Nijmegen Brakkenstein - 4 (Kloostertuin - voormalige drukkerij)
Bestemmingsplan - gemeente Nijmegen
Vastgesteld op 23-09-2015 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Nijmegen Brakkenstein - 4 (Kloostertuin - voormalige drukkerij) met identificatienummer NL.IMRO.0268.BP16004-VG01 van de gemeente Nijmegen.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanbouw
een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw, dat op de grond staat, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een aparte ruimte vormt die al dan niet vanuit het hoofdgebouw bereikbaar is.
1.4 aan huis verbonden beroepsactiviteiten
een dienstverlenend beroep, dat op kleine schaal in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.
1.5 aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten
het verlenen van diensten, het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen), het voeren van de administratie van bedrijfsactiviteiten die (behoudens genoemde administratieve werkzaamheden) niet ter plaatse worden uitgeoefend, het verstrekken van logies en ontbijt (bed and breakfast) waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteit in de woning met behoud van de woonfunctie ter plaatse kan worden uitgeoefend.
1.6 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.7 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.8 achtergevellijn
de achterste grens van het bouwvlak en het verlengde daarvan;
1.9 archeologische waarden
Onder archeologische waarden kunnen worden verstaan:
- archeologische verwachtingswaarden;
- vastgestelde archeologische waarden of resten.
1.10 archeologische verwachtingswaarde
de kans op archeologische vondsten of informatie.
1.11 archeologisch deskundige
de gemeentelijk (beleids)archeoloog of een andere door het College van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologie.
1.12 archeologisch onderzoek
onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling beschikkend over een opgravingsvergunning conform de Monumentenwet 1988.
1.13 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.14 bed and breakfast
een overnachtingsmogelijkheid gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed- en breakfast heeft maximaal 4 kamers en 8 slaapplaatsen.
1.15 bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel plaatsvindt uitsluitend als niet zelfstandig en ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.
1.16 bedrijvigheid
het uitoefenen van een bedrijf, met aanverwante activiteiten als laden en lossen en parkeren.
1.17 bestaand
- a. bestaande bouwwerken: een legaal bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning;
- b. bestaand gebruik: het legale gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.18 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.19 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.20 bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
1.21 bijgebouw
een vrijstaand, in functioneel en bouwkundig opzicht aan het hoofdgebouw ondergeschikt gebouw op hetzelfde bouwperceel dat op de grond staat en alleen bedoeld en ingericht ten behoeve van (huishoudelijke) berging, hobby- en/of stallingruimte.
1.22 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.23 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.24 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.25 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.26 bouwperceelsgrens
een grens van een bouwperceel.
1.27 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.28 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.29 cultuurhistorische waarden
waarden die zijn gekoppeld aan de beschavingsgeschiedenis, ondergebracht als historisch (steden)bouwkundig erfgoed, historisch landschappelijk erfgoed of archeologisch erfgoed.
1.30 cultuur en ontspanning
voorzieningen gericht op cultuur en ontspanning, zoals een atelier, bioscoop, bowlingbaan, creativiteitscentrum, dansschool, museum, muziekschool, muziektheater, sauna, speelautomatenhal, theater en wellness. Prositutie, raamprostitutie/raamexploitatie of seksinrichting is uitgesloten. Een casino is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'casino'.
1.31 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van het bieden van gelegenheid om gekochte etenswaren ter plaatse te nuttigen. Onder detailhandel wordt niet verstaan detailhandel in volumineuze goederen.
1.32 detailhandel in volumineuze goederen
detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals: verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens, meubels en woninginrichting en sanitair.
1.33 dienstverlenend bedrijf
een bedrijf met een uitsluitend of in hoofdzaak dienstverlenende of verzorgende taak al dan niet met een baliefunctie, zoals: uitzendbureaus, reisbureaus, wasserettes, kapsalons, bijkantoren van banken en van sociaal-culturele instellingen, postagentschappen, telefoon-, internet-, telegraaf- en telexdiensten, snelfoto-ontwikkel- en copyshops, videotheken, autorijscholen en dergelijke.
1.34 erf
de gronden met een woonbestemming gelegen binnen het bouwperceel maar buiten het bouwvlak.
1.35 evenement
evenement zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen (APV).
1.36 garagebedrijf
een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor verkoop, onderhoud en reparatie van motorvoertuigen, met dien verstande dat de verkoop van motorbrandstoffen is uitgezonderd.
1.37 gebieden met een hoge archeologische verwachting
deze gebieden onderscheiden zich vanwege een hoge tot zeer hoge verwachting op het aantreffen van archeologische resten.
1.38 gebieden van zeer grote archeologische waarde
voor deze gebieden staat het vast dat zich archeologische resten in de bodem bevinden.
1.39 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.40 gebouwd terras
aan- of uitbouw in de openbare ruimte ten behoeve van een aangrenzend horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden verstrekt.
1.41 geluidsgevoelige functies
geluidsgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder, te weten:
geluidsgevoelige gebouwen
- a. woningen;
- b. andere geluidsgevoelige gebouwen:
- 1. onderwijsgebouwen;
- 2. ziekenhuizen;
- 3. verpleeghuizen;
- 4. verzorgingstehuizen;
- 5. psychiatrische inrichtingen;
- 6. kinderdagverblijven.
geluidsgevoelige terreinen
- I. een standplaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Huisvestingswet (woonwagen);
- II. ligplaats in het water, bestemd om door een woonschip te worden ingenomen.
1.42 gevelbreedte
de breedte van de gevel waar tegenaan wordt gebouwd.
1.43 groothandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.
1.44 hoekovergang
een aan- of uitbouw die buiten de gevelbreedten van het hoofdgebouw wordt gerealiseerd en die een verbinding vormt tussen een aan- of uitbouw aan de voorgevel en een aan- en of uitbouw aan de zijgevel van het hoofdgebouw.
1.45 hoofdbebouwing
hoofdgebouw(en) inclusief aan- en of uitbouwen binnen het bouwvlak.
1.46 hoofdgebouw(en)
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.47 horecabedrijf
een bedrijf of instelling waar als hoofddoel bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, niet zijnde detailhandel en/of ondersteunende horeca of bed and breakfast.
1.48 hotel/pension
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse.
1.49 kantoor
een ruimte welke door de aard en indeling kennelijk is bestemd om uitsluitend of in hoofdzaak dienstig te zijn tot het verrichten van administratieve en/of ontwerptechnische arbeid, al dan niet met een ondergeschikte baliefunctie. Tevens is een archieffunctie hierbij inbegrepen.
1.50 maatschappelijke voorzieningen
het openbaar bestuur, medische, sociale, educatieve en levensbeschouwelijke diensten, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen diensten, zoals: huisarts, apotheek, school, sportzaal, kinderdagverblijf, wijkcentrum, kerkgebouw, verzorgingstehuis, onzelfstandige woonvormen, uitvaartcentrum en bibliotheek.
1.51 omgevingsvergunning
vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.52 ondergronds bouwwerk
- a. een (gedeelte van een) gebouw dat gelegen is onder het niveau van de begane grondvloer van dat gebouw, waarbij de hoogte van die begane grondvloer nergens hoger ligt dan 0,25 meter boven het aansluitende maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. een zelfstandig voor mensen toegankelijk bouwwerk waarvan de bovenkant nergens hoger is dan het maaiveld van het bouwperceel ter plaatse van dat bouwwerk.
