Bestemmingsplan Nekkeveld 5, Nijkerk
Bestemmingsplan - gemeente Nijkerk
Onherroepelijk op 27-12-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In dit plan wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan Nekkeveld 5, Nijkerkvan de gemeenteNijkerk;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestandNL.IMRO.0267.BP0046-0003 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen;
1.3 aan huis gebonden beroep
beroep of beroepsmatige dienstverlening op administratief, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch en daarmee gelijk te stellen gebied;
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van dieren, niet zijnde: een glastuinbouwbedrijf, een champignonkwekerij, een gebruiksgerichte paardenhouderij of een wormenkwekerij;
1.6 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde;
1.7 bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
1.8 beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep dan wel een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke, bestaand of vergund op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
1.9 bestaande woning, bebouwing, oppervlakte, goothoogte, hoogte, inhoud en afstand tussen gebouwen
de woning, bebouwing, oppervlakte, goothoogte, hoogte, inhoud en afstand tussen gebouwen die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan rechtens bestaat althans mag bestaan;
1.10 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.11 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.12 boogkas
een transparante afdekking van gewassen met een hoogte van 1 m;
1.13 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.14 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.15 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde zijn toegelaten;
1.16 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.17 dak
iedere bovenbeeïndiging van een gebouw;
1.18 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel vallen geen afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten;
1.19 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;
1.20 evenement
een voor publiek toegankelijke verrichting van kunst, ontwikkeling, ontspanning of vermaak, feesten en muziekvoorstellingen daaronder begrepen, waarvoor ingevolge regelgeving een melding moet worden gedaan dan wel vergunning of ontheffing moet worden aangevraagd en verleend;
1.21 extensieve openluchtrecreatie
vormen van dagrecreatief medegebruik van het agrarisch of natuurgebied door middel van al dan niet aangelegde en aanwezige voorzieningen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen;
1.22 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.23 hoofdgebouw
een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.24 hooiberg
een bouwwerk met een geheel of gedeeltelijke open constructie dat uitsluitend bedoeld is voor opslag van hooi en voorzien van een kap;
1.25 kampeermiddel
een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan danwel enig ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde, waarvoor een omgevingsvergunning voor het onderdeel bouwen vereist is; een en ander voorzover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht danwel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.26 kas
een gebouw met overwegend transparante, lichtdoorlatende afdekking en wanden, bedoeld voor het kweken van gewassen;
1.27 kwekerij
het bedrijfsmatig telen, kweken en verzorgen van wormen en vissen, en van bomen, heesters, struiken, planten en bloemen of tuinbouwzaden al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met, als ondergeschikte nevenactiviteit, de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten, en detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van op het betreffende bedrijf voortgebrachte producten;
1.28 nadere eis
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;
1.29 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;
1.30 ondergronds
zich onder de grond bevindend;
1.31 paardenbak
een niet overdekt terrein ingericht voor het africhten, trainen en berijden van paarden en pony's en het anderszins beoefenen van de paardensport;
1.32 paardenhouderij
het bedrijfsmatig, niet op agrarische productie gericht houden en stallen van paarden en pony's, met als ondergeschikte nevenactiviteit het fokken, africhten, trainen en berijden van paarden en pony's;
1.33 pergola
een overdekte wandelgang van begroeid latwerk in een tuin;
1.34 permanente bewoning
bewoning van een ruimte als hoofdwoonverblijf, waarbij door betrokkene(n) niet aannemelijk is of kan worden gemaakt dat elders daadwerkelijk over een hoofdwoonverblijf wordt beschikt;
1.35 plankaart/verbeelding
- a. de analoge verbeelding van het bestemmingsplan Nekkeveld 5, Nijkerk, bestaande uit de kaart(en) met tekeningnummer NL.IMRO.0267.BP0046-0003;
- b. de digitale verbeelding van het bestemmingsplan Nekkeveld 5, Nijkerk;
1.36 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.37 stacaravan
een als een gebouw aan te merken caravan, uitsluitend bestemd om te dienen voor recreatief woonverblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben; onder recreatief woonverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen;
1.38 teeltondersteunende voorzieningen
voorzieningen/constructies met als doel het gewas te forceren tot meer groei en of de oogst te spreiden. Het gaat daarbij om zowel vervroegen als verlaten ten opzichte van normale open teelt en/of beschermen tegen weersinvloeden, ziekten en plagen dat leidt tot een betere kwaliteit van het product;
1.39 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;
1.40 voorgevelrooilijn
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;
1.41 waterhuishoudkundige voorziening
voorzieningen ter regulering en ondersteuning van de waterhuishouding, daaronder mede begrepen al dan niet ondergrondse bergbezinkbassins;
1.42 wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
1.43 woning
een wooneenheid bestemd of geschikt is voor bewoning door één huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Voor de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten en berekend:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.2 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.3 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.4 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 de oppervlakte bij ondergronds bouwen
bij het berekenen van het bebouwingspercentage of de te bebouwen oppervlakte/inhoudsmaat wordt de oppervlakte/inhoud van ondergrondse gebouwen, voor zover gelegen onder het bovengrondse gebouw, buiten beschouwing gelaten;
2.7 de diepte van ondergrondse gebouwen
gemeten vanaf de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer van het gebouw waaronder wordt gebouwd, tot bovenkant afgewerkte keldervloer;
2.8 ondergeschikte bouwdelen
bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen buiten beschouwing gelaten, zoals:
- dakkapellen en opbouwen met een maximale breedte van 50% van de gevelbreedte;
- plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m;
2.9 peil
- a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
- b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Landschaps- En Natuurwaarden
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Landschaps- en Natuurwaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:
- 1. kwekerijen, als bedoeld in artikel 1onder1.27, niet zijn toegestaan op gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarische met waarden - openheid van het landschap', tenzij het betreft kwekerijen die bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
- 2. intensieve veehouderij niet is toegestaan;
- b. het weiden van vee;
- c. instandhouding van de aldaar voorkomende dan wel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden, zoals geomorfologische, bodemkundige, landschapsvisuele, en ecologische waarden, waaronder hier in ieder geval zijn begrepen de landschaps- en natuurwaarden die hierna zijn vermeld:
ter plaatse van de aanduiding waarden 'specifieke vorm van agrarische met waarden - karakteristieke verkaveling' karakteristieke verkaveling 'specifieke vorm van agrarische met waarden - openheid van het landschap' openheid van het landschap 'specifieke vorm van agrarische met waarden - vogelbeschermingsgebied' behoud van de omvang en de kwaliteit van het leefgebied:
1. voor de kleine zwaan,
2. voor de smient, en
3. voor de bittervoorn'specifieke vorm van agrarische met waarden - weidevogelgebied' weidevogelgebied - d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak' tevens voor een paardenbak;
- e. voorzieningen ten behoeve van extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden, ruiterpaden en picknickplaatsen;
- f. een verharde in- en uitrit ten behoeve van de ontsluiting van aanliggende bestemmingen;
met daarbijbehorende:
- g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- h. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- i. parkeervoorzieningen;
- j. groenvoorzieningen;
- k. overige voorzieningen, niet zijnde voorzieningen ten behoeve van de opslag van mest.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 10 (Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerkzijnde, of van werkzaamheden) is van toepassing op het uitvoeren van in dat artikel aangegeven werken en werkzaamheden, op en in de daarbij aangegeven gronden, met de daarbij aangegeven voorwaarden en uitzonderingen.
