KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd
Artikel 4 Leiding - Riool
Artikel 5 Waarde - Archeologie 2
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Bouwregels
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 11 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
Artikel 13 Slotregel
Bijlagen Bij De Regels
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten (Model Nijmegen)
Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten (Model Nijmegen)
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Bestaande Situatie
1.3 Toekomstige Situatie
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Ruimtelijk Beleid
2.1 Rijksbeleid
2.2 Provinciaal Beleid
2.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Sectoraal Beleid
3.1 Economische Zaken
3.2 Verkeer
3.3 Milieu
3.4 Water
3.5 Natuur & Landschap
3.6 Archeologie En Cultuurhistorie
Hoofdstuk 4 Plansystematiek
4.1 Algemeen
4.2 Regels
4.3 Uitgangspunten Per Functie
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 6 Vooroverleg
6.1 Provincie Gelderland
6.2 Waterschap

Nijmegen Goffert-Winkelsteeg - 4 (NTC)

Bestemmingsplan - gemeente Nijmegen

Vastgesteld op 29-04-2015 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Nijmegen Goffert-Winkelsteeg - 4 (NTC) met identificatienummer NL.IMRO.0268.BP12004-VG01 van de gemeente Nijmegen.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanbouw

een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw, dat op de grond staat, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat e aparte ruimte vormt die al dan niet vanuit het hoofdgebouw bereikbaar is.

1.4 aan huis verbonden beroepsactiviteiten

een dienstverlenend beroep, dat op kleine schaal in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.

1.5 aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten

het verlenen van diensten, het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen), het voeren van de administratie van bedrijfsactiviteiten die (behoudens genoemde administratieve werkzaamheden) niet ter plaatse worden uitgeoefend, het verstrekken van logies en ontbijt (bed and breakfast) waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteit in de woning met behoud van de woonfunctie ter plaatse kan worden uitgeoefend.

1.6 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.7 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.8 achtergevellijn

de achterste grens van het bouwvlak en het verlengde daarvan.

1.9 archeologisch deskundige

de gemeentelijk (beleids)archeoloog of een andere door het College van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologie.

1.10 archeologisch onderzoek

onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door de gemeente Nijmegen of namens de gemeente Nijmegen door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 MW en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.

1.11 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of houden van dieren.

1.12 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.13 bed and breakfast

een overnachtingsmogelijkheid gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed- en breakfast heeft maximaal 4 kamers en 8 slaapplaatsen.

1.14 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel plaatsvindt uitsluitend als niet zelfstandig en ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.15 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein kennelijk slechts bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk moet worden geacht.

1.16 bedrijvigheid

het uitoefenen van een bedrijf, met aanverwante activiteiten als laden en lossen en parkeren.

1.17 beperkt kwetsbaar object

  • verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen/woonschepen/woonwagens per hectare, en dienst- en bedrijfswoningen van derden.
  • Kantoorgebouwen, voorzover zij niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt.
  • Hotels en restaurants, voorzover zijn niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt.
  • Winkels, voorzover zij niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt.
  • Sporthallen, zwembaden en kampeerterreinen.
  • Sport- en kampeerterreinen en terreinen voor recreatieve doeleinden, voorzover zij niet als kwetsbar object kunnen worden aangemerkt.
  • Bedrijfsgebouwen, voorzover zij niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt.
  • Objecten die met bovenstaande gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn.
  • Objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of electriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen dat ongeval.

1.18 beschermd stadsbeeld

stadsbeelden die overeenkomstig de bepalingen van de gemeentelijke monumentenverordening zijn aangewezen als beschermde stadsbeelden en waarvan een kaart met daarop aangegeven de begrenzing van het te beschermen gebied is opgenomen in het gemeentelijk monumentenregister Nijmegen.

1.19 beschermd stadsgezicht

stadgezicht dat ingevolge artikel 35 van de Monumentenwet is aangewezen, met ingang van de datum van publicatie van die aanwijzing in de Nederlandse Staatscourant.

1.20 bestaand

  1. a. bestaande bouwwerken: een legaal bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning;
  2. b. bestaand gebruik: het legale gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.21 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.22 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.23 BEVI-bedrijf

bedrijf vallend onder de werkingssfeer van artikel 2 lid 1 a tot en met f van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen.

1.24 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.25 bijgebouw

een vrijstaand, in functioneel en bouwkundig opzicht aan het hoofdgebouw ondergeschikt gebouw op hetzelfde bouwperceel dat op de grond staat en alleen bedoeld en ingericht ten behoeve van (huishoudelijke) berging, hobby- en/of stallingruimte.

1.26 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.27 bouwhistorisch onderzoek

in een schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouw-, verbouwings- en gebruiksgeschiedenis en bouwhistorische kwaliteit van een monument in de vorm van een bouwhistorische inventarisatie, -verkenning, -opname of -ontleding, uitgevoerd overeenkomstig de “Richtlijnen Bouwhistorisch Onderzoek”.

1.28 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.29 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.30 bouwmarkt

een geheel of gedeeltelijk overdekt detailhandelsbedrijf met een overdekt verkoopvloeroppervlak van minimaal 1.000 m2, waarop een volledig of nagenoeg volledig assortiment van bouw- en doe-het-zelf producten uit voorraad wordt aangeboden.

1.31 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.32 bouwperceelsgrens

een grens van een bouwperceel.

1.33 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.34 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.35 campus

een hoogwaardig, voor een ieder openbaar toegankelijk terrein voor kennisintensieve technologische bedrijven en instellingen in de sectoren Life Science, Medisch en High Tech, waarbij men gebruik kan maken van bestaande en nieuw te ontwikkelen faciliteiten van de betrokken partijen en ontmoetingsruimten.

1.36 casino

een speelcasino zoals bedoeld in artikel 27 lid g van de Wet op de kansspelen, te weten de voor het publiek opengestelde of bedrijfsmatig gedreven inrichting, waar door middel van gemeenschappelijk beoefende kansspelen aan de deelnemers de gelegenheid wordt gegeven om mede te dingen naar prijzen of premies, indien de aanwijzing der winnaars geschiedt door enige kansbepaling, waarop de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed kunnen uitoefenen.

1.37 cultuurhistorische waarden

waarden die zijn gekoppeld aan de beschavingsgeschiedenis, ondergebracht als historisch (steden)bouwkundig erfgoed, historisch landschappelijk erfgoed of archeologisch erfgoed.

1.38 cultuur en ontspanning

voorzieningen gericht op cultuur en ontspanning, zoals een atelier, bioscoop, bowlingbaan, creativiteitscentrum, dansschool, museum, muziekschool, muziektheater, sauna, speelautomatenhal, theater en wellness. Prositutie, raamprostitutie/raamexploitatie of seksinrichting is uitgesloten. Een casino is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'casino'.

1.39 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van het bieden van gelegenheid om gekochte etenswaren ter plaatse te nuttigen. Onder detailhandel wordt niet verstaan detailhandel in volumineuze goederen.

1.40 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals: verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens, meubels en woninginrichting en sanitair.

1.41 dienstverlenend bedrijf

een bedrijf met een uitsluitend of in hoofdzaak dienstverlenende of verzorgende taak al dan niet met een baliefunctie, zoals: uitzendbureaus, reisbureaus, wasserettes, kapsalons, bijkantoren van banken en van sociaal-culturele instellingen, postagentschappen, telefoon-, internet-, telegraaf- en telexdiensten, snelfoto-ontwikkel- en copyshops, videotheken, autorijscholen en dergelijke.

1.42 erf

de gronden met een woonbestemming gelegen binnen het bouwperceel maar buiten het bouwvlak.

1.43 escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend (escortservices, bemiddelingsbureaus, overige).

1.44 evenement

evenement zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen (APV).

1.45 garagebedrijf

een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor verkoop, onderhoud en reparatie van motorvoertuigen, met dien verstande dat de verkoop van motorbrandstoffen is uitgezonderd.

1.46 garagebox

overdekte berg- en bewaarplaats, stalling voor auto's en (motor)fietsen.

1.47 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.48 gebouwd terras

aan- of uitbouw in de openbare ruimte ten behoeve van een aangrenzend horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden verstrekt.

1.49 geluidsgevoelige functies

geluidsgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder, te weten:

geluidsgevoelige gebouwen

  1. a. woningen;
  2. b. andere geluidsgevoelige gebouwen:
  1. 1. onderwijsgebouwen;
  2. 2. ziekenhuizen;
  3. 3. verpleeghuizen;
  4. 4. verzorgingstehuizen;
  5. 5. psychiatrische inrichtingen;
  6. 6. kinderdagverblijven.


geluidsgevoelige terreinen

  • I. een standplaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Huisvestingswet (woonwagen);
  • II. ligplaats in het water, bestemd om door een woonschip te worden ingenomen.

1.50 gevelbreedte

de breedte van de gevel waar tegenaan wordt gebouwd.

1.51 groothandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.52 high tech sector

bedrijven die actief zijn in de volgende subsectoren:

  1. a. farmaceutische industrie
  2. b. medische, optische en precisie-instrumenten
  3. c. semiconductoren en zonne-energie
  4. d. fijnchemie

1.53 historisch stedenbouwkundig erfgoed

fysieke verschijningsvorm en geschiedenis van de gebouwde omgeving.

1.54 historisch landschappelijk erfgoed

fysieke verschijningsvorm en geschiedenis van landschap en geografie.

1.55 hoekovergang

een aan- of uitbouw die buiten de gevelbreedten van het hoofdgebouw wordt gerealiseerd en die een verbinding vormt tussen een aan- of uitbouw aan de voorgevel en een aan- en of uitbouw aan de zijgevel van het hoofdgebouw.

1.56 hoofdbebouwing

hoofdgebouw(en) inclusief aan- en of uitbouwen binnen het bouwvlak.

1.57 hoofdgebouw(en)

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.58 hoogwaardig openbaar vervoer

een vorm van openbaar vervoer die gepositioneerd kan worden tussen de traditionele bus en trein, waarbij de nadruk ligt op het snel en betrouwbaar en comfortabel vervoeren van passagiers over vrijliggende HOV-infrastructuur.

1.59 horecabedrijf

een bedrijf of instelling waar als hoofddoel bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, niet zijnde detailhandel en/of ondersteunende horeca of bed and breakfast.

1.60 hotel/pension

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse.

1.61 kantoor

een ruimte welke door de aard en indeling kennelijk is bestemd om uitsluitend of in hoofdzaak dienstig te zijn tot het verrichten van administratieve en/of ontwerptechnische arbeid, al dan niet met een ondergeschikte baliefunctie.

1.62 kiosk

een gebouw, al dan niet met een (gebouwd) terras, van beperkte omvang, veelal geplaatst in de openbare ruimte, gericht op het ter plaatse aan passanten te koop aanbieden van producten zoals souvenirs, kranten, tijdschriften, bloemen en planten, vis, groenten, versnaperingen, niet-alcoholische en licht alcoholische dranken, rookwaren, e.d.

1.63 kwetsbaar object

  • Woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde beperkt kwetsbare objecten.
  • Gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, te weten:
    1. 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. 2. scholen;
    3. 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen.
  • Gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
    1. 1. kantoorgebouwen waaronder begrepen bedrijfskantoren en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object;
    2. 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijke bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m² bedraagt, en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd.
  • Kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.

1.64 landschappelijke waarden

waarden gebaseerd op aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke aspecten, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.65 life science & health sector

bedrijven en (kennis)instellingen die toepassingen ontwikkelen en diensten leveren ten behoeve van de voedingssector en/of bedrijven en (kennis)instellingen die toepassingen ontwikkelen en diensten en/of producten leveren in de medische-, zorg- en gezondheidssector.

1.66 maatschappelijke voorzieningen

het openbaar bestuur, medische, sociale, educatieve en levensbeschouwelijke diensten, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen diensten, zoals: huisarts, apotheek, school, sportzaal, kinderdagverblijf, wijkcentrum, kerkgebouw, verzorgingstehuis, onzelfstandige woonvormen, uitvaartcentrum en bibliotheek.

1.67 natuurlijke waarden

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige, ecologische en biologische elementen voorkomende in dat gebied.

1.68 omgevingsvergunning

vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.69 ondergronds bouwwerk

  1. a. een (gedeelte van een) gebouw dat gelegen is onder het niveau van de begane grondvloer van dat gebouw, waarbij de hoogte van die begane grondvloer nergens hoger ligt dan 0,25 meter boven het aansluitende maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. een zelfstandig voor mensen toegankelijk bouwwerk waarvan de bovenkant nergens hoger is dan het maaiveld van het bouwperceel ter plaatse van dat bouwwerk.

1.70 ondergeschikte detailhandel

detailhandel waarbij de detailhandelsactiviteit een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is.

1.71 ondergeschikte kantoren

kantoren waarbij het kantoor een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is.

1.72 ondergrond

voor de ondergrond van het plan is gebruik gemaakt van de Grootschalige Basiskaart Nederland (GBKN), als vervat in het bestand GBK 2013-10-10.

1.73 ondersteunende horeca

horeca waarbij de horeca-activiteit ondersteunend is aan de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is.

1.74 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.75 overkapping

een op de grond staand, plat afgedekt bouwwerk, bestaande uit ten minste een dak, niet zijnde een gebouw.

1.76 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.77 parkeerdak

plat dak dat als parkeerplaats gebruikt kan worden.

1.78 parkeergarage

onder- of bovengrondse voorziening waar automobilisten (meestal) overdekt hun auto's kunnen parkeren.

1.79 perceelsgrens

de grens van een bouwperceel.

1.80 permanente bewoning

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf door dezelfde persoon.

1.81 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waar de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.82 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.

1.83 raamprostitutie

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.

1.84 recreatieve voorzieningen

op verblijfs- en dagrecreatie gerichte voorzieningen, niet zijnde een sportvoorziening, zoals: kampeerterrein, kampeerboerderij, recreatiewoning en een volkstuin.

1.85 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijk gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde dan wel onderkomen, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar.

1.86 synergiebedrijvigheid

bedrijf c.q. bedrijfsonderdeel c.q. bedrijfsvestiging die op zichzelf niet behoort tot de Life Science -, High Tech- of medische sector, maar die goederen of diensten levert die voor tenminste 50% worden geleverd aan bedrijven in de Life Science-, High Tech- of medische sector.

1.87 speelautomatenhal

een inrichting, bestemd om het publiek gelegenheid te geven een spel door middel van speelautomaten te beoefenen, als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onder c, van de Wet op de kansspelen.

1.88 sportvoorzieningen

gebouwde en niet-gebouwde voorzieningen gericht op sport, niet zijnde een recreatieve voorziening, zoals: fitnesscentrum, ijsbaan, manege, speelterrein, sporthal, sportveld, stadion, tennisbaan en zwembad.

1.89 straatmeubilair

de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals: verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halteaanduidingen, parkeerregulerende constructies, road barriers, afvalinzamelsystemen, openbare toiletvoorzieningen, brandkranen, informatie- en reclameobjecten, fietsenstallingen, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, beeldende kunst, gedenktekens, sport- en speelvoorzieningen, abri's en dergelijke.

1.90 straatprostitutie

het op straat door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten tot seksuele handelingen te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken.

1.91 stacaravan

een caravan, die, ook als deze niet omgevingvergunningplichtig is, toch als bouwwerk valt aan te merken.

1.92 standplaats

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.

1.93 supermarkt

een (grootschalig) detailhandelsbedrijf, veelal onderdeel van een supermarktketen, met een grote verscheidenheid aan levensmiddelen.

1.94 terras

een buiten de besloten ruimte van een inrichting liggend deel van een bedrijf of instelling waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden verstrekt.

1.95 terreinen met een archeologisch belang

terreinen met een hoge verwachtingswaarde op het aantreffen van archeologische resten in de bodem of waarvan bekend is dat er in beperkte mate waardevolle archeologische resten in de bodem aanwezig zijn.

1.96 terreinen van zeer hoge archeologische waarde

terreinen waarvan bekend is dat er waardevolle archeologische resten aanwezig zijn.

1.97 uitbouw

een op de grond staand en aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een vergroting betreft van een in het gebouw gelegen ruimte.

1.98 verblijfsgebied

binnen de bestemming Verkeer gelegen gronden vooral bedoeld voor voetgangers en niet voor doorgaand verkeer.

1.99 voorgevellijn

de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde ervan.

1.100 wadi

voorziening voor de infiltratie van regenwater. Een wadi is een laagte waarin het regenwater zich kan verzamelen en in de bodem kan infiltreren.

1.101 werk

een werk, geen bouwwerk zijnde.

1.102 winkelcentrum

een cluster van winkels, al dan niet in combinatie met andere functies, die in ruimtelijk-economisch opzicht als eenheid beschouwd moet worden.

1.103 wonen

de huisvesting van één of meerdere personen in een gebouw, niet zijnde een woonwagen of woonschip.

1.104 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een of meer personen.

1.105 woonschip

onder woonschip verstaan we een (voormalig) schip met een (metalen) scheepsromp, dat is ingericht of verbouwd voor permanente bewoning waarbij de oorspronkelijke verschijningsvorm grotendeels behouden is gebleven. Met schip wordt in deze bedoeld: elk van oorsprong watergaand vaartuig, met eigen voortstuwing, dat gebruikt wordt (of werd) om goederen, passagiers of beide te vervoeren.

1.106 woonwagen

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.107 zaalverhuur

een inrichting ten behoeve van het al dan niet bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie, waarbij het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren en/of het verstrekken van drank voor consumptie ter plaatse mogelijk is.

1.108 zeer kwetsbaar object

een object dat bestemd is voor groepen beperkt zelfredzame personen. Van beperkte zelfredzaamheid is sprake wanneer personen in geval van een calamiteit niet in staat zijn zichzelf zonder hulp van buitenaf in veiligheid te brengen, zoals kinderen, ouderen, gehandicapten en gedetineerden. Voorbeelden van zeer kwetsbare objecten zijn grote zorgcomplexen, ziekenhuizen, detentiecentra, peuterspeelzalen, kinderdagverblijven, basisscholen en begeleid wonen met 24-uurszorg.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand van een gebouw tot een zijdelingse perceelsgrens

de afstand gemeten vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw tot aan de zijdelingse perceelsgrens.

2.2 de afstanden tussen lijnen

afstanden tussen lijnen worden gemeten van het hart van de ene lijn tot het hart van de andere lijn.

2.3 de bedrijfsvloeroppervlakte

de totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle op een bouwperceel aanwezige bebouwing, boven en onder peil, ten dienste van één bepaalde binnen een bestemming toegestane activiteit/functie.

2.4 de diepte van een bouwwerk, niet zijnde een hoofdgebouw

de afstand gemeten vanaf het verste punt van het bouwwerk loodrecht op de gevel waartegen het bouwwerk wordt aangebouwd.

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers, (brand)trappen, zonnepanelen, andere technische ruimten en/of technische constructies, hekwerken, luifels, balkons en antennes.

2.6 de bouwhoogte van een dakopbouw

vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw.

2.7 de bouwhoogte van een kap

vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap.

2.8 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.9 gevellijn

de plaats vanaf waar de bouw- en goothoogte van het aangrenzende maatvoeringsvlak wordt gemeten.

2.10 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers, (brand)trappen, zonnepanelen, andere technische ruimten en/of technische constructies, hekwerken, luifels, balkons en antennes.

Voor de meest voorkomende dakvormen bij woningen is in onderstaande schetsjes aangegeven waar de goothoogte wordt bepaald. Daarbij geldt dat voorzover het gaat om een bestaand zadeldak deze niet mag worden uitgebouwd tot een afgetopte dakvorm.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP12004-VG01_0014.jpg"

2.11 de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.12 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.13 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.14 het bebouwde oppervlakte

de buitenwerks gemeten oppervlakte van de verticale projectie van alle in een nader aan te geven gebied aanwezige, al dan niet ondergrondse, bouwwerken, met uitzondering van ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals pompputten, luifels en balkons.

2.15 het bebouwingspercentage

het percentage dat de oppervlakte van (een gedeelte van) het bouwvlak aangeeft dat binnen de aanduiding 'bouwvlak' maximaal mag worden bebouwd. Dit percentage geldt voor elk afzonderlijk bouwperceel.

2.16 het peil

de plaats vanwaar in het kader van dit bestemmingsplan de hoogte wordt gemeten als bedoeld “bouw- en goothoogte” en als volgt bepaald:

  1. a. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een (al dan niet openbare) weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang niet onmiddellijk aan de hiervoor bedoelde weg grenst: de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang;
  3. c. voor bouwwerken onder het maaiveld, het peil van het bijbehorende bovengrondse hoofdgebouw;
  4. d. voor drijvende bouwwerken: de waterlijn;
  5. e. in de andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

2.17 het (bruto) verkoopvloeroppervlak

de totale oppervlakte van de voor publiek toegankelijke ruimten, etalages en ruimten achter toonbanken.

