KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Wonen
Artikel 5 Waarde - Archeologie 3
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 10 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
Artikel 12 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Ligging En Kadastrale Begrenzing
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
Hoofdstuk 2 Gebiedsanalyse
Hoofdstuk 3 Plan
3.1 Bebouwing En Functies
3.2 Verkeer En Parkeren
3.3 Groen En Water
Hoofdstuk 4 Beleid
4.1 Nationaal Niveau
4.2 Provinciaal Niveau
4.3 Gemeentelijk Niveau
Hoofdstuk 5 Uitvoeringsaspecten
5.1 Milieu
5.2 Waarden
5.3 Waterparagraaf
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
6.1 Behoefte
6.2 Financiële Uitvoerbaarheid
6.3 Conclusie
Hoofdstuk 7 Juridische Aspecten
7.1 Algemeen
7.2 Planregels
Hoofdstuk 8 Procedure
8.1 Terinzagelegging Ontwerpbestemmingsplan
Bijlage 1 Staat Van Inrichtingen
Bijlage 2 Parkeernormen
Bijlage 1 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 3 Oriënterend Onderzoek Natuurwaarden
Bijlage 4 Beschikking Wet Geluidhinder
Bijlage 5 Nota Van Zienswijzen

Rossum herziening 2016, Burg. van Randwijckstraat 21b

Bestemmingsplan - gemeente Maasdriel

Vastgesteld op 22-02-2018 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Rossum herziening 2016, Burg. van Randwijckstraat 21b met identificatienummer NL.IMRO.0263.BP1142-VG01 van de gemeente Maasdriel

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft

1.5 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak

1.6 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk

2.6 het bebouwingspercentage

het percentage van een bouwperceel dat met gebouwen mag worden bebouwd

2.7 de diepte van een woning

de buitenwerks gemeten afstand tussen de voorgevel en de achtergevel van de woning

2.8 het peil

  • in geaccidenteerd terrein (in de nabijheid van dijken): ten hoogste 15 cm boven het gemiddelde oorspronkelijke omliggende terrein
  • in vlak terrein, voor zover dat oorspronkelijk hoger ligt dan de kruin van de weg: ten hoogste 15 cm boven het oorspronkelijke terrein
  • in vlak terrein, voor zover dat oorspronkelijk lager ligt dan de kruin van de weg: ten hoogste 15 cm boven de kruin van de weg

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen, erven, verhardingen;
  2. b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

een en ander met de bijbehorende voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'waterberging': watergangen, waterretentievoorzieningen en voorzieningen voor waterzuivering en -infiltratie;

met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, parkeervoorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Bij de beslissing omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning kunnen burgemeester en wethouders nadere eisen stellen met betrekking tot de situering en maatvoering van bebouwing, indien en voor zover dit noodzakelijk is:

  1. a. om de ruimtelijke samenhang met de overige bebouwing veilig te stellen;
  2. b. om een milieuhygiënisch verantwoorde situering te bevorderen;
  3. c. om een onevenredige inbreuk op het aanwezige woon- en leefmilieu te voorkomen;
  4. d. om een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende terreinen te voorkomen.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  1. a. voor detailhandel, dienstverlening, horeca of maatschappelijk;
  2. b. voor bedrijfsactiviteiten.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 5 Waarde - Archeologie 3

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden te verwachten archeologische waarden.

5.2 Bouwregels

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden met deze bestemming wijzigen door:

  1. a. de dubbelbestemming geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien:
    1. 1. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    2. 2. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
  2. b. de onderlinge begrenzing tussen verschillende dubbelbestemmingen te verschuiven.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Gebruiksregels

7.1 Algemeen gebruiksverbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken in dit plan te gebruiken en/of te laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en).

