Daarnaast loopt door het plangebied een toeristische routestructuur (wandelen en fietsen). Het betreft de langeafstandswandelroute (LAW) 4. Deze routes zijn onderdeel van het landelijke routenetwerk, dat met financiële steun van Rijk en provincie is aangelegd. Zij hebben een grote belevingswaarde. Deze routes worden van zo'n belang geacht voor het toerisme in Gelderland dat deze in dit bestemmingsplan een beschermende regeling krijgt.

Tot slot is in het plangebied sprake van een grondwaterfluctuatiegebied. Dit is een zone die extra gevoelig is voor grondwateroverlast. Het is daarom van belang om hiermee bij de inrichting of herinrichting van stedelijk gebied, via de watertoets, rekening te houden en zonodig maatregelen te nemen. In hoofdstuk 3 staat meer informatie over het aspect water.

2.3.2 Omgevingsverordening Gelderland

Op 15 december 2010 heeft Provinciale Staten van de provincie Gelderland de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld. Deze verordening is inmiddels herzien in de ontwerp-Omgevingsverordening Gelderland (2013), die in oktober 2014 vastgesteld wordt. Dit bestemmingsplan wordt alvast getoetst aan het beleid uit deze nieuwe verordening, omdat het ontwerpbestemmingsplan na de vaststelling van de verordening in procedure gaat. Het bestemmingsplan voldoet dan aan de meest recente verordening.

De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsverordening Gelderland op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is. Hierna staat een beschrijving van die aspecten uit de verordening die een directe doorwerking hebben op dit bestemmingsplan.

In het plangebied is sprake van het 'Gelders natuurnetwerk' (GNN), 'Groene ontwikkelingszones' (GO) en een 'Hydrologische beschermingszone'. De regels bij het GNN en GO zijn gericht op het behoud en de bescherming van de kernkwaliteiten van beide gebieden. Grootschalige ontwikkelingen zijn in beide gebieden niet gewenst. Kleinschalige ontwikkelingen mogen alleen onder voorwaarden en als er geen reële alternatieven zijn. Over de Hydrologische beschermingszone zijn in de verordening (nog) geen regels opgenomen. Het bestemmingsplan staat bij recht geen nieuwe ontwikkelingen toe.

2.3.3 Kwalitatief Woonprogramma (KWP) 3

De regiogemeenten voor de Noord-Veluwe (Hattem, Elburg, Epe, Ermelo, Harderwijk, Heerde, Nunspeet, Oldebroek en Putten) en de provincie Gelderland hebben voor de periode 2010 - 2019 het Kwalitatief Woonprogramma voor de regio vastgesteld.

In het KWP3 is per regio een afsprakenkader opgenomen, zo ook voor de regio Noord-Veluwe. De ontwikkeltrajecten voor de regio Noord-Veluwe zijn gericht op het aanpakken van de belangrijkste verschillen met de uit onderzoeken gebleken behoeften aan woningen (het referentiekader). De trajecten zijn een resultaat van de vergelijking van het referentiekader en de regionaal opgetelde woningbouwprogramma's.

Het KWP 3 van de provincie gaat in op de kwaliteit van de woning en de woonomgeving. Inbreiding krijgt voorrang boven uitbreiding en er is specifieke aandacht is voor duurzaamheid en levensloopbestendigheid. Er blijft aandacht voor het realiseren van voldoende goedkope huur en koopwoningen en er is aandacht voor specifieke doelgroepen zoals senioren en starters. De ambities van Hattem passen goed bij de ambitie van het KWP 3. De afnemende bevolkingsgroei in de regio heeft effect op het totaal aantal woningen dat is toegewezen aan de regio. Bij de onderlinge verdeling van woningaantallen mag Hattem 564 woningen bouwen in de periode 2010 t/m 2019. In het plangebied worden in dit bestemmingsplan bij recht geen nieuwe woningen toegevoegd. Dit heeft geen invloed op het KWP.

2.3.4 Conclusie provinciaal beleid

Het bestemmingsplan wordt in overeenstemming gebracht met het provinciaal beleid. Dit heeft de volgende gevolgen voor het bestemmingsplan:

  • Het behoud van de bestaande kenmerken wordt in dit bestemmingsplan geregeld. Dit betekent onder meer dat de systematiek van het voorheen geldende bestemmingsplan zo veel mogelijk wordt overgenomen.
  • Daarnaast krijgt de landelijke wandelroute (LAW4) in dit plan een beschermende regeling via de bestemming "Verkeer - Voet-/fietspad" (zie ook paragraaf 2.3.1).

Voor de overige beleidsuitgangspunten geldt dat het bestemmingsplan een conserverend karakter heeft en deze dus geen invloed hebben op de regeling in het plangebied. Het bestemmingsplan heeft uitsluitend betrekking op de bestaande situatie van het plangebied.

2.4 Gemeentelijke Belangen

In deze paragraaf komt het gemeentelijk beleid aan bod. Daarbij wordt ingegaan op de Structuurvisie gemeente Hattem, bestaande uit het Ruimtelijk ontwikkelingsplan gemeente Hattem en de Uitvoeringsparagraaf. Daarnaast wordt ingegaan op de Nota Grondbeleid 2010 - 2014 en het Landschapsontwikkelingsplan (LOP).

2.4.1 Structuurvisie gemeente Hattem

Op 4 oktober 2010 heeft de gemeenteraad de Uitvoeringsparagraaf 2010-2020 vastgesteld. Het vastgestelde Ruimtelijke ontwikkelingsplan gemeente Hattem van december 2008 geeft aan hoe Hattem zich de komende jaren gaat ontwikkelen. In de Uitvoeringsparagraaf wordt aangegeven hoe dat gaat gebeuren. Het Ruimtelijk ontwikkelingsplan en de Uitvoeringsparagraaf vormen samen de Structuurvisie gemeente Hattem zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

Het ruimtelijke beleid vanuit de diverse thema's is neergelegd in het Ruimtelijk ontwikkelingsplan Hattem. In het plangebied is in de ontwikkelingsvisie het volgende aangegeven (van noord naar zuid):

  1. a. Noordelijk langs de Nieuweweg: 'Kwalitatief opgewaardeerde IJsselzone';
  2. b. Noordwestelijk: 'Uiterwaarden met agrarisch natuurbeheer';
  3. c. Zuidoostelijk over het Apeldoorns Kanaal: 'Bevaarbaar / recreatief Apeldoorns kanaal';
  4. d. Zuidelijk over het golf- en bosterrein: 'Hattemer poort: combinatie van natuur en sport'.