2.18 het vloeroppervlak

de totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle ruimten ondergronds, op de begane grond, de verdiepingen, de zolder en de bijbehorende aan- en uitbouwen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijfsactiviteiten zoals genoemd in de bij deze regels behorende Staat vanbedrijfsactiviteiten (model Nijmegen) uit de milieucategorie 1 t/m 4.2, uitsluitend voor zover het betreft bedrijfsactiviteiten behorende tot de life science & health- en/of de high tech sector, met bijbehorende voorzieningen zoals technische installaties en proefopstellingen;
  2. b. nieuwe BEVI-bedrijven zijn niet toegestaan;
  3. c. synergiebedrijvigheid, met bijbehorende voorzieningen zoals technische installaties en proefopstellingen;
  4. d. tot maximaal 50% van het bouwvlak voor onderwijs- en onderzoeksinstellingen in de life science & health- of high tech sector, met bijbehorende voorzieningen zoals technische installaties en proefopstellingen;
  5. e. tot maximaal 10% van het bouwvlak voor detailhandel ten dienste van de campus met een maximale verkoopvloeroppervlakte van 100 m2 per detailhandelszaak;
  6. f. tot maximaal 10% van het bouwvlak voor dienstverlening ten dienste van de campus met een maximale oppervlakte van 100m2 per dienstverleningsbedrijf;
  7. g. tot maximaal 1.500m2 voor horeca (met bijbehorende terrassen) ten dienste van de campus voor zover deze voorkomen in categorie 1a, 1b en 2a van de Staat vanhoreca-activiteiten (model Nijmegen) met een maximale oppervlakte van 750m2 per horecabedrijf;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' tevens voor voorzieningen van algemeen nut.
  9. i. ondergeschikte detailhandel;
  10. j. ondergeschikte kantoren;
  11. k. opslag en uitstalling, met dien verstande dat de opslag en uitstalling van goederen vanaf de openbare weg aan het zicht onttrokken dient te zijn.
  12. l. ontsluitingswegen;
  13. m. bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen;
  14. n. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan:
    1. 1. gebruik van gebouwen voor zelfstandige kantoren die niet ten ten dienste van de campus staan;
    2. 2. bewoning (inclusief kamerverhuur) van gebouwen;
    3. 3. opslag van goederen op onbebouwde gronden met een totale stapelhoogte van meer dan 5 meter.
  2. b. Ten aanzien van de in lid 3.1 onder g. genoemde functie 'horeca' gelden de volgende bepalingen:
    1. 1. de horeca-activiteit staat ten dienste van de campus;
    2. 2. de openingstijden van de horeca-activiteit zijn aangepast aan de openingstijden van de campus;
    3. 3. de toegang tot de horeca-activiteit is uitsluitend via die van het terrein van de campus.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 3.1 teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de ter plaatse toelaatbare categorieën van de Staat van bedrijfsactiviteiten en voorzover het bedrijf past binnen de campus;
  2. b. lid 3.1 teneinde bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de ter plaatse toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten en voorzover het bedrijf en voorzover het bedrijf past binnen de campus;
  3. c. lid 3.1 teneinde BEVI-bedrijven uit de milieucategorie 1 t/m 4.2 van de Staat vanbedrijfsactiviteiten (model Nijmegen) toe te laten voorzover het bedrijf past binnen de campus.

Artikel 4 Leiding - Riool

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg, instandhouding en/of bescherming van een rioolwatertransportleiding.

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 5 Waarde - Archeologie 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden (gebied van archeologisch belang).

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:

  1. a. de bestemming Waarde - Archeologie 2 als bedoeld in lid 5.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
  2. b. gronden alsnog te bestemmen als Waarde - Archeologie 2 indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Bouwregels

7.1 Beeldende kunst

Het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, ten behoeve van beeldende kunst is binnen alle bestemmingen toegestaan tot een maximale bouwhoogte van 15 meter, met dien verstande dat de regels van de dubbelbestemmingen en algemene aanduidingsregels onverkort van toepassing zijn.

7.2 (Bouw)werken ten algemenen nutte

Het oprichten van bouwwerken ten algemenen nutte, zoals: transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, straatmeubilair, infiltratievoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van koude- en warmteopslag, wachthuisjes voor verkeers- en parkeerdiensten en schuilgelegenheden, is binnen alle bestemmingen toegestaan, met dien verstande dat:

  1. a. de inhoud van elk gebouw niet meer mag bedragen dan 50 m³;
  2. b. de oppervlakte van elke overkapping niet meer mag bedragen dan 20 m²;
  3. c. de goothoogte van gebouwen niet meer dan 3 meter mag bedragen en de bouwhoogte van gebouwen niet meer dan 5 meter mag bedragen;
  4. d. de bouwhoogte van overkappingen niet meer dan 3 meter mag bedragen;
  5. e. voor de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, de bouwregels van de geldende bestemming van toepassing zijn;
  6. f. de regels van de dubbelbestemmingen en algemene aanduidingsregels onverkort van toepassing zijn.

7.3 Ondergronds bouwen

Bouwen onder peil ten behoeve van de bestemming is toegestaan, met dien verstande dat:

  1. a. bouwen onder peil is toegestaan binnen de aanduiding 'bouwvlak' ten behoeve van op de begane grond toegestane functies;
  2. b. bouwen onder peil is toegestaan binnen de aanduiding 'bouwvlak' ten behoeve van ondergrondse parkeervoorzieningen;
  3. c. bouwen onder peil ten behoeve van bouwwerken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 7.2 is toegestaan;
  4. d. de regels van de dubbelbestemming en algemene aanduidingsregels onverkort van toepassing zijn.

Artikel 8 Algemene Gebruiksregels

8.1 Evenementen

Evenementen zijn binnen alle bestemmingen toegestaan, mits hiervoor vergunning is verleend op grond van de Algemeen Plaatselijke Verordening.

Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels

9.1 milieuzone - zones wet milieubeheer

9.2 overige zone - geluidgezoneerd industrieterrein

Een terrein waar in hoofdzaak een bestemming is gegeven voor de vestiging van inrichtingen en waarvan de bestemming voor het gehele terrein of een gedeelte daarvan de mogelijkheid insluit van vestiging van inrichtingen, behorende tot een bij een algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorie van inrichtingen, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken.

9.3 veiligheidszone - barim 1

Binnen de aanduiding 'veiligheidszone - barim 1' zijn geen nieuwe beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten toegestaan.

9.4 veiligheidszone - barim 2

Binnen de aanduiding 'veiligheidszone - barim 2' zijn geen nieuwe kwetsbare objecten toegestaan.

9.5 veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen

Binnen de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' zijn nieuwe zeerkwetsbaar objecten niet toegestaan.

Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van dit plan, voor zover het een in beperkte mate afwijking van de maatvoering betreft, noodzakelijk om het bouwwerk zodanig te laten aansluiten op een bestaande, legale situatie dat dit vanuit architectonisch en/of bouwkundig opzicht een verbetering is.

Artikel 11 Overige Regels

11.1 Parkeerregels

11.2 Voorrangsregeling bestemmingen

Bij toepassing van de bestemmingen uit Hoofdstuk 2 geldt, indien op deze gronden een (enkelvoudige) bestemming samenvalt met een dubbelbestemming, primair het bepaalde met betrekking tot de dubbelbestemming.

Indien twee of meer dubbelbestemmingen samenvallen, dient de volgende prioriteitenvolgorde te worden aangehouden:

  1. a. de vierde plaats de planregels van artikel 4 Leiding - Riool;
  2. b. de negende plaats de planregels van artikel 5 Waarde - Archeologie 2.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

12.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Nijmegen Goffert-Winkelsteeg - 4 (NTC).

Bijlagen Bij De Regels

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten (Model Nijmegen)

