KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Verkeer
Artikel 4 Leiding - Gas
Artikel 5 Leiding - Hoogspanning
Artikel 6 Leiding - Riool
Artikel 7 Waarde - Archeologie 2
Artikel 8 Waarde - Archeologie 3
Artikel 9 Waterstaat - Waterlopen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Artikel 11 Algemene Bouwregels
Artikel 12 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
Artikel 14 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Bestaande Situatie
2.2 Ontwikkeling Waalsprong
2.3 Realisering Geluidsschermen
2.4 Het Bestemmingsplan
Hoofdstuk 3 Haalbaarheidsaspecten
3.1 Beleidskader
3.2 Milieuaspecten
Hoofdstuk 4 Plansystematiek En Bestemmingen
4.1 Plansystematiek
4.2 Bestemmingen
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Uitspraak Rvs
Bijlage 1 Uitspraak Rvs

Buitengebied Dorp Lent - 27 (Geluidsscherm spoorlijn)

Bestemmingsplan - gemeente Nijmegen

Onherroepelijk op 17-11-2011 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan van de gemeente Nijmegen Buitengebied Dorp Lent - 27 (Geluidsscherm spoorlijn)

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0268.BP140W27-OH01met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.5 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.6 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.7 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.8 bouwen

het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.9 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.10 escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend (escortservices, bemiddelingsbureaus, overige).

1.11 evenement

evenement zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen (APV).

1.12 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.13 omgevingsvergunning

vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.14 ondergronds bouwwerk

  1. a. een (gedeelte van een) gebouw dat gelegen is onder het niveau van de begane grondvloer van dat gebouw, waarbij de hoogte van die begane grondvloer nergens hoger ligt dan 0,25 meter boven het aansluitende maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. een zelfstandig voor mensen toegankelijk bouwwerk waarvan de bovenkant nergens hoger is dan het maaiveld van het bouwperceel ter plaatse van dat bouwwerk.

1.15 ondergrond

voor de ondergrond van het plan is gebruik gemaakt van de Grootschalige Basiskaart Nederland (GBKN), als vervat in het bestand BP140W27_GBKN201001105.dxf

1.16 overkapping

een op de grond staand, plat afgedekt bouwwerk, bestaande uit ten minste een dak, niet zijnde een gebouw.

1.17 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.

1.18 raamprostitutie

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.

1.19 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijk gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde dan wel onderkomen, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar.

1.20 straatprostitutie

het op straat door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten tot seksuele handelingen te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken.

1.21 werk

een werk, geen bouwwerk zijnde.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers, zonnepanelen, andere technische ruimten en/of technische constructies, hekwerken en antennes.

2.2 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.4 het bebouwde oppervlakte

de buitenwerks gemeten oppervlakte van de verticale projectie van alle in een nader aan te geven gebied aanwezige, al dan niet ondergrondse, bouwwerken, met uitzondering van ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals pompputten, luifels en balkons.

2.5 het peil

de plaats vanwaar in het kader van dit bestemmingsplan de hoogte wordt gemeten als bedoeld “bouw- en goothoogte” en als volgt bepaald:

  1. a. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een (al dan niet openbare) weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang niet onmiddellijk aan de hiervoor bedoelde weg grenst: de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang;
  3. c. voor bouwwerken onder het maaiveld, het peil van het bijbehorende bovengrondse hoofdgebouw;
  4. d. voor drijvende bouwwerken: de waterlijn;
  5. e. in de andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

2.6 de bovenkant spoorstaaf

de hoogte van de bovenkant van de spoorstaaf.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Verkeer

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'railverkeer' voor railverkeersvoorzieningen en daartoe benodigde gebouwen, bouwwerken, spoorwegwerken en werken waaronder kunstwerken, zoals bruggen en viaducten;
  2. b. (on)gelijkvloerse kruisingen ten behoeve van verkeersdoeleinden;
  3. c. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'brug', specifiek voor (on)gelijkvloerse kruisingen als bedoeld in lid b, waaronder bruggen, tunnels, viaducten en overkluizingen met bijbehorende voorzieningen;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'waterstaat', voor specifiek te beschermen voorzieningen als bedoeld in lid c;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - langzaamverkeersverbinding', tevens voor een langzaamverkeersverbinding;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kazemat', tevens voor een kazemat;
  8. h. onderhoudspaden, vluchtwegen en vluchttrappen;
  9. i. geluidwerende voorzieningen;
  10. j. groenvoorzieningen, bermen en waterlopen;
  11. k. (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 11.1.

3.2 Bouwregels

3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Leiding - Gas

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg, instandhouding en/of bescherming van een ondergrondse hoge druk aardgastransportleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas'.

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 5 Leiding - Hoogspanning

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg, instandhouding en/of bescherming van een ondergrondse hoogspanningsleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanning'.

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 6 Leiding - Riool

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg, instandhouding en/of bescherming van een rioolwatertransportleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - riool'.

6.2 Bouwregels

6.3 Afwijken van de bouwregels

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 7 Waarde - Archeologie 2

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden (gebied van archeologisch belang).

7.2 Bouwregels

7.3 Afwijken van de bouwregels

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

7.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

7.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:

  1. a. de bestemming Waarde - Archeologie 2 als bedoeld in lid 7.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
  2. b. gronden alsnog te bestemmen als Waarde - Archeologie 2 indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 8 Waarde - Archeologie 3

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden (zeer hoge archeologische waarde).

8.2 Bouwregels

8.3 Afwijken van de bouwregels

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

8.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

8.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:

  1. a. de bestemming Waarde - Archeologie 3 als bedoeld in lid 8.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
  2. b. gronden alsnog te bestemmen als Waarde - Archeologie 3 indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 9 Waterstaat - Waterlopen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer en waterberging, kunstwerken, bruggen en andere waterstaatskundige werken.

9.2 Bouwregels

9.3 Afwijken van de bouwregels

9.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het aanbrengen van afbeeldingen of tekens voor commerciële doeleinden;
  2. b. het opstellen, opslaan, lozen c.q. storten, al dan niet ten verkoop, van onbruikbare dan wel aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, materialen, stoffen, producten, voer- of vaartuigen of machines.


Deze gebruiksvormen zijn niet strijdig, indien en voor zover deze onlosmakelijk verbonden zijn met werken en werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 9.5.1 is verleend.

9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene Bouwregels

11.1 (Bouw)werken ten algemenen nutte

Het oprichten van bouwwerken ten algemenen nutte, zoals: transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, straatmeubilair, infiltratievoorzieningen, wachthuisjes voor verkeers- en parkeerdiensten en schuilgelegenheden, is binnen alle bestemmingen toegestaan, met dien verstande dat:

  1. a. de inhoud van elk gebouw niet meer mag bedragen dan 50 m³;
  2. b. de oppervlakte van elke overkapping niet meer mag bedragen dan 20 m²;
  3. c. de goothoogte van gebouwen niet meer dan 3 meter mag bedragen en de bouwhoogte van gebouwen niet meer dan 5 meter mag bedragen;
  4. d. de bouwhoogte van overkappingen niet meer dan 3 meter mag bedragen;
  5. e. voor de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, de bouwregels van de geldende bestemming van toepassing zijn;
  6. f. de regels van de dubbelbestemmingen onverkort van toepassing blijven.

11.2 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de bepalingen van het plan, indien het een overschrijding van bouwvlak niet zijnde bestemmingsgrenzen betreft, voor zover zulks van belang is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 2 meter bedragen.

Artikel 12 Overige Regels

12.1 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luiden op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerp van het bestemmingsplan.

12.2 Voorrangsregeling bestemmingen

Bij toepassing van de bestemmingen uit Hoofdstuk 2 geldt, indien op deze gronden een (enkelvoudige) bestemming samenvalt met een dubbelbestemming, primair het bepaalde met betrekking tot de dubbelbestemming.

Indien twee of meer dubbelbestemmingen samenvallen, dient de volgende prioriteitenvolgorde te worden aangehouden:

in de eerste plaats de planregels in artikel artikel Waterstaat - Waterlopen;

in de tweede plaats de planregels van artikel Waarde - Archeologie 3 ;

in de derde plaats de planregels van artikel Waarde - Archeologie 2;

in de vierde plaats de planregels van artikel Leiding - Gas;

in de vijfde plaats de planregels van artikel Leiding - Hoogspanning;

in de zesde plaats de planregels van artikel Leiding - Riool.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht ten aanzien van bouwwerken

13.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Buitengebied Dorp Lent - 27 (Geluidsscherm spoorlijn).

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel

In de komende jaren wordt in het gebied ten noorden van de Waal het nieuwe Nijmeegse stadsdeel de Waalsprong ontwikkeld. Een groot deel van de (toekomstige) nieuwe woongebieden van de Waalsprong ligt binnen de akoestische invloedssfeer van de spoorlijn Arnhem - Nijmegen. Het betreft aan de westzijde van de spoorlijn onder meer Groot Oosterhout, de Citadel en Woenderskamp/Broodkorf en aan de oostzijde onder andere Laauwik en De Hoge Bongerd.

