Buitengebied, Westerkanaaldijk 7, Malden
Bestemmingsplan - Gemeente Heumen
Vastgesteld op 21-04-2011 - geheel onherroepelijk in werking
Bestanden
1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
plan:
het bestemmingsplan Bestemmingsplan Buitengebied, Westerkanaaldijk 7 Malden, van de gemeente Heumen;
bestemmingsplan:
de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0252.BUbpWesterkandijk7-VA01 met bijbehorende regels en bijlage;
verbeelding:
de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
aan huis verbonden beroepsmatige activiteiten:
het uitoefenen van een beroep of bedrijf door de bewo(o)n(st)er van de woning op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, kunstzinnig dan wel ontwerptechnisch gebied, alsmede het beroepsmatig verlenen van diensten op deze gebieden dan wel het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten en dat niet krachtens een milieuwet vergunning- of meldingsplichtig is;
afwijking van de bouwregels en/of van de gebruiksregels:
een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
bed & breakfast:
een inpandige voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt als ondergeschikte toeristisch recreatieve activiteit;
bestaand:
- bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
- bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
bijgebouw:
een niet voor bewoning bestemd vrijstaand gebouw, dat door zijn constructie en/of afmetingen ondergeschikt is en een gebruikseenheid vormt en dienstbaar is aan een woning, een stacaravan of een recreatiewoning;
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens een plan zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling voor verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
erf:
al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
externe veiligheid:
het controleren en managen van risico’s die omwonenden lopen door de productie, het gebruik, de opslag en het transport van gevaarlijke stoffen, waarbij de overlijdenskans van groepen en individuen als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval door zojuist genoemde risicobronnen, uitgangspunt is voor ruimtelijke ontwikkelingen;
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
gebruiken:
gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
kelder:
een bijzondere bouwlaag waarbij de vloer van de bovengenoemde bouwlaag onder het gemiddeld aangrenzend peil is gelegen, en tussen de buitenzijde van de gevels;
omgevingsvergunning:
een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
ondergeschikte horeca:
horeca die gerelateerd is aan een onder nader in de regels omschreven (hoofd-) functie, welke tevens ruimtelijk gezien in ondergeschikte vorm zelfstandig functioneert;
overkapping:
een bouwwerk bestaande uit maximaal twee al dan niet tot de constructie behorende wanden;
paardenbak:
een omheind terrein waarvan de natuurlijke bovenlaag is vervangen door zand of ander doorlatend materiaal ten behoeve van het rijden op paarden;
peil:
de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse;
uitvoeren:
uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;
voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt;
woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
woongebouw:
een gebouw bestemd voor meerdere woningen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
de oppervlakte van een gebouw:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.2 Voor de berekening van de inhoud van een bouwwerk wordt tevens meegeteld ruimte die door vier wanden, scheidingsmuren en/of dakvlakken is omsloten, maar niet door middel van een dak is afgesloten. De inhoud van deze ruimte wordt gemeten tussen de bovenzijde van de vloer, de binnenzijde van de wanden, scheidingsmuren en/of dakvlakken en de projectie van het dak, waarbij de hoogte van deze projectie wordt bepaald aan de hand van de gemiddelde hoogte van de vier wanden, scheidingsmuren en/of dakvlakken.
2.3 Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de verbeelding en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.
2.4 Daar waar twee of meer bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken door middel van de aanduiding
‘relatie’ met elkaar zijn verbonden, gelden die bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken bij de toepassing van deze regels als één bestemmingsvlak respectievelijk één bouwvlak.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen - Landschappelijke Beplanting
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen - Landschappelijke beplanting’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- de ontwikkeling en de instandhouding van landschappelijke beplanting;
- voorzieningen voor de waterhuishouding;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen mogen niet worden gebouwd.
3.2.2 Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 2 m.