7.2 Verboden gebruik gronden en opstallen

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken:

  1. a. voor een seksinrichting;
  2. b. voor zelfstandige bewoning, waar het betreft vrijstaande bijgebouwen;
  3. c. voor het huisvesten van tijdelijke werknemers;
  4. d. voor het uitoefenen van een bed & breakfast;
  5. e. voor het houden van evenementen;
  6. f. voor het uitoefenen van een kinderdagverblijf;
  7. g. als opslag-, stort- en of lozingsplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken goederen, grond, stoffen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels

8.1 10%-regeling

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking vande in deze regels voorgeschreven minimale en/of maximale maten (hoogte, oppervlakte, inhoud etc.) en percentages tot maximaal 10% van die maten en percentages, met dien verstande dat dit niet geldt wanneer reeds op grond van deze regels al anderszins kan worden afgeweken.

8.2 Openbare nutsvoorziening, openbaar vervoer of wegverkeer

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van de bouwregels voor het oprichten van een gebouw ten behoeve van een openbare nutsvoorziening, het openbaar vervoer of het wegverkeer, mits de bebouwde oppervlakte niet meer dan 25 m² en de hoogte niet meer dan 5 meter bedraagt.

8.3 Huisvesting tijdelijke werknemers

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het in 7.2 onder c. vervatte verbod ten behoeve van het huisvesten van tijdelijke werknemers, mits:

  1. a. huisvesting noodzakelijk is van ter plaatse werkzame tijdelijke werknemers;
  2. b. de huisvesting uitsluitend op eigen terrein bij het bedrijf binnen de bedrijfswoning van de eigenaar/hoofdbewoner plaatsvindt;
  3. c. het aantal te huisvesten tijdelijke werknemers de capaciteit van de bedrijfswoning conform de geldende regelgeving niet te boven gaat;
  4. d. de huisvesting geen onevenredige toename van de omgevingseffecten tot gevolg heeft of kan hebben;
  5. e. bestaande waarden en belangen niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  6. f. geen dusdanige verkeersaantrekkende werking ontstaat of kan ontstaan, dat verkeersoverlast ontstaat en daardoor het treffen van infrastructurele maatregelen (herinrichten/aanleggen van wegen en/of parkeervoorzieningen buiten het terrein van het bedrijf) noodzakelijk wordt;
  7. g. de woon- en verblijfskwaliteit in de directe omgeving niet onevenredig wordt of kan worden aangetast.

8.4 Bed & breakfast

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het in 7.2 onder d. vervatte verbod ten behoeve van het uitoefenen van een bed & breakfast, mits:

  1. a. de woonfunctie als hoofdfunctie gehandhaafd blijft, waarbij de oppervlakte die wordt gebruikt voor bed & breakfast maximaal 40% van het vloeroppervlak van de (bedrijfs)woning of het aangebouwde bijgebouw bedraagt, met een maximum van 50 m²;
  2. b. de bed & breakfast binnen de bestaande bebouwingsmogelijkheden wordt gerealiseerd;
  3. c. ten behoeve van de bed & breakfast in voldoende parkeergelegenheid en bergingsmogelijkheden op het eigen perceel wordt voorzien;
  4. d. er geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven ontstaan.

8.5 Kinderdagverblijf

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het in 7.2 onder f. vervatte verbod ten behoeve van het uitoefenen van een kinderdagverblijf bij een woning, mits:

  1. a. de hoofdfunctie gehandhaafd blijft, waarbij de oppervlakte die wordt gebruikt voor het kinderdagverblijf maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning en het aangebouwde bijgebouw bedraagt, met een maximum van 50 m²;
  2. b. het kinderdagverblijf binnen de bestaande bebouwingsmogelijkheden wordt gerealiseerd;
  3. c. de verkeersintensiteit en inrichting van de weg, waaraan het kinderdagverblijf is gelegen, van dien aard zijn, dat het gebruik voor het brengen en halen van de kinderen de verkeersveiligheid niet in de weg staat;
  4. d. ten behoeve van het kinderdagverblijf in voldoende parkeergelegenheid en bergingsmogelijkheden op het eigen perceel wordt voorzien;
  5. e. er geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven ontstaan;
  6. f. uit de noodzakelijke milieu- en/of andere onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het gebruik als kinderdagverblijf.

Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels

9.1 Overschrijden bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, het plan te wijzigen bij het in geringe mate overschrijden van de bestemmingsgrenzen, mits dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie, voor zover daarmee beoogd wordt een zo goed mogelijke overeenstemming tussen het plan en de werkelijke toestand te bereiken, mits daardoor geen belangen van derden onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

Artikel 10 Overige Regels

10.1 Dubbelbestemmingen - enkelvoudige bestemmingen

Voor zover voor gronden tevens een dubbelbestemming geldt, dienen bij toepassing van de gebruiks-, bebouwings-, omgevingsvergunnings-, afwijkings- en wijzigingsregels van de overigens voor deze gronden geldende bestemming de regels van de dubbelbestemming in acht te worden genomen.

10.2 Parkeernormen

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Rossum herziening 2016, Burg. van Randwijckstraat 21b'

Hoofdstuk 1 Inleiding

Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "Rossum herziening 2016, Burg. van Randwijckstraat 21b" van de gemeente Maasdriel.

1.1 Aanleiding En Doel

Tussen de woning Burgemeester van Randwijckstraat 23 en de begraafplaats van Rossum ligt een onbebouwd perceel dat eigendom is van de gemeente Maasdriel. De gemeente wenst ter plaatse de bouw van een vrijstaande woning mogelijk te maken, met als doel het perceel te verkopen.

Het vigerende bestemmingsplan "Rossum en Hurwenen" staat de bouw van een woning niet toe. Voorliggend bestemmingsplan omvat de herziening van het bestemmingsplan daartoe.

1.2 Ligging En Kadastrale Begrenzing

Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1142-VG01_0001.jpg"

TOPOGRAFISCHE SITUATIE

Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1142-VG01_0002.jpg"

KADASTRALE SITUATIE

De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Rossum, sectie B, nummer 2928 (gedeeltelijk). De oppervlakte van het plangebied bedraagt 860 m². De gronden zijn eigendom van de gemeente Maasdriel.

1.3 Vigerend Bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan "Rossum en Hurwenen", vastgesteld door de gemeenteraad op 27 januari 2011. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1142-VG01_0003.jpg"

UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN

Het plangebied heeft de bestemming 'Wonen'. Woningen mogen uitsluitend in een bouwvlak worden gebouwd en bijgebouwen binnen een bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'.

Het aangrenzende perceel ligt binnen de bestemming 'Maatschappelijk'. Het betreft een begraafplaats.

Ter plaatse van het plangebied is geen bouwvlak of aanduiding 'bijgebouwen' opgenomen. Er kan derhalve thans geen woning gerealiseerd worden op basis van het vigerende bestemmingsplan. Reden om een procedure tot herziening te doorlopen.

Hoofdstuk 2 Gebiedsanalyse

Dit hoofdstuk geeft een ruimtelijk-functionele analyse van het plangebied.

De kern Rossum ligt tussen de Waal en de Maas. Begin 19e eeuw bestond Rossum uit lintbebouwing. Rond het jaar 1950 is de Burgemeester van Randwijckstraat aangelegd. Deze nieuwe weg maakte uitbreiding van het dorp mogelijk. Vanaf de aanleg van deze nieuwe weg tot nu vond deze uitbreiding, met name in zuidwestelijke richting, plaats tussen de Burgemeester van Randwijckstraat en de Hogeweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1142-VG01_0004.jpg"

DIRECTE OMGEVING PLANGEBIED

Het plangebied ligt is een braakliggend terrein aan de Burgemeester van Randwijckstraat, tussen huisnummer 23 en de begraafplaats en wordt aan de achterzijde begrensd door de Koningstraat.

Hoofdstuk 3 Plan

Na voorgaande inventarisatie en analyse volgt in dit hoofdstuk de beschrijving van het

feitelijke plan.

3.1 Bebouwing En Functies

Het plan omvat de bouw van een vrijstaande woning met een bijgebouw. De woning is georiënteerd op de Burgemeester van Randwijckstraat conform de naastgelegen woonpercelen. In lijn met het bestaande straatbeeld krijgt het perceel een voortuin van circa 10 meter. Door de positionering van de woning zal het perceel aan de kant van de Koningstraat als (achter)tuin in gebruik worden genomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1142-VG01_0005.jpg"

PLAN

De naastgelegen begraafplaats heeft op eigen terrein een brede beukenhaag. Samen met de sloot scheidt deze de begraafplaats van de nieuwe woning.

