KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Waarde - Archeologie 6
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Bouw- En Gebruiksregels
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 10 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
Artikel 12 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerend(e) Bestemmingsplan(nen)
1.4 Ontwerp Bestemmingsplan Buitengebied
1.5 Ontwikkeling
1.6 Leeswijzer Toelichting
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Beschrijving Huidige Situatie Plangebied
2.2 Toekomstige Situatie Plangebied
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Sectorale Aspecten
4.1 Milieu
4.2 Archeologie En Cultuurhistorie
4.3 Water
4.4 Flora En Fauna
4.5 Verkeer En Parkeren
4.6 Landschappelijke Inpassing
4.7 Besluit Milieueffectrapportage (M.e.r.)
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet
6.1 Plansystematiek
6.2 Bestemmingen
Bijlage 1 Opslag- En Doorzetcapaciteit
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 3 Gemeentelijke Parkeernormen
Bijlage 4 Landschappelijk Inpassingsplan
Bijlage 5 Verplaatsing Inrit
Bijlage 1 Bodemonderzoek
Bijlage 2 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Industrielawaai
Bijlage 4 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 5 Aerius Berekening
Bijlage 6 Nota Van Zienswijzen

Buitengebied herziening 2017, Walderweg 2-4

Bestemmingsplan - gemeente Maasdriel

Vastgesteld op 13-12-2018 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Buitengebied herziening 2017, Walderweg 2-4 met identificatienummer NL.IMRO.0263.BP1168-VG01 van de gemeente Maasdriel;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage;

1.3 aan het buitengebied gerelateerde bedrijven

  • bedrijven gericht op het verlenen van diensten en/of het leveren van goederen aan agrarische bedrijven, zoals het bewerken, vervoeren of verhandelen van agrarische producten en bedrijven die zich richten op een combinatie van agrarische- en zorgfuncties;
  • bedrijven gericht op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven, die door hun aard of activiteiten functioneel zijn verbonden aan het buitengebied, bijvoorbeeld vanwege het telen van gewassen, het houden van dieren of de toepassing van andere landbouwkundige methoden, zoals paardenhouderijen, kennels en dierenasiels;

1.4 aan huis verbonden (bedrijfs)activiteiten:

het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid welke zijn opgenomen in categorie 1 en 2 van Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit in de (bedrijfs)woning en/of de daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie ter plaatse, kan worden uitgeoefend. Detailhandel, niet zijnde ondergeschikte detailhandel, behoort niet tot een aan huis verbonden (bedrijfs)activiteit;

1.5 aan huis verbonden beroepen:

het in een (bedrijfs)woning met bijbehorende gebouwen beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied, zulks met behoud van de woonfunctie als hoofdfunctie van de betreffende woning;

1.6 aan- of uitbouw:

een ruimte die aan het hoofdgebouw is gebouwd, die functioneel één geheel vormt met het hoofdgebouw, maar die ruimtelijk een ondergeschikte aanvulling vormt op het hoofdgebouw;

1.7 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.8 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, met dien verstande dat aan het buitengebied gerelateerde bedrijven, maneges, paardenhouderijen, kennels en dierenasiels niet als agrarische bedrijven worden aangemerkt;

1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.10 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die bedoeld is voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk moet worden geacht;

1.11 bestaand:

  • ten aanzien van bebouwing:

bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan legaal aanwezig is of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een verleende omgevingsvergunning;

  • ten aanzien van gebruik:

het legale gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;

1.12 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.13 bijgebouw:

een vrijstaand of aan het hoofdgebouw aangebouwd gebouw, dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en ten dienste staat van dat hoofdgebouw;

1.14 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.15 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.16 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.17 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.18 cultuurtechniek:

dat gedeelte van de landbouwwetenschap dat zich uitstrekt tot civiele ingenieurskunst: weg- en waterbouwkunde, afwatering en bemaling, en grondverbetering (ook ruilverkaveling valt eronder);

1.19 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.20 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.21 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.22 horeca:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig wordt verstrekt;

1.23 landbouwmachines:

machine of instrument om handwerk in de landbouw of cultuurtechniek te vervangen door mechanische systemen, met als doel de productiviteit en efficiëntie van de verschillende handelingen te verhogen.

1.24 maatschappelijk:

voorzieningen ten behoeve van openbaar bestuur, religie, verenigingsleven, cultuur, onderwijs, opvoeding, gezondsheidszorg en openbare dienstverlening;

1.25 nevenactiviteit:

een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel;

1.26 permanente bewoning:

bewoning door (het huishouden van) een persoon of daarmee gelijk te stellen groep van personen van een recreatiewoning, sta-caravan of andere voor wisselende bewoning bedoelde ruimte als hoofdverblijf c.q. vaste woon- of verblijfplaats;

1.27 puinbreker:

machine voor het behandelen (breken, scheiden) van bouw- en sloopafval;

1.28 seksinrichting:

een gelegenheid waarin beroepsmatig of bedrijfsmatig:

- voorstellingen en/of vertoningen van hoofdzakelijk porno-erotische aard plaatsvinden, en/of- verkoop en/of uitstalling van hoofdzakelijk goederen van erotische aard plaatsheeft, en/of

- tegen vergoeding seksuele diensten worden verricht;

1.29 shredder:

machine voor het versnipperen van groenafval;

1.30 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de meest gezichtsbepalende gevel;

1.31 vrijstaand:

het hoofdgebouw van een woning wordt niet begrensd door scheidsmuren van andere hoofdgebouwen;

1.32 woning:

een complex van ruimten, krachtens zijn indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden, met de daarbij behorende niet voor bewoning bestemde bergingen, stallingsruimten alsmede kantoor- en/of praktijkruimten, welke in de woning worden opgericht dan wel daaraan worden aangebouwd;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard en omvang gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 de diepte van een gebouw:

de buitenwerks gemeten afstand tussen de voorgevel en de achtergevel van het gebouw.

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 het peil:

1. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg of pad grenst: de hoogte van de kruin van die weg of dat pad ter plaatse van de hoofdtoegang;

2. in de andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse (na bouwrijpmaken).

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. aan het buitengebied gerelateerde bedrijven als nevenactiviteit;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - cultuurtechnisch handels-/ aannemingsbedrijf' tevens de uitoefening van een bedrijf van het bedrijfstype grondbank, bouwgrondstoffenhandel en aannemingsbedrijf;
  3. c. watergangen, waterretentie, waterzuivering en -infiltratie;
  4. d. wonen ten behoeve van het bedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  5. e. behoud, herstel en ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden van de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';
  6. f. puinbreken in milieucategorie 4.2 ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van bedrijf -puinbreken' in de periode van 07.00 uur- 19.00 uur;
  7. g. shredderen van groen in de periode van 07.00 uur- 19.00 uur in milieucategorie 3.1, en groenopslag, ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van bedrijf -shredderen';
  8. h. ontsluiting van percelen;

met bijbehorende:

  1. i. toegangswegen, -paden en overig verblijfsgebied;
  2. j. parkeervoorzieningen;
  3. k. groenvoorzieningen, waaronder landschappelijke inpassing;
  4. l. tuinen, erven en parkeervoorzieningen
  5. m. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden van water, bergen, aan- en afvoeren van water en natuurvriendelijke oeverzones langs watergangen.

Eén en ander onder de navolgende voorwaarden en regels.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

3.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. beplantingen, waaronder landschappelijke inpassing;
  2. b. het instandhouden, herstellen dan wel ontwikkelen van de ecologische, natuurlijke en landschappelijke waarden gericht op het territorium van beschermde diersoorten;
  3. c. paden;
  4. d. sport- en spelvoorzieningen;
  5. e. beeldende kunstwerken;
  6. f. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden van water, bergen, aan- en afvoeren van water en natuurvriendelijke oeverzones langs watergangen;
  7. g. overige voorzieningen van openbaar nut,

één en ander met de bijbehorende voorzieningen.
Eén en ander onder de navolgende voorwaarden en regels.

4.2 Bouwregels

Artikel 5 Waarde - Archeologie 6

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 6 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud en bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

Eén en ander onder de navolgende voorwaarden en regels.

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij een ter zake deskundige.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 6' geheel of gedeeltelijk te doen laten vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Bouw- En Gebruiksregels

7.1 Overschrijden bouwgrenzen

Het verbod tot bouwen met overschrijding van de bouwgrenzen is niet van toepassing met betrekking tot:

  1. a. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden voor ventilatiekanalen, liftopbouwen en schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, bloemenkozijnen, balkons, galerijen en luifels, erkers mits zij de bouwgrens, waaraan de voorgevel gelegen is, met niet meer dan 1,5 m overschrijden;
  2. b. ondergrondse funderingen en ondergrondse bouwwerken, voor zover deze de bouwgrens met niet meer dan 1 m overschrijden;
  3. c. goten en ondergrondse afvoerleidingen en inrichtingen voor de verzameling van water en rioolstoffen.

7.2 Ondergronds bouwen

Binnen het plangebied mag, tenzij anders is aangegeven in de regels, onder gebouwen ondergronds worden gebouwd, onder de volgende voorwaarden:

  1. a. ondergrondse gebouwen gelegen buiten de buitenzijde van de gevels van de bovengrondse gebouwen zijn niet toegestaan;
  2. b. de diepte van de ondergrondse bebouwing mag niet meer bedragen dan 3,5 m onder peil;
  3. c. onder buitendijks gelegen gebouwen mag niet onder peil worden gebouwd;
  4. d. onder plaatsgebonden kampeermiddelen (inclusief de daarbij behorende bergingen) mag niet onder peil worden gebouwd;
  5. e. de toegang tot de ondergrondse gebouwen van buitenaf is toegestaan, mits deze toegang niet zichtbaar is vanaf de openbare weg.

7.3 Algemene gebruiksregels

7.4 Parkeren

In aanvulling op het bepaalde in de andere voorkomende bestemming gelden de volgende regels;

Indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet het gebouw en moet de andere bebouwing op het betreffende bouwperceel zodanig worden geplaatst of ingericht, dat ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's op of onder het gebouw dan wel op of onder het onbebouwde gedeelte van het bouwperceel voldoende ruimte aanwezig is, zoals is opgenomen in de Parkeernormen van de gemeente Maasdriel welke op 11 april 2009 door de gemeenteraad van de gemeente Maasdriel zijn vastgesteld (zie bijlage Gemeentelijke parkeernormen) dan wel zijn rechtsopvolger;

  1. d. De onder a bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eisen wordt geacht te zijn voldaan:
    1. 1. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten tenminste 1,80 m bij 5,00 m en ten hoogste 3,25 m bij 6,00 m bedragen;
    2. 2. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte - voorzover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,50 bij 5,00 m bedragen.
  2. e. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden en lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate worden voorzien aan, in of onder het gebouw dan wel op of onder het onbebouwde gedeelte van het betreffende bouwperceel;
  3. f. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder a en c:
    1. 1. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien;
    2. 2. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, tot welke bijzondere omstandigheden in elk geval worden gerekend:
      • een te verwachten meer dan gemiddeld aantal gehandicapte gebruikers of bezoekers van het gebouw;
      • een te verwachten meer dan gemiddeld aantal klanten of bezoekers, indien het gebouw bestemd is voor de vestiging van één of meer detailhandelsbedrijven, dan wel openbare dienstverlening of vermakelijkheid;
      • een bestemming van het gebouw als parkeergarage, dan wel garagebedrijf.

Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels

8.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan, voor zover niet reeds op grond van een andere regels van dit plan een omgevingsvergunning om af te wijken kan worden verleend, met een omgevingsvergunning afwijken voor:

  1. a. het oprichten van bouwwerken voor algemeen nut (zoals abri's, telefooncellen, transformatorhuisjes, gasregel- en drukstations), mits de inhoud van elk van deze bouwwerken niet meer zal bedragen dan 75 m³ en de bouwhoogte ervan niet meer zal bedragen dan 4 m;
  2. b. het in geringe mate aanpassen van enig onderdeel van het plan, zoals een bouwgrens, indien bij definitieve uitmeting en verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan gewenst of noodzakelijk is, waarbij de grenzen met niet meer dan 3 m worden verschoven;
  3. c. het overschrijden van in deze regels genoemde maten en percentages, zoals goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte van gebouwen, bebouwingspercentages en afstanden tot een bouwperceelgrens, met niet meer dan 10%;
  4. d. het overschrijden van de regels inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 20%;
  5. e. overschrijdingen van de maximale oppervlakte of de bestemmingsgrenzen door ondergeschikte bouwonderdelen, zoals erkers, balkons, bordessen, luifels, galerijen, trappen, overhangende verdiepingen, toegangen, lifthuizen en dergelijke, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.
  6. f. Een omgevingsvergunning zoals bedoeld onder a kan niet worden verleend voor gasdrukregel- en gasdrukmeetkastjes met een grotere inhoud dan 8 m3 en voor verkooppunten voor motorbrandstoffen.

8.2 Mini-windturbines

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit plan ten behoeve van het toestaan van mini-windturbines, met dien verstande dat:

  1. a. het hoogste punt van een wiek van een mini-winturbine welke is geplaatst op het maaiveld niet meer mag bedragen dan 20 m;
  2. b. het hoogste punt van een wiek van een mini-windturbine welke is geplaatst op een gebouw niet meer mag bedragen dan 5 m;
  3. c. de belangen van de betreffende bestemming(en) worden niet onevenredige aangetast;
  4. d. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  5. e. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in de omgeving aanwezige architectonische, cultuurhistorische of natuurwaarden en evenmin verzetten de belangen van de in de nabijheid gelegen functies zich tegen dit gebruik.

Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, het plan te wijzigen door de bestemmingsgrenzen met maximaal 10 meter te verschuiven, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  2. b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische-, cultuurhistorische- of natuurwaarden;
  3. c. de belangen van de betreffende bestemming(en) worden niet onevenredige aangetast.

Artikel 10 Overige Regels

10.1 Dubbelbestemmingen - enkelvoudige bestemmingen

Voor zover voor gronden tevens een dubbelbestemming geldt, dienen bij toepassing van de gebruiks-, bouw- en omgevingsvergunningsregels van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen de regels van de dubbelbestemming(en) in acht te worden genomen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Buitengebied herziening 2017, Walderweg 2-4.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Akkerseweg 13 in Hedel waren de twee bedrijven Zagron en Ad Hofmans gevestigd. Eigenaar en directeur van Zagron, Ad Hofmans sr., heeft de locatie aan de Walderweg 2-4 al gekocht om beide bedrijven daar naartoe te verhuizen. Zagron is gespecialiseerd in bodemverbeteraars en ondergronden voor groene daken en gevels. Het bedrijf zet nu zo'n 50.000 ton bodemverbeteraars per jaar om en verwacht dat dit in 2018 bijna twee keer zoveel zal zijn. Ook handelt het bedrijf in zand, grond en puin.

Het bedrijf Ad Hofmans jr. wordt gerund door de zoon van de directeur van Zagron. De activiteiten van Ad Hofmans zijn overgegaan in Ad Hofmans jr.; dit bedrijf verhuurt materieel als graafmachines, traktoren en grondbewerkingsmachines. Ook voert ze werkzaamheden uit in de grond-, weg- en waterbouw alsmede sloopwerken.

Op 14 april 2016 heeft de raad de bereidheid uitgesproken om in beginsel in planologische zin medewerking te verlenen aan de bedrijfsverplaatsing van Hofmans naar de Walderweg te Ammerzoden en de uitbreiding van Quik aan de Akkerseweg te Hedel.


Door de verplaatsing van deze bedrijven wordt de uitbreiding van de naastgelegen aardappelgroothandel Quik's gefaciliteerd.

Op de ruime bedrijfslocatie aan de Walderweg 2-4 hebben de beide bedrijven voldoende ruimte om de bestaande en toekomstige bedrijfsactiviteiten uit te oefenen. Deze activiteiten bestaan voor een groot deel uit opslag van grondstoffen in de open lucht.

De vestiging van een grondbank/ bouwgrondstoffen handel en aannemingsbedrijf is echter niet mogelijk binnen het vigerende bestemmingsplan "Bestemmingsplan Buitengebied, binnendijks deel" en “Buitengebied herziening 2009, reparatieplan (BP1065)" waarin het perceel momenteel nog bestemd is voor een (groot)handel in aardappelen (en groenten).

De voorliggende herziening voorziet er in dat de vestiging van de bedrijfsactiviteiten juridisch-planologisch geregeld wordt. Ook zal er voor een efficiënte bedrijfsvoering en om overlast naar de omgeving zoveel mogelijk te voorkomen een vormverandering plaatsvinden van het huidige bedrijfsperceel. Daarbij wordt tevens voorzien in een passende landschappelijke inpassing van het bedrijf en de benodigde waterberging.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied is gelegen aan de noordzijde van Ammerzoden (gemeente Maasdriel) op de grens met gemeente Zaltbommel.

Op onderstaande afbeelding is de globale ligging van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1168-VG01_0001.png"

De planlocatie Walderweg 2 en 4 (kadastraal Gemeente Ammerzoden, Sectie M, Nummer 74, groot 04.18.75 ha.) was in eigendom van de Coöperatieve Aardappelstelers – en Handelsvereniging “De Bommelerwaard”. Inmiddels is er een kadastrale herverdeling geweest.

Op onderstaande afbeelding zijn de grenzen van de nieuwe kadastrale percelen te zien, en de plangrens van voorliggend bestemmingsplan. De kadastrale percelen zijn bekend als gemeente Ammerzoden, sectie M nummer 1347, 1348, 1349 en 1350 en op onderstaande afbeelding begrensd met gele lijnen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1168-VG01_0002.png"

Met rode lijnen in figuur 1.2 worden de gebouwen begrensd, deze komen uit de BGT (Basisregistratie Grootschalige Topografie). Binnen de plancontour van voorliggende bestemmingsplan liggen het bestaande bedrijfsperceel van de Coöperatieve Aardappelstelers – en Handelsvereniging “De Bommelerwaard” en een gedeelte van het voor de vormverandering benodigde perceel (kadastraal bekend gemeente Ammerzoden, sectie M nummer 1347). De vormverandering is schematisch ingetekend op onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1168-VG01_0003.png"

1.3 Vigerend(e) Bestemmingsplan(nen)

Voor het plangebied vigeert momenteel het bestemmingsplan Buitengebied, binnendijks deel en “Buitengebied herziening 2009, reparatieplan (BP1065)". Dit bestemmingsplan Buitengebied, binnendijks deel is door de gemeenteraad op 22 februari 2006 vastgesteld en is op 17 oktober 2006 door Gedeputeerde Staten van Gelderland goedgekeurd. Een deel van de bedrijfsbebouwing binnen het plangebied is aangewezen voor niet-agrarische bedrijven en bestemd voor (groot)handel in aardappelen (en groenten). Op de verbeelding is de bebouwing ingetekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1168-VG01_0004.png"

De bebouwde oppervlakte voor bedrijfsgebouwen mag op grond van het vigerende bestemmingsplan max. 1500 + 4260 m2 bedragen.

De gronden binnen het plangebied (het gebied dat benodigd is voor de vormverandering) zijn aangewezen voor `agrarisch gebied met landschaps- en cultuurhistorische waarden`. De gebouwen zijn niet opgenomen in de monumentenlijst.

1.4 Ontwerp Bestemmingsplan Buitengebied

De gemeente Maasdriel is gestart met de algemene herziening van de bestemmingsplannen ‘Buitengebied’, buitendijks en binnendijks. Het plan heeft inmiddels als ontwerp ter inzage gelegen.

Voor de locatie is de bestemming in het ontwerpplan gehandhaafd gekoppeld aan de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - groothandel'.

1.5 Ontwikkeling

Na sloop van een groot deel van de bestaande bedrijfsgebouwen is ter plaatse voldoende ruimte aanwezig om de voorraden van de grondbank/bouwgrondstoffen handel op te kunnen slaan (in de buitenlucht). De benodigde voertuigen en machines voor zowel de grondbank annex bouwgrondstoffen handel als het aannemingsbedrijf kunnen worden gestald in de te handhaven bedrijfsloods en nieuw te bouwen overkapping aan de zuidzijde van het perceel.

De zuivelfabriek zelf is een cultuurhistorisch waardevol pand in de gemeente Maasdriel en het dorp Ammerzoden, het heeft een mooie historie. Dit pand zal behouden blijven als woning met magazijn en kantoor. De andere bestaande bedrijfswoning wordt verbouwd.

Met onderhavige bestemmingsplan wordt voorzien in een actueel planologische regeling, voor:

  • de realisatie van gebouwen en voorzieningen na sloop van een gedeelte van de bestaande bebouwing;
  • de omzetting van de bestemming ´niet-agrarische bedrijven´ (bestemd voor (groot)handel in aardappelen en groenten) en 'agrarisch gebied met landschaps- en cultuurhistorische waarden` ter plaatse van het perceel kadastraal bekend gemeente Ammerzoden, sectie M nummer 1347 (deels), 1348, 1349 en 1350 naar de bestemming ´niet-agrarische bedrijven´ (bestemd voor 'grondbank/ bouwstoffenhandel en aannemersbedrijf') en bestemming Groen;
  • landschappelijke inpassing.

