Wapenveld - Dorp
Beheersverordening - gemeente Heerde
Vastgesteld op 11-09-2017 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begripsbepalingen
1.1 beheersverordening:
de beheersverordening 'Wapenveld-Dorp' van de gemeente Heerde, bestaande uit de geometrisch bepaalde objecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0246.211BHVERWPNVLDDORP-va01 met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.2 aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.3 aanduiding:
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens:
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan-huis-gebonden beroep:
een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.6 agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of door middel van het houden van dieren, niet zijnde: een glastuinbouwbedrijf, een champignonkwekerij, een gebruiksgerichte paardenhouderij of een wormenkwekerij;
1.7 ander-bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde. Een ander bouwwerk met dak wordt aangemerkt als een bijbehorend bouwwerk;
1.8 archeologische waarde:
de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;
1.9 bebouwing:
Eén of meer gebouwen en/of andere bouwwerken.
1.10 bebouwingspercentage:
de bebouwde oppervlakte van de gebouwen uitgedrukt in procenten van de totale oppervlakte van nader aangegeven gronden;
1.11 bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.12 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de binding met het bedrijfsgebouw of het bedrijfsperceel noodzakelijk is;
beroepsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.13 bestaand:
feitelijk (duurzaam) en legaal aanwezig op het moment van inwerkingtreding van de beheersverordening.
1.14 bestemmingsgrens:
De grens van een bestemmingsvlak.
1.15 bestemmingsvlak:
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.16 bevoegd gezag:
het bevoegd gezag in de zin van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Als hoofdregel is dit het college van burgemeester en wethouders van Heerde.
1.17 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.18 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.19 bouwgrens:
De grens van een bouwvlak.
1.20 bouwperceel:
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.21 bouwperceelgrens:
De grens van een bouwperceel.
1.22 bouwvlak:
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerkenzijn toegelaten.
1.23 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.24 carport:
een ten hoogste door twee wanden omsloten overdekte ruimte; een carport is tevens een bijbehorend bouwwerk, met dien verstande dat als in deze regels voor carports een specifieke regeling is opgenomen, deze regeling geldt.
1.25 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
1.26 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.27 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.28 detailhandel in weggebonden artikelen:
detailhandel in een assortiment goederen dat is gebaseerd op de behoeftes van een automobilist of diens passagiers;
1.29 dienstverlening:
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;
1.30 discotheek:
een gebouw, waarin de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het bieden van gelegenheid tot dansen op mechanische en/of levende muziek en het serveren van al dan niet alcoholhoudende dranken;
1.31 eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
1.32 eerste verdieping:
tweede bouwlaag van een hoofdgebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen;
1.33 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.34 gebruiksgerichte paardenhouderij:
een bedrijf dat is gericht op het opfokken, beleren en trainen van paarden;
1.35 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:
een agrarische bedrijfsvoering die geheel dan wel grotendeels afhankelijk is van de groeikracht van de bodem waarop het bedrijf wordt uitgeoefend;
1.36 halfvrijstaande woning:
een woning van het type twee-aaneengebouwd;
1.37 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.38 horecabedrijf:
een bedrijf waarvan de werkzaamheden bestaan uit het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse, al dan niet in samenhang met het bedrijfsmatig verschaffen van logies en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, met uitzondering van een discotheek;
1.39 kampeermiddel:
een tent, tentwagen, een kampeerauto of een caravan, niet zijnde een stacaravan;
1.40 kantoor:
een ruimte die dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige dan wel financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening – niet zijnde detailhandel - al dan niet met een (publiekgerichte) baliefunctie;
1.41 kleinschalig kampeerterrein:
een kampeerterrein voor ten hoogste 25 kampeermiddelen gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
1.42 kwetsbare objecten:
kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.43 landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;
1.44 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie – met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren - en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.