3.2 Verkeer En Parkeren

3.2.1 Verkeer en ontsluiting

Voor woningen geldt een verkeersaantrekkende werking van zes motorvoertuigbewegingen per etmaal. De toenemende verkeersaantrekkende werking van de nieuwe woning is beperkt. De Burgemeester van Randwijckstraat heeft voldoende capaciteit om deze toename op te vangen.

De ontsluiting, voor zowel gemotoriseerd als langzaam verkeer, verloopt via de Burgemeester van Randwijckstraat ten noorden van het plangebied. Voor de nieuwe woning wordt een nieuwe inrit vanaf de Burgemeester van Randwijckstraat aangelegd. Gezien het karakter van de weg is dit verkeerskundig aanvaardbaar.

3.2.2 Parkeren

Voor het plan zijn de parkeernormen zoals opgenomen in het Mobiliteitsplan Maasdriel

2020 van toepassing. Voor woningen geldt een norm van twee parkeerplaatsen per

woning, waarvan tenminste 0,3 parkeerplaats in de openbare ruimte moet worden

aangelegd.

Het plan omvat de nieuwbouw van een woning. Derhalve zijn twee parkeerplaatsen

nodig, waarvan er in principe één in de openbare ruimte moet worden aangelegd. Het plan

biedt ruimte voor de aanleg van twee parkeerplaatsen op het nieuwe woonperceel. Hiermee wordt qua aantal voldaan aan de norm, maar is er een beperkte afwijking voor wat betreft de situering van de parkeerplaatsen. Deze afwijking is als volgt beargumenteerd:

  • Langs de Burgemeester van Randwijckstraat liggen thans geen openbare parkeerplaatsen. Al het parkeren vindt plaats op eigen terrein. Het plan bevat ook geen parkeerplaats in de openbare ruimte en sluit daarmee aan op de bestaande situatie.
  • Het mobiliteitsplan geeft aan dat openbare parkeerplaatsen bedoeld zijn voor het bezoekersparkeren en dat parkeerplaatsen op het eigen terrein vaak minder efficiënt gebruikt worden. De bezoekers van de nieuwe woning hebben toegang tot het terrein. Daarmee is verzekerd dat geen ongewenste situaties ontstaan, zoals het overmatig parkeren in de bermen van de Burgemeester van Randwijckstraat. Omdat in de omgeving van het plangebied geen openbare parkeerplaatsen aanwezig zijn, zal automatisch gebruik worden gemaakt van de parkeerplaatsen op het eigen terrein. Er zal daarom geen sprake zijn van inefficiëntie.

3.3 Groen En Water

In het plangebied staat opgaande beplanting in de vorm van wat struikgewas en een grote naaldboom op het verder lege grasveldje. Voorts loopt er een sloot op de grens met de begraafplaats. Deze sloot vormt een fysieke scheiding tussen de percelen. Voor een goede inpassing en afscheiding met het zijdelingse woonperceel en de Koningstraat is er aan de randen ruimte voor een haag.

Hoofdstuk 4 Beleid

In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:

  • nationaal niveau;
  • provinciaal niveau;
  • gemeentelijk niveau.

4.1 Nationaal Niveau

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In 2012 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) ondertekend. De SVIR geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het Rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het Rijk voor minder nationale belangen en eenvoudiger regelgeving.

De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR.

De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Het gaat onder meer om militaire objecten en terreinen, de grote rivieren en de ecologische hoofdstructuur.

Voor onderhavig plan zijn geen van de nationale belangen aan de orde.

4.1.2 Besluit ruimtelijke ordening

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is van toepassing op het plan. Specifiek aandachtspunt is het bepaalde in artikel 3.1.6, lid 2, waarin de verplichting is opgenomen om in de toelichting op een ruimtelijk besluit voor nieuw te realiseren stedelijke ontwikkelingen bepaalde duurzaamheidsaspecten van het voornemen te motiveren: de ladder voor duurzame verstedelijking. Daarbij moet achtereenvolgens worden aangetoond dat er een actuele regionale behoefte is (trede 1), of deze behoefte in bestaand stedelijk gebied kan worden opgevangen (trede 2), en dat - in geval van een ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied - de locatie multimodaal is of kan worden ontsloten (trede 3).