Voor een nadere toelichting op het plan zie paragraaf 2.2

1.6 Leeswijzer Toelichting

In hoofdstuk 2 wordt het plan nader beschreven. In hoofdstuk 3 worden de beleidskaders van Rijk, provincie en de gemeente beschreven. De sectorale aspecten en juridische aspecten met betrekking tot de afzonderlijke bestemmingen worden toegelicht in hoofdstuk 4 en 5.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Beschrijving Huidige Situatie Plangebied

De planlocatie Walderweg 2 en 4 (kadastraal Gemeente Ammerzoden, Sectie M, Nummer 74, groot 04.18.75 ha.) is in eigendom van de Coöperatieve Aardappelstelers – en Handelsvereniging “De Bommelerwaard”.

Aanwezig zijn twee bedrijfswoningen, een zevental bewaarloodsen en verdere bebouwing en voorzieningen. Voorheen was hier de melkfabriek gevestigd. De bewaarloodsen zijn in slechte staat en worden gesloopt. De hunterloods (onderstaande foto links) wordt verbouwd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1168-VG01_0005.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1168-VG01_0006.png"

In bovenstaande figuur 2.2 is het magazijn en stalling van handelsgoederen te zien zoals potgrond, meststoffen, cultuurtechnische materialen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1168-VG01_0007.png"

Aan de westzijde zijn aanwezig twee (planologisch) bestaande burgerwoningen (Walderweg 1 en 3). De (kortste) afstand tussen de woningen en het bedrijfsperceel bedraagt 28 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1168-VG01_0008.png"

Aan de noordzijde, aan de Kerkwijksekade, zijn twee agrarische bedrijven gevestigd. De planologische situatie daarvan is recentelijk, met Inpassingsplan Tuinbouw Bommelerwaard, bevestigd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1168-VG01_0009.png"

Iets oostelijker is een woning aan de Kerkwijksekade op een afstand van zo'n 50 meter vanuit het bedrijf Walderweg 2 aanwezig. Op kortere afstand is een akker met de planologische mogelijkheid om een woning te realiseren aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1168-VG01_0010.png"

Ten westen van de Kerkwijksekade 3 is een perceel gelegen (zie figuur 2.6) dat in gebruik is als akker maar waar planologisch een mogelijkheid is om een woning op te richten.

2.2 Toekomstige Situatie Plangebied

Na sloop van een groot deel van de bestaande bedrijfsgebouwen is ter plaatse voldoende ruimte aanwezig om de voorraden van de grondbank/bouwgrondstoffen handel op te kunnen slaan (in de buitenlucht). De benodigde voertuigen en machines voor zowel de grondbank annex bouwgrondstoffen handel als het aannemingsbedrijf kunnen worden gestald in de te handhaven bedrijfsloods en nieuw te bouwen overkapping aan de zuidzijde van het perceel.

De zuivelfabriek zelf is een cultuurhistorisch waardevol pand in de gemeente Maasdriel en het dorp Ammerzoden, het heeft een mooie historie. Dit pand zal behouden blijven als woning met magazijn en kantoor.

Onderstaande afbeelding geeft een indicatie van de eindsituatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1168-VG01_0011.png"

In de eindsituatie is sprake van:

  • bedrijfsactiviteiten categorie 3.2 (twee bedrijven: grondbank annex bouwgrondstoffen handel en verhuur materieel en aannemingsbedrijf grond-, weg- en waterbouw alsmede sloopwerken);
  • Walderweg als hoofdontsluiting en de min of meer haaks daarop staande Kerkwijksekade (calamiteiten ontsluiting);
  • gebouw van de voormalige zuivelfabriek inclusief bedrijfswoning en het daarachter liggende bedrijfsgebouw handhaven voor stalling voertuigen en machines voor zowel de grondbank annex bouwgrondstoffen handel als het aannemingsbedrijf. De hunterloods (zie figuur 2.2) wordt aangepast. De resterende bedrijfsbebouwing wordt gesloopt. De bestaande vrijstaande bedrijfswoning blijft als zodanig behouden en wordt niet herbouwd;
  • nieuwe overkapping aan de noordzijde (drie zijden afgesloten) van het terrein ten behoeve van opslag en voor opslag van bodemproducten;
  • nieuwe overkapping aan de (westzijde) voor de opslag van cultuurtechnische materialen zoals houten palen, planken schotten beschoeiingsdelen e.d.
  • het realiseren van een loods (zuidzijde). De nieuwe loods aan de zuidzijde dient voor stalling van materieel en vrachtwagens (machineberging). De machineberging aan de zuidzijde heeft Hofmans/ Zagron al in bezit waardoor de maten vast zijn. Deze machineberging samen met de breedte van de oprit bepaalt derhalve de gewenste zuidgrens.
  • De aanleg van de groenstrook voor landelijke inpassing om het terrein van ca. 2400m2 wordt gedaan te koste van ca. 2200m2 bedrijfsoppervlak. De landschappelijke inpassing zal als Groen worden bestemd en wordt gerealiseerd ter compensatie van de vormverandering;
  • De hunterloods aan de oostzijde wordt gehandhaafd en aangepast aan onze eisen voor opslag van goederen, welke droog dienen te blijven om de kwaliteit te kunnen waarborgen. De loods blijkt nog in goede staat te verkeren waardoor het kapitaalsvernietiging is om deze te slopen en te herbouwen.
  • het realiseren van een kantoor (bij entree);
  • buitenopslag van de grondbank/bouwgrondstoffen handel;
  • het verplaatsen van de in-en uitrit op advies van de provincie Gelderland (kenmerk: GVermeer BOW AGW 14-6-2016 16002_08_N832), omdat deze inrit verder van de overliggende woningen ligt zodat er minder overlast veroorzaakt kan worden. Een smalle oprit tussen de bedrijfswoningen 2a en 4 door is tevens onwenselijk en onveilig. De uitrit van bedrijfswoning 4 zal aan de huidige oprit aan de Kerkwijksekade gerealiseerd worden om het aantal uitritten aan de Walderweg te verminderen zodat daar een veiligere situatie ontstaat. Deze oprit fungeert in de toekomst tevens als calamiteitenontsluiting.
  • Een parkeervoorziening, aan de westzijde nabij de oprit in verband met veiligheid op het terrein. Door de ruime parkeernorm dient deze de opgegeven afmeting te krijgen.

Het plan is strijdig met het geldende bestemmingsplan alsook met het ontwerp bestemmingsplan Buitengebied herziening 2016, waarvan hieronder een uitsnede is opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1168-VG01_0012.png"

De vergroting van het bestemmingsvlak aan de zuidzijde bedraagt 2500m2. Minus de landschappelijke inpassing van 2200m2 is er per saldo een vergroting van 300m2. Er blijft in de nieuwe situatie echter sprake van een afname van bebouwing ten opzichte van de bestaande situatie. De huidige oppervlakte bebouwing bedraagt namelijk circa 6640m2. In de nieuwe situatie zal dit nog maar 5940 m2 bedragen.

Zagron is een onderneming die is gespecialiseerd in bodemverbeteraars en bouwstoffen en tevens beschikt over een gecertificeerde grondbank. Zagron produceert in eigen beheer bodemverbeteraars zoals bomengranulaat breuksteen en bomengranulaat lava, bomenzand 300, bomenzand 500, bomengrond en verrijkte teelaarde, maar levert ook bouwstoffen waaronder zand, grind, beton- of menggranulaat en half verhardingen. De bodemverbeteraars bestaan voornamelijk uit grond en bevatten in beperkte de (afgezeefde) fijne fractie van groenafval. Groenafval wordt dus enkel aangevoerd als grondstof voor de productie van bodemverbeteraars. Puin wordt aangevoerd ten behoeve van de productie van granulaat, wat als bouwstof wordt toegepast. Op grond van de hiervoor genoemde activiteiten is sprake van een cultuurtechnisch handels- /aannemingsbedrijf dat bodemverbeteraars en bouwstoffen levert aan haar afnemers.

De als afval te beschouwen stromen ondergaan bij Zagron een handeling van nuttige toepassing, gericht op hergebruik en recycling. Aldus is categorie D 18.1 niet van toepassing.

De omvang van het initiatief, uitgedrukt in ton per dag, bedraagt ca. 830 ton per dag (worstcase uitgaand van een de totale jaardoorzet van 207.600 ton per jaar en 250 werkdagen per jaar). De gewenste opslag/ verwerkingshoeveelheid (naar opgave van initiatiefnemer) zijn in de tabel in de bijlage bij de regels weergegeven.

Ten behoeve van het bewerken van steenachtige materialen en groenafval zal in een incidentele bedrijfssituatie (maximaal 12 dagen per jaar) gelijktijdig een mobiele puinbreker en houtshredder worden ingezet.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk komen alle relevante nationale, provinciale en gemeentelijke beleidsdocumenten aan de orde. Per beleidsdocument worden de relevante aspecten behandeld.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. Op 30 december 2011 (wijziging 1 oktober 2012) is het Barro in werking getreden. In de Structuurvisie is aangegeven dat het Rijk drie hoofddoelen heeft:

  1. 1. het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  2. 2. het verbeteren, in standhouden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  3. 3. het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.


Uit deze drie hoofddoelen komen onderwerpen voort die van nationaal belang zijn.
Structuurvisies hebben op zichzelf geen bindende werking voor andere overheden dan de overheid die de visie heeft vastgesteld. De nationale belangen uit de structuurvisie die juridische borging vragen worden daarom geborgd in de Amvb Ruimte. Deze Amvb wordt aangeduid als het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Deze Amvb is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf. In het Barro zijn verschillende bepalingen opgenomen, o.a. ten aanzien van Rijksvaarwegen, hoofdwegen en - spoorwegen. Er zijn geen bepalingen die direct betrekking hebben op het plangebied.

3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

Op 1 oktober 2012 is de ‘ladder voor duurzame verstedelijking’ toegevoegd aan het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), geactualiseerd in juni 2017. De ladder ondersteunt gemeenten en provincies in vraaggerichte programmering van hun grondgebied, het voorkomen van overprogrammering en de keuzes die daaruit volgen. Het doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de (bestaande) ruimte in stedelijke gebieden. Het Rijk wil met de introductie van de ladder vraaggerichte programmering bevorderen. De ladder beoogt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.

Zowel voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen binnen als buiten bestaand stedelijk gebied moet de behoefte worden beschreven. Uitgangspunt is dat met het oog op een zorgvuldig ruimtegebruik, een nieuwe stedelijke ontwikkeling in beginsel in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling voorzien wordt buiten het bestaand stedelijk gebied, dient dat nadrukkelijk te worden gemotiveerd in de toelichting.


Er is geen sprake van een dusdanige functiewijziging dat sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen “is daarbij van belang dat met een verruiming van de gebruiksmogelijkheden geen nieuw beslag op de ruimte plaatsvindt”:

Ten eerste is dit plan geen ontwikkeling van een bedrijventerrein of van één van de andere nader genoemde terreinen zoals gesteld in het Bro. Een bedrijventerrein is een terrein of gebied (binnen of buiten de bebouwde kom) waar commerciële bedrijven (meervoud) zich mogen vestigen. Het plan betreft slechts de functiewijziging van één bestaand bedrijf in bestaand bebouwd gebied. Onder een stedelijke ontwikkeling valt verder 'andere stedelijke voorzieningen'. Ook hier valt dit plan niet onder. In de uitleg bij de ladder wordt onder een 'andere stedelijke voorziening' accommodaties voor onderwijs, zorg, cultuur, bestuur en indoor sport en leisure verstaan.