1.53 ondergeschikte detailhandel
detailhandel waarbij de detailhandelsactiviteit een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is.
1.54 ondergeschikte kantoren
kantoren waarbij het kantoor een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is.
1.55 ondersteunende horeca
horeca waarbij de horeca-activiteit ondersteunend is aan de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is.
1.56 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.57 overkapping
een op de grond staand, plat afgedekt bouwwerk, bestaande uit ten minste een dak, niet zijnde een gebouw.
1.58 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.59 parkeerdak
plat dak dat als parkeerplaats gebruikt kan worden.
1.60 parkeergarage
onder- of bovengrondse voorziening waar automobilisten (meestal) overdekt hun auto's kunnen parkeren.
1.61 perceelsgrens
de grens van een bouwperceel.
1.62 refter
zaal waar je kunt eten en behorende bij een klooster, school of bedrijf met bijbehorende voorzieningen, zoals een keuken, magazijn, toiletruimte en koel- en vriesruimte.
1.63 sportvoorzieningen
gebouwde en niet-gebouwde voorzieningen gericht op sport, niet zijnde een recreatieve voorziening, zoals: fitnesscentrum, ijsbaan, manege, speelterrein, sporthal, sportveld, stadion, tennisbaan en zwembad.
1.64 straatmeubilair
de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals: verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halteaanduidingen, parkeerregulerende constructies, road barriers, afvalinzamelsystemen, openbare toiletvoorzieningen, brandkranen, informatie- en reclameobjecten, fietsenstallingen, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, beeldende kunst, gedenktekens, sport- en speelvoorzieningen, abri's en dergelijke.
1.65 terras
een buiten de besloten ruimte van een inrichting liggend deel van een bedrijf of instelling waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden verstrekt.
1.66 uitbouw
een op de grond staand en aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een vergroting betreft van een in het gebouw gelegen ruimte.
1.67 verblijfsgebied
gronden die een semi-openbare functie hebben voor voetgangers om van de Heyendaalseweg naar de kloostertuin te komen.
1.68 voorgevellijn
de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde ervan.
1.69 wadi
voorziening voor de infiltratie van regenwater. Een wadi is een laagte waarin het regenwater zich kan verzamelen en in de bodem kan infiltreren.
1.70 werk
een werk, geen bouwwerk zijnde.
1.71 wonen
de huisvesting van één of meerdere personen in een gebouw, niet zijnde een woonwagen of woonschip.
1.72 woning
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een of meer personen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand van een gebouw tot een zijdelingse perceelsgrens
de afstand gemeten vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw tot aan de zijdelingse perceelsgrens.
2.2 de afstanden tussen lijnen
afstanden tussen lijnen worden gemeten van het hart van de ene lijn tot het hart van de andere lijn.
2.3 de bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle op een bouwperceel aanwezige bebouwing, boven en onder peil, ten dienste van één bepaalde binnen een bestemming toegestane activiteit/functie.
2.4 de diepte van een bouwwerk, niet zijnde een hoofdgebouw
de afstand gemeten vanaf het verste punt van het bouwwerk loodrecht op de gevel waartegen het bouwwerk wordt aangebouwd.
2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers, (brand)trappen, zonnepanelen, andere technische ruimten en/of technische constructies, hekwerken, luifels, balkons en antennes.
2.6 de bouwhoogte van een dakopbouw
vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw.
2.7 de bouwhoogte van een kap
vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap.
2.8 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.9 gevellijn
de plaats vanaf waar de bouw- en goothoogte van het aangrenzende maatvoeringsvlak wordt gemeten.
2.10 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers, (brand)trappen, zonnepanelen, andere technische ruimten en/of technische constructies, hekwerken, luifels, balkons en antennes.
Voor de meest voorkomende dakvormen bij woningen is in onderstaande schetsjes aangegeven waar de goothoogte wordt bepaald. Daarbij geldt dat voorzover het gaat om een bestaand zadeldak deze niet mag worden uitgebouwd tot een afgetopte dakvorm.
2.11 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.12 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.13 het bebouwde oppervlakte
de buitenwerks gemeten oppervlakte van de verticale projectie van alle in een nader aan te geven gebied aanwezige, al dan niet ondergrondse, bouwwerken, met uitzondering van ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals pompputten, luifels en balkons.
2.14 het bebouwingspercentage
het percentage dat de oppervlakte van (een gedeelte van) het bouwvlak aangeeft dat binnen de aanduiding 'bouwvlak' maximaal mag worden bebouwd. Dit percentage geldt voor elk afzonderlijk bouwperceel.
2.15 het peil
de plaats vanwaar in het kader van dit bestemmingsplan de hoogte wordt gemeten als bedoeld “bouw- en goothoogte” en als volgt bepaald:
- a. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een (al dan niet openbare) weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang niet onmiddellijk aan de hiervoor bedoelde weg grenst: de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang;
- c. voor bouwwerken onder het maaiveld, het peil van het bijbehorende bovengrondse hoofdgebouw;
- d. voor drijvende bouwwerken: de waterlijn;
- e. in de andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
2.16 het (bruto) verkoopvloeroppervlak
de totale oppervlakte van de voor publiek toegankelijke ruimten, etalages en ruimten achter toonbanken.
2.17 het vloeroppervlak
de totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle ruimten ondergronds, op de begane grond, de verdiepingen, de zolder en de bijbehorende aan- en uitbouwen.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd - 1
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen met gemeenschappelijke voorzieningen, zoals een aula, kapel, huiskamer;
- b. onzelfstandige woonvormen met gemeenschappelijke en ondersteunende voorzieningen;
- c. aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten zoals bedoeld in artikel 11.1;
- d. bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen;
- e. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan:
- a. bewoning van bijgebouwen;
- b. uitoefening van (aan huis verbonden) beroeps- of bedrijfsactiviteiten in bijgebouwen.
Artikel 4 Gemengd - 2
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren;
- b. refter met bijbehorende terrassen;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' tevens voor een restaurant zonder bezorg- en/of afhaalservice van maximaal 80m2 (bruto)vloeroppervlakte met bijbehorende terrassen;
- d. bijbehorende voorzieningen ten behoeve van de opwekking van duurzame energie;
- e. bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen;
- f. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 5 Groen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - verbindingsgang' tevens voor een verbindingsgang tussen het hofgebouw en de voormalige drukkerij;
- c. voorzieningen ten behoeve van gesloten koude- en warmteopslagsyste(e)m(en), waarbij geen energie-uitwisseling plaatsvindt met bodem of grondwater, ten behoeve van het aangrenzende hoofdgebouw in de naastgelegen bestemming(en);
- d. bijbehorende voorzieningen zoals: sport- en speelvoorzieningen, terrassen, hondenuitlaatplaatsen, in- en uitritten en fiets- en voetpaden;
- e. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, overstortvijvers, rioolbuffers, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen;
- f. geluidwerende voorzieningen, zoals geluidswallen en geluidsschermen;
- g. ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals (brand)trappen, keldertoegangen, koekoeken, luifels en balkons, ten behoeve van het aangrenzende hoofdgebouw in de naastgelegen bestemming;
- h. (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 10.2.
