Rossum herziening 2016, reparatie Weteringshoek 27
Bestemmingsplan - gemeente Maasdriel
Vastgesteld op 01-06-2017 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan 'Rossum herziening 2016, reparatie Weteringshoek 27' met identificatienummer NL.IMRO.0263.BP1154-VG01 van de gemeente Maasdriel.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aan huis verbonden bedrijf:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op consumentenverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, waarvan de omvang zodanig is dat de activiteit in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.
1.4 aan huis verbonden beroep:
het in een woning en/of bij die woning behorend (al dan niet vrijstaand) bijgebouw uitoefenen van een beroep of beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, met behoud van de woonfunctie.
1.5 aan- of uitbouw:
een ruimte die aan het hoofdgebouw is gebouwd, die functioneel één geheel vormt met het hoofdgebouw, maar die ruimtelijk een ondergeschikte aanvulling vormt op het hoofdgebouw.
1.6 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.7 activiteit:
activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid of artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.8 ambachtelijk bedrijf:
een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen, alsook in verband hiermee en als nevenactiviteit van ondergeschikt belang- het verkopen en/of leveren van goederen.
1.9 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde.
1.10 bed & breakfast
een voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, als ondergeschikte toeristisch-recreatieve activiteit. Onder een bed & breakfast-voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.
1.11 bedrijf:
een inrichting, waarbinnen bedrijfsactiviteiten plaatsvinden vergelijkbaar met of zoals opgenomen in lijst 1 van de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'.
1.12 bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.
1.13 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, kennelijk slechts bestemd voor één persoon, gezin of andere groep van personen, van wie huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk is.
1.14 bedrijventerrein:
terrein, waarop hoofdzakelijk de vestiging van bedrijven is toegestaan.
1.15 begane grond:
de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder.
1.16 bestaand:
- bij gebruik: aanwezig op het moment van het van kracht worden van dit plan;
- bij bouwwerken: aanwezig op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
1.17 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.18 bijgebouw:
een vrijstaand of aan het hoofdgebouw aangebouwd gebouw, dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en ten dienste staat van dat hoofdgebouw.
1.19 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.20 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van een kelder en de ruimte(n) in de kap.
1.21 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge van de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.22 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.23 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.24 bouwwijze:
de wijze van bouwen van een woning, te weten vrijstaand, twee-aaneen, aaneengebouwd of gestapeld, waarbij:
- onder 'vrijstaand' wordt verstaan dat het hoofdgebouw van een woning niet begrensd is door scheidsmuren van andere hoofdgebouwen;
- onder 'twee-aaneen' wordt verstaan dat het hoofdgebouw van een woning naar één zijde door een scheidsmuur van een naastgelegen hoofdgebouw is begrensd;
- onder 'aaneengebouwd' wordt verstaan dat het hoofdgebouw van een woning naar twee zijden door scheidsmuren van naastgelegen hoofdgebouwen is begrensd, met uitzondering van de hoofdgebouwen die de aldus gevormde rij beëindigen;
- onder 'gestapeld' wordt verstaan dat in één gebouw, bestaande uit meer lagen, meer woningen worden gebouwd.
1.25 coffeeshop
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse en het verstrekken van verdovende en/of hallucinerende stoffen, met eventueel als nevenactiviteit het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide kleine etenswaren.
1.26 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.27 detailhandel in volumnieuze goederen:
detailhandel in auto's, boten, caravans, grove bouwmaterialen, keukens, sanitair en woninginrichting waaronder meubels, alsmede tuincentra en bouwmarkten, die vanwege de omvang en de aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling.
1.28 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.
1.29 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.30 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.31 kantoor:
een ruimte die door haar aard, indeling en inrichting is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijke administratieve aard ten behoeve van derden.
1.32 kampeermiddel
- a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto, toercaravans, vouwwagens, campers of huifkarren;
- b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig, gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 2.1 lid 1a van de Wabo een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is, een en ander voor zover genoemde onderkomens of voertuigen geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.33 kelder:
een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 0,5 m boven de kruin van de weg, waaraan het bouwperceel is gelegen.
1.34 kinderdagverblijf:
opvang van kinderen in een crèche of daarmee vergelijkbaar verblijf, gedurende één of meer dagdelen per week, het hele jaar door;
1.35 nevenactiviteit:
een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel.
1.36 omgevingsvergunning:
omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wabo.
1.37 (openbare) nutsvoorziening
een bouwwerk dat ten dienste staat van het openbaar energietransport dan wel de telecommunicatie, zoals een schakelkast, een elektriciteitshuisje en een verdeelstation.
1.38 overkapping:
een bouwwerk dat ten dienste staat van het openbaar energietransport dan wel de telecommunicatie, zoals een schakelkast, een elektriciteitshuisje en een verdeelstation.
1.39 portiek
overdekte ruimte voor de ingang van een gebouw of leidend naar de ingang van een gebouw.
1.40 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.41 serre:
een overwegend uit glas bestaande overdekte gesloten uitbouw, die tenminste aan twee zijden transparant van karakter is.
1.42 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de meest gezichtsbepalende gevel.
1.43 Wabo:
de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht welke op 1 oktober 2010 in werking is getreden.
1.44 woning:
een complex van ruimten, krachtens zijn indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden, met de daarbij behorende niet voor bewoning bestemde bergingen, stallingsruimten alsmede kantoor- en/of praktijkruimten, welke in de woning worden opgericht dan wel daaraan worden aangebouwd.
1.45 vrijstaand bijbehorend bouwwerk:
een van het hoofdgebouw en aangebouwde bijbehorende bouwwerken vrijstaand gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.46 weg:
een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerplaatsen.
1.47 wet/wettelijke regelingen:
indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar wetten of wettelijke regelingen, dienen deze te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Indien krachtens dit plan een meting moet worden verricht dan moet de volgende wijze van meten worden toegepast:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane-grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot het hoogste punt van een gebouw of van bouwwerken geen gebouwen zijnde met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 het bebouwingspercentage:
het percentage van een bouwperceel dat met gebouwen mag worden bebouwd.
2.7 de diepte van een woning:
de buitenwerks gemeten afstand tussen de voorgevel en de achtergevel van de woning.