Artikel 4 Verkeer - 3
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. lokale stroomwegen met maximaal twee rijstroken, met bijbehorende fiets- en voetpaden, bermen en bermsloten;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarische met waarden - vogelbeschermingsgebied' tevens voor behoud van de omvang en de kwaliteit van het leefgebied:
- 1. voor de kleine zwaan,
- 2. voor de smient, en
- 3. voor de bittervoorn;
met daarbijbehorende:
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- e. water;
- f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- g. groenvoorzieningen;
- h. bij een en ander behorende overige voorzieningen zoals in- en uitritten en nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
Op de voor 'Verkeer - 3' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zjinde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
Artikel 5 Water
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterberging;
- b. waterhuishouding;
- c. waterlopen, waterwegen en/of vijvers, oevers en taluds
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarische met waarden - vogelbeschermingsgebied' tevens voor behoud van de omvang en de kwaliteit van het leefgebied:
- 1. voor de kleine zwaan,
- 2. voor de smient, en
- 3. voor de bittervoorn;
met daarbijbehorende:
- e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- f. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- g. kruisingen met wegen, waaronder bruggen;
- h. dammen;
- i. duikers.
5.2 Bouwregels
Op de voor 'Water' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
Artikel 6 Wonen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische nevenactiviteiten', wonen in combinatie met agrarische nevenactiviteiten;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarische met waarden - vogelbeschermingsgebied' tevens voor behoud van de omvang en de kwaliteit van het leefgebied:
- 1. voor de kleine zwaan,
- 2. voor de smient, en
- 3. voor de bittervoorn;
met daarbijbehorende:
- d. gebouwen;
- e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- f. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- g. tuinen;
- h. erven.
6.2 Bouwregels
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 7 Waarde - Archeologie
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van behoudenswaardige archeologische waarden.
7.2 Bouwregels
7.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid7.2.1, met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels en de volgende bepalingen:
- a. op basis van archeologisch onderzoek en/of advies van een archeologisch deskundige namens de gemeente moet zijn aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel de grond waarop het bouwplan betrekking heeft aantoonbaar geroerd is beneden het archeologische niveau door de bestaande c.q. voormalige niet historische bebouwing of andere handelingen, een en ander ter beoordeling van een archeologisch deskundige namens de gemeente;
- b. op basis van archeologisch onderzoek en/of advies van een archeologisch deskundige namens de gemeente moet zijn aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden beperkt door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden gericht op:
- 1. het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. het doen van opgravingen inclusief bijbehorende rapportage;
- 3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige inclusief bijbehorende rapportage.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening dit plan te wijzigen door:
- a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' en een daarbij behorende aanduiding geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van onderzoek is aangetoond dat de in lid 7.1 genoemde waarden geheel of gedeeltelijk niet meer aanwezig zijn, dan wel het niet meer noodzakelijk wordt geacht deze waarden te beschermen;
- b. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' en een daarbij behorende aanduiding toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige waarden, aanpassing behoeft.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
9.1 Verboden gebruik
Een gebruik in strijd met het bestemmingsplan is in ieder geval:
- a. het (laten) gebruiken ten behoeve van een seksinrichting, behoudens in geval dat gebruik uitdrukkelijk is toegestaan.
- b. het (laten) gebruiken van onbebouwde gronden als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
- c. het (laten) gebruiken van onbebouwde gronden als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden.
Artikel 10 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
10.1 Vergunningplicht
Behoudens het bepaalde in lid 10.2, is het verboden zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op en in de hierna aangegeven gronden de daarbij aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
gronden | werkzaamheden *) | |||||||||
ter plaatse van de aanduiding | a | b | c | d | e | f | g | h | i | j |
'specifieke vorm van agrarisch met waarden - karakteristieke verkaveling' | + | + | + | + | ||||||
'specifieke vorm van agrarisch met waarden - openheid van het landschap' | + | |||||||||
'specifieke vorm van agrarisch met waarden - vogelbeschermingsgebied' | + | + | + | + | + | + | + | + | + | + |
'specifieke vorm van agrarisch met waarden - weidevogelgebied' | + | + | + | + | + | + | ||||
*) de onderstaande letters worden hierna verklaard; in de tabel is: + = omgevingsvergunning vereist | ||||||||||
a scheuren grasland, inclusief graslandverbetering b aanleggen en verharden van wegen en parkeerterreinen met een oppervlakte > 60 m² c egaliseren, ophogen, afgraven van gronden d dempen van sloten, drainage, graven en reconstructie van watergangen e aanleg ondergrondse leidingen f vellen een rooien van houtopstanden, uitgezonderd fruitbomen g diepploegen, dieper dan 30 cm onder het maaiveld h bebossen en beplanten met houtopstanden / aanleg boomkwekerijen en sierteelt i verbouwen van mais j aanleg van lichtmasten |
10.2 Uitzonderingen vergunningplicht
Het in lid 10.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:
- a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
- b. werken en werkzaamheden, waarmee rechtens is of mag worden begonnen ten tijde van inwerkingtreding van het plan;
- c. werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 10.1, bij d, voor zover daarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist;
- d. het vellen, rooien of beschadigen van fruitbomen.
10.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden
Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid10.1, zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in die artikelen bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen,
- a. niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel
- b. de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
10.4 In te winnen adviezen
Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in lid 10.1, winnen burgemeester en wethouders advies in van een door hen aan te wijzen ter zake deskundige, ingeval ze advies nodig achten.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
11.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Nekkeveld 5, Nijkerk.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Het perceel Nekkeveld 5 te Nijkerk bevat gronden behorend bij een voormalig agrarisch bedrijf. Verzocht is om een woonbestemming volgens het huidige feitelijke gebruik, met het oog op vervangende nieuwbouw van de aanwezige woning en een bijgebouw. Onderhavig bestemmingsplan biedt de planologische grondslag voor het mogelijk maken van de beoogde functieverandering. Daartoe wordt de agrarische bestemming verwijderd en wordt de bestemming Wonen met Agrarische Nevenactiviteiten toegekend.
1.2 Huidige Situatie En Situering
Het plangebied ligt aan de noordwestzijde van de gemeente Nijkerk. Op onderstaande foto is het plangebied globaal aangegeven.
Het perceel ligt aan het Nekkeveld, een ontsluitingsweg welke vanaf het perceel richting het westen na ca. 350 meter dood loopt.
Het plangebied wordt als volgt gekarakteriseerd. Het plangebied ligt in een geëxclaveerd deel van het Natura 2000 gebied. Ook ligt het gebied in het Nationaal Landschap Arkemheen-Eemland, in de Ecologische Hoofdstructuur, in het Waardevol Landschap Arkemheen en het is in het Streekplan aangeduid als Waardevol open gebied. Op de kenmerken van deze gebieden en de relatie met het plangebied wordt ingegaan in de hoofdstukken 2 en 3.
Het agrarische bedrijf aan Nekkeveld 5 is reeds enige tijd beëindigd. Naast de woning zijn diverse opstallen op het terrein aanwezig. Omdat de eigenaren na beëindiging van hun agrarische bedrijf nog hobbymatig vee houden, komen zij in aanmerking voor de bestemming Wonen met Agrarische Nevenactiviteiten.
1.3 Geldend Bestemmingsplan
Het geldende bestemmingsplan voor het perceel Nekkeveld 5 is het bestemmingsplan Buitengebied 1975. Het gebied was opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied 2009, echter delen van dat plan zijn niet in werking getreden vanwege het onthouden van goedkeuring. Daarom wordt voor onderhavig perceel teruggevallen op het bestemmingsplan Buitengebied 1975. In dat bestemmingsplan was voor het adres een agrarisch bouwperceel opgenomen in de bestemming "Agrarisch met grote landschappelijke waarde". Een deel van het plangebied heeft de bestemming Agrarisch met natuurwetenschappelijke waarde.