De Uitvoeringsparagraaf 2010-2020 geeft aan hoe en met welke middelen Hattem de komende jaren gaat ontwikkelen. Het programma wordt jaarlijks geactualiseerd. Voor de hiervoor genoemde projecten zijn factsheets opgenomen. Deze geven inzicht in de planning en de financiering die daarbij hoort. Dit bestemmingsplan faciliteert waar nodig de gewenste maatregelen, door de nodige flexibiliteit in de regeling op te nemen.

2.4.2 Nota Grondbeleid 2010 - 2014

In de Nota Grondbeleid 2010-2014 voert de gemeente in beginsel een passief grondbeleid voor woningbouw, bedrijvigheid en inbreiding bij particuliere initiatieven. In het geval van revitalisering, herontwikkeling of transformatie bepaalt gemeente Hattem per situatie of gekozen wordt voor een actief, faciliterend of passief grondbeleid. Voor het thema 'groen, recreatie, landschap, ecologie' voert de gemeente in beginsel een actief grondbeleid.

2.4.3 Landschapsontwikkelingsplan (LOP)

De doelstelling van het LOP is om aan te geven hoe het landschap kan worden ontwikkeld, gebruikmakend van kwaliteiten en potenties. De gemeente wil daarmee:

  • zorgen voor kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • bestaand beleid ten aanzien van het landschap uitwerken en actualiseren;
  • initiatieven en projecten op het gebied van landschapsversterking stroomlijnen;
  • structureel beheer van het landschap organiseren;
  • de ontwikkeling van het landschap koppelen aan de ontwikkeling van cultuurhistorie, water en recreatie en natuur;
  • kennisontwikkeling over het landschap nastreven.

Het LOP betreft het gehele buitengebied van Hattem. Het plangebied valt hier deels onder, namelijk de Uiterwaarden en de Hattemerpoort. Het uitvoeringsprogramma van het Ruimtelijke ontwikkelingsplan Hattem (zie 2.4.1) geeft hiervoor de ontwikkelingswensen aan. Dit gebeurt via een aantal concreet benoemde projecten. Deze projecten zijn weergegeven in onderstaand kader.

afbeelding "i_NL.IMRO.0244.bpHattemZO-0003_0002.png"

Deelgebieden

  • Gebiedsvisie Uiterwaarden:

De uiterwaarden van Hattem, en dan voornamelijk de Hoenwaard, hebben hoge natuurlijke, aardkundige en cultuurhistorische waarden. Hier beconcurreren verschillende functies, zoals recreatie, (agrarisch) natuurbeheer en landbouw, elkaar. Deze visie is van belang, omdat Europa het gebied heeft aangewezen als Natura 2000 gebied en het daardoor een strenge wettelijke bescherming heeft. Zo kan de ecologische potentie van dit gebied goed tot zijn recht komen en kan afstemming van en ontwikkelingskaders voor functies worden verkregen. In het kader van dit project is Belvedère subsidie beschikbaar.

  • Realisatie Hattemerpoort:

Het realiseren van deze ecologische verbinding tussen Veluwe en IJssel heeft grote prioriteit bij de provincie: het is een onmisbare schakel in de robuuste verbinding Veluwe - Salland. De ambitie is het opheffen van versnippering. Hattem onderschrijft dit belang en ondersteunt het werk van de provincie onder andere door gemeentelijke activiteiten te combineren met of te koppelen aan de diverse deelprojecten in deze poort. Besluitvorming vindt plaats in de stuurgroep Veluwekroon (gemeente Hattem, Heerde, waterschap, provincie en RWS. Belangrijke deelprojecten zijn: Rasters, Passage Apeldoornse weg & Grote weg, Sportvelden, Kanaaldijk, Recreatievaart, Fietsroute Apeldoorns Kanaal, Herontwikkeling Hoenwaardse weg, Fietsroutes, Wandelroutes, Uitkijktoren, Gemeente opslag.

2.4.4 Conclusies gemeentelijk beleid

In dit bestemmingsplan is waar mogelijk en nodig rekening gehouden met de gewenste ontwikkelingen die in het gemeentelijk beleid zijn genoemd. Dit is bijvoorbeeld gedaan door flexibiliteit in uitwisseling van de functies water en groen in deze zelfde bestemmingen.

Hoofdstuk 3 Water

3.1 Beleid Waterschap Vallei En Veluwe

In het waterbeheer in de 21e eeuw heeft water ruimte nodig. Daarom is het belangrijk dat de gemeente een watertoets in het ruimtelijke plan meeneemt. Sinds november 2003 is een watertoets wettelijk verplicht in bestemmingsplannen. Een waterparagraaf moet de manier beschrijven waarop het plan rekening houdt met de waterhuishouding. Waterschap Vallei en Veluwe wil graag in een vroeg stadium meedenken over de watertoets en haar gebiedskennis inbrengen. Waterschap en gemeente kunnen namelijk samen kijken naar een zo efficiënt mogelijke inpassing van het water in het ruimtelijk ontwerp. Zo loopt de gemeente niet het risico zijn ruimtelijke plannen in een later stadium bij te moeten stellen in verband met de waterhuishouding.

In het Waterbeheersplan Veluwe 2010 t/m 2015 (vastgesteld op 25 november 2009) beschrijft het waterschap voor de planperiode 2010 tot en met 2015 haar strategische visie op de uitvoering van haar taken, en werken zij dit uit in concrete doelen en een uitvoeringsstrategie. Op onderdelen (robuust watersysteem, waterkwaliteit en ecologie) geeft het waterschap een doorkijk tot 2027. In het Waterbeheersplan beschrijft het waterschap haar missie.