Staat van bedrijfsactviteiten

05 Visserij, kweken van vis en schaaldieren
Cat Milieu-
aspect
0502 Kweken van vis en schaaldieren 3.1 G-GE30
15 Industrie
Vervaardiging van voedingsmiddelen en dranken
Cat Milieu-
aspect
1511 Slachterijen (geen pluimveeslachterijen) 3.2 G-GE100
1513.1 Vervaardiging van snacks en kant-en-klaar-maaltijden 3.1 G-GE50
1513.2 Vervaardiging van vleeswaren (geen snacks) en overige vleesverwerking 3.1 G-GE50
1551 Melkproductenfabrieken v.c. < 55.000 t/j 3.2 G100
Melkproductenfabrieken v.c. > 55.000 t/j 4.2 G100
1552 Bereiding van consumptie-ijs p.o. = 200 m2 2 G30
Bereiding van consumptie-ijs p.o. > 200 m2 3.2 G100
1561 Vervaardiging van meel (geen zetmeel)< 500 t/u 4.1 G200
Vervaardiging van meel (geen zetmeel)= 500 t/u 4.2 G300
1562 Vervaardiging van zetmeel < 10 t/u 4.1 G-GE200
Vervaardiging van zetmeel = 10 t/u 4.2 G-GE300
1571 Vervaardiging van veevoeder (mengvoeder) < 100 t/u 4.1 G-GE200
Vervaardiging van veevoeder (mengvoeder) = 100 t/u 4.2 G-GE300
1572 Vervaardiging van voer voor huisdieren 4.1 G-GE200
1581 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: v.c. < 2.500 kg meel/week 2 G-GE30
Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: v.c. = 2.500 kg meel/week 3.2 G-GE100
1582 Banketfabrieken en vervaardiging van beschuit en biscuit 3.2 G-GE100
1584.2 Vervaardiging van chocolade en suikerwerk p.o. = 200 m2 2 G-GE30
Vervaardiging van chocolade en suikerwerk p.o. < 2.000 m2 3.2 GE100
Vervaardiging van chocolade en suikerwerk p.o. > 2.000 m2 5.1 GE500
1585 Vervaardiging van deegwaren 3.1 GE50
1589 Vervaardiging van overige voedingsmiddelen n.e.g. 4.1 GE200
1591 Distilleerderijen en likeurstokerijen 4.2 GE300
1596 Bierbrouwerijen 4.2 GE300
17 Vervaardiging van textiel en textielproducten
Cat Milieu-
aspect
1771 Vervaardiging van gebreide en gehaakte kousen en sokken 3.1 G50
1772 Vervaardiging van gebreide en gehaakte truien, vesten en pullovers 3.1 G50
18 Vervaardiging van kleding; bereiden en verven van bont
Cat Milieu-
aspect
1822 Vervaardiging van bovenkleding (geen werkkleding en kleding van leer) 2 G30
1823 Vervaardiging van onder- en nachtkleding 2 G30
1824 Vervaardiging van overige kleding en -toebehoren n.e.g. 2 G30
20 Houtindustrie en vervaardiging van artikelen van hout, kurk, riet e.d. Cat Milieu-
aspect
2020 Vervaardiging van fineer en plaatmaterialen 3.2 G-GE100
2030.2 Vervaardiging van overig timmerwerk 3.2 G100
21 Vervaardiging van papier, karton en papier- en kartonwaren; uitgeverijen en drukkerijen e.d. Cat Milieu-
aspect
2112.1 Vervaardiging van grafisch papier en karton < 3 t/u 3.1 G-GE-S50
Vervaardiging van grafisch papier en karton 3 - 15 t/u 4.1 G200
Vervaardiging van grafisch papier en karton > 15 t/u 4.2 G300
2121.1 Vervaardiging van verpakkingsmiddelen van papier en karton 3.2 G100
2123 Vervaardiging van kantoorbenodigdheden van papier 3.2 G100
2125 Vervaardiging van overige papier- en kartonwaren 3.2 G100
22 Uitgeverijen, drukkerijen en reproductie van opgenomen media Cat Milieu-
aspect
2222.1 Drukkerijen van boeken e.d. 3.2 G100
2222.2 Drukkerijen van tijdschriften 3.2 G100
2222.3 Drukkerijen van reclame 3.2 G100
2222.5 Drukkerijen van formulieren 3.2 G100
2222.6 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen 2 G30
2223 Grafische afwerking en binderijen 1 G10
2224 Grafische reproductie en zetten 2 GE30
2225 Overige activiteiten verwant aan de drukkerij 2 G-GE30
2231 Reproductie van geluidsopnamen 1 G10
24 Vervaardiging van chemische producten
Cat Milieu-
aspect
2416 Vervaardiging van kunststof in primaire vorm 5.2 GE700
2430 Vervaardiging van verf, lak, vernis, inkt en mastiek 4.2 GE300
2441 Farmaceutische grondstoffenfabriek - p.c. < 1.000 t/j 4.2 GV300
2442 Formulering en afvullen geneesmiddelen 3.1 G-GE50
2466 Chemische kantoorbenodigdheden fabrieken 3.1 G-GE50
Vervaardiging van overige chemische producten n.e.g. 4.1 G-GE200
25 Vervaardiging van producten van rubber en kunststof
Cat Milieu-
aspect
2522 Productie van verpakkingsmateriaal en assemblage kunststofbouwmaterialen 3.1 G-GE50
Kunststofverwerkende bedrijven zonder fenolharsen 4.1 GE200
Kunststofverwerkende bedrijven met fenolharsen 4.2 GE300
2524 Vervaardiging van overige producten van kunststof 4.1 GE200
26 Vervaardiging van glas, aardewerk, cement-, kalk- en gipsproducten Cat Milieu-
aspect
2612 Vormen en bewerken van vlakglas 3.1 G50
2613 Vervaardiging van holglas 3.2 G100
2621 Vervaardiging van huishoudelijk/sieraardewerk, Elektrische ovens < 40 kW 2 G30
Vervaardiging van huishoudelijk/sieraardewerk, Elektrische ovens = 40 kW 3.2 G100
2661.1 Vervaardiging van producten van beton voor de bouw 5.2 G700
2663 Vervaardiging van stortklare beton p.c. < 100 t/d 3.2 G100
Vervaardiging van stortklare beton p.c. > 100 t/d 4.2 G300
2670 Natuursteenbewerking, zonder breken zeven en drogen, p.o. = 2.000 m2 3.1 G50
Natuursteenbewerking, zonder breken zeven en drogen, p.o. > 2.000 m2 3.2 G100
27 Vervaardiging van metalen in primaire vorm en van producten van metaal Cat Milieu-
aspect
2710 Vervaardiging van ijzer, staal en ferro-legeringen(EGKS) p.c. < 1.000t/j 5.2 G-GE700
2751 Gieten van ijzer p.c. < 4.000 t/j 4.2 G300
2754 Gieten van overige non-ferrometalen 4.2 G300
28 Vervaardiging van producten van metaal (geen machines en transportmiddelen) Cat Milieu-
aspect
2811 Vervaardiging van metalen constructiewerken gesloten gebouw p.o.= 200 m2 3.1 G50
Vervaardiging van metalen constructiewerken gesloten gebouw p.o.> 200 m2 3.2 G100
2812 Vervaardiging van metalen ramen, deuren en kozijnen, p.o.= 200 m2 3.1 G50
Vervaardiging van metalen ramen, deuren en kozijnen, p.o.> 200 m2 3.2 G100
2851 Oppervlaktebehandeling, Algemeen 3.2 G100
Oppervlaktebehandeling, Lakken, moffelen en emailleren 3.2 G-GE100
2852 Overige metaalbewerking, p.o.= 200 m2 3.1 G50
Overige metaalbewerking, p.o.> 200 m2 3.2 G100
2863 Vervaardiging van hang- en sluitwerk 3.2 G100
2875 Vervaardiging van overige producten van metaal n.e.g. p.o.= 200 m2 3.1 G50
Vervaardiging van overige producten van metaal n.e.g. p.o.> 200 m2 3.2 G100
29 Vervaardiging van machines en apparaten
Cat Milieu-
aspect
2911 Vervaardiging en revisie van motoren en turbines (geen motoren voor vliegtuigen, motorvoertuigen en -fietsen) p.o. > 2.000 m2 4.1 G200
2921 Vervaardiging van industriële ovens en branders, p.o. > 2.000 m2 4.1 G200
2922 Vervaardiging van hijs-, hef- en andere transportwerktuigen,
p.o. > 2.000 m2
4.1 G200
2932 Vervaardiging van landbouwmachines en -werktuigen (geen tractoren),
p.o. > 2.000 m2
4.1 G200
2955 Vervaardiging van machines en apparaten voor de productie van papier, karton en papier- en kartonwaren, p.o. 2.000 m2 4.1 G200
2956 Vervaardiging van overige machines en apparaten n.e.g. voor specifieke industriële activiteiten, p.o. > 2.000 m2 4.1 G200
30 Vervaardiging van elektrische en optische apparaten en instrumenten Cat Milieu-
aspect
3002 Vervaardiging van computers 2 G-GE30
31 Vervaardiging van overige elektrische machines, apparaten en benodigdheden Cat Milieu-
aspect
3110 Vervaardiging van elektromotoren en elektrische generatoren en transformatoren 4.1 G-GE200
3130 Vervaardiging van geïsoleerde kabel en draad 4.1 G200
3162 Vervaardiging van koolelektroden 6 GE1500
32 Vervaardiging van audio-, video- en telecommunicatieapparaten en benodigdheden Cat Milieu-
aspect
3210 Vervaardiging van elektronische componenten 3.1 G50
3220 Vervaardiging van zendapparaten voor televisie en radio en van apparaten voor lijntelefonie en -telegrafie 3.1 G50
33 Vervaardiging van medische apparaten en instrumenten, orthopedische artikelen e.d., precisie- en optische instrumenten en uurwerken Cat Milieu-
aspect
3310.1 Tandtechnische bedrijven 2 G-GE30
3310.2 Vervaardiging van medische apparaten en instrumenten en overige orthopedische en protheseartikelen 2 G-GE30
3320 Vervaardiging van meet-, regel- en controleapparaten (niet voor de bewaking van industriële processen) 2 G30
3350 Vervaardiging van uurwerken 2 G30
34 Vervaardiging van transportmiddelen
Cat Milieu-
aspect
3420.1 Carrosseriebouw 4 G200
3420.2 Vervaardiging van aanhangwagens en opleggers 4 G200
35 Vervaardiging van transportmiddelen (geen auto's, aanhangwagens en opleggers) Cat Milieu-
aspect
3511 Nieuwbouw en reparatie van metalen schepen > 25 m1, baggermaterieel, booreilanden e.d. 5.1 G500
3512 Nieuwbouw en reparatie van sport- en recreatievaartuigen, metaal < 25 m1 4.1 G200
3542 Vervaardiging van fietsen 3.2 G100
3543 Vervaardiging van invalidenwagens 3.2 G100
3550 Vervaardiging van overige transportmiddelen n.e.g. 3.2 G100
36 Vervaardiging van meubels; vervaardiging van overige goederen n.e.g. Cat Milieu-
aspect
3611 Vervaardiging van zitmeubels 3.2 G100
3612.1 Interieurbouw 3.2 G100
3612.2 Vervaardiging van bedrijfsmeubels 3.2 G100
3615 Vervaardiging van matrassen 3.2 G100
3622 Vervaardiging van sieraden e.d. (geen imitatiesieraden) 2 GE30
3630 Vervaardiging van muziekinstrumenten 2 G-GE30
3663.1 Sociale werkvoorziening 2 G-GE30
3663.2 Vervaardiging van overige goederen n.e.g. 3.1 G50
37 Voorbereiding tot recycling
Cat Milieu-
aspect
3720 Voorbereiding tot recycling van afval (geen metaalafval) 4.2 G300
40 Productie en distributie van elektriciteit, aardgas en water Cat Milieu-
aspect
4000.1 Centrale productie van elektriciteit (olie/gas) > 75 MW 5.1 G500
4000.2 Decentrale productie van elektriciteit, stoom en warm water 5.1 G500
4000.3 Distributie van elektriciteit, aardgas, stoom en warm water 4.2 G300
41 Winning en distributie van water
Cat Milieu-
aspect
4100 Winning en distributie van water 3.1 G50
45 Bouwnijverheid
Cat Milieu-
aspect
4511.1 Slopen van bouwwerken b.o. < 2000 m2 3.1 G50
Slopen van bouwwerken b.o. > 2000 m2 3.2 G100
4511.2 Grondverzet b.o. < 2000 m2 3.1 G50
Grondverzet b.o. > 2000 m2 3.2 G100
4521.1 Algemene burgerlijke en utiliteitsbouw < 2000 m2 3.1 G50
Algemene burgerlijke en utiliteitsbouw > 2000 m2 3.2 G100
4521.3 Leggen van kabels en buizen < 2000 m2 3.1 G50
Leggen van kabels en buizen > 2000 m2 3.2 G100
4522 Dakdekken en bouwen van dakconstructies < 2000 m2 3.1 G50
Dakdekken en bouwen van dakconstructies > 2000 m2 3.2 G100
4523.1 Aanleggen van wegen, luchthavens, spoorwegen en sportterreinen < 2000 m2 3.1 G50
Aanleggen van wegen, luchthavens, spoorwegen en sportterreinen > 2000 m2 3.1 G50
4523.2 Stratenmaken < 2000 m2 3.1 G50
Stratenmaken > 2000 m2 3.2 G100
4525.1 Heien en andere funderingswerkzaamheden < 2000 m2 3.1 G50
Heien en andere funderingswerkzaamheden > 2000 m2 3.2 G100
4525.2 Vlechten van betonstaal < 2000 m2 3.1 G50
Vlechten van betonstaal > 2000 m2 3.2 G100
4525.4 Overige gespecialiseerde werkzaamheden in de bouw n.e.g. < 2000 m2 3.1 G50
Overige gespecialiseerde werkzaamheden in de bouw n.e.g. > 2000 m2 3.2 G100
4531 Elektrotechnische bouwinstallatie < 2000 m2 3.1 G50
Elektrotechnische bouwinstallatie > 2000 m2 3.2 G100
4532 Isolatiewerkzaamheden < 2000 m2 3.1 G50
Isolatiewerkzaamheden > 2000 m2 3.2 G100
4533.1 Loodgieters-, fitterswerk; installatie van sanitair < 2000 m2 3.1 G50
Loodgieters-, fitterswerk; installatie van sanitair > 2000 m2 3.2 G100
4533.2 Installatie centrale verwarmings-/luchtbehandelingsapparaten < 2000 m2 3.1 G50
Installatie centrale verwarmings-/luchtbehandelingsapparaten > 2000 m2 3.2 G100
4534 Overige bouwinstallatie < 2000 m2 3.1 G50
Overige bouwinstallatie > 2000 m2 3.2 G100
4541 Stukadoren < 2000 m2 3.1 G50
Stukadoren > 2000 m2 3.2 G100
4542 Timmeren < 2000 m2 3.1 G50
Timmeren > 2000 m2 3.2 G100
4544 Schilderen en glaszetten < 2000 m2 3.1 G50
Schilderen en glaszetten > 2000 m2 3.2 G100
4545 Overige afwerking van gebouwen < 2000 m2 3.1 G50
Overige afwerking van gebouwen > 2000 m2 3.2 G100
50 Reparatie van consumentenartikelen en handel
Cat Milieu-
aspect
5020.1 Auto-onderdelenservicebedrijven 2 G30
5020.2 Bandenservicebedrijven 2 G30
5020.3 Reparatie van specifieke auto-onderdelen 2 G30
5020.4 Carrosserieherstel 3.2 G100
5020.5 Overig onderhoud en slepen van auto's 2 G30
5030.1 Groothandel en handelsbemiddeling in auto-onderdelen en -accessoires 2 G30
5030.2 Groothandel en handelsbemiddeling in banden 2 G30
5040.1 Groothandel en handelsbemiddeling in motorfietsen en onderdelen en accessoires daarvan 2 G30
51 Groothandel en handelsbemiddeling (niet in auto's en motorfietsen) Cat Milieu-aspect
5121.5 Groothandel in veevoeder (geen ruw-, meng- en krachtvoeder) < 500 t/u 3.1 G50
Groothandel in veevoeder (geen ruw-, meng- en krachtvoeder) > 500 t/u 4.2 G300
5121.8 Groothandel in overige akkerbouwproducten < 500 t/u 3.1 G50
Groothandel in overige akkerbouwproducten > 500 t/u 4.2 G300
5122 Groothandel in bloemen en planten 2 G30
5123.1 Groothandel in levend vee 3.2 G100
5123.2 Groothandel in huisdieren, siervissen, siervogels en wilde dieren 3.2 G100
5124.1 Groothandel in huiden en vellen 3.1 GE50
5131.1 Groothandel in groenten en fruit 3.1 GV50
5132 Groothandel in vlees/vleeswaren, pluimvee, wild/gevogelte (niet levend) 3.1 GV50
5133.1 Groothandel in zuivelproducten, spijsoliën en -vetten 3.1 GV50
5134 Groothandel in dranken 2 G30
5136 Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk 2 G30
5137 Groothandel in koffie/thee/cacao/specerijen (geen ruwe tropische producten) 2 G30
5138.1 Groothandel in snacks 2 G30
5138.3 Gespecialiseerde groothandel in overige voedings-/genotmiddelen n.e.g. 2 G30
5139 Groothandel in voedings- en genotmiddelen algemeen assortiment 2 G30
5142.1 Groothandel in bovenkleding 2 G30
5142.3 Groothandel in onderkleding 2 G30
5142.6 Groothandel in textielwaren algemeen assortiment 2 G30
5143.2 Groothandel in audio- en videoapparaten 2 G30
5143.3 Groothandel in beeld- en geluidsdragers 2 G30
5143.4 Groothandel in verlichtingsartikelen 2 G30
5143.5 Groothandel in overige elektrische huishoudelijke apparaten 2 G30
5146.2 Groothandel in medische en tandheelkundige instrumenten, verpleeg- en orthopedische artikelen en laboratoriumbenodigdheden 2 G30
5147.1 Groothandel in sportartikelen (geen watersportartikelen) 2 G30
5147.4 Groothandel in speelgoed 2 G30
5147.5 Groothandel in optische artikelen 2 G30
5147.8 Groothandel in muziekinstrumenten 2 G30
5147.9 Groothandel in huismeubilair 2 G30
5148.1 Groothandel in woningtextiel en vloerbedekking 2 G30
5148.3 Groothandel in papier- en kartonwaren (geen verpakkingsmateriaal) 2 G30
5148.4 Groothandel in boeken, tijdschriften en ander drukwerk 2 G30
5148.5 Groothandel in kantoor- en schoolbenodigdheden (geen schoolboeken, kantoormeubels en -machines) 2 G30
5148.6 Groothandel in fietsen en bromfietsen 2 G30
5148.7 Groothandel in overige non-food consumentenartikelen n.e.g. 2 G30
5151.2 Groothandel in vloeibare en gasvormige brandstoffen o.c. < 100.000 m3 4.1 GV200
Groothandel in vloeibare en gasvormige brandstoffen o.c. > 100.000 m3 5.1 GV500
5151.3 Groothandel in minerale olieproducten (geen brandstoffen) 3.2 GE100
5152.2 Groothandel in ferrometalen en -halffabrikaten 3.2 G100
5152.3 Groothandel in non-ferrometalen en -halffabrikaten 3.2 G100
5153.1 Groothandel in hout en plaatmateriaal b.o. < 2000 m2 2 G30
Groothandel in hout en plaatmateriaal b.o. > 2000 m2 3.1 G50
5153.2 Groothandel in verf en verfwaren b.o. < 2000 m2 2 G30
Groothandel in verf en verfwaren b.o. > 2000 m2 3.1 G50
5153.3 Groothandel in vlakglas b.o. < 2000 m2 2 G30
Groothandel in vlakglas b.o. > 2000 m2 3.1 G50
5153.4 Groothandel in zand en grind b.o. < 200 m2 2 G30
Groothandel in zand en grind b.o. < 200 m2 3.2 G100
5153.5 Groothandel in tegels en plavuizen b.o. < 2000 m2 2 G30
Groothandel in tegels en plavuizen b.o. > 2000 m2 3.1 G50
5153.6 Groothandel in sanitaire artikelen/installatiemateriaal b.o. < 2000 m2 2 G30
Groothandel in sanitaire artikelen/installatiemateriaal b.o. > 2000 m2 3.1 G50
5153.7 Groothandel gespecialiseerd in overige bouwmaterialen b.o. < 2000 m2 2 G30
Groothandel gespecialiseerd in overige bouwmaterialen b.o. > 2000 m2 3.1 G50
5153.8 Groothandel in bouwmaterialen algemeen assortiment b.o. < 2000 m2 2 G30
Groothandel in bouwmaterialen algemeen assortiment b.o. > 2000 m2 3.1 G50
5154.1 Groothandel in ijzer- en metaalwaren b.o. < 2000 m2 2 G30
Groothandel in ijzer- en metaalwaren b.o. < 2000 m2 3.1 G50
5154.2 Groothandel in verwarmingsapparaten b.o. < 2000 m2 2 G30
Groothandel in verwarmingsapparaten b.o. < 2000 m2 3.1 G50
5155.1 Groothandel in chemische grondstoffen en chemicaliën voor industriële toepassing 3.2 GV100
5155.2 Groothandel in bestrijdingsmiddelen en kunstmeststoffen 2 GR-S-G-GV100
5156.2 Groothandel in papier en karton 2 G30
5157.1 Groothandel in autosloopmateriaal b.o. < 1000 m2 3.1 G50
Groothandel in autosloopmateriaal b.o. > 1000 m2 3.2 G100
5157.2 Groothandel in ijzer- en staalschroot en oude non-ferrometalen b.o. < 1000 m2 3.1 G50
Groothandel in ijzer- en staalschroot en oude non-ferrometalen b.o. > 1000 m2 3.2 G100
5157.3 Groothandel in overige oude materialen en afvalstoffen b.o. < 1000 m2 3.1 G50
Groothandel in overige oude materialen en afvalstoffen b.o. < 1000 m2 3.2 G100
5161 Groothandel in gereedschapswerktuigen 3 G50
5164.1 Groothandel in computers en -randapparaten e.d. 3.1 G50
5164.3 Groothandel in kantoormeubels 3.1 G50
5165.2 Groothandel in machines voor de productie van voedings- en genotmiddelen (geen verpakkingsmachines) 3.1 G50
5165.3 Groothandel in intern transportmaterieel 3.1 G50
5165.4 Groothandel in machines en apparaten warmte-,koel- en vriestechniek 3.1 G50
5165.5 Groothandel in verbrandingsmotoren, pompen en compressoren 3.1 G50
5165.6 Groothandel in appendages, technische toebehoren e.d. 3.1 G50
5165.7 Groothandel in elektromotoren, elektrotechnische en elektronische instrumenten, schakelkasten en ander installatiemateriaal 3.1 G50
5165.8 Groothandel in meet- en regelapparaten 3.1 G50
5165.9 Groothandel in overige machines en apparaten voor industrie/ handel 3.1 G50
5166 Groothandel in landbouwmachines, -werktuigen en -tractoren 3.1 G50
5171.2 Groothandel in scheepsbenodigdheden en visserijartikelen 2 G30
5171.3 Groothandel in emballage 2 G30
5171.4 Groothandel in vakbenodigdheden n.e.g. 2 G30
5171.5 Overige gespecialiseerde groothandel n.e.g. 2 G30
5172.2 Niet-gespecialiseerde groothandel in overige goederen 2 G30
52 Detailhandel en reparatie van consumentenartikelen (geen auto's, motorfietsen en motorbrandstoffen) Cat Milieu-aspect
5261 Postorderbedrijven 3.1 G50
5263.1 Colportage 3.1 G50
5263.2 Straathandel 3.1 G50
5271 Reparatie van schoeisel en lederwaren 1 G10
5272 Reparatie van elektrische huishoudelijke apparaten 1 G10
5273 Reparatie van uurwerken en juweliersartikelen 1 G10
5274 Reparatie van consumentenartikelen n.e.g. 1 G10
60 Vervoer, opslag en communicatie
Cat Milieu-
aspect
6010 Vervoer per spoor 4.2 G-GV300
6021.1 Openbaar personenvervoer over de weg 3.2 G100
6021.2 Geregeld besloten personenvervoer over de weg 3.2 G100
6022 Ongeregeld personenvervoer per taxi 2 G30
6023 Ongeregeld personenvervoer per autobus 3.2 G100
6024.1 Verhuisvervoer b.o, < 1000 m2 3.1 G50
Verhuisvervoer b.o, > 1000 m2 3.2 G100
6024.2 Goederenvervoer over de weg (geen verhuisvervoer) b.o, < 1000 m2 3.1 G50
Goederenvervoer over de weg (geen verhuisvervoer) b.o, > 1000 m2 3.2 G100
63 Dienstverlening voor het vervoer
Cat Milieu-
aspect
6311.2 Laad-, los- en overslagactiviteiten (geen zeeschepen) opslag < 2000 m2 4.2 G300
Laad-, los- en overslagactiviteiten (geen zeeschepen) opslag > 2000 m2 5.2 G700
6312.1 Opslag in tanks 3.1 G50
6312.2 Opslag in koelhuizen e.d. 3.1 G50
6312.3 Opslag (geen opslag in tanks, koelhuizen e.d.) 3.1 G50
6321 Overige dienstverlening voor het vervoer over land n.e.g. Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) 3.2 G100
64 Post en telecommunicatie
Cat Milieu-
aspect
6411 Nationale postdiensten 2 G30
6412.1 Lokale postdiensten 2 G30
6412.2 Koeriersdiensten 2 G30
71 Verhuur van en handel in onroerend goed, verhuur van roerende goederen en zakelijke dienstverlening Cat Milieu-
aspect
7110.1 Verhuur van personenauto's (geen operational lease) 2 G30
7110.2 Operational lease van personenauto's 2 G30
7121 Verhuur van transportmiddelen vervoer over land (geen personenauto's) 2 G30
7122 Verhuur van schepen 3.1 G50
7123 Verhuur van vliegtuigen 3.1 G50
7132 Verhuur van bouwmachines en -werktuigen 3.1 G50
7133 Verhuur van computers en kantoormachines 3.1 G50
7134.2 Verhuur van machines en werktuigen n.e.g. 3.1 G50
7140.3 Verhuur van leesportefeuilles 2 G30
7140.4 Verhuur van kleding, huisraad e.d. 2 G30
7140.5 Verhuur van overige roerende goederen n.e.g. 2 G30
72 Computerservice- en informatietechnologiebureaus e.d.
Cat Milieu-
aspect
7250 Onderhoud en reparatie van computers en kantoormachines 1 G10
73 Speur- en ontwikkelingswerk
Cat Milieu-
aspect
7310.1 Speur- en ontwikkelingswerk op het gebied van landbouw en visserij 2 G-GE30
7310.3 Medisch en farmacologisch speur- en ontwikkelingswerk 2 G-GE30
7310.4 Overig natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk 2 G-GE30
732 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek 1 G10
74 Overige zakelijke dienstverlening
Cat Milieu-
aspect
7470.1 Reiniging van gebouwen 3.1 GE50
7470.2 Reiniging van transportmiddelen en overige reiniging n.e.g. 3.1 GE50
7481.1 Fotografie 2 G30
7481.3 Ontwikkelcentrales 2 G30
90 Milieudienstverlening, cultuur, recreatie en overige dienstverlening Cat Milieu-
aspect
9000.1 Afvalwaterinzameling en –behandeling <1000.000 i.e. 4.1 GE200
Afvalwaterinzameling en –behandeling 1000.000 – 3000.000 i.e. 4.2 GE300
Afvalwaterinzameling en –behandeling >3000.000 i.e. 5.1 GE500
9000.2 Afvalinzameling 3.1 G-GE50
9000.3 Afvalverwerking
- kabelbranderijen 3.2 GE100
- Vuilstorten 4.2 G-GE300
- Vuiloverslagstations 4.2 G-GE300
- Composteerbedrijven: - niet belucht v.c < 5.000 ton/jr. 4.2 GE300
v.c. 5.000 tot 20.000 ton/jr. 5.2 GE700
v.c. > 20.000 ton/jr. 4.1 GE-S200
92 Cultuur, sport en recreatie
Cat Milieu-
aspect
9211.1 Productie van (video)films (geen televisiefilms) 2 G30
9220.1 Omroeporganisaties 2 G30
93 Overige dienstverlening
Cat Milieu-
aspect
9301.1 Wasserijen en linnenverhuur 3.1 G50
9301.2 Chemische wasserijen en ververijen 2 G-GE30
9301.3 Wasverzendinrichtingen 2 G30
9301.3 Wassalons, wasserettes 1 G10

Toelichting op Staat van bedrijfsactiviteiten

Inleiding
In dit bestemmingsplan wordt de toelaatbaarheid van bedrijven en bedrijfsactiviteiten gekoppeld aan een "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen". Dit is een lijst waarin de binnen de gemeente Nijmegen voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Omdat de "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen" wordt gebruikt voor de milieuzonering in het kader van bestemmingsplannen zijn hierbij alleen de ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang:

  • geluid;
  • geur;
  • stof;
  • gevaar (vooral brand en explosiegevaar);
  • verkeer;
  • visuele aspecten.

Gebruikte bronnen
Als belangrijkste bron bij het opstellen van de "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen" is gebruik gemaakt van de lijst van bedrijfstypen uit de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten editie 2009 (het "Groene Boekje"). In deze uitgave worden voor een groot aantal bedrijfstypen en activiteiten richtafstanden ten opzichte van een rustige woonwijk gegeven, uitgaande van functiescheiding. Uitgangspunt hierbij is de hoofdactiviteit van het desbetreffende bedrijf. Daarbij is ervan uitgegaan dat de bedrijven ter voorkoming van hinder en/of gevaar die technieken toepassen, die tenminste thans als het meest gebruikelijk worden beschouwd. In de praktijk blijkt dat vaak de wat zwaardere bedrijfscategorieën al gebruik maken van de Best Beschikbare Technieken (BBT) voor de meest milieubelastende activiteiten.

In de "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen" is voor de indeling van de bedrijven naar activiteiten, evenals in de VNG-publicatie, uitgegaan van de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) uit 1993, waarvan in de VNG-publicatie overigens op enkele punten is afgeweken.

Model Nijmegen

De lijst Model Nijmegen gaat net zoals voorgenoemde uitgave van de VNG uit van een rustige woonwijk. In de lijst Model Nijmegen is principieel niet afgeweken van de hindercirkels per bedrijfsactiviteit (gevaar, geur, geluid, stof, verkeer en visueel) zoals vermeld in de VNG-publicatie.

De lijst die hier is opgesteld als "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen" deelt de bedrijven in een vijftal categorieën en een zevental subcategorieën in. Categorie 1 heeft betrekking op bedrijven die geen hinder van belang veroorzaken en categorie 4 en 5 op de potentieel milieuhinder veroorzakende zware bedrijven, meestal fabrieken. In het uitgangspunt voor deze lijst (zie bronnen) heeft men in de lijst van VNG ook nog categorie 6 bedrijven opgenomen. Deze komen echter binnen Nijmegen niet voor en zijn ook niet te verwachten. Deze zijn daarom in de "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen" niet opgenomen.

Het verschil van deze lijst Model Nijmegen ten opzichte van de lijst van bedrijfsactiviteiten als in de VNG-publicatie zijn:

  • bedrijven die niet in Nijmegen voorkomen, zijn niet in deze lijst Model Nijmegen opgenomen, indien deze zich in de toekomst wel binnen Nijmegen willen vestigen zal dit van geval tot geval worden afgewogen;
  • dienstverlenende bedrijven, begraafplaatsen, kantoren, detailhandel, horecabedrijven, maatschappelijke voorzieningen, agrarische bedrijven en culturele functies zijn niet in deze lijst Model Nijmegen opgenomen. Deze functies krijgen een eigen bestemming en vallen in het bestemmingsplan niet onder de bedrijven;
  • activiteiten die niet plaatsgebonden zijn, zijn wel vermeld in de lijst maar krijgen niet vanzelfsprekend een bedrijfsbestemming;
  • garagebedrijven en benzineservicestations (met en zonder lpg) zijn niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen en daarmee niet algemeen toegestaan binnen de bedrijfsbestemming. Alleen door een aanduiding of een specifieke bestemming op te nemen kunnen deze bedrijven alsnog worden toegestaan. Dergelijke bedrijven hebben namelijk veelal een dermate ruimtelijke uitstraling dat deze bedrijven alleen op specifieke locaties worden toegestaan.


Categorie-indeling en criteria voor de toelaatbaarheid van bedrijven

In de VNG-publicatie zijn de 10 richtafstanden van de lijst van bedrijfstypen teruggebracht tot zes hoofdcategorieën welke hieronder vermeld staan:

categorie 1 bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving toelaatbaar zijn in woonwijken.
categorie 2 bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving toelaatbaar zijn tussen of onmiddellijk naast woonbebouwing, echter alleen in gebieden met gemengde functies.
categorie 3 bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving in enige mate ruimtelijk gescheiden dienen te zijn van woonwijken en dienen te zijn voorzien van een eigen autoverbinding met de hoofd en/of verzamelwegen.
categorie 4 bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving op behoorlijke afstand van woonwijken gesitueerd dienen te zijn.
categorie 5 bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op grote afstand van woonwijken gesitueerd dienen te zijn. De aan te houden afstanden dienen per geval te worden bepaald.
categorie 6 komen in Nijmegen niet voor.