1.4 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op het relevante beleidskader van Rijk, Provincie en Gemeente. Hoofdstuk 3 gaat nader in op het plangebied. Hoofdstuk 4 beschrijft de milieutechnische en andere randvoorwaarden die aan de orde zijn bij dit bestemmingsplan. In hoofdstuk 5 wordt een toelichting gegeven op de planregels. Tot slot behandelt hoofdstuk 6 de financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Het Rijksbeleid ten aanzien van ruimtelijke ordening is verwoord in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012). In de Structuurvisie is verwoord dat het Rijk zich richt op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de belangen voor Nederland als geheel, zoals de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer (waaronder buisleidingen), energie en natuur, alsook ondergrond en ruimte voor militaire activiteiten. Ook waterveiligheid en milieukwaliteit (lucht, geluid, bodem, water en externe veiligheid) horen daarbij, evenals de bescherming van ons werelderfgoed (zoals de Waddenzee en de Nieuwe Hollandse Waterlinie). Verstedelijkings- en landschapsbeleid laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei geënt op het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Bij het beheren en ontwikkelen van natuur krijgen boeren en particulieren in het landelijk gebied een grotere rol. In de Structuurvisie is opgenomen dat het Rijk zo min mogelijk op de stoel van de provincies en de gemeenten gaat zitten.
Nationale landschappen
Op basis van landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten heeft het Rijk in het verleden een selectie gemaakt van twintig 'Nationale landschappen'. Deze landschappen weerspiegelen samen de diversiteit en ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap. In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) is vermeld dat het Rijk het beleid ten aanzien van landschap op land over laat aan provincies en wil provincies meer ruimte geven bij de afweging tussen verstedelijking en landschap, om zo meer ruimte te laten voor regionaal maatwerk.
Natura 2000 gebied
In 1979 is de Vogelrichtlijn door de Europese Unie vastgesteld. De Vogelrichtlijn heeft tot doel alle in het wild levende vogelsoorten en de daarvoor aangewezen gebieden te beschermen. De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de instandhouding van al deze vogelsoorten en in het bijzonder de trekvogels en zijn verplicht om de verschillende natuurlijke habitats die het leefmilieu van de wilde vogels vormen, in stand te houden.
Een belangrijk middel om deze doelen te bereiken is om gebieden als speciale beschermingszone aan te wijzen. Deze gebieden vormen samen met de Habitatrichtlijngebieden het netwerk Natura 2000. Dit is een stelsel van belangrijke beschermde natuurgebieden in Europa dat het voortbestaan van bepaalde diersoorten en habitattypen moet verzekeren. Juridisch kader voor Natura 2000 gebieden is de Natuurbeschermingswet.
Voor elk Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelstellingen ontwikkeld, waarbij per habitattype en per (vogel)soort is uitgegaan van landelijke doelen en de bijdrage die een gebied redelijkerwijs kan leveren voor het bereiken van een gunstige staat van instandhouding op landelijk niveau. Voor Arkemheen gaat dit om het behoud van de omvang en de kwaliteit van het leefgebied voor de kleine zwaan en de smient. Complementaire doelen zijn gericht op het behoud van de bittervoorn.
In het aanwijzingsbesluit Natura 2000-gebied Arkemheen (2009) is een algemene exclaveringsformule opgenomen. Bestaande bebouwing, erven, tuinen, verhardingen en hoofdspoorwegen maken geen deel uit van het aangewezen gebied. Dit geldt ook voor het plangebied van onderhavig bestemmingsplan waaraan de bestemming Wonen is toegekend. Voor het Natura 2000 gebied Arkemheen is het aan de provincie Gelderland gelaten een beheerplan op te stellen.
2.2 Provinciaal Beleid
Provinciale Staten hebben op 15 december 2010 de Ruimtelijke Verordening Gelderland (RVG) vastgesteld. Hierin is het actuele beleid van de provincie verwoord ten aanzien van de waardevolle landschappen, nationale landschappen, open gebieden en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Hierna wordt ook ingegaan op het Natura 2000 gebied Arkemheen.
Waardevol landschap en waardevol open gebied
In de RVG is aangeven dat op basis van afspraken tussen Rijk en provincie op een bepaalde manier invulling wordt gegeven aan Rijksbeleid ter zake van de Nationale landschappen. De Nationale landschappen overlappen in de provincie Gelderland voor een groot deel met de waardevolle landschappen.
Voor de waardevolle landschappen hebben Gedeputeerde Staten de kernkwaliteiten beschreven in de streekplanuitwerking “Kernkwaliteiten waardevolle landschappen” (2006). In deze uitwerking is voor elke regio een compositiekaart opgenomen waarop occupatie, infrastructuur en landschappelijke structuur gedifferentieerd is uitgewerkt. Voor elk waardevol landschap is daarnaast op kaart weergegeven welke kernkwaliteiten in welke deelgebieden voorkomen. Het plangebied ligt in Waardevol Landschap Arkemheen, deelgebied 1. De kernkwaliteiten voor deelgebied 1 zijn de extreme openheid, de verkavelingsstructuur, kronkelende sloten en gebruik als grasland.
Bij het omgaan met landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten in Waardevolle landschappen zijn er drie verschillende situaties met bijbehorende hoofdafwegingen voor de beoordeling van ruimtelijke initiatieven en bepalingen over wat de provincie van gemeenten vraagt. Specifiek voor het plangebied geldt categorie B: Waardevol landschap - samenvallend met EHS. In deze gebieden is sprake van een stapeling van landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische kwaliteiten. Bij de uitvoering van het natuurbeleid spelen landschap en cultuurhistorie een identiteitsbevorderende rol, en vice versa zullen ingrepen die vanuit landschap en cultuurhistorie zijn gemotiveerd, wanneer mogelijk bijdragen aan het bereiken van ecologische doelen. Hier geldt het ‘nee, tenzij’-regime vanwege de samenloop met de EHS. Dat wil zeggen dat aantasting van de kernkwaliteiten niet mogelijk is tenzij er een groot maatschappelijk belang aan de orde is en er geen alternatieven elders zijn. Is er sprake van een groot maatschappelijk belang en ontbreken alternatieven elders, dan kan de activiteit plaatsvinden op voorwaarde van compensatie van de landschapskwaliteiten buiten het deel van het Waardevol landschap dat samenvalt met de EHS. Op niveau van het Waardevol landschap dient er daarbij sprake te zijn van behoud of versterking van de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten. Hiervoor geldt een nee tenzij benadering voor ruimtelijke ingrepen.
De waardevolle open gebieden maken onderdeel uit van de waardevolle landschappen en zijn vanwege hun grootschalige openheid onderdeel van het groenblauwe raamwerk. Het ruimtelijk beleid voor waardevolle landschappen is: behouden en versterken van de landschappelijke kernkwaliteiten. Voor waardevolle open gebieden is de grootschalige openheid de belangrijkste kernkwaliteit. Daarom geldt dat ruimtelijke ingrepen die de openheid aantasten, niet zijn toegestaan.
Nationaal Landschap
Provinciale Staten hebben in de Streekplanuitwerking Nationale landschappen besloten om voor de Nationale landschappen geen eigen planologisch beleid vast te stellen. Binnen de nationale landschappen geldt de afweging uit de Streekplanuitwerking Kernkwaliteiten Waardevolle landschappen. Voor de verschillende beleidscategorieën binnen een Nationaal landschap is een afwegingsformule opgesteld.