5.2 Bouwregels
5.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan:
het gebruik van gronden ten behoeve van parkeren, met uitzondering van ondergrondse parkeervoorzieningen.
Artikel 6 Tuin
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen en groenvoorzieningen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - verbindingsgang' tevens voor een verbindingsgang tussen het hofgebouw en de voormalige drukkerij;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'terras' tevens voor een terras behorend bij de functie refter en een terras ten behoeve van de onder artikel 4.1.c toegestane horecafunctie van het aangrenzende gebouw in de naastgelegen bestemming;
- d. gebouwen en overkappingen behorend bij het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw(en);
- e. ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals (brand)trappen, keldertoegangen, koekoeken, luifels en balkons, ten behoeve van het aangrenzende hoofdgebouw in de naastgelegen bestemming;
- f. verhardingen behorend bij het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw(en);
- g. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.
6.2 Bouwregels
Artikel 7 Verkeer
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met een functie voor verblijf en verplaatsing (waaronder terrassen), verkeerswegen (waaronder busbanen, fiets- en voetpaden), openbaar vervoer (waaronder hoogwaardig openbaar vervoer), kunstwerken (zoals bruggen en andere waterstaatkundige werken), parkeervoorzieningen en fietsenstallingen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsgebied' tevens voor verblijfsgebied;
- c. bijbehorende voorzieningen zoals: groen-, sport- en speelvoorzieningen en taluds;
- d. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen;
- e. geluidwerende voorzieningen, zoals geluidswallen en geluidsschermen;
- f. ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals (brand)trappen, keldertoegangen, koekoeken, luifels en balkons, ten behoeve van het aangrenzende hoofdgebouw in de naastgelegen bestemming;
- g. (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 10.2.
7.2 Bouwregels
Artikel 8 Waarde - Archeologie 2
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden (gebieden met een hoge archeologische verwachting).
8.2 Bouwregels
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:
- a. de bestemming Waarde - Archeologie 2 als bedoeld in lid 8.1 geheel of gedeeltelijk te doen laten vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn en niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
- b. de bestemming Waarde - Archeologie 3 op te nemen indien op basis van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene Bouwregels
10.1 Beeldende kunst
Het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, ten behoeve van beeldende kunst is binnen alle bestemmingen toegestaan tot een maximum bouwhoogte van 15 meter, met dien verstande dat de regels van de dubbelbestemmingen en algemene aanduidingsregels onverkort van toepassing zijn.
10.2 (Bouw)werken ten algemenen nutte
Het oprichten van bouwwerken ten algemenen nutte, zoals: transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, straatmeubilair, infiltratievoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van koude- en warmteopslag, wachthuisjes voor verkeers- en parkeerdiensten en schuilgelegenheden, is binnen alle bestemmingen toegestaan, met dien verstande dat:
- a. de inhoud van elk gebouw niet meer mag bedragen dan 50 m³;
- b. de oppervlakte van elke overkapping niet meer mag bedragen dan 20 m²;
- c. de goothoogte van gebouwen niet meer dan 3 meter mag bedragen en de bouwhoogte van gebouwen niet meer dan 5 meter mag bedragen;
- d. de bouwhoogte van overkappingen niet meer dan 3 meter mag bedragen;
- e. voor de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, de bouwregels van de geldende bestemming van toepassing zijn;
- f. de regels van de dubbelbestemmingen en algemene aanduidingsregels onverkort van toepassing zijn.
10.3 Ondergronds bouwen
Bouwen onder peil ten behoeve van de bestemming is toegestaan, met dien verstande dat:
- a. bouwen onder peil is toegestaan binnen de aanduiding 'bouwvlak' ten behoeve van op de begane grond toegestane functies;
- b. bouwen onder peil is toegestaan binnen de aanduiding 'bouwvlak' ten behoeve van ondergrondse parkeervoorzieningen;
- c. bouwen onder peil binnen de bestemming Tuin is toegestaan, mits grenzend aan het hoofdgebouw met een maximum diepte van 1,5 meter dan wel tot zover als de bestaande bovengrondse aan- of uitbouw reikt;
- d. bouwen onder peil ten behoeve van een woning binnen de bestemming Gemengd - 1 is tevens buiten de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan, mits grenzend aan de woning met een maximum diepte van 3 meter achter de achtergevelrooilijn dan wel tot zover als de bestaande bovengrondse aan- of uitbouw reikt;
- e. bouwen onder peil ten behoeve van een woning binnen de bestemming Gemengd - 1 is tevens buiten de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan, mits grenzend aan de woning met een maximum diepte van 1,5 meter voor de voorgevellijn danwel tot zover als de bestaande aan- of uitbouw reikt;
- f. bouwen onder peil ten behoeve van bouwwerken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 10.2 is toegestaan;
- g. de regels van de dubbelbestemming en algemene aanduidingsregels onverkort van toepassing zijn.
Artikel 11 Algemene Gebruiksregels
11.1 Aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten
11.2 Bed en breakfast
In hoofdgebouwen die ingevolge deze regels gebruikt mogen worden voor de hoofdfuncties bedrijven, voorzover deze voorkomen in categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, cultuur en ontspanning, detailhandel, dienstverlening, kantoren en/of maatschappelijke voorzieningen is op de verdieping(en) een bed en breakfast toegestaan.
11.3 Buitenschoolse opvang en kinderdagverblijven
11.4 Evenementen
Evenementen zijn binnen alle bestemmingen toegestaan, mits hiervoor vergunning is verleend op grond van de Algemeen Plaatselijke Verordening.
Artikel 12 Algemene Aanduidingsregels
12.1 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
12.2 wetgevingzone - waarde archeologie 1
Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van dit plan, voor zover het een in beperkte mate afwijking van de maatvoering betreft, noodzakelijk om het bouwwerk zodanig te laten aansluiten op een bestaande, legale situatie dat dit vanuit architectonisch en/of bouwkundig opzicht een verbetering is.
Artikel 14 Overige Regels
14.1 Parkeerregels
14.2 Voorrangsregeling bestemmingen
Bij toepassing van de bestemmingen uit Hoofdstuk 2 geldt, indien op deze gronden een (enkelvoudige) bestemming samenvalt met een dubbelbestemming, primair het bepaalde met betrekking tot de dubbelbestemming.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
15.1 Overgangsrecht bouwwerken
15.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 16 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Nijmegen Brakkenstein - 4 (Kloostertuin - voormalige drukkerij)'.