Ten tweede betreft het een bestaand bedrijf in het buitengebied. Het voorgenomen bouwplan bestaat uit een initiatief (vraag) vanuit de markt. Transformatie van het voormalige bedrijf op de huidige locatie sluit goed aan op het beleid als het gaat om het zorgvuldig omgaan met (her)gebruik van de ruimte die al beschikbaar is gesteld voor een bepaalde (bebouwde) functie volgens het principe van de Ladder duurzame verstedelijking.

Het initiatief is derhalve niet in strijd met geldend Rijksbeleid.

Ook in het Besluit van 21 april 2017 tot wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening in verband met de aanpassing van de ladder voor duurzame verstedelijking is aangegeven dat ontwikkelingen en regelingen die geen extra verstedelijking mogelijk maken, maar bebouwing reduceren of verplaatsen niet worden gezien als stedelijke ontwikkeling in de zin van de Ladder.

3.2 Provinciaal Beleid

Het provinciaal beleid is vastgelegd in de Omgevingsvisie Gelderland en de bijbehorende Omgevingsverordening Gelderland. De Omgevingsvisie en -verordening, vastgesteld in 2014, worden tweemaal per jaar geactualiseerd.

3.2.1 Omgevingsvisie Gelderland

Het doel is om voor eind 2018 een nieuwe versie van de Omgevingsvisie te ontwikkelen. Op 9 juli 2014 is de huidige Omgevingsvisie Gelderland door Provinciale Staten van Gelderland vastgesteld. In de Omgevingsvisie 'Gelderland anders' zijn doelen benoemd met betrekking tot de versterking van de economische structuur en het borgen van de kwaliteit en veiligheid van de leefomgeving. In januari 2018 is een geconsolideerde versie van de Omgevingsvisie (inclusief de actualisaties) gepubliceerd.

Naast de Omgevingsvisie is een Omgevingsverordening opgesteld, waarin de beleidsuitgangspunten uit de Omgevingsvisie zijn vertaald in concrete regels.

In de Omgevingsvisie wordt niet langer strikt vastgelegd wat wel en wat niet mag, maar is ruimte voor initiatieven in een veranderende omgeving. De hoofdthema's zijn:

  • Dynamisch: economische structuurversterking, duurzaamheid, innovatie, bereikbaarheid;
  • Mooi: natuur, landschap, cultuurhistorie, ruimtelijke kwaliteit;
  • Divers: regionale diversiteit, andere werkwijze.

De Omgevingsvisie beschrijft hoe de provincie Gelderland in de komende jaren wil omgaan met ontwikkelingen en initiatieven. In de Omgevingsvisie wordt een sterker accent gelegd op de stedelijke netwerken als economische kerngebieden van Gelderland. Zowel in de stedelijke gebieden als op het vitaal platteland ligt de focus voornamelijk op de kwaliteit van het bestaande. De regionale afspraken over wonen en werken blijven het uitgangspunt voor nieuwe ontwikkelingen. Bij nieuwbouw in het landelijk en stedelijk gebied is daarbij per geval een goede afweging van belang.


De provincie wil en durft hierin te variëren: grote ontwikkelingen dienen in principe in of dichtbij stedelijke gebieden plaatsvinden, maar kleinschaligere ontwikkelingen zijn ook in het landelijk gebied mogelijk, mits de ontwikkeling iets toevoegt ('een plus is'). De Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik is een belangrijk hulpmiddel om tot een goede locatiekeuze te komen. Deze ladder is gebaseerd op de rijksladder voor duurzame verstedelijking en is een richtinggevend instrument om te komen tot goed gemotiveerde ruimtelijke keuzes. In de Omgevingsverordening, vastgesteld op 24 september 2014, is vastgelegd dat in de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, wordt aangegeven dat er sprake is van een actuele behoefte waarin wordt voorzien. Vervolgens geldt de volgende voorkeursvolgorde:

  1. 1. opvang van de behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de regio door hergebruik van bestaande gebouwen, herstructurering of transformatie;
  2. 2. opvang van de behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de regio door nieuwbouw op beschikbare gronden;
  3. 3. opvang van de behoefte in het landelijk gebied van de regio door hergebruik van bestaande gebouwen, herstructurering of transformatie;
  4. 4. opvang van de behoefte in het landelijk gebied van de regio op een locatie aansluitend aan het stedelijk gebied, die passend is of wordt ontsloten;
  5. 5. opvang van de behoefte in het landelijk gebied van de regio op een locatie die niet aansluit aan het stedelijk gebied, maar die passend is of wordt ontsloten.


Voor woningbouwlocaties geldt aanvullend dat de woningen dienen te passen in het door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma voor de regio respectievelijk het door Gedeputeerde Staten vastgestelde Regionaal Programma Wonen. Dit is voor onderhavig plan niet aan de orde.


De locatie wordt op een passende manier ontsloten, en is eenvoudig bereikbaar is via de Walderweg.
Na vormverandering is er per saldo een vergroting van 300m2. Er blijft in de nieuwe situatie echter sprake van een afname van bebouwing ten opzichte van de bestaande situatie. De huidige oppervlakte bebouwing bedraagt namelijk circa 6640 m2. In de nieuwe situatie zal dit nog maar 5940 m2 bedragen.

3.2.2 Omgevingsverordening Gelderland

Een omgevingsverordening is een juridische vastlegging van de provinciale omgevingsvisie. Het doel is om voor eind 2018 een nieuwe Omgevingsverordening te ontwikkelen. In de Omgevingsverordening Gelderland van 16 oktober 2014, vastgesteld naar aanleiding van de omgevingsvisie, en geactualiseerd in december 2017, staan de regels die de provincie Gelderland stelt aan de bestemmingsplannen van gemeenten. In januari 2018 is een geconsolideerde versie van de Omgevingsverordening (inclusief de actualisaties) gepubliceerd.

De regels in een omgevingsverordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied of delen daarvan. In de Omgevingsverordening Gelderland staan regels over onderwerpen die van provinciaal belang zijn:

  • verstedelijking
  • wonen
  • detailhandel
  • recreatiewoningen en -parken
  • glastuinbouw
  • waterwingebied
  • grondwaterbeschermingsgebied
  • oppervlaktewater voor drinkwatervoorziening
  • ecologische hoofdstructuur
  • waardevol open gebied
  • nationaal landschap.

Al deze kwaliteiten wil de provincie behouden, duurzaam beheren en waar mogelijk versterken, zonder de leefbaarheid van het gebied aan te tasten. Alleen door een goed samenspel tussen grondgebruikers en overheden kan een duurzaam landgebruik en een aantrekkelijk landschap worden gerealiseerd. Voor het plangebied zijn geen specifieke waarden aangewezen.

In de Omgevingsverordening zijn evenmin specifieke regels opgenomen voor uitbreiding van een bedrijf.

Wijziging van de Omgevingsverordening

In bestemmingsplannen wordt uitbreiding van solitaire bedrijvigheid die leidt tot bedrijfsbebouwing groter dan 1.000 m² en waarbij de uitbreiding zelf groter is dan 250 m2 bedrijfsbebouwing, niet toegestaan in het buitengebied, tenzij in de toelichting van het bestemmingsplan wordt aangetoond dat:

  1. a. verplaatsing naar een bedrijventerrein in redelijkheid niet mogelijk is;
  2. b. de uitbreiding van het solitair niet-agrarische bedrijf regionaal is afgestemd;
  3. c. de uitbreiding landschappelijk goed wordt ingepast; en
  4. d. de uitbreiding wordt mogelijk gemaakt met een maatbestemming.

Er is in de nieuwe situatie sprake van een afname van bebouwing ten opzichte van de bestaande situatie. De huidige oppervlakte bebouwing bedraagt circa 6640 m2. In de nieuwe situatie zal dit nog 5940 m2 bedragen.


ad a. De locatie Walderweg 2-4 geniet de voorkeur boven een locatie op een bedrijventerrein. Vestiging op een bedrijventerrein is niet mogelijk voor een bedrijf als Zagron, de kavels te Hedel zijn te klein en zijn zichtlocaties. De grondprijs is veel te hoog voor de laagwaardige producten van Zagron, dit is niet rendabel te maken. Voor bedrijventerrein De Wildeman zijn de gewenste activiteiten niet toegestaan, misschien wel inpandig maar dit is veel te kostbaar waardoor niet rendabel. Tevens zijn de meeste grondbanken in het buitengebied gesitueerd.

ad. b. Regionaal is afgesproken (Regionaal Programma Bedrijventerreinen, Regio Rivierenland) ten aanzien van uitbreiding (in hectares) van solitaire bedrijvigheid (niet gevestigd op een bedrijventerrein en niet zijnde agrarische bedrijvigheid) en bedrijven die de lokale schaal ontgroeien geldt dat – conform afsprakenkader – de gemeente de wens van het bedrijf bekijkt en zo een afweging maakt om lokaal op een bedrijventerrein te faciliteren (indien lokaal bedrijf) of op een ander terrein in de regio. Voor deze afweging op gemeentelijk niveau wordt verwezen naar de beleidstoets in hoofdstuk 3.3.

ad. c. Op het perceel vindt buitenopslag plaats. Deze buitenopslag wordt landschappelijk ingepast. In de regels is een voorwaardelijke verplichting opgenomen ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de singel. Op de verbeelding is deze singel bestemd als Groen. Een uitgewerkt plan is gekoppeld aan de voorwaardelijke verplichting.


ad. d. In artikel 3.1 onder b van de regels is de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - cultuurtechnisch handels-/ aannemingsbedrijf' opgenomen overeenkomstig de aanduiding op de verbeelding.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Visie Maasdriel 2020+

Op 3 juli 2008 heeft de gemeente Maasdriel de visie Maasdriel 2020+ vastgesteld. Deze visie beoogt een voor de toekomst heldere profilering van de gemeente naar de eigen burgers en ondernemers. De visie maakt helder waar de gemeente voor staat, welke ontwikkeling zij ambieert en waarvoor de gemeente zich de komende jaren hard wil maken richting de eigen bevolking, ondernemers en andere voor de ontwikkeling van Maasdriel belangrijke partijen. Doel van de visie is richting te geven aan de lange termijn (2020 en verder) ontwikkeling van de gemeente.