Ecologische Hoofdstructuur
Binnen de door het Rijk gestelde kaders begrenzen, beschermen en onderhouden de provincies een natuurnetwerk met de juiste ruimtelijke, water- en milieucondities voor kenmerkende ecosystemen van (inter)nationaal belang. Dit natuurnetwerk, de EHS, helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen. De EHS kan worden gezien als de ruggengraat van de Nederlandse natuur. Doelstelling van het ruimtelijk beleid voor de EHS is het beschermen, instandhouden en ontwikkelen van de aanwezige bijzondere waarden en kenmerken. In de RVG is vastgelegd op welke wijze wordt omgegaan met planologische ontwikkelingen die zich afspelen in de EHS.
Volgens de RVG worden in principe in een gebied gelegen binnen de EHS geen bestemmingen toegestaan waardoor de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast. Op deze hoofdregel worden enkele uitzonderingen gemaakt, indien er bijvoorbeeld sprake is van een bijdrage aan de ontwikkeling van natuurdoelen of indien er geen reële alternatieven zijn.
Het plangebied ligt deels in EHS-verweven (ten zuiden van Nekkeveld) en deels in EHS-natuur (ten noorden van Nekkeveld). Een bijzondere kwaliteit die is toegekend aan delen van Arkemheen is die van 'weidevogelgebied'. Het plangebied ligt in dit weidevogelgebied.
Natura 2000 gebied Arkemheen
Voor het Natura 2000 gebied Arkemheen heeft de provincie Gelderland een ontwerp-beheerplan opgesteld. Hierin is, naast een beschrijving van de kwaliteiten van het gebied, geanalyseerd welke vormen van bestaand gebruik aanwezig zijn. Genoemd wordt onder meer woningen al dan niet met agrarische nevenactiviteiten, agrarische bedrijven en paardenbakken. Activiteiten die aanwezig waren voor inwerkingtreding van de huidige Natuurbeschermingswet op 1 oktober 2005 worden beschouwd als bestaand gebruik. Bepaalde vormen van bestaand gebruik zijn vrijgesteld van de vergunningplicht in het kader van de Natuurbeschermingswet.
In het ontwerp beheerplan is opgenomen dat de in Arkemheen aanwezige woningen geen significant negatieve effecten hebben op de Natura 2000 waarden. De woningen liggen aan een reeds verstorend werkende weg en er is voldoende grasland in de omgeving aanwezig. Het wonen als bestaand gebruik in Arkemheen is vrijgesteld van de vergunningsplicht. Dit geldt eveneens voor overige agrarische activiteiten en bestaande paardenbakken.
2.3 Gemeentelijk Beleid
Structuurvisie Nijkerk-Hoevelaken 2030
De gemeenteraad van Nijkerk heeft op 30 juni 2011 de Structuurvisie Nijkerk Hoevelaken 2030 vastgesteld. In deze Structuurvisie geeft de gemeente haar ambities voor de toekomst weer. Deze visie gaat uit van de bestaande kracht van de kernen Nijkerk, Nijkerkerveen en Hoevelaken onder de noemer 'Ontwikkelen, koesteren, verwelkomen'.
Relevant beleid voor onderhavig plan is het volgende. Beschreven is dat landbouw en landschap in balans moeten zijn in nauwe samenwerking met de agrarische gemeenschap. Hierbij zijn de doelen verrommeling tegengaan, toekomstgerichte ondernemers maatwerk bieden en innovatie in de landbouw stimuleren. In het buitengebied dienen landbouw, landschap, recreatie en natuur zoveel mogelijk verweven te worden. De gemeente heeft daarbij onderkend dat er de komende jaren diverse bedrijfsbeëindigingen zullen voorkomen. Ruimte wordt geboden voor maatwerkoplossingen voor vrijkomende bouwpercelen als onderdeel van functieveranderingen.
In de Structuurvisie is tevens een globale indeling in landschapstypologieën opgenomen. De landschapstypologie voor deze locatie is polderlandschap. In het polderlandschap wordt een terughoudend beleid gevoerd. Alle ontwikkelingen respecteren de verkaveling, de cultuurhistorie en de openheid van het gebied. Onderhavig plan komt aan deze typologie tegemoet, aangezien er geen nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden.
Bestemmingsplan Buitengebied
Op 26 maart 2009 is door de gemeenteraad van Nijkerk het bestemmingsplan Buitengebied Nijkerk 2009 vastgesteld. In de toelichting van het bestemmingsplan is aangeven dat het gemeentelijk beleid zich in de eerste plaats richt op functieverandering naar wonen. Ten behoeve hiervan zijn in het bestemmingsplan via een wijzigingsbevoegdheid de mogelijkheden opgenomen om functieverandering planologisch te regelen. De opgenomen wijzigingsbevoegdheden zijn toepasbaar in gevallen dat een regulier agrarisch bedrijf met functieverandering wordt gewijzigd in wonen.
Onderhavig adres Nekkeveld 5 kan van wijzigingsbevoegdheden uit bestemmingsplan Buitengebied 2009 geen gebruik maken, aangezien het perceel in bestemmingsplan Buitengebied 1975 valt. Voor dit adres wordt een herziening van het huidige bestemmingsplan opgesteld.
Landschapsontwikkelingsplan Nijkerk (2005)
In september 2005 heeft het college van Nijkerk het “Landschapsontwikkelingsplan” vastgesteld. Het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) geeft vanuit de landschappelijke invalshoek een beleidskader, van waaruit toekomstige ontwikkelingen in het buitengebied van Nijkerk mede getoetst kunnen worden en op basis waarvan met betrekking tot dergelijke ontwikkelingen keuzes kunnen worden gemaakt voor de komende 10 jaar. Het LOP dient met name als toetsingskader (vanuit de landschappelijke invalshoek) en een ontwikkelingskader.
Voor het gebied ten westen van de Rijksweg A28 en ten zuiden van de N 806 is de basisstrategie het ontwikkelen van beplantingstructuur, behouden van gave delen en de ontwikkeling van een landschappelijk raamwerk als onderlegger voor stedelijke ontwikkelingen in het zoekgebied (niet van toepassing in het poldergebied).
Voor het polderlandschap is het beleid uit het LOP voor zover relevant als volgt samen te vatten:
- Behoud / bescherming van hoge natuurwaarden (Vogelrichtlijngebied);
- De landschapsstructuur wordt bepaald door openheid en in het zuidelijke deel in de vorm van een vrij gave strokenverkaveling (laagveenontginning) dit zijn de dragers en dienen behouden te blijven en beleefbaar te worden gemaakt;
- Agrarisch gebruik van de polder geschiedt op basis van gelijkwaardigheid met de natuurfunctie. Agrarisch natuurbeheer is hierbij een middel.
Waterplan (2006)
Het Waterplan van de gemeente Nijkerk bestaat uit twee delen.
- Deel 1 is het beleidsdeel "Gemeentelijk Waterplan Nijkerk, Visie en beleid 2005-2030" dat door de gemeenteraad van Nijkerk op 1 juni 2006 is vastgesteld. Hierin worden de visie en doelstellingen van het Nijkerkse waterbeleid omschreven. Door dit zo concreet mogelijk te doen zijn de vorderingen in de uitvoering van het plan goed te meten.
- Deel 2 is het uitvoeringsdeel "Gemeentelijk Waterplan Nijkerk, Uitvoerings- en Communicatieplan 2007-2011" dat jaarlijks door het college wordt geactualiseerd en vastgesteld en waarin de uit te voeren maatregelen zo concreet mogelijk zijn beschreven.