2.8 het peil:
- in geaccidenteerd terrein (in de nabijheid van dijken): ten hoogste 15 cm boven het gemiddelde oorspronkelijke omliggende terrein;
- in vlak terrein, voor zover dat oorspronkelijk hoger ligt dan de kruin van de weg: ten hoogste 15 cm boven het oorspronkelijke terrein;
- in vlak terrein, voor zover dat oorspronkelijk lager ligt dan de kruin van de weg: ten hoogste 15 cm boven de kruin van de weg.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven, met uitzondering van:
1. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
2. risicovolle inrichtingen;
b. watergangen, waterretentie, waterzuivering en -infiltratie;
c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', wonen;
een en ander met de bijbehorende bouwwerken en voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Bij de beslissing omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning kunnen Burgemeester en Wethouders nadere eisen stellen met betrekking tot de situering en maatvoering van bebouwing, indien en voor zover dit noodzakelijk is:
- a. om de ruimtelijke samenhang met de overige bebouwing veilig te stellen;
- b. om een milieuhygiënisch verantwoorde situering te bevorderen;
- c. om een onevenredige inbreuk op het aanwezige woon- en leefmilieu te voorkomen;
- d. om een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende terreinen te voorkomen.
3.4 Afwijken van bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
- a. voor detailhandel, behoudens detailhandel in volumineuze goederen en detailhandel als nevenactiviteit van en gerelateerd aan het bedrijf;
- b. voor het geplaatst houden van kampeermiddelen;
- c. voor bedrijven, die krachtens artikel 2.4. van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50) zijn aangewezen als inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, alsmede voor risicovolle bedrijven, met uitzondering van bestaande risicovolle bedrijven;
- d. voor lawaaisporten;
- e. voor permanente bewoning, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', waar het gebruik voor één bedrijfswoning is toegestaan.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Artikel 25 Waterstaat - Waterlopen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Artikel 25 Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden, met inbegrip van een strook van 4 m aan weerszijden van de watergang, zijn primair bestemd tot aanleg en onderhoud van een watergang.
4.2 Bouwregels
Op of in de gronden als bedoeld in 4.1 zijn uitsluitend bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van deze bestemming, met een maximale hoogte van 1 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in 4.2 teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de watergang geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt voor de verlening van de omgevingsvergunning door burgemeester en wethouders advies ingewonnen bij de betrokken beheerder van de watergang.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
6.1 Algemeen gebruiksverbod
Het is verboden de gronden en bouwwerken in dit bestemmingsplan te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en).
6.2 Verboden gebruik gronden en opstallen
Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
- a. voor een seksinrichting;
- b. voor zelfstandige bewoning, waar het betreft vrijstaande bijgebouwen;
- c. voor het huisvesten van tijdelijke werknemers;
- d. voor het uitoefenen van een bed & breakfast;
- e. voor het houden van evenementen;
- f. voor het uitoefenen van een kinderdagverblijf, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - kinderopvang';
- g. als opslag-, stort- en of lozingsplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken goederen, grond, stoffen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
6.3 Gebruik gronden voor standplaatsen
De gronden binnen het plan mogen worden gebruikt als standplaats ten behoeve van het plaatsen van kramen en stallen.
Artikel 7 Algemene Aanduidingsregels
7.1 veiligheidszone - leiding
Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - leiding' geldt tengevolge van de aanwezigheid van leidingen voor transport van gevaarlijke stoffen een verantwoordingsplicht voor groepsrisico bij ontwikkelingen die binnen de zone bijdragen aan een toename van het groepsrisico.
7.2 wetgevingzone - bebouwd gebied
Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - bebouwd gebied' is uitbreiding van de bebouwing toegestaan conform de provinciale structuurvisie Streekplan Gelderland 2005.
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
8.1 10 %-regeling
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van de in deze regels voorgeschreven minimale en/of maximale maten (hoogte, oppervlakte, inhoud etc.) en percentages tot maximaal 10 % van die maten en percentages, met dien verstande dat dit niet geldt wanneer reeds op grond van deze regels al anderszins kan worden afgeweken.
8.2 Openbare nutsvoorziening, openbaar vervoer of wegverkeer
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van de bouwregels voor het oprichten van een gebouw ten behoeve van een openbare nutsvoorziening, het openbaar vervoer of het wegverkeer, mits de bebouwde oppervlakte niet meer dan 25 m² en de hoogte niet meer dan 5 m bedraagt.
8.3 Mantelzorgvoorzieningen
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het in 6.2 onder b. vervatte verbod ten behoeve van de realisering van een mantelzorgvoorziening in een vrijstaand bijgebouw in de vorm van een tijdelijke woonunit, zoals een portacabin of container, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- a. de behoefte aan mantelzorg is aangetoond;
- b. de mantelzorgvoorziening is bedoeld voor de huisvesting van één huishouden;
- c. de waarden en belangen van derden mogen niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
- d. er mag geen zelfstandige woning ontstaan, na beëindiging van de mantelzorgsituatie dient de tijdelijke woonunit weer verwijderd te worden. Bij de mantelzorgvoorziening mogen geen afzonderlijke bijgebouwen worden opgericht. De bepaling over het maximaal oppervlak aan bijgebouwen, waaronder de mantelvoorziening, bij de woning blijft van kracht.
8.4 Huisvesting tijdelijke werknemers
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het in 6.2 onder c. vervatte verbod ten behoeve van het huisvesten van tijdelijke werknemers, mits:
- a. huisvesting noodzakelijk is van ter plaatse werkzame tijdelijke werknemers;
- b. de huisvesting uitsluitend op eigen terrein bij het bedrijf binnen de bedrijfswoning van de eigenaar/hoofdbewoner plaatsvindt;
- c. het aantal te huisvesten tijdelijke werknemers de capaciteit van de bedrijfswoning conform de geldende regelgeving niet te boven gaat;
- d. de huisvesting geen onevenredige toename van de omgevingseffecten tot gevolg heeft of kan hebben;
- e. bestaande waarden en belangen niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
- f. geen dusdanige verkeersaantrekkende werking ontstaat of kan ontstaan, dat verkeersoverlast ontstaat en daardoor het treffen van infrastructurele maatregelen (herinrichten/aanleggen van wegen en/of parkeervoorzieningen buiten het terrein van het bedrijf) noodzakelijk wordt;
- g. de woon- en verblijfskwaliteit in de directe omgeving niet onevenredig wordt of kan worden aangetast.