Bedrijvigheid blijft een belangrijke functie binnen Maasdriel. Het ondernemerschap en de ontwikkeling en groei van het bedrijfsleven wordt ook richting 2020 sterk gestimuleerd. Dit gebeurt door ruimte te bieden aan ondernemers op goed ingerichte bedrijventerreinen en door de gunstige ligging van de gemeente ten opzichte van de A2. De wat grotere bedrijven en bedrijven die vanwege hun activiteiten (milieuoverlast en verkeerbewegingen) minder passend zijn in de woonomgeving worden naar deze bedrijventerreinen verplaatst. Hierdoor raken de woonkernen vrijwel vrij van handel en industrie.


De nieuw te ontwikkelen werklandschappen in de gemeente omvatten:

  • aparte bedrijventerreinen voor bedrijven die moeilijk kunnen worden gecombineerd met woonfuncties;
  • kleinere bedrijventerreinen in en aan de woonkernen waarin wonen en werken kanworden gecombineerd;
  • nieuwe werklandschappen in het buitengebied, waarbij mede gebruik wordt gemaakt van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen en waarin zich dienstverlening, kleinschalige bedrijvigheid en bedrijven in de recreatief toeristische sfeer en in het zorgen welzijnssegment kunnen vestigen.

De gemeente zet in op:

  • het faciliteren van de groei van reeds in Maasdriel gevestigde bedrijven;
  • het aanmoedigen van starters om nieuwe bedrijven te vestigen;
  • het in beperkte schaal van buiten aantrekken van kleinschalige bedrijvigheid op het terrein van hoogwaardige dienstverlening.

(Relatief) grote bedrijven en/of bedrijven met een negatieve invloed op de omgeving worden verplaatst naar (nieuwe) bedrijventerreinen nabij de A2. Aanvullend wil de gemeente Maasdriel op kleine schaal kleinschalige bedrijvigheid op het terrein van hoogwaardige dienstverlening van buiten aantrekken, ondermeer in de vorm van zelfstandigen zonder personeel (zzp'ers); veelal jonge ondernemers met een gezin en een klein bedrijfje aan huis.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1168-VG01_0013.png"

Bedrijvigheid blijft een belangrijke functie binnen Maasdriel. Het ondernemerschap en de ontwikkeling en
Het plangebied is aangeduid als 'Komgronden'. Met name voor ontwikkelingen die hier plaats mogen vinden, geldt dat de inzet vooral gericht is op het openhouden van het landschap. De karakteristieke openheid is hierbij uitgangspunt. Dit gebeurt in combinatie met een verdere ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden, zoals die voor weidevogels en ganzen.


Andere functies en ontwikkelingen worden zoveel mogelijk geweerd en/of beperkt qua ruimtebeslag en andere eigenschappen die de openheid in gevaar brengen.


Conclusie

De locatie Walderweg 2-4 geniet de voorkeur boven een locatie op een bedrijventerrein. Vestiging op een bedrijventerrein is niet mogelijk voor een bedrijf als Zagron, de kavels te Hedel zijn te klein en zijn zichtlocaties. De grondprijs is veel te hoog voor de laagwaardige producten van Zagron, dit is niet rendabel te maken. Voor bedrijventerrein De Wildeman zijn de gewenste activiteiten niet toegestaan, misschien wel inpandig maar dit is veel te kostbaar waardoor niet rendabel. Tevens zijn de meeste grondbanken in het buitengebied gesitueerd.

Het functiewijziging gaat niet gepaard met extra ruimtebeslag, doet recht aan de gewenste ontwikkeling tot inbreiding boven uitbreiding. Er is geen sprake van aantasting van een doorkijk naar het landschap. De bebouwingsoppervlakte neemt af. Het terrein wordt zorgvuldig ingepast.


Rondom de buitenopslag zal een groensingel aangelegd worden bestaande uit een elzensingel voor de hoogte en een ondergroei van verschillende doornstruiken zoals meidoorn, sleedoorn, en vuurdoorn. Elzen singels komen van origine voor in het buitengebied, evenals de doornhagen wat tevens voor biodiversiteit en een natuurlijke afrastering zorgt. De groensingel zal geplaatst worden op een steunwal welke aan de buitenzijde van het terrein tegen de keerwand aangelegd zal worden. Als de struiken en bomen volgroeid zijn zal hierdoor het terrein opgaan in het landschap.

3.3.2 Structuurvisie en plan-mer Maasdriel 2011

In de Structuurvies staat te lezen dat de gemeente Maasdriel zich wil profileren als woon- en werkgemeente met unieke werklandschappen voor de kleinere en startende ondernemer.
De handel, nijverheid en dienstverlening in Maasdriel is kleinschalig, maar kwalitatief goed. De strategie voor de bestaande bedrijventerreinen is gericht op beheer en waar mogelijk intensivering. In het kader van het streven naar zuinig ruimtegebruik moeten kansen op efficiënt ruimtegebruik benut worden. Vanuit dat principe gaat inbreiding boven uitbreiding.


Voor de bestaande bedrijventerrein zijn herstructurerings- en intensiveringsprocessen in beginsel mogelijk, voor zover hiervoor kansen aanwezig zijn. Zuinig ruimtegebruik betekent in de eerste plaats dat de ruimte op bestaande bedrijventerreinen beter wordt benut, waarbij sterk wordt ingezet op herstructurering van (verouderde) bedrijventerreinen of delen daarvan. Daarnaast is het van groot belang dat door intensivering en meervoudig ruimtegebruik de ruimteproductiviteit en de ruimtelijke kwaliteit wordt verhoogd. Aandacht is daarbij nodig voor de representativiteit van de bebouwing, met name aan de ontsluitingswegen.
Het streven is gericht op een ruimtelijke verbetering/opwaardering van kwalitatief laagwaardige bedrijfskavels. Verder moet rekening worden gehouden met de specifieke kwaliteiten van het landschap.

Het plangebied is aangeduid als 'Komgronden'. Met name voor ontwikkelingen die hier plaats mogen vinden, geldt dat de inzet vooral gericht is op het openhouden van het landschap. De karakteristieke openheid is hierbij uitgangspunt. Dit gebeurt in combinatie met een verdere ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden, zoals die voor weidevogels en ganzen.

Andere functies en ontwikkelingen worden zoveel mogelijk geweerd en/of beperkt qua ruimtebeslag en andere eigenschappen die de openheid in gevaar brengen.

Conclusie

De functiewijziging gaat niet gepaard met extra ruimtebeslag, doet recht aan de gewenste ontwikkeling tot inbreiding boven uitbreiding. Er is geen sprake van aantasting van een doorkijk naar het landschap. De bebouwingsoppervlakte neemt af. Het terrein wordt zorgvuldig ingepast.

Rondom de buitenopslag zal een groensingel aangelegd worden bestaande uit een elzensingel voor de hoogte en een ondergroei van verschillende doornstruiken zoals meidoorn, sleedoorn, en vuurdoorn. Elzen singels komen van origine voor in het buitengebied, evenals de doornhagen wat tevens voor biodiversiteit en een natuurlijke afrastering zorgt. De groensingel zal geplaatst worden op een steunwal welke aan de buitenzijde van het terrein tegen de keerwand aangelegd zal worden. Als de struiken en bomen volgroeid zijn zal hierdoor het terrein opgaan in het landschap.

3.3.3 Bestemmingsplan 'Buitengebied, binnendijks deel' inclusief reparatieherziening

Voor het plangebied is momenteel het bestemmingsplan 'Buitengebied, binnendijks deel' geldend. Dit bestemmingsplan is door de gemeenteraad op 22 februari 2006 vastgesteld en is op 17 oktober 2006 door Gedeputeerde Staten van Gelderland goedgekeurd.

Niet primair aan het buitengebied gebonden functies hebben in het bestemmingsplan Buitengebied, binnendijks deel, indien ze positief bestemd zijn, slechts beperkte uitbreidings- en omzettingsmogelijkheden gekregen.
Specifiek voor de locatie is van toepassing de bestemming niet-agrarische bedrijven en bestemd voor (groot)handel in aardappelen (en groenten).

Niet agrarische bedrijven

De als "Niet-agrarische bedrijven" op de kaart bestemmingen aangegeven gronden zijn bestemd voor niet-agrarische bedrijven en inrichtingen met de bijbehorende bouwwerken en voorzieningen alsmede voor instandhouding en de bescherming van de grondwaterwinning ter plaatse van de aanduiding "grondwaterbeschermingszone, milieubeschermingsgebied categorie II voor drinkwater" en "waterwingebied" op de kaart bestemmingen.

Ter plaatse van de betreffende aanduiding op de kaart bestemmingen is uitsluitend het in de hierna volgende Staat van niet-agrarisch bedrijven opgenomen bedrijf in de aangegeven omvang op het genoemde adres toegestaan:

  • Walderweg Ammerzoden 2 Ha/g (groot)handel in aardappelen en groenten 1500 m2
  • Walderweg Ammerzoden 4 Ha (groot)handel in aardappelen 4260 m2

Omschakeling naar een andere vorm van niet-agrarisch bedrijf is mogelijk via een wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan. Hiervan wordt echter geen gebruik gemaakt omdat er behalve omschakeling tevens sprake is van vormverandering van het perceel waarbij het bedrijfsperceel in de nieuwe situatie iets vergroot wordt.

Bestaande niet-agrarische bedrijvigheid die vanwege haar aard en karakter gebonden is aan het buitengebied (agrarisch verwante bedrijven en aan het buitengebied gebonden bedrijven) worden toegestaan uit te breiden met maximaal 40% van het bebouwd oppervlak met maximaal 500 m2. Voorwaarde is wel dat deze bedrijven kunnen aantonen dat uitbreiding noodzakelijk is voor (het continueren) van de bedrijfsvoering. Uitbreiding conform de genoemde maxima is alleen mogelijk wanneer een gemeente van mening is dat deze zich verdraagt met omliggende ruimtelijke en landschappelijke waarden en belangen.

De vergroting van het bestemmingsvlak bedraagt per saldo 300m2. Er blijft in de nieuwe situatie echter sprake van een afname van bebouwing ten opzichte van de bestaande situatie. De huidige oppervlakte bebouwing bedraagt namelijk circa 6640 m2. In de nieuwe situatie zal dit nog maar 5940 m2 bedragen.

3.3.4 Ontwerp bestemmingsplan Buitengebied herziening 2016

Voor het plangebied heeft het ontwerp bestemmingsplan 'Buitengebied herziening 2016' ter inzage gelegen. Verwacht wordt dat dit plan in de eerste helft van 2018 wordt vastgesteld.

Niet primair aan het buitengebied gebonden functies hebben in het bestemmingsplan Buitengebied, binnendijks deel, indien ze positief bestemd zijn, slechts beperkte uitbreidings- en omzettingsmogelijkheden gekregen.
Specifiek voor de locatie is van toepassing de bestemming niet-agrarische bedrijven en bestemd voor (groot)handel in aardappelen (en groenten).