Gelet op hun grote betrokkenheid zijn de Waterschappen "Vallei & Eem" en "Veluwe" op een constructieve en intensieve wijze bij de totstandkoming van het gemeentelijk Waterplan betrokken.
De visie geeft aan hoe het watersysteem er op lange termijn uit moet zien en bevat doelstellingen voor de lange, middellange en korte termijn. De visie is opgebouwd uit zes thema’s:
- Samen werken aan water en ruimte;
- Voort met afkoppelen;
- Aanpak grondwaterproblematiek;
- Verbeteren waterkwaliteit en ecologie;
- Bevorderen gebruik en beleving van water;
- Water en vuur.
In paragraaf 4.10 wordt ingegaan op de watertoets voor het onderhavige plan.
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
Algemeen
Aan Nekkeveld 5 zijn een woning en diverse bijgebouwen aanwezig behorend tot een voormalig agrarisch bedrijf. Vanaf 2007 komt het feitelijk gebruik neer op het wonen (burgerwoonbestemming) met agrarische nevenactiviteiten. Aanleiding tot de herziening van de bestemming is het voornemen tot vervangende nieuwbouw van de woning.
Op het perceel is diverse bebouwing aanwezig. Een aanbouw is aanwezig aan de westzijde van de woning. De huidig aanwezige vrijstaande bijgebouwen hebben in totaal een oppervlakte van 418 m². Aan de overzijde (zuidzijde) van het Nekkeveld is een bij het adres behorende paardenbak aanwezig.
Via dit bestemmingsplan wordt aan het adres de bestemming 'Wonen met agrarische nevenactiviteiten' toegekend. Deze bestemming staat het hobbymatig houden van dieren toe. Qua regelgeving voor maximale bebouwingsmogelijkheden wordt aangesloten bij het bestemmingsplan Buitengebied 2009. Vrijstaande bijbehorende bouwwerken kunnen worden gerealiseerd tot een maximale oppervlakte van 150 m². Indien er in de bestaande situatie een grotere oppervlakte aanwezig is, geldt deze grotere oppervlakte tot een maximum van 400 m². In het plangebied is op dit moment 418 m² aan vrijstaande bijbehorende bouwwerken aanwezig. Om nieuwbouw van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk te kunnen realiseren, dient het totale oppervlak (inclusief nieuwbouw) van de vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet meer dan 400 m² te bedragen.
Beleidsafweging
De functieverandering die met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt is in overeenstemming met het gemeentelijke beleid zoals beschreven in paragraaf 2.3.
Voor wat betreft het provinciale beleid het volgende. Het plangebied ligt in Waardevol landschap en waardevol open gebied zoals benoemd in de Ruimtelijke Verordening Gelderland. De voorgenomen ingreep betreft een vorm van functieverandering waarbij de bestemming van een reeds beëindigd agrarisch bedrijf verandert van een agrarische bestemming naar een woonbestemming. De bestaande bedrijfswoning wordt bestemd als (burger)woning. De rondom het bestemmingsvlak voor Wonen liggende gronden houden hun agrarische bestemming.
Het ruimtelijk beleid voor waardevolle landschappen is gericht op behoud en versterking van de landschappelijke kernkwaliteiten. De kernkwaliteiten voor dit gebied worden met dit bestemmingsplan niet aangetast. Voor waardevolle open gebieden is de grootschalige openheid de belangrijkste kernkwaliteit. Daarom geldt dat ruimtelijke ingrepen die de openheid aantasten, niet zijn toegestaan. Het voorliggende bestemmingsplan tast de openheid van het landschap niet aan. De planologische mogelijkheid van een agrarisch bedrijf wordt weggenomen en een woonbestemming met agrarische nevenactiviteiten wordt toegekend. De planologische verandering derhalve aanvaardbaar. Op de afwegingen omtrent Natura 2000 en EHS wordt ingegaan in paragraaf 4.9.
Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden
Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient een planologische en milieuhygiënische afweging plaats te vinden. Hoewel het een beperkte planologische aanpassing betreft, geldt dit ook voor de onderhavige situatie. Hierna wordt een afweging gemaakt op de relevante aspecten.
4.1 Agrarische Bedrijvigheid
Onderhavig plan voorziet in de beëindiging van een agrarisch bedrijf en functieverandering naar een woonbestemming met agrarische nevenactiviteiten. In de omgeving bevinden zich geen agrarische bedrijven met actieve milieuvergunningen die deze functieverandering verhinderen. Zowel onderhavig adres Nekkeveld 5 als het naburige adres Nekkeveld 6 hebben een melding gedaan voor het houden van agrarische nevenactiviteiten bij de woning.
4.2 Archeologie
In 2006 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg van kracht geworden. In het kader hiervan dient een gemeente ruimtelijke planvorming te toetsen op archeologische waarden. Indien potentiële archeologische waarden worden verstoord, dient hier nader onderzoek naar te worden verricht. Door adviesbureau RAAP is in oktober 2010 voor het gehele grondgebied van de gemeente Nijkerk een gedetailleerde archeologische waarden- en verwachtingenkaart opgesteld. Met de verwachtingenkaart heeft de gemeenteraad van Nijkerk op 17 februari 2011 onderzoeksbeleid en voorwaarden vastgesteld ten aanzien van de verschillende zones op de kaart.
Ter plaatse van de woning is volgens de waarden- en verwachtingskaart een huisterp aanwezig. Op de locatie van de terp geldt een aangepast onderzoeksregime. Bij de behandeling van de kaart in de gemeenteraad, heeft de raad besloten dat op dergelijke locaties onderzoek noodzakelijk is plangebieden groter dan 50 m² bij bodemingrepen dieper dan 40 cm.
Een archeologisch onderzoek is uitgevoerd voor de locatie door ADC ArcheoProjecten. Het onderzoek "Nekkeveld 5, Nijkerk. Een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek" d.d. 30 januari 2012 is opgenomen als bijlage 2 bij deze toelichting. Voor de locatie is eerst een bureauonderzoek uitgevoerd. Op basis van de onderzoekgegevens wordt geconcludeerd dat in ieder geval vanaf 1811 bebouwing aanwezig was in het plangebied, mogelijk reeds eerder in de Late Middeleeuwen (1050 - 1500) of de Nieuwe Tijd (1500-heden). Bureauonderzoek bevestigt dat er zich mogelijk resten van een huisplaats in het plangebied bevinden. Vervolgens is een verkennend booronderzoek uitgevoerd. Geboord is op de locaties waar bouwwerkzaamheden zijn beoogd. De locatie van de boorpunten is op onderstaande kaart aangegeven.
Bij de boringen ter plaatse van de beoogde vervangende nieuwbouw van de woning zijn ophogingslagen behorende bij een terp of huisplaats aangetroffen. Bij boringen aan de noordzijde van het perceel, buiten de terp, zijn verstoringen van de bovengrond vanaf 55 cm. aangetroffen. Geconcludeerd wordt dat het plangebied hiermee voldoende onderzocht is. Wanneer de bodem niet dieper wordt verstoord dan de bouwvoor (40 cm), met uitzondering van eventuele palen, kan de verstoring van het potentiële archeologische niveau tot een minimum worden beperkt. Naast de bestaande woning zijn een septic tank en een gierkelder aanwezig. Bij het verwijderen van deze objecten is geen risico voor het aantasten van archeologische waarden, omdat deze ter plaatse niet meer intact zullen zijn. Voor nieuwbouw van een schuur ter plaatse van de uitgevoerde boring aan de noordzijde van het perceel gelden geen beperkingen.