Bijlagen Bij De Regels
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten (Model Nijmegen)
Staat van bedrijfsactviteiten
05 | Visserij, kweken van vis en schaaldieren | Cat | Milieu- aspect |
0502 | Kweken van vis en schaaldieren | 3.1 | G-GE30 |
15 | Industrie Vervaardiging van voedingsmiddelen en dranken | Cat | Milieu- aspect |
1511 | Slachterijen (geen pluimveeslachterijen) | 3.2 | G-GE100 |
1513.1 | Vervaardiging van snacks en kant-en-klaar-maaltijden | 3.1 | G-GE50 |
1513.2 | Vervaardiging van vleeswaren (geen snacks) en overige vleesverwerking | 3.1 | G-GE50 |
1551 | Melkproductenfabrieken v.c. < 55.000 t/j | 3.2 | G100 |
Melkproductenfabrieken v.c. > 55.000 t/j | 4.2 | G100 | |
1552 | Bereiding van consumptie-ijs p.o. = 200 m2 | 2 | G30 |
Bereiding van consumptie-ijs p.o. > 200 m2 | 3.2 | G100 | |
1561 | Vervaardiging van meel (geen zetmeel)< 500 t/u | 4.1 | G200 |
Vervaardiging van meel (geen zetmeel)= 500 t/u | 4.2 | G300 | |
1562 | Vervaardiging van zetmeel < 10 t/u | 4.1 | G-GE200 |
Vervaardiging van zetmeel = 10 t/u | 4.2 | G-GE300 | |
1571 | Vervaardiging van veevoeder (mengvoeder) < 100 t/u | 4.1 | G-GE200 |
Vervaardiging van veevoeder (mengvoeder) = 100 t/u | 4.2 | G-GE300 | |
1572 | Vervaardiging van voer voor huisdieren | 4.1 | G-GE200 |
1581 | Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: v.c. < 2.500 kg meel/week | 2 | G-GE30 |
Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: v.c. = 2.500 kg meel/week | 3.2 | G-GE100 | |
1582 | Banketfabrieken en vervaardiging van beschuit en biscuit | 3.2 | G-GE100 |
1584.2 | Vervaardiging van chocolade en suikerwerk p.o. = 200 m2 | 2 | G-GE30 |
Vervaardiging van chocolade en suikerwerk p.o. < 2.000 m2 | 3.2 | GE100 | |
Vervaardiging van chocolade en suikerwerk p.o. > 2.000 m2 | 5.1 | GE500 | |
1585 | Vervaardiging van deegwaren | 3.1 | GE50 |
1589 | Vervaardiging van overige voedingsmiddelen n.e.g. | 4.1 | GE200 |
1591 | Distilleerderijen en likeurstokerijen | 4.2 | GE300 |
1596 | Bierbrouwerijen | 4.2 | GE300 |
17 | Vervaardiging van textiel en textielproducten | Cat | Milieu- aspect |
1771 | Vervaardiging van gebreide en gehaakte kousen en sokken | 3.1 | G50 |
1772 | Vervaardiging van gebreide en gehaakte truien, vesten en pullovers | 3.1 | G50 |
18 | Vervaardiging van kleding; bereiden en verven van bont | Cat | Milieu- aspect |
1822 | Vervaardiging van bovenkleding (geen werkkleding en kleding van leer) | 2 | G30 |
1823 | Vervaardiging van onder- en nachtkleding | 2 | G30 |
1824 | Vervaardiging van overige kleding en -toebehoren n.e.g. | 2 | G30 |
20 | Houtindustrie en vervaardiging van artikelen van hout, kurk, riet e.d. | Cat | Milieu- aspect |
2020 | Vervaardiging van fineer en plaatmaterialen | 3.2 | G-GE100 |
2030.2 | Vervaardiging van overig timmerwerk | 3.2 | G100 |
21 | Vervaardiging van papier, karton en papier- en kartonwaren; uitgeverijen en drukkerijen e.d. | Cat | Milieu- aspect |
2112.1 | Vervaardiging van grafisch papier en karton < 3 t/u | 3.1 | G-GE-S50 |
Vervaardiging van grafisch papier en karton 3 - 15 t/u | 4.1 | G200 | |
Vervaardiging van grafisch papier en karton > 15 t/u | 4.2 | G300 | |
2121.1 | Vervaardiging van verpakkingsmiddelen van papier en karton | 3.2 | G100 |
2123 | Vervaardiging van kantoorbenodigdheden van papier | 3.2 | G100 |
2125 | Vervaardiging van overige papier- en kartonwaren | 3.2 | G100 |
22 | Uitgeverijen, drukkerijen en reproductie van opgenomen media | Cat | Milieu- aspect |
2222.1 | Drukkerijen van boeken e.d. | 3.2 | G100 |
2222.2 | Drukkerijen van tijdschriften | 3.2 | G100 |
2222.3 | Drukkerijen van reclame | 3.2 | G100 |
2222.5 | Drukkerijen van formulieren | 3.2 | G100 |
2222.6 | Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen | 2 | G30 |
2223 | Grafische afwerking en binderijen | 1 | G10 |
2224 | Grafische reproductie en zetten | 2 | GE30 |
2225 | Overige activiteiten verwant aan de drukkerij | 2 | G-GE30 |
2231 | Reproductie van geluidsopnamen | 1 | G10 |
24 | Vervaardiging van chemische producten | Cat | Milieu- aspect |
2416 | Vervaardiging van kunststof in primaire vorm | 5.2 | GE700 |
2430 | Vervaardiging van verf, lak, vernis, inkt en mastiek | 4.2 | GE300 |
2442 | Formulering en afvullen geneesmiddelen | 3.1 | G-GE50 |
2466 | Chemische kantoorbenodigdheden fabrieken | 3.1 | G-GE50 |
Vervaardiging van overige chemische producten n.e.g. | 4.1 | G-GE200 | |
25 | Vervaardiging van producten van rubber en kunststof | Cat | Milieu- aspect |
2522 | Productie van verpakkingsmateriaal en assemblage kunststofbouwmaterialen | 3.1 | G-GE50 |
Kunststofverwerkende bedrijven zonder fenolharsen | 4.1 | GE200 | |
Kunststofverwerkende bedrijven met fenolharsen | 4.2 | GE300 | |
2524 | Vervaardiging van overige producten van kunststof | 4.1 | GE200 |
26 | Vervaardiging van glas, aardewerk, cement-, kalk- en gipsproducten | Cat | Milieu- aspect |
2612 | Vormen en bewerken van vlakglas | 3.1 | G50 |
2613 | Vervaardiging van holglas | 3.2 | G100 |
2621 | Vervaardiging van huishoudelijk/sieraardewerk, Elektrische ovens < 40 kW | 2 | G30 |
Vervaardiging van huishoudelijk/sieraardewerk, Elektrische ovens = 40 kW | 3.2 | G100 | |
2661.1 | Vervaardiging van producten van beton voor de bouw | 5.2 | G700 |
2663 | Vervaardiging van stortklare beton p.c. < 100 t/d | 3.2 | G100 |
Vervaardiging van stortklare beton p.c. > 100 t/d | 4.2 | G300 | |
2670 | Natuursteenbewerking, zonder breken zeven en drogen, p.o. = 2.000 m2 | 3.1 | G50 |
Natuursteenbewerking, zonder breken zeven en drogen, p.o. > 2.000 m2 | 3.2 | G100 | |
27 | Vervaardiging van metalen in primaire vorm en van producten van metaal | Cat | Milieu- aspect |
2710 | Vervaardiging van ijzer, staal en ferro-legeringen(EGKS) p.c. < 1.000t/j | 5.2 | G-GE700 |
2751 | Gieten van ijzer p.c. < 4.000 t/j | 4.2 | G300 |
2754 | Gieten van overige non-ferrometalen | 4.2 | G300 |
28 | Vervaardiging van producten van metaal (geen machines en transportmiddelen) | Cat | Milieu- aspect |
2811 | Vervaardiging van metalen constructiewerken gesloten gebouw p.o.= 200 m2 | 3.1 | G50 |
Vervaardiging van metalen constructiewerken gesloten gebouw p.o.> 200 m2 | 3.2 | G100 | |