Uit akoestisch onderzoek, dat is verricht in het kader van de realisering van de nieuwe woongebieden, is gebleken dat de geluidbelasting bij de bebouwing langs het spoor de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder in veel gevallen overschrijdt. Het realiseren van geluidsschermen langs de spoorlijn blijkt een effectieve maatregel om de geluidbelasting te verlagen. Hierdoor worden de bebouwingsmogelijkheden langs het spoor vergroot en verbetert het akoestische klimaat langs de spoorlijn en in de (nieuwe) woongebieden aan weerszijden van het spoor. Uit onderzoek is gebleken dat de geluidsschermen, gemeten vanaf bovenkant spoorstaaf, een hoogte van 1,5 tot 3 meter moeten hebben om voldoende effectief te zijn. De resultaten van de verrichte onderzoeken en een aanzet voor het ontwerp van de geluidsschermen zijn opgenomen in de Ontwerpnotitie geluidwerende voorzieningen (Royal Haskoning, december 2009).

Niet alle vigerende bestemmingsplannen maken de realisering van de benodigde geluidsschermen mogelijk. Om de realisering van de geluidsschermen mogelijk te maken, is voorliggend bestemmingsplan opgesteld. Dit bestemmingsplan beperkt zich tot de realisering van de geluidsschermen. Er worden geen andere ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

1.2 Plangebied

Om te voorzien in een uniforme regeling voor de nieuwe geluidsschermen, omvat het plangebied van voorliggend bestemmingsplan vrijwel het gehele traject waar blijkens de akoestische onderzoeken geluidsschermen moeten worden gerealiseerd. Hoewel een aantal van de vigerende bestemmingsplannen de realisering van geluidsschermen wel mogelijk maakt, is er uit oogpunt van eenduidigheid voor gekozen om ook die bestemmingsplannen te herzien. De gronden ter plaatse van het station Nijmegen Lent (ter hoogte van de kruising van de spoorlijn met de Griftdijk Noord) maken geen deel uit van het plangebied. Voor deze locatie is recent een bestemmingsplan in procedure gebracht, waarin de definitieve locatie voor het NS-station wordt vastgelegd. In dat bestemmingsplan zijn ook de onderdoorgangen (de bestaande onderdoorgang ter plaatse van de Griftdijk-Noord en de nieuwe onderdoorgang ten behoeve van de Graaf Alardsingel) en de benodigde geluidwerende voorzieningen van een passende regeling voorzien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP140W27-OH01_0001.jpg"

Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan strekt zich uit van de spoorbrug over de Waal in het zuiden tot aan het bestaande geluidsscherm langs de spoorlijn in het noorden. Dit geluidsscherm eindigt iets ten noorden van het Keizer Augustusplein.

Voor de oostelijke en westelijke plangrens is grotendeels aangesloten bij de kadastrale situatie; de grens van het bestemmingsplan ligt op de begrenzing van de gronden die in eigendom zijn van ProRail. Een uitzondering hierop is het zuidwestelijk deel van het plangebied. Hier ligt de westelijke plangrens aan de onderzijde van het talud, zodat de plangrens naadloos aansluit op de grens van het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan 'Citadel'. Ook ten noorden van het station Nijmegen Lent ligt de oostelijke plangrens niet op de kadastrale eigendomsgrens. Hier is een strook grond binnen het plangebied opgenomen, die niet tot het eigendom van ProRail behoort. Op deze gronden is de realisering van een onderhoudspad/vluchtweg voorzien. Om de realisering van dit pad, dat rechtstreeks verband houdt met de realisering van de geluidsschermen, mogelijk te maken, zijn de gronden opgenomen in het plangebied van voorliggend bestemmingsplan.

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

Voor het onderhavige plangebied vigeren diverse bestemmingsplannen. In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen, met de data van vaststelling en goedkeuring.

Bestemmingsplan Vaststelling Goedkeuring
Dorp Lent 29 maart 1977 2 november 1977
Buitengebied Bemmel 1978 26 april 1979 26 juni 1980
Buitengebied Dorp Lent 28 november 1989 9 juli 1990
Betuweroute gemeente Nijmegen 7 juli 1999 1 februari 2000
Stadsas Noord 11 juni 2003 6 januari 2004
Graaf Alardsingel 15 juli 2009 -
Landschapszone 16 december 2009 -

1.4 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 van deze toelichting bevat de planbeschrijving. In dit hoofdstuk wordt kort aandacht besteed aan de bestaande situatie. Daarnaast wordt ingegaan op de resultaten van het akoestisch onderzoek en de vertaling ervan in het bestemmingsplan. In hoofdstuk 3 komt de haalbaarheid van het plan aan de orde. In dat hoofdstuk wordt ingegaan op het relevante beleid en de relevante milieuaspecten. In hoofdstuk 4 wordt de juridische systematiek uiteengezet. Hoofdstuk 5 bevat een toelichting op de uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

Het tracé waarlangs de geluidsschermen moeten worden gerealiseerd, loopt van de spoorbrug over de Waal (km 15.480 in de kilometrering die ProRail hanteert) tot het bestaande scherm nabij de Stationsweg in Ressen (km 12.180). Het gedeelte van het tracé rond het NS-station Nijmegen Lent maakt geen deel uit van het plangebied van dit bestemmingsplan, aangezien hiervoor een afzonderlijk bestemmingsplan in procedure is gebracht. Langs het zuidelijk deel van het tracé moeten aan twee zijden van de spoorlijn geluidswerende voorzieningen worden aangebracht. Langs het noordelijk deel van het tracé zal alleen aan de westzijde van de spoorlijn een geluidsscherm worden gerealiseerd.

2.1 Bestaande Situatie

De spoorlijn Arnhem - Nijmegen ligt voor een belangrijk deel op een oude waterkering die deel uitmaakt van de historische IJssellinie. In het noordelijk deel van het plangebied liggen de spoorrails min of meer op dezelfde hoogte als het omringende maaiveld. Het spoorlichaam loopt vanaf de kruising met het Keizer Augustusplein geleidelijk op, tot een hoogte van circa 20 meter nabij de zuidelijke grens van het plangebied. Hier sluit het spoorlichaam aan op de spoorbrug over de Waal.

Het westelijk talud bestaat grotendeels uit grasland, met hier en daar opgaande beplanting en enkele solitaire bomen. Op het oostelijk talud is over relatief grote afstanden, in het gebied tussen de Spoorlijn en de Prins Mauritssingel, opgaande beplanting aanwezig. Door Royal Haskoning is een inventarisatie verricht van de bestaande situatie, waarbij mogelijke belemmeringen voor de realisering van de nieuwe geluidsschermen in beeld zijn gebracht. Uit de inventarisatie zijn de volgende aandachtspunten naar voren gekomen:

  • De watergang aan de westzijde van het tracé ter hoogte van km 12.600 - 13.050. Deze watergang maakt deel uit van het toekomstige watersysteem van Groot Oosterhout. In de plannen voor Groot Oosterhout is een nieuwe groen- en waterstructuur voorzien, waarin de bestaande watergang wordt geïntegreerd. De huidige watergang zal daardoor komen te vervallen. De functie van de watergang wordt overgenomen door de nieuwe waterstructuur. Hierdoor levert deze watergang geen belemmering op voor de realisering van de geluidsschermen.
  • Het tijdelijke station Nijmegen-Lent. Het betreft een perron aan weerszijden van de spoorlijn ter hoogte van km 14.400 - 14.650, met op- en afgangen in de vorm van een hellingbaan.
  • De 'snelbinder' aan de oostzijde van het tracé ter hoogte van km 14.800 - 15.480. Deze fietsverbinding, die de Waalsprong en het dorp Lent verbindt met het Nijmeegse stadscentrum ten zuiden van de Waal, is gerealiseerd op het talud van het spoorlichaam.

Bij de uitwerking van de geluidsschermen dient met deze aandachtspunten rekening te worden gehouden. Voorliggend bestemmingsplan biedt voldoende flexibiliteit om, ook ter hoogte van de snelbinder, een passende oplossing te kunnen realiseren. Bij de vervanging van het tijdelijke station Nijmegen-Lent door het definitieve station Nijmegen Lent wordt rekening gehouden met de realisering van de geluidsschermen op dit gedeelte van het traject.

Verder zijn geen belemmeringen aangetroffen die de realisering van de geluidsschermen onmogelijk maken. Wel dient bij realisering rekening te worden gehouden met de aanwezige objecten die verband houden met de spoorlijn (portalen, bovenleiding, diverse andere bouwwerken) en de aanwezige ondergrondse leidingen (zie paragraaf 3.2.6). Daarnaast zijn enkele onderdoorgangen aanwezig of geprojecteerd (zie paragraaf 2.2.4) die behouden dienen te blijven. Deze onderdoorgangen leveren geen belemmering op voor de realisering van de geluidsschermen.

