Malden, Droogsehof
Bestemmingsplan - Gemeente Heumen
Vastgesteld op 22-04-2010 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 het plan
het bestemmingsplan "Malden, Droogsehof" van de gemeente Heumen;
1.2 bestemmingsplan
de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0252.MAbpDroogsehof-VA02 met bijbehorende regels;
1.3 de verbeelding
de verbeelding van het bestemmingsplan "Malden, Droogsehof", bestaande uit de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0252.MAbpDroogsehof-VA02;
1.4 aan huis gebonden beroep
een vrij en zelfstandig beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, niet zijnde detailhandel, dat/die in of bij een woning wordt/worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat/die een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft/hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.5 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.8 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.9 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.10 bijgebouw
een vrijstaand gebouw, dat dienstbaar is aan en in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
1.11 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.12 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.13 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.14 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
1.15 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.16 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.17 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.18 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
1.19 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.20 hoofdgebouw
een gebouw, inclusief alle aan- en uitbouwen met uitzondering van carports, dat, op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.21 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, de telecommunicatie en energieopwekking voor woningen, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut;
1.22 peil
- a. Voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst, de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang.
- b. Voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst, de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
1.23 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden; onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon al dan niet in combinatie met elkaar;
1.24 stedenbouwkundig beeld
het beeld dat wordt opgeroepen door het samengaan van gebouwde elementen, beplantingselementen en onbebouwde ruimten;
1.25 voorgevel
de naar de weg toegekeerde gevel;
1.26 voorgevellijn
de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan;
1.27 woning
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 de vloeroppervlakte van een woning
binnenwerks op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor wonen.
2.7 bebouwd oppervlak van een bouwperceel
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.
2.8 ondergronds bouwen
bij het berekenen van het bebouwingspercentage of het te bebouwen oppervlak wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen, voor zover deze zijn gelegen buiten de buitenwerkse gevelvlakken van de bijbehorende bovengrondse gebouwen.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Tuin
3.1 bestemmingsomschrijving
De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen en parkeervoorzieningen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.
3.2 bouwregels
3.2.1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
3.2.2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
- a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1 meter;
- b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 2 meter;
- c. de hoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
- d. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 meter.
3.3 specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in de algemene gebruiksbepaling van deze regels, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden als opslagplaats anders dan voor opslag ten behoeve van normaal tuinonderhoud;
- b. het gebruik van gronden als stallingsplaats of standplaats van kampeermiddelen.
Artikel 4 Verkeer-verblijfsgebied
4.1 bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer-Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
- b. parkeervoorzieningen;
- c. groenvoorzieningen;
- d. speelvoorzieningen;
- e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- f. geluidwerende voorzieningen;
- g. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
- h. openbare nutsvoorzieningen.
4.2 bouwregels
4.2.1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
4.2.2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
- a. de bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 6 m;
- b. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 1 m.
4.3 ontheffing van de bouwregels
4.3.1. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel en en toestaan dat maximaal één gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van vuilopslag mag worden gebouwd, mits de bouwhoogte maximaal 2 m en de oppervlakte maximaal 15 m2 bedraagt;
4.3.2. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel en toestaan dat de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen maximaal 2 meter bedraagt.
Artikel 5 Wonen
5.1 bestemmingsomschrijving
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen ter plaatse van de aanduiding:
- 1. 'aaneengebouwd' aaneengebouwde woningen;
- 2. 'gestapeld' gestapelde woningen;
- 3. 'twee-aaneen' twee-aaneen gebouwde woningen;
- 4. 'vrijstaand' rijstaande woningen;
- b. uitsluitend bergingen en autostallingen ten behoeve van de onder a bedoelde woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – berging en autostalling';
- c. uitsluitend nutsvoorzieningen ten behoeve van de onder a bedoelde woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – techniekruimte';
- d. aan huis gebonden beroepen;
- e. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
- f. tuinen, erven en verhardingen;
- g. geluidwerende voorzieningen;
- h. h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 bouwregels
5.2.1. Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden de volgende bepalingen:
- a. er mogen hoofdgebouwen en bijgebouwen worden gebouwd;
- b. het aantal hoofdgebouwen bedraagt maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal;
- c. de goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' aangegeven goothoogte;
- d. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte;
- e. de dakhelling van een hoofdgebouw mag niet meer dan 20º bedragen;
5.2.2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
- a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1 meter;
- b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 2 meter;
- c. de hoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
- d. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 meter.
5.3 ontheffing van de bouwregels
5.3.1. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
- a. het bepaalde in artikel onder c en toestaan dat de goothoogte van een gebouw wordt vergroot met niet meer dan 1 meter;
- b. het bepaalde in artikel onder d en toestaan dat de bouwhoogte van een gebouw wordt vergroot met niet meer dan 1 meter;
5.3.2. De in artikel genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, indien de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van aangrenzende percelen niet onevenredig worden geschaad.