De onderzoeksresultaten zijn verwerkt in de regels van het bestemmingsplan. De locatie van de terp is op de verbeelding weergegeven. Daarbinnen geldt het regime qua oppervlakte en diepte zoals hierboven beschreven, en dient in principe voor plannen groter/dieper dan deze oppervlaktes een omgevingsvergunning te worden verkregen. Het resterende deel van het plangebied (buiten de terp) heeft een lage verwachtingswaarde, waarbij alleen bij ingrepen met een oppervlakte van meer dan 10.000 m² dieper dan 40 cm. het onderzoeksregime geldt.
4.3 Bodemkwaliteit
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dienen verdachte plekken met betrekking tot de kwaliteit van de bodem in het kader van de Wet bodembescherming bij ruimtelijke plannen en projecten te worden gesignaleerd.
Ten behoeve van het vaststellen van de bodemkwaliteit is door Milieutechniek ZVS Eemnes BV onderzoek uitgevoerd. Het rapport "Historisch onderzoek van het Nekkeveld 5 te Nijkerk" d.d. 6 februari 2012 is als bijlage 1 toegevoegd aan deze plantoelichting. Het doel van het onderzoek is vast te stellen of verdachte activiteiten op het perceel hebben plaatsgevonden, waardoor bodemverontreiniging kan zijn opgetreden. Onderdeel van het historisch onderzoek is een bezoek aan de locatie. Tijdens dit bezoek zijn geen bodembedreigende activiteiten waargenomen. Tevens is geen asbestverdacht materiaal aangetroffen op maaiveld of in, op of aan de opstallen. Geen informatie is bekend over mogelijke bodembedreigende activiteiten of calamiteiten die aanleiding kunnen geven om op de onderzoekslocatie bodemverontreiniging te verwachten. Op basis van de beschikbare informatie is de locatie onverdacht. De milieuhygiënische bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor functieverandering op dit perceel.
4.4 Cultuurhistorie
In het plangebied zijn geen (gebouwde) monumenten aanwezig. Nader onderzoek naar dit aspect is om die reden achterwege gelaten.
4.5 Ecologie
Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort. Het onderzoek dat naar dit aspect is verricht, getiteld "Ecologisch onderzoek" door bureau Geofox-Lexmond, d.d. 7 maart 2012, is bijgevoegd als bijlage 3 bij dit bestemmingsplan.
Gebiedsbescherming
Voor de gebiedsbescherming zijn er speciale beschermingszones aangewezen met een hoge wettelijke bescherming. Dit zijn Natura 2000-gebieden en gebieden onderdeel uitmakend van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), zoals aan de orde gekomen in de paragrafen 2.1 en 2.2. Inzake de planologische afweging is het volgende van belang.
Natura 2000
Het deel van het plangebied waaraan de bestemming Wonen met Agrarische Nevenactiviteiten is toegekend, ligt buiten het Natura 2000 gebied Arkenmheen. In het aanwijzingsbesluit Natura 2000-gebied Arkemheen (2009) is een algemene exclaveringsformule opgenomen. Bestaande bebouwing, erven, tuinen, verhardingen en hoofdspoorwegen maken geen deel uit van het aangewezen gebied. Een deel van de gronden van het plangebied waaraan een agrarische bestemming is toegekend, ligt wel in het Natura 2000-gebied Arkemheen. Deze bestemming wijzigt niet ten opzichte van de huidige agarische bestemming. De ten zuiden van het Nekkeveld aanwezige paardenbak betreft een bestaande situatie van voor 1 oktober 2005 en wordt derhalve ook gezien als bestaand gebruik.
De bebouwingsmogelijkheden en activiteiten nemen niet toe ten opzichte van de bestaande situatie. Enige verstoring kan echter optreden tijdens werkzaamheden op het perceel voor sloop en herbouw van woning en bijgebouw(en). Er is geen significant negatief effect te verwachten op het Natura 2000 gebied en de daarbij behorende soorten waarvoor instandhoudingsdoelstellingen zijn opgesteld, wanneer rekening wordt gehouden met het broedseizoen. Een significant negatief effect op het Natura 2000-gebied als gevolg van dit bestemmingsplan wordt niet verwacht.
Ecologische Hoofdstructuur
Het plangebied aan de noordzijde van Nekkeveld ligt in de EHS-Natuur. Het plangebied aan de zuidzijde van Nekkeveld ligt voor het grootste deel in EHS-Verweven en voor een klein deel in EHS-Natuur. Het gebied is aangewezen als weidevogelgebied. Volgens de RVG worden in principe in een gebied gelegen binnen de EHS geen bestemmingen toegestaan waardoor de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast.
Onderhavig plan betreft een functieverandering, waarbij de agrarische functie planologisch wordt beëindigd en een burgerwoonbestemming (met agrarische nevenactiviteiten) wordt toegekend. Er vinden geen nieuwe activiteiten plaats.
Een deel van het plangebied krijgt via dit bestemmingsplan de bestemming Wonen met Agrarische Nevenactiviteiten. Binnen deze bestemming zijn een woning en bijgebouwen aanwezig. De eigenaren zijn voornemens tot vervangende nieuwbouw van de woning en bijgebouw(en). Dit deel is op het ogenblik niet geschikt voor weidevogels, doordat een erfverharding aanwezig is en het gazon gemaaid wordt. De werkzaamheden voor sloop en bouw zullen een beperkte hoeveelheid overlast veroorzaken op eventuele weidevogels in de directe omgeving. Rekening dient te worden gehouden met het broedseizoen. Nadat de werkzaamheden zijn afgerond, zullen er geen negatieve effecten optreden zodat er geen aantasting plaatsvindt van het weidevogelgebied. Door het leggen van deze nieuwe bestemming wordt de EHS derhalve niet aangetast.
Soortbescherming
Op basis van de Flora- en faunawet zijn gebieden aangewezen voor de bescherming van dier- en plantensoorten. De werkingssfeer van de Flora- en faunawet is niet beperkt tot of gerelateerd aan speciaal aangewezen gebieden, maar geeft soorten overal in Nederland bescherming. Op grond van de Flora- en faunawet geldt dat er geen afbreuk mag worden gedaan aan de gunstige staat van de instandhouding van de betrokken soorten.
Voor dit perceel heeft een verkennend onderzoek plaatsgevonden. Ten aanzien van de algemene soorten wordt geconcludeerd dat geen ontheffing noodzakelijk is. Mogelijk bevinden zich amfibieën en reptielen in winterslaap in de te slopen schuur; aanbevolen wordt de schuur leeg te ruimen na de winterslaapperiode.
Op de locatie zullen in het kader van de beoogde vervangende bouwwerkzaamheden geen bomen worden gekapt. In het kader van de sloop van de woning dient te worden onderzocht of er zich broedende vogels bevinden onder de dakpannen en in de nok van de woning. Sloopwerkzaamheden dienen uitgesteld te worden tot eventueel aanwezige broedende vogels het nest hebben verlaten. Indien het niet mogelijk is de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren, zal een afstand van 50 meter in acht genomen moeten worden tussen de broedvogel en de werkzaamheden om verstoring te voorkomen.
De bebouwing is beoordeeld als toegankelijk en geschikt voor vleermuizen. In een nader onderzoek ten behoeve van de werkzaamheden op het perceel dient te worden bepaald of er vleermuizen van deze bebouwing gebruik maken en om welke soorten en aantallen het gaat.
Uit het onderzoek zijn geen belemmeringen gebleken vanuit de bescherming van soorten op grond van de Flora- en Faunawet tegen dit bestemmingsplan.