2812 | Vervaardiging van metalen ramen, deuren en kozijnen, p.o.= 200 m2 | 3.1 | G50 |
Vervaardiging van metalen ramen, deuren en kozijnen, p.o.> 200 m2 | 3.2 | G100 | |
2851 | Oppervlaktebehandeling, Algemeen | 3.2 | G100 |
Oppervlaktebehandeling, Lakken, moffelen en emailleren | 3.2 | G-GE100 | |
2852 | Overige metaalbewerking, p.o.= 200 m2 | 3.1 | G50 |
Overige metaalbewerking, p.o.> 200 m2 | 3.2 | G100 | |
2863 | Vervaardiging van hang- en sluitwerk | 3.2 | G100 |
2875 | Vervaardiging van overige producten van metaal n.e.g. p.o.= 200 m2 | 3.1 | G50 |
Vervaardiging van overige producten van metaal n.e.g. p.o.> 200 m2 | 3.2 | G100 | |
29 | Vervaardiging van machines en apparaten | Cat | Milieu- aspect |
2911 | Vervaardiging en revisie van motoren en turbines (geen motoren voor vliegtuigen, motorvoertuigen en -fietsen) p.o. > 2.000 m2 | 4.1 | G200 |
2921 | Vervaardiging van industriële ovens en branders, p.o. > 2.000 m2 | 4.1 | G200 |
2922 | Vervaardiging van hijs-, hef- en andere transportwerktuigen, p.o. > 2.000 m2 | 4.1 | G200 |
2932 | Vervaardiging van landbouwmachines en -werktuigen (geen tractoren), p.o. > 2.000 m2 | 4.1 | G200 |
2955 | Vervaardiging van machines en apparaten voor de productie van papier, karton en papier- en kartonwaren, p.o. 2.000 m2 | 4.1 | G200 |
2956 | Vervaardiging van overige machines en apparaten n.e.g. voor specifieke industriële activiteiten, p.o. > 2.000 m2 | 4.1 | G200 |
30 | Vervaardiging van elektrische en optische apparaten en instrumenten | Cat | Milieu- aspect |
3002 | Vervaardiging van computers | 2 | G-GE30 |
31 | Vervaardiging van overige elektrische machines, apparaten en benodigdheden | Cat | Milieu- aspect |
3110 | Vervaardiging van elektromotoren en elektrische generatoren en transformatoren | 4.1 | G-GE200 |
3130 | Vervaardiging van geïsoleerde kabel en draad | 4.1 | G200 |
3162 | Vervaardiging van koolelektroden | 6 | GE1500 |
32 | Vervaardiging van audio-, video- en telecommunicatieapparaten en benodigdheden | Cat | Milieu- aspect |
3210 | Vervaardiging van elektronische componenten | 3.1 | G50 |
3220 | Vervaardiging van zendapparaten voor televisie en radio en van apparaten voor lijntelefonie en -telegrafie | 3.1 | G50 |
33 | Vervaardiging van medische apparaten en instrumenten, orthopedische artikelen e.d., precisie- en optische instrumenten en uurwerken | Cat | Milieu- aspect |
3310.1 | Tandtechnische bedrijven | 2 | G-GE30 |
3310.2 | Vervaardiging van medische apparaten en instrumenten en overige orthopedische en protheseartikelen | 2 | G-GE30 |
3320 | Vervaardiging van meet-, regel- en controleapparaten (niet voor de bewaking van industriële processen) | 2 | G30 |
3350 | Vervaardiging van uurwerken | 2 | G30 |
34 | Vervaardiging van transportmiddelen | Cat | Milieu- aspect |
3420.1 | Carrosseriebouw | 4 | G200 |
3420.2 | Vervaardiging van aanhangwagens en opleggers | 4 | G200 |
35 | Vervaardiging van transportmiddelen (geen auto's, aanhangwagens en opleggers) | Cat | Milieu- aspect |
3511 | Nieuwbouw en reparatie van metalen schepen > 25 m1, baggermaterieel, booreilanden e.d. | 5.1 | G500 |
3512 | Nieuwbouw en reparatie van sport- en recreatievaartuigen, metaal < 25 m1 | 4.1 | G200 |
3542 | Vervaardiging van fietsen | 3.2 | G100 |
3543 | Vervaardiging van invalidenwagens | 3.2 | G100 |
3550 | Vervaardiging van overige transportmiddelen n.e.g. | 3.2 | G100 |
36 | Vervaardiging van meubels; vervaardiging van overige goederen n.e.g. | Cat | Milieu- aspect |
3611 | Vervaardiging van zitmeubels | 3.2 | G100 |
3612.1 | Interieurbouw | 3.2 | G100 |
3612.2 | Vervaardiging van bedrijfsmeubels | 3.2 | G100 |
3615 | Vervaardiging van matrassen | 3.2 | G100 |
3622 | Vervaardiging van sieraden e.d. (geen imitatiesieraden) | 2 | GE30 |
3630 | Vervaardiging van muziekinstrumenten | 2 | G-GE30 |
3663.1 | Sociale werkvoorziening | 2 | G-GE30 |
3663.2 | Vervaardiging van overige goederen n.e.g. | 3.1 | G50 |
37 | Voorbereiding tot recycling | Cat | Milieu- aspect |
3720 | Voorbereiding tot recycling van afval (geen metaalafval) | 4.2 | G300 |
40 | Productie en distributie van elektriciteit, aardgas en water | Cat | Milieu- aspect |
4000.1 | Centrale productie van elektriciteit (olie/gas) > 75 MW | 5.1 | G500 |
4000.2 | Decentrale productie van elektriciteit, stoom en warm water | 5.1 | G500 |
4000.3 | Distributie van elektriciteit, aardgas, stoom en warm water | 4.2 | G300 |
41 | Winning en distributie van water | Cat | Milieu- aspect |
4100 | Winning en distributie van water | 3.1 | G50 |
45 | Bouwnijverheid | Cat | Milieu- aspect |
4511.1 | Slopen van bouwwerken b.o. < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Slopen van bouwwerken b.o. > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
4511.2 | Grondverzet b.o. < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Grondverzet b.o. > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
4521.1 | Algemene burgerlijke en utiliteitsbouw < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Algemene burgerlijke en utiliteitsbouw > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
4521.3 | Leggen van kabels en buizen < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Leggen van kabels en buizen > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
4522 | Dakdekken en bouwen van dakconstructies < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Dakdekken en bouwen van dakconstructies > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
4523.1 | Aanleggen van wegen, luchthavens, spoorwegen en sportterreinen < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Aanleggen van wegen, luchthavens, spoorwegen en sportterreinen > 2000 m2 | 3.1 | G50 | |
4523.2 | Stratenmaken < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Stratenmaken > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
4525.1 | Heien en andere funderingswerkzaamheden < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Heien en andere funderingswerkzaamheden > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