De Keur is een verordening van het waterschap die regelt wat wel en niet mag in of nabij oppervlaktewater en dijken. Het vaststellen van de Keur is een eigen bevoegdheid van het algemeen bestuur van het waterschap. Op 22 december 2009 is de Keur Waterschap Veluwe in werking getreden. De Keur is van belang voor iedereen die woont of werkt binnen het gebied van Waterschap Vallei en Veluwe. De Keur is gekoppeld aan de Legger, waarin onder meer de belangrijke watergangen aangegeven zijn. In het plangebied zijn enkele van deze watergangen aanwezig (zie volgende afbeelding). Deze watergangen zijn mogelijk in de bestemmingen waarin ze opgenomen zijn. De bescherming van deze watergangen is geregeld in de Keur en daarom niet verder in dit bestemmingsplan geregeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0244.bpHattemZO-0003_0003.png"

Fragment Legger

In de planperiode 2010 tot en met 2015 wil het waterschap doelgericht werken. Elk doel heeft één of meer opgaven die op enig moment in de planperiode (aangegeven met een jaartal) of gedurende de gehele planperiode (aangegeven met 2010-2015) moet worden uitgevoerd. Stedelijk waterbeheer is een van deze doelen.

Het Waterschap Vallei en Veluwe is ook in het stedelijk gebied verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van alle oppervlaktewateren. Dit betekent dat het stedelijk watersysteem op orde moet zijn voor de effecten van de klimaatsverandering. Daarnaast is het watersysteem zowel fysisch-chemisch als ecologisch van goede kwaliteit. Vooral in het stedelijk gebied bevinden zich de aanhakingspunten tussen waterketen en watersysteem van waaruit problemen opgelost kunnen worden. Samenwerking tussen gemeente en waterschap blijft daarbij van het allergrootste belang.

3.2 Conclusies Waterbeleid

Het bestemmingsplan voorziet in een actualisering van feitelijke situaties en een aanpassing aan gewijzigde beleidsinzichten. Dit bestemmingsplan is gericht op het regelen van de bestaande functies in het plangebied. Het plan biedt geen ontwikkelingsruimte voor activiteiten die verandering in de waterhuishouding met zich brengen.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

In dit hoofdstuk worden de relevante omgevingsaspecten aan de orde gesteld.

4.1 Wet Op De Archeologische Monumentenzorg

Normstelling en beleid

Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Deze wet maakt deel uit van de (gewijzigde) Monumentenwet. De kern van Wamz is, wanneer de bodem wordt verstoord, dat de archeologische resten intact moeten blijven.

In 2009 heeft de gemeente Hattem een Archeologienota Hattem met bijbehorende Waarderingskaart Hattem vastgesteld. Archeologisch waardevolle gebieden moeten worden opgenomen in het bestemmingsplan. Hier worden 'archeologische' regels opgenomen voor de afgifte van een omgevingsvergunning zoals de mogelijkheid tot behoud in situ, vooronderzoek en archeologische begeleiding.

In de Archeologische Waarderingskaart Hattem (AWH) is het archeologisch potentieel van de verschillende gebieden in Hattem gewaardeerd in een bepaald percentage (0%, 10%, 50%, 90% en 100%). Een 0% gebied is archeologisch leeg, geheel verstoord of reeds opgegraven. Dit loopt op tot een 100% gebied, waar sprake is van een archeologische toplocatie. Uit de AHW blijkt dat een groot deel van het gemeentelijk grondgebied valt in de categorie 10% en 0%.

In dit bestemmingsplan krijgen gebieden met een vondstkans van 50% of meer een dubbelbestemming die voorziet de bescherming van de archeologische waarden. Bij deze gebieden is een omgevingsvergunning vereist wanneer de bodemverstorende activiteiten groter zijn dan 100 m2 en dieper zijn dan 50 cm onder maaiveld.

Toetsing

Van belang zijn de gebieden die op bijlage 1 behorende bij Archeologienota Hattem 2009 zijn weergegeven met een percentage van 50% of meer. Dit zijn gebieden die in het bestemmingsplan een beschermende regeling (dubbelbestemming) moeten hebben.

Conclusie

Voor de aangegeven gebieden wordt de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie" opgenomen. Daarin is een regeling opgenomen die ervoor zorgt dan werken en werkzaamheden niet zonder meer gerealiseerd kunnen worden. Hiervoor is een vergunning en (archeologisch) onderzoek nodig. Hiermee wordt voldaan aan het beleid van de gemeente en de uitgangspunten van de Wamz.

4.2 Wet Milieubeheer

4.2.1 Bedrijven en milieuzonering

Normstelling en beleid

Onder andere vanuit milieuhygiënisch oogpunt vergt bedrijvigheid een goede afstemming met andere, in de omgeving aanwezige functies. Voor het bepalen welke categorieën bedrijfsactiviteiten toelaatbaar zijn is in het kader van dit bestemmingsplan gebruik gemaakt van de VNG-uitgave "Bedrijven en milieuzonering" (2009).

Toetsing

Bij de toetsing is het van belang dat de woonomgeving geen grotere milieuhinder krijgt dan in de bestaande situatie. Daarnaast mogen de mogelijkheden van bestaande (vergunde) bedrijfsactiviteiten niet worden beperkt door nieuwe (woningbouw)ontwikkelingen.

In en om het plangebied zijn enkele bedrijven en instellingen aanwezig met een milieucategorie. Wanneer dit bedrijven zijn met een milieucategorie 1 of 2, dan passen deze goed binnen de woonomgeving. Bedrijven en beroepen aan huis vallen hier onder meer onder. Bedrijven en instellingen met een zwaardere milieucategorie (3.1 en hoger) passen hier minder goed in. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om een autobedrijf met werkplaats en tankstation (incl. LPG) aan de Nieuweweg. Door uitbreiding van deze bedrijvigheid te voorkomen, levert deze geen grote(re) beperking op voor de woonomgeving.

Andersom mogen eventuele ontwikkelingen bij woningen de bestaande bedrijven en instellingen ook niet beperken in de bedrijfsvoering. Het gaat daarbij niet alleen om de bedrijven en instellingen in het plangebied, maar ook die in de omgeving ervan. Door uitbreiding van de woningen naar de bestaande bedrijven te weren, wordt een beperking voor de bedrijfsactiviteiten voorkomen.

Conclusie

Het grootste deel van de bedrijven en instellingen past goed in de woonomgeving. Door ze specifiek te bestemmen, wordt voorkomen dat de eventuele hinder op de omgeving wijzigt (vergroot). Ook voor woningen geldt dat zij niet dichter bij bedrijven en instellingen mogen worden gebouwd. Voor de mogelijkheden bij de bedrijven, instellingen en woningen zijn de bestaande rechten het uitgangspunt voor de regeling in dit bestemmingsplan.