8.5 Bed & breakfast
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het in 6.2 onder d. vervatte verbod ten behoeve van het uitoefenen van een bed & breakfast, uitsluitend op de tot 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf', 'Gemengd - Voormalige (agrarische) bedrijfsbebouwing' en/of 'Wonen' aangewezen gronden, mits:
- a. de woonfunctie als hoofdfunctie gehandhaafd blijft, waarbij de oppervlakte die wordt gebruikt voor bed & breakfast maximaal 40% van het vloeroppervlak van de (bedrijfs)woning of het aangebouwde bijgebouw bedraagt, met een maximum van 50 m²;
- b. de bed & breakfast binnen de bestaande bebouwingsmogelijkheden wordt gerealiseerd;
- c. ten behoeve van de bed & breakfast in voldoende parkeergelegenheid en bergingsmogelijkheden op het eigen perceel wordt voorzien;
- d. er geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven ontstaan.
8.6 Evenementen
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het in 6.2 onder e. vervatte verbod ten behoeve van het toestaan van evenementen, onder de volgende voorwaarden:
- a. het evenement duurt maximaal 7 dagen, inclusief opbouwen, inrichten, afbreken en opruimen;
- b. er vindt geen horeca ter plaatse plaats, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane evenement;
- c. er vindt geen detailhandel ter plaatse plaats, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane evenement, met uitzondering van vlooien- en/of rommelmarkten;
- d. er treden geen onomkeerbare gevolgen voor het landschap op;
- e. de belangen van de betreffende bestemmingen worden niet onevenredig aangetast;
- f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- g. belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
- h. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige architectonische, cultuurhistorische of natuurwaarden;
- i. de belangen van in de nabijheid gelegen functies verzetten zich niet tegen het gebruik van de betreffende bestemmingen voor het evenement.
8.7 Kinderdagverblijf
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het in 6.2 onder f. vervatte verbod ten behoeve van het uitoefenen van een kinderdagverblijf bij een (bedrijfs)woning, mits:
- a. de hoofdfunctie gehandhaafd blijft, waarbij de oppervlakte die wordt gebruikt voor het kinderdagverblijf maximaal 40% van het vloeroppervlak van de (bedrijfs)woning en het aangebouwde bijgebouw bedraagt, met een maximum van 50 m²;
- b. het kinderdagverblijf binnen de bestaande bebouwingsmogelijkheden wordt gerealiseerd;
- c. de verkeersintensiteit en inrichting van de weg, waaraan het kinderdagverblijf is gelegen, van dien aard zijn, dat het gebruik voor het brengen en halen van de kinderen de verkeersveiligheid niet in de weg staat;
- d. ten behoeve van het kinderdagverblijf in voldoende parkeergelegenheid en bergingsmogelijkheden op het eigen perceel wordt voorzien;
- e. er geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven ontstaan;
- f. uit de noodzakelijke milieu- en/of andere onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het gebruik als kinderdagverblijf.
Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels
9.1 Overschrijden bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, het plan te wijzigen bij het in geringe mate overschrijden van de bestemmingsgrenzen, mits dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie, voor zover daarmee beoogd wordt een zo goed mogelijke overeenstemming tussen het plan en de werkelijke toestand te bereiken, mits daardoor geen belangen van derden onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
Artikel 10 Overige Regels
10.1 Dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen
Voor zover voor gronden tevens een dubbelbestemming en/of gebiedsaanduiding geldt, dienen bij toepassing van de gebruiks-, bebouwings-, afwijkings- en wijzigingsregels van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen de regels van de dubbelbestemming(en) en/of gebiedsaanduiding(en) in acht te worden genomen.
10.2 Dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen onderling
Voor zover de in deze regels opgenomen dubbelbestemmingen en/of gebiedsaanduidingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, gelden:
- a. in de eerste plaats de regels van Artikel 25 Waterstaat - Waterlopen
- b. in de tweede plaats de regels van veiligheidszone - leiding
10.3 Andere wettelijke regelingen
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van ter inzage leggen van het ontwerpplan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
- c. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Rossum herziening 2016, reparatie Weteringshoek 27'.
Behoort bij het besluit van de raad van de gemeente Maasdriel van 1 juni 2017.
De voorzitter, De griffier,
.......... ..........
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
Vooraanzicht plangebied
De Gemeente Maasdriel heeft met voorliggende plan een reparatiebestemmingsplan opgesteld voor de locatie Weteringshoek 27 te Rossum in de gemeente Maasdriel. In het vigerende bestemmingsplan is namelijk sprake van een drietal omissies ten opzichte van het vorige bestemmingsplan. Deze omissies zijn ontstaan door foutief toepassen van een aanduiding of actualisatie van plannen, waarbij uit is gegaan van de destijds bestaande situatie. Het betreft het ontbreken van de aanduiding 'bedrijfswoning' binnen de bestemming 'Bedrijventerrein', het onjuist weergeven van het bouwvlak en de toevoeging van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - kinderopvang'.
Vanwege de beperking van de planologisch-juridische mogelijkheden heeft de eigenaar van de grond een verzoek voor planschade ingediend bij de gemeente. In haar reactie geeft de gemeente aan dat: 'Gelet op de aard van het bedrijventerrein, de aanwezige kleinschalige bedrijvigheid in milieucategorie 2 of daaraan vergelijkbaar en de op dit bedrijventerrein al aanwezige bedrijfswoningen, kan de gemeente instemmen met het verzoek. In plaats van uitbetaling van het schadebedrag gaat de gemeente daarom over tot herstel van de mogelijkheid voor het oprichten van een bedrijfswoning en het verwijderen van de aanduiding 'KDV' op uw perceel. Wij bereiden daartoe een bestemmingsplan voor.'
Om de geconstateerde omissies te herstellen is het dus noodzakelijk om het bestemmingsplan ter plaatste te herzien. Dit bestemmingsplan vormt de verantwoording van het planvoornemen en legt de gewenste situatie planologisch en juridisch vast. De aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - kinderopvang' blijft wel gelden voor het naastgelegen perceel aan de Burgemeester van Randwijckstraat 70 en valt dan ook buiten onderhavig planvoornemen.