4525.2 | Vlechten van betonstaal < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Vlechten van betonstaal > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
4525.4 | Overige gespecialiseerde werkzaamheden in de bouw n.e.g. < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Overige gespecialiseerde werkzaamheden in de bouw n.e.g. > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
4531 | Elektrotechnische bouwinstallatie < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Elektrotechnische bouwinstallatie > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
4532 | Isolatiewerkzaamheden < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Isolatiewerkzaamheden > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
4533.1 | Loodgieters-, fitterswerk; installatie van sanitair < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Loodgieters-, fitterswerk; installatie van sanitair > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
4533.2 | Installatie centrale verwarmings-/luchtbehandelingsapparaten < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Installatie centrale verwarmings-/luchtbehandelingsapparaten > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
4534 | Overige bouwinstallatie < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Overige bouwinstallatie > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
4541 | Stukadoren < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Stukadoren > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
4542 | Timmeren < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Timmeren > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
4544 | Schilderen en glaszetten < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Schilderen en glaszetten > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
4545 | Overige afwerking van gebouwen < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Overige afwerking van gebouwen > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
50 | Reparatie van consumentenartikelen en handel | Cat | Milieu- aspect |
5020.1 | Auto-onderdelenservicebedrijven | 2 | G30 |
5020.2 | Bandenservicebedrijven | 2 | G30 |
5020.3 | Reparatie van specifieke auto-onderdelen | 2 | G30 |
5020.4 | Carrosserieherstel | 3.2 | G100 |
5020.5 | Overig onderhoud en slepen van auto's | 2 | G30 |
5030.1 | Groothandel en handelsbemiddeling in auto-onderdelen en -accessoires | 2 | G30 |
5030.2 | Groothandel en handelsbemiddeling in banden | 2 | G30 |
5040.1 | Groothandel en handelsbemiddeling in motorfietsen en onderdelen en accessoires daarvan | 2 | G30 |
51 | Groothandel en handelsbemiddeling (niet in auto's en motorfietsen) | Cat | Milieu-aspect |
5121.5 | Groothandel in veevoeder (geen ruw-, meng- en krachtvoeder) < 500 t/u | 3.1 | G50 |
Groothandel in veevoeder (geen ruw-, meng- en krachtvoeder) > 500 t/u | 4.2 | G300 | |
5121.8 | Groothandel in overige akkerbouwproducten < 500 t/u | 3.1 | G50 |
Groothandel in overige akkerbouwproducten > 500 t/u | 4.2 | G300 | |
5122 | Groothandel in bloemen en planten | 2 | G30 |
5123.1 | Groothandel in levend vee | 3.2 | G100 |
5123.2 | Groothandel in huisdieren, siervissen, siervogels en wilde dieren | 3.2 | G100 |
5124.1 | Groothandel in huiden en vellen | 3.1 | GE50 |
5131.1 | Groothandel in groenten en fruit | 3.1 | GV50 |
5132 | Groothandel in vlees/vleeswaren, pluimvee, wild/gevogelte (niet levend) | 3.1 | GV50 |
5133.1 | Groothandel in zuivelproducten, spijsoliën en -vetten | 3.1 | GV50 |
5134 | Groothandel in dranken | 2 | G30 |
5136 | Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk | 2 | G30 |
5137 | Groothandel in koffie/thee/cacao/specerijen (geen ruwe tropische producten) | 2 | G30 |
5138.1 | Groothandel in snacks | 2 | G30 |
5138.3 | Gespecialiseerde groothandel in overige voedings-/genotmiddelen n.e.g. | 2 | G30 |
5139 | Groothandel in voedings- en genotmiddelen algemeen assortiment | 2 | G30 |
5142.1 | Groothandel in bovenkleding | 2 | G30 |
5142.3 | Groothandel in onderkleding | 2 | G30 |
5142.6 | Groothandel in textielwaren algemeen assortiment | 2 | G30 |
5143.2 | Groothandel in audio- en videoapparaten | 2 | G30 |
5143.3 | Groothandel in beeld- en geluidsdragers | 2 | G30 |
5143.4 | Groothandel in verlichtingsartikelen | 2 | G30 |
5143.5 | Groothandel in overige elektrische huishoudelijke apparaten | 2 | G30 |
5146.2 | Groothandel in medische en tandheelkundige instrumenten, verpleeg- en orthopedische artikelen en laboratoriumbenodigdheden | 2 | G30 |
5147.1 | Groothandel in sportartikelen (geen watersportartikelen) | 2 | G30 |
5147.4 | Groothandel in speelgoed | 2 | G30 |
5147.5 | Groothandel in optische artikelen | 2 | G30 |
5147.8 | Groothandel in muziekinstrumenten | 2 | G30 |
5147.9 | Groothandel in huismeubilair | 2 | G30 |
5148.1 | Groothandel in woningtextiel en vloerbedekking | 2 | G30 |
5148.3 | Groothandel in papier- en kartonwaren (geen verpakkingsmateriaal) | 2 | G30 |
5148.4 | Groothandel in boeken, tijdschriften en ander drukwerk | 2 | G30 |
5148.5 | Groothandel in kantoor- en schoolbenodigdheden (geen schoolboeken, kantoormeubels en -machines) | 2 | G30 |
5148.6 | Groothandel in fietsen en bromfietsen | 2 | G30 |
5148.7 | Groothandel in overige non-food consumentenartikelen n.e.g. | 2 | G30 |
5151.2 | Groothandel in vloeibare en gasvormige brandstoffen o.c. < 100.000 m3 | 4.1 | GV200 |
Groothandel in vloeibare en gasvormige brandstoffen o.c. > 100.000 m3 | 5.1 | GV500 | |
5151.3 | Groothandel in minerale olieproducten (geen brandstoffen) | 3.2 | GE100 |
5152.2 | Groothandel in ferrometalen en -halffabrikaten | 3.2 | G100 |
5152.3 | Groothandel in non-ferrometalen en -halffabrikaten | 3.2 | G100 |
5153.1 | Groothandel in hout en plaatmateriaal b.o. < 2000 m2 | 2 | G30 |
Groothandel in hout en plaatmateriaal b.o. > 2000 m2 | 3.1 | G50 | |
5153.2 | Groothandel in verf en verfwaren b.o. < 2000 m2 | 2 | G30 |
Groothandel in verf en verfwaren b.o. > 2000 m2 | 3.1 | G50 | |
5153.3 | Groothandel in vlakglas b.o. < 2000 m2 | 2 | G30 |
Groothandel in vlakglas b.o. > 2000 m2 | 3.1 | G50 | |
5153.4 | Groothandel in zand en grind b.o. < 200 m2 | 2 | G30 |
Groothandel in zand en grind b.o. < 200 m2 | 3.2 | G100 | |
