TAM-omgevingsplan Ontwikkelingsgebieden, 13e herziening (Parallelweg 7 te Wapenveld)
Bestemmingsplan - Gemeente Heerde
Vastgesteld op 18-03-2025 - vastgesteld
Bestanden
1 Inleidende Bepalingen
Artikel 1 Toepassingsbereik
- De besluiten op grond van artikel 22.1, onder a, van Omgevingswet zijn niet van toepassing voor zover het gaat over regels opgenomen in een besluit als bedoeld in artikel 4.6 eerste lid onder g van de Invoeringswet Omgevingswet op de locatie, bedoeld in het derde lid.
- De regels in afdeling 22.2, met uitzondering van paragraaf 22.2.7.3, en de regels in afdeling 22.3 zijn niet van toepassing op de locatie, bedoeld in het derde lid, voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit hoofdstuk.
- De regels in dit hoofdstuk zijn van toepassing op de locatie ‘Parallelweg 8 Wapenveld’, waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0246.621ONTTAMOPPrlweg8-VA01 zoals vastgelegd op www.ruimtelijkeplannen.nl.
Artikel 2 Toepassing Begripsbepalingen
Begripsbepalingen die zijn opgenomen in bijlage I van het omgevingsplan, bijlage I van het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, Bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling zijn van toepassing op dit hoofdstuk.
Artikel 3 Aanvullende Begripsbepalingen
3.1 Plan
het TAM-omgevingsplan Ontwikkelingsgebieden, 13e herziening (Parallelweg 7 te Wapenveld) met identificatienummer NL.IMRO.0246.621ONTTAMOPPrlweg8-VA01 van de Gemeente Heerde;
3.2 TAM-omgevingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0246.621ONTTAMOPPrlweg8-VA01 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen;
3.3 Aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
3.4 Aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
3.5 Aan-huis-gebonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
3.6 Ander bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
3.7 Archeologisch onderzoek
diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een locatie, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie;
3.8 Archeologische waarde
de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;
3.9 Bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
3.10 Bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
3.11 Bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en functioneel ondergeschikt aan het hoofdgebouw voor zover het hoofdgebouw een vrijstaand gebouw betreft;
3.12 Bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
3.13 Bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
3.14 Bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
3.15 Bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
3.16 Bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
3.17 Bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
3.18 Carport
een ten hoogste door twee wanden omsloten overdekte ruimte;
3.19 Dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
3.20 Functiegrens
de grens van een functievlak;
3.21 Functievlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde functie;
3.22 Gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
3.23 Hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige functie van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die functie het belangrijkst is;
3.24 Landschappelijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;
3.25 Natuur(lijke) waarde
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door onderlinge samen- hang en beïnvloeding van de levende en niet-levend natuur, zoals geologische, geomorfologische, bodemkundige en/of biologische elementen;
3.26 Normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de functie;
3.27 Paardenbak
een niet-overdekte piste, voorzien van een bewerkte/aangepaste bodem waar naast training en africhting van het paard eveneens toetsing van prestaties van de combinatie paard en ruiter in diverse disciplines kan plaatsvinden;
3.28 Peil
de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
3.29 Seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
3.30 Verbeelding
De verbeelding van het TAM-omgevingsplan Ontwikkelingsgebieden, 13e herziening (Parallelweg 7 te Wapenveld);
3.31 Voorgevel
de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de door of namens burgemeester en wethouders aangewezen gevel(s);
3.32 Woning
een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
3.33 Woonhuis
een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat.
Artikel 4 Meet- En Rekenbepalingen
De meet- en rekenbepalingen uit artikel 22.24 van het omgevingsplan zijn van overeenkomstige toepassing op het meten van de waarden die in dit hoofdstuk in meters (m), m² of m³ zijn uitgedrukt, voor zover hiervan niet is afgeweken in het bepaalde in dit artikel. Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
- de breedte van een gebouw: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren;
- de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
- de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
- de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
- de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een ander bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
- de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- en functiegrenzen niet meer dan 0,75 m bedraagt.
Artikel 5 Aanvraagvereisten
De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2 van het omgevingsplan, zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit hoofdstuk.
Artikel 6 Algemeen Gebruiksverbod
Met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties is het verboden zonder omgevingsvergunning gronden of bouwwerken te gebruiken anders dan overeenkomstig de aan die locatie toegedeelde functies.
2 Functies En Activiteiten
Artikel 7 Tuin
7.1 Toepassingsbereik
De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die op de verbeelding zijn aangewezen als ‘Tuin’.