1.2 Ligging Plangebied
Luchtfoto plangebied
Het plangebied van onderhavig bestemmingsplan is gelegen aan de Weteringshoek 27 en bevindt zich op een bedrijventerrein aan de zuidrand van de kern Rossum. De directe omgeving van het plangebied bestaat uit een gemengd gebied bestaande uit bedrijven, woningen met bijbehorende tuinen en een sloot als afscheiding tussen het plangebied en de Weteringshoek. In de verdere omgeving van het plangebied ten zuiden en oosten bevindt zich De Burgemeester Randwijckstraat en iets verderop de Maasdijk welke de grens vormt tussen de kern Rossum en het landelijk gebied. Richting het zuidwesten en westen bevinden zich verschillende bedrijven(agrarisch) en landelijk gebied bestaande uit polders. Het plangebied is kadastraal bekend als gemeente Rossum, sectie E, perceelnummers 701, 879 en 922
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
Uitsnede vigerende bestemmingsplan: 'Rossum en Hurwenen'
Ter plaatse van het plangebied is het bestemmingsplan 'Rossum en Hurwenen' vigerend. Op basis van dit bestemmingsplan zijn op perceel Weteringshoek 27 de volgende bestemmingen en aanduidingen van toepassing:
- Enkelbestemming 'Bedrijventerrein';
- Functieaanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - kinderopvang';
- Maatvoering maximum bouwhoogte: 12 meter;
- Bouwvlak;
- Gebiedsaanduiding: 'wetgevingzone - bebouwd gebied';
- Gebiedsaanduiding: 'veiligheidszone - leiding'
Binnen het voorgaande bestemmingsplan 'Weteringshoek' was, in tegenstelling tot het thans vigerende bestemmingsplan, de mogelijkheid tot het bouwen van een bedrijfswoning opgenomen en was er sprake van een groter bebouwbaar oppervlak. Tevens was er geen sprake van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - kinderopvang'. Met de inwerkingtreding van het huidige bestemmingsplan is de mogelijkheid tot het bouwen van een bedrijfswoning komen te vervallen. Daarnaast is het bouwvlak aanzienlijk verkleind en is de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - kinderopvang' toegekend. Dit is echter abusievelijk gebeurd.
Het planvoornemen voor het perceel Weteringshoek 27 betreft, het repareren van de geconstateerde omissies zijnde:
- Het toevoegen van de aanduiding 'Bedrijfswoning' binnen de bestemming 'Bedrijventerrein';
- Het ongedaan maken van de functieaanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - kinderopvang'
- Het herstellen van de abusievelijk onjuist opgenomen bouwvlak.
De aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - kinderopvang' blijft wel gelden voor het naastgelegen perceel (gemeente Rossum, sectie E, perceelnummer 923) aan de Burgemeester van Randwijckstraat 70 en valt dan ook buiten onderhavig planvoornemen.
1.4 Juridische Planvorming
In het bestemmingsplan worden een aantal geconstateerde omissies gerepareerd. Dit specifieke plan heeft als doel om, ter plaatse van Weteringshoek 27, de aanduiding 'Bedrijfswoning' toe te voegen binnen de bestemming 'Bedrijventerrein', het bouwvlak te herstellen overeenkomstig het voorheen geldende bestemmingsplan 'Weteringshoek' en de functieaanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - kinderopvang' te laten vervallen. Daarnaast bevat het plan standaardregels met betrekking tot de gebruikte begrippen, de wijze van meten, de anti-dubbeltelregeling en tot slot de overgang- en slotregel. Naast de planregels bestaat het bestemmingsplan ook uit een volledige, toegankelijke en begrijpelijke verbeelding van het plan. Het bestemmingsplan gaat voorts vergezeld van een toelichting waarin de gemaakte keuzes voor de totstandkoming van het bestemmingsplan onderbouwd worden. Het bestemmingsplan dient digitaal beschikbaar, raadpleegbaar en uitwisselbaar te zijn. Ten behoeven van de uniformiteit dient het gehele plan opgesteld te worden conform de IMRO2012 en de SVBP2012. Hiermee wordt voldaan aan de eisen die de Wet ruimtelijke ordening stelt ten aanzien van bestemmingsplannen.
1.5 Leeswijzer
Na dit inleidende hoofdstuk worden de planologische beleidskaders van Rijk, provincie en regio uiteen gezet. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 het plan beschreven door middel van een gebiedsomschrijving en uitleg inzake het planvoornemen met betrekking tot de geconstateerde omissies. In hoofdstuk 4 wordt het planvoornemen getoetst op sectorale aspecten en actuele waarden en in hoofdstuk 5 aan het aspect water. Vervolgens wordt er in hoofdstuk 6 ingegaan op de juridische aspecten van het bestemmingsplan. Hierbij worden de planregels toegelicht. Hoofdstuk 7 gaat dieper in op de haalbaarheid van het planvoornemen, waarbij de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid worden getoetst. Ten slotte wordt in hoofdstuk 8 ingegaan op de procedure van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 2 Beleidskader Rijk, Provincie En Regio
2.1 Planologische Kaders
Gemeenten zijn niet geheel vrij in het voeren van hun eigen beleid. Rijk en provincies geven met het door hen gevoerde en vastgelegde beleid de kaders aan waarbinnen gemeenten kunnen opereren. De beleidsinkadering dient een compleet beeld te geven van de ruimtelijke overwegingen en het relevante planologisch beleid. Het herstellen van de omissies is niet in strijd met de verschillende beleidskaders. In de volgende paragraaf wordt dit verder onderbouwd.
2.2 Rijks-, Provinciaal, Regionaal Of Gemeentelijk Beleid
De wijziging ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan 'Rossum en Hurwenen' is van ondergeschikte aard. Onderhavig bestemmingsplan voorziet enkel in de reparaties van de omissies welke in het voorgaande bestemmingsplan 'Weteringshoek' reeds waren toegestaan. Betreffende het toevoegen van de aanduiding 'Bedrijfswoning' binnen de bestemming 'Bedrijventerrein', het herstellen van het bouwvlak overeenkomstig het voorheen geldende bestemmingsplan 'Weteringshoek' en het laten vervallen van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - kinderopvang'. De voorheen geldende rechten en mogelijkheden worden binnen dit planvoornemen opnieuw toegestaan. Er vindt géén uitbreiding van het bedrijventerrein plaats.