2.2 Ontwikkeling Waalsprong

De Waalsprong wordt ontwikkeld als een nieuw stadsdeel met circa 12.000 woningen aan de noordzijde van de rivier de Waal. In het Ontwikkelingsbeeld 'Waalsprong, Nijmegen bouwt aan een nieuw stadsdeel', dat is vastgesteld op 29 mei 2007, is de stand van zaken met betrekking tot de ontwikkeling van de Waalsprong uiteengezet. Onderdeel van het Ontwikkelingsbeeld is een 'nieuwe kaart van de Waalsprong', waarin de ontwikkelingen op het gebied van wonen, winkelen, kantoren en bedrijvigheid, recreatie, voorzieningen, water en verkeer inzichtelijk zijn gemaakt. De kaart geeft een beeld van de Waalsprong, zoals het gebied er op basis van de huidige ontwikkelingen en inzichten in 2020 uit kan zien. Na vaststelling van het Ontwikkelingsbeeld zijn diverse aanvullende besluiten genomen, onder meer met betrekking tot de gewenste verkeersstructuur. De grote lijnen zoals opgenomen in het Ontwikkelingsbeeld zijn echter nog steeds richtinggevend voor de ontwikkelingen in het gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP140W27-OH01_0002.jpg"

2.2.1 Woongebieden

In het Ontwikkelingsbeeld is de realisering van een aantal verschillende woongebieden ten westen en oosten van de Prins Mauritssingel en de spoorlijn voorzien. De spoorlijn en de Prins Mauritssingel vormen een centrale as, die in noord-zuidrichting door het gebied loopt en de Waalsprong verdeelt in een oostelijk en westelijk deel. In een richting 'haaks' op de spoorlijn en de Prins Mauritssingel wordt een brede landschappelijke zone gerealiseerd. Ten noordwesten van deze zone worden de woongebieden Woonpark Oosterhout (reeds gerealiseerd) en Groot Oosterhout (bestemmingsplan vastgesteld) gerealiseerd. Ten zuidwesten van de Landschapszone zijn het centrumgebied de Citadel (bestemmingsplan in voorbereiding) en het woongebied Woenderskamp/Broodkorf (in studie) voorzien. Oostelijk van de Prins Mauritssingel worden onder andere de woonbuurten Visveld (gerealiseerd), Laauwik (bestemmingsplan vastgesteld) en De Hoge Bongerd (in studie) gerealiseerd. Het bestaande dorp Lent wordt opgenomen in het nieuwe stadsdeel.

De woningen en overige geluidgevoelige functies die in de Waalsprong worden gerealiseerd, hebben te maken met een geluidbelasting vanwege wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. Uit akoestische onderzoeken die zijn verricht in het kader van de bestemmingsplannen voor Groot Oosterhout, Laauwik en de Landschapszone, is gebleken dat de voorkeursgrenswaarde op een aantal woningen wordt overschreden, zowel vanwege wegverkeerslawaai als spoorweglawaai. Om de geluidhinder vanwege de spoorlijn te beperken, is het toepassen van geluidsschermen een effectieve methode. In de verschillende akoestische onderzoeken en bij het verlenen van hogere waarden voor geluidgevoelige objecten in de nieuwe woongebieden is daarom de realisering van geluidsschermen als uitgangspunt meegenomen. Voorliggend bestemmingsplan is opgesteld om de realisering van geluidsschermen aan weerszijden van de spoorlijn planologisch mogelijk te maken.

2.2.2 Knoop Lent en NS-station Nijmegen Lent

Het gebied rondom NS-station Nijmegen Lent zal in de komende jaren een ingrijpende verandering ondergaan. Ten behoeve van de herinrichting van dit gebied is het bestemmingsplan 'Dorp Lent - 11 (definitieve locatie station Nijmegen Lent e.o.)' in procedure gebracht. Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan sluit naadloos aan op het plangebied van dat bestemmingsplan.

Het huidige (tijdelijke) station Nijmegen Lent wordt in zuidelijke richting verplaatst naar een definitieve locatie. Tegelijkertijd wordt een verkeerstechnische aansluiting van de Graaf Alardsingel op de Prins Mauritssingel gerealiseerd. Deze aansluiting (het Splitsingspunt) wordt gerealiseerd in de vorm van een T-aansluiting. Uitgangspunt is dat deze voorzieningen vóór het moment van opening van de Stadsbrug (november 2013) gereed zullen zijn. In de periode na 2013 wordt het gebied herontwikkeld, waarbij mogelijkheden kunnen worden gecreëerd voor de realisering van bijvoorbeeld woningen, kantoren of een hotel. Gezien de voorrang die wordt gegeven aan de realisering van de verkeerskundige maatregelen en de verplaatsing van station Nijmegen Lent, regelt het bestemmingsplan 'Dorp Lent - 11 (definitieve locatie station Nijmegen Lent e.o.)' uitsluitend de realisering van het station en de realisering van het Splitsingspunt met aansluitende wegen. Dit Splitsingspunt is geregeld in het bestemmingsplan Graaf Alardsingel. De overige ontwikkelingen (periode 2013 - 2020) zijn nog onvoldoende concreet en worden te zijner tijd door middel van een afzonderlijke planologische procedure geregeld.

Infrastructuur

De noordwestelijke tak van de Prins Mauritssingel richting Graaf Alardsingel doorkruist de spoordijk. De aanwezige onderdoorgang (Griftdijk Noord) wordt hiertoe in zuidelijke richting verbreed om ruimte te bieden voor het bredere profiel van de Graaf Alardsingel. Verder ten zuiden van deze spoorse doorsnijding ligt een tweede doorsnijding: de 'Passage'. De 'Passage' vormt de fysieke verbinding tussen Lent en het centrumgebied van de Waalsprong (de Citadel). Deze doorsnijding maakt onderdeel uit van het stationsplein en de openbare ruimte en is met name bestemd voor langzaamverkeer en faciliteiten ten behoeve van het station. Om ook een ruimtelijke verbinding tussen het gebied ten oosten en ten westen van het nieuwe station tot stand te kunnen brengen, is gekozen voor een forse maat van circa 30 meter. Door de Snelbinder in te korten en te verlagen, sluit deze op maaiveldniveau aan op het stationsplein.

NS-station

Het definitieve station bevindt zich bovenop de spoordijk en heeft een relatie met de eerder genoemde spoorse doorsnijdingen. Het perron loopt van de noordzijde van de spoorse doorsnijding Graaf Alardsingel tot aan de zuidkant van de 'Passage'. De hoofdentree bevindt zich ten noorden van de 'Passage', waar trappen en liften worden gesitueerd. Een tweede entree bevindt zich ten noorden van de spoorse doorsnijding Graaf Alardsingel.

Bij deze entree bevinden zich enkel trappen. De hoofdentree wordt geaccentueerd door een overkapping ter plaatse van de opgangen en door middel van verbijzondering van de liftschachten.

Stationsplein

Het stationsplein bevindt zich vooralsnog zowel aan de oost- als westzijde van de 'Passage'. De 'Passage' maakt onderdeel uit van het plein en omvat eveneens de hoofdentree van het station. Het oostelijk deel van het stationsplein wordt in de eerste fase zodanig ingericht dat het praktisch kan functioneren tot een volgende fase wordt gerealiseerd. In een later stadium zal ook het westelijk deel van het stationsplein worden gerealiseerd, als onderdeel van de plannen voor de Citadel. Op het oostelijk deel van het stationsplein wordt voorzien in een keerlus die ontsloten wordt op de Prins Mauritssingel. Aan deze keerlus zijn onder meer een bushalte, kiss & ridevoorzieningen, P&R en fietsenstallingen gekoppeld. Op het moment dat een volgende fase aan de orde is, zullen de P&R en de fietsenstalling hun definitieve locatie en vorm krijgen. Omdat de aansluiting met de Lentse Lus komt te vervallen, wordt de Lentse Lus verwijderd. Bovendien zijn op deze locatie de tijdelijke P+R voorzieningen en de fietsenstallingen voorzien.

2.2.3 Westelijke Parallelroute

Ten westen van de spoorlijn Arnhem-Nijmegen wordt de Westelijke Parallelroute gerealiseerd. Deze parallelroute verbindt het Keizer Augustusplein met de Graaf Alardsingel en vormt daarmee een alternatieve route voor de Prins Mauritssingel. De Westelijke Parallelroute wordt direct ten westen van het plangebied van voorliggend bestemmingsplan gerealiseerd. Voor het hele tracé van de parallelroute is gekozen voor een eenduidig profiel, waarvan op enkele plekken wordt afgeweken, bijvoorbeeld ter plaatse van rotondes of ten behoeve van verkeersremmende maatregelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP140W27-OH01_0003.png"

Omdat de weg een stevige verkeersvoorziening is, die door verschillende woongebieden en de Landschapszone loopt, is het van belang dat het profiel beschikt over en goede basiskwaliteit. Deze wordt gezocht in een zo breed mogelijke groenzone met daarin een bomenrij die tussen de rijloper en het aangrenzende gebied ligt. Het profiel bestaat verder uit twee rijstroken, die aan weerszijden zijn voorzien van groenstroken. Aan de oostzijde van de rijstroken, tussen de Westelijke Parallelroute en de spoorlijn, bevindt zich een groenstrook met een zaksloot.

Aan de westzijde bevindt zich een bredere groenstrook, waarin een bomenrij is geprojecteerd. Ten westen van deze groenstrook wordt een vrijliggend fietspad met trottoir gerealiseerd.