In tegenstelling echter tot de eerdere VNG uitgave zijn thans deze hoofdcategorieën 3, 4 een 5 verdeeld in de subcategorieën 3.1, 3.2, 4.1, 4.2, 4.3, 5.1, 5.2 en 5.3 ieder met hun eigen richtafstanden ten opzichte van gevoelige objecten in een rustige woonwijk en gemengd gebied als hieronder aangegeven:

milieucategorie richtafstanden
rustige wijk gemengd gebied
1 10 m 0 m
2 30 m 10 m
3.1 50 m 30 m
3.2 100 m 50 m
4.1 200 m 100 m
4.2 300 m 200 m
5.1 500 m 300 m
5.2 700 m 500 m
5.3 1000 m 700 m

De richtafstanden die gelden ten opzichte van een rustige woonwijk, kunnen zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsstap worden verlaagd indien sprake is omgevingstype gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend.

Opgemerkt over het bovenstaande dient wel te worden dat indien er sprake is van bedrijvigheid die onder het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen vallen, dan wel voor met name genoemde A-inrichtingen (gezoneerd) als opgenomen in het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer van geval tot geval moet worden bepaald hoe groot de hinder-/gevarencontour is. Er kan dan niet alleen maar rekening worden gehouden met de in de voorgaande staten vermelde afstanden.

Opzet van de Staat van bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen

In de Staat van bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen is de categorie-indeling weergegeven op grond van bedrijfsactiviteiten. Hiervoor is gebruikgemaakt van de SBI codes 1999. Deze indeling wordt hier gebruikt om bedrijfsactiviteiten in te kunnen delen. Het kan dus voorkomen dat de activiteiten binnen een bedrijf in twee of meer verschillende groepen volgens de SBI-indeling vallen. In die gevallen geldt dan de hoogste categorie van deze Staat van Bedrijfsactiviteiten. Indien de bedrijfsonderdelen duidelijk ruimtelijk van elkaar kunnen worden gescheiden, kunnen de bedrijfsonderdelen echter ook apart worden ingedeeld.

In de staat van bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen is zoals eerder vermeld eveneens uitgegaan van zonering (afstandscriteria/hindercirkels) ten opzichte van een rustige woonwijk als vermeld in de VNG-publicatie.

Flexibiliteit

De Staat van Bedrijfsactiviteiten blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. Het is bovendien tijdgebonden. In de praktijk komt het dan ook voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Bedrijfsactiviteiten is verondersteld. Tevens kunnen de richtafstanden wanneer sprake is van een gemengd gebied met één afstandsstap worden verlaagd. In de regels is daarom bepaald dat het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning kan afwijken om bedrijven in een naastgelegen hogere categorie dan wel een bedrijf wat niet voorkomt op de Staat van bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen toe te staan. De voorwaarde(n) daarbij is dat de bedrijfsactiviteiten naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de bedrijven als bedoeld in de betreffende categorie.

Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten (Model Nijmegen)

Hoofdstuk 1 Staat van horeca-activiteiten

Categorie 1: lichte horeca

Bedrijven die beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Onder lichte horeca wordt geen detailhandel en/of ondersteunende horeca verstaan. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:

1a. Lichte horeca

  • automatiek;
  • broodjeszaak (bijv. Subway);
  • cafetaria;
  • croissanterie;
  • ijssalon;
  • koffiebar;
  • lunchroom;
  • snackbar;
  • tearoom.

1b. Overige lichte horeca

  • bistro;
  • grillroom;
  • restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice).

Categorie 2: middelzware horeca

Bedrijven die aanzienlijke hinder kunnen veroorzaken voor omwonenden. Deze hinder kan onder andere bestaan uit openingstijden 's nachts en/of verkeersaantrekkende werking. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:

2a. Middelzware horeca

  • bar;
  • bierhuis;
  • café;
  • proeflokaal.

2b. Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking

  • restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizzeria, chinees, McDrive).

Categorie 3: zware horeca

Bedrijven die grote hinder veroorzaken voor omwonenden. Deze hinder bestaat onder andere uit een combinatie van openingstijden 's nachts èn verkeersaantrekkende werking:

  • dancing;
  • discotheek;
  • nachtclub;
  • partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).

Hoofdstuk 2 Toelichting op Staat van horeca-activiteiten

Milieuzonering van horeca-activiteiten

De problematiek van hinder door horecabedrijven onderscheidt zich als zodanig nauwelijks van de problematiek van hinder veroorzaakt door "gewone" (niet agrarische) bedrijven. Bij het opstellen van de in de regels opgenomen Staat van horeca-activiteiten en het daarmee samenhangende toelatingsbeleid is daarom nauw aangesloten bij de Staat van Bedrijfsactiviteiten die al veel langer in bestemmingsplannen wordt toegepast. Het vestigen van horecabedrijven middels een bestemmingsplan is ruimtelijk relevant om vormen van hinder te voorkomen. Verdere regulering van individuele bedrijven vindt plaats middels de Wet milieubeheer en de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) welke mogelijkheden biedt om vormen van hinder te voorkomen. De milieuzonering van horecabedrijven in het bestemmingsplan richt zich in aanvulling op de beide genoemde instrumenten met name op de volgende vormen van hinder:

  • geluid;
  • geur;
  • verkeer.

Analoog aan de regeling voor "gewone" bedrijven worden bij de uitwerking van een ruimtelijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden:

  1. a. indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën;
  2. b. onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid;
  3. c. uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het algemeen toelaatbaar.

De onderstaande toelichting gaat nader in op de gehanteerde hindercategorieën en het algemene toelatingsbeleid voor deze categorieën. In het Bestemmingsplan vindt de verdere ruimtelijke afweging per locatie plaats.

Gehanteerde criteria

Voor een indicatie van de mate van hinder veroorzaakt door horeca-activiteiten biedt de basiszoneringslijst uit de VNG-publicatie "bedrijven en milieuzonering" een goed vertrekpunt. De daar gehanteerde, nogal grove benadering behoeft echter voor een in de praktijk bruikbare Staat van horeca-activiteiten aanvulling en nadere motivering. In aanvulling op de gegevens uit de VNG-publicatie is gebruikgemaakt van de volgende ruimtelijk relevante criteria:

  1. a. de voor verschillende soorten horeca-inrichtingen over het algemeen gebruikelijke openingstijden. Het Besluit horecabedrijven en de circulaire industrielawaai hanteren voor de dag-, avond- en nachtperiode verschillende milieunormen;
  2. b. de mate waarin een bedrijfstype naar verwachting bezoekers en in het bijzonder bezoekers per auto en/of brommers (scooters) aantrekt.

Categorieën van horeca-activiteiten

Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van horeca-activiteiten de volgende drie categorieën onderscheiden (onderverdeeld in subcategorieën):

Categorie 1: lichte horeca

Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds geopend zijn (in hoofdzaak verstrekking van etenswaren en maaltijden) en slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken: restaurants, cafetaria's, ijssalons en dergelijke. In deze categorie zijn de volgende subcategorieën onderscheiden:

  1. a. horeca die qua ruimtelijke uitstraling vergelijkbaar is met detailhandel, zoals: cafetaria, ijssalon, lunchroom en dergelijke. Met name in centrumgebieden kan het in verband met ruimtelijk-functionele aspecten gewenst zijn deze groep als afzonderlijke categorie te beschouwen;
  2. b. overige lichte horeca, zoals restaurants.

Categorie 2: middelzware horeca

Bedrijven die aanzienlijke hinder kunnen veroorzaken voor omwonenden door enerzijds de openingstijden (ook 's nachts) en/of de grote verkeersaantrekkende werking:

  1. a. cafés, bars, e.d. Deze bedrijven zijn over het algemeen alleen toelaatbaar in weinig gevoelige gebieden, zoals centrumgebieden met primair een functie voor detailhandel en voorzieningen;
  2. b. bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking: restaurants met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizzeria, chinees, McDrive).

Categorie 3: zware horeca

Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts zijn geopend en tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en hetgeen grote hinder voor de omgeving met zich mee kan brengen, zoals: dancings, discotheken en partycentra. Deze bedrijven zijn alleen toelaatbaar in specifiek voor dergelijke bedrijven aangewezen gebieden.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De halfgeleider producent NXP heeft een aantal strategische keuzes gemaakt waardoor de focus op hun terrein in Nijmegen primair ligt op de gespecialiseerde productie in combinatie met onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten. Een gedeelte van de productieprocessen stoppen of worden verplaatst naar elders in de wereld. Dit leidt er toe dat faciliteiten onderbenut worden. Deze factoren in combinatie met de vrije ruimte op het terrein maakt een herontwikkeling van het gebied mogelijk.


Deze ontwikkelingen bij NXP bieden mogelijkheden voor de Radboud Universiteit Nijmegen en het Radboudumc, die door de spin-off vanuit hun onderzoeksactiviteiten, kleine startende bedrijven zien ontstaan. Voor deze (jonge) bedrijven, die soms vrij snel groeien, zijn er geen faciliteiten of ruimten beschikbaar op de campus van de universiteit. Hierdoor zijn zij op zoek naar (goedkope) lab- en cleanroom-faciliteiten om zich van daaruit als bedrijf te ontwikkelen.


De combinatie van beide omstandigheden biedt een serieuze mogelijkheid voor de herontwikkeling van een deel van de NXP-site tot een Hightech Business-site.

Ten behoeve van de uitwerking van de herontwikkelingsmogelijkheden van de NXP-site werd in 2012 de samenwerkingsovereenkomst tussen de verschillende partners van de Novio Tech Campus ondertekend. De partners binnen de campusontwikkeling zijn de provincie Gelderland, de gemeente Nijmegen, NXP, Kadans Biofacilities en de nieuw opgerichte Novio Tech Campus organisatie. In een periode tot en met 2020 willen deze partijen het bedrijventerrein herontwikkelen tot een aantrekkelijke, toekomstgerichte werklocatie voor hoogtechnologische en kennisintensieve bedrijven, die bij voorkeur in een open innovatieve omgeving samenwerking zoeken. De belangrijkste doelstelling hierbij is het ontwikkelen van lab- en cleanroomfaciliteiten voor startende bedrijven en voor bestaande bedrijven die behoefte hebben aan meer ruimte.


Het scheppen van de juiste voorwaarden voor innovatie en samenwerking in de halfgeleiderindustrie en (medische) technologie is daarbij uitgangspunt. Novio Tech Campus richt zich met name op bedrijven die zich bezighouden met zogenaamde "toegepaste innovatie, ontwikkeling en productie". Bedrijventerrein Winkelsteeg is daarvoor een geschikte locatie, mede door de nabijheid van universiteitscampus Heyendaal, het Business & Innovation Center FiftyTwoDegrees en het al aanwezige bedrijfsleven in de halfgeleiderindustrie (waaronder NXP).


Onlangs heeft het Rijk de NTC benoemd als één van de acht te herstructureren bedrijventerreinen van nationaal belang. Vanuit het FES-budget voor 2010 is onder voorwaarden een financiële bijdrage toegekend. Naast renovatie en hergebruik van gebouw M, richt deze aanvraag zich op de aanleg en ontsluiting van het station en de verknoping van het station met de toekomstige open innovatie campus NTC. Deze ontwikkeling, samen met het nieuwe elan van gebouw M kunnen een stimulans zijn voor eigenaren, potentiële ontwikkelaars en/of vestigers om in het gebied te gaan investeren.

1.2 Bestaande Situatie

1.2.1 Beschrijving omgeving en plangebied

Het plangebied voor de Novio Tech Campus is gelegen ten zuidwesten van het centrum van Nijmegen op het grensvlak van de centrale 'stadsas' (Graafseweg, singels, A325), de regionale spoorlijn Wijchen-Zevenaar en de (na opening van de nieuwe stadsbrug) steeds belangrijker wordende ringweg (de groene route), met onder andere de Neerbosscheweg door Nijmegen. Het gebied is gesitueerd te midden van verschillende stedelijke elementen en bijbehorende sferen. Ten noorden en oosten liggen woonbuurten met een uiteenlopende ruimtelijke opzet. Heseveld en de Kolpingbuurt hebben het karakter en opzet van een tuinwijk, terwijl de wijk Neerbosch-oost gekenmerkt wordt door de structuur van een CIAM-wijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP12004-VG01_0001.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP12004-VG01_0002.jpg"

Figuur 1 en 2: Globale ligging plangebied in de stad


Ten zuidoosten is een groene zone met het Goffertpark (NEC-stadion en de weide voor allerlei evenementen zoals popconcerten en het circus) en een deel met zorg- en gezondheidsinstituten (waaronder het Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis, Sanadome, Pompekliniek en het Riagg) in 'groene kamers'. Uiteindelijk gaat dit in het zuidwesten over in het bedrijventerrein Winkelsteeg (waar NXP deel vanuit maakt).


Opmerkelijk in het aangrenzende gebied is het hoogteverschil. Dit gebied ligt aan de rand van een puinwaaier die aan het eind van de IJstijd achter de stuwwal in Nijmegen-Oost is ontstaan. Het gebied bevindt zich daarmee op de geomorfologische overgang van een hoog en droog gebied in het oosten naar een laag en nat gebied in het westen (het oude rivierkleilandschap). Het totale terrein van NXP wordt plaatselijk omzoomd door groenstroken en bomen. Met name aan de noordzijde van het NXP terrein vormt het spoortalud een dominante, groene begrenzing.


Ruimtelijke analyse

De indeling van het NXP terrein bestaat uit een rechthoekige raster van infrastructuur dat is opgevuld met gebouwen, parkeren en plaatselijk groen. De oriëntatie van het raster en daarmee de gebouwen is zuidoost-noordwest. Aan het hoofd van het terrein, in de noordwesthoek tegen het spoortalud, staat het grootste gebouw, de chipfabriek (voor de productie van chips). In de zuidoost hoek tegen het terrein aan staat het nieuwste gebouw, Fifty Two Degrees. De bebouwing op het terrein is zeer divers, met verschillende bouwstijlen en bouwperiodes, maar kenmerkt zich door een sterk industrieel karakter. Dit wordt versterkt door de bovengrondse leidingbruggen, waarover een groot aantal buizen en pijpen de verschillende gebouwen verbinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP12004-VG01_0003.jpg"

Figuur 3: luchtfoto plangebied met daarop in rood de plangrens van onderhavig bestemmingsplan

Het huidige terrein wordt volledig omgeven door een hoog hekwerk, waarmee het zich afkeert en afschermt van de omgeving. Het nieuw te ontwikkelen NTC-gebied zal juist openbaar zijn en daarmee worden geïntegreerd in de omgeving met koppelingen aan bestaande en nieuwe routes.


Het bestaande terrein heeft een duidelijke hoofdentree aan de noordwestzijde in de directe nabijheid van de chipfabriek. Centraal over het NXP terrein ligt een groot assenkruis van wegen dat het totale terrein verdeeld in 4 kwadranten. Binnen de vier kwadranten is het patroon van wegen en gebouwen verfijnd in een rasterpatroon. In het noordwestelijke kwadrant ligt de chipfabriek en het hoofdkantoor. In het zuidwestelijke kwadrant liggen de belangrijkste ondersteunende voorzieningen met grondstoffen voor de fabriek en de parkeervoorzieningen voor de medewerkers. Een groot deel van het zuidoostelijke kwadrant wordt afgestoten en vormt de basis voor de Novio Tech Campus. Ondanks het duidelijke patroon van infrastructuur en de centrale ontsluiting op het assenkruis ontbreekt het in het gebied aan een duidelijke kern en objecten ter oriëntatie in het gebied. Door het afstoten van een deel van het gebied en daarmee de inpassing van nieuwe hekwerken binnen het bestaande stratenpatroon zal dit nog meer versterkt worden.

1.2.2 Vigerend bestemmingsplan

Het plangebied is gelegen in het vigerend bestemmingsplan 'Nijmegen Goffert-Winkelsteeg'. In het vigerende bestemmingsplan zijn de gronden van onderhavig plangebied bestemd voor bedrijven voor zover deze voorkomen in categorie 2, 3 en 4 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, alsmede voor:

  • één facilitypoint;
  • productiegebonden en ondergeschikte detailhandel;
  • ondergeschikte kantoren;
  • opslag en uitstalling;
  • ontsluitingswegen;
  • bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen;
  • opwekking van duurzame energie door middel van kleinschalige (urbane) windturbines.


afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP12004-VG01_0004.jpg"

Figuur 4: verbeelding vigerend bestemmingsplan 'Nijmegen Goffert-Winkelsteeg" met in rood de plangrens van onderhavig bestemmingsplan

1.3 Toekomstige Situatie

1.3.1 Beschrijving toekomstige situatie

Campus

Het doel van de Novio Tech Campus is om een hoogwaardige voor een ieder openbaar toegankelijke vestigingslocatie voor kennisintensieve technologische bedrijven en instellingen te ontwikkelen, die bij voorkeur in een open innovatieve omgeving samenwerking zoeken. Het campusconcept heeft mede ten doel kruisbestuiving plaats te laten vinden tussen bedrijven in de hieronder benoemde sectoren en de kennis- en zorginstellingen in de regio. Onderdeel van de campus is dat men gebruik kan maken van bestaande en nieuw te ontwikkelen faciliteiten van de betrokken partijen en ontmoetingsruimten. Binnen het campusconcept kunnen bedrijfsactiviteiten worden uitgeoefend door:

  • bedrijven en/of kennisinstellingen die actief zijn in de Life Sciences (farma, food en health), de medische sector of de high tech sector (bij voorkeur semiconductor en solar);
  • synergiebedrijven (bedrijf c.q. bedrijfsonderdeel c.q. bedrijfsvestiging die op zichzelf niet behoort tot de Life Science -, High Tech- of medische sector, maar die goederen of diensten levert die voor tenminste 50% worden geleverd aan bedrijven in de Life Science-, High Tech- of medische sector).
  • Onderwijs- en onderzoeksinstellingen die meerwaarde creëren en/of ondersteuning bieden aan de voornoemde sectoren;
  • Detailhandel, dienstverlening en horeca voor zover noodzakelijk om het campusconcept verder vorm te geven en de conituïteit van de campus te waarborgen.

Teneinde het gebruik van het plangebied te beperken tot het campusconcept is in onderhavig bestemmingsplan gekozen voor inperking qua bedrijven ten opzichte van het vigerend bestemmingsplan. Deze inperking voorziet in het toestaan van bedrijven in dezelfde categorieën als het vigerende bestemmingsplan (tot en met categorie 4.2 uit de Staat vanbedrijfsactiviteiten (model Nijmegen)) maar dan uitsluitend voor bedrijven die behoren tot de sectoren Life Science, Health en High Tech. In onderhavig bestemmingsplan zijn de mogelijheden voor (campus)ondersteunende functies (bedrijven, voorzieningen en instellingen) eingszins verruimd.

Ruimtelijke dragers

De centrale ruimtelijke drager in het gebied is de herkenbare inrichting van de openbare ruimte als onderdeel van het stedelijk landschap. Leidraad hiervoor is de landschappelijke kwaliteit van het aangrenzende Goffertpark in combinatie met de karakteristieke hoogteverschillen en de oude laanstructuren. Door het gehele gebied zijn de hoogteverschillen voelbaar en beleefbaar wat als basis kan dienen voor een aangenaam verblijfsklimaat. De omliggende wijken en (ontwikkel)gebieden kunnen door nieuwe openbare ruimten en routes met elkaar verbonden worden. Enerzijds worden zo het aangrenzende woongebied Kolpingbuurt en het Goffertpark verbonden met Winkelsteeg en de woongebieden Neerbosch-Oost en Heseveld ten noorden van het spoor. Anderzijds worden het nieuwe station Nijmegen Goffert en de ontwikkelgebieden Novio Tech Campus en Fifty Two Degrees met elkaar en met de omgeving verbonden.

Plangebied

Binnen de ruimtelijke dragers is ruimte voor de ontwikkeling van aanvullende en nieuwe (bouw)programma's. In het westelijk deel sluiten de ontwikkelgebieden aan bij de 'plant' van NXP en bestaan voornamelijk uit laboratoria en cleanroom faciliteiten en kunnen gekenmerkt worden met begrippen zoals industrieel, innovatie, hoog technologisch, dynamisch en campus. In het oostelijk deel bieden de ontwikkelgebieden ruimte voor werken en sluiten aan op het bestaande woongebied. Hier geldt werken, luwte/rust, groen, landschap en transparantie.