Gezien de aard en de omvang van de reparatie van deze ondergeschikte omissies zijn er geen Rijks-, provinciale, regionale of gemeentelijke belangen in het geding.
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de omgeving van het plangebied en het planvoornemen in de vorm van de te repareren onderdelen.
3.2 Gebiedsbeschrijving
De locatie Weteringshoek 27 ligt in de zuidwestrand van de kern Rossum, welke zich in het noordoostelijke gedeelte bevindt van de gemeente Maasdriel. Het plangebied bevindt zich op het kleinschalig bedrijventerrein 'Weteringshoek' met veel bedrijfsgebonden woningen. Dit gebied kenmerkt zich door de aanwezigheid van de watergang 'De Rossumsche wetering' die ten noordwesten van het bedrijventerrein loopt, een aantal tuinbouwgebieden in het zuiden en westen en de aanwezigheid van de Maasdijk die Rossum beschermd tegen het water van de Maas ten zuidoosten van het plangebied. Deze fungeert tevens als buffer tussen Rossum en het landelijk gebied. Ten noorden van het plangebied loopt het bedrijventerrein over in een gebied met voornamelijk een woonfunctie. De meeste woningen in dit gevarieerde overgangsgebied zijn gebouwd vanaf de jaren 50 van de vorige eeuw. De Weteringshoek zelf is en belangrijke secundaire verkeersader tussen de hoofdweg van Rossum, de Burgemeester van Randwijckstraat, welke bestaat uit kenmerkende lintbebouwing, en de noordelijke woongebieden van Rossum.
In de directe omgeving van het plangebied zelf bevinden zich in het oosten en zuidoosten woningen met daarbij behorende tuinen. Op het perceel ten zuidoosten van het plangebied is een kinderdagverblijf aanwezig. Ten zuiden van het gebied bevindt zich een sloot, die fungeert als erfafscheiding, welke uitkomt op de Rossumsche Wetering. Direct aan het perceel grenzend ligt een bedrijfswoning in het westen en ten noorden van het plangebied bevindt zich een loods.
Impressies directe omgeving plangebied
3.3 Planvoornemen
Het planvoornemen voor het perceel Weteringshoek 27 betreft, het repareren van de geconstateerde omissies zijnde:
- Het toevoegen van de aanduiding 'Bedrijfswoning' binnen de bestemming 'Bedrijventerrein';
- Het ongedaan maken van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - kinderopvang'
- Het herstellen van de abusievelijk onjuist opgenomen bouwvlak.
Vooraanzicht van Weteringshoek 27 waarop te zien is dat het pand links op de foto een bedrijfswoning betreft. Het pand rechts is een bedrijfspand met daarin een kinderdagverblijf gevestigd.
Het betreft de kadastrale percelen met nummers 701, 879 en 922 uit sectie E, gemeente Rossum. Op perceel 923 blijft de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - kinderopvang' wel van toepassing gezien het feit er in de betreffende bedrijfswoning een kinderopvang aanwezig is. De situatie voor het betreffende plangebied wordt hersteld naar de situatie welke gold in het oude bestemmingsplan 'Weteringshoek'. Ter onderbouwing is een vergelijking gemaakt tussen bestemmingsplan 'Rossum en Hurwenen' en dit toekomstige bestemmingsplan 'Rossum herziening 2016, reparatie Weteringshoek 27'.
Op de linker afbeelding is goed te zien hoe de situatie nu is. Het bouwvlak is te klein en de aanduiding kinderopvang (stippellijn) is van toepassing op Weteringshoek 27. Op de rechter afbeelding is te zien hoe de situatie zal worden hersteld. Het bouwvlak wordt vergroot doormiddel van het toepassen van de aanduiding 'Bedrijfswoning' en de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - kinderopvang' zal komen te vervallen, met uitzondering van het gedeelte ter plaatse van het perceel 922.
Voorbeeld van een bedrijfswoning met bijbehorende loods in de directe omgeving
Impressie van het kinderdagverblijf met bedrijfswoning
Artikel 8 uit het voorheen vigerende bestemmingsplan ´Weteringshoek`
Uit artikel 8 van het voorheen vigerende bestemmingsplan 'Weteringshoek' blijkt dat er op de betreffende percelen bebouwing mag worden gerealiseerd in de vorm van bedrijfsgebouwen en eventuele bedrijfswoningen (destijds nog dienstwoningen genoemd). Er wordt niets vermeldt omtrent het exacte percentage van het te bebouwen bouwvlak. Wel wordt aangegeven dat de bedrijfswoningen ondergeschikt moeten zijn ten opzichte van de bedrijfsgebouwen. Daarnaast wordt vermeld dat er 3 meter afstand gehouden dient te worden tot de perceelsgrenzen, verder is het bouwvlak vrij gelaten. Tot slot is het belangrijk om te vermelden dat het bouwvlak ook bebouwd mag worden met enkel een bedrijfsgebouw. Het is dus niet verplicht om naast een bedrijfsgebouw ook een bedrijfswoning te realiseren. Desgewenst kan het gehele bouwvlak ook gebruikt worden voor een bedrijfsgebouw.
Voor de overige percelen in de directe omgeving geldt bovenstaande nog steeds omdat reeds sprake was van bedrijfswoningen ter plaatse. Enkel voor het perceel Weteringshoek 27 is de aanduiding ´Bedrijfswoning´ weggevallen omdat daar geen sprake was van een bestaande bedrijfswoning en zijn de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - kinderopvang' en het bouwvlak verkeerd opgenomen. Met onderhavige bestemmingsplanherziening worden deze omissies hersteld.