1.45 molenbiotoop
de op de verbeelding aangegeven zone rondom een molen waarbinnen bijzondere regels gelden ter bescherming van de landschappelijke en cultuurhistorische waarde van de molen, waaronder begrepen het beschermen van de functies van de molen als werktuig en landschapsbepalend element, alsmede het veilig stellen van de windvang en windlossing;
1.46 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden:
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;
1.47 paardenbak:
een niet-overdekte piste,voorzien van een bewerkte/aangepaste bodem waar naast training en africhting van het paard eveneens toetsing van prestaties van de combinatie paard en ruiter in diverse disciplines kan plaatsvinden;
1.48 pand:
De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.49 peil:
- voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- het peil zoals door of namens burgemeester en wethouders is bepaald;
1.50 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.51 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.52 recreatief medegebruik:
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
1.53 risicovolle inrichting:
een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zoals dit besluit luidde op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening.
1.54 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.55 sportkantine:
een verblijfslocatie waarin de verstrekking van drank- en etenswaren gericht is op gebruikers van de sportvoorziening;
1.56 stacaravan:
een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, dat mede gelet op de afmetingen kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen, ook over grotere afstanden, als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen, en dat dient voor recreatief (nacht)verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben;
1.57 uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.58 voorgevel:
de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de door of namens burgemeester en wethouders aangewezen gevel(s);
1.59 voorkeursgrenswaarde:
de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder dan wel het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen;
1.60 winkel:
een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;
1.61 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.62 woongebouw:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, in welk gebouw of welk gedeelte twee of meer woningen zijn gelegen die zijn te bereiken door een of meer gemeenschappelijke verkeersruimten;
1.63 woonhuis:
een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de breedte van een gebouw:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren;
2.2 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.3 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.4 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een ander bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.7 afstand tot de molen:
de afstand gerekend vanaf het middelpunt van de molen.
2.8
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- en bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,75 m bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf dan wel het weiden van vee en/of het verbouwen van gewassen;
- b. infrastructurele voorzieningen en ontsluitingspaden, zoals deze bestaan op het tijdstip van de inwerkingtreding van de beheersverordening;
- c. de waterhuishouding;
- d. recreatief medegebruik in de vorm van voet-, fiets- en/of ruiterpaden;
met daarbijbehorende andere-bouwwerken - niet zijnde voorzieningen ten behoeve van de opslag van mest - en voorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op de tot 'Agrarisch' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd andere-bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen.
Artikel 4 Agrarisch - Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Bedrijf' aangewezen gronden zijn:
- a. bestemd voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf met dien verstande dat per bestemmingsvlak ten hoogste 1 bedrijf is toegestaan;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', uitsluitend bestemd voor één bedrijfswoning;
- c. mede bestemd voor kleinschalige kampeerterreinen, met dien verstande dat geen stacaravans zijn toegestaan;
met de daarbijbehorende gebouwen, een bedrijfswoning daaronder begrepen, andere-bouwwerken, tuinen, erven en agrarische cultuurgronden.
4.2 Bouwregels
Op de tot 'Agrarisch - Bedrijf' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 5 Agrarisch Met Waarden – Landschappelijke Waarde
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Agrarisch met waarden – Landschappelijke waarde aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf dan wel het weiden van vee en/of het verbouwen van gewassen;
- b. infrastructurele voorzieningen zoals deze bestaan op het tijdstip inwerkingtreding van de beheersverordening;
- c. de waterhuishouding;
- d. recreatief medegebruik in de vorm van voet-, fiets- en/of ruiterpaden;
- e. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke waarde van de gronden;
met daarbijbehorende andere-bouwwerken - niet zijnde voorzieningen ten behoeve van de opslag van mest - en voorzieningen.
5.2 Bouwregels
Op de tot Agrarisch met waarden – Landschappelijke waarde bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd andere-bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
Artikel 6 Bedrijf
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijven, opslag en installaties,
met daarbijbehorende gebouwen, andere-bouwwerken, tuinen, erven, terreinen en parkeervoorzieningen, met dien verstande dat:
- a. uitsluitend bedrijven zijn toegestaan als genoemd in de categorieën 1 en 2 van de lijst van bedrijven, die als bijlage bij deze regels is gevoegd;
- b. detailhandel niet is toegestaan;
- c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', deze zijn bestemd voor één bedrijfswoning;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg', deze ook zijn bestemd voor de verkoop en opslag van motorbrandstoffen zonder lpg;
- e. grote lawaaimakers als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, zijn niet toegestaan;
- f. risicovolle inrichtingen zijn niet toegestaan, met uitzondering van die inrichtingen die aanwezig zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening.