Tussen deze delen in ligt een ontwikkelingszone waar een noord-zuid route voor voetgangers & fietsers is voorzien. In deze zone is ruimte voor een verbindende openbare ruimte die, op het scheidsvlak van de twee landschapstypen, het hoogteverschil beleefbaar kan maken op basis van de karakteristieken en landschappelijke kwaliteit van het aangrenzende Goffertpark.

In het verlengde van het assenkruis over het totale NXP terrein, krijgt het kwadrant van de NTC een eigen assenkruis, als groene hart van de nieuwe campus. Het assenkruis wordt gevormd door paden en groen die zijn opgespannen tussen de bestaande bebouwing waaronder het gerenoveerde "gebouw M" en het "FiftyTwo Degrees" gebouw. Vanaf het assenkruis loopt een lange lijn, in aansluiting op de bestaande structuur naar het nieuwe station Nijmegen Goffert. In de vier kwadranten van het assenkruis kunnen nieuwe gebouwen worden gerealiseerd. Deze gebouwen staan primair langs de buitenrand van de kwadranten haaks op Gebouw M. Rondom de middenas van het assenkruis, opgespannen tussen de entree van FTD en de voordeur van gebouw M, zal groen (een beeldbepalende boomstructuur) domineren.

In de overgang van de campus naar het hoger gelegen spoor, in aansluiting op het station, zal er een gebouw worden gerealiseerd waarin een grote diversiteit aan bedrijvigheid een plek kan krijgen. De bedrijven zullen zich primair richten op de Hightech bedrijven met onder andere cleanroom en labfaciliteiten. Door de ligging tussen sterk verschillende maaiveldhoogten is een gebouw met een grotere overstijgende eigen bouwhoogte vereist om de herkenbaarheid te versterken. De grotere hoogte komt voort vanuit de markering van de plek. Een begeleidend gebouw met een grotere herkenbaarheid is daarom op dit punt gewenst. Deze locatie vormt de overgang van de campus naar het station, waarmee het tevens een ontmoetingsplaats vormt in de omgeving. Het totale terrein wordt openbaar toegankelijk.afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP12004-VG01_0005.png"Figuur 5: Impressie mogelijk toekomstbeeld inclusief grens plangebied

Station Goffert

De Novio Tech Campus is onderdeel van de ontwikkeling van het Knooppunt Winkelsteeg met het station Nijmegen Goffert als een belangrijk onderdeel hierin. Dit knooppunt is als één van de zes knooppunten opgenomen in het regionaal en gemeentelijk ruimtelijk beleid (onder andere Structuurvisie Nijmegen, 2010). Station Nijmegen Goffert zal een belangrijke bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het knooppunt Winkelsteeg - Novio Tech Campus. De bereikbaarheid van het gebied wordt sterk verbeterd en het gebruik van openbaar vervoer wordt gestimuleerd. Op deze knoop komen diverse vervoersmodaliteiten bij elkaar zoals trein, bus, auto en fiets. Er wordt ingezet op een concentratie van functies met een intensief en gemengd programma.


Het station zal eind 2014 worden opgeleverd met een herkenbare uitstraling als baken in het gebied. Het station zal functioneren als een ruimtelijke aanjager voor de ontwikkeling van het (plan)gebied, omdat het station en de omliggende gebiedsontwikkelingen elkaar versterken. Enerzijds draagt de gebiedsontwikkeling bij aan een levensvatbaar station. Anderzijds zorgt het station voor een stedelijke ontmoetingsplek en betere bereikbaarheid, waardoor er een aantrekkelijk werklocatie voor hoog technologische en kennisintensieve bedrijven: het multimodaal knooppunt Winkelsteeg - Novio Tech Campus ontstaat. Hiervoor zal de komende jaren het gebied worden omgevormd naar een meer open en groene campus. Een campus die bovendien goed bereikbaar is vanwege de realisatie van een stadsregiostation, goede aansluitingen op buslijnen en fietsroutes en de ligging aan twee belangrijke hoofdaders van Nijmegen (de Graafseweg en Neerbosscheweg).

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 en 3 van deze toelichting komt alle beschikbare informatie over het plangebied aan bod. In het tweede hoofdstuk wordt het relevante ruimtelijke beleid en in het derde hoofdstuk het sectoraal beleid besproken.

In hoofdstuk 4 komt de plansystematiek aan bod.

De toelichting wordt afgesloten met een hoofdstuk over de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan en een kort hoofdstuk over het vooroverleg.

Hoofdstuk 2 Ruimtelijk Beleid

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In 2012 heeft de Rijksoverheid de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld, waarin het ruimtelijk beleid wordt vastgelegd. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals verbetering van de bereikbaarheid. De SVIR laat een sterke focus zien op het herstel van de economie met prioriteit bij de ontwikkeling van de mainports Amsterdam en Rotterdam, de brainport Eindhoven en de greenports met bijbehorende achterlandverbindingen. Voorheen benoemde nationale belangen, zoals verstedelijking en de bescherming van nationale landschappen worden losgelaten. Dat geldt ook voor onderdelen van het natuurbeleid, zoals de rijksbufferzones en groen in en om de stad.


Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 rijksdoelen geformuleerd:

  1. 1. de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
  2. 2. de bereikbaarheid verbeteren;
  3. 3. zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

In de SVIR krijgt het vestigingsklimaat voor bedrijven extra aandacht. Te lezen is dat Nederland aantrekkelijk moet blijven voor buitenlandse bedrijven. Het kabinet blijft bedrijven stimuleren zich in Nederland te vestigen. Hiervoor moeten genoeg woningen, bedrijventerreinen en kantoren beschikbaar zijn. En deze moeten passen bij de wensen van bedrijven en hun werknemers. Het kabinet richt zich daarbij vooral op sectoren die zorgen voor de meeste economische groei. Deze economische topsectoren zijn geconcentreerd in de stedelijke regio's. Denk aan de gebieden rondom de haven van Rotterdam, de luchthaven Schiphol en Energyport in Groningen. Ook de regio Wageningen-Arnhem-Nijmegen maakt onderdeel uit van dit topsectoren-beleid (Health, life-sciences). Deze stedelijke regio's beschouwt het Rijk van nationale betekenis en hiermee gaat het Rijk samen met decentrale overheden aan de slag.

Novio Tech Campus is een belangrijke ontwikkeling binnen dit topsectorenbeleid. Het maakt de ontwikkeling mogelijk van een High-tech bedrijventerrein waar spin-off van o.a. Radbouduniversiteit en Hogeschool zich kan vestigen. Het is daarmee in lijn met het rijksbeleid van de Rijksoverheid.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen. De ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. Overheden dienen op grond van het Bro nieuwe stedelijke ontwikkeling standaard te motiveren met behulp van drie opeenvolgende stappen. Deze stappen borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkelingen wordt gekomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP12004-VG01_0006.png"

Figuur 6: ladder duurzame verstedelijking

Trede 1: is er een regionale behoefte?

Novio Tech Campus (NTC) is een transformatie van een bestaand bedrijventerrein midden in de stad naar een modern en innovatief terrein wat gekoppeld is aan de kennisinstellingen op Heijendaal. Het is een bestaand terrein (voormalig NXP) wat voor een deel wordt herontwikkeld voor bedrijven die gericht zijn op life-sciences en health en/of semiconductors. Het betreft een campusontwikkeling, gericht op de hierboven genoemde sectoren, waaronder spin-off van bedrijvigheid die ontstaat op de kennisinstellingen van Heijendaal, vb Radboud universiteit en Hoge school Arnhem-Nijmegen. Deze spinoff bedrijven kunnen vaak niet terecht op Campus Heijendaal vanwege gebrek aan geschikte ruimte, terwijl het voor hen essentieel is om in de schoot van de kennismoeder te kunnen starten. NTC biedt de gelegenheid aan spinoff-bedrijven die reeds op Campus Heijendaal gevestigd zijn, maar aan een volgende stap toe zijn, om passende huisvesting te krijgen in de buurt van de kennisinstelling. Hierdoor ontstaat er ruimte voor nieuwe spinoffs op Campus Heijendaal. Met de aanwezigheid van Science Meets Business (SMB) op NTC, worden echter ook ruimte en faciliteiten geboden aan starters vanuit Campus Heijendaal. Het terrein biedt voor de ruimere regio unieke faciliteiten, zoals clean rooms en laboratoria, dure apparatuur, bedrijfsstoffen en mensen met competenties die schaars zijn op de Europese markt. Het is daarmee een uniek bedrijventerrein. Dit wordt ook onderkend door zowel het ministerie van EZ en de Provincie Gelderland die financieel bijdragen aan de ontwikkeling. Met het ontwikkelen van NTC wordt voorkomen dat bedrijven wegtrekken uit Nijmegen omdat er geen goede faciliteiten beschikbaar zijn. In het verleden is dat al gebeurd. Omdat het een uniek terrein is met kenmerken en infrastructuur die elders niet of nauwelijks aanwezig zijn voorziet de ontwikkeling in een behoefte en zorgt het ervoor dat bedrijvigheid niet wegtrekt uit Nijmegen en wijdere omgeving.

De overige bestemmingen die in het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt (zoals onderwijs, ondersteunende kantoren en dienstverlening) zijn gericht op het campusconcept en ondersteunend aan de hoofdfunctie. Zij bieden faciliteiten aan de kenniswerkers en dragen bij aan een vitale campusontwikkeling.


Trede 2: Is (een deel van) de regionale behoefte op te vangen binnen het bestaand stedelijk gebied?

Het betreft een binnenstedelijke ontwikkeling, een transformatie van een bestaand bedrijventerrein. Daarmee wordt voldaan aan deze trede van de ladder.

2.1.2 Cultuurhistorie

Cultuurhistorie speelt een belangrijke rol bij de ruimtelijke inrichting van ons land. Het geeft identiteit en kwaliteit aan een gebied. Om deze redenen heeft het rijk de beleidslijn ingezet om cultuurhistorie onderdeel te laten zijn van het afwegingskader bij het opstellen van bestemmingsplannen. Deze beleidslijn is verwoord in de beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg uit 2009 en heeft geleid tot wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) sinds 1 januari 2012. Met het gewijzigde Bro zijn gemeenten wettelijk verplicht cultuurhistorie deel uit te laten maken van het afwegingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het rijk vraagt hiermee aan gemeenten om bij het opstellen van bestemmingsplannen, projectafwijkingsbesluiten en beheersverordeningen cultuurhistorische gebouwen, objecten en structuren te inventariseren en daaraan conclusies te verbinden en in het bestemmingsplan te verankeren.

De Monumentenwet 1988 vormt de basis voor de monumentenzorg. Rijksmonumenten worden op basis van deze wet aangewezen, evenals rijksbeschermde stadsgezichten.

2.2 Provinciaal Beleid

2.2.1 Omgevingsvisie provincie Gelderland

Op 18 oktober 2014 zijn de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening in werking getreden. In de Omgevingsvisie staan de hoofdlijnen en in de Omgevingsverordening de regels. Het Waterplan, het Provinciaal Verkeer en Vervoer Plan, het Streekplan, het Milieuplan en de Reconstructieplannen zijn herzien en samengebracht in de nieuwe Omgevingsvisie. De provincie kiest er in deze Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:

  1. 1. een duurzame economische structuur;
  2. 2. het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.

Deze twee hoofddoelen benadrukken de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur. Zij beïnvloeden elkaar. Economische structuurversterking vraagt om een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Dat is een goede bereikbaarheid en voldoende vestigingsmogelijkheden. Het betekent ook een aantrekkelijke woon- en leefomgeving met de unieke kwaliteiten van natuur, water en landschap in Gelderland.

Te lezen is dat: Het verbeteren van de economische structuur is een belangrijke opgave voor de Gelderse samenleving. Er zijn veel kansen om de economische structuur te verbeteren. De provincie wil samen met haar partners de kansen benutten, mèt oog voor de unieke kwaliteiten van Gelderland. Het streven is om de concurrentiekracht van Gelderland te vergroten door een duurzame versterking van de ruimtelijk-economische structuur.

In de omgevingsvisie staan ook de speerpunten voor de stadsregio. Te lezen is dat: De kwaliteiten van de Stadsregio bepalen in belangrijke mate de ontwikkelingsmogelijkheden en daarmee ook de concurrentiepositie van Gelderland in internationaal en nationaal verband. De innovatieve kwaliteiten bepalen de potenties van de regio. Prioritaire clusters, met samenwerking van overheid, ondernemingen en kennisinstellingen, zijn:

  • Health Valley: medische technologiecluster in Nijmegen en omgeving (verbondenheid bedrijven, overheid, gezondheidszorg en kennisinstellingen);
  • Creatieve Industrie: innovatie culturele sector met name in Arnhem;
  • Energie- en Milieutechnologie, met een zwaartepunt in Arnhem.

Binnen de Stadsregio worden naast de genoemde topsectoren (Health Valley, Creatieve Industrie) de clusters Energie- en Milieutechnologie (EMT), logistiek, agro (glastuinbouw) en toerisme onderscheiden. Hieraan wordt in het economische beleid van de Stadsregio extra prioriteit toegekend.

De focus van de provincie is daarbij gericht op Health Valley in een netwerkrelatie met FoodValley, technologie cluster Enschede, brainport Eindhoven en op Energie- en Milieutechnologie.

Ook is te lezen dat: Met de regio onderkent de provincie het belang van de doorwerking van topsectorenbeleid naar de brede basiseconomie en vergroten van de mogelijkheden tot spin-off.

Met de ontwikkeling van het NTC wordt concreet uitvoering gegeven aan de doorwerking van het topsectorenbeleid en vergroten van de spin-off en is daarmee in lijn met de provinciale doelstellingen en beleid.

2.3 Gemeentelijk Beleid

2.3.1 Structuurvisie Nijmegen

In de transitie van traditionele industrie naar kennisindustrie is het opleidingsniveau van de Nijmeegse beroepsbevolking gestegen. Inmiddels is bijna de helft van de volwassen Nijmeegse bevolking hoogopgeleid. Nijmegen is een kennisstad geworden met de zorgsector als excellerende tak. De zorgsector in Nijmegen is in omvang de tweede van het land en goed voor ruim 20% van de Nijmeegse werkgelegenheid. Mede daarom staat Nijmegen nationaal op de kaart met Health Valley als onderdeel van de topsector Life Sciences & Health. Andere speerpuntsectoren in Nijmegen zijn semiconductors en energie- en milieutechnologie. Nijmegen kent een aanbod op deze specifieke technologiegebieden met hoog opgeleide kenniswerkers, toponderzoekers, een uniek aanbod van opleidingen en een breed scala aan testfaciliteiten.

Uit de ruimtelijk economische trends en ontwikkelingen komt een aantal opgaven en ambities naar voren op het gebied van bedrijventerreinen, kantoren, werken aan huis, detailhandel, toerisme en horeca, de binnenstad en campusontwikkeling. Met de invulling van deze ambities versterken we de ruimtelijk economische structuur van de stad en spelen we in op trends en kansen. We scheppen de (ruimtelijke) voorwaarden voor economische groei nu en in de toekomst. Een goede bereikbaarheid is daarvoor een belangrijke randvoorwaarde.

Een gedifferentieerd aanbod aan bedrijventerreinen

Nijmegen kent een kwalitatief gedifferentieerd aanbod van bedrijventerreinen. Onze ambitie is om voldoende en kwalitatief geschikte ruimte hebben voor bedrijvigheid zonder overaanbod te creëren. We kiezen ervoor om zoveel mogelijk bestaand bedrijventerrein eerst te benutten, dan wel te herstructureren voordat we overgaan tot de aanleg van nieuw bedrijventerreinen. Ook streven we naar goed bereikbare en zorgvuldig beheerde en onderhouden bedrijventerreinen. De werklocaties Heijendaal en Winkelsteeg (Novio Tech Campus) zijn de locaties voor kennisintensieve en innovatieve bedrijvigheid.

Stimuleren van campusontwikkeling

Bedrijven die zich vestigen in Nijmegen vanwege de unieke kennisinfrastructuur zijn vaak bedrijven die ook zelf weer investeren in hoogwaardige onderzoek, onderzoeksruimtes en productiefaciliteiten. Om deze ontwikkeling maximaal te faciliteren zorgen we voor goede ruimtelijke randvoorwaarden. Onze ambitie is om de kennispositie van Nijmegen en haar topsectoren verder uit te bouwen. We willen investeren in het vestigingsklimaat op de terreinen waar Nijmegen goed in is door campusontwikkeling bij Novio Tech Campus en Campus Heijendaal en de verbindingen daartussen. Voor het uitwisselen van kennis en innovatie zijn goede netwerken nodig, waarin experimenten en crossovers worden aangemoedigd.

Novio Tech Campus Nijmegen

De gemeente Nijmegen, NXP Semiconductors, Kadans, de provincie Gelderland en de Ontwikkelingsmaatschappij Oost Nederland NV werken samen aan de ontwikkeling van een nieuw technologisch bedrijvenpark, onder de noemer Novio Tech Campus. In de periode tot en met 2020 zal het oude NXP-terrein bedrijventerrein transformeren tot een aantrekkelijke en toekomstgerichte werklocatie voor hoogtechnologische en kennisintensieve bedrijven, die zich bezig houden met zogenaamde toegepaste innovatie. Met de realisatie van gebouw M (voorheen Novio Tech Innovation Center) is de eerste fase van Novio Tech Campus gestart. De komende jaren wordt ook het station Goffert gebouwd, waardoor het gebied met openbaar vervoer veel beter bereikbaar wordt.

2.3.2 Verkeer

Het Nijmeegse mobiliteitsbeleid is vastgelegd in de nota "Nijmegen Duurzaam Bereikbaar". Hieronder volgt een beknopte beschrijving van het gemeentelijk beleid:

De gemeente Nijmegen stelt zich ten doel de bereikbaarheid van de stad te garanderen en te verbeteren. Hierbij staat een multimodale aanpak centraal, waarbij de reiziger een keuze wordt aangeboden uit een aantal aantrekkelijke alternatieven: soms is de auto de beste keuze, soms de fiets, soms het openbaar vervoer en soms een combinatie van vervoerswijzen. Daarnaast neemt de gemeente maatregelen om het verkeerssysteem als totaal duurzamer te maken. Hierbij is de samenhang tussen het mobiliteitsbeleid en ruimtelijke ordeningsbeleid van groot belang. Het verstedelijkingsbeleid van de gemeente gaat uit van een concentratie van ruimtelijke ontwikkelingen op een aantal knopen die goed bereikbaar zijn met de fiets en met het openbaar vervoer. Ook nieuwe grootschalige woning- bouwontwikkelingen zoals de Waalsprong moeten goed ontsloten worden voor fiets, openbaar vervoer en auto. Voor bedrijventerreinen geldt dat deze zoveel mogelijk aan de rand van de stad worden gesitueerd met goede verbindingen naar de rijkswegen. Transferia worden op strategische plekken aan de rand van de stad gerealiseerd waar overstappen op het HOV mogelijk is. Bij elke geplande nieuwe ontwikkeling wordt onderzocht wat de effecten zijn op de bereikbaarheid. Dat kan leiden tot extra maatregelen, de keuze voor een andere locatie of in het meest extreme geval tot het niet doorgaan van de ontwikkeling. Tenslotte richt het beleid zich op maatregelen die leiden tot een betere benutting van de bestaande infrastructuur en het stimuleren van duurzame vervoerswijzen. Waar al deze maatregelen onvoldoende soelaas bieden, komt het vergroten van de capaciteit als optie in beeld.

Nu De Oversteek gerealiseerd is, is de verkeersstructuur in de stad ingrijpend veranderd. Met realisatie van De Oversteek en verbreding van de A50 zal de doorstromingsproblematiek verschuiven van het gebied ten noorden van de Waal naar de zuid- en westflank van de stad. In het gebied ten zuiden van de Waal en ten oosten van het Maas-Waalkanaal was al sprake van hoge verkeersdruk. De ruimtelijke mogelijkheden om nieuwe infrastructuur te bouwen zijn hier beperkt. De aanleg van De Oversteek wordt door de gemeente Nijmegen aangegrepen om door dynamisch verkeersmanagement het verkeer beter te beheersen en de doorstroming te verbeteren.

2.3.3 Cultuurhistorie

Het gedachtengoed uit de beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg en het gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening is aanleiding geweest het gemeentelijk erfgoedbeleid te actualiseren. Dit heeft geresulteerd in de Nota Cultureel Erfgoed, die op 15 mei 2013 door de raad is vastgesteld. Deze nota beschrijft op welke manier erfgoed kan bijdragen aan de ambitie van de gemeente Nijmegen om de identiteit van de stad te behouden en te versterken. Hiervoor worden drie strategieën ingezet: duurzame ruimtelijke ontwikkeling, kennis & inspiratie en bescherming & instandhouding.

