Hooislagen 6 en Broekstraat 1 Lochem
Bestemmingsplan - Gemeente Lochem
Vastgesteld op 18-06-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Hooislagen 6 en Broekstraat 1 Lochem van de gemeente Lochem.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0262.buHooisl6Brkstr1Lo-BP41 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
De overige begrippen in alfabetische volgorde:
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan- of uitbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.6 agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.
1.7 agrarisch bouwvlak:
bouwvlak voor de bedrijfsbebouwing van een agrarisch bedrijf, waaronder begrepen kassen, kuilvoerplaten, mestsilo's en sleufsilo's.
1.8 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.9 bebouwingspercentage:
het op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage tot waar het bouwperceel maximaal mag worden bebouwd, of wanneer dat in deze regels uitdrukkelijk is bepaald, het percentage tot waar het bouwvlak maximaal mag worden bebouwd.
1.10 bedrijf-niet agrarisch:
inrichting voor de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten niet zijnde een agrarisch bedrijf zoals genoemd in 1.6.
1.11 bedrijfswoning:
een woning in of bij een bedrijfsgebouw of op een bedrijfsterrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het bedrijfsgebouw of het bedrijfsterrein.
1.12 begane grond:
de bouwlaag van een gebouw die ter hoogte van het maaiveld is gelegen, waarop in de meeste gevallen de hoofdtoegang van het gebouw is gesitueerd, en waaronder zich een kruipruimte, kelder of souterrain kunnen bevinden.
1.13 beroep aan huis:
een dienstverlenend beroep, dat in een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking en/of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.14 bestaande aantal woningen:
het aantal woningen, bedrijfswoningen of recreatiewoningen dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen, met uitzondering van de woningen, bedrijfswoningen of recreatiewoningen die zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning voor bouwen en in strijd met voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
1.15 bestaande (bedrijfs) bebouwing:
bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen, met uitzondering van bebouwing die weliswaar bestaat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar is gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
1.16 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.17 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.18 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.19 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.20 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop volgens de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.21 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.
1.22 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.23 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.24 bijgebouw:
een niet voor bewoning bestemd vrijstaand of aangebouwd gebouw, dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.25 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.26 grondgebonden agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf dat voor de bedrijfsvoering afhankelijk is van het producerend vermogen van de grond welke tot dat bedrijf behoort zoals een akkerbouwbedrijf, een grondgebonden veehouderij en een weidebouwbedrijf, met uitzondering van een intensieve kwekerij en glastuinbouwbedrijven.
1.27 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.28 huishouden:
onder een huishouden wordt verstaan een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren.
1.29 intensieve veehouderij:
een agrarisch bedrijf of een deel van een agrarisch bedrijf waar ten minste 250 m² aan bedrijfsvloeroppervlakte aanwezig is dat gebruikt wordt als veehouderij volgens de Wet Milieubeheer voor het houden van vee, pluimvee en pelsdieren, waarbij dit houden van vee geheel of nagenoeg geheel plaatsvindt in gebouwen. Het biologisch houden van dieren conform een regeling krachtens artikel 2 van de Landbouwkwaliteitswet en het houden van melkrundvee, schapen, geiten of paarden, wordt niet aangemerkt als intensieve veehouderij.
1.30 kantoor:
het bedrijfsmatig uitoefenen van administratieve werkzaamheden ten behoeve van derden.
1.31 kleinschalige bedrijvigheid aan huis:
bedrijvigheid die is genoemd in de bij deze regels behorende Staat vanbedrijfsactiviteiten aan huis in Bijlage 2, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, dan wel bedrijvigheid die niet in deze Staat is genoemd maar daarmee naar de aard en invloed op de omgeving is gelijk te stellen.
1.32 landschappelijke inpassing:
inpassing in het omringende landschap door bij de situering in te spelen op de landschappelijke kenmerken en/of door het gebruik van beplanting die past bij het landschapstype ter plaatse, om de bebouwing minder nadrukkelijk in het landschap te plaatsen.
1.33 landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.
1.34 mantelzorg:
een tijdelijke maar langer dan 3 maanden durende behoefte aan zorg op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, waarbij de zorgverlening gebeurt op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
1.35 natuurwaarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora- en fauna.