4.2.2 Luchtkwaliteit

Normstelling en beleid

Voor luchtkwaliteit zijn artikel 5.16 van de Wet milieubeheer (Wm) en het daarop gebaseerde Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen), het Besluit Nibm, van toepassing. Hierin worden ruimtelijk-economische besluiten, die niet in betekenende mate bijdragen aan de concentraties in de buitenlucht, niet langer individueel getoetst aan die grenswaarden. De grenswaarden van de te toetsen stoffen staan in bijlage 2 van de Wm.

Het Besluit Nibm en de Regeling Nibm geven aan wanneer een initiatief in betekenende mate bijdraagt. Projecten (nieuwe ontwikkelingen) die minder bijdragen dan 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van zwevende deeltjes (PM10) of stikstofdioxide (NO2), dragen niet in betekende mate bij. Voor dergelijke projecten hoeft geen luchtkwaliteitonderzoek te worden uitgevoerd. Ook is toetsing aan normen niet nodig.

Toetsing

Het bestemmingsplan is conserverend van aard. Nieuwe ontwikkelingen worden niet mogelijk gemaakt. Het bestemmingsplan valt onder de Regeling Nibm.

Conclusie

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Het aspect luchtkwaliteit hoeft niet onderzocht te worden en geeft geen uitgangspunten voor dit bestemmingsplan.

4.2.3 Bodem

Normstelling en beleid

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening moet bij ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging moet verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd.

Toetsing

In het plangebied is geen sprake van nieuwe ontwikkelingen, dan de bestaande mogelijkheden. Het bestemmingsplan is conserverend van aard, een onderzoek is dan ook niet aan de orde.

Conclusie

Het aspect bodem geeft geen uitgangspunten voor dit bestemmingsplan. Wanneer een omgevingsvergunning wordt verleend moet het aspect bodem overwogen worden. Dit is een vast onderdeel bij bijvoorbeeld een omgevingsvergunning voor bouwen.

4.2.4 Externe veiligheid

Risico's ten aanzien van het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen zijn onvermijdelijk. Het is daarom van belang dat bestuurders op de hoogte zijn van de aanwezige risico's in hun gemeente en bewust afwegen welke risico's wel en welke niet acceptabel zijn. Zelfs wanneer de veiligheid zo veel mogelijk geoptimaliseerd is, kan er een zwaar ongeval of een ramp plaatsvinden. Het is daarom belangrijk dat alle betrokken partijen zich bewust zijn van dit restrisico en de mogelijke effecten van een ernstige calamiteit.

Normstelling en beleid

Bij externe veiligheid wordt gekeken naar risicovolle inrichtingen, leidingen en transportroutes voor gevaarlijke stoffen. De normstelling hiervoor is opgenomen in verschillende regelgeving, waaronder het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Bevi), het Besluit Externe Veiligheid Transport (Bevt) en het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen (Bevb).

Externe veiligheid en de weerslag daarvan in bestemmingsplannen heeft altijd betrekking op berekende en geobjectiveerde risico's, waarvan de normstelling in de regelgeving is vastgelegd. Daarbij wordt rekening gehouden met het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).

Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon, die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting verblijft, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof is betrokken. Het algemene uitgangspunt is dat niemand blootgesteld mag worden aan de kans om door een gebeurtenis te overlijden van meer dan één op de miljoen, ofwel PR 10-6. Bij de PR gaat het om vastgestelde risicocontouren, waar in het bestemmingsplan rekening mee gehouden moet worden.

Het groepsrisico bestaat uit de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Het GR wordt uitgedrukt in een grafiek, waarbij de zogenaamde oriënterende waarde maatgevend is.

Het op te stellen bestemmingsplan moet voldoen aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico en aan de oriënterende waarde voor het groepsrisico. Bij externe veiligheid wordt verder een onderscheid gemaakt in inrichtingen en in vervoer van gevaarlijke stoffen.

Toetsing

In en direct om het plangebied is sprake van de volgende risicobronnen:

  1. a. LPG-tankstation aan de Nieuweweg 101 (Bevi-inrichting);
  2. b. ontvangststation Liander aan de Eikenlaan tegenover nr. 14;
  3. c. ontvangststation Gasunie aan de Hoopjesweg 13;
  4. d. (hogedruk) gasleidingen 63037, 101260 en 101521 Gasunie.

De ligging van de genoemde risicobronnen is op onderstaande afbeelding weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0244.bpHattemZO-0003_0004.png"

Fragment risicokaart

LPG tankstation

Het LPG-tankstation Autobedrijf Oving BV aan de Nieuweweg 101 is een Bevi-inrichting. Hiervoor zijn de volgende gegevens van toepassing:

  • Vergunde jaardoorzet LPG 1.000 m3 per jaar;
  • Risicoafstand (PR 10-6) vulpunt 40 meter;
  • Risicoafstand (PR 10-6) reservoir 25 meter;
  • Risicoafstand (PR 10-6) afleverinstallatie 15 meter;
  • Invloedsgebied Groepsrisico 150 meter (gem. dichtheid bevolking).

In onderstaande figuur staat een detail van de risicokaart met de genoemde PR-contouren. Binnen deze contouren zijn (beperkt) kwetsbare objecten niet aanwezig en worden deze in dit bestemmingsplan uitgesloten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0244.bpHattemZO-0003_0005.png"

Risicocontouren LPG tankstation Autobedrijf Oving BV

Het invloedsgebied van het GR is vastgelegd op 150 m. Binnen dit gebied zijn in het plangebied (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig, waarvoor het groepsrisico verantwoord moet worden. De huidige situatie is toelaatbaar. Voor het tankstation aan de Nieuweweg is bij de milieuvergunning (12 juli 2006) geen groepsrisico berekend. De oriëntatiewaarde wordt voor dit tankstation met het gemiddeld aantal woningen en het kantoor niet overschreden. Het aantal (beperkt) kwetsbare objecten kan in dit bestemmingsplan niet toenemen. Het groepsrisico neemt daarom niet toe.