De strategie duurzame ruimtelijke ontwikkeling heeft betrekking op een toekomstbestendige stad, waar erfgoed ingezet wordt om bij gebiedsontwikkelingen de eigen identiteit te behouden of te versterken. De verplichtingen vanuit het Besluit ruimtelijke ordening en de daaruit voortvloeiende beleidsvrijheid die we als gemeente hebben zetten we in om deze ambitie te kunnen realiseren. Erfgoed is namelijk een factor die mede kwaliteit geeft aan de ruimte en daarmee ruimtelijke ontwikkelingen kan verrijken. De cultuurhistorische elementen die onderdeel zijn van de identiteit van de stad kan men niet allemaal als beschermd monument of gezicht aanwijzen, maar zijn wel onderdeel van de manier waarop we onze stad beleven, inrichten en gebruiken. De cultuurhistorische beleidskaart is de basis voor de cultuurhistorische inbreng bij het opstellen van ruimtelijke plannen.


Een ander onderdeel van de Nota Cultureel Errfgoed is het belang van herbestemming van karakteristieke gebouwen voor behoud van de identiteit en eigenheid van de stad. Hierbij gaat het niet alleen om herbestemming van beschermde gebouwen, maar ook om niet-beschermde gebouwen. Een verstandig gebruik van erfgoed is een kernaspect van een duurzame ruimtelijke ontwikkeling. Herbestemming van erfgoed houdt de geschiedenis van een gebied zichtbaar en beleefbaar.


Voor gemeentelijke beschermingen is de gemeentelijke monumentenverordening de basis.

Hoofdstuk 3 Sectoraal Beleid

3.1 Economische Zaken

De ontwikkeling van Novio Tech Campus (NTC) is een belangrijke ontwikkeling voor de economie van Nijmegen. Op NTC worden de unieke kwaliteiten die op het voormalige terrein van NXP aanwezig zijn, zoals cleanrooms, technische infrastructuur, bedrijfsstoffen, electriciteitsvoorziening en het Regional Quality Center, in combinatie met de kracht van het medische cluster rondom Campus Heijendaal ingezet om bedrijven en (kennis)instellingen die actief zijn op het terrein van Health & Life Sciences en/of Semiconductors/High Tech een biotoop te bieden waarin zij goed kunnen gedijen en waarin ze tot nieuwe innovaties en synergie kunnen komen. Een gezonde ontwikkeling van deze campus zal leiden tot het vergroten van de werkgelegenheid en de innovatiekracht van Nijmegen. Een van de voorwaarden om tot een gezonde ontwikkeling te komen is een bestemmingsplan dat de ontwikkelingsmogelijkheden van het concept optimaal faciliteert. Een bestemmingsplan waarin ruimte wordt geboden aan bedrijven die het concept NTC vorm moeten geven en dragen (Health & Life Sciences en Semiconductors/High Tech), maar ook synergiebedrijven (bedrijven die niet perse binnen het concept passen, maar wel een belangrijke toegevoegde waarde kunnen bieden aan de bedrijven die het concept dragen) en ondersteunende bedrijven, zoals horeca en dienstverleners als kappers, wasserettes, e.d.).

Horeca

De Novio Tech Campus biedt een breed scala aan faciliteiten en diensten voor ondernemers in de Life Sciences, Health en High Tech Semiconductors. Bij deze faciliteiten horen ook horecavoorzieningen waar ondernemers, bezoekers en andere belanghebbenden in het gebied terecht kunnen. De ontwikkeling van nieuwe horeca op Novio Tech Campus wordt uiteraard overgelaten aan 'de markt'. Voor het gebied Novio Tech Campus worden wel de kaders aangegeven waarbinnen nieuwe horeca-initiatieven vorm kunnen krijgen. Uitgangspunt daarbij is geweest om ruimte te bieden aan nieuwe concepten die van een meerwaarde kunnen zijn voor de ontwikkeling van het gehele gebied en inspelen op de behoeften van gebruikers van het gebied.


In de Horecanota Gastvrij Nijmegen (2007) zijn de volgende beleidslijnen opgenomen die de ontwikkeling van nieuwe horeca in dit gebied ondersteunen:

  1. 1. Horeca bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen
    In de horecanota Gastvrij Nijmegen (2007) is de beleidslijn opgenomen dat er ruimte zal zijn voor nieuwe grootschalige ontwikkelingen in de horeca indien er nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen plaats vinden. De ontwikkeling van 52 degrees wordt in de nota expliciet als voorbeeld genoemd. Maar ook de directe omgeving, Novio Tech campus, kan in dat licht worden bezien.
  2. 2. Horeca op unieke locaties
    In de horecanota Gastvrij Nijmegen wordt aangegeven dat nieuwe horeca is toegestaan op unieke locaties. Het profiel van Novio Tech Campus heeft een voor Nijmegen uniek karakter. Het bereik van een horecavoorziening op de Campus gaat verder dan de directe omgeving. De horeca-voorziening zal zich richten op zakelijke bezoekers, afkomstig uit de gehele regio.

3.2 Verkeer

3.2.1 Bereikbaarheid

3.2.2 Expeditie

Op het gebied van (beroeps)goederenvervoer streeft Nijmegen naar een marktconform beleid, waarbij de overheid de randvoorwaarden schept om de markt tot kwalitatieve oplossingen te verleiden. Het streven is om tot een reductie van het aantal verkeersbewegingen te komen en daarbij zowel CO2-reductie als een gezonde businesscase te realiseren. Dit wordt bereikt door transportbedrijven die voorop durven lopen extra te belonen in de vorm van specifieke privileges. Daarnaast is ook afstemming op regionaal niveau van belang. Dit gebeurt door continue afstemming met de markt en omliggende gemeenten (vooral Arnhem). De gemeente Nijmegen werkt mee aan het stimuleringsprogramma Lean & Green en kent tenslotte ook nog de Groene Hub. Dit is een project voor het verduurzamen van het goederen- en busvervoer. In dit project zorgen deelnemers uit de regio Arnhem-Nijmegen ervoor dat lokaal opgewekt groen gas gebruikt wordt voor het openbaar vervoer.


Expeditie voor het plangebied vindt plaats via de ontsluiting aan de Nieuwe Dukenburgseweg. Expeditieverkeer mag het plangebied alleen voorwaarts ontsluiten.

3.2.3 Parkeren

De afgelopen jaren zijn stedelijke, maar ook regionale en landelijke ontwikkelingen op het gebied van verkeer en vervoer, ruimtelijke ordening en economie, van invloed geweest op het parkeerbeleid. Het parkeerbeleid is opgenomen in de Parkeernota "Kiezen en Delen" parkeren in Nijmegen, parkeernota 2013-2017 (Parkeernota). De Parkeernota biedt voldoende ruimte en mogelijkheden voor maatwerk met het oog op toekomstige ontwikkelingen. Samen met stakeholders in de stad wordt gewerkt aan een verdere vervolmaking van de parkeerproducten. Daarbij worden de ontwikkelingen op het mobiliteitsvlak op de voet gevolgd, zoals de ingebruikname van De Oversteek, de vernieuwde Waalbrug, de stadsuitbreiding in Nijmegen Noord en de toevoeging van meer transferia. Verder wordt er ruimte gecreëerd voor nieuwe technologische ontwikkelingen op parkeergebied (o.a. routeringsysteem, digitalisering en meer mogelijkheden tot het bieden van maatwerk).


Het parkeerbeleid wordt gestuurd op de uitgangspunten leefbaarheid, aantrekkingskracht van de binnenstad en bereikbaarheid:

  • Leefbaarheid in de wijken: In de wijken zijn een rechtvaardige verdeling van de schaarse openbare ruimte (waaronder parkeerplaatsen) en het voorkomen van parkeeroverlast wenselijk. Hierbij is maatwerk noodzakelijk, bijvoorbeeld in de tijden waarop parkeerregulering van kracht is, tarieven en specifieke regelingen voor specifieke doelgroepen;
  • Bruisende binnenstad: Aantrekkelijke, voldoende en goed bereikbare parkeerruimte in en om de binnenstad is erg belangrijk. De bezoekers van onze stad worden gastvrij ontvangen. Parkeren is een onderdeel van de service aan onze bezoekers. Dit betekent voldoende parkeergelegenheid, een kwalitatief hoogwaardig aanbod en duidelijkheid over de tarieven. Parkeren is immers direct gerelateerd aan de levensvatbaarheid van de economische functies en voorzieningen.
  • Bereikbare parkeervoorzieningen: Vanuit de bereikbaarheid stimuleren we dat verkeersdeelnemers gericht kiezen of zij met fiets, auto of OV reizen. Het parkeerbeleid kan bijdragen aan het bevorderen van het selectieve gebruik van de auto, waarbij de groei van de automobiliteit voor kleinere afstanden wordt beperkt ten gunste van bereikbaarheid, leefbaarheid en luchtkwaliteit. Parkeren in het centrum blijft mogelijk, maar parkeren op afstand vormt een aantrekkelijk alternatief. Het uitgangspunt is dat de automobilist een keuze heeft waar hij zijn auto neerzet: binnen de singels, aan de rand van het centrum of goedkoop aan de rand van de stad in een transferium. Goede communicatie en informatie aan de bezoeker en een goede parkeerroutering zijn essentiële randvoorwaarden.


Het aantal parkeerplaatsen wordt berekend aan de hand van de toepassing van artikel 2.5.30 uit de Nijmeegse bouwverordening. Het artikel is een uitwerking van de door Burgemeester en Wethouders vastgestelde parkeervisie (2012) en de hierin verbonden nota parkeernormen gemeente Nijmegen (2012). Het plangebied valt in de sterk stedelijke zone "Centrum".
Het totale aantal parkeerplaatsen (inclusief bezoek) moet op eigen terrein worden opgelost. Via de omgevingsvergunning is in bepaalde gevallen ontheffing mogelijk.


Op eigen terrein moeten voldoende fietsenstallingen worden gerealiseerd. Aan de hand van de kengetallen voor fiets parkeren uit de ASVV 2012 wordt bepaald hoeveel klemmen minimaal noodzakelijk zijn.

3.2.4 Verkeersveiligheid

In de Nota Nijmegen Duurzaam bereikbaar is verkeersveiligheid de randvoorwaarde voor alle ontwikkelingen in Nijmegen. Aan de hand van de wegencategorisering kaart is bepaald welke snelheidregime er geldt. Op de GOW-plus, GOW-basis, GOW-min en de industrieterreinen geldt 70 of 50 km/h. Voor de rest binnen bebouwde kom geldt 30 km/h. Voor alle wegen binnen en rondom het plangebied geldt een maximum snelheid van 50 km/h.

3.3 Milieu

3.3.1 Bodem

Voor de bestemmingsplanparagraaf is het bodeminformatiesysteem van de gemeente Nijmegen geraadpleegd. Hierbij zijn naast bodemrapporten van de beide tankstations aan de Neerbosscheweg, de VOS locatie onderzoeken (bodemonderzoeken naar voormalige stortplaatsen) ook onderzoeken op het Phillips, NXP terrein doorgenomen. Dat is gedaan omdat de voormalige storten aan de rand van het toekomstig NTC terrein liggen en nagegaan moet worden of de stortresten ook onder het toekomstige NTC terrein kunnen liggen.

Een bodemonderzoek van 17 augustus 2012 (kenmerk NM514-1) gedaan door Witteveen en Bos in opdracht van Ontwikkelmaatschappij oost Nederland NV laat zien dat op het terrein enkele spots voorkomen van PAK en zink; beide spots bevinden zich in de eerste halve meter beneden maaiveld en zijn beperkt van omvang (3 en 7 M2); ze bevatten sterk verhoogde gehaltes aan zink en/of PAK.

Uit de analyses van de overige (meng)monsters blijkt dat de grond veelal licht is verontreinigd met zware metalen en PAK.

Het meest recente bodemonderzoek betreft een verkennend bodemonderzoek dat is uitgevoerd op de Gerstweg 2, op plot 1 en 2 na sloop van enkele gebouwen van NXP (MHW, B.V. op 22 oktober 2013 met kenmerk M13B0281). Bedoeling van het onderzoek was te achterhalen of er stort(resten) aanwezig zijn onder de gesloopte panden. Deze locatie ligt aan de rand van het NTC terrein.


Belangrijkste conclusies bodemonderzoek aan de rand van het terrein:

  • Tijdens de veldwerkzaamheden zijn op het noordelijk deel ter plaatse van de Neerbosscheweg stortresten gevonden;
  • de boven- en ondergrond (0,0-0,5 m-mv en 0,5 - 2,0 m-mv) van het overige onderzochte terrein zijn licht verontreinigd met PAK, PCB, minerale olie en zware metalen;
  • het grondwater is niet onderzocht en er is virtueel geen asbest op het maaiveld en in de grondmonsters gevonden;
  • de stortresten zijn sterk verontreinigd met zware metalen en PAK; het gaat om een stort en dit betreft een geval van ernstige bodemverontreiniging dat bij de gemeente bekend is onder de naam "Neerbosscheweg II", gevalscode GE026800310.


Omdat het maaiveld wordt verlaagd voor het toekomstige station en parkeerplaatsen is er een goedgekeurd saneringsplan aangevraagd en accoord bevonden.


Uit de overige verkennende en nadere bodemonderzoeken (o.a. rapport 0238/GE/330/18/HO, 1986 Grontmij, 0834, 1993 Haskoning, rapport 1845/E1424.A01, 1998 Haskoning, rapport 1575/11065.C0129, 1994 Haskoning, rapport 4333/9R8933.01, 2008 Royal Haskoning) die zijn:

  • de bovengrond (0,0-0,5 m-mv) is licht verontreinigd met lood, koper, kwik, zink en PAK;
  • de ondergrond (0,5-2,0 m-mv) van het overige terrein is licht verontreinigd met lood, koper, kwik, zink en PAK;
  • het grondwater is sterk met VOCL verontreinigd; tevens is het grondwater plaatselijk verontreinigd met minerale olie en vluchtige aromaten;

Conclusie

Uit de onderzoeken blijkt dat de stortresten inderdaad tot aan de randen van het NTC terrein komen. Op het NTC terrein zelf zijn in de bodemonderzoeken die zijn gedaan weliswaar puinresten, en resten van het voormalig composteerbedrijf gevonden, maar de bodem is licht verontreinigd met zware metalen en PAK.


Het grondwater is sterk verontreinigd met VOCL. Dit zit 12 meter diep en vormt geen belemmering voor het bouwen van bedrijfspanden en woningen.

3.3.2 Geluid

Het plan is gelegen op het geluid gezoneerde industrieterrein Winkesteeg. Dit betekent dat de geluidemissie ten gevolge van alle inrichtingen op het industrieterrein buiten de vastgestelde geluidzone niet meer mag bedragen dan 50 dB(A) etmaalwaarde. De precelen binnen het plan blijven geschikt voor inrichtingen met een hoge geluidemissie.

De vastgestelde geluidzone rond het industrieterrein Winkelsteeg wordt door de gemeente nijmegen gehandhaafd.

Binnen het plan worden geen geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt.

3.3.3 Luchtkwaliteit

Als een ruimtelijk plan getoetst wordt op luchtkwaliteit, moet worden gelet op de volgende 2 zaken:

  1. a. het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit.
  2. b. het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.


ad a) het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet Milieubeheer uitgebreid met hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteiteisen. De regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteitseisen is verder uitgewerkt in AMvB's (Besluit niet in betekenende mate bijdragen luchtkwaliteitseisen, Besluit gevoelige bestemmingen luchtkwaliteitseisen) en Ministeriële regelingen (Regeling niet in betekenende mate bijdragen luchtkwaliteitseisen, Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007, Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007).

Grenswaarden voor luchtkwaliteit gelden o.a. voor de stoffen stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). In Nijmegen worden alleen voor NO2 en PM10 mogelijke overschrijdingen verwacht. De grenswaarden betreffen bestuurlijke normen, ook beneden de grenswaarden zijn in studies gezondheidseffecten waargenomen.


De normering voor NO2 en PM10 is als volgt:

Norm Ingangsdatum
Jaargemiddelde grenswaarde NO2 40 ug/m3 1-1-2015
Jaargemiddelde grenswaarde PM10 40 ug/m3 1-6-2011
Daggemiddelde grenswaarde PM10 max. 35 dagen/jaar >50 ug/m3 1-6-2011

Bij ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied moet met deze normering rekening worden gehouden.


Plannen worden getoetst aan de regelgeving voor luchtkwaliteit. Een ruimtelijke ontwikkeling kan doorgaan, indien aannemelijk kan worden gemaakt dat:

  • de ruimtelijke ontwikkeling, al dan niet in combinatie met aan het project verbonden maatregelen, niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Dit is sinds de inwerkingtreding van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) maximaal 3 %, of:
  • de luchtkwaliteit door de ruimtelijke ontwikkeling, al dan niet in combinatie met aan het project verbonden maatregelen, per saldo verbetert of tenminste gelijk blijft, of:
  • bij een beperkte verslechtering van de luchtkwaliteit vanwege de ruimtelijke ontwikkeling de luchtkwaliteit in een gebied rondom het project per saldo verbetert. De verbetering en verslechtering zullen beide moeten gelden voor overschrijdingssituaties en dienen te worden betrokken op de concentraties van NO2 en/of PM10, of:
  • de ruimtelijke ontwikkeling is beschreven in, past binnen, of is in elk geval niet strijdig met een vastgesteld programma zoals het NSL, of;
  • er geen grenswaarden worden overschreden door de ruimtelijke ontwikkeling.


Onderhavig bestemmingsplan voorziet in een lagere danwel gelijkblijvende verkeersaantrekkende werking dan de huidige planologische situatie. Derhalve zal sprake zijn van een verbetering danwel gelijkblijven van de luchtkwaliteit. Het plan voldoet daarmee aan de luchtregelgeving.



ad b) het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.

Op 16 januari 2009 is het Besluit "gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)" in werking getreden. Met deze amvb wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid van (snel)wegen beperkt. Het besluit heeft als doel het beschermen van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen met bijbehorende terreinen zijn gevoelige bestemmingen. Plannen voor gevoelige objecten zijn niet toegestaan binnen 300 meter vanaf de rand van een rijksweg of binnen 50 meter vanaf de rand van een provinciale weg, mits ter plaatse een grenswaarde overschreden wordt. Voor drukke stadswegen worden geen afstanden genoemd, maar kunnen door lokaal beleid aangewezen worden.


De landelijke GGD heeft in de "GGD-Richtlijn medische milieukunde: luchtkwaliteit en gezondheid" het volgende geadviseerd ten aanzien van het bouwen van gevoelige bestemmingen langs snelwegen en drukke gemeentelijke wegen (meer dan 10.000 mvt/etm):

  • liever niet binnen 300 meter van een snelweg;
  • op minder dan 100 meter van een snelweg wordt sterk afgeraden;
  • niet bouwen direct langs een drukke weg, dus niet in 1e lijnsbebouwing;
  • aangevuld met dat dit minimaal moet gelden binnen 50 meter van de rand van de drukke gemeentelijke weg.

Gemeente Nijmegen conformeert zich aan deze landelijke GGD-richtlijn. De geplande nieuwbouw betreft geen gevoelige bestemmingen en voldoet daarmee ook aan dit aspect.

3.3.4 Externe veiligheid

3.3.5 Fysieke veiligheid

Het aspect fysieke (brand)veiligheid stelt voorwaarden aan de inrichting van de openbare ruimte, de situering van gebouwen ten opzichte van elkaar, de bluswatervoorziening en de bereikbaarheid. De van toepassing zijnde voorwaarden worden genoemd:

Inrichting openbare ruimte: ontvluchting en zelfredzaamheid

Hoe de openbare ruimte is ingericht, is van invloed op de mate waarin hulpdiensten de incidentlocatie kunnen bereiken en betrokkenen bij een incident in staat zijn een locatie te ontvluchten. In dit kader zijn de mogeiijkheden voor ontvluchting en zelfredzaamheid binnen het plangebied bekeken. Er kunnen wat betreft de inrichting van de openbare ruimte geen beperkingen worden geconstateerd.


Situering van gebouwen.

In verband met brandveiligheid kan het Bouwbesluit voorwaarden stellen aan de afstand tussen gebouwen onderling en de positionering ten opzichte van elkaar of bouwkundige voorzieningen eisen ter voorkoming van brandoverslag.
Er zijn bij diverse gebouwen op het NTC-terrein onvoldoende maatregelen genomen ter voorkoming van brandoverslag. Indien deze panden niet door bouwkundige maatregelen op vereist niveau gebracht worden, dan is borging van een bebouwingsvrije zone tussen de panden een andere mogelijkheid om het vereiste niveau van weerstand tegen brandoverslag te bereiken. In het bestemmingsplan is hierin voorzien in de regels, onder artikel 3.2.2 onder b.