Hoofdstuk 4 Sectorale Aspecten
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op verschillende onderzoeks- en milieuaspecten welke van belang zijn in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Voor dit planvoornemen zijn geen aanvullende onderzoeken uitgevoerd daar het een reparatie betreft van het oude bestemmingsplan 'Weteringshoek'. In het oude bestemmingsplan zijn reeds relevante onderzoeken benoemd en hieruit blijkt dat er geen verdere beperkingen zijn met betrekking tot onderhavig planvoornemen. Ook binnen het vigerende bestemmingsplan 'Rossum en Hurwenen' komen geen onderzoeken aan bod welke relevant zijn voor onderhavig planvoornemen. Het herstellen van de omissies heeft geen consequenties voor de verschillende milieuaspecten. In de volgende paragraaf wordt dit verder onderbouwd.
Onderhavig bestemmingsplan voorziet enkel in de reparaties van de omissies van de planologisch-juridische rechten en mogelijkheden welke in het voorgaande bestemmingsplan 'Weteringshoek' reeds waren toegestaan. Betreffende het toevoegen van de aanduiding 'Bedrijfswoning' binnen de bestemming 'Bedrijventerrein', het herstellen van het bouwvlak overeenkomstig het voorheen geldende bestemmingsplan 'Weteringshoek' en het laten vervallen van de functieaanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - kinderopvang'. De voorheen geldende rechten en mogelijkheden worden binnen dit planvoornemen opnieuw toegestaan en de onderliggende bestemming verandert niet. In dat kader zijn de aspecten bodem, geluid, bedrijven en milieuzonering, luchtkwaliteit, externe veiligheid, archeologie en flora en fauna in relatie tot de beperkte planologisch-juridische aanpassingen kort onderbouwd.
4.2 Bodem
Op basis van artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening zijn gemeenten verplicht om in de toelichting bij een bestemmingsplan een paragraaf over de bodemkwaliteit op te nemen. In deze paragraaf dient gemotiveerd te worden of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van de bodem.
Betekenis voor het plangebied
Het plangebied bestaat voornamelijk uit verharding, een opslagloods en een tuin. De bedrijfswoning welke opnieuw planologisch wordt toegestaan was reeds mogelijk in het bestemmingsplan voor het thans vigerende bestemmingsplan. Deze mogelijkheid voor een bedrijfswoning wordt met onderhavige reparatie hersteld.
Gezien de inrichting van het terrein (oprit met opslagloods en gedeeltelijk tuin) hebben ter plaatse geen verontreinigde (bedrijfs)activiteiten plaats gevonden. De loods is namelijk uitslutiend in gebruik voor opslag. De verwachting is, gezien het huidige gebruik, dat de bodem geen veiligheidsrisico's met zich meedraagt. Ten behoeve van de omgevingsvergunning voor de realisatie van de bedrijfswoning zal te zijner tijde moeten een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd worden.
4.3 Geluid
Ten aanzien van geluid zijn de regels uit de Wet geluidhinder (Wgh) van toepassing. De Wgh voorziet rond (gezoneerde) industrieterreinen, langs wegen en langs spoorwegen in zones en bevat tevens geluidsnormen en richtlijnen met betrekking tot de toelaatbare geluidsniveaus van de voorgenoemde geluidsbronnen
Betekenis voor het plangebied
Het bedrijventerrein Weteringshoek is geen gezoneerd bedrijventerrien in het kader van de Wet geluidhinder. Op basis van de bestemming 'Bedrijventerrein' zijn geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen toegestaan. Derhalve is het aspect industrielawaai niet aan de orde. Wel zullen de nodige richtafstanden in relatie tot de milieucategorie als gevolg van eventueel geluid in acht genomen dienen te worden (zie paragraaf 4.3: bedrijven en milieuzonering).
Het bedrijventerrein Weteringshoek wordt ontsloten door de Burgemeester van Randwijkckstraat. Dit is een 50 km/h weg en derhalve zoneplichtig in het kader van de Wet geluidhinder. Ook de Weteringshoek is in dat kader zoneplichtig. Derhalve dient middels een akoetisch onderzoek aangetoond te worden dat voor de bedrijfswoning sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Echter deze bedrijfswoning was reeds toegestaan op basis van het voorheen vigerende bestemmingsplan en wordt de planologische bouwmogelijkheid van deze bedrijfswoning met onderhavig bestemmingsplan hersteld. Derhalve is geen sprake van een nieuwe bouwmogelijkheid in het kader van de Wet geluidhinder, maar van het opnieuw planologisch mogelijk maken er van.
Daarnaast wordt Rossum vanuit de provinciale weg N322 ontsloten via de Burgemeester van Randwijckstraat/H.C. de Jonghweg. Op deze wegen zit alleen bestemmingsverkeer voor de kern Rossum. Er is hier geen sprake van doorgaand verkeer. De verkeersintensiteiten op deze wegen is dan ook beperkt waardoor aannemelijk is dat voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde van 48 db.
4.4 Bedrijven En Milieuzonering
Bij de ontwikkeling van nieuwe functies dient rekening gehouden te worden met milieuzoneringen van bestaande en toekomstige bedrijven en inrichtingen om zodoende de kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen.
Betekenis voor het plangebied
De gewenste functieaanduiding 'Bedrijfswoning' is reeds van kracht geweest voor het plangebied. Door een omissie is deze komen te vervallen. Daarnaast is het conform het geldende bestemmingsplan niet toegestaan om geluidzoneringsplichtige of risicovolle inrichtingen te vestigen en zijn alleen bedrijven van milieucategorie 1 en 2 toegestaan. Dergelijke bedrijven hebben een richtafstand van respectievelijk 10 meter en 30 meter. Aangezien het hier een bedrijventerrein betreft met verschillende functies en wonen in de directe omgeving is het gebied aan te merken als gemengd gebied. Dit houdt in dat de richtafstand met een stap verkleind kan worden en deze respectievelijk 0 meter en 10 meter bedraagt. Bij de realisatie van de bedrijfswoning kan een afstand van 10 meter ten opzichte van milieucategorie 2 bedrijven gewaarborgd worden.
Daarnaast betreft het hier een bedrijfswoning op een bedrijventerrein waarvoor een hogere acceptatie grens geldt voor bedrijven uit de directe omgeving. Het is immers aannemelijk dat het woon- en leefklimaat op een bedrijventerrein anders is dan in een rustige woonwijk.
4.5 Luchtkwaliteit
Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:
- er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
- een project leidt – al dan niet per saldo – niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
- een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;
- een project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), of binnen een regionaal programma van maatregelen.