Gasontvangststations

Een gasontvangststation (gasdrukregel- en meetstation) is een installatie dat valt onder de werking van het Activiteitenbesluit. Rond deze installatie zijn (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig. De installatie geeft echter geen onaanvaardbare risico's voor deze objecten. Binnen de PR 10-6 rond beide installaties in het plangebied zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig. Deze contour is in het Activiteitenbesluit opgenomen en afhankelijk van de inlaatdruk. Voor beide installaties is de contour in het bestemmingsplan opgenomen, omdat deze buiten de inrichtingsgrens ligt. Daarbij is een regeling opgenomen die nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten binnen de contour uitsluit. Een gasdrukregel- en meetstation heeft geen verplichting voor een QRA. Het groepsrisico is daarom nog niet berekend en voor dit bestemmingsplan niet nodig. Het bestemmingsplan laat in de omgeving van deze installatie geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten toe.

Transportroutes

De snelwegen A28 en A50, op grotere afstand ten westen en noordwesten van het plangebied, zijn aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen. Deze zijn opgenomen in de Circulaire en worden op termijn opgenomen in het Besluit externe veiligheid transportroutes. De plaatsgebonden risicocontouren (PR 10-6) liggen direct rond de wegen en hebben daardoor geen invloed op het plangebied. Het GR is kleiner dan 0,1 van de oriënterende waarde (bron: Basisnet Weg). Een verdere verantwoording van het groepsrisico is hiervoor niet nodig.

Ook de IJssel wordt gebruikt voor het transport van gevaarlijke stoffen (bron: Basisnet Water). De IJssel is aangeduid als 'zwarte vaarweg'; een binnenvaartverbinding chemische clusters en achterlandverbindingen mét toetsafstand. De PR 10-6 ligt op de rand van de vaarweg en heeft daardoor geen invloed op het plangebied. Bij zwarte vaarwegen is een verantwoording van het GR nodig. De brandweer wordt hiervoor bij het wettelijk overleg om een reactie gevraagd. Bij een bevolkingsdichtheid beneden de 1500 pers/ha dubbelzijdig en 2250 pers/ha enkelzijdigis een berekening van het GR echter niet verplicht. Proefberekeningen hebben aangetoond dat in die gevallen het GR beneden 0,1 x de oriënterende waarde ligt.

Zoals blijkt is een berekening van het groepsrisico niet nodig voor de transportroutes over snelwegen en IJssel. In het plangebied is geen sprake van nieuwe ontwikkelingen waarbij (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk worden gemaakt.

Buisleidingen

De buisleidingen in het plangebied vallen onder de werking van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). De Bevb gaat niet meer uit van veiligheids-, bebouwings- en toetsingsafstanden maar van grens en richtwaarden voor het plaatsgebonden risico (PR) en een verantwoordingsplicht voor het groepsrisico (GR). Voor gasleidingen met een druk tot 40 bar geldt een belemmerende strook van 4 meter aan weerszijden van de gasleiding. Bij 40 bar of meer geldt een belemmerende strook van 5 meter aan weerszijden van de gasleiding. Wanneer de PR 10-6-contour groter is dan de belemmerde strook moet deze in het bestemmingsplan worden geregeld.

Zoals aangegeven zijn in het plangebied drie buisleidingen aanwezig, namelijk:

  • een hogedruk gasleiding N-556-61-KR-001 met een diameter van 4,5 inch en een maximale werkdruk van 40 bar. Deze loopt globaal gesproken vanaf het kruispunt Hoopjesweg/Daendersweg in oostelijke richting langs de Hoopjesweg (geheel buiten het plangebied). De PR 10-6-contour van deze buisleiding bedraagt nul meter. Voor deze leiding wordt een strook van 5 meter opgenomen, met een dubbelbestemming Leiding - Gas;
  • een hogedruk gasleiding N-556-60-KR-006 met een diameter van 8 inch en een maximale werkdruk van 40 bar. Deze loopt globaal gesproken vanaf het kruispunt Hoopjesweg/Daendersweg in zuidelijke richting. De PR 10-6-contour van deze buisleiding bedraagt nul meter. Voor deze leiding wordt een strook van 5 meter opgenomen, met een dubbelbestemming Leiding - Gas;
  • een hogedruk gasleiding A-510 (gastransportleiding Ommen-Utrecht) met een diameter van 36 inch en een maximale werkdruk van 66,2 bar. Deze loopt zuidelijk door het plangebied. Binnen de PR 10-6-contour liggen in het plangebied geen kwetsbare objecten. Feitelijk betreft het hier een saneringslocatie waar maatregelen getroffen moeten worden om de PR 10-6-contour te verminderen tot buiten deze kwetsbare objecten. De zone van de PR 10-6-contour buiten de belemmeringstrook is op de verbeelding weergegeven. Deze loopt ten oosten van het plangebied op een afstand van circa 170 meter van de Geldersedijk.

Conclusie

Voor de verschillende risicobronnen in het plangebied worden specifieke regelingen in dit bestemmingsplan opgenomen. Dit vindt onder meer plaats via de bestemming "Leiding -Gas" en de aanduiding 'veiligheidszone lpg'. De PR 10-6 worden vastgelegd, waaraan regels worden gekoppeld die het bouwen van (beperkt) kwetsbare objecten binnen deze contouren tegen gaan. De bestaande situatie kan in het plangebied gehandhaafd blijven en in dit bestemmingsplan geregeld worden. De risicobronnen zorgen in het plangebied niet voor saneringssituaties.

4.2.5 Elektriciteitsverbinding

Door het plangebied loopt een bovengrondse 150 Kv-leiding. Rond een dergelijke leiding gelden beperkingen. Hiervoor is op de verbeelding een belemmeringenstrook van 27 meter (zakelijk rechtzone) aan weerszijden van de hoogspanningsleiding aangegeven. Deze is vastgelegd in de dubbelbestemming "Leiding - Hoogspanningsverbinding". Ondanks de belemmeringenstrook zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde nog wel mogelijk. Daarbij kan het gaan om bouwwerken ten behoeve van de hoogspanningsverbinding, waaronder de masten. Deze mogelijkheden gelden bovenop de mogelijkheden die de onderliggende bestemmingen mogelijk maken.