7.2 Functieomschrijving
Een locatie die op de verbeelding is aangewezen als ‘Tuin’ heeft de volgende functies:
- tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen met daarbij behorende carports, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, erven en parkeervoorzieningen, met dien verstande dat de gronden mede zijn bestemd voor landschappelijke inpassing.
7.3 Beoordelingsregels (behorende bij de binnenplanse vergunning omgevingsplanactiviteiten bouwwerken (artikel 22.29)
Op de voor de functie ‘Tuin’ aangewezen locaties mogen uitsluitend worden gebouwd bijbehorende bouwwerken in de vorm van een carport en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de functie dan wel de aangrenzende voor de functie ‘Wonen’ aangewezen locaties, met dien verstande dat:
Artikel 8 Wonen
8.1 Toepassingsbereik
De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die op de verbeelding zijn aangewezen als ‘Wonen’.
8.2 Functieomschrijving
Een locatie die op de verbeelding is aangewezen als ‘Wonen’ heeft de volgende functies:
- het wonen in een woning al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis gebonden beroep met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven, met dien verstande dat de gronden mede zijn bestemd voor landschappelijke inpassing.
8.3 Beoordelingsregels (behorende bij de binnenplanse vergunning omgevingsplanactiviteiten bouwwerken (artikel 22.29)
Op de voor de functie ‘Wonen’ aangewezen locaties mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de functie, met dien verstande dat:
8.4 Maatwerkvoorschriften
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd maatwerkvoorschriften te stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- een goede woonsituatie;
- een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.5 Vergunningplicht voor het afwijken van de beoordelingsregels voor bouwwerken
Met een omgevingsvergunning voor een binnenplanse omgevingsplanactiviteit kan worden afgeweken van de beoordelingsregels voor bouwwerken:
- artikel 8.3.1 sub e en toestaan dat de goothoogte wordt verhoogd met niet meer dan 2 m;
- artikel 8.3.1 sub f en toestaan dat de bouwhoogte wordt verhoogd met niet meer dan 2 m;
- artikel 8.3.1 sub g en toestaan dat de dakhelling wordt verhoogd of verlaagd met maximaal 10%;
- artikel 8.3.2 sub b en toestaan dat de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de zijdelingse perceelgrens minder dan 1 m mag bedragen;
- artikel 8.3.2 sub c ten behoeve van een vergroting van de toegestane oppervlakte van de bijbehorend(e) bouwwerk(en) ten behoeve van een huis gebonden beroep tot niet meer dan 80 m², waarbij geldt dat het genoemde bebouwingspercentage onverkort van kracht blijft;
- bij toepassing van het bepaalde onder a t/m e vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in artikel 14.2 .
8.6 Specifieke functieregels
8.7 Afwijken van de functieregels
Artikel 9 Leiding - Gas
9.1 Toepassingsbereik
De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die op de verbeelding zijn aangewezen als ‘Leiding-Gas’.
9.2 Functieomschrijving
Een locatie die op de verbeelding is aangewezen als ‘Leiding – Gas’ en bijbehorende leidingzone heeft, naast de andere voor die gronden aangewezen (basis)functies, mede de functie van de aanleg en instandhouding van ondergrondse hoge druk gastransportleidingen (inclusief voorzieningen) met de daarbij behorende belemmeringenstroken.
9.3 Vergunningplicht voor het afwijken van de beoordelingsregels voor bouwwerken
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, geldt dat op of in de in artikel 9.2 bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de leiding(en) mogen worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m mag bedragen. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid
9.4 Maatwerkvoorschriften
De regels van deze dubbelfunctie gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere functie, waarmee deze dubbelfunctie samenvalt.
9.5 Vergunningplicht voor afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende functie(s) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
9.6 Specifieke functieregels
Tot een gebruik, strijdig met deze functie, wordt in ieder geval gerekend:
- het opslaan van goederen, met uitzondering het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding;
- het wijzigen van het gebruik van bestaande gebouwen, indien daardoor een kwetsbaar object wordt toegelaten.
9.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 10 Waarde - Hoge Archeologische Verwachting
10.1 Toepassingsbereik
De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die op de verbeelding zijn aangewezen als ‘Hoge archeologische verwachting’.
10.2 Functieomschrijving
De locaties die op de verbeelding zijn aangewezen als 'Waarde - Hoge archeologische verwachting' hebben, behalve voor de andere daar voorkomende functie(s), mede de functie van het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden.