6.2 Bouwregels
Op de tot Bedrijf bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 7 Bedrijf - Nut
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijf - Nut aangewezen gronden zijn bestemd voor op het openbare net aangesloten nutsvoorzieningen, zoals transformatoren, gasvoorzieningen en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen, met daarbijbehorende gebouwen, andere-bouwwerken en terreinen.
7.2 Bouwregels
Op de voor Bedrijf - Nut bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:
Artikel 8 Centrum
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Centrum aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende al dan niet gecombineerde doeleinden:
- a. indien het betreft functies die worden uitgeoefend op de begane grondlaag van gebouwen:
- detailhandel;
- kantoren;
- dienstverlening;
- maatschappelijke voorzieningen;
- berging ten dienste van de woonfunctie;
- b. indien het betreft functies die worden uitgeoefend op de verdieping(en) van gebouwen:
- wonen;
- opslagdoeleinden ten dienste van en in directe relatie met de onder a genoemde doeleinden;
met de daarbijbehorende gebouwen, andere-bouwwerken, tuinen, erven, terreinen, wegen, paden, parkeervoorzieningen, voorzieningen voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen, water en groenvoorzieningen.
8.2 Bouwregels
Op de tot Centrum bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.4 Specifieke gebruiksregels
8.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 9 Detailhandel
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Detailhandel aangewezen gronden zijn bestemd voor detailhandel en aan die detailhandel gerelateerde horeca en dienstverlening, met daarbijbehorende gebouwen, een bedrijfswoning daaronder begrepen, andere-bouwwerken, tuinen, erven, terreinen, parkeervoorzieningen, water en groenvoorzieningen.
9.2 Bouwregels
Op de tot Detailhandel bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 10 Groen
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, voet- en fietspaden, speelvoorzieningen, parkeerstroken en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede:
- a. ter plaatse van het bouwvlak voor een gebouw;
met daarbijbehorende andere-bouwwerken en verhardingen.
10.2 Bouwregels
Op de tot Groen bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:
Artikel 11 Groen- Park
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Groen- Park aangewezen gronden zijn bestemd voor parken en grootschalige groenvoorzieningen, paden, speelvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, evenementen en manifestaties, alsmede ter plaatse van de aanduiding 'jongerenontmoetingsplek', voor een jongerenontmoetingsplek,
met daarbijbehorende andere-bouwwerken en verhardingen.
11.2 Bouwregels
Op de tot Groen- Park bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:
Artikel 12 Horeca
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. indien het betreft functies die worden uitgeoefend op de begane grondlaag van gebouwen:
- 1. horeca(bedrijven), als genoemd in categorieën I, II en III van de lijst van horecabedrijven zoals opgenomen in de bijlage bij deze regels;
- 2. wonen;
- b. indien het betreft functies die worden uitgeoefend op de verdieping(en) van gebouwen:
- 1. wonen;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', uitsluitend voor één bedrijfswoning;
met de daarbijbehorende gebouwen, andere-bouwwerken, tuinen, erven, terrassen, terreinen, parkeervoorzieningen, water en groenvoorzieningen.
12.2 Bouwregels
Op de tot Horeca bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:
12.3 Afwijking van de bouwregels
12.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 13 Maatschappelijk
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', deze uitsluitend zijn bestemd voor één bedrijfswoning;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'fotostudio' voor een fotostudio;
met daarbijbehorende gebouwen, andere-bouwwerken, erven, terreinen, parkeervoorzieningen, water en groenvoorzieningen.
13.2 Bouwregels
Op de tot Maatschappelijk bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:
13.3 Afwijken van de bouwregels
13.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 14 Maatschappelijk - Begraafplaats
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voorMaatschappelijk - Begraafplaats aangewezen gronden zijn bestemd voor een begraafplaats, met daarbijbehorende gebouwen, andere-bouwwerken, erven, terreinen, paden, parkeer- en groenvoorzieningen.