Niet agrarische bedrijven

Voor niet agrarische bedrijven gelden de volgende uitgangspunten:

  • het agrarisch productiegebied is in eerste instantie bedoeld voor (niet-)grondgebonden landbouw;
  • per bedrijf zijn de maximale bouwmogelijkheid vastgelegd, afgestemd op de toegestane uitbreidingsruimte in de geldende bestemmingsplannen;
  • voor vestiging van niet-agrarische bedrijven wordt het Beleidskader hergebruik vrijgekomen agrarische bedrijfsbebouwing in het buitengebied gevolgd, mits landschappelijk voldoende ingepast;
  • conform het geldende bestemmingsplan bevat het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid voor niet-agrarische bedrijven ten behoeve van omschakeling in andere bedrijfsactiviteiten (maximaal milieucategorieën 1 en 2, dan wel qua aard, ruimtelijke invloed en milieubelasting gelijkwaardig aan deze categorieën)

Ter plaatse van de betreffende aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - groothandel' is uitsluitend het in de tabel in artikel 5.1 opgenomen bedrijf in de aangegeven omvang op het genoemde adres toegestaan:

  • Walderweg Ammerzoden 2 (groot)handel in aardappelen en groenten 1500 m2
  • Walderweg Ammerzoden 4 (groot)handel in aardappelen 4260 m2

Omschakeling naar een andere vorm van niet-agrarisch bedrijf is mogelijk via een afwijkingsbevoegdheid in het bestemmingsplan. Hiervan kan echter geen gebruik worden gemaakt omdat er sprake is van bedrijfsactiviteiten groter dan milieucategorie 2.

3.3.5 Nota 'Aantrekkelijk verleden tussen de rivieren. Archeologiebeleid

De gemeenteraad heeft op 18 april 2013 de nota 'Aantrekkelijk verleden tussen de rivieren. Archeologiebeleid gemeente Maasdriel 2013 - 2016' ('Archeologienota'), de Archeologische Vindplaatsen- en Verwachtingenkaart ('Verwachtingenkaart'), de Archeologische Beleidskaart ('Beleidskaart') gemeente Maasdriel en de bijbehorende toelichting(en) vastgesteld.

Op de Archeologische Vindplaatsen- en Verwachtingenkaart zijn alle bekende vindplaatsen en de verwachtingsgebieden weergegeven.Samen met de gebieden die al onderzocht of verstoord zijn, levert dit een kaart op die het gehele gemeentelijke grondgebied omvat (vlakdekkend).

In het nieuwe model wordt richtinggevend rekening gehouden met archeologie in de verschillende fases van de planvorming (als medeordenend in structuurvisies, medeafwegend in bestemmingsplannen en als toetsingskader in het vergunningtraject).
De gemeenteraad wilde hierbij geen onnodig strikte vrijstellingsgrenzen aan houden, waardoor ontwikkelingen nodeloos op kosten gejaagd zouden worden.

Op de gemeentelijke verwachtingkaart is het projectgebied aangeduid als Komafzetting/ oeverzone.
Op de archeologische beleidskaart staat aangegeven waar en voor welke bodemverstoringen vrijstelling verleend wordt van archeologisch onderzoek. Daarvoor zijn negen categorieën archeologische waarden onderscheiden: Waarde-Archeologie 1 t/m 8 en geen Waarde- Archeologie. In de tabel is te zien welke vrijstelling per archeologische waarde geldt. De vrijstellingsgrenzen zijn uitgedrukt in een oppervlakte en een diepte. De onderzoeksplicht geldt wanneer zowel de diepte- als ook de oppervlaktemaat door bodemingrepen wordt overschreden. Ter plaatse gelden ondergrenzen voor de onderzoeksplicht van 30 cm diepte en 5000 m2. Zie verder paragraaf 4.2.1.

3.3.6 Waterschapsbeleid

De belangrijkste beleidsdocumenten op het gebied van de waterhuishouding zijn de Europese Kaderrichtlijn Water, de Beleidslijn grote rivieren, Anders omgaan met water, Waterbeleid 21e eeuw en Waterbeheerprogramma 2016-2021 Koers houden, kansen benut. van het waterschap Rivierenland.
De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van alle wateren door middel van het stellen van haalbare doelen die in 2015 worden bereikt. De kaderrichtlijn gaat daarbij uit van een benadering vanuit de stroomgebieden. De uitvoering van de kaderrichtlijn vraagt een grote inspanning van verschillende partijen op internationaal, nationaal en regionaal niveau.

In het kader van Waterbeheer 21e eeuw wordt extra aandacht besteed aan het voorkomen van wateroverlast en watertekort. Het waterschap zoekt naar duurzame oplossingen. Het waterschap wenst dat water zoveel mogelijk binnen een plangebied wordt vastgehouden en dat relatief schoon water ook relatief schoon blijft. Een toename van het verharde oppervlak wordt gecompenseerd met extra waterberging.
Regenwater dat op verharde oppervlaktes valt en schoon genoeg is, wordt zoveel mogelijk vastgehouden of geborgen. De laatste mogelijkheid is afvoeren via bestaande watergangen.
De gemeente Maasdriel heeft in samenwerking met de gemeente Zaltbommel (en Waterschap Rivierenland) het Waterplan Bommelerwaard opgesteld. De gemeenten streven naar een gezond, veerkrachtig, veilig en duurzaam watersysteem, dat gewaarborgd blijft voor de toekomst.

In het watersysteem dient een zodanig kwalitatief en kwantitatief beheer te worden gevoerd, dat alle relevante gebruiksfuncties kunnen worden vervuld, het beschikbare water optimaal beleefd en gebruikt kan worden en het een bijdrage levert aan een aantrekkelijke leefomgeving voor de inwoners van de gemeenten.
Belangrijke uitgangspunten ten aanzien van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die in dit kader zijn vastgesteld voor de toekomst zijn:

  1. 1. Drietrapsstrategie WB21 (niet afwentelen van waterproblemen)
    1. a. vasthouden, bergen, afvoeren (waterkwantiteit);
    2. b. schoonhouden, scheiden, schoonmaken (waterkwaliteit);
  2. 2. Uitgaan van stroomgebiedbenadering en waterketenbenadering; onderling in balans
  3. 3. Gezonde en veerkrachtige watersystemen
    1. a. juiste hoeveelheid water, van de juiste kwaliteit, op het juiste moment en op de juiste plek voor mens, dier en plant;
    2. b. watersysteem moet op orde zijn (voldoen aan normering regionale wateroverlast);
    3. c. ecologisch gezond water en (natte) landnatuur, ook in stedelijk gebied;
  4. 4. Ruimte voor water
    1. a. in het kader van veiligheid;
    2. b. water als medeordenend dan wel sturend principe bij ruimtelijke plannen;
    3. c. met water de identiteit van de plek zichtbaar maken;
  5. 5. Uitvoeren tegen laagst mogelijke maatschappelijke kosten.


Verder heeft de gemeente Maasdriel de volgende ambities in nieuw in te richten of her in te richten gebieden: 10 % wateroppervlak, grondwaterneutraal bouwen en water als een mede ordenend principe hanteren.

Het waterschap heeft in haar beleid (Waterbeheerprogramma 2016-2021 Koers houden, kansen benut) ten aanzien van nieuwe ontwikkelingen drie thema's centraal staan: waterneutraal, schoon en veilig inrichten.

Daarnaast worden waar mogelijk natuurvriendelijke oevers nagestreefd. Het waterschap heeft eisen ten aanzien van het compenseren van de toename van het verharde oppervlak vastgesteld. Deze worden gebruikt in hoofdstuk 4.3

Hoofdstuk 4 Sectorale Aspecten

4.1 Milieu

4.1.1 Geurhinder veehouderij

4.1.2 Geluid

4.1.3 Bodem

4.1.4 Externe veiligheid

4.1.5 Bedrijven en milieuzonering

4.1.6 Luchtkwaliteit

4.2 Archeologie En Cultuurhistorie

4.2.1 Archeologie

4.2.2 Cultuurhistorie

4.3 Water

4.3.1 Wettelijk kader

Nationaal Waterplan

Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en is opgesteld voor de planperiode 2009 - 2015. Het Nationaal Waterplan is in december 2009 door de ministerraad vastgesteld.

Het Nationaal Waterplan beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Het Rijk streeft naar een duurzaam en klimaatbestendig waterbeheer en heeft de ambitie om de komende decennia te investeren in bescherming tegen overstromingen en in de zoetwatervoorziening.

Voor een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem is het van belang bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met waterhuishoudkundige eisen op de korte en de lange termijn. Om een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem te bereiken moet het water meer bepalend zijn bij de besluitvorming over grote ruimtelijke opgaven dan voorheen. De mate van bepalendheid wordt afhankelijk gesteld van, onder meer, de omvang en de aard van de ingrepen, bestaande functies, nieuwe andere ruimteclaims en de bodemgesteldheid van een gebied.

Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Het Nationaal Waterplan is gedetailleerder dan de SVIR en blijft als uitwerking van de SVIR bestaan. Specifiek gaat het over de gebieden die deel uitmaken van de ruimtelijke hoofdstructuur, het IJsselmeer, de Noordzee en de rivieren. Ook de bescherming van vitale functies en kwetsbare objecten is een onderwerp van nationaal belang. Hiervoor geldt het Barro.

Waterwet

De Waterwet regelt het beheer van de waterkeringen, het oppervlaktewater en het grondwater, verbetert de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening en zorgt voor een eenduidige bestuurlijke procedure en daarbij behorende rechtsbescherming voor besluiten. De Waterwet dient als paraplu om de Kaderrichtlijn Water (KRW) te implementeren en geeft ruimte voor implementatie van toekomstige Europese richtlijnen.

De waterschappen hebben een bevoegdheid voor het verlenen van vergunningen voor grondwateronttrekkingen, bemalingen en infiltraties, met uitzondering van onttrekkingen voor drinkwater, koude en warmteopslag en grote industriële onttrekkingen van meer dan 150.000 m3/jaar. Gemeenten hebben verdergaande taken en bevoegdheden in het kader van de zorgplicht voor het inzamelen van afvalwater in de riolering en voor hemelwater en grondwater.

Water- en rioleringsplan Bommelerwaard

In 2012 heeft de raad het Water en Rioleringsplan Bommelerwaard 2012-2016 (WRP) vastgesteld. In het plan, samen opgesteld met de gemeente Zaltbommel en het Waterschap Rivierenland, zijn Waterplan uit 2006 en het Gemeentelijk Rioleringsplan 2006-2010 geactualiseerd en samengevoegd. Hiermee geeft de gemeente invulling aan de wijze waarop de gemeentelijke watertaken worden ingevuld met een onderbouwing van de daarbij benodigde middelen. In het plan staat het beleid voor de inzameling, het transport en de (lokale) verwerking van afval-, hemel- en grondwater binnen de Bommelerwaard voor de periode 2012-2016.
Het nieuwe Water- en rioleringsplan 2017-2021 heeft onlangs ter inzage gelegen. Nieuw in dit Water- en Rioleringsplan is een gezamenlijk uitvoeringsplan.