Bluswatervoorziening

Het Bouwbesluit 2012 stelt eisen aan de beschikbaarheid van bluswater. Afstand van de bluswatervoorziening(en) tot de brandweertoegang van gebouwen dient maximaal 40 meter te bedragen. De benodigde capaciteit van een dergelijke voorziening is voor de panden in dit plangebied minimaal 60 m3 water per uur. In de huidige situatie wordt in het bluswater voorzien door het bluswaternet van NXP. In de toekomst zullen er alternatieve voorzieningen getroffen moeten worden, indien overige gebruikers van de NTC geen gebruik meer kunnen maken van de voorzieningen van NXP.


Bereikbaarheid

Wat bereikbaarheid betreft, zijn voor dit plan met name de dimensionering van de wegen en de bereikbaarheid van brandweertoegang van de gebouwen van belang. De afstand van de ontslultingswegen op het NTC terrein tot deze brandweertoegang mag niet meer dan 10 meter bedragen en er dient een opstelplaats voor het voertuig te zijn. Doodlopende einden van de wegenstructuur op het terrein van NXP en/of NTC dienen zoveel mogelijk voorkomen te worden of er dienen keervoorzieningen te zijn. Op basis van het huidige plan zien wij op voorhand geen beperkingen.

3.3.6 Klimaat

De klimaatverandering noopt tot aanpassingen in ruimtelijke ontwikkelingen. De Gemeenteraad van Nijmegen heeft haar visie hierop in de Kadernotitie Klimaat en de duurzaamheidsagenda 2011-2015 vastgelegd.


Kernbegrippen zijn compensatie en adaptatie.
Compensatie is het tegengaan en verminderen van negatieve effecten op het klimaat. Dit kan door energiegebruik te beperken en/of duurzame energiebronnen te gebruiken en door gebruik te maken materialen uit vernieuwbare bronnen. Nijmegen streeft er daarom naar om als stad energieneutraal te worden.
Adaptatie is het aanpassen aan de wijzigende omstandigheden zoals extremere weersomstandigheden en een stijgende energieprijs. Voorbeelden hiervan zijn het voorkomen van oververhitting, aandacht voor windklimaat en het realiseren van grotere piekbergingen voor neerslag.


In de gebouwde omgeving zijn voor energiegebruik en oververhitting de oriëntatie van de bebouwing en de manier waarop met de bezonning is omgegaan bepalende factoren.


Het microklimaat wordt bepaald door de verhouding tussen bebouwd en begroend oppervlak en de relatie tussen bebouwde en groene structuren. Een goed groenontwerp helpt oververhitting tegen te gaan en vangt neerslag en luchtverontreiniging op.


Op dit bedrijventerrein kan in de onbebouwde ruimte groen voor een betere uitstraling en een gezonder verblijfsklimaat zorgen als de volgende maatregelen worden genomen:

  • overhoeken en ruimtereserveringen niet bestraten maar groen inrichten;
  • erfgrenzen en hekken groen aankleden (bv begroeid met klimop);
  • parkeerterreinen voorzien van beplanting zodat er voldoende beschaduwing is.


Voor utiliteitsbouw liggen kernpunten bij terugdringen van de CO2 uitstoot en aanpassing aan veranderde weersomstandigheden. Bijkomend voordeel hierbij is dat dit leidt tot lagere beheerlasten en een gezondere, comfortabeler gebouw.


Om de mogelijkheden per plan in beeld te brengen kan de voor het bouwplan noodzakelijke installatie ontwerp aangevuld worden met een energiescan. Hierin kunnen zowel de warmtevraag als de koelingsbehoefte onderzocht worden. Op die manier kan de bijdrage van dit project aan de hierboven genoemde doelstellingen in beeld woorden gebracht.


De gewenste high tech uitstraling is een belangrijke reden om de daken vergroend of voorzien van zonne-energiepanelen uit te voeren. Vergroenen van de daken heeft daarnaast positieve effecten op het micro-klimaat, de isolatiewaarde en levensduur van de onderliggende daken en de waterhuishouding van het gebied.


Verantwoord materiaalgebruik, beperking van energievraag en een verstandige positionering van functies dragen mede bij aan de klimaatdoelstellingen. In Stadsregionaal verband wordt de GPR-methodiek gehanteerd om prestaties van gebouwen te in beeld te brengen. Deze software staat via de gemeente Nijmegen ter beschikking aan ontwikkelaars in dit gebied. De ontwikkelaar kan deze systematiek ook gebruiken om haar ontwerpen te optimaliseren en te toetsen op bouwbesluitaspecten zoals energieprestatie en materiaalprestatie.


Het gebied is onder voorwaarden geschikt voor bodemenergiesystemen zoals Koude-Warmte opslag. Voor het bepalen van deze voorwaarden zal afstemming gezocht moeten worden met eventuele andere grondwatergebruikers in de omgeving en zal de milieu hygiënische situatie van de bodem en het grondwater mee moeten worden gewogen.

3.4 Water

3.4.1 De watertoets

Voor de ruimtelijke aspecten heeft het Nationaal Waterplan de status van structuurvisie. Hierin zijn water en ruimtelijke ontwikkelingen geïntegreerd, conform de nieuwe Wet ruimtelijke ordening en de Waterwet.

Binnen de volgende documenten is de watertoets verankerd:

  1. 3. Nota Anders Omgaan met Water (Kabinetsstandpunt over het waterbeleid 21e eeuw, dec. 2000)
  2. 4. Nationaal Bestuursakkoord Water (2 juli 2003)
  3. 5. Landelijke Handreiking Watertoets 2 (RIZA, december 2006)
  4. 6. Waterbeheerplan 2010-2015 (Waterschap Rivierenland 15 december 2008)

3.4.2 Algemeen

Het plangebied maakt deel uit van de bestaande waterhuishoudkundige inrichting van het bedrijventerrein Winkelsteeg-Noord. Voor dit gebied zijn het "Waterplan Nijmegen (2001)" en het "Gemeentelijk Rioleringsplan 2010 t/m 2016" relevant. En er is een Rioleringsplan uit 2004 t.b.v. de ombouw van gescheiden naar VGS-stelsel. Er vinden geen grote wijzingen plaats als gevolg van de voorgenomen bestemmingsveranderingen. Op dit moment is het plangebied een bedrijventerrein van NXP (voorheen Philips), wat in zijn geheel verhard mocht worden volgens het oude bestemmingsplan. Op de nieuwe Novio Tech Campus (NTC) komt zowel ruimte voor gebouwen (health & High Tech sector), als parkeerterreinen en een fiets- en wandelverbinding vanaf het nieuwe station Goffert door het gebied heen. Het terrein beoogt een groene uitstraling te krijgen, wat betekent dat niet alles verhard gaat worden. Precieze inrichtingsplannen zijn er nog niet.

3.4.3 Oppervlaktewater

Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Ten westen en zuiden van het plangebied is een verbeterd gescheiden rioleringsstelsel aanwezig, dat afwatert naar de watergangen aan de westzijde van het bedrijventerrein parallel aan het Maas-Waalkanaal. Deze watergangen lopen via Hatert door naar Malden, waar het water bij overbelasting van het systeem door het waterschap wordt verpompt naar het Maas-Waalkanaal middels een gemaal.

3.4.4 Grondwater

Het plangebied bevindt zich niet in een grondwaterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied. Wel bevindt zich een privaat grondwateronttrekkingspunt op het terrein (van NXP). Onder het NXP-terrein is sprake van grondwatervervuiling (zie paragraaf 3.3.1).

Het plangebied bevindt zich op 0,7 km van het Maas-Waalkanaal en 3,5 km van de Waal. De grondwaterstand wordt grotendeels beïnvloedt door de stabiele waterstand in het Maas-Waalkanaal die weer gestuurd wordt door de stuw bij Grave in de Maas. Gemeente Nijmegen heeft een meetpunt op 450 m van het kanaal en deze laat grondwaterstanden zien van 7,5 tot 8 m+NAP. Verwacht wordt dat de grondwaterstanden in het plangebied hier niet veel van zullen afwijken. De maaiveldhoogte in het plangebied varieert tussen de 11m (west) en 14 m +NAP (oost), zodat de grondwaterstand zich op 3,5 tot 6,0m onder maaiveld bevindt.

Uitgangspunt bij nieuwe stedelijke in- en uitbreidingen is dat er grondwaterneutraal wordt gebouwd. Dat wil zeggen dat de oorspronkelijke grondwaterstanden en -stromen in de omgeving niet wijzigen. Dit kan bereikt worden door:

  • een grondwatergerelateerde locatiekeuze: geen stedelijke uitbreidingen in gebieden met (kans op) hoge grondwaterstanden;
  • maatregelen te treffen bij bouwrijp maken en tijdens de bouw (ophogen, goede structuur van het oppervlaktewatersysteem, voorkomen verdichting bodemstructuur);
  • een waterproof bouwkundig ontwerp van woningen en gebouwen (bijvoorbeeld kruipruimteloos)

Om grondwateroverlast in bestaand stedelijk gebied te beperken zet het waterschap in eerste instantie in op bouwkundige maatregelen. Pas als dit onvoldoende soelaas biedt komen drainerende of onttrekkende oplossingen in beeld. Dit sluit niet uit dat er niet ondergronds gebouwd mag worden, mits er voldoende technische maatregelen worden getroffen zodat de bouw waterdicht is.

3.4.5 Riolering voor afval- en hemelwater

3.5 Natuur & Landschap

3.5.1 Natura 2000

Natura 2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden en vormt daarmee de basis voor het beleid van de EU voor behoud en herstel van biodiversiteit. Natura 2000 is niet enkel ter bescherming van gebieden maar draagt ook bij aan soortenbescherming.

Het Natura 2000 netwerk omvat alle gebieden die zijn beschermd op grond van de Vogelrichtlijn van 1979 en de Habitatrichtlijn van 1992. In en om Nijmegen gaat het om de Natura 2000 gebieden 'Uiterwaarden Waal' en de 'Gelderse Poort'.

Dit bestemmingsplan ligt op voldoende afstand van Natura 2000 dat geen effecten te verwachten zijn. Natura 2000 is dan ook niet aan de orde voor dit bestemmingsplan.

3.5.2 Natuurbeschermingswet

De Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet) is een Nederlandse wet die oorspronkelijk in 1967 is vastgesteld maar in 1998 ingrijpend is gewijzigd. In deze wet is nu de natuurbescherming van specifieke gebieden geregeld. Internationale verplichtingen uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn in de Natuurbeschermingswet verwerkt. De volgende gebieden zijn aangewezen in een aanwijsbesluit en beschermd op grond van de wet:

  • Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden 'Uiterwaarden Waal', 'Gelderse Poort'
  • Beschermde Natuurmonumenten (Rondom Nijmegen gaat het dan om 'Oude Waal' en 'Bronnenbos Refter')

In het aanwijsbesluit wordt de exacte ligging van het gebied aangegeven en welke habitats in het gebied moeten worden beschermd. De provincie legt per gebied vast welke waarden aanwezig zijn en waar de te beschermen habitats liggen. Voor alle werkzaamheden die schadelijk zijn voor de beschermde habitats moet een vergunning worden aangevraagd.

Om te bepalen of de Natuurbeschermingsweg aan de orde is, moet er een quick scan gedaan worden.


Uit de quick scan (Toetsing beschermde natuurwaarden project Knoop Winkelsteeg, 30 januari 2014) is gebleken dat dit bestemmingsplan niet van invloed is op gebieden die onder de Natuurbeschermingswet vallen en derhalve is deze wet dan ook niet aan de orde voor dit bestemmingsplan.

3.5.3 Ecologische Hoofdstructuur (EHS)

De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen natuurgebieden in Nederland. De EHS is in het Streekplan Gelderland 2005-2015 door de provincie vertaald in de Gebiedsplannen Natuur en Landschap. Nijmegen valt binnen het gebiedsplan Rivierenland. De uiterwaarden van de Waal, de stuwwal, de Ooijpolder en de bosgebieden ten zuiden van Nijmegen zijn opgenomen in de EHS evenals een deel van de landbouwgronden die grenzen aan de wijk Weezenhof en het bosgebied van Vogelzang.


Dit bestemmingsplan ligt op voldoende afstand van de EHS om geen effecten te verwachten.

3.5.4 Flora en Fauna

Op 1 april 2002 is de Nederlandse Flora- en faunawet in werking getreden. Deze nieuwe wet regelt de bescherming van dier- en plantensoorten. De Flora- en faunawet bundelt alles wat te maken heeft met de bescherming van flora en fauna in Nederland die voorheen in verschillende wetten was opgenomen.

Ook is de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn (Europees) en het CITES-verdrag (overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde soorten wilde dieren en planten) in de Flora en faunawet verwerkt. Hierdoor heeft Nederland nu één wet voor de bescherming van alle in het wild voorkomende beschermde soorten.

Het doel van deze wet is het in stand houden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. Deze wet hanteert daarbij het "nee, tenzij principe". Dat betekent dat alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten in principe verboden zijn. Alleen onder strikte voorwaarden zijn afwijkingen van de verbodsbepalingen mogelijk. Hiertoe zal een ontheffing ex artikel 75 moeten worden aangevraagd. De ontheffingsaanvraag moet onderbouwd zijn door een goed onderzoek naar het voorkomen van en de effecten op beschermde soorten. Ook moet aangetoond worden dat er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang.

In de Flora- en faunawet is daarnaast een zogenaamde 'algemene zorgplicht' opgenomen. De zorgplicht is van toepassing op alle planten en dieren, ongeacht of ze wettelijk beschermd zijn. De zorgplicht houdt in dat er bij ingrepen zoals bouwactiviteiten altijd zorgvuldig moet worden omgegaan met de aanwezige planten en dieren. Schadelijke activiteiten moeten zoveel mogelijk worden voorkomen. Bevoegd gezag voor de Flora- en faunawet is het Ministerie van EZ.

Voor dit bestemmingsplan is een quickscan Flora- en faunawet uitgevoerd (Toetsing beschermde natuurwaarden project Knoop Winkelsteeg, 30 januari 2014). Uit dat onderzoek blijkt het volgende:

Broedende vogels

Alle broedende vogels, hun broedplaatsen én de functionele omgeving van de broedplaatsen zijn beschermd tijdens de broedperiode. Sloop van gebouwen en verwijderen van bomen en struiken dienen gezien te worden als een voor vogels verstorende activiteit en dienen daarom buiten het vogelbroedseizoen te starten of te worden uitgevoerd. Werkzaamheden kunnen in het broedseizoen worden uitgevoerd als een ter zake kundig ecoloog heeft vastgesteld dat er geen broedende vogels binnen de invloedsfeer van de werkzaamheden aanwezig zijn.


Vleermuizen

In de gebouwen in het plangebied bevinden zich mogelijk verblijfplaatsen van vleermuizen. De Flora- en faunawet gaat uit van het voorzorgsbeginsel en stelt dat een overtreding van verbodsbepalingen met zekerheid moet kunnen worden uitgesloten. Uitsluitsel is alleen mogelijk op basis van voldoende en actuele gegevens. Wanneer negatieve effecten op soorten mogelijk zijn, en wanneer op basis van het oriënterend veldbezoek of actuele verspreidingsgegevens niet met zekerheid vast te stellen is of een soort aanwezig is, is daarom nader onderzoek naar de aanwezigheid van deze soorten noodzakelijk. Ook bij het aanvragen van een eventuele ontheffing of indienen van een mitigatieplan dient de aanwezigheid van de betreffende soort aangetoond te worden. Hierbij geldt een 'omgekeerde bewijslast waarbij de initiatiefnemer verantwoordelijkheid draagt. Nader onderzoek naar vleermuizen is noodzakelijk, omdat op dit moment niet kan worden uitgesloten of en welke effecten optreden. Afhankelijk van de uitkomsten van nader onderzoek naar vleermuizen is een ontheffing noodzakelijk. Een ontheffing is noodzakelijk als er verblijfplaatsen worden aangetroffen of als de opgaande begroeiing in het plangebied van essentieel belang blijkt voor vleermuizen die in de nabije omgeving van het plangebied een verblijfplaats hebben. Mitigerende/compenserende maatregelen bestaan doorgaans uit het inpassen van groenstructuren, het realiseren van alternatieve groenstructuren en/of het realiseren van alternatieve verblijfplaatsen in omliggende gebouwen voorafgaand aan de beoogde werkzaamheden. Aanvullend kunnen ook in de nieuwbouw vleermuisvoorzieningen worden ingebouwd. De inspanning die geleverd moet worden om effecten te voorkomen is afhankelijk van de soorten vleermuizen, aantallen vleermuizen en type verblijfplaatsen die worden aangetroffen.

Mitigatie/Compensatie en/of ontheffing

De jurisprudentie ten aanzien van te treffen maatregelen in het kader van de Flora- en faunawet is voortdurend aan veranderingen onderhevig. Zo kunnen inmiddels alleen maatregelen die gericht zijn op het geheel en vooraf voorkomen van effecten (en overtreding verbodsbepalingen) 'mitigatie' genoemd worden. Wanneer maatregelen gericht zijn op het wegnemen van aanvankelijk optredende effecten, dienen deze als 'compensatie' aangemerkt te worden. In dat geval is dus ook sprake van een overtreding van verbodsbepalingen (er is immers een al dan niet tijdelijk effect). Omdat bij compensatie een overtreding wordt gedaan is een ontheffingsaanvraag noodzakelijk. Het aanvragen van een ontheffing of het laten goedkeuren van het mitigatieplan én het uitvoeren van de maatregelen van de ontheffing of het mitigatieplan dienen vóór aanvang van de werkzaamheden afgerond te zijn. Bij formele ontheffingsaanvragen dient rekening gehouden te worden met een proceduretijd die kan oplopen tot meerdere maanden. In de uitvoeringsfase moet een goedgekeurd mitigatieplan of een ontheffing daadwerkelijk in bezit zijn. Wel kunnen, los daarvan, de overige ruimtelijke vergunning- en planprocedures doorgang vinden. Ook bij mitigatieplannen verdient het de aanbeveling het mitigatieplan vooraf te laten goedkeuren door het Ministerie van EZ. Ook dit dient te gebeuren door het indienen van een ontheffingsaanvraag, waarbij de goedkeuring van de mitigerende maatregelen gegeven wordt in de vorm van een afwijzing van de ontheffingsaanvraag.

Afhankelijk van de tijd tussen onderliggend onderzoek en de sloop van gebouwen en het verwijderen van bomen en struiken, kan een actualiserend of aanvullend onderzoek noodzakelijk zijn naar de aanwezigheid van beschermde planten- en diersoorten. Met name bij het in onbruik raken van grond en/of bebouwing is de kans op (nieuw)vestiging van beschermde soorten aanwezig.

In het voorgenomen bestemmingsplan wordt geen bebouwing wegbestemd. Voor de bestemmingsplanprocedure is nader onderzoek naar vleermuizen dan ook niet noodzakelijk.


Dit bestemmingsplan is uitvoerbaar volgens de Flora- en faunawet.

3.5.5 Groen

3.6 Archeologie En Cultuurhistorie

3.6.1 Cultuurhistorische waarden

Onderhavig bestemmingsplangebied valt binnen gebiedstype 1 van de cultuurhistorische beleidskaart. Bij deze categorie is er hoofdzakelijk sprake van woonwijken die in de afgelopen 50 jaar tot stand zijn gekomen en moderne bedrijventerreinen en industriegebieden. In deze gebieden zijn cultuurhistorisch waardevolle elementen in mindere mate aanwezig. Bij ruimtelijke plannen zal daarom alleen gestreefd worden naar behoud en herkenbaarheid van historische structuren.

In onderhavig bestemmingsplangebied zijn geen historische structuren aanwezig. Ook is er geen sprake van beschermde monumenten.

Het NXP-terrein is wel onderdeel van de cultuurgeschiedenis van Nijmegen, namelijk van het industriële verleden. In Nijmegen maakte de industrialisatie na de Tweede Wereldoorlog een ongekend grote ontwikkeling door. Gedwongen door de grote werkeloosheid en het industriebeleid van de rijksoverheid zette de gemeente Nijmegen de industrialisatiepolitiek voorop. In de jaren 1952-1958 vestigden zich bijna veertig nieuwe bedrijven in de stad, waaronder Philips. De uitvinding van de transistor in 1947 had voor een enorme revolutie op het gebied van communicatie veroorzaakt. De zeer sterke positie van Philips op de markt van radiobuizen werd bedreigd en Philips moest dus meedoen aan de verdere ontwikkeling van transistors. Philips besloot daarom snel een eigen halfgeleiderbedrijf te stichten, maar in Eindhoven was daar geen personeel voor beschikbaar en daarom kwam men in 1953 in Nijmegen terecht.