14.2 Bouwregels
Op de tot Maatschappelijk - Begraafplaats bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:
Artikel 15 Sport
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor sportvoorzieningen - met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren - en daarbijbehorende voorzieningen, zoals een sportkantine, met daarbijbehorende gebouwen – niet zijnde bedrijfswoningen - andere-bouwwerken, wegen, paden, parkeervoorzieningen, water en groenvoorzieningen.
15.2 Bouwregels
Op de tot Sport bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:
Artikel 16 Tuin
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen en erven behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, met daarbij behorende carports, bijbehorende bouwwerken en andere-bouwwerkenen parkeervoorzieningen.
16.2 Bouwregels
Op de tot Tuin bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming dan wel de aangrenzende bestemming 'wonen', met dien verstande dat:
Artikel 17 Verkeer
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten en paden, voet- en rijwielpaden, met daarbijbehorende andere-bouwwerken, waterhuishoudkundige voorzieningen en groenvoorzieningen;
- b. alsmede ter plaatse van de aanduiding 'terras' uitsluitend voor een terras;
- c. alsmede ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' voor het stallen van (motor)voertuigen, met daarbijbehorende gebouwen, andere-bouwwerken, erven en terreinen.
17.2 Bouwregels
Op de tot Verkeer bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:
Artikel 18 Water
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kanalen, vaarten, plassen, waterbergingen, watergangen, voorzieningen voor het keren van water en andere waterhuishoudkundige voorzieningen;
- b. oeverstroken;
- c. extensief recreatief medegebruik;
met daarbij behorende andere-bouwwerken en voorzieningen zoals bruggen, dammen, duikers, stuwen en andere beschoeiingen.
18.2 Bouwregels
Op de voor Water aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd andere-bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:
- a. de bouwhoogte van bruggen, sluizen en daarmee gelijk te stellen kunstwerken niet meer dan 10 m mag bedragen;
- b. de bouwhoogte van overige andere-bouwwerken niet meer dan 2 m mag bedragen.
Artikel 19 Wonen
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen in het bestaande aantal woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-gebonden beroep, alsmede:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', voor detailhandel;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zijn de gronden tevens bestemd voor de instandhouding van de aanwezige karakteristieke hoofdvorm van bouwwerken zoals die bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en zoals die tot uitdrukking komt in het grondvlak, de goothoogte, de bouwhoogte, de dakvorm en de nokrichting, moet worden gehandhaafd, met dien verstande dat daarvan met ten hoogste 5% van de maten mag worden afgeweken;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – rijksmonument' voor een rijksmonument;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf-aan-huis' voor een bedrijf-aan-huis zoals aangegeven in de lijst categorie 1 bedrijven' of daaraan gelijk te stellen bedrijven;
met daarbijbehorende bouwwerken, andere-bouwwerken, tuinen en erven.
19.2 Bouwregels
Op de tot Wonen bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:
19.3 Afwijking van de bouwregels
19.4 Specifieke gebruiksregels
19.5 Afwijking gebruiksregels
19.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Voor het slopen van bouwwerken is, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' een omgevingsvergunning vereist.
Artikel 20 Wonen - Woongebouw
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen - Woongebouw aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen in woongebouwen, met daarbijbehorende gebouwen,
- a. voor het wonen in woongebouwen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-gebonden beroep;
- b. alsmede ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – commerciële voorzieningen', uitsluitend op de begane grond, voor commerciële voorzieningen waaronder in ieder geval wordt begrepen detailhandel, dienstverlening, kantoren en horeca in categorie I als bedoeld in de Bijlage 2 Lijst van horecabedrijven, met dien verstande dat deze gronden tevens mogen worden gebruikt ten behoeve van wonen als bedoeld onder a,
met daarbijbehorende bouwwerken,
andere-bouwwerken, parkeervoorzieningen, tuinen en erven.
20.2 Bouwregels
Op de tot Wonen - Woongebouw bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:
20.3 Afwijken van de bouwregels
20.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 21 Leiding – Gas
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding – Gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse leiding voor transport van gas met een diameter van ten hoogste 8,35 inch en een druk van ten hoogste 40 bar en daarbij behorende andere-bouwwerken en voorzieningen, met de hartlijn van de leiding uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas'.