2.2.4 Doorsnijdingen/onderdoorgangen

Als onderdeel van de ontwikkeling van de Waalsprong zijn diverse (nieuwe) doorsnijdingen van het spoortalud voorzien. Daarnaast is een aanpassing van de bestaande onderdoorgang ter hoogte van de Griftdijk Noord beoogd (buiten het plangebied van dit bestemmingsplan). Voorliggend bestemmingsplan heeft tot doel om de realisering van geluidsschermen langs de spoorlijn mogelijk te maken. Aangezien het plangebied het grootste gedeelte van het spoorwegtraject binnen de Waalsprong omvat, komen echter verschillende doorsnijdingen/onderdoorgangen/ongelijkvloerse kruisingen voor. Het betreft zowel bestaande als nieuwe doorsnijdingen, enerzijds infrastructurele werken zoals (fiets)tunnels, anderzijds onderdoorgangen voor waterlopen (bruggen of duikers). Omdat nog niet exact duidelijk is waar alle doorsnijdingen worden gerealiseerd, zijn deze binnen het bestemmingsplan algemeen toegestaan. De doorsnijdingen/onderdoorgangen waarvan de locatie bekend is,zijn specifiek aangeduid op de verbeelding:

  • ter hoogte van de Landschapszone bevindt zich een duiker, die de plassen ten oosten en ten westen van het plangebied met elkaar verbindt (aanduiding 'waterstaat');
  • ter hoogte van het Keizer Augustusplein bevindt zich een ongelijkvloerse kruising met de Hendrik VI-singel (aanduiding 'brug');
  • ten zuiden van de Landschapszone bevindt zich een fietstunnel, die het gebied ten westen van de spoorlijn/Prins Mauritssingel verbindt met het gebied ten oosten daarvan (aanduiding 'brug');
  • in het zuidelijk deel van het plangebied kan een onderdoorgang gerealiseerd ten behoeve van de toekomstige Parmasingel en de Rietgraaf, die een onderdeel vormt van de watersingelstructuur in het zuidelijk deel van de Waalsprong (aanduiding 'brug').

Doorsnijdingen waarvan de exacte locatie nog niet bekend is, zijn onder de meer de gewenste fietsverbinding ten noorden van de Landschapszone en de te herstellen historische verbinding (het zogenaamde Molenpad) ter hoogte van de parallelweg. Hoewel deze doorsnijdingen niet specifiek zijn aangeduid, kunnen ze op grond van de regels van dit bestemmingsplan wel worden gerealiseerd.

2.3 Realisering Geluidsschermen

Door Royal Haskoning is onderzoek verricht naar de geluidwerende voorzieningen die langs de spoorlijn moeten worden gerealiseerd (Ontwerpnotitie geluidswerende voorzieningen, 18 december 2009). In de notitie zijn, op basis van akoestisch onderzoek en een inventarisatie van de fysieke mogelijkheden, kaders gesteld voor de realisering van de geluidsschermen.

In de ontwerpnotitie is in beeld gebracht waar de realisering van geluidsschermen noodzakelijk is:

Locatie scherm langs
traject 245
Schermhoogte t.o.v. bovenkant spoor in m Gebied
van km tot km westzijde oostzijde
12.18 12.45 3 - Groot Oosterhout
12.65 13.15 2,5 - Groot Oosterhout
13.15 circa 14.6* 1,5 - Landschapszone/ Broodkorf
13.5 circa 14.6* - 1,5 Laauwik
circa 14.6* circa 14.7* nvt nvt Stationsomgeving Lent
circa 14.7* 15.48 1,5 1,5 Lent/Citadel/Hoge Bongerd

* maten afgestemd op bestemmingsplan 'Dorp Lent - 11 (definitieve locatie station Nijmegen Lent e.o.)'

2.3.1 Beschouwde varianten

In de akoestische onderzoeken die zijn verricht in het kader van de bestemmingsplannen 'Groot Oosterhout', 'Laauwik' en 'Landschapszone' zijn schermen opgenomen die op het talud staan, op een afstand van 4,65 meter uit het hart van de spoorlijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP140W27-OH01_0004.png"

In de ontwerpnotitie zijn ook twee andere schermvarianten onderzocht:

  • geluidsschermen van maximaal 1,5 meter hoog op een afstand van 2,5 meter vanuit het hart van de spoorlijn;
  • geluidsschermen op het talud met aanvullend grondlichaam.

2.3.2 Keuze variant

Gelijktijdig met de voorbereiding van dit bestemmingsplan is overleg gestart met ProRail. ProRail is uiteindelijk verantwoordelijk voor de bouw en het beheer van de geluidsschermen. Uit dit overleg is gebleken dat de variant met schermen dichter langs het spoor op basis van de meest recente ontwerpvoorschriften van ProRail alleen is toegestaan bij een enkel spoor. De variant met schermen op het talud met aanvullend grondlichaam blijken ongewenst omdat de spoordijk hierdoor instabiel kan worden. Op grond daarvan is geconcludeerd dat deze schermvarianten geen optie zijn.

2.3.3 Beeldkwaliteitsaspecten geluidsschermen

De geluidsschermen vormen in de toekomst een beeldbepalend inrichtingselement in de Waalsprong, mede vanwege het deels hoger gelegen spoorlichaam. Het is daarom van belang dat de schermen aansluiten bij de beeldkwaliteit van de woonomgeving. In de ontwerpnotitie zijn voor verschillende delen van het tracé eisen opgesteld waaraan de schermen moeten voldoen. Hierbij zijn vier deeltracés onderscheiden:

  • A. het meest noordelijke deel van het traject (spoorlijn op maaiveldniveau);
  • B. het traject tussen landschapszone tot het nieuwe station Nijmegen Lent (spoorlijn op verhoogd grondlichaam);
  • C. de toekomstige stationsomgeving;
  • D. het traject vanaf het station tot de Waalbandijk.

Op basis van de geformuleerde eisen wordt een tweetal typen schermen onderscheiden: groene geluidsschermen met een Betuws karakter op de deeltrajecten A en B en stedelijke geluidsschermen met een hoogstedelijk karakter op de deeltrajecten C en D. In een beeldkwaliteitplan worden eisen opgenomen met betrekking tot de beeldkwaliteit en verschijningsvorm van de geluidsschermen.

Groene geluidsschermen met een Betuws karakter

Om het meer landelijk karakter tussen Ressen en het nieuw aan te leggen station Nijmegen Lent te benadrukken is het gewenst om de schermen hier met groene klimplanten te bekleden. Bovendien wordt voorgesteld om de ruimte tussen de westelijke parallelroute en de schermen te voorzien van een meer natuurlijke beplanting. Hierdoor komt het scherm achter een beplantingsstrook te staan. Aan de oostzijde van het spoor wordt eveneens voorgesteld om, in aansluiting op de huidige beplanting, een natuurlijke begroeiing te realiseren tussen de Prins Mauritssingel en het geluidsscherm. In het beeldkwaliteitplan worden voorstellen gedaan met betrekking tot de verschijningsvorm van de schermen.

Stedelijke geluidsschermen met een hoogstedelijk karakter

In het eindbeeld van de schermen in de deeltracés C en D zal een duidelijk verschil in verschijningsvorm tussen beide tracés zichtbaar zijn. Op dit moment is echter nog niet exact bekend hoe het station en de aan deeltracé D grenzende (woon)gebieden eruit komen te zien.

Belangrijk is wel dat de schermen een hoogstedelijk karakter meekrijgen. In het beeldkwaliteitplan worden voorstellen gedaan met betrekking tot de verschijningsvorm van de schermen.

2.3.4 Onderhoudspad/vluchtweg

Aan de oostzijde van de spoorlijn, ten noorden van het nieuwe station Nijmegen Lent, wordt een onderhoudspad/vluchtweg gerealiseerd aan de onderzijde van het talud. Dit pad ligt volledig binnen de grenzen van het plangebied. Ten behoeve van de realisering van het onderhoudspad/vluchtweg moet mogelijk een aantal bomen worden gekapt. Momenteel wordt een compensatieplan opgesteld, dat wordt ingediend bij de aanvraag om omgevingsvergunning voor het kappen van de bomen.

2.4 Het Bestemmingsplan

Uit de ontwerpnotitie blijkt dat de realisering van geluidsschermen langs een groot deel van het spoortraject noodzakelijk is om geluidhinder naar de nieuwe woongebieden te beperken. De geluidsschermen hebben, afhankelijk van het gedeelte van het traject waar ze worden geplaatst, een hoogte die varieert van 1,5 tot 3 meter (gemeten ten opzichte van bovenkant spoorstaaf). Daarnaast is ten noorden van het nieuwe station Nijmegen Lent de realisering van een onderhoudspad/vluchtweg voorzien. Voorliggend bestemmingsplan is opgesteld om de realisering van de geluidsschermen en de bijbehorende voorzieningen (waaronder het onderhoudspad/vluchtweg) mogelijk te maken.

Alle gronden binnen het plangebied zijn bestemd als 'Verkeer' met de aanduiding 'railverkeer'. In de regels zijn bepalingen opgenomen die de realisering van geluidsschermen mogelijk maken op een afstand van 4,5 tot 9 meter van de as van de dichtstbijzijnde spoorlijn. Door te voorzien in een minimale afstand van 4,5 meter is, in overeenstemming met de eisen van ProRail, verzekerd dat de geluidsschermen niet te dicht bij de spoorlijn worden gerealiseerd. Door te voorzien in een marge van 4,5 meter (het gebied tussen de 4,5 en 9 meter van de spoorlijn) ontstaat voldoende flexibiliteit om de geluidsschermen te kunnen realiseren. De geluidsschermen kunnen door het opnemen van deze marge bijvoorbeeld rond aanwezige obstakels worden geplaatst.