Het eerste hoofdgebouw van Philips in Nijmegen, ontworpen in 1953, staat nog op het terrein (Gerstweg 36). Dit hoofdgebouw is kenmerkend voor de Wederopbouwarchitectuur en heeft een representatief trappenhuis.

Gevolgen bestemmingsplan voor cultuurhistorische waarden

Vanuit cultuurhistorisch oogpunt zijn er geen bezwaren tegen de voorgestelde bestemmingsplanwijziging. Wel verdient het vanuit cultuurhistorisch oogpunt de aanbeveling enkele van de industriële gebouwen, met name het hoofdgebouw, te hergebruiken. Hiermee blijft het industriële verleden van het gebied zichtbaar. Verschillende herontwikkelde oude industriecomplexen, zoals bijvoorbeeld Strijp-S in Eindhoven, hebben uitgewezen dat hergebruik van oude gebouwen een meerwaarde zijn voor het gebied. Het hoofdgebouw is het oudste gebouw van het complex en heeft een representatief trappenhuis en kan hiermee de identiteit en de geschiedenis van het gebied herkenbaar houden.

3.6.2 Archeologie

Beleid

Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen. Mocht bescherming onvoldoende mogelijk zijn dan dient, volgens dit verdrag, de informatie te worden onttrokken aan de bodem via archeologisch onderzoek. Uitgangspunt hierbij is dat de initiatiefnemer van de verstoring van het bodemarchief de kosten van het onderzoek dient te dragen. Inmiddels zijn de uitgangspunten van het Verdrag in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd, nl. in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz, 1-9-2007).

Het archeologiebeleid van de gemeente Nijmegen is, in overeenstemming met Malta en de Monumentenwet 1988, er op gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die ook als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen.

Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Om deze reden heeft Bureau Archeologie en Monumenten van de gemeente Nijmegen een archeologische beleidskaart ontwikkeld waarop de belangrijkste archeologische vindplaatsen en zones met hun waardering zijn aangegeven.

Het gebied Nijmegen Goffert-De Winkelsteeg 4 ligt grotendeels in een zone van archeologisch belang (waarde 2 op de beleidskaart). Een deel is reeds dermate aantoonbaar verstoord dat hier geen archeologische waarden meer (kunnen) voorkomen. Dit is op de gemeentelijke beleidskaart aangeduid als waarde 0. Een klein deel in het zuidwesten valt onder de aanduiding onbekende archeologische waarde (waarde 1 op de archeologische beleidskaart).

Plangebied

Uit het gebied zelf zijn geen archeologische onderzoeken bekend, wel zijn er twee meldingen van vondsten bekend uit het noordelijk deel. De meest oostelijke betreft een grafveld uit de ijzertijd. Een begrenzing van dit grafveld is niet bekend. Wat meer westelijk zijn waarnemingen gedaan van Romeinse dakpannen en tufstenen. Dit kan wijzen of op bebouwing of op grafmonumenten. Beide kunnen voorkomen langs de Romeinse weg die hier geprojecteerd is en die de verbinding vormde tussen de Romeinse stedelijke nederzettingen in het centrum van Nijmegen en de (vermoedelijke) vicus in Wijchen. De aanwezigheid van de weg is de reden voor de waarde 2 op de beleidskaart.

Uit het gebied ten noordoosten van het kruispunt van de Graafseweg en de Neerbosscheweg is de vondst bekend van Canadees militair oorlogsgoed, mogelijk van een veldhospitaal. Dit lijkt te zijn gedumpt in een van de vele zandwinningskuilen die in de eerste helft va de twintigste eeuw in dit gebied zijn gegraven. Het is zeer wel mogelijk dat er ook op andere plaatsen in de directe omgeving (zoals binnen dit plangebied) dergelijke kuilen zo opgevuld zijn. Vondsten die verband houden met de bevrijding van Nijmegen, de periode dat Nijmegen frontstad was en de regio als uitvalsbasis diende voor het grote eindoffensief dat uiteindelijk de rest van Nederland bevrijdde, kunnen zeer belangwekkend zijn. In 2014 wordt de bevrijding van Nijmegen in het kader van het 70 jarige jubileum van Operatie Market Garden uitgebreid herdacht. In 2015 zal dit op nationaal niveau geschieden, in het kader van de algehele bevrijding van Nederland. Voorwerpen die als getuigenis kunnen dienen voor deze periode van strijd en bevrijding, zijn daarom mogelijk van grote waarde.

Ter hoogte van de ligging van het te bouwen station Goffert is archeologisch onderzoek uitgevoerd, door middel van proefsleuven. Daaruit is gebleken dat in het deel dat ten noorden van de Graafseweg en ten westen van de Neerbosscheweg ligt, geen archeologische waarden (meer) voorkomen. De verwachting in het rapport ten aanzien van de oostelijk gelegen delen is dat daar mogelijk nog wel intacte bodems, en daarmee de kans op archeologie aanwezig is. Het gebied ten zuiden van de Graafseweg is nog niet onderzocht. De Archeologische Begeleiding van een sanering in het zuidelijk deel, zal mogelijk informatie opleveren over de staat van het archeologisch bodemarchief aldaar. Dit deel van het plangebied Station Goffert overlapt met het hier beschreven plangebied.

Van delen van het terrein is inmiddels aannemelijk dat daar geen archeologie meer aanwezig is. Dit geldt met name voor het grote riool dat hier meters diep aangelegd is, en waarvoor een meters brede strook verstoord is. Van andere activiteiten, zoals de bouw en sloop van panden, is vooralsnog niet inzichtelijk gemaakt wat de gevolgen voor het archeologisch bodemarchief zijn geweest.

In de directe omgeving van de Goffert-Winkelsteeg 4 is bij eerder archeologisch onderzoek een inheemse nederzetting met bijbehorend grafveld ontdekt. Van 1979-1980 werd door de afdeling Provinciaal-Romeinse Archeologie van de Radboud Universiteit Nijmegen een deel van het grafveld opgegraven en een paar jaar later een deel van de nederzetting. Het grafveld en de nederzetting dateren van de 1e eeuw tot het midden van de 3 e eeuw na Chr. Een tiental graven dateert uit de tweede helft van de Midden-IJzertijd en het begin van de Late IJzertijd.

Ten noordwesten van het gebied is binnen het voormalige Philips terrein een klein onderzoek uitgevoerd naar een boerderij uit de 15e/16e eeuw. De afstand met het plangebied bedraagt nog geen 100 m. Van dit onderzoek is geen rapport verschenen, wel is het als melding in Archis (de landelijke archeologie-database) opgenomen. De melding maakt gewag van een nog intact loopniveau uit die tijd: "Onder het Philipsgebouw BF heeft eertijds een boerderij gelegen. Grond is daarna opgehoogd. Sporen van de boerderij zijn in het landschap nog te herkennen aan de bomenrij ten noordoosten van gebouw BF, een wegbegrenzing, en verder overgebleven begroeiing. Een oude perenboom heeft voor de aan te leggen zuurbak moeten wijken. Bij de verdieping tot -2 meter onder maaiveld, gerekend van het straatnivo ten westen van de zuurbak, bleek het boerderij-loopnivo nog aanwezig". Dit laat zien dat lokaal archeologische resten aanwezig kunnen zijn, ondanks moderne bouw (en sloop-) activiteiten.

Conclusie

  • Het gebied ligt in een zone waar de Romeinse weg naar Wijchen verwacht wordt. Daarmee geassocieerde complexen zoals grafvelden, nederzettingen en de weg zelf hebben een hoge waarde;
  • Uit het gebied zijn meldingen bekend van een grafveld uit de ijzertijd, begrenzing onbekend;
  • Uit of grenzend aan het gebied zijn meldingen bekend van Romeins bouwmateriaal. Toewijzing aan een complex of de begrenzing zijn niet te geven;
  • In het gebied kan materiaal voorkomen dat in samenhang staat met de bevrijding van Nijmegen in 1944 en de daaropvolgende oorlogshandelingen tot in 1945;
  • Ondanks bekende lokale verstoringen is niet uit te sluiten dat zich nog belangwekkende archeologie op het terrein bevindt;
  • Vergunningplichtige bodemverstorende activiteiten dienen getoetst te worden op mogelijke gevolgen voor het archeologisch bodemarchief. Deze toetsing kan geschieden op basis van een rapport dat de waardestelling inzichtelijk maakt;
  • Indien het een rapport betreft van gravend archeologisch onderzoek, is een vooraf door het bevoegd gezag goedgekeurd programma van eisen vereist;
  • De kosten van het archeologisch onderzoek (inclusief uitwerking en rapportage) zullen als gevolg van de implementatie van het Verdrag van Valletta ten laste komen van de verstoorder van het bodemarchief (verstoorder betaalt-principe);
  • Bevoegd gezag houdt toezicht op de werkzaamheden. Indien het onderzoek door derden wordt uitgevoerd, zal het Bureau Archeologie en Monumenten gemeente Nijmegen directievoerend optreden. De kosten hiervan liggen bij de initiatiefnemer.


Informatieplicht

Een persoon die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt, waarvan deze weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), is verplicht dit te melden (artikel 53 Monumentenwet 1988). Dit dient te gebeuren bij de minister van OCW, i.e. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

Hoofdstuk 4 Plansystematiek

4.1 Algemeen

Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is uitgegaan van de eisen die de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aan bestemmingsplannen stellen. De Wro en Bro leggen onder meer verplichtingen op ten aanzien van de opzet en presentatie van bestemmingsplannen. Hieruit vloeit onder andere voort dat bestemmingsplannen uitwisselbaar moeten zijn. De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012) is op het voorliggende plan toegepast om aan genoemde wettelijke verplichting te voldoen. Ook een aantal algemene bepalingen welke in hoofdstuk 3 en 4 van de regels is opgenomen (bijvoorbeeld de overgangsregels) zijn voorgeschreven in het Bro.

Het (juridische deel van het) bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de (plan)regels, vergezeld van een toelichting. De verbeelding visualiseert de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende deel van het bestemmingsplan. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van de aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

De toelichting heeft geen bindende werking: de toelichting maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en de onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van de bestemmingen en overige regels. In de toelichting wordt ook een relatie met het relevante beleid gelegd en een gebiedsbeschrijving gegeven.

Planmethodiek

Het bestemmingsplan is opgesteld conform de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012 (Rsro 2012). Dit houdt in dat het bestemmingsplan is opgesteld volgens de StandaardVergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP), de verbeelding is getekend conform Informatiemodel Ruimtelijke Ordening 2012 (IMRO 2012) en wordt uitgewisseld volgens de conventies van de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten (STRI2012).

4.2 Regels

De regels van het bestemmingsplan zijn opgebouwd uit inleidende regels (waar wordt ingegaan op de begrippen en wijze van meten), de bestemmingsregels (waar de bestemmingen worden beschreven), de algemene regels (waar de algemeen geldende regels staan), de overgangs- en slotregels (met het overgangsrecht).

In de bestemmingsplanregels komt de enkelvoudige bestemming Gemengd voor. Deze bestemming is opgenomen voor locaties waar meerdere hoofdfuncties zijn toegestaan. Binnen de genoemde bestemming kunnen te beschermen waarden, zoals archeologische waarden, voorkomen. Om deze waarden te beschermen is een dubbelbestemming opgenomen waarbij de te beschermen waarde voorrang krijgt op de reguliere gebruiksfunctie. In het bestemmingsplan Nijmegen Goffert-Winkelsteeg - 4 (NTC) komen de volgende dubbelbestemmingen voor:

  • Leiding - Riool;
  • Waarde Archeologie - 2

Om deze waarden zo goed mogelijk te beschermen zijn de bouwmogelijkheden in de regels beperkt en is er een verbod om bepaalde werken, geen gebouwen zijnde, of werkzaamheden uit te voeren zonder omgevingsvergunning.

Behalve bestemmingen en dubbelbestemmingen zijn in het bestemmingsplan aanduidingen opgenomen. Deze aanduidingen bevatten specificaties van de gebruiks- en dubbelfuncties met betrekking tot het gebruik of het bouwen. Aanduidingen komen zowel voor op de verbeelding als in de regels. Er worden in de SVBP 2012 zes soorten aanduidingen onderscheiden: gebiedsaanduidingen, functieaanduidingen, bouwvlakken, bouwaanduidingen, maatvoeringsaanduidingen en figuren.

In het bestemmingsplan Nijmegen Goffert-Winkelsteeg - 4 (NTC) komen de gebiedsaanduidingen 'milieuzone - zones wet milieubeheer', 'overige zone - geluidgezoneerd industrieterrein' en ''veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen', bouwvlakken, de maatvoeringsaanduidingen voor bebouwingspercentage, goot- en bouwhoogte en figuren (zoals hartlijn leiding - riool) voor.

4.3 Uitgangspunten Per Functie

4.3.1 Bestemmingen

Bedrijf

De bestemming 'Gemengd' is opgenomen voor het gehele plangebied. De bestemming 'Gemengd' is opgenomen voor bedrijven in de life science & health- en/of de high tech sector tot en met categorie 4.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten (model Nijmegen) met bijbehorende voorzieningen zoals technische installaties en proefopstellingen, maar ook voor synergiebedrijven, onderwijs- en onderzoeksinstellingen en ondersteunende bedrijven.

In deze bestemming zijn twee afwijkingsbevoegdheden opgenomen:

  1. 1. teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de ter plaatse toelaatbare categorieën van de Staat van bedrijfsactiviteiten en voorzover het bedrijf past binnen de campus.
  2. 2. teneinde BEVI-bedrijven toe te laten voorzover het bedrijf past binnen de campus.

4.3.2 Dubbelbestemmingen

Leiding- Riool

Met deze dubbelbestemming zijn de hoofdriolen aangegeven. Rondom de riolen is een strook van 2 meter aangehouden. Op deze gronden mag ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, in afwijking van het bepaalde in de bijbehorende bouwregels, niet worden gebouwd. Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien het belang van het riool hierdoor niet onevenredig wordt geschaad. De gemeente is de beheerder van deze riolen.

Waarde - Archeologie 2

De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' is opgenomen voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden (gebied van archeologisch belang). Op deze gronden mag ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, in afwijking van het bepaalde in de bijbehorende bouwregels, niet worden gebouwd, tenzij aan de genoemde voorwaarden wordt voldaan. In de dubbelbestemming is een aanlegvergunningenstelsel en zijn binnenplanse afwijkingsmogelijkheden opgenomen.

4.3.3 Algemene regels

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische Uitvoerbaarheid

In de grondexploitatie Knoop Winkelsteeg zijn de kosten en opbrengsten van de realisatie van het bestemmingsplan opgenomen. De grondexploitatie is sluitend.


De ontwikkeling en realisatie van de plandelen van de betrokken private partijen vindt voor eigen rekening en risico van die partijen plaats. Gemeente en deze partijen hebben in 2012 een samenwerkingsovereenkomst gesloten. De bestemmingswijziging is financieel-economisch uitvoerbaar.


Via de samenwerkingsovereenkomst is gemeentelijk kostenverhaal verzekerd en hoeft bij de vaststelling van het bestemmingsplan geen exploitatieplan vastgesteld te worden.

5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Voor dit bestemmingsplan is op 29 januari 2014 een vooraankondiging gepubliceerd. Het ontwerpbestemmingsplan heeftt gedurende 6 weken ter visie gelegen. Binnen deze termijn
is eenieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen tegen het plan kenbaar te maken. De tervisielegging is gepubliceerd op de gemeentelijke website en in de "Staatscourant". Tegen het ontwerp bestemmingsplan is 1 zienswijze ingediend. De zienswijze heeft geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.

Zienswijze

Gedurende de termijn van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan is er één zienswijze van Liander ingekomen. De inhoud van de zienswijze luidt als volgt:

Het gasdrukmeet- en regelstation in het plangebied is een type B inrichting in de zin van de Wet milieubeer. Op dit station zijn de regels uit de Wet milieubeheer en het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: Activiteitenbesluit) van toepassing.

In het ontwerpplan zijn aan de gronden waarop het gasdrukmeet- en regelstation is gevestigd de (dubbel)bestemmingen "Gemengd" en "Waarde - Archeologie 2" toegekend. Binnen de bovengenoemde bestemmingen is niet duidelijk toegelicht of de functie nutsvoorzieningen is toegestaan.

Gelet op de ruimtelijke uitstraling van het station, zie de veiligheidsafstanden in artikel 3.12 lid 6 van het Activiteitenbesluit die gelden voor een kaststation, willen wij u vragen het gasdrukmeet-en regelstation binnen de bovengenoemde bestemmingen te koppelen aan de functieaanduiding `nutsvoorziening' op de verbeelding en de daarbij behorende veiligheidscontour (Barim - zone). Door deze wijze van bestemmen is de aanwezigheid van het gasdrukmeet- en regelstation voor derden zichtbaar en wordt beter geborgd dat de veiligheidsafstanden ten opzichte van respectievelijk kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten nu en in de toekomst in acht worden genomen.

Wij verzoeken het college het ontwerp zodanig aan te passen dat tegemoet wordt gekomen aan het hierboven beschreven voorstel. Wij zijn graag bereid om deze zienswijze mondeling nader toe te lichten en met u mee te denken.



Aanpassingen naar aanleiding van de zienswijze:

Naar aanleiding van de zienswijze van Liander is het bestemmingsplan op de volgende punten aangepast:

  1. 1. Op de verbeelding is ter plaatse van het gasdrukmeet- en regelstation de aanduiding 'nutsvoorziening' opgenomen. De daarbij behorende veiligheidscontour(en) zijn op de verbeelding opgenomen door middel van de gebiedsaanduidingen 'veiligheidszone - barim 1' en 'veiligheidszonde - barim 2'.
  2. 2. In artikel 3 van de regels zijn bepalingen opgenomen voor de aanduiding 'nutsvoorziening' (artikel 3.1.h en 3.2.3 zijn toegevoegd)
  3. 3. Artikel 9.3 en 9.4 zijn toegevoegd.



Ambtelijke aanpassingen:

  1. 1.
    Artikel 9.1.2, 9.1.3 en 9.1.4 van de regels zijn toegevoegd. Dit betreft het opnemen van een afwijkingsmogelijkheid binnen de aanduiding 'milieuzone - zones wet milieubeheer'.
  2. 2. Op de verbeelding is de aanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' teruggebracht tot 30meter, gemeten vanaf het midden van de buitenste twee spoorrails, conform de beleidsvisie Externe Veiligheid Nijmegen (2014)

Hoofdstuk 6 Vooroverleg

6.1 Provincie Gelderland

De Provincie Gelderland heeft in haar brief van 16 mei 2014 in het kader van artikel 3.1.1 Bro overleg een reactie gegeven. De provinciale afdelingen geven aan dat zij in een vroeg stadium zijn betrokken bij het planproces. Dit heeft ertoe geleid dat er nu een bestemmingsplan voorligt waar de provinciale afdelingen zich goed in kunnen vinden.

6.2 Waterschap

Het waterschap Rivierenland heeft in haar brief van 15 juli 2014 in het kader van artikel 3.1.1 Bro overleg een reactie gegeven. Het waterschap aadviseert positief over het bestemmingsplan, mits de volgende opmerkingen op een juiste wijze worden verwerkt:

Met de herontwikkeling van het bedrijventerrein kan de verharding binnen het gebied toenemen, hetgeen resulteert in extra afvoer van hemelwater. Bij een toename van de verharding groter dan 500 m2 dient compenserende waterberging aangelegd te worden.

In de waterparagraaf van de Toelichting bij het bestemmingsplan is onvoldoende duidelijk aangegeven hoe in de toekomstige situatie wordt omgegaan met het vuil- en hemelwater. Onduidelijk is hoeveel de verharding toeneemt. Daamaast is de uitwerking van de eventueel benodigde watercompensatie nog te summier.
Wij verzoeken u het toekomstige watersysteem op de volgende punten verder uit te werken:

  1. 1. Hoe werkt het principe van infiltratie op eigen terrein;
  2. 2. Hoe zijn de waterhuishoudkundige omstandigheden hiervoor (nadere toelichting);
  3. 3. Hoe ziet de afvoer en waterberging er globaal uit als dit buiten het plangebied gebeurt.


Uit de Toelichting van het bestemmingsplan moet blijken dat dit haalbaar is. Een nadere uitwerking kan dan, zoals voorgesteld, plaatsvinden in een waterhuishoudkundig plan.

Reactie gemeente Nijmegen

Bovenstaande opmerkingen zijn verwerkt in de toelichting bij het bestemmingsplan onder paragraaf 3.4.