21.2 Bouwregels
Op de tot 'Leiding - Gas' bestemde gronden:
- a. mag niet worden gebouwd ten dienste van de (basis)bestemming;
- b. mag geen permanente opslag plaatsvinden;
- c. mogen andere-bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de aardgastransportleiding, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 2,50 m mag bedragen.
21.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, of van werkzaamheden
Artikel 22 Waarde - Hoge Archeologische Verwachting
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Hoge archeologische verwachting aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden.
22.2 Bouwregels
Op de tot Waarde - Hoge archeologische verwachting bestemde gronden gelden voor het bouwen van bebouwing de volgende regels:
- a. bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bouwen van een bouwwerk groter dan 100 m², dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
- b. in afwijking van het gestelde onder a hoeft de aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwen geen rapport als bedoeld onder a te overleggen, indien één van de volgende situaties van toepassing is:
- 1. de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het vervangen van bestaande bebouwing (waaronder een bestaande ondergrondse kelder), waarbij de oppervlakte aan bebouwing niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut (met uitzondering van nieuwe kelders);
- 2. de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het uitbreiden van bestaande bebouwing tot maximaal 2,5m uit de bestaande fundering,
met behoud van bestaande funderingen;
- 1. de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het bouwen in de bodem tot een diepte van 0,4m onder het bestaande maaiveld;
- 2. naar oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
- c. Indien het onder a genoemde rapport of de beschikbare informatie als bedoeld in b onder 4 daartoe aanleiding geeft, dient op advies van een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd te stellen kwalificaties zonodig archeologisch vervolgonderzoek plaats te vinden.
- d. indien uit het onder a genoemde rapport of uit de beschikbare informatie als bedoeld in b onder 4 of uit het vervolgonderzoek bedoeld in c blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning voor bouwen:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
- 3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
- 4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
Artikel 23 Waarde - Lage Archeologische Verwachting
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Lage archeologische verwachting aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden.
23.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
Artikel 24 Waarde - Middelhoge Archeologische Verwachting
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Middelhoge archeologische verwachting aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden.
24.2 Bouwregels
Op de tot 'Waarde - Middelhoge archeologische verwachting' bestemde gronden gelden voor het bouwen van bebouwing de volgende regels:
- a. bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bouwen van een bouwwerk groter dan 1.000 m², dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
- b. in afwijking van het gestelde onder a hoeft de aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwen geen rapport als bedoeld onder a te overleggen, indien één van de volgende situaties van toepassing is:
- 1. de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het vervangen van bestaande bebouwing (waaronder een bestaande ondergrondse kelder), waarbij de oppervlakte aan bebouwing niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut (met uitzondering van nieuwe kelders);
- 2. de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het uitbreiden van bestaande bebouwing tot maximaal 2,5m uit de bestaande fundering, met behoud van bestaande funderingen;
- 3. de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het bouwen in de bodem tot een diepte van 0,4m onder het bestaande maaiveld;
- 4. naar oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
- c. Indien het onder a genoemde rapport of de beschikbare informatie als bedoeld in b onder 4 daartoe aanleiding geeft, dient op advies van een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd te stellen kwalificaties zonodig archeologisch vervolgonderzoek plaats te vinden.
- d. indien uit het onder a genoemde rapport of uit de beschikbare informatie als bedoeld in b onder 4 of uit het vervolgonderzoek bedoeld in c blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning voor bouwen:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
- 3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
- 4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
24.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
Artikel 25 Waterstaat - Waterstaatsdoeleinden
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waterstaat - Waterstaatsdoeleinden aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor waterstaatsdoeleinden met daarbijbehorende andere-bouwwerken.
25.2 Bouwregels
In afwijking van de aldaar voorkomende bestemming, mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van het beheer van waterstaatsdoeleinden worden opgericht, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 2,50 m mag bedragen.
25.3 Afwijken van de bouwregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 26 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 27 Bestaande En/of Vergunde Situaties
In aanvulling op of in afwijking van het bepaalde in deze beheersverordening, zijn bestaand legaal gebruik en bestaande legale bouwwerken alsmede vergund gebruik en vergunde bouwwerken toegestaan in de omvang zoals deze bestaan respectievelijk vergund zijn en onder de voorwaarden waaronder deze vergund zijn. De betreffende maten en afmetingen van bouwwerken gelden als maatgevend, ook in geval van (ver)nieuwbouw.