4.6 Externe Veiligheid
Er zijn geen risicovolle inrichtingen aanwezig in de nabijheid van het plangebied als bedoeld in het Besluit externe veiligheid. Er vindt in de omgeving geen vervoer van gevaarlijke stoffen over (spoor)wegen van betekenis plaats en er zijn geen aardgastransportleidingen in de buurt. Op het gebied van externe veiligheid zijn geen beperkingen en is geen nader onderzoek nodig.
4.7 Geluid
Het bouwplan ligt aan een doodlopende weg met een geringe verkeersdruk. In de nabijheid zijn er geen (spoor) wegen of industrie aanwezig met een wettelijke zone. De nieuwe situatie op Nekkeveld 5 leidt niet tot een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde. Nader akoestisch onderzoek is niet nodig.
4.8 Kabels En Leidingen
In en rond het plangebied zijn geen kabels en leidingen aanwezig van planologisch belang.
4.9 Luchtkwaliteit
De voorgenomen ingreep brengt geen structurele toename van verkeersbewegingen met zich mee. De mogelijkheden van het bestemmingsplan dragen Niet In Betekenende Mate (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
4.10 Milieuzonering
Er zijn geen bedrijvigheid en/of functies in de omgeving die beperkend kunnen zijn voor de te realiseren functie of door de wijziging van de bestemming beperkt worden.
4.11 Verkeer
Deze planherziening leidt niet tot een structurele vorm van verkeerstoename in en rond het plangebied. Het plangebied is ontsloten via een doodlopende erftoegangsweg (Nekkeveld) en wordt uitsluitend aangedaan door bestemmingsverkeer. Binnen het plangebied is voldoende ruimte beschikbaar voor de reguliere parkeerbehoefte.
4.12 Water
De watertoets - zoals deze in het kader van ruimtelijke plannen dient te worden uitgevoerd - is het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets wordt uitgevoerd binnen de bestaande wet- en regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en water. De watertoets vormt de verbindende schakel tussen het waterbeheer en de ruimtelijke ordening. In dit kader worden dan ook alle relevante waterhuishoudkundige aspecten meegenomen in het onderhavige plan.
In het Waterbeheersplan 2010-2015 heeft het Waterschap Vallei & Eem de taken vertaald in concrete doelen voor een periode van zes jaar, maatregelen om die doelen te realiseren en prestatie-indicatoren waaraan de resultaten kunnen worden afgemeten. In het waterbeheersplan zijn zes verschillende gebiedsfuncties onderscheiden, afhankelijk van het grondgebruik en de ruimtelijke ordening. Per gebiedsfunctie zijn algemene doelen geformuleerd voor de kwantitatieve en kwalitatieve toestand van het watersysteem.Het plangebied ligt in een gebied dat is aangeduid als "Verweving Landbouw-Natuur". Het waterschap wil in dit gebied de waterbeheersing zo goed mogelijk afstemmen op de verweving van landbouw en natuur. Dit betekent enerzijds dat de landbouwkundige waterhuishouding moet worden gediend en anderzijds dat natuurwaarden moeten worden behouden en ontwikkeld. Daarnaast moet ook schade aan overige verspreid voorkomende functies, zoals bebouwing worden voorkomen. Dit betekent dat er per gebied maatwerk nodig is.
De planologische verandering zoals neergelegd in onderhavig bestemmingsplan is niet in strijd met de geformuleerde gebiedsdoelen ten aanzien van water. Ten aanzien van de afkoppeling van regenwater, is in het waterbeheerplan opgenomen dat het afkoppelen van verhard oppervlak in het algemeen leidt tot positieve effecten op de waterkwaliteit en waterkwantiteit. Daarom bevordert het waterschap het afkoppelen van verhard oppervlak.
Ter plaatse is de afkoppeling van regenwater van het verhard oppervlak (dak) mogelijk door toepassing van bouwkundige voorzieningen. Hierdoor kan het regenwater direct worden afgewaterd op nabij het plangebied gelegen sloten.
Het plangebied ligt op circa 1,5 kilometer afstand van een grondwaterbeschermingsgebied (waterwingebied). Nadere beperkingen ten aanzien hiervan zijn niet aan de orde.
Hoofdstuk 5 Verklaring Van De Regels
5.1 Algemeen
Deze partiële herziening is een zelfstandig plan en bestaat uit deze toelichting, regels en een verbeelding (plankaart). De regels en de verbeelding vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de plankaart zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk toelichtend en motiverend onderdeel van het plan.
Verbeelding
Op de verbeelding is aangegeven welke bestemming de gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Voor het op de plankaart aangegeven bestemmingsvlak gelden de gebruiksmogelijkheden en bouwmogelijkheden zoals die in de bijhorende regels worden gegeven. Die toegekende gebruiks- en bouwmogelijkheden kunnen via een dubbelbestemming of aanduiding worden ingevuld.
Een dubbelbestemming is een bestemming die óók aan de gronden wordt toegekend. Voor gronden kunnen dus meerdere bestemmingen gelden. Er geldt altijd één 'enkel' bestemming (dat is dé bestemming) en soms geldt er een dubbelbestemming (soms zelfs meerdere). In de regel(s) van de dubbelbestemming wordt omschreven wat er voor de onderliggende gronden geldt aan extra bepalingen in aanvulling, of ter beperking, van de mogelijkheden van de onderliggende bestemmingen.
Een aanduiding is een teken op de plankaart dat betrekking heeft op een vlak op die kaart. Via een aanduiding wordt in de regels 'iets' geregeld. Dat kan betrekking hebben op extra mogelijkheden of extra beperkingen voor het gebruik en/of de bebouwing en/of het aanleggen van werken.
Regels
De regels zijn verdeeld over vier hoofdstukken.
- 1. Inleidende regels. In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. In artikel 2 is de wijze bepaald waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels.
- 2. Bestemmingsregels. In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Per bestemming is het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels en, eventueel, ook een aanlegvergunningstelsel opgenomen. Als er dubbelbestemmingen zijn worden die ook in dit hoofdstuk opgenomen. Die komen, ook in alfabetische volgorde, achter de bestemmingsbepalingen. Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen afwijkingsbevoegdheden met betrekking tot bouw- en/of gebruiksregels. Ten slotte zijn eventueel een regeling voor het uitvoeren van werken en/of wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsbepalingen ook in andere artikelen relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moet worden. Alleen zo is een volledig beeld te verkrijgen van hetgeen is geregeld.
- 3. Algemene regels. In dit hoofdstuk zijn bepalingen opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Het zijn achtereenvolgens een antidubbeltelbepaling, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, eventuele algemene afwijkings- en wijzigingsregels, regelingen ten aanzien van regels voor het uitvoeren van werken en algemene procedureregels.
- 4. Overgangs- en slotregels. In het laatste hoofdstuk zijn respectievelijk het overgangsrecht en een slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene regels betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.
5.2 Specifieke Verklaring Van Dit Bestemmingsplan
Dit bestemmingsplan is specifiek gemaakt ten behoeve van de verandering van de bestemming op adres Nekkeveld 5 te Nijkerk.
Voor de bij de woonbestemming behorende regelgeving is voor zover mogelijk aangesloten bij de regelingen en rechten die voor de bestemming Wonen gelden in het bestemmingsplan Buitengebied Nijkerk 2009. Op deze wijze wordt de uniformiteit gewaarborgd. Deze partiële herziening dient echter te voldoen aan de eisen van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), in werking getreden op 1 juli 2008. Het bestemmingsplan Buitengebied Nijkerk 2009 is gerealiseerd onder de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). Bovendien is sinds 1 oktober 2010 de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing. Gevolg hiervan is ook dat de regels van onderhavig bestemmingsplan kunnen afwijken van bestemmingsplan Buitengebied Nijkerk 2009 voor wat betreft de gebruikte terminologie.