In verband met de technische uitvoerbaarheid van de geluidsschermen is het daarnaast gewenst om enige flexibiliteit met betrekking tot de hoogte van de geluidsschermen toe te staan. Ten noorden van km 13.15 zijn geluidsschermen nodig met een hoogte van 2,5 of 3 meter (zie tabel in paragraaf 2.3). In het bestemmingsplan is bepaald dat de geluidsschermen op dit deel van het traject maximaal 3,5 meter hoog mogen zijn, gemeten vanaf bovenkant spoorstaaf. Hierdoor is sprake van 0,5 tot 1 meter 'speling' ten opzichte van de hoogte die noodzakelijk is op basis van het verrichte onderzoek. Ten zuiden van km 13.15 zijn de geluidsschermen maximaal 1,5 meter hoog. Hier is in het bestemmingsplan een maximale hoogte van 2 meter toegestaan.

In de regeling zijn railverkeersvoorzieningen algemeen toegestaan. Daarnaast zijn onder andere kruisingen ten behoeve van verkeersdoeleinden en waterhuishoudkundige voorzieningen (watergangen, duikers) toegestaan. Hierdoor biedt het bestemmingsplan maximale flexibiliteit om, indien noodzakelijk, doorsnijdingen van de spoorlijn te realiseren, bijvoorbeeld op die locaties waar een fietstunnel of duiker zal worden aangelegd. De doorsnijdingen die op dit moment bekend zijn, zijn aangeduid als 'brug' (in het geval van een infrastructurele doorsnijding) of 'waterstaat' (in het geval van een duiker). De Snelbinder is aangeduid als 'specifieke vorm van verkeer - langzaamverkeersverbinding'.

Hoofdstuk 3 Haalbaarheidsaspecten

3.1 Beleidskader

Voorliggend bestemmingsplan maakt het realiseren van geluidwerende voorzieningen en een bijbehorend onderhoudspad/vluchtweg langs een bestaande spoorlijn mogelijk. Verder worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het realiseren van de geluidsschermen is noodzakelijk om het akoestisch klimaat in de nieuwe (woon)gebieden van de Waalsprong te verbeteren en te kunnen voldoen aan de verleende (en nog te verlenen) hogere waarden.

Gezien de beperkte ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, zijn er geen beleidsaspecten die een rol spelen. De realisering van de Waalsprong als geheel vindt zijn basis in nationaal, provinciaal en gemeentelijk beleid. Deze beleidsuitgangspunten zijn vertaald in het Ontwikkelingsbeeld 'Waalsprong, Nijmegen bouwt aan een nieuw stadsdeel'. Hierop is in hoofdstuk 2 reeds kort ingegaan.

3.2 Milieuaspecten

In deze paragraaf wordt ingegaan op de milieuaspecten die een rol spelen met betrekking tot de realisering van de geluidsschermen. Gezien de beperkte ontwikkeling die voorliggend bestemmingsplan mogelijk maakt, is een groot aantal milieuaspecten niet relevant. Hierna wordt een en ander per aspect toegelicht.

3.2.1 Geluid

In hoofdstuk 2 is reeds ingegaan op de akoestische onderzoeken die zijn verricht voor de verschillende deelgebieden in de Waalsprong (Groot Oosterhout, Laauwik, Landschapszone) en het akoestisch onderzoek dat in het kader van de ontwerpnotitie is verricht. In deze onderzoeken is de realisering van geluidsschermen langs de spoorlijn als uitgangspunt meegenomen. Voorliggend bestemmingsplan heeft tot doel om de realisering van de geluidsschermen planologisch gezien mogelijk te maken. De geluidbelasting op bestaande woningen rond de spoorlijn zal afnemen ten gevolge van de realisering van de geluidsschermen.

Voor de verschillende nog te realiseren deelgebieden in de Waalsprong zullen afzonderlijke akoestische onderzoeken worden verricht. Eventueel noodzakelijke hogere waarden procedures zullen worden gevolgd in het kader van de bestemmingsplannen die voor de realisering van deze deelgebieden worden opgesteld.

3.2.2 Water

Het kader voor de waterparagraaf in alle bestemmingsplannen voor de Waalsprong is het vigerende Waterhuishoudkundig Inrichtingsplan Waalsprong 2009 (WIW 2009). In dit plan zijn de randvoorwaarden vastgelegd waaraan de inrichting van de totale ontwikkeling van de Waalsprong wat water betreft moet voldoen.

Het WIW 2009 is op 24 februari 2010 door de waterbeheerders vastgesteld. Deze waterparagraaf bevat de hoofdlijnen op het gebied van water voor het onderhavige plangebied, met een verwijzing naar de relevante passages uit het WIW 2009.

Het huidige watersysteem

Het plangebied ligt ten noorden van de stad Nijmegen en betreft de taluds (zuidelijk deel) en bermen (noordelijk deel) van de spoorlijn vanaf de spoorbrug tot aan het bestaande geluidsscherm ten noorden van het Keizer Augustusplein. Het plangebied beperkt zich de gronden direct langs het spoor, waarbij vanaf de spoorbrug tot net voorbij de noordelijke plangrens van Laauwik aan beide zijden geluidwerende voorzieningen zullen worden aangebracht. Noordelijk van deze grens zullen de voorzieningen alleen aan de westzijde van het tracé worden aangebracht.

Aan de westzijde van de spoorlijn, ter hoogte van het keizer Augustusplein, loopt een A-watergang parallel aan het spoor. In de toekomst vervalt deze A-watergang in het kader van de ontwikkelingen in de Waalsprong. Daarnaast bevinden zich in het plangebied diverse andere watergangen die van belang zijn voor de waterhuishouding, waaronder de Rietgraaf in het zuidelijk deel van het plangebied. Ook voor de Rietgraaf geldt dat deze mogelijk wordt verlegd, met het oog op de realisering van de Citadel. Een kaart van de huidige situatie is weergegeven in Bijlage 15 van het WIW 2009.

Beleidskader

Het beleid van de waterbeheerders, dat van toepassing is op het plangebied, is verwoord in Bijlage 6 van het WIW 2009, en verwerkt tot de uitgangspunten en randvoorwaarden.

Effecten van voorgenomen ruimtelijke ingrepen

Volgens het Basisdocument investeringsraming geluidsscherm, (9M5896.Q0/R002/ EEM/SVLI/Nijm d.d. 18 december 2009) wordt de geluidwerende voorziening uitgevoerd als een scherm. Het aanleggen van de geluidwerende voorziening in de vorm van een scherm vormt geen belemmering voor het huidige functioneren van het watersysteem en het noodzakelijke onderhoud van het systeem. Ook vormt het scherm geen belemmering voor de waterhuishouding in de plansituatie van het WIW 2009 en de realisatie en het onderhoud van het nieuwe watersysteem.

Water in het bestemmingsplan

Aan weerszijden van de spoorlijn komen diverse watergangen voor die in beheer zijn bij Waterschap Rivierenland. De realisering van de geluidsschermen heeft geen gevolgen voor de ligging van deze watergangen. Wel kan het zo zijn dat in het kader van de ontwikkeling van de (woon)gebieden aan weerszijden van de spoorlijn watergangen zullen worden verlegd of aangepast. Dit is bijvoorbeeld het geval ter hoogte van Groot Oosterhout en ter hoogte van de Landschapszone, waar bergingsplassen worden gerealiseerd. De aanpassing/verlegging van watergangen valt buiten de reikwijdte van dit bestemmingsplan.

Om alle bestaande (en eventuele nieuwe) watergangen positief te bestemmen, is in de bestemmingsomschrijving opgenomen dat water en waterstaatswerken, waaronder duikers, kunstwerken en overbruggingen, algemeen zijn toegestaan. Ter hoogte van de Landschapszone is een duiker aanwezig, die de plassen aan weerszijden van de spoorlijn met elkaar verbindt. Voor deze duiker is op de verbeelding de aanduiding 'waterstaat' opgenomen. In voorliggend bestemmingsplan zijn daarnaast, in overleg met het waterschap, de bestaande watergangen voorzien van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterlopen'. De gronden met deze dubbelbestemming zijn mede bestemd voor voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer en waterberging, met bijbehorende waterstaatkundige werken. Ter bescherming van de waterlopen zijn een bouwverbod (met afwijkingsmogelijkheid) en een omgevingsvergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden opgenomen.

Verslag van het overleg met de waterbeheerders

In de periode 1995 - 2009 is overleg gevoerd in het kader van de waterhuishouding van de Waalsprong. Het programma van eisen in hoofdstuk 2 van het WIW 2009 is een weerslag van het doorlopen watertoetsproces. In bijlage 1 van het WIW wordt het doorlopen proces beschreven. Voorliggend bestemmingsplan wordt daarnaast in vooroverleg gestuurd aan het Waterschap. De resultaten van het vooroverleg worden, indien noodzakelijk, in het bestemmingsplan verwerkt.

3.2.3 Bodem

Voorliggend bestemmingsplan voorziet niet in een functiewijziging. De gronden in het plangebied van voorliggend bestemmingsplan zijn in de huidige situatie al in gebruik ten behoeve van voorzieningen voor het railverkeer. Wel zal de bodem rond de spoorlijn worden geroerd om de realisering van de geluidsschermen mogelijk te maken. In het kader van de verlening van de omgevingsvergunning zal daarom door middel van een bodemonderzoek inzicht moeten worden verschaft in de bodem- en grondwaterkwaliteit.