Betekenis voor het plangebied
Het planvoornemen maakt de realisatie van een bedrijfswoning mogelijk, dit is niet van negatieve invloed op de luchtkwaliteit. De toevoeging van 1 bedrijfswoning is namelijk aan te merken als Niet In Betekenende Mate. Daarnaast zijn er in de directe omgeving verder geen bedrijven die 'in betekenende mate' bijdragen aan de luchtkwaliteit. Luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering voor het planvoornemen.
4.6 Externe Veiligheid
Bij de ruimtelijke planvorming moet rekening worden gehouden met het aspect externe veiligheid. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het voorkomen en beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en risicovol transport.
Betekenis voor het plangebied
In de directe omgeving van het plangebied bevindt zich een gasleiding (50 meter) en aargasstation (70 meter). Het plaatsgebonden risico (10-6 contour) ligt op de leiding zelf en is niet van invloed. De veiligheidszone van deze leiding ligt deels over het plangebied. Echter het aantal personen neemt als gevolg van het opnieuw planologisch mogelijk maken van de bedrijfswoning maar zeer beperkt toe. Als gevolg hiervan is geen sprake van toename van de orientatie waarde.
Daarnaast is in onderhavige situatie sprake van het repareren van omissies waarbij de functieaanduiding bedrijfswoning weer wordt toegestaan waar deze eerder ook reeds toegestaan. Hierdoor vinden er geen wijzigingen plaats ten opzichte van de voorheen vigerende planologische situatie. Het aspect externe veiligheid wordt verder dan ook niet als belemmering gezien.
4.7 Archeologie
Bij de opstelling en de uitvoering van ruimtelijke plannen moet rekening gehouden worden met bekende archeologische waarden.Teneinde de archeologische verwachting in beeld te brengen is het gemeentelijk archeologisch beleid geraadpleegd.
Betekenis voor het plangebied
Onderhavig planvoornemen maakt de realisatie van een bedrijfswoning mogelijk. Het oppervlak voor de bodemingreep voor de realisatie van een woning bedraagt nooit meer dan de vrijstellingsgrens van 5.000 m2. Het aspect archeologie is daarmee verder niet aan de orde.
4.8 Flora En Fauna
Bij het opstellen van bestemmingsplannen moet rekening gehouden worden met de gevolgen van de ontwikkeling voor de natuur. Het natuurbeschermingsrecht is te vinden in verdragen, Europese en nationale regelgeving en in nationaal en provinciaal beleid.
Betekenis voor het plangebied
Het plangebied bestaat voornamelijk uit bebouwing (loods) en bestrating (oprit). Daarnaast is het plangebied gelegen binnen bestaand bebouwd gebied en is ter plaatse geen sprake van enige natuurwaarden. Verder is er geen beplanting binnen het plangebied aanwezig. Het aspect flora en fauna vormt dan ook geen belemmering voor het planvoornemen.
Hoofdstuk 5 Waterparagraaf
5.1 Inleiding
Water vormt een steeds belangrijker aspect bij ontwikkelingen op onder meer het gebied van woningbouw en bedrijventerreinen. Belangrijke thema's zijn: het vasthouden in plaats van direct afvoeren van hemelwater, het hergebruik van water, het zuinig omgaan met drinkwater en het beperken van de onttrekking van grondwater. Het is dan ook verplicht om in de toelichting bij een bestemmingsplan te verantwoorden op welke wijze rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Dit is bepaald in artikel 3.1.6, eerste lid, sub b van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Deze verantwoording wordt ook wel de waterparagraaf genoemd. Deze paragraaf kan als zodanig worden beschouwd.
5.2 Waterhuishoudkundige Situatie
Er is aan de zuidrand van het plangebied oppervlaktewater aanwezig. Het betreft een zijtak van de 'Rossumsche Wetering' met een A-status. Binnen het vigerende bestemmingsplan is deze watergang omschreven als: 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden, met inbegrip van een strook van 4 m aan weerszijden van de watergang, zijn primair bestemd tot aanleg en onderhoud van een watergang. Deze watergang is bedoeld als afwatering voor de aangrenzende percelen en moet als zodanig behouden blijven. Voor zover van toepassing op onderhavig perceel is de betreffende dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterlopen' 1 op 1 overgenomen.
Uitsnede legger Waterschap Rivierenland
Onderhavig bestemmingsplan voorziet enkel in de reparaties van de omissies welke in het voorgaande bestemmingsplan 'Weteringshoek' reeds aanwezig waren. Betreffende het toevoegen van de aanduiding 'Bedrijfswoning' binnen de bestemming 'Bedrijventerrein', het herstellen van het bouwvlak overeenkomstig het voorheen geldende bestemmingsplan 'Weteringshoek' en het laten vervallen van de functieaanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - kinderopvang'. De voorheen geldende rechten en mogelijkheden worden binnen dit planvoornemen opnieuw toegestaan en de onderliggende bestemming verandert niet. De reparaties van deze omissies hebben verder geen invloed op de waterhuishoudkundige situatie ter plaatse van het plangebied en de directe omgeving.
Hoofdstuk 6 Juridische Opzet
6.1 Inleiding
Het wettelijk kader voor de inhoud en de vaststellingsprocedure van een bestemmingsplan wordt sinds 1 juli 2008 gevormd door de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en is verder ingevuld door het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro). De Wro, het Bro en de Rsro bevatten regels ten aanzien van de (digitale) vormgeving, inhoud en raadpleegbaarheid van bestemmingsplannen, met als doel bestemmingsplannen uniform vergelijkbaar en uitwisselbaar te maken.
Bij het opstellen van de inhoud van de regels zijn de voorschriften uit het vigerende bestemmingsplan ´Rossum en Hurwenen´ aangehouden. Aangezien dat bestemmingsplan niet is opgesteld conform SVBP2012 zijn de regels in dit plan hier op aangepast en worden de gewenste aanduidingen en het gewenste bouwvlak voor de Weteringshoek 27 te Rossum binnen dit bestemmingsplan geregeld.