Projecten die minder dan negen woningen bevatten worden op basis van jurisprudentie (ABRvS 24 december 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4720) niet als stedelijke ontwikkeling gezien. Een nadere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is derhalve niet nodig.

Conclusie
Het initiatief voldoet aan het Besluit ruimtelijke ordening en aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

4.2 Provinciaal Niveau

Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:

  • Omgevingsvisie Gelderland;
  • Omgevingsverordening Gelderland.

Het plan wordt aan deze twee nota's getoetst.

4.2.1 Omgevingsvisie Gelderland

Op 9 juli 2014 is de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. De omgevingsvisie heeft de status van structuurvisie. In de omgevingsvisie zijn twee hoofddoelen vervat die bijdragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven:

  1. 1. een duurzame economische structuur;
  2. 2. het borgen van de kwaliteit en veiligheid van de leefomgeving.

Een gezonde economie met een aantrekkelijke vestigingsklimaat vraagt om krachtige steden en vitale dorpen met voldoende werkgelegenheid. Adequaat beheer van bestaande en nieuwe woongebieden op basis van de ladder voor duurzame verstedelijking (kwalitatief en kwantitatief) vergt een goede kwaliteit.

Een aantrekkelijke leefomgeving vergt een goede kwaliteit en beleving van natuur en landschap, een gezonde en veilige leefomgeving en een robuust bodem- en watersysteem.

Analyse
Het plan omvat het realiseren van één huurwoning op een thans braakliggende locatie. Het betreft een ontwikkeling binnen bestaand woongebied die bijdraagt aan een duurzame ontwikkeling van dat woongebied.

Het plangebied bevat weinig tot geen waardevolle kenmerken. Met het plan is aangesloten bij de kenmerken van het omliggende gebied. Tevens heeft het plan op zichzelf geen of nauwelijks invloed op de veiligheid.

Conclusie
Het plan draagt bij aan beide hoofddoelen en past daarmee in de Omgevingsvisie Gelderland.

4.2.2 Omgevingsverordening Gelderland

Op 24 september 2014 heeft Provinciale Staten de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. De omgevingsverordening stelt regels aan de inhoud van ruimtelijke plannen voor die aspecten waar provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken.

In de Omgevingsverordening is ten aanzien van woningen opgenomen dat nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts zijn toegestaan wanneer dit past in het vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma voor de betreffende regio.

Een toetsing van het plan aan het Kwalitatief Woonprogramma is opgenomen in paragraaf 4.2.3.

Conclusie

Het plan voldoet aan de Omgevingsverordening Gelderland.

4.2.3 Woonagenda Regio Rivierenland

De programmering van de woningbouw vraagt om (sub)regionale afstemming. De provincie Gelderland stelt dit ook als voorwaarde om nieuwe bouwplannen uit te kunnen voeren. In 2015 is een regionale woonagenda opgesteld. Hierin zijn verschillende thema's uitgewerkt tot actiepunten, zijnde een 'agenda' voor de komende jaren. Thema's zijn onder andere een regionaal afgestemd woningbouwprogramma, goede huisvesting voor arbeidsmigranten en statushouders, verbetering van de bestaande woningvoorraad en zorg gerelateerde woningen. Het regionale woningbehoeftenonderzoek Rivierenland is een van de onderzoeken die als onderlegger dienen voor de regionale woonagenda.

De gemeenten van Regio Rivierenland hebben zich vervolgens ingespannen om gezamenlijk een regionaal woningbouwprogramma op te stellen. Hierbij is tegelijkertijd gewerkt aan het inventariseren van alle projecten, een methodiek voor de kwalitatieve toetsing van projecten en afspraken voor het actueel houden van het regionale woningbouwprogramma. De toetsing van alle projecten heeft inmiddels plaatsgevonden. Dit heeft geresulteerd in het regionale woningbouwprogramma 2015-2025 en staat verder beschreven in paragraaf 4.3.2.