Waterbeheerprogramma 2016-2021

Het Waterbeheerprogramma 2016-2021 Koers houden, kansen benut is bepalend voor het waterbeleid. Dit plan gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkeringen, waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterketen. Daarnaast beschikt het Waterschap Rivierenland over een verordening: de Keur voor waterkeringen en wateren. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels.

4.3.2 Onderzoek

4.4 Flora En Fauna

4.4.1 Wettelijk kader

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. De nieuwe Wet natuurbescherming vervangt drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet. Op grond van deze wet zijn de Natura 2000-gebieden beschermd. Daarnaast regelt de Wet natuurbescherming ook de bescherming van planten- en dierensoorten. In deze wet zijn de EU-richtlijnen voor de bescherming van soorten opgenomen (Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn). Nationaal beschermde soorten vallen ook onder deze wet.

De doelstelling is de bescherming en behoud van in het wild levende planten en dieren. Het uitgangspunt van de wet is 'nee, tenzij'. Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten zonder ontheffing verboden zijn.

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dienen vooraf de effecten op Natura 2000-gebieden onderzocht te worden. Ook dient vooraf onderzocht te worden of en welke beschermde dier- en plantensoorten voorkomen, wat hun beschermingsstatus is en wat de effecten zijn van de ingreep op het voortbestaan van de gevonden soorten. Hierover wordt ten aanzien van het plangebied ´Buitengebied herziening 2017, Walderweg 2-4' het volgende gemeld.

4.4.2 Onderzoek

De beoogde ontwikkeling heeft mogelijk een negatief effect op beschermde flora en fauna en natuurwaarden. In het kader van de Flora en faunawet dient een oriënterend onderzoek uitgevoerd te worden naar de mogelijke negatieve effecten voor beschermde flora en fauna.

Tevens dient onderzocht te worden of de beoogde ontwikkeling een negatief effect heeft op omliggende Natura2000 gebieden. Voor de dichtstbij gelegen Natura2000 gebieden is bepaald of effecten optreden.

Door Blom Ecologie is een quickscan en voortoets uitgevoerd waarvan de resultaten zijn opgenomen in Bijlage 4 Quickscanflora en fauna.

4.4.3 Conclusie

De realisatie van het plan leidt niet tot de aantasting van omliggende Natura2000-gebieden en de instandhoudingsdoelen.

De quickscan flora en fauna dient ter onderbouwing welke risico’s er zijn ten aanzien van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan (Wro, art. 3.1.6). De beoogde bestemmingsplanwijziging en uitvoering hiervan leidt niet tot de aantasting van het leefgebied van zwaar en strikt beschermde soorten. Een aanvullend onderzoek of ontheffingsaanvraag is niet noodzakelijk.

4.5 Verkeer En Parkeren

In deze paragraaf wordt nog ingegaan op de aspecten parkeren, bereikbaarheid en verkeersveiligheid. Dit bestemmingsplan maakt de vormverandering, omschakeling en beperkte uitbreiding van een grondbank annex bouwgrondstoffenhandel en aannemersbedrijf mogelijk. Dit levert een andere parkeer- en verkeerssituatie op.

4.5.1 Onderzoek

4.5.2 Conclusie

Op eigen terrein is voldoende ruimte beschikbaar op eigen terrein en ruim voldoende voor de bedrijfsvoering.

4.6 Landschappelijke Inpassing

Rondom de buitenopslag zal een groensingel aangelegd worden bestaande uit een elzensingel voor de hoogte en een ondergroei van verschillende doornstruiken zoals meidoorn, sleedoorn, en vuurdoorn. Elzen singels komen van origine voor in het buitengebied, evenals de doornhagen wat tevens voor biodiversiteit en een natuurlijke afrastering zorgt. De groensingel zal geplaatst worden op een steunwal welke aan de buitenzijde van het terrein tegen de keerwand aangelegd zal worden. Als de struiken en bomen volgroeid zijn zal hierdoor het terrein opgaan in het landschap.

4.7 Besluit Milieueffectrapportage (M.e.r.)

In het Besluit milieueffectrapportage is bepaald dat een milieueffectbeoordeling uitgevoerd moet worden als een project belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu heeft. Het gaat dan om een project dat genoemd is in de bijlage onder D van het Besluit m.e.r.

Voor het initiatief van ZAGRON zijn meerdere activiteiten uit onderdeel D van de Bijlage van het Besluit m.e.r. van toepassing. Te weten activiteit D11.3 'de aanleg, wijziging of uitbreiding van een industrieterrein in gevallen waarin de oppervlakte 75 hectare of meer' bedraagt in verband met het vaststellen van een bestemmingsplan.

Daarnaast moet worden opgemerkt dat, de term “verwijdering” in kolom 1 van D 18.1 volgens de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geldt voor een “installatie” voor “verwijdering van afvalstoffen” als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer (zie uitspraak 5 augustus 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2457). Daarvan is geen sprake. De als afval te beschouwen stromen ondergaan bij Zagron een handeling van nuttige toepassing, gericht op hergebruik en recycling. Aldus is categorie D 18.1 niet van toepassing.

De drempelwaarde van activiteit D11.3 wordt niet overschreden. Voorafgaand aan het ter inzage leggen van het (ontwerp) bestemmingsplan en het indienen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning is een aanmeldingsnotitie opgesteld op basis waarvan het bevoegd gezag (zie paragraaf 3.5) de m.e.r.-beoordeling uitvoert. Na de beoordeling neemt het bevoegd gezag een besluit (m.e.r.-beoordelingsbesluit) waar in staat aangegeven of wel of niet een MER moet worden opgesteld. Wanneer het besluit inhoudt dat geen MER hoeft te worden opgesteld dient dit besluit bij het (ontwerp) bestemmingsplan en bij de vergunningaanvraag te worden gevoegd. Is echter de conclusie dat wel een MER moet worden opgesteld dan moet het MER worden bijgevoegd.

Onderzoek en conclusie

Hierna wordt kort samengevat welke de gevolgen zijn voor de verschillende milieuaspecten. Op basis daarvan wordt geconcludeerd dat geen zodanige belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu optreden en dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden dat een MilieuEffectRapport (MER) moet worden opgesteld.


Milieuaspect geluid (verkeersaantrekkende werking en geluidhinder en industrielawaai)

Voor geluid geldt dat voor de representatieve bedrijfssituatie (RBS) ter plaatse van de woningen van derden zowel het langtijdgemiddelde geluidniveau (LAr,LT) als het maximale geluidniveau (ruimschoots) voldoen aan de daarvoor te hanteren grenswaarden.

Voor de incidentele bedrijfssituatie (situatie die zich maximaal 12 keer per jaar voordoet) geldt er zodanige geluidniveau's optreden dat wordt verzocht om hogere grenswaarden. Omdat sprake is van een incidentele bedrijfssituatie zijn deze hogere waarden vergunbaar.

Aldus geldt dat er als gevolg van het initiatief geen nadelige effecten zijn te verwachten met betrekking tot geluid.


Milieuaspect luchtkwaliteit

De opslag van stuifgevoelige materialen leiden, mede door het nemen van maatregelen, niet tot overschrijding van de normen voor luchtkwaliteit (stof) voor zowel de dag- als jaargemiddelde concentratie en het aantal overschrijdingsdagen.

Voor het aspect verkeer geldt dat, er worst-case vanuit gaande dat het totale aantal aan- en afvoerbewegingen van het initiatief 'extra' verkeer betreft, dit niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit.


Milieuaspect Bodem en grondwater

Uit bodemonderzoek blijkt dat er geen sprake is van zodanige (ernstige) bodem- en grondwater verontreiniging die een belemmering vormen voor het initiatief. Gelet hierop kan worden geconcludeerd dat de bodem ter plaatse geschikt is voor de beoogde functie(s).

Het initiatief omvat een drietal activiteiten die (potentieel) bodembedreigend zijn. Door het treffen van maatregelen en aanleggen van voorzieningen die voldoen aan de NRB wordt een verwaarloosbaar bodemrisico bereikt.

Betreffende het milieuaspect bodem en grondwaterkwaliteit geldt dat er als gevolg van het initiatief geen nadelige effecten zijn te verwachten.


Milieuaspect geur

De opslag van groenafval is een potentiele bron voor geurhinder. Gelet op de beperkte omvang, korte opslagduur en dat reeds composterend groenafval niet wordt geaccepteerd geldt dat er niet of nauwelijks sprake is van geuremissie. Aldus geldt dat er als gevolg van het initiatief geen nadelige effecten zijn te verwachten met betrekking tot geur.


Milieuaspect gevaarlijke stoffen

Er is enkel sprake van opslag van dieselolie in een daartoe geschikte opslagtank, er is geen sprake van andere gevaarlijke (afval)stoffen. De opslagtank voldoet aan de eisen uit de PGS 30. Aldus geldt dat er als gevolg van het initiatief geen nadelige effecten zijn te verwachten met betrekking tot gevaarlijke stoffen.


Milieuaspect afvalstoffen

Voor de afvalstoffen die door ZAGRON worden geaccepteerd geldt als uitgangspunt dat deze binnen de eigen inrichting of elders worden bewerkt ten behoeve van recycling of nuttige toepassing.

De gescheiden inzameling en opslag van afvalstoffen en bewerking danwel afvoer naar erkende verwerkers draagt bij aan het nuttig toepassen van deze afvalstoffen. Hiermee wordt voldaan daarmee aan de minimumstandaard uit de voor deze afvalstoffen van toepassing zijnde sectorplannen en is geen (negatief) effect op het milieu te verwachten.


Milieuaspect Afvalwater

Binnen de inrichting komen afvalwaterstromen vrij. De lozing van het hemelwater van dakoppervlakken en buitenterrein vindt plaats op het regenwaterriool. Het hemelwater van het buitenterrein passeert voordat het wordt geloosd nog een slibvangput. Het huishoudelijk afvalwater en het afvalwater van de was- en tankplaats wordt geloosd op de gemeentelijke riolering. Er geldt dat zal worden voldaan aan de lozingseisen die gelden op grond van het Activiteitenbesluit.

Het initiatief omvat mede de aanleg c.q. uitbreiding van terreinverharding. Hiervoor wordt, na afstemming met het waterschap, in een compenserende waterberging.


Gebruik natuurlijke hulpbronnen

Ten behoeve van het uitvoeren van de bedrijfsactiviteiten zullen natuurlijke hulpbronnen worden verbruikt. Het betref elektriciteit, aardgas, dieselolie en drinkwater. De omvang van het verbruik past bij de aard en omvang van de activiteiten en is niet zodanig dat sprake is van belangrijke milieugevolgen.


Milieuaspect Externe Veiligheid

In de omgeving van de inrichting van ZAGRON zijn geen risicobronnen aanwezig. De inrichting van ZAGRON is niet gelegen binnen de risicocontour van een risicobron. Tevens geldt dat de eigen activiteiten van ZAGRON niet van invloed zijn op de externe veiligheid van haar omgeving.