3.3 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
3.3.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 3.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
- het ontginnen, verlagen van de bodem of afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
- het aanleggen en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- het aanbrengen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
- het vellen en rooien van bomen en ander houtgewas en het verrichten van handelingen, die ernstige beschadiging of de dood van bomen en ander houtgewas ten gevolge kunnen hebben;
- het winnen van mos en bosstrooisel.
3.3.2 Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.3.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de instandhouding van de landschappelijke beplanting in het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoetgekomen.
3.3.3 Alvorens op een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.3.1 te beschikken, wint het bevoegd gezag het advies in van een landschapsdeskundige.
3.3.4 Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.3.1 is nodig voor:
- werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
- werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;
- het periodiek vellen van hakhout.
Artikel 4 Verkeer
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie;
- voet- en rijwielpaden;
- parkeervoorzieningen;
- groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
- straatmeubilair;
- kunstwerken;
- voorzieningen van algemeen nut;
- waterlopen en waterpartijen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen mogen niet worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut:
- de maximale bouwhoogte bedraagt 3 meter;
- de maximale oppervlakte van een gebouw bedraagt 15 m2.
4.2.2 Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal voor:
- palen en masten, zoals objecten voor wegbewijzering - 12 m;
- ‘objects of art’ - 6 m;
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde - 2 m.
4.3 Afwijking van de bouwregels
4.3.1 Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.2 onder c ten behoeve van het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een bouwhoogte van maximaal 4 m.
Artikel 5 Wonen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- de bestaande woning;
- de bouw van maximaal twee nieuwe vrijstaande of twee twee-onder-één-kap-woningen;
- aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten en/of bed&breakfast in hoofd- en bijgebouwen, met dien verstande dat:
-
- maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de gebouwen tot een maximum van 100 m2 mag worden gebruikt;
- er geen detailhandel wordt uitgeoefend behoudens een beperkte verkoop in het klein van ter plaatse vervaardigde producten en direct in verband met de aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten;
- het gebruik geen ernstige hinder voor het woonmilieu en de agrarische bedrijfsvoering in de omgeving mag opleveren en geen afbreuk mag doen aan het karakter van de omgeving;
- er geen activiteiten mogen plaatsvinden die in de regel worden uitgeoefend op een industrieterrein of bedrijventerrein;
- het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
- er geen etalages en vitrines mogen zijn;
- er gelijktijdig niet meer dan twee medewerkers werkzaam mogen zijn;
- er geen bedrijfsmateriaal buiten op het perceel opgeslagen mag worden;
- er geen activiteiten mogen plaatsvinden die vergunningplichtig of meldingsplichtig zijn krachtens de Wet milieubeheer;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen, erven en parkeer-, groen- en watervoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:
- goothoogte maximaal 6 m;
- bouwhoogte maximaal 10 m;
- inhoud nieuwe woningen maximaal 800 m3;
- voor de bestaande woning geldt als maximale inhoud en goot- en bouwhoogte de bestaande inhoud en goot- en bouwhoogte;
- de voorgevel van het hoofdgebouw dient opgericht te worden ter plaatse van de aanduiding ‘gevellijn’.
5.2.2 Kelders zijn uitsluitend onder de woning en overige gebouwen toegestaan.
5.2.3 Bijgebouwen en overkappingen voldoen aan de volgende kenmerken:
- afstand tot zijgevel van het hoofdgebouw maximaal 15 m;
- afstand tot achtergevel van het hoofdgebouw maximaal 25 m;
- gebouwd op het zij- en achtererf en minimaal 5 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
- gezamenlijke oppervlakte bij woningen maximaal 50 m2 per woning;
- goothoogte maximaal 3 m;
- bouwhoogte maximaal 5 m.
5.2.4 Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:
- erf- en perceelsafscheidingen vóór (het verlengde van)
1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw - 1 m; - erf- en perceelsafscheidingen achter (het verlengde van)
1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw - 2 m; - overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde - 2 m.