4.3 Gemeentelijk Niveau

4.3.1 Structuurvisie en plan-MER Maasdriel

Op 20 oktober 2011 zijn de Structuurvisie en plan-MER Maasdriel vastgesteld. De structuurvisie fungeert als een document op hoofdlijnen, dat kaderstellend is voor de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente.

Analyse
Uitgangspunt voor de bestaande kernen en linten is inbreiden vóór uitbreiden. Nieuwbouw dient qua maat en schaal te passen in zijn omgeving. Er dient op een dorpse manier gebouwd te worden.
Het plan betreft een vorm van inbreiding en past binnen de maat en schaal van de Burgemeester van Randwijckstraat.

Conclusie
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het plan past in de Structuurvisie en plan-MER Maasdriel.

4.3.2 Woningbouwprogramma 2015-2025

De gemeente Maasdriel beschikt over een woningbouwprogramma tot het jaar 2025. Op 30 januari 2014 heeft de gemeenteraad - als gevolg van de economische omstandigheden - een 'herijking' van het woningbouwprogramma vastgesteld. Dit wordt nu nog gehanteerd.

In het Woningbouwprogramma 2015-2025 zijn voor de kern Rossum in de periode tot 2024 73 nieuwe woningen voorzien. De woning in voorliggend plan betreft een van die woningen. Het plan past derhalve in het gemeentelijk woningbouwprogramma.

Hoofdstuk 5 Uitvoeringsaspecten

In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:

  1. 1. milieu;
  2. 2. waarden;
  3. 3. waterhuishouding.

5.1 Milieu

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkelingen aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven.

5.1.1 Bodemkwaliteit

5.1.2 Bedrijven en milieuzonering

5.1.3 Externe veiligheid

5.1.4 Geluid

5.1.5 Luchtkwaliteit

5.1.6 Milieueffectrapportage

5.2 Waarden

5.2.1 Archeologie

5.2.2 Cultuurhistorie

5.2.3 Natuurwaarden

5.3 Waterparagraaf

5.3.1 Inleiding

De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets.

De waterparagraaf beschrijft zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).

5.3.2 Beleid

Deze paragraaf beschrijft in het kort het relevante vigerende beleid.

5.3.3 Watersysteem

5.3.4 Hemelwater

5.3.5 Afvalwater

Uitgangspunt is dat het vuile afvalwater en het schone hemelwater worden gescheiden.

Het vuile afvalwater zal op de bestaande riolering in de Burgemeester van Randwijckstraat geloosd worden.

5.3.6 Waterkwaliteit

Er zijn geen bijzondere maatregelen genomen om vervuiling van het oppervlaktewater te voorkomen. Overeenkomstig de eis van het waterschap worden in principe geen uitlogende materialen toegepast.

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

De economische uitvoerbaarheid van een ruimtelijke ontwikkeling betreft twee aspecten. Ten eerste moet het realiteitsgehalte van de plannen worden aangetoond: is er behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling. Ten tweede moet de financiële uitvoerbaarheid worden onderbouwd: zijn alle kosten die de gemeente moet maken ten behoeve van het initiatief gedekt.

6.1 Behoefte

In paragraaf 4.3.2 Woningbouwprogramma 2015-2025 is toegelicht dat dit plan voor één nieuwe woning past in het gemeentelijke woningbouwprogramma. De gemeente is de risicodragende partij.

6.2 Financiële Uitvoerbaarheid

Kostenverhaal
Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro).

In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend bestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen behoren tot deze in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Op basis van artikel 6.12 lid 2a Wro is het vaststellen van een exploitatieplan echter niet verplicht, omdat de gemeente eigenaar is van de gronden binnen het plangebied.

Gemeentelijke grondexploitatie
Uit de gemeentelijke grondexploitatie volgt dat voldoende middelen aanwezig zijn om de voorgenomen ontwikkeling te kunnen realiseren. De financiële uitvoerbaarheid van het plan is hiermee aangetoond.