Milieuaspect risico van ongevallen

Binnen de inrichting van ZAGRON worden afvalstoffen op- en overgeslagen. Voor het materiaal dat bij de op- en overslag wordt gebruikt geldt dat geen sprake is van een bijzonder risico op ongevallen die samenhangen met het gebruik van deze installaties.


De activiteiten met afvalstoffen hebben mede betrekking op de opslag van brandbare niet milieugevaarlijke stoffen. Het gaat hier om de opslag van groenafval. De opslagcapaciteit is beperkt en er is sprake van een (relatief) hoge doorloopsnelheid van het groenafval. Hierdoor is sprake van een beperkte opslagduur en is niet of nauwelijks kans op broei bij deze afvalstoffen.


De opslag van dieselolie voldoet aan de PGS 30 en voldoet daarmee aan de veiligheidseisen.

Er zal worden voorzien in voldoende blusmiddelen om een beginnende brand te kunnen blussen.


Gelet op het voorgaand geldt dat er niet of nauwelijks sprake is van een risico op ongevallen.


Milieuaspect Verkeer en parkeren

Er zijn geen nadelige effecten met betrekking tot de verkeersaantrekkende werking en parkeren te verwachten.


Milieuaspect Natuurwaarden

De activiteiten van ZAGRON leiden niet tot stikstofdepositie op Natura 2000 gebied 'Rijntakken boven drempelwaarden en/of grenswaarden.

Het plangebied is niet gelegen binnen het NNN. Derhalve behoeven geen afwegingen te worden gemaakt omtrent het belang van natuurwaarden en het maatschappelijk belang.

In het plangebied en (directe) omgeving zijn geen op grond van de Wnb beschermde flora en fauna aanwezig. Middels maatregelen wordt voorkomen dat tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden beschermde soorten zich in het plangebied vestigen.

Bij verbreding van watergangen worden oevers aan de binnenzijde van de watergang natuurvriendelijk ingericht wat o.a. de soortenrijkdom bevorderd.

Aldus geldt dat voor natuurwaarden er geen nadelige effecten zijn te verwachten.


Ruimtelijke ordening

Het initiatief is niet in strijd met het belang van een goede ruimtelijke ordening.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische Uitvoerbaarheid

De Wet ruimtelijke ordening maakt het vaststellen van een exploitatieplan verplicht voor een aantal bouwactiviteiten wanneer de bouw daarvan planologisch mogelijk wordt gemaakt in een bestemmingsplan, een wijziging van een bestemmingsplan of een projectafwijkingsbesluit. De bouwplannen waarbij een exploitatieplan verplicht is staan in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Dit betreft onder meer plannen voor de bouw van één of meer woningen en de bouw van één of meer andere hoofdgebouwen. Bovendien is een exploitatieplan nodig als locatie-eisen (aan openbare ruimte of woningcategorieën) gesteld moeten worden en/of het bepalen van een tijdvak of fasering noodzakelijk is.


Geen exploitatieplan is nodig indien het verhaal van de kosten van grondexploitatie anderszins verzekerd is en er geen fasering of tijdvak behoeft te worden vastgelegd én geen locatie-eisen (aan openbare ruimte of woningbouwcategorieën) hoeven te worden vastgesteld.

5.1.1 beoordeling

Voor de realisatie van het plan hoeft door de gemeente geen investering gedaan te worden. De ontwikkelingskosten worden geheel door de initiatiefnemer gedragen.
Op grond van artikel 6.2.1 Bro is er geen sprake van een ‘aangewezen bouwplan’.

Initiatiefnemer voert voor eigen rekening en risico de bouwwerkzaamheden geheel op eigen terrein uit. Hiermee is sprake is van een financieel uitvoerbaar plan. Voor dit bestemmingsplan is afgezien van een exploitatieplan aangezien het kostenverhaal anderzins is verzekerd. De gemeente Maasdriel sluit met de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst af, waarin ook de verantwoordelijkheid voor eventuele planschadekosten wordt vastgelegd.

5.1.2 Conclusie

De economische uitvoerbaarheid van het onderhavige plan is verzekerd.

5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Artikel 3.1.1 van het Bro bepaalt dat bij de voorbereiding van een bestemmingsplan het College van Burgemeester en Wethouders overleg voert met betrokken instanties en overheden. In het kader van het vooroverleg wordt kennisgeving gedaan verschillende belanghebbende organisaties en overheden inzake de terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan.


Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

In deze paragraaf wordt verslag gedaan van de uitkomsten van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro. In hetkader van het wettelijk vooroverleg is het voorontwerp toegezonden aan Waterschap Rivierenland en provincie Gelderland.

Per brief d.d. 27 oktober 2017 adviseert het waterschap positief over het plan, mits de uitwerking van de benodigde te compenseren waterberging door de toename verharding in het plan wordt opgenomen. Deze wateropgave is een aanzienlijke hoeveelheid, echter vanwege de beschikbare ruimte en de plannen voor een natuurvriendelijke inrichting verwacht het waterschap dat dit haalbaar is. De gevraagde uitwerking is opgenomen in 4.3.2.4.

De provincie heeft gereageerd per brief d.d. 8 december 2017. Opmerkingen zijn gemaakt ten aanzien van het beleid voor niet-agrarische bedrijven en de Ladder voor duurzame verstedelijking. De opmerkingen zijn verwerkt in 3.1.2.en 3.2.

Op regionaal niveau heeft afstemming plaatsgevonden in het RAP (Regionaal Acquisitie Platform Bedrijventerreinen). Op regionaal niveau is ingestemd met de gekozen locatie waar een bestaande bedrijfslocatie duurzaam wordt hergebruikt.

Zienswijzen

Het ontwerp-bestemmingsplan is in de periode van 12 juli tot en met 22 augustus 2018 6 weken ter inzage gelegd, zodat eenieder gelegenheid heeft gekregen om een zienswijze in te dienen. Een gedeelte van de ingediende zienswijzen zijn aanleiding geweest tot aanpassing van het plan. In de bijgevoegde Nota van zienswijzen (zie Bijlage 6) zijn de ingediende zienswijzen samengevat en van een reactie voorzien. Hierin is ook aangegeven tot welke aanpassingen de zienswijzen hebben geleid.

Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet

6.1 Plansystematiek

Bij het opstellen van de planregels is enerzijds zoveel mogelijk aangesloten bij de systematiek van bestemmen als bedoeld in het handboek. Actuele inzichten ten aanzien van het handboek zijn mede betrokken bij het opstellen van de planregels
Het geheel is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 1 komen de Inleidende regels aan bod. Het betreft hier de Begrippen (artikel 1) en de Wijze van meten (artikel 2). In hoofdstuk 2 Bestemmingsregels zijn de planregels, behorende bij de verschillende bestemmingen, opgenomen (artikel 3 tot en met 7. Hoofdstuk 3 Algemene regels, bevat verschillende algemene bepalingen die van toepassing zijn (artikel 8 tot en met 13). Tot slot zijn de Overgangs- en slotregels opgenomen in hoofdstuk 4 (artikel 14 en 15).

De planregels zijn opgedeeld in:

  1. 1. de bestemmingsomschrijving: waarvoor mogen de gebouwen en gronden worden gebruikt;
  2. 2. bouwregels: een beschrijving van de toelaatbare bouwwerken;
  3. 3. specifieke gebruiksregels: verbod op bepaald gebruik van gronden en
  4. 4. het afwijken van de gebruiksregels.

6.2 Bestemmingen

In het tweede hoofdstuk komen bestemmingen aan de orde. Het onderhavige bestemmingsplan bevat één bestemming (Bedrijf). Voor de juridische invulling van deze bestemming is aangesloten bij de bestemming 'niet-agrarisch bedrijf' zoals opgenomen in ‘Buitengebied, binnendijks deel' en bestemmingsplan 'Buitengebied herziening 2009 reparatieplan'. Daarnaast is voor de onderdelen waarvoor bestemmingsplan ‘Buitengebied, binnendijks deel' geen regels had opgenomen, zoals bouwwerken, geen gebouwen zijnde, aangesloten bij de algemene regel zoals die in Maasdriel wordt gehanteerd.


De opbouw van de bestemming ziet er als volgt uit:

  • Bestemmingsomschrijving:

De omschrijving van de doeleinden. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies.

  • Bouwregels:

In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld. Waar en met welke maatvoering mag worden gebouwd, wordt hier vastgelegd. Indien mogelijk wordt verwezen naar bouwvlakken en aanduidingen op de verbeelding.

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mogen enkel worden gebruikt voor een bedrijf welke bedrijfsactiviteiten op het gebied van verhuur, handel, reparatie van (landbouw)machines uitoefent.

Ook zijn nevenfuncties toegestaan. Afhankelijk van de omvang zijn de nevenfuncties bij recht of via een afwijkingsregel toegestaan.

Om nevenfuncties bij recht mogelijk te maken, is in de bestemmingsomschrijving bepaald dat aan het buitengebied gerelateerde bedrijvigheid als nevenactivitet in het buitengebied toelaatbaar worden geacht. Deze activiteiten die aan het buitengebied zijn gerelateerd (anders dan agrarische bedrijven) zijn rechtstreeks toelaatbaar overeenkomstig het neiuwe bestemmingsplan Buitengebied herziening 2016, maar uitsluitend als nevenactiviteit.

Daarnaast zijn parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen binnen de bestemming toegestaan.

Gebouwen dienen te worden gebouwd binnen het bouwvlak. Het bebouwingsoppervlak mag per bouwperceel niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum bebouwingsoppervlak' is aangegeven. De maximale bouwhoogte bedraagt 12 meter, overeenkomstig het bestemmingsplan ‘Buitengebied herziening 2016'. Naast gebouwen zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan, waarvan de maximale hoogte in de regels zijn gespecificeerd.

Bijlage 1 Opslag- En Doorzetcapaciteit

Bijlage 1 Opslag- en doorzetcapaciteit

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 3 Gemeentelijke Parkeernormen

Bijlage 3 Gemeentelijke parkeernormen

Bijlage 4 Landschappelijk Inpassingsplan

Bijlage 4 Landschappelijk inpassingsplan

Bijlage 5 Verplaatsing Inrit

Bijlage 5 Verplaatsing inrit

Bijlage 1 Bodemonderzoek

Bijlage 1 Bodemonderzoek

Bijlage 2 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 2 Archeologisch onderzoek

Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Industrielawaai

Bijlage 3 Akoestisch onderzoek industrielawaai

Bijlage 4 Quickscan Flora En Fauna

Bijlage 4 Quickscan flora en fauna

Bijlage 5 Aerius Berekening

Bijlage 5 Aerius berekening

Bijlage 6 Nota Van Zienswijzen

Bijlage 6 Nota van zienswijzen