5.3 Afwijking van de bouwregels
5.3.1 Paardenbakken
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.1 voor het aanleggen van paardenbakken voor hobbymatig gebruik, mits:
- het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig worden beperkt;
- voorzien wordt in een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
- lichtmasten en andere aan de paardenbak verwante bouwwerken niet worden gebouwd;
- de oppervlakte maximaal 800 m² bedraagt;
- de bouwhoogte van de omheining niet meer dan 1,5 m vanaf het maaiveld bedraagt;
- de omheining voldoet aan redelijke eisen van welstand.
5.3.2 Erf- en terreinafscheidingen
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2.4 onder a voor het oprichten van naar de openbare weg gekeerde erf- en terreinafscheidingen tot een hoogte van maximaal 1,80 m, mits dit uit landschappelijk oogpunt aanvaardbaar is.
3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
7.1 Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen het gebruik voor:
- detailhandel, met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse vervaardigde producten;
- stort- en/of opslagplaats van grond, vuilnis, afvalstoffen en/of al dan niet aan het gebruik onttrokken goederen en materialen, anders dan als opslag ten behoeve van het normale gebruik behorende bij de betreffende bestemming;
- staan- of ligplaats voor kampeermiddelen;
- sport- of wedstrijdterrein;
- het beproeven van voertuigen, voor het beoefenen van de modelvliegsport en voor het houden van wedstrijden, racen of crossen met motorvoertuigen en bromfietsen;
- het gebruik van recreatiewoningen en stacaravans ten behoeve van permanente bewoning;
- het realiseren van propaantanks behalve als deze voldoen aan:
- de risicoafstanden die afkomstig zijn van het RIVM en zijn neergelegd in de memo “Afstandstabel propaanreservoirs 0,15 - 50 m3, d.d. 14 juli 2006 met kenmerk 263/06CEV;
- de risicocontour de eigen perceelsgrens niet overschrijdt;
- het gebruik van bijgebouwen voor permanente bewoning.
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
8.1 Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
- de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
- het houden van kortdurende festiviteiten van sociaal-culturele aard voor een aaneengesloten periode van maximaal 7 dagen per activiteit.
8.2 Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.1 kan slechts worden verleend, mits:
- de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
- het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels
9.1 Wijzigen plan
9.1.1 Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het wijzigen van bestemmingen in de bestemming Water, Groen - Landschappelijke beplanting of Natuur ten behoeve van de realisering van een ecologische verbindingszone, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- in een inrichtings- en beheersvisie de natuurontwikkeling is uitgewerkt;
- advies is verkregen van een onafhankelijke deskundige op het gebied van landschap en ecologie;
- geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
- geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
9.2 Ten aanzien van de in dit plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden zal de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan moeten zijn gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden dat:
- bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden;
- met betrekking tot (spoor)wegverkeersgeluid een aanvaardbaar woonklimaat wordt gerealiseerd;
- met betrekking tot de luchtkwaliteit een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
- met betrekking tot de externe veiligheid een aanvaardbaar leefklimaat wordt
gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt; - beschermde planten- en diersoorten en biotopen niet onevenredig worden
geschaad; - het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is.
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
10.1.1 Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
10.1.2 In afwijking van het bepaalde artikel 10.1.1 onder a is gehele vernieuwing van een onder het overgangsrecht vallend gebouw toegestaan indien de vernieuwing op dezelfde locatie plaatsvindt en door amovering het bebouwd oppervlak en de inhoud van de bebouwing die onder het overgangsrecht valt, afnemen met tenminste 25%.
10.1.3 Artikel 10.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
10.2.1 Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
10.2.2 Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 10.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
10.2.3 Indien het gebruik, bedoeld in artikel 10.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
10.2.4 Artikel 10.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Dit bestemmingsplan kan worden aangehaald als Bestemmingsplan Buitengebied, Westerkanaaldijk 7 Malden, van de gemeente Heumen.