6.3 Conclusie

Het plan is economisch uitvoerbaar. De behoefte is aangetoond en de financiële uitvoerbaarheid van het plan is gewaarborgd.

Hoofdstuk 7 Juridische Aspecten

7.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.

Het bestemmingsplan bestaat uit:

  • de toelichting;
  • de planregels;
  • de verbeelding.

De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake nadere eisen en afwijkingen.

De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.

7.2 Planregels

De indeling van de planregels is als volgt.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 4 Overgangsregels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Begrippen (artikel 1) In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Wijze van meten (artikel 2) In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Wonen (artikel 4)

De tot ‘Wonen’ bestemde gronden zijn bedoeld voor wonen, aan huis verbonden

beroepen, aan huis verbonden bedrijven, tuinen en erven, groenvoorzieningen,

voorzieningen voor verkeer en verblijf, en voor water en waterhuishoudkundige

voorzieningen.

Op het bouwperceel is één woning toegestaan. Op de verbeelding is een bouwvlak

opgenomen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen gebouwen die binnen het bouwvlak

worden gebouwd, en gebouwen die buiten het bouwvlak worden gebouwd. Op de

verbeelding zijn de toegestane maximale goot- en bouwhoogte opgenomen. Er zijn nadere regels opgesteld aan het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van een

aantal bouwregels. Er zijn gebruiksregels opgenomen voor het uitoefenen van een aan

huis verbonden beroep of bedrijf.

Waarde - Archeologie 3 (artikel 5)

Deze dubbelbestemming geldt voor de locatie Burgemeester van Randwijckstraat die op de gemeentelijke archeologische beleidskaart is aangeduid met 'Waarde-Archeologie 3'.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel (artikel 6) In dit artikel is bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor bouwen hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.

Algemene gebruiksregels (artikel 7) In dit artikel is nader omschreven welke vormen van gebruik in ieder geval als strijdig met het bestemmingsplan worden aangemerkt, waaronder het gebruik van bouwwerken en terreinen zonder voldoende parkeergelegenheid.

Algemene afwijkingsregels (artikel 8) Dit artikel bevat een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden. Deze afwijkingen betreffen onder meer het overschrijden van de maximaal toegestane maten, afmetingen en percentages.

Algemene wijzigingsregels (artikel 9)
Dit artikel bevat een algemene wijzigingsbevoegdheid voor het in geringe mate verleggen

van bestemmings- en bouwgrenzen.

Overige regels (artikel 10)
Dit artikel regelt de onderlinge verhouding tussen de (enkel)bestemming en de dubbelbestemmingen. Voorts bevat dit artikel de verplichting tot het aanleggen van voldoende parkeerplaatsen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht (artikel 11) Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud en de herbouw een overgangsregel opgenomen. Dit artikel bevat tevens een overgangsregel ten aanzien van het voortzetten van bestaand gebruik dat in strijd met het bestemmingsplan is.

Slotregel (artikel 12) Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 8 Procedure

Het bestemmingsplan doorloopt de gebruikelijke procedure. De voorziene procedurestappen zijn:

  1. 1. Terinzagelegging ontwerpbestemmingsplan
  2. 2. Vaststelling door gemeenteraad
  3. 3. Terinzagelegging vastgesteld bestemmingsplan

8.1 Terinzagelegging Ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 20 juli tot en met 30 augustus 2017 ter inzage gelegen. De nota met de beantwoording van de ingekomen zienswijzen is opgenomen als bijlage 5.

Bijlage 1 Staat Van Inrichtingen

Bijlage 1 Staat van Inrichtingen

Bijlage 2 Parkeernormen

Bijlage 2 Parkeernormen

Bijlage 1 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 1 Verkennend bodemonderzoek

Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 2 Akoestisch onderzoek

Bijlage 3 Oriënterend Onderzoek Natuurwaarden

Bijlage 3 Oriënterend onderzoek natuurwaarden

Bijlage 4 Beschikking Wet Geluidhinder

Bijlage 4 Beschikking Wet geluidhinder

Bijlage 5 Nota Van Zienswijzen

Bijlage 5 Nota van zienswijzen