De structuur van dit plan is zodanig dat de verbeelding de primaire informatie geeft over waar en hoe er gebouwd mag worden. Bij het raadplegen van het bestemmingsplan dient dan ook eerst naar de verbeelding gekeken te worden. Vervolgens kan in de regels teruggelezen worden welk gebruik en welke bouwmogelijkheden zijn toegestaan.
6.2 De Verbeelding
Op de verbeelding zijn aangegeven:
- De grens van het plangebied;
- De bestemming van de in het plangebied gelegen gronden: 'Bedrijventerrein';
- De functieaanduiding: 'Bedrijfswoning';
- De maatvoeringsaanduiding: 'Maximum bouwhoogte 12 meter';
- Het bouwvlak;
- De gebiedsaanduiding 'wetgevingzone - bebouwd gebied';
- De gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - leiding';
- De dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterlopen'.
Het herstelde bouwvlak geeft de begrenzing weer waarbinnen hoofd- en bijgebouwen opgericht mogen worden. Dit is overeenkomstig de bouwmogelijkheden uit het oude bestemmingsplan 'Weteringshoek'. Binnen dit bouwvlak is het weer toegestaan om een bedrijfswoning te realiseren.
Hoofdstuk 7 Haalbaarheid
7.1 Inleiding
Naast het toetsen van een bestemmingsplan aan diverse milieu- en veiligheidsaspecten, dient ook de economische uitvoerbaarheid van het plan te worden getoetst. Hierbij wordt gekeken naar de economische uitvoerbaarheid en de maatschappelijke uitvoerbaarheid.
7.2 Economische Haalbaarheid
De gemeente is verplicht om op grond van artikel 6.12 eerste lid Wro een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een in het Bro aangewezen bouwplan is voorgenomen. De gemeenteraad kan echter besluiten om geen exploitatieplan vast te stellen indien:
- het verhaal van de kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins is verzekerd;
- het bepalen van een tijdvak voor de exploitatie of een fasering van de uitvoering van werken, werkzaamheden, maatregelen en bouwplannen niet nodig is, en
- het stellen van eisen, regels of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onder b, c en d Wro niet noodzakelijk is.
Dit planvoornemen voorziet in de planologisch-juridische reparatie van de eerder genoemde omissies. Met deze reparatie worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het betreft uitsluitend een 'administratieve' reparatie van het ter plaatse toegestane bouwvlak en het toevoegen van de functie 'Bedrijfswoning'. Er zijn daarmee geen gevolgen voor de gemeentelijke financiën, behoudens dat de plankosten voor rekening van de gemeente komen, het betreft immers de reparatie van omissies als gevolg van onjuiste weergaven in het vigerende bestemmingsplan.
7.3 Maatschappelijke Haalbaarheid
Dit planvoornemen voorziet in de planologisch-juridische reparatie van de eerder genoemde omissies. Het betreft uitsluitend een verruiming van de toegestane aanduidingen en het bouwvlak. De haalbaarheid en uitvoerbaarheid hiervan hebben reeds in een eerder stadium plaats gevonden aangezien in het voorheen geldende bestemmingsplan de aanduiding 'Bedrijfswoning' en het gewenste bouwvlak wel waren toegestaan. Het planvoornemen zal daarom in alle waarschijnlijkheid niet op overwegende planologische bezwaren uit de omgeving stuiten.
Onderhavig bestemmingsplan wordt, conform de gebruikelijke procedure, gedurende zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn kan een ieder reageren op het planvoornemen en zijn of haar zienswijzen indienen.
7.4 Conclusie
De reparatie van de geconstateerde omissies zal gezien het bovenstaande niet leiden tot overwegende planologische bezwaren. De bestemmingswijziging betekent, na een afweging van de verschillende belangen, een aanvaardbare invulling van het plangebied.
Hoofdstuk 8 Procedure
8.1 De Te Volgen Procedure
Het bestemmingsplan doorloopt de volgende procedure:
Ontwerp:
- Publicatie en terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan overeenkomstig afdeling 3.4 Awb en de Wro;
- Gedurende deze terinzagelegging kan een ieder een zienswijze indienen bij de gemeenteraad;
Vaststelling:
- Vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad;
- De provincie heeft de mogelijkheid om een reactieve aanwijzing te geven (dat gedeelte waarvoor een reactieve aanwijzing is gegeven treedt niet in werking);
- Publicatie en terinzagelegging van het vaststellingsbesluit en vastgestelde bestemmingsplan gedurende de beroepstermijn;
Inwerkingtreding:
- Na afloop van de beroepstermijn (tenzij binnen de beroepstermijn een verzoek om voorlopige voorziening wordt gedaan).
Beroep (indien aan de orde):
- Beroep bij Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State;
In het kader van deze procedure is het voor eenieder mogelijk om gedurende de ter inzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan zijn/haar zienswijze (bij de gemeenteraad) kenbaar te maken. In publicaties met betrekking tot de diverse stappen die het plan moet doorlopen wordt daarvan steeds melding gemaakt. Wanneer beroep wordt ingesteld, beslist de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over het bestemmingsplan.
8.2 Kennisgeving
Overeenkomstig artikel 1.3.1. Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is kennis gegeven van het voornemen tot het voorbereiden van het bestemmingsplan 'Rossum herziening 2016, reparatie weteringshoek 27'. Hierin is vermeld dat het planvoornemen ziet op het repareren van de eerder genoemde omissies.
8.3 Vooroverleg
Het voorheen geldende bestemmingsplan 'Weteringshoek' is in het kader van het wettelijke vooroverleg destijds voorgelegd aan de diverse instanties (provincie Gelderland, waterschap) en voldeed destijds aan de beleidskaders van de verschillende instanties. Met dit bestemmingsplan worden uitsluitend geconstateerde omissies gerepareerd van rechten en mogelijkheden uit het voorheen geldende bestemmingsplan. Het betreft uitsluitend een 'administratieve' aanpassing. Er zijn hierdoor geen rijks- of provinciale belangen in het geding.
8.4 Vaststelling
Het ontwerp-bestemmingsplan heeft met ingang van 9 februari 2017 gedurende 6 weken, tot en met 22 maart 2017 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn er geen zienswijzen binnengekomen. Naar aanleiding hiervan is het bestemmingsplan ongewijzigd vastgesteld in de raadsvergadering van de gemeenteraad op 1 juni 2017