4.3 Wet Geluidhinder

Normstelling en beleid

Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) is rond inrichtingen die ''in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken'', wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/u en spoorwegen een geluidzone van kracht. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de in de wet bepaalde voorkeursgrenswaarde. Wanneer niet aan deze grenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag - in de meeste gevallen de gemeente - hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor geldt een bepaald maximum, de uiterste grenswaarde genoemd.

Voor dit plangebied is het geluid voor wegverkeerslawaai van belang. In het plangebied zijn wegen aanwezig waarvoor een wettelijke geluidszone geldt. Dit zijn wegen waarop de maximumsnelheid (ten minste) 50 km/uur bedraagt. De overige geluidsbronnen (spoor, water, industrie, vliegverkeer) zijn niet van toepassing, omdat de afstand tussen deze geluidbronnen en het plangebied te groot is.

Toetsing

In en direct om het plangebied zijn wegen aanwezig waarvoor wettelijke geluidscontouren gelden. Zoals aangegeven moet hiervoor akoestisch onderzoek worden uitgevoerd. De genoemde onderzoeksverplichting geldt niet voor de - op het tijdstip van de vaststelling van het bestemmingsplan - aanwezige woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen, wanneer op dat tijdstip de wegen al aanwezig of in aanleg zijn.

Conclusie

Het wegverkeerslawaai heeft geen consequenties voor het plangebied. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe geluidgevoelige functies en nieuwe wegen mogelijk.

4.4 Flora- En Faunawet

Bij elk ruimtelijk plan moet rekening worden gehouden met de natuurregelgeving. Het gaat daarbij om gebiedsbescherming en soortenbescherming.

4.4.1 Gebiedsbescherming

Normstelling en beleid

De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Natuurbeschermingswet. Indien ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het beleid voor de Ecologisch Hoofdstructuur (EHS). In de provincie Gelderland is de EHS overgenomen in het Gelders Natuurnetwerk (GNN)/ de Groene Ontwikkelingszone (GO).

Toetsing

Het gehele plangebied ligt in het nationale landschap Veluwe. Aan de oost- en westzijde grenst het plangebied aan de Natura 2000-gebieden Veluwe en Uiterwaarden IJssel. De ligging van deze gebieden is aangegeven in onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0244.bpHattemZO-0003_0006.jpg"

Natura 2000 gebieden Veluwe en Uiterwaarden IJssel

Zoals aangegeven zijn delen van het plangebied aangewezen als Gelders Natuurnetwerk (GNN) en/of Groene Ontwikkelingszone (GO). De gevolgen hiervan voor het bestemmingsplan zijn aan de orde gekomen in paragraaf 2.3.2. In de onderstaande afbeeldingen zijn de begrenzing van beide gebieden aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0244.bpHattemZO-0003_0007.png"

Gelders Natuurnetwerk (GNN)

afbeelding "i_NL.IMRO.0244.bpHattemZO-0003_0008.png"

Groene Ontwikkelingszone (GO)

Conclusie

Het plangebied maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk dit invloed hebben op de aanwezige natuurgebieden en natuurwaarden. Voor de bestaande natuurgebieden wordt in dit bestemmingsplan een regeling opgenomen die een beschermende werking heeft.

4.4.2 Soortenbescherming

Normstelling en beleid

Op grond van de Flora- en faunawet geldt een algemeen verbod voor het verstoren en vernietigen van beschermde plantensoorten, beschermde diersoorten en hun vaste rust- of verblijfplaatsen. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan op Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst-soorten zijn deze voorwaarden zeer streng.

Toetsing

Bij nieuwe ontwikkelingen, waarbij mogelijk negatieve effecten voor beschermde soorten optreden, is een ecologisch onderzoek nodig. Dit bestemmingsplan is echter een consoliderend plan, dat bij recht geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt. De bestaande functies (onder andere: wonen en enige bedrijvigheid) en het grondgebruik blijven gehandhaafd en hierdoor vindt er geen functieverandering plaats. Het bestaande gebruik van onder andere (bedrijfs-)bebouwing en de gronden kan op de huidige wijze worden voortgezet. De bestaande beplanting blijft ook gehandhaafd.

Conclusie

Dit bestemmingsplan is een consoliderend plan, waardoor geen sprake is van nieuwe ontwikkelingen. Negatieve effecten voor beschermde soorten treden niet op, nader onderzoek hoeft niet plaats te vinden. Bij het verlenen van omgevingsvergunningen voor het slopen van gebouwen, het dempen van sloten of het kappen van bomen dient te worden bezien of vrijstelling/ontheffing mogelijk is. Dit hoeft niet in het bestemmingsplan geregeld te worden, omdat dit op basis van de Flora- en faunawet vereist en noodzakelijk is.

Hoofdstuk 5 Beschrijving Van De Bestemmingen

Art. 3.1.3 lid 1 sub a. van het Besluit ruimtelijke ordening geeft aan dat in de toelichting een beschrijving van de bestemmingen is opgenomen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven. Onderstaand zijn alle in dit bestemmingsplan opgenomen bestemmingen beschreven.

5.1 Agrarisch

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een grondgebonden bedrijfsvoering met de daarbijbehorende andere bouwwerken. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden en parkeervoorzieningen.

5.2 Agrarisch Met Waarden - Landschappelijke En Natuurlijke Waarde

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschappelijke en natuurlijke waarde' aangewezen gronden zijn bestemd voor agrarische cultuurgrond met de daarbijbehorende andere bouwwerken, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, ontsluitingswegen en paden. Het plan kent naast de bestemming Agrarisch een bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschappelijke en natuurlijke waarde'. Beide bestemmingen voorzien in de uitoefening van het agrarisch bedrijf en voorzien in beginsel niet in bedrijfsgebouwen. Bij de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschappelijke en natuurlijke waarde' is de uitoefening van het agrarisch bedrijf vanwege deze waarde aan diverse restricties gebonden. Deze restricties komen tot uitdrukking in het stelsel van regels met betrekking tot een benodigde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden.

5.3 Bedrijf

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijven als genoemd in bijlage 1 van de regels onder de categorieën 1 en 2, met de daarbijbehorende gebouwen, andere bouwwerken, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, tuinen, erven en parkeervoorzieningen. Bedrijven uit een hogere categorie 3.1 en/of 3.2 zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2'. Geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen, vuurwerkbedrijven en/of detailhandelsbedrijven zijn niet toegestaan. Bedrijfswoningen zijn alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoningen'.