Voorzien is in een bestemmingsvlak voor Wonen. In het bestemmingsvlak is een bouwvlak vormgegeven waarbinnen de woning moet worden gerealiseerd. De basisregel is dat woningen een maximale inhoud hebben van 600 m³; echter bij een vervangende nieuwbouw van de woning kan de inhoud worden teruggebouwd die in het huidige gebouw als woning is vergund. In dit bestemmingsplan is de aanwezige woning groter dan 600 m³, zodat deze grotere maat mag worden teruggebouwd in geval van vervangende nieuwbouw.
Binnen de woonbestemming is de aanduiding 'met agrarische nevenactiviteiten' opgenomen. Dit houdt in dat in het bestemmingsvlak voor Wonen er vrijstaande bijbehorende bouwwerken kunnen worden gerealiseerd tot een maximale oppervlakte van 150 m². Indien er in de bestaande situatie een grotere oppervlakte aanwezig is, geldt deze grotere oppervlakte tot een maximum van 400 m². De overige gronden hebben de bestemming Agrarisch met waarden - Landschaps- en Natuurwaarden gekregen en zijn bestemd voor agrarische doeleinden. Deze mogen niet worden gebruikt ten behoeve van wonen.
Het plangebied strekt zich uit aan de overzijde van de weg, de zuidzijde van Nekkeveld. Daarom zijn ook de weg en de daarnaast gelegen watergangen bestemd, als respectievelijk Verkeer-3 en Water. Aan de zuidzijde van Nekkeveld is een paardenbak aanwezig behorend bij Nekkeveld 5. Ter plaatse is een aanduiding opgenomen zodat de paardenbak planologisch is toegestaan.
Op de verbeelding zijn vanwege de gebiedskarakteristieken diverse aanduidingen opgenomen, te weten de aanduidingen voor vogelbeschermingsgebied, weidevogelgebied, karakteristieke verkaveling en openheid van het landschap. Deze aanduidingen zijn van belang bij het verlenen van omgevingsvergunningen voor aanleg in de bestemming Agrarisch met waarden - Landschaps- en Natuurwaarden.
De planregels kennen een dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie'. In de regels van deze dubbelbestemming zijn de resultaten van het uitgevoerde archeologische onderzoek verwerkt (zie ook paragraaf 4.4). De locatie kent een zogenaamde 'huisterp', waarvan de ligging op de verbeelding is weergegeven. In principe geldt hier een onderzoeksplicht indien het gaat om plangebieden groter dan 50 m2 bij bodemingrepen dieper dan 40 cm. teneinde een omgevingsvergunning voor aanleg te verkrijgen. Voor het gebied buiten de terp is sprake van een lage archeologische verwachtingswaarde, waar in principe een onderzoeksplicht geldt voor plangebieden groter dan 10.000 m².
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Financiële Uitvoerbaarheid
De wijziging van de bestemming is geprojecteerd op gronden die in eigendom van de aanvrager zijn. De uitvoerbaarheid van het plan is in dat kader gewaarborgd.
Het plan voorziet niet in de realisatie van extra bouwmogelijkheden op het perceel. De gemeente maakt geen kosten die op basis van art. 6.12 Wet ruimtelijke ordening en artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening op de initiatiefnemer verhaald worden. Een exploitatieplan behoeft bij dit bestemmingsplan niet te worden vastgesteld.
In verband met het bepaalde in artikel 6.1 van de Wro inzake tegemoetkoming in schade kan worden vastgesteld dat het niet aannemelijk is dat als gevolg van de voorgenomen wijziging van het planologische regime een planologisch nadeel ontstaat dat voor tegemoetkoming in aanmerking komt. Evenwel wordt in het kader van de economisch uitvoerbaarheid met de verzoeker een overeenkomst opgenomen als bedoeld in artikel 6.4a van de Wro. Dit deel van de overeenkomst strekt ertoe dat eventuele planschade voor rekening van de aanvrager komt. Op deze wijze is de economische uitvoerbaarheid voor de gemeente gewaarborgd.
6.2 Maatschappelijk Uitvoerbaarheid
Vooraankondiging
In verband met het bepaalde in 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de voorbereiding van onderhavig bestemmingsplan op 7 maart 2012 bekend gemaakt.
Vooroverleg
Provincie Gelderland
Het (voor)ontwerp van het bestemmingsplan is voor vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) verstuurd aan de provincie Gelderland. Een reactie van de provincie Gelderland is d.d. 7 juni 2012 ingekomen. Hierna is deze reactie samengevat, waarna de beoordeling van deze reactie door de gemeente is weergegeven.
Reactie provincie:
Vanwege de ligging in de EHS en in het Waardevol open gebied is er sprake van een provinciaal belang. De provincie constateert dat er goed onderzoek is uitgevoerd naar de natuurwaarden en dat het plan hier geen nadelige effecten op heeft.
De provincie mist echter 'het benutten van een verbeteropgave'. Zij adviseert om verbeteringen voor landschap en natuur mee te nemen. Dit alleen, als het ook redelijkerwijs door de initiatiefnemer kan worden uitgevoerd. De provincie denkt hier aan sloop van overtollige bebouwing, of maatregelen op de percelen. Tot slot wordt opgemerkt dat de opgave van lokale aard is, en dat het aan de gemeente is om samen met de initiatiefnemer te oordelen of en zo ja hoe er vorm aan wordt gegeven.
Beoordeling gemeente:
Het gaat in dit geval om een plan van beperkte omvang. De agrarische bestemming wordt vervangen door een woonbestemming met agrarische nevenactiviteiten. Het bestemmingsplan maakt het mogelijk om de bestaande woning te vernieuwen, waarbij deze niet in omvang kan toenemen. Gezien de aard en het karakter van het plan, ligt het niet voor de hand om van de initiatiefnemer een extra opgave te vragen voor landschap en inrichting. Deze opgave wordt wel van initaitiefnemers gevraagd indien het gaat om bouwblokvergrotingen, of realisatie van een extra woning volgens het functieveranderingsbeleid.
De vooroverlegreactie is besproken met de initiatiefnemers. Zij hebben aangegeven dat zij de bestaande bijgebouwen benutten en (naast een reeds voorgenomen vervanging) geen bebouwing wensen te slopen. Daarbij nemen zij reeds vrijwillig deel aan het in stand houden en verbeteren van de kwaliteit van het weidevogelgebied, via de regelingen van de Stichting Biotoopverbetering Agrarisch Overleg. Deze regelingen leggen beperkingen op aan het gebruik van het land ten gunste van de vogels in het gebied. Zij zien geen noodzaak voor andere verbeteringen. De door de provincie gesuggereerde verbeteropgave wordt derhalve niet nader ingevuld.
Waterschap
In het periodiek overleg d.d. 9 maart en 27 april 2012 is het bestemmingsplan besproken met het Waterschap Vallei en Eem. Vanuit het Waterschap zijn geen opmerkingen gemaakt over dit plan.
Inspraak en zienswijzen
Gelet op de aard en omvang van het bestemmingsplan wordt afgezien van inspraak.
Het ontwerpbestemmingsplan is van 19 juli 2012 tot en met 29 augustus 2012 voor zienswijzen ter inzage gelegd. Er zijn geen zienswijzen ingekomen.
Bijlage 1 Bodemonderzoek
Bijlage 2 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 2 Archeologisch onderzoek
Bijlage 3 Ecologisch Onderzoek
Bijlage 3 Ecologisch onderzoek