5153.5 | Groothandel in tegels en plavuizen b.o. < 2000 m2 | 2 | G30 |
Groothandel in tegels en plavuizen b.o. > 2000 m2 | 3.1 | G50 | |
5153.6 | Groothandel in sanitaire artikelen/installatiemateriaal b.o. < 2000 m2 | 2 | G30 |
Groothandel in sanitaire artikelen/installatiemateriaal b.o. > 2000 m2 | 3.1 | G50 | |
5153.7 | Groothandel gespecialiseerd in overige bouwmaterialen b.o. < 2000 m2 | 2 | G30 |
Groothandel gespecialiseerd in overige bouwmaterialen b.o. > 2000 m2 | 3.1 | G50 | |
5153.8 | Groothandel in bouwmaterialen algemeen assortiment b.o. < 2000 m2 | 2 | G30 |
Groothandel in bouwmaterialen algemeen assortiment b.o. > 2000 m2 | 3.1 | G50 | |
5154.1 | Groothandel in ijzer- en metaalwaren b.o. < 2000 m2 | 2 | G30 |
Groothandel in ijzer- en metaalwaren b.o. < 2000 m2 | 3.1 | G50 | |
5154.2 | Groothandel in verwarmingsapparaten b.o. < 2000 m2 | 2 | G30 |
Groothandel in verwarmingsapparaten b.o. < 2000 m2 | 3.1 | G50 | |
5155.1 | Groothandel in chemische grondstoffen en chemicaliën voor industriële toepassing | 3.2 | GV100 |
5155.2 | Groothandel in bestrijdingsmiddelen en kunstmeststoffen | 2 | GR-S-G-GV100 |
5156.2 | Groothandel in papier en karton | 2 | G30 |
5157.1 | Groothandel in autosloopmateriaal b.o. < 1000 m2 | 3.1 | G50 |
Groothandel in autosloopmateriaal b.o. > 1000 m2 | 3.2 | G100 | |
5157.2 | Groothandel in ijzer- en staalschroot en oude non-ferrometalen b.o. < 1000 m2 | 3.1 | G50 |
Groothandel in ijzer- en staalschroot en oude non-ferrometalen b.o. > 1000 m2 | 3.2 | G100 | |
5157.3 | Groothandel in overige oude materialen en afvalstoffen b.o. < 1000 m2 | 3.1 | G50 |
Groothandel in overige oude materialen en afvalstoffen b.o. < 1000 m2 | 3.2 | G100 | |
5161 | Groothandel in gereedschapswerktuigen | 3 | G50 |
5164.1 | Groothandel in computers en -randapparaten e.d. | 3.1 | G50 |
5164.3 | Groothandel in kantoormeubels | 3.1 | G50 |
5165.2 | Groothandel in machines voor de productie van voedings- en genotmiddelen (geen verpakkingsmachines) | 3.1 | G50 |
5165.3 | Groothandel in intern transportmaterieel | 3.1 | G50 |
5165.4 | Groothandel in machines en apparaten warmte-,koel- en vriestechniek | 3.1 | G50 |
5165.5 | Groothandel in verbrandingsmotoren, pompen en compressoren | 3.1 | G50 |
5165.6 | Groothandel in appendages, technische toebehoren e.d. | 3.1 | G50 |
5165.7 | Groothandel in elektromotoren, elektrotechnische en elektronische instrumenten, schakelkasten en ander installatiemateriaal | 3.1 | G50 |
5165.8 | Groothandel in meet- en regelapparaten | 3.1 | G50 |
5165.9 | Groothandel in overige machines en apparaten voor industrie/ handel | 3.1 | G50 |
5166 | Groothandel in landbouwmachines, -werktuigen en -tractoren | 3.1 | G50 |
5171.2 | Groothandel in scheepsbenodigdheden en visserijartikelen | 2 | G30 |
5171.3 | Groothandel in emballage | 2 | G30 |
5171.4 | Groothandel in vakbenodigdheden n.e.g. | 2 | G30 |
5171.5 | Overige gespecialiseerde groothandel n.e.g. | 2 | G30 |
5172.2 | Niet-gespecialiseerde groothandel in overige goederen | 2 | G30 |
52 | Detailhandel en reparatie van consumentenartikelen (geen auto's, motorfietsen en motorbrandstoffen) | Cat | Milieu-aspect |
5261 | Postorderbedrijven | 3.1 | G50 |
5263.1 | Colportage | 3.1 | G50 |
5263.2 | Straathandel | 3.1 | G50 |
5271 | Reparatie van schoeisel en lederwaren | 1 | G10 |
5272 | Reparatie van elektrische huishoudelijke apparaten | 1 | G10 |
5273 | Reparatie van uurwerken en juweliersartikelen | 1 | G10 |
5274 | Reparatie van consumentenartikelen n.e.g. | 1 | G10 |
60 | Vervoer, opslag en communicatie | Cat | Milieu- aspect |
6010 | Vervoer per spoor | 4.2 | G-GV300 |
6021.1 | Openbaar personenvervoer over de weg | 3.2 | G100 |
6021.2 | Geregeld besloten personenvervoer over de weg | 3.2 | G100 |
6022 | Ongeregeld personenvervoer per taxi | 2 | G30 |
6023 | Ongeregeld personenvervoer per autobus | 3.2 | G100 |
6024.1 | Verhuisvervoer b.o, < 1000 m2 | 3.1 | G50 |
Verhuisvervoer b.o, > 1000 m2 | 3.2 | G100 | |
6024.2 | Goederenvervoer over de weg (geen verhuisvervoer) b.o, < 1000 m2 | 3.1 | G50 |
Goederenvervoer over de weg (geen verhuisvervoer) b.o, > 1000 m2 | 3.2 | G100 | |
63 | Dienstverlening voor het vervoer | Cat | Milieu- aspect |
6311.2 | Laad-, los- en overslagactiviteiten (geen zeeschepen) opslag < 2000 m2 | 4.2 | G300 |
Laad-, los- en overslagactiviteiten (geen zeeschepen) opslag > 2000 m2 | 5.2 | G700 | |
6312.1 | Opslag in tanks | 3.1 | G50 |
6312.2 | Opslag in koelhuizen e.d. | 3.1 | G50 |
6312.3 | Opslag (geen opslag in tanks, koelhuizen e.d.) | 3.1 | G50 |
6321 | Overige dienstverlening voor het vervoer over land n.e.g. Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) | 3.2 | G100 |
64 | Post en telecommunicatie | Cat | Milieu- aspect |
6411 | Nationale postdiensten | 2 | G30 |
6412.1 | Lokale postdiensten | 2 | G30 |
6412.2 | Koeriersdiensten | 2 | G30 |
71 | Verhuur van en handel in onroerend goed, verhuur van roerende goederen en zakelijke dienstverlening | Cat | Milieu- aspect |
7110.1 | Verhuur van personenauto's (geen operational lease) | 2 | G30 |
7110.2 | Operational lease van personenauto's | 2 | G30 |
7121 | Verhuur van transportmiddelen vervoer over land (geen personenauto's) | 2 | G30 |
7122 | Verhuur van schepen | 3.1 | G50 |
7123 | Verhuur van vliegtuigen | 3.1 | G50 |
7132 | Verhuur van bouwmachines en -werktuigen | 3.1 | G50 |
7133 | Verhuur van computers en kantoormachines | 3.1 | G50 |
7134.2 | Verhuur van machines en werktuigen n.e.g. | 3.1 | G50 |
7140.3 | Verhuur van leesportefeuilles | 2 | G30 |
7140.4 | Verhuur van kleding, huisraad e.d. | 2 | G30 |
7140.5 | Verhuur van overige roerende goederen n.e.g. | 2 | G30 |
72 | Computerservice- en informatietechnologiebureaus e.d. | Cat | Milieu- aspect |
7250 | Onderhoud en reparatie van computers en kantoormachines | 1 | G10 |
73 | Speur- en ontwikkelingswerk | Cat | Milieu- aspect |
7310.1 | Speur- en ontwikkelingswerk op het gebied van landbouw en visserij | 2 | G-GE30 |
7310.3 | Medisch en farmacologisch speur- en ontwikkelingswerk | 2 | G-GE30 |
7310.4 | Overig natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk | 2 | G-GE30 |