3.2.4 Luchtkwaliteit

Het bestemmingsplan maakt slechts de realisering van geluidwerende voorzieningen langs een bestaande spoorlijn mogelijk. Ten gevolge hiervan zal het aantal vervoersbewegingen over het spoor niet wijzigen. Hierdoor heeft het bestemmingsplan geen gevolgen voor de luchtkwaliteit in de omgeving van het plangebied.

3.2.5 Externe veiligheid

Het bestemmingsplan maakt slechts de realisering van geluidwerende voorzieningen langs een bestaande spoorlijn mogelijk. Ten gevolge hiervan zal het aantal vervoersbewegingen over het spoor niet wijzigen. Hierdoor heeft het bestemmingsplan geen gevolgen op het gebied van externe veiligheid.

3.2.6 Kabels en leidingen

In het plangebied is sprake van een aantal leidingen die planologisch relevant zijn. Deze leidingen zijn opgenomen op de verbeelding en voorzien van een dubbelbestemming. In de dubbelbestemming is de bescherming van de leidingen gewaarborgd door een bouwverbod (met afwijkingsmogelijkheid) en een omgevingsvergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden. De realisering van geluidsschermen ter hoogte van één van de leidingen is op deze manier pas mogelijk na overleg met de betreffende leidingbeheerder.

Het betreft de volgende leidingen:

  • twee ondergrondse hoogspanningsverbindingen die de spoorlijn kruisen ter hoogte van km 12.540 (ter hoogte van het Keizer Augustusplein);
  • twee 48" gastransportleidingen (Gasunie) die de spoorlijn kruisen ter hoogte van km 12.650 (ter hoogte van het Keizer Augustusplein);
  • twee rioolwaterpersleidingen die de spoorlijn kruisen ter hoogte van km 12.630 (ter hoogte van het Keizer Augustusplein).

In de huidige situatie wordt de spoorlijn ook gekruist door twee bovengrondse hoogspanningsleidingen, ter hoogte van km 13.400 en km 13.600 (ter hoogte van de Landschapszone). Het betreft de lijnen Nijmegen - Bemmel (50 kV) en Nijmegen - Zevenaar (150 kV). Deze leidingen zijn/worden ondergronds gelegd en zijn daarom niet opgenomen in voorliggend bestemmingsplan.

Naast deze leidingen zijn langs de spoorlijn ook kabels en leidingen aanwezig die een functie hebben voor de spoorlijn. Deze kabels en leidingen zijn planologisch niet relevant en hoeven daarom niet te worden opgenomen in het bestemmingsplan. Bij de verdere uitwerking van de geluidsschermen zal, in overleg met ProRail, worden bezien waar kabels en leidingen aanwezig zijn en of deze eventueel moeten worden verlegd om de realisering van de geluidsschermen mogelijk te maken.

3.2.7 Flora en fauna

Door Royal Haskoning is een quickscan uitgevoerd naar de gevolgen van de realisering van geluidsschermen voor flora en fauna (Quickscan geluidsschermen spoorweg Nijmegen - Arnhem, 17 maart 2010). De ontwikkeling is getoetst aan de Flora- en Faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998. Voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan moet aannemelijk zijn dat een ontheffing of vergunning in het kader van de wet- en regelgeving op het gebied van flora en fauna niet noodzakelijk is, dan wel dat deze verleend zal worden.

Beschermde natuurgebieden

Binnen een contour van drie kilometer van het plangebied liggen twee Natura 2000-gebieden: de Gelderse poort en de Uiterwaarden Waal. De geluidsschermen worden niet geplaatst binnen de begrenzing van één van deze gebieden. Er zijn geen storingsfactoren die van toepassing zijn op de geluidwerende voorzieningen. De realisering van de geluidsschermen leidt daarentegen eerder tot afname van verstoring (toename van rust) in beide gebieden. Het plaatsen van de schermen wijkt niet af of valt niet op ten opzichte van reguliere werkzaamheden aan het spoor of het passeren van treinen. Op basis hiervan wordt geconcludeerd dat negatieve gevolgen voor de Natura 2000-gebieden niet aan de orde zijn. Toetsing aan de kaders van de Natuurbeschermingswet 1998 is dan ook niet noodzakelijk.

Het plangebied ligt niet in de Ecologische hoofdstructuur (EHS) of de Provinciale ecologische hoofdstructuur (PEHS).

Analoog aan de beoordeling in het kader van de Natuurbeschermingswet, geldt dat de ontwikkeling de wezenlijke waarden en kenmerken van EHS-gebieden in de omgeving van het plangebied niet negatief beïnvloedt.

Beschermde soorten

In het plangebied is een veldbezoek uitgevoerd (30 november 2009). Aan de hand van het veldbezoek en bestaande literatuur is de (mogelijke) aanwezigheid van beschermde dieren en planten beoordeeld. Tijdens het veldbezoek is gebleken dat het plangebied ten gevolge van het grote aantal passerende treinen sterk verstoord is en dat het railverkeer veel aanrijdingsslachtoffers maakt.

In de rapportage zijn de resultaten van het onderzoek per taxonomische groep beschreven. Vervolgens zijn de mogelijke effecten beoordeeld. De permanente effecten van de aanleg van de geluidsschermen bestaan uit een relatief kleine afname van potentieel geschikt leefgebied en, met name voor grondgebonden soorten, een barrièrewerking. Overigens is dit laatste niet per definitie negatief: de spoorlijn maakt immers veel slachtoffers en vormt blijkbaar in de huidige situatie ook al een barrière. Verder zal sprake zijn van een aantal tijdelijke effecten tijdens de realisering van de schermen.

Geconcludeerd is dat binnen het plangebied beschermde en streng beschermde dieren en broedvogels aanwezig zijn. De voorgenomen werkzaamheden leiden lokaal tot verstoring van beschermde soorten. De verwachte effecten zijn met mitigerende maatregelen te voorkomen of te minimaliseren, waardoor de werkzaamheden vergunbaar zijn onder de Flora- en faunawet. Voor een aantal soorten (te weten Lange ereprijs, Gewone dwergvleermuis, Kleine modderkruiper en Poelkikker) kan een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet noodzakelijk zijn. Redelijkerwijs mag verwacht worden dat deze wordt verleend. De mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, zijn dan ook verenigbaar met de vigerende wet- en regelgeving op het gebied van flora en fauna.

3.2.8 Archeologie

Beleidskader

Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen. Mocht bescherming onvoldoende mogelijk zijn dan dient, volgens dit verdrag, de informatie te worden onttrokken aan de bodem via archeologisch onderzoek. Uitgangspunt hierbij is dat de initiatiefnemer van de verstoring van het bodemarchief de kosten van het onderzoek dient te dragen. Inmiddels zijn de uitgangspunten van het Verdrag in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in de Monumentenwet 1988 via de wijzigingswet Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz, 1-9-2007).

Het archeologiebeleid van de gemeente Nijmegen is, in overeenstemming met Malta en de Monumentenwet, er op gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien.

Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaand aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die ook als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen.

Bescherming van het bodemarchief

Een goede bescherming van het bodemarchief en vooral het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Daarbij moet rekening worden gehouden met bekende en onbekende archeologische waarden. Nijmegen verkeert in de gunstige situatie dat aan de laatstgenoemde voorwaarden in hoge mate is voldaan. Voor het grootste deel van Nijmegen-Noord is in het kader van de Waalsprongplannen een archeologische en aardkundige inventarisatie uitgevoerd. De archeologische waarden zijn weergegeven op de Archeologische Beleidskaart van de gemeente Nijmegen.

De archeologische beleidskaart

In lijn met de nieuwe archeologiewetgeving en het gemeentelijke beleid dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden gefaciliteerd, is de archeologische beleidskaart opgesteld, waarop per gebied, terrein of zone wordt aangegeven hoe met archeologie dient te worden omgegaan bij het ontwikkelen en uitvoeren van plannen en grondverstorende projecten. In de regels zijn voorwaarden opgenomen om de bescherming van de archeologische waarden in juridische zin te waarborgen.

Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan grenst aan/ligt in vijf gebieden met een hoge archeologische verwachting (N-01, N-14, N-20, N-22, N-35 met waarde 2), drie gebieden waarvoor door waarnemingen of boringen is vastgesteld dat er archeologische waarden aanwezig zijn (N-13, N-15, N-21 met waarde 3) en een terrein dat is aangewezen als archeologisch rijksmonument (N-16 met waarde 4). Deze waarden zijn op de bij dit bestemmingsplan behorende verbeelding overgenomen.

Archeologische maatregelen

Voor de gebieden met een archeologisch belang (waarde 2) geldt dat voorafgaand aan alle ingrepen in de bodem, groter dan 50 m2 en dieper dan 0,30 meter, de initiatiefnemer dient aan te tonen dat het bodemarchief niet wordt aangetast. Dit kan door middel van een inventariserend veldonderzoek. Op basis van de resultaten van dit onderzoek wordt door de gemeente Nijmegen beoordeeld of de archeologische waarden in de bodem beschermd moeten blijven (behoud in situ) danwel voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek moet worden verricht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP140W27-OH01_0005.png"

Voor de gebieden van zeer hoge archeologische waarde (waarde 3) geldt dat voorafgaand aan alle grondwerkzaamheden dieper dan 0,30 meter de initiatiefnemer dient aan te tonen dat het bodemarchief niet wordt aangetast. Dit kan door middel van inventariserend veldonderzoek. Op basis van de resultaten van dit onderzoek wordt door de gemeente Nijmegen beoordeeld of de archeologische waarden in de bodem beschermd moeten blijven (behoud in situ) danwel voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek moet worden verricht.