5.4 Bedrijf - Nutsvoorziening

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor nutsvoorzieningen met de daarbijbehorende gebouwen, andere bouwwerken, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, erven en parkeervoorzieningen. De binnen het plangebied aanwezige gasdrukregel- en meetstations zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1'.

5.5 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen

De voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen' aangewezen gronden zijn bestemd voor een verkooppunt van motorbrandstoffen inclusief LPG. Binnen de bestemming is daarnaast een aanduiding opgenomen die betrekking heeft op de verkoop van LPG. Ook de daarbijbehorende gebouwen, andere bouwwerken, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, tuinen, erven en parkeervoorzieningen worden mogelijk gemaakt.

5.6 Bos

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor bos en/of beplantingsstroken, met de daarbijbehorende andere bouwwerken, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, water en paden. De gronden die zijn voorzien van deze bestemming maken deel uit van de ecologische zone. Om de ecologische zone te beschermen moet voor een aantal werkzaamheden een omgevingsvergunning worden aangevraagd.

5.7 Detailhandel

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor detailhandel, met uitzondering van perifere detailhandel, met de daarbijbehorende gebouwen, andere bouwwerken, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, tuinen, erven en parkeervoorzieningen. Er is per bedrijf één bedrijfswoning toegestaan.

5.8 Gemengd

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor horecabedrijven en (bedrijfs)woningen, met de daarbijbehorende gebouwen, andere bouwwerken, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, tuinen, erven en parkeervoorzieningen. Het bedrijfsmatig verstrekken van (alcoholhoudende) dranken en etenswaren zijn binnen deze bestemming toegestaan. Een discotheek is, gezien de milieukundige, ruimtelijke en functionele uitstraling, uitgesloten. Er 2 appartementen op de verdieping toegestaan .

5.9 Groen

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen en speelterreinen, met de daarbijbehorende andere bouwwerken, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen, water, wegen en paden, erven en terreinen.

5.10 Kantoor

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor kantoren, met de daarbijbehorende gebouwen, andere bouwwerken, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, tuinen, erven en parkeervoorzieningen. Het gaat om kantoren die geen onderdeel uitmaken van een ter plaatse gevestigd bedrijf. Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.

5.11 Maatschappelijk

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen, met de daarbijbehorende gebouwen, andere bouwwerken, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, tuinen, erven en parkeervoorzieningen. Binnen deze bestemming zijn voorzieningen in de medische, sociale, educatieve, culturele en religieuze sfeer en vergelijkbare voorzieningen toegestaan. Een combinatie van maatschappelijke voorzieningen is mogelijk. Uitwisseling van deze voorzieningen is toegestaan. Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.

5.12 Maatschappelijk - Begraafplaats

De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor een begraafplaats. Een afzonderlijke begraafplaats, begraafplaatsen die niet bij kerken of andere voorzieningen liggen, zijn in dit bestemmingsplan als dusdanig bestemd. Een dergelijke begraafplaats ligt aan de Kerkhofdijk.

5.13 Natuur

Deze bestemming betreft gronden die deel uitmaken van de ecologische zone. De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de natuurlijke waarden, zoals deze vooral tot uitdrukking komen in de vegetaties en de fauna, met de daarbijbehorende andere bouwwerken, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water en paden. Om ongewenste activiteiten in het gebied te voorkomen, bevat de bestemming een stelsel van regels met betrekking tot een benodigde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden. Binnen de bestemming 'Natuur' mag niet worden gebouwd.

5.14 Recreatie - Volkstuin

De voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor volkstuinen, met de daarbijbehorende gebouwen, andere bouwwerken, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, tuinen, erven en parkeervoorzieningen.

5.15 Sport

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor sport- en speelterreinen, met de daarbijbehorende gebouwen, andere bouwwerken, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, tuinen, erven en parkeervoorzieningen. Motorcrosssporten en mechanische sporten zijn vanwege de te verwachten geluidhinder uitgesloten.

In het clubhuis van de golfbaan zijn ondergeschikte detailhandel en horeca toegestaan. Deze functies zijn aangeduid, omdat deze slechts ondergeschikt ten behoeve van de sportbestemming zijn toegestaan.

5.16 Verkeer

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen en straten, voet- en rijwielpaden, waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het verkeer, met de daarbijbehorende andere bouwwerken, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, paden, tuinen, erven en parkeervoorzieningen. De jongeren ontmoetingsplek (jop) aan de Hoopjesweg is aangeduid in dit bestemmingsplan.

5.17 Verkeer - Parkeerterrein

De voor 'Verkeer - Parkeerterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor parkeervoorzieningen, met de daarbijbehorende andere bouwwerken, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, tuinen en erven.

5.18 Verkeer - Verblijfsgebied

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen en straten, voet- en rijwielpaden, parkeervoorzieningen, garageboxen, ter plaatse van de aanduiding 'garagebox', met de daarbijbehorende: andere bouwwerken, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, paden, speelvoorzieningen, tuinen en erven.

5.19 Verkeer - Voet-/fietspad

De bestemming 'Verkeer - Voet-/fietspad' ligt op de langeafstandswandelroute (LAW) 4. (zie ook paragraaf 2.3.4)

5.20 Water

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor water, met de daarbijbehorende andere bouwwerken, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, wegen en paden. De hoofdwatergangen met een belangrijke waterfunctie zijn vastgelegd. Waterlopen die cultuurhistorische waarden hebben, zijn specifiek aangeduid als waardevol.

5.21 Wonen - 1

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep, met de daarbijbehorende gebouwen, overkappingen, andere bouwwerken, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, tuinen, erven en parkeervoorzieningen. Een hoofdgebouw mag binnen deze bestemming een goothoogte hebben van maximaal 4 meter en een bouwhoogte hebben van maximaal 9 meter. Door middel van een binnenplanse afwijking is onder voorwaarden een aan-huis-verbonden bedrijf mogelijk.