5.4 specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 Wro, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gebouwen op een bouwperceel voor meer dan 1 woning;
- b. het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;
- c. het gebruik van gebouwen voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, indien het gedeelte dat voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep wordt gebruikt, groter is dan 40% van de vloeroppervlakte van de gebouwen op het bouwperceel tot een maximum van 50 m².
- d. het gebruik van gebouwen ten behoeve van detailhandel;
- e. het gebruik van gebouwen en het bijbehorende erf voor de uitoefening van een bedrijf;
- f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
- g. het gebruik van onbebouwde gronden als opslagplaats anders dan voor opslag ten behoeve van normaal tuinonderhoud;
- h. het gebruik van onbebouwde gronden als stallingsplaats of standplaats van kampeermiddelen.
Artikel 6 Leiding-gas
6.1 bestemmingsomschrijving
De voor Leiding - Gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. een ondergrondse aardgastransportleiding, uitsluitend ter plaatse van de op de verbeelding aangegeven leiding;
- b. de bescherming van de ondergrondse aardgastransportleiding;
- c. de bescherming van het woon- en leefmilieu in verband met de aardgastransportleiding.
6.2 bouwregels
Op de in artikel 6.1 bedoelde gronden mogen, in afwijking van andere ter plaatse voorkomende bestemmingen en bijbehorende regels, geen nieuwe bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de in artikel 6.1 omschreven bestemming, zoals meet- en regelkasten en afsluiterputten.
6.3 ontheffing van de bouwregels
6.3.1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 6.2, voor het oprichten van bebouwing als toegestaan ingevolge ter plaatse voorkomende andere bestemmingen, mits:
- a. door de bouw en situering van de betreffende bebouwing geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de bedrijfsveiligheid van de aardgastransportleiding;
- b. het woon- en leefmilieu niet onevenredig wordt aangetast.
6.3.2. Alvorens burgemeester en wethouders een ontheffing verlenen winnen zij advies in van de beheerder van de aardgastransportleiding.
6.4 aanlegvergunning
6.4.1. Het is verboden op de in artikel 6.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- a. het ontginnen, afgraven, ophogen en egaliseren van gronden, dan wel het ontgronden en het verlagen van de bodem;
- b. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- c. het graven van watergangen alsmede het aanleggen van een drainage;
- d. het in de grond brengen van voorwerpen op een grotere diepte dan 0,30 m.;
- e. het verrichten van graaf- en grondwerkzaamheden dieper dan 0,30 m.;
- f. het aanbrengen van gewassen of beplantingen die dieper wortelen of kunnen wortelen dan 0,30 m.
6.4.2. Een aanlegvergunning als bedoeld in artikel 6.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de bedrijfsveiligheid van de aardgastransportleiding en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
6.4.3. Geen aanlegvergunning is vereist voor:
- a. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
- b. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.
6.4.4. Alvorens burgemeester en wethouders een aanlegvergunning verlenen winnen zij advies in van de beheerder van de aardgastransportleiding.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Ontheffingsregels
8.1.1. Burgemeester en wethouders kunnen in dit plan ontheffing verlenen ten behoeve van:
- a. het afwijken van de voorgeschreven goothoogte, hoogte en oppervlakte van gebouwen, percentages, horizontale en verticale diepten, afstanden tot perceelsgrenzen en overige maatvoering, eventueel met overschrijding van een bouwgrens, niet zijnde een bestemmingsgrens, met dien verstande dat deze afwijkingen niet meer mogen bedragen dan 10% van de in deze voorschriften voorgeschreven maatvoering;
- b. het afwijken van bouwgrenzen, met inbegrip van bestemmingsgrenzen, op de verbeelding, indien en voor zover deze afwijkingen noodzakelijk zijn in verband met de uitmeting van het terrein, dan wel indien dit uit oogpunt van doelmatig gebruik van de grond gewenst is, met dien verstande dat het beoogde stedenbouwkundig beeld niet mag worden geschaad en de afwijking ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer mag bedragen dan 10 m;
- c. het bouwen van bouwwerken van openbaar nut, voor zover deze, indien het gebouwen betreft, geen grotere inhoud hebben dan 50 m3 en geen grotere hoogte dan 4 m;
- d. het oprichten van antennes met een grotere hoogte dan ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is toegestaan, voor zover deze grotere hoogte noodzakelijk is in verband met het beoogde gebruik, met dien verstande dat dit met het oog op het stedenbouwkundig beeld aanvaardbaar moet zijn.
8.1.2. De in artikel van dit artikel genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, indien de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van aangrenzende percelen niet onevenredig worden geschaad.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
9.1 overgangsrecht bouwwerken
9.1.1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuw of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
9.1.2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel met niet meer dan 10%.
9.1.3. Artikel is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
9.2 overgangsrecht gebruik
9.2.1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
9.2.2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel , te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
9.2.3. Indien het gebruik, bedoeld in artikel , na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan 1 jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
9.2.4. Artikel is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 10 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Malden, Droogsehof.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 22 april 2010.
De voorzitter, De griffier,