Aan deze onderzoeken dient een door de gemeente Nijmegen goedgekeurd Programma van Eisen ten grondslag te liggen. De kosten van het archeologisch onderzoek (inclusief uitwerking en rapportage) zullen als gevolg van de implementatie van het Verdrag van Valletta ten laste komen van de verstoorder van het bodemarchief (verstoorder betaalt-principe). Het archeologisch rijksmonument (waarde 4) bevat zulke belangrijke archeologische resten dat deze zijn beschermd op grond van de Monumentenwet 1988. Voor ontwikkelingen op het monument dient een omgevingsvergunning te worden aangevraagd. De geluidsschermen bevinden zich buiten de grenzen van het monument.

Informatieplicht

Een persoon die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt, waarvan deze weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), is verplicht dit te melden (artikel 53 Monumentenwet 1988). Dit dient te gebeuren bij de minister van OCW, i.e. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

3.2.9 Cultuurhistorie

Beleidskader

De erkenning van het maatschappelijke belang van het cultuurhistorische erfgoed heeft er in Nijmegen voor gezorgd, dat cultuurhistorie een volwassen discipline is geworden in de ruimtelijke inrichting. De cultuurhistorische component is zelfs een belangrijke onderlegger bij de inrichting van de stad. Die gedachte is bepalend geweest voor de Kadernota Beeldkwaliteit uit 2003. De nota beschrijft wat de ingrediënten zijn voor de typisch Nijmeegse beeldkwaliteit en hoe de gemeente deze wil stimuleren. De bijzondere historische gelaagdheid van de Nijmeegse identiteit is daarbij van uitzonderlijk belang. Door de cultuurhistorie ontwikkelingsgericht in te zetten als ontwerpinstrument 'kunnen specifieke kwaliteiten en waarden van een plek worden aangegrepen om een nieuw plan te verankeren binnen het 'verhaal van de stad', zo stelt de Kadernota Beeldkwaliteit. Ook het nationale Belvederebeleid kan als belangrijk kader worden gezien als het gaat om ruimtelijke vraagstukken. In de Nota Belvedere wordt aangegeven dat cultuurhistorie een belangrijke drager is voor ruimtelijke ontwikkelingen en als inspiratiebron kan worden gebruikt.

In het geval van de Waalsprong zijn verschillende historische lagen van belang, zoals de laag van de historische wegen- en waterstructuren, van de vestingwerken en die van de historische dorpsstructuren van Lent. In de loop van de tijd is er al herhaaldelijk cultuurhistorisch onderzoek gedaan naar Nijmegen-noord. De resultaten zijn onder meer neergelegd in het document 'Het land over de Waal' van het Gelders genootschap (januari 1995), in het MER Waalsprong 2003 en in de beschrijving en conceptkaart van de Cultuurhistorische waardenkaart (vanaf 2006). De Cultuurhistorische (Waarden)kaart zal naar verwachting in 2011 worden gepresenteerd.

Randvoorwaarden en aanbevelingen

In het Ontwikkelingsbeeld Waalsprong 'Nijmegen bouwt aan een nieuw stadsdeel' (2007) en het MER Waalsprong 2003 wordt gesteld dat in het kader van de nieuwe ontwikkelingen moet worden bezien of de oude structuurlijnen een toonaangevende betekenis kunnen behouden. Hierbij kan gedacht worden aan herkenbaarheid van en inspiratie door de specifieke cultuurhistorische en ruimtelijke kwaliteiten van deze belangrijke structuurdrager. De Griftdijk, één van de belangrijkste historische structuurlijnen in het Waalsprong, kruist de spoorlijn, maar ligt buiten de grenzen van het bestemmingsplangebied. De belangrijkste historische structuurlijn in het bestemmingsplangebied is de hoge spoordijk, een 19e-eeuws kunstwerk, dat in de jaren 50 van de 20e eeuw tevens onderdeel werd van de nieuwe IJssellinie.

Cultuurhistorische waarden in het plangebied

De spoorlijn/defensiedijk dateert uit de jaren 70 van de 19e. Door het hoge talud (noodzakelijk voor het aanrijden naar de op hoge landhoofden en pijlers rustende spoorbrug over de Waal) en het massieve, sterk scheidende karakter, heeft deze structuurlijn een uitgesproken eigen identiteit. In 1950-1951 werd de spoordijk onderdeel van de Defensiedijk, één van de markante structuren binnen de IJssellinie. De IJssellinie, die zich uitstrekt van Nijmegen tot Zwolle, is als geheel een uniek relict van de Koude Oorlog en heeft een hoge cultuurhistorische waarde. De IJssellinie maakt onderdeel van uit van de geallieerde Rijn-IJsselverdediging tegen de militaire dreiging uit het oosten. Door middel van een systeem van stuwen, sluizen en springpunten in de dijken konden grootschalige inundaties worden veroorzaakt. Om te verhinderen dat het opgestuwde water in westelijke richting de Betuwe zou instromen wanneer de dijk tussen Doornenburg en Huissen zou worden opgeblazen (en de inundatie dus teniet zou worden gedaan) werd tussen Arnhem en Nijmegen een hoge dijk opgeworpen, de Defensie- of Slaperdijk. Even ten noorden van Lent kon de nieuwe dijk worden aangesloten op het bestaande hoge talud van de spoordijk. De poortdoorgang bij de Griftdijk Noord (buiten het plangebied) bezit nog de betonnen schotsleuven, waarmee de defensiedijk kon worden afgesloten.

Tegen het dijktalud bevindt zich een brug- of rivierkazemat uit de jaren 30 van de 20e eeuw, aangelegd ter verdediging van de bruggen over de Waal. Door de realisering van een drietal betonnen kazematten aan de Lentse zijde konden de spoorbrug en de nieuwe verkeersbrug over de Waal (1936) onder vuur worden gehouden. De kazemat die zich binnen het plangebied bevindt, is een rijksmonument. Voor wijzigingen van of aan het monument en zijn directe omgeving is een omgevingsvergunning voor wijzigen van het monument noodzakelijk.

Realisering geluidsschermen

Door de realisering van de geluidsschermen op het talud van de spoordijk worden de cultuurhistorische waarden in het plangebied niet aangetast. De ligging van de dijk en het spoortracé wordt immers niet gewijzigd. Bescherming van de monumentale waarden van de brug- of rivierkazemat vindt plaats via de Monumentenwet 1988. Het opnemen van een beschermende regeling in het bestemmingsplan is daarom niet noodzakelijk. De kazemat is op de verbeelding aangeduid als 'specifieke vorm van maatschappelijk - kazemat'.

Hoofdstuk 4 Plansystematiek En Bestemmingen

4.1 Plansystematiek

Het onderhavige bestemmingsplan heeft tot doel om te voorzien in een juridisch-planologische regeling voor de realisering van geluidsschermen aan weerszijden van de spoorlijn Arnhem - Nijmegen, ter hoogte van de nieuwe woongebieden in de Waalsprong. Bij het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. Het bestemmingsplan is gebaseerd op het gemeentelijke handboek voor digitale bestemmingsplannen, dat voorziet in uniforme bestemmingen en planregels voor alle bestemmingsplannen.

De Wet ruimtelijke ordening biedt mogelijkheden voor het opstellen van verschillende bestemmingsplanvormen, van zeer gedetailleerd tot zeer globaal. Omdat in dit geval al concreet bekend is hoe de nieuwe ontwikkeling eruit zal zien, is een vrij gedetailleerde systematiek gekozen. Het bestemmingsplan biedt echter nog wel voldoende flexibiliteit voor de verdere uitwerking van de plannen.

Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) in werking getreden. Hierdoor is het omgevingsrecht drastisch gewijzigd. Veel toestemmingen en vergunningen die voorheen apart geregeld waren, zijn nu opgenomen in de Wabo. Hierdoor is voor één project nog maar één omgevingsvergunning nodig, die toestemming geeft voor alle benodigde activiteiten. Een aantal vergunningen/toestemmingen die is opgegaan in de omgevingsvergunning, zijn de bouwvergunning, de binnenplanse ontheffing, de sloopvergunning en de aanlegvergunning. De inhoudelijke toetsingskaders voor deze vergunningen/toestemmingen zijn niet gewijzigd. De terminologie van de regels is aangepast aan de Wabo. De ontheffing heet nu 'omgevingsvergunning voor het afwijken'. De bouwvergunning heet 'omgevingsvergunning voor het bouwen'. De sloop- en aanlegvergunning zijn gewijzigd in 'omgevingsvergunning voor het slopen' respectievelijk 'omgevingsvergunning voor het aanleggen'.

Hierna wordt inhoudelijk ingegaan op de afzonderlijke bestemmingen binnen het onderhavige bestemmingsplan.