1.36 niet-grondgebonden agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat in overwegende mate gericht is op de teelt van agrarische producten zonder afhankelijk te zijn van agrarische grond als productiemiddel. Onder niet-grondgebonden agrarische bedrijven worden voor de toepassing van dit plan in ieder geval begrepen intensieve veehouderijen (waaronder pelsdierhouderijen), glastuinbouwbedrijven, champignonkwekerijen, witloftrekkerijen, viskwekerijen en intensieve kwekerijen.
1.37 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, bemalinginstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.38 peil:
voor bouwwerken is de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer.
1.39 permanente bewoning:
het gebruik van een kampeermiddel, kampeerverblijf of recreatiewoning door een persoon, gezin of andere groep van personen, op een wijze die in gevolge de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegeven noopt tot inschrijving van de bewoners in de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Lochem, terwijl deze personen elders niet over een hoofdverblijf beschikken.
1.40 raamprostitutie:
een seksinrichting in gebruik voor het zich vanaf de openbare weg of een andere, voor het publiek toegankelijke plaats zichtbaar beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.41 risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke volgens het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.
1.42 seksinrichting:
de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht.
1.43 vloeroppervlakte:
de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.
1.44 voorgevel:
de naar de openbare weg gekeerde, en op de openbare weg georiënteerde zijde van een gebouw.
1.45 voorgevelrooilijn:
denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van een gebouw loopt naar de zijdelingse perceelsgrenzen, zoveel mogelijk evenwijdig aan de openbare weg.
1.46 watergangen:
oppervlaktewateren die dienen voor de afvoer, aanvoer of berging van water.
1.47 woning:
een gebouw dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van een huishouden.
1.48 wooneenheid:
een eenheid bestemd voor de huisvesting van één huishouden in een gebouw of deel van een gebouw, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van één huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Meetregels
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
- a. de afstand van een bijgebouw tot een ander gebouw, tot de bebouwingscontour of tot de zijdelingse perceelsgrens: de kortste afstand van het bijgebouw tot het andere gebouw, de bebouwingscontour of de zijdelingse perceelsgrens;
- b. de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
- c. de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. druiplijn, het boeiboord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
- d. de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
- e. de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
- f. de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
- g. de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk: vanaf de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;
- h. de hoogte van een windturbine: vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.2 Aanvullende meetregels
Bij het meten gelden de volgende aanvullende regels:
- a. het peil voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang aan de weg grenst: mag niet meer dan 20 centimeter boven de hoogte van de kruin van de openbare weg ter plaatse van die hoofdtoegang worden gesitueerd;
- b. het peil in andere gevallen: mag niet meer dan 20 centimeter boven de gemiddelde hoogte van het rondom afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw, worden gesitueerd;
- c. ondergeschikte bouwdelen: bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, ondergeschikte dakkapellen en gevelopbouwen, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
- b. met de daarbij behorende agrarische bedrijfsgronden;
- c. de instandhouding en ontwikkeling van de in 9.2 genoemde landschapstypen en hun kernkwaliteiten;
alsmede voor:
- d. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting', een ontsluitingsweg ten behoeve van de aangrenzende bedrijfsgronden.
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
3.3 Specifieke gebruiksregels
Voor het gebruik gelden de volgende regels:
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een grondverzetbedrijf annex verhuurbedrijf voor roerende goederen van milieucategorie 2 (SBI-code 714, VNG);
- b. de bestaande bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met inwoning/mantelzorg volgens een algemene afwijking in Artikel 10;
- c. bij het bedrijf behorende bebouwing, erven, terreinen en voorzieningen, waaronder begrepen groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water;
alsmede voor:
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - tweede bedrijfswoning', een tweede bedrijfswoning met de daarbij behorende aan- en uitbouwen/bijgebouwen;
met dien verstande dat:
- e. ter plaatse van de aanduiding 'opslag', uitsluitend opslag is toegestaan.