10.3 Beoordelingsregels (behorende bij de binnenplanse vergunning omgevingsplanactiviteiten bouwwerken (artikel 22.29)
Op de voor de functie 'Waarde - Hoge archeologische verwachting' aangewezen locaties gelden voor het bouwen van bebouwing de volgende regels:
- bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bouwen van een bouwwerk groter dan 100 m², dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
- in afwijking van het gestelde onder a hoeft de aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwen geen rapport als bedoeld onder a te overleggen, indien één van de volgende situaties van toepassing is:
- de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het vervangen van bestaande bebouwing (waaronder een bestaande ondergrondse kelder), waarbij de oppervlakte aan bebouwing niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut (met uitzondering van nieuwe kelders);
- de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het uitbreiden van bestaande bebouwing tot maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering, met behoud van bestaande funderingen;
- de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het bouwen in de bodem tot een diepte van 0,4 m onder het bestaande maaiveld;
- naar oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
- Indien het onder a genoemde rapport of de beschikbare informatie als bedoeld in b onder 4 daartoe aanleiding geeft, dient op advies van een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd te stellen kwalificaties, zonodig archeologisch vervolgonderzoek plaats te vinden;
- indien uit het onder a genoemde rapport of uit de beschikbare informatie als bedoeld in b onder 4 of uit het vervolgonderzoek bedoeld in c blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning voor bouwen:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
- de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
- de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
- de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3 Algemene Bepalingen
Artikel 11 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 12 Algemene Gebruiksregels
- Onder een gebruik, strijdig met de functie, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruiken of het laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting;
- het gebruiken of laten gebruiken van gronden als paardenbak;
- het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor doeleinden van zelfstandige bewoning;
- het gebruik van gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale bedrijfsvoering.
- Onder een gebruik, strijdig met de functie, wordt niet verstaan:
- het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daarvoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, vrijstelling of ontheffing vereist en deze is verleend, dan wel een melding is gedaan.
Artikel 13 Algemene Aanduidingsregels
13.1 Straalpad
Ter plaatse van de aanduiding straalpad mag, indien op grond van een functiebepaling een grotere bouwhoogte is toegestaan, de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op die gronden, ten opzichte van het door of namens burgemeester en wethouders bepaalde peil, niet meer dan 33 m bedragen, tenzij uit overleg met de straalpadbeheerder blijkt dat daartegen geen bezwaar bestaat.
Artikel 14 Algemene Afwijkingsregels
14.1 Vergunningplicht
Met een omgevingsvergunning voor binnenplanse omgevingsplanactiviteiten kan het college van burgemeester en wethouders afwijken van:
- de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- de functieregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- de functieregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de ontheffing gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
- de functieregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
- de functieregels en toestaan dat wordt gebouwd voor nutsvoorzieningen tot een bouwhoogte van niet meer dan 3 m en een oppervlakte van niet meer dan 25 m²;
- het bepaalde ten aanzien van de maximale hoogte van gebouwen en toestaan dat de hoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en schotelantennes, indien de oppervlakte van de vergroting van de verhoging niet meer bedraagt dan 1 m², met dien verstande dat de oppervlakte van de vergroting ten behoeve van een liftkoker niet meer bedraagt dan 4 m².
- bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in artikel 14.2.
14.2 Beoordelingsregels
Bij toepassing van de in dit plan genoemde afwijkingen kan met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties slechts worden toegestaan dat in een ruimtelijke motivering wordt aangetoond dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- woon- en leefmilieu;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- het staat- en bebouwingsbeeld en
- de gebruiksmogelijkheden van omliggende percelen.
Bijlagen Bij Regels - 1
Bijlagen Bij Regels - 2
Bijlagen Bij Toelichting - 1
Bijlagen Bij Toelichting - 2
Bijlage 2: Resultaten watertoets
Bijlagen Bij Toelichting - 3
Bijlage 3.1: Historisch onderzoek
Bijlagen Bij Toelichting - 4
Bijlage 3.2: Verkennend bodemonderzoek
Bijlagen Bij Toelichting - 5
Bijlagen Bij Toelichting - 6
Bijlage 5: Onderzoek externe veiligheid
Bijlagen Bij Toelichting - 7
Bijlage 6: Archeologisch onderzoek
Bijlagen Bij Toelichting - 8
Bijlage 7: Quickscan ecologisch onderzoek
Bijlagen Bij Toelichting - 9
Bijlage 8: Aanvullend ecologisch onderzoek