Artikel 28 Algemene Bouwregels
28.1 Bouwen nabij bovengrondse hoogspanningslijnen en ondergrondse hoofdtransportleidingen
- a. Binnen een strook van 6 meter ter weerszijden van voor stroomgeleiding bestemde draden van bovengrondse hoogspanningslijnen mogen zich geen delen bevinden van andere bouwwerken voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist dan die welke deel uitmaken van de hoogspanningslijn. Bij het bepalen van deze afstand moet rekening worden gehouden met het uitzwaaien van de draden ten gevolge van de wind. Onder hoogspanningslijn wordt in dit artikel verstaan een lijn met een nominale elektrische spanning van 1.000 volt of meer.
- b. Binnen een strook van 6 meter ter weerszijden van een ondergrondse hoofdtransportleiding mogen geen bouwwerken voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist worden gebouwd.
- c. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van:
- 1. het bepaalde onder a voor wat betreft de afstand van 6 meter, indien de elektrische spanning van de hoogspanningslijn daarvoor geen bezwaar oplevert;
- 2. het bepaalde onder b voor wat betreft de afstand van 6 meter, indien daartegen met het oog op de veilige en ongestoorde ligging van de leiding geen bezwaar bestaat.
28.2 Parkeer-, laad- en losruimte
28.3 Ruimte tussen bouwwerken
- a. De zijdelingse begrenzing van een bouwwerk moet ten opzichte van de zijdelingse grens van het erf zodanig zijn gelegen dat tussen dat bouwwerk en de op het aangrenzende erf aanwezige bebouwing geen tussenruimten ontstaan die:
- 1. vanaf de hoogte van het erf tot 2,2 meter daarboven minder dan 1 meter breed zijn;
- 2. niet toegankelijk zijn.
- b. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde onder a, indien voldoende mogelijkheid aanwezig is voor reiniging en onderhoud van de vrij te laten ruimte.
Artikel 29 Algemene Gebruiksregels
29.1 Strijdig gebruik
- a. Onder een gebruik, strijdig met de beheersverordening, wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting;
- b. Onder een gebruik, strijdig met de beheersverordening, wordt niet verstaan:
het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daarvoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of vrijstelling vereist en deze is verleend.
29.2 Bed & Breakfast
29.3 Paardenbakken
Artikel 30 Algemene Afwijkingsregels
30.1 Bevoegdheid
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van:
- a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- c. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van andere-bouwwerken en toestaan dat de bouwhoogte van de andere-bouwwerken wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
- d. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat wordt gebouwd voor nutsvoorzieningen tot een bouwhoogte van niet meer dan 3m en een oppervlakte van niet meer dan 25 m2;
- e. het bepaalde ten aanzien van de maximale hoogte van gebouwen en toestaan dat de hoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en schotelantennes, indien de oppervlakte van de vergroting van de verhoging niet meer bedraagt dan 1 m2, met dien verstande dat de oppervlakte van de vergroting ten behoeve van een liftkoker niet meer bedraagt dan 4 m2.
30.2 Afwegingskader
De onder 30.1 bedoelde afwijking kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de woonsituatie;
- c. de milieusituatie;
- d. de verkeersveiligheid;
- e. de sociale en/of externe veiligheid;
- f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 31 Algemene Aanduidingsregels
31.1 vrijwaringszone - molenbiotoop
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 32 Overgangsrecht
32.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van de beheersverordening, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van 32.1 onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
- c. 32.1 onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat bestemmingsplan.
32.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met de beheersverordening strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. 32.2 onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat bestemmingsplan.
Artikel 33 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van de beheersverordening Wapenveld-Dorp 2017.
Aldus vastgesteld door de Raad in de vergadering d.d. 11 september 2017.
Griffier, Voorzitter,
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijven
Bijlage 2 Lijst Van Horecabedrijven
Bijlage 2 lijst van horecabedrijven
Bijlage 3 Parkeerbeleid
Bijlage 1 Wijzigingen In Beheersverordening
Bijlage 1 Wijzigingen in beheersverordening
Bijlage 2 Verleende Vergunningen
Bijlage 2 verleende vergunningen