4.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
4.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor een eenmalige vergroting binnen het bestemmingsvlak van de oppervlakte van de bestaande bedrijfsbebouwing van een 'niet-agrarisch bedrijf', met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- a. de verplaatsing van het bedrijf naar een bedrijventerrein redelijkerwijs niet mogelijk is;
- b. de uitbreiding noodzakelijk is voor de continuïteit van het bedrijf;
- c. de kernkwaliteiten van het landschap daardoor niet worden aangetast;
- d. de kernkwaliteiten en omgevingscondities van de natuur daardoor niet significant worden aangetast;
- e. in de naastgelegen woningen van derden een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd;
- f. de verkeersaantrekkende werking daardoor niet onevenredig toeneemt;
- g. de vergroting niet meer bedraagt dan:
oppervlakte bestaande bedrijfsgebouwen | maximale uitbreiding |
500 m² of kleiner | 50% |
groter dan 500 m² | 20% |
4.4 Specifieke gebruiksregels
Voor het gebruik gelden de volgende regels:
- a. niet toegelaten zijn risicovolle inrichtingen volgens het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en bedrijven die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken, zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 3 van het Besluit omgevingsrecht;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' is buitenopslag toegestaan tot een hoogte van maximaal 3 meter;
- c. van een bedrijf mag maximaal 30% van de vloeroppervlakte voor kantoor worden opgericht;
- d. het gebruik van de in lid 1 bedoelde gronden voor de bouw van een tweede bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - tweede bedrijfswoning', is uitsluitend toegestaan als binnen het plangebied, deel Hooislagen 6, wordt voorzien in een landschappelijke inpassing en instandhouding van deze landschappelijke inpassing. Deze landschappelijke inpassing dient passend te zijn binnen het inrichtingsvoorstel 'Landschappelijkinpassingsplan Hooislagen 6 te Lochem' dat als Bijlage 3 bij de regels is opgenomen, een en ander ter beoordeling van het bevoegd gezag.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor de vestiging van een ander bedrijf dan in lid 4.1 is genoemd, mits het te vestigen bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met het rechtstreeks toegelaten bedrijf of in een lagere milieucategorie valt.
Artikel 5 Wonen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. al dan niet in combinatie met een beroep of kleinschalige bedrijvigheid aan huis volgens 5.4.1;
- c. al dan niet in combinatie met inwoning/mantelzorg volgens een algemene afwijking in Artikel 10;
- d. met de bijbehorende tuinen en erven.
5.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
5.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in 5.2.2, onder c voor het toestaan van 150 m² bijgebouwen bij de woning ten behoeve van het houden van vee en/of het onderhouden/beheren van het landschap, mits het perceel landschappelijk wordt ingepast met beplanting die eigen is aan het ter plaatse aanwezige landschapstype.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Voor het gebruik van de gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Bouwregels
7.1 Bestaande en afwijkende maatvoering en situering
- a. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de maatvoering en situering van gebouwen gelden de bouwregels, zoals die onder de bestemmingen en algemene bouwregels in artikel 7.2 zijn voorgeschreven, dan wel de bestaande overschrijding daarvan, zoals deze op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, of kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen;
- b. Het bepaalde onder a. geldt niet voor bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
7.2 Onderkeldering van gebouwen
Voor het bouwen onder een gebouw gelden de volgende regels:
- a. de bouwdiepte mag maximaal 4 meter bedragen;
- b. de ondergrondse bebouwing of halfverdiepte bebouwing mag uitsluitend onder het gebouw worden gerealiseerd, met uitzondering van ingangspartijen en voorzieningen voor de toetreding van daglicht;
- c. de bouwhoogte van keermuren ten behoeve van ingangspartijen mag niet meer dan 1.20 meter bedraagt;
- d. de voorzieningen voor de toetreding van daglicht mogen maximaal 1 meter uit de gevel worden gebouwd.
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Als gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval aangemerkt:
- a. Het gebruik en/of laten gebruiken van bouwwerken voor een seksinrichting;
- b. het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van (raam)prostitutie;
- c. het plaatsen, laten plaatsen en/of geplaatst houden van onderkomens in strijd met de gegeven bestemming.
- d. het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en wateren als staan- of ligplaats voor voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken vaar- of voertuigen, arken of andere objecten;
- e. de permanente bewoning van onderkomens en/of gebouwen die niet voor permanente bewoning bestemd zijn;
- f. het gebruik en/of laten gebruiken van gronden voor het opslaan, storten, lozen of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, die niet tot de reguliere bedrijfsvoering behoren.
Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels
9.1 Reconstructiewetzones
Voor de reconstructiewetzones gelden de volgende regels:
ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone-verwevingsgebied' geldt voor intensieve veehouderijen het bepaalde daaromtrent in de bestemming 'Agrarisch' in Artikel 3.
9.2 Landschapstypen
Voor de aangeduide landschapstypen gelden de volgende regels:
9.3 Beschermingszone natte landnatuur
Ter plaatse van de aanduiding 'beschermingszone natte landnatuur' is het beleid gericht op de instandhouding van natte natuur en is in de bestemming 'Agrarisch' aangegeven of er bij het verlenen van afwijkingen of omgevingsvergunningen en bij de wijziging van het bestemmingsplan aan dit beleid moet worden getoetst en op welke wijze.
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, afwijken van het bepaalde in deze regels of de aanwijzingen op de verbeelding, voor:
- a. de vestiging van een bedrijf die niet is genoemd in de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten aan huis, maar die naar zijn aard en invloed op de omgeving kan worden geacht te behoren tot een groep van rechtstreeks toegelaten gelijkwaardige bedrijven;
- b. voor afwijkingen ten aanzien van de voorgeschreven maatvoering, afmetingen en percentages, met dien verstande dat de afwijkingen niet meer dan 10% bedragen van de in deze regels genoemde, dan wel op de kaart aangegeven afmetingen;
- c. ten aanzien van de bestemmingsbepalingen en toestaan dat de bestemmings- en/of bouwgrenzen worden overschreden met ten hoogste 2 meter, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- d. voor de herbouw van een woning of bedrijfswoning op een andere locatie, mits:
- 1. de andere locatie leidt tot een verbetering van de ruimtelijke en/of milieuhygiënische kwaliteit;
- 2. de bedrijfswoning zoveel mogelijk aan de voorzijde van het bouwperceel wordt gesitueerd, tenzij vanwege de cultuurhistorische erfinrichting een andere situering gewenst is;
- e. voor het inrichten en gebruik van de woning of bedrijfswoning voor inwoning/mantelzorg, mits:
- 1. de woning daarvoor niet wordt vergroot boven de maximaal toelaatbare omvang van deze woning volgens de geldende bestemming;
- 2. de woning niet wordt opgesplitst in twee zelfstandige woningen of zodanig wordt ingericht dat opsplitsing mogelijk is met een simpele ingreep;
- 3. de woning niet meer dan één hoofdingang heeft;
- 4. de bovenverdieping met hooguit 1 vaste trapopgang bereikbaar is en in zijn geheel bestemd is voor één gezin;
- f. voor het bouwen van werken van beeldende kunst tot een hoogte van 15 meter.
Artikel 11 Aanvullende Werking Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening van de gemeente Lochem ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard, blijven, overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet, buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer;
- b. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- c. ruimte tussen bouwwerken;
- d. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen;
- e. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen in de Bouwverordening ten aanzien van vorenstaande onderwerpen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit, geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor bouwen wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
- e. Het bepaalde onder a t/m d is niet van toepassing voorzover uit de Richtlijnen 97/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van het ten tijde van de inwerkingtreding van een bestemmingsplan bestaande gebruik.
12.3 Hardheidsclausule
Indien de toepassing van het overgangsrecht gebruik in 12.2 zou kunnen leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan de grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kunnen burgemeester en wethouders aan de desbetreffende persoon of personen een niet overdraagbare afwijking verlenen van dat overgangsrecht, met het oog op de beëindiging op termijn van die met het bestemmingsplan strijdige situatie.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplanHooislagen 6 en Broekstraat 1 Lochem.
Bijlage 1 Omgevingsvergunningenstelstel Agrarisch
Bijlage 1 Omgevingsvergunningenstelstel Agrarisch
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Aan Huis
Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten aan huis
Bijlage 3 Landschappelijk Inpassingsplan Hooislagen 6 Te Lochem
Bijlage 3 Landschappelijk inpassingsplan Hooislagen 6 te Lochem