4.2 Bestemmingen

Verkeer

Alle gronden binnen het bestemmingsplan hebben de bestemming 'Verkeer', waarbij tevens voor alle gronden de aanduiding 'railverkeer' is opgenomen. De gronden zijn bestemd voor railverkeersvoorzieningen en daartoe benodigde gebouwen, bouwwerken, spoorwegwerken en werken waaronder kunstwerken, zoals bruggen en viaducten. Ook zijn (on)gelijkvloerse kruisingen ten behoeve van verkeersdoeleinden toegestaan.

Daarnaast zijn de gronden bestemd voor geluidwerende voorzieningen, wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, onderhoudspaden, vluchtwegen en vluchttrappen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.

Ter plaatse van de aanduiding 'waterstaat' zijn de gronden specifiek bestemd voor te beschermen waterhuishoudkundige voorzieningen. De gronden ter plaatse van de aanduiding 'brug' zijn specifiek bestemd voor (on)gelijkvloerse kruisingen. Ter plaatse van de aanduiding 'specifiek vorm van verkeer - langzaamverkeersverbinding' is tevens een langzaamverkeersverbinding toegestaan en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kazemat' tevens een kazemat. Tenslotte zijn groenvoorzieningen, bermen en waterlopen en (bouw)werken ten algemenen nutte toegestaan.

Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming gebouwen, bouwwerken, en werken worden gebouwd, en gebouwen en overkappingen ten algemenen nutte. In de regels zijn voor diverse bouwwerken regels opgenomen. In de regels is daarnaast bepaald waar de geluidwerende voorzieningen mogen worden gerealiseerd: op een afstand van 4,5 tot 9 meter van de as van de dichtstbijzijnde spoorlijn. De hoogte van de schermen bedragen 2 respectievelijk 3,5 meter, gemeten vanaf bovenkant spoorstaaf.

Ter plaatse van de aanduiding 'waterstaat' geldt een omgevingsvergunningenstelsel om de waterhuishoudkundige functie van de gronden te beschermen.

Leiding - Gas

Deze gronden zijn mede bestemd voor aanleg, instandhouding en/of bescherming van een ondergrondse hoge druk aardgastransportleiding.

Op deze gronden mogen gebouwen en overkappingen ten algemenen nutte worden gebouwd, en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen om te bouwen bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen. Ter bescherming van de ondergrondse hoge druk aardgastransportleiding is tevens een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen.

Leiding - Hoogspanning

Deze gronden zijn mede bestemd voor aanleg, instandhouding en/of bescherming van een ondergrondse hoogspanningsleiding.

Op deze gronden mogen gebouwen en overkappingen ten algemenen nutte worden gebouwd, en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen om te bouwen bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen. Ter bescherming van de ondergrondse hoogspanningsleiding is tevens een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen.

Leiding - Riool

Deze gronden zijn mede bestemd voor aanleg, instandhouding en/of bescherming van een rioolwatertransportleiding.

Op deze gronden mogen gebouwen en overkappingen ten algemenen nutte worden gebouwd, en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen om te bouwen bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen. Ter bescherming van de rioolwatertransportleiding is tevens een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen.

Waarde - Archeologie 2 / Waarde - Archeologie 3

De dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 3' hebben tot doel de bescherming en veiligstelling van het archeologisch erfgoed in de bodem. Voordat voor een samenvallende bestemming (bijvoorbeeld 'Verkeer') een omgevingsvergunning voor het bouwen kan worden verleend, moet eerst worden nagegaan of daardoor geen onevenredige schade aan de archeologische waarden wordt toegebracht. Om deze afweging mogelijk te maken is het bouwen van een omgevingsvergunning afhankelijk gemaakt. Ter bescherming van de archeologische waarden is tevens een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen.

Waterstaat - Waterlopen

De dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterlopen' heeft tot doel de bescherming en veiligstelling van het waterhuishoudkundige voorzieningen, de waterafvoer en waterberging met bijbehorende kunstwerken, bruggen en andere waterstaatkundige werken. Voordat voor een samenvallende bestemming (bijvoorbeeld 'Verkeer') een omgevingsvergunning voor het bouwen kan worden verleend, moet eerst worden nagegaan of daardoor geen onevenredige schade aan de waterhuishoudkundige voorzieningen en waterstaatkundige werken wordt toegebracht. Om deze afweging mogelijk te maken is het bouwen afhankelijk gemaakt van een omgevingsvergunning. Ter bescherming van de waterhuishoudkundige voorzieningen en waterstaatkundige werken is tevens een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische Uitvoerbaarheid

De voorgestelde wijziging maakt de realisering mogelijk van geluidsschermen langs de spoorlijn Arnhem – Nijmegen en maakt deel uit van de exploitatie voor de gehele Waalsprong.

Voor de uitvoering van de plannen voor de Waalsprong is de gemeente Nijmegen een publiek private samenwerking (PPS) aangegaan met projectontwikkelaars en woningcorporaties. Hiertoe is in 1997 een samenwerkingsovereenkomst gesloten, welke heeft geresulteerd in de oprichting van de GEM Waalsprong. Deze GEM is verantwoordelijk voor de ontwikkeling en realisering van de woningbouw en detailhandel in de Waalsprong.

Daarnaast heeft de gemeente Nijmegen een eigen planexploitatie Waalsprong, welke is ondergebracht bij het Ontwikkelingsbedrijf, waarin o.a. de ontwikkeling en realisering van de hoofdinfrastructuur en bedrijfsterreinen in de Waalsprong is vastgelegd.

Met de GEM Waalsprong en het Ontwikkelingsbedrijf is een afspraak gemaakt over de verdeling van de kosten van aanleg van de geluidsschermen langs de spoorlijn Arnhem- Nijmegen.De daaruit voortvloeiende kosten voor de gemeente Nijmegen zijn opgenomen in de gemeentelijke grondexploitatie Groot Infra Waalsprong. De kosten die voor rekening komen van de GEM Waalsprong zijn opgenomen in de deelexploitatie van de GEM Waalsprong Bovenwijkse Voorzieningen.

Vaststelling van een exploitatieplan op grond van artikel 6.12 Wro is niet noodzakelijk. In het bestemmingsplan zijn geen bouwplannen ex art. 6.2.1. Bro opgenomen.

Uit de wijziging van het bestemmingsplan kan schade voortvloeien als bedoeld in artikel 6.1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Voor zover hieruit planschadeclaims volgen die niet afgewenteld kunnen worden op de exploitant zullen deze voor rekening komen van de GEM Waalsprong en de gemeente Nijmegen.

Bovenstaande overwegingen tonen aan dat de economische uitvoerbaarheid van de elementen betrekking hebbend op dit plan voldoende zijn gewaarborgd en het onderhavige bestemmingsplan financieel-economisch uitvoerbaar is.

5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

5.2.1 vooroverleg ex artikel 3.1.1. Bro

In het kader van het Bro-overleg ex artikel 3.1.1. is het concept van het ontwerpbestemmingsplan toegezonden aan het Waterschap Rivierenland, Prorail en Platform Waalsprong.

Provincie Gelderland

In de brief van 5 juni 2008 (kenmerk 2008-008347) geeft Gedeputeerde Staten van de Provincie Gelderland aan dat ze enkel bestemmingsplannen die van provinciaal belang zijn voor vooroverleg wil ontvangen. De provincie geeft hiermee invulling aan 1.3.1, lid 2 Bro. De provinciale Gelderland is derhalve niet voor vooroverleg benaderd, omdat sprake is van een puur lokaal belang.

Inspectie VROM

In juni 2008 heeft het kabinet de Realisatieparagraaf Nationaal ruimtelijk beleid vastgesteld. Deze paragraaf geeft inzicht in welke nationale belangen het kabinet heeft gedefinieerd en op welke wijze het rijk deze wil verwezenlijken. Het resultaat is een helder en scherpe markering voor gevallen waarvoor de medeoverheden afstemming moeten zoeken met het Rijk.

Inzicht wanneer het Rijk vooroverleg van belang acht is te herleiden uit de nationale belangen zoals opgenomen in de Realisatieparaaf Nationaal Ruimtelijk Beleid.

Platform Waalsprong

Inhoudelijk heeft het Platform Waalsprong geen opmerkingen.

Wel heeft het Platform Waalsprong een enkele opmerking gemaakt over de fasering. In het plan wordt nogal nadrukkelijk gewezen op de relatie met de nieuw te bouwen wijken noordelijk van het stationsgebied. Dit mag niet betekenen dat de aandacht vooralsnog uitsluitend uitgaat naar dat deel van het traject en dat het zuidelijke deel, grenzend aan de bestaande woongebieden, in de tijd gezien pas veel later aan de orde komt. Het geluidsscherm bestaat uit een noordelijk en een zuidelijk deel, van elkaar gescheiden door de locatie waar het definitieve station wordt gerealiseerd. Beide delen vormen echter samen het project “geluidsschermen”, ook tijdens de aanlegfase en in de planning.

Reactie gemeente

De opmerking van de fasering wordt doorgegeven aan de Grondexploitatie Maatschappij Waalsprong. Zij zijn verantwoordelijk voor het aanbrengen van de geluidsschermen.

Prorail

Per émail van 1 juni 2011 heeft Prorail aan gegeven dat zij geen opmerkingen heeft over het onderhavige bestemmingsplan.

Waterschap Rivierenland

Per telefoon heeft het Waterschap Rivierenland aangegeven dat zij geen opmerkingen heeft over het onderhavige bestemmingsplan.

Uitspraak Rvs

Bijlage 1 Uitspraak Rvs