5.22 Wonen - 2

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep, met de daarbijbehorende gebouwen, overkappingen, andere bouwwerken, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, tuinen, erven en parkeervoorzieningen. Een hoofdgebouw mag binnen deze bestemming een goothoogte hebben van maximaal 7 meter en een bouwhoogte hebben van maximaal 11 meter. Door middel van een binnenplanse afwijking is onder voorwaarden een aan-huis-verbonden bedrijf mogelijk.

5.23 Wonen - 3

De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor landhuizen en villa's, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep, met de daarbijbehorende gebouwen, andere bouwwerken, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, tuinen, erven en parkeervoorzieningen. Een hoofdgebouw mag binnen deze bestemming een goothoogte hebben van maximaal 7 meter. Door middel van een binnenplanse afwijking is onder voorwaarden een aan-huis-verbonden bedrijf mogelijk.

5.24 Leiding - Gas

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een strook ten behoeve van een hoofdgasleiding, met de daarbijbehorende andere bouwwerken.

5.25 Leiding - Hoogspanningsverbinding

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een bovengrondse hoogspanningsverbinding met bijbehorende belemmeringenstrook, met de daarbijbehorende andere bouwwerken.

5.26 Waarde - Archeologie

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de archeologische waarden van de gronden.

5.27 Waterstaat - Waterkering

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, het onderhoud en de verbetering van de waterkering, de afvoer van oppervlaktewater en voor de waterhuishouding, met de daarbijbehorende andere bouwwerken. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de regels in die zin dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) toegestane gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd. Ter bescherming van deze bestemming is een stelsel van regels opgenomen met betrekking tot een benodigde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden.

5.28 Algemene Aanduidingen

Veiligheidszone - bedrijven 1 en 2

De aanduiding Veiligheidszone - bedrijven 1 en Veiligheidszone - bedrijven 2 is opgenomen ter voorkoming van de mogelijkheid voor het realiseren van (beperkt) kwetsbare objecten binnen de PR 10-6 contour rond het gasontvangstation aan de Hoopjesweg en het gasontvangststatuin aan de Eikenlaan.

Veiligheidszone - lpg

Voor het tankstation waar lpg verkocht wordt, is de gebiedsaanduiding veiligheidszone -lpg opgenomen. Binnen de veiligheidszone zijn geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten toegestaan.

Vrijwaringszone - dijk

Voor de enkele dijken in het plangebied, is een gebiedsaanduiding vrijwaringszone - dijk opgenomen. Binnen deze aanduiding is in principe geen bebouwing mogelijk. Hierdoor worden de dijken binnen het plangebied beschermd en wordt er geen bebouwing gerealiseerd die eventuele toekomstige aanpassingen aan de dijken in de weg kunnen zitten.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

In het kader van een bestemmingsplan is het van belang om de uitvoerbaarheid na te gaan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te achterhalen of de maatschappij het plan uitvoerbaar vindt. De bestemmingsplanprocedure kent meer momenten waarop de burgers en instanties hun mening over het bestemmingsplan kenbaar kunnen maken. De bestemmingsplanprocedure, zoals opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening, is globaal als volgt opgebouwd:

6.1.1 Voorontwerpbestemmingsplan

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 9 oktober tot en met 19 november 2014 ter inzage gelegen. Tijdens deze periode was een ieder in staat reacties naar voren te brengen. Binnen de termijn van ter inzage legging zijn 9 inspraakreacties ingediend, waarvan 8 schriftelijk en 1 mondeling.

Daarnaast is het voorontwerpbestemmingsplan Hattem Zuidoost in het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aan de hierna genoemde instanties verstuurd:

  • Provincie Gelderland
  • Waterschap Vallei en Veluwe

De ingekomen inspraak- en overlegreacties zijn in de Reactienota overleg en inspraak behandeld, deze is opgenomen in bijlage 1 bij deze toelichting. De reacties hebben geleid tot enkele kleine aanpassingen in dit bestemmingsplan. Daarnaast zijn ambsthalve aanpassingen doorgevoerd, ook deze zijn opgenomen in de reactienota.

6.1.2 Ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende zes weken (vanaf 19 februari 2015) ter inzage gelegd. Een ieder was daarbij in de gelegenheid schriftelijk en/of mondeling zienswijzen op het bestemmingsplan naar voren te brengen.

6.1.3 Vaststelling en vervolgprocedure

Er zijn zes zienswijzen ingediend. De samenvatting van de ingediende zienswijzen en de gemeentelijke reacties daarop staan in de Nota van beantwoording zienswijzen, deze is opgenomen als bijlage 2. Op 14 december is het bestemmingsplan door de gemeenteraad van Hattem vastgesteld. Naar aanleiding van de zienswijzen zijn enkele wijzigingen doorgevoerd in het bestemmingsplan. Ook zijn twee ambtshalve aanpassingen doorgevoerd.

De publicatie van het vaststellingsbesluit vindt zo spoedig mogelijk na de vaststelling plaats. Tijdens de daarop volgende inzagetermijn (zes weken) is het voor belanghebbenden mogelijk beroep in te stellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het bestemmingsplan treedt in werking op de eerste dag ná de dag waarop de beroepstermijn afloopt, tenzij er een voorlopige voorziening wordt aangevraagd.

6.2 Economische Uitvoerbaarheid

De economische uitvoerbaarheid moet aangetoond worden. Bepalend daarbij zijn de grondexploitatieregeling en de financiële haalbaarheid van eventuele ontwikkelingen die in het plangebied mogelijk worden gemaakt.

Het bestemmingsplan is economisch uitvoerbaar. Enerzijds omdat de grondexploitatieregeling voor dit bestemmingsplan niet van toepassing is. Het bestemmingsplan maakt immers geen (nieuwe) bouwplannen mogelijk. Daarmee vervalt ook de verplichting voor het vaststellen van een exploitatieplan bij dit bestemmingsplan. Anderzijds heeft het gemeentebestuur voldoende middelen voor de actualisatie van de bestemmingsplannen beschikbaar gesteld. Deze middelen dekken de kosten voor het opstellen van de plannen en het doorlopen van de nodige procedure(s).

Bijlage 1 Bedrijvenlijst

Bijlage 1 Bedrijvenlijst

Bijlage 1 Reactienota Overleg En Inspraak

Bijlage 1 Reactienota overleg en inspraak

Bijlage 2 Nota Van Beantwoording Zienswijzen

Bijlage 2 Nota van beantwoording zienswijzen