74 | Overige zakelijke dienstverlening | Cat | Milieu- aspect |
7470.1 | Reiniging van gebouwen | 3.1 | GE50 |
7470.2 | Reiniging van transportmiddelen en overige reiniging n.e.g. | 3.1 | GE50 |
7481.1 | Fotografie | 2 | G30 |
7481.3 | Ontwikkelcentrales | 2 | G30 |
90 | Milieudienstverlening, cultuur, recreatie en overige dienstverlening | Cat | Milieu- aspect |
9000.1 | Afvalwaterinzameling en –behandeling <1000.000 i.e. | 4.1 | GE200 |
Afvalwaterinzameling en –behandeling 1000.000 – 3000.000 i.e. | 4.2 | GE300 | |
Afvalwaterinzameling en –behandeling >3000.000 i.e. | 5.1 | GE500 | |
9000.2 | Afvalinzameling | 3.1 | G-GE50 |
9000.3 | Afvalverwerking | ||
- kabelbranderijen | 3.2 | GE100 | |
- Vuilstorten | 4.2 | G-GE300 | |
- Vuiloverslagstations | 4.2 | G-GE300 | |
- Composteerbedrijven: - niet belucht v.c < 5.000 ton/jr. | 4.2 | GE300 | |
v.c. 5.000 tot 20.000 ton/jr. | 5.2 | GE700 | |
v.c. > 20.000 ton/jr. | 4.1 | GE-S200 | |
92 | Cultuur, sport en recreatie | Cat | Milieu- aspect |
9211.1 | Productie van (video)films (geen televisiefilms) | 2 | G30 |
9220.1 | Omroeporganisaties | 2 | G30 |
93 | Overige dienstverlening | Cat | Milieu- aspect |
9301.1 | Wasserijen en linnenverhuur | 3.1 | G50 |
9301.2 | Chemische wasserijen en ververijen | 2 | G-GE30 |
9301.3 | Wasverzendinrichtingen | 2 | G30 |
9301.3 | Wassalons, wasserettes | 1 | G10 |
Toelichting op Staat van bedrijfsactiviteiten
Inleiding
In dit bestemmingsplan wordt de toelaatbaarheid van bedrijven en bedrijfsactiviteiten gekoppeld aan een "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen". Dit is een lijst waarin de binnen de gemeente Nijmegen voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Omdat de "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen" wordt gebruikt voor de milieuzonering in het kader van bestemmingsplannen zijn hierbij alleen de ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang:
- geluid;
- geur;
- stof;
- gevaar (vooral brand en explosiegevaar);
- verkeer;
- visuele aspecten.
Gebruikte bronnen
Als belangrijkste bron bij het opstellen van de "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen" is gebruik gemaakt van de lijst van bedrijfstypen uit de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten editie 2009 (het "Groene Boekje"). In deze uitgave worden voor een groot aantal bedrijfstypen en activiteiten richtafstanden ten opzichte van een rustige woonwijk gegeven, uitgaande van functiescheiding. Uitgangspunt hierbij is de hoofdactiviteit van het desbetreffende bedrijf. Daarbij is ervan uitgegaan dat de bedrijven ter voorkoming van hinder en/of gevaar die technieken toepassen, die tenminste thans als het meest gebruikelijk worden beschouwd. In de praktijk blijkt dat vaak de wat zwaardere bedrijfscategorieën al gebruik maken van de Best Beschikbare Technieken (BBT) voor de meest milieubelastende activiteiten.
In de "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen" is voor de indeling van de bedrijven naar activiteiten, evenals in de VNG-publicatie, uitgegaan van de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) uit 1993, waarvan in de VNG-publicatie overigens op enkele punten is afgeweken.
Model Nijmegen
De lijst Model Nijmegen gaat net zoals voorgenoemde uitgave van de VNG uit van een rustige woonwijk. In de lijst Model Nijmegen is principieel niet afgeweken van de hindercirkels per bedrijfsactiviteit (gevaar, geur, geluid, stof, verkeer en visueel) zoals vermeld in de VNG-publicatie.
De lijst die hier is opgesteld als "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen" deelt de bedrijven in een vijftal categorieën en een zevental subcategorieën in. Categorie 1 heeft betrekking op bedrijven die geen hinder van belang veroorzaken en categorie 4 en 5 op de potentieel milieuhinder veroorzakende zware bedrijven, meestal fabrieken. In het uitgangspunt voor deze lijst (zie bronnen) heeft men in de lijst van VNG ook nog categorie 6 bedrijven opgenomen. Deze komen echter binnen Nijmegen niet voor en zijn ook niet te verwachten. Deze zijn daarom in de "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen" niet opgenomen.
Het verschil van deze lijst Model Nijmegen ten opzichte van de lijst van bedrijfsactiviteiten als in de VNG-publicatie zijn:
- bedrijven die niet in Nijmegen voorkomen, zijn niet in deze lijst Model Nijmegen opgenomen, indien deze zich in de toekomst wel binnen Nijmegen willen vestigen zal dit van geval tot geval worden afgewogen;
- dienstverlenende bedrijven, begraafplaatsen, kantoren, detailhandel, horecabedrijven, maatschappelijke voorzieningen, agrarische bedrijven en culturele functies zijn niet in deze lijst Model Nijmegen opgenomen. Deze functies krijgen een eigen bestemming en vallen in het bestemmingsplan niet onder de bedrijven;
- activiteiten die niet plaatsgebonden zijn, zijn wel vermeld in de lijst maar krijgen niet vanzelfsprekend een bedrijfsbestemming;
- garagebedrijven en benzineservicestations (met en zonder lpg) zijn niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen en daarmee niet algemeen toegestaan binnen de bedrijfsbestemming. Alleen door een aanduiding of een specifieke bestemming op te nemen kunnen deze bedrijven alsnog worden toegestaan. Dergelijke bedrijven hebben namelijk veelal een dermate ruimtelijke uitstraling dat deze bedrijven alleen op specifieke locaties worden toegestaan.
Categorie-indeling en criteria voor de toelaatbaarheid van bedrijven
In de VNG-publicatie zijn de 10 richtafstanden van de lijst van bedrijfstypen teruggebracht tot zes hoofdcategorieën welke hieronder vermeld staan:
categorie 1 | bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving toelaatbaar zijn in woonwijken. |
categorie 2 | bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving toelaatbaar zijn tussen of onmiddellijk naast woonbebouwing, echter alleen in gebieden met gemengde functies. |
categorie 3 | bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving in enige mate ruimtelijk gescheiden dienen te zijn van woonwijken en dienen te zijn voorzien van een eigen autoverbinding met de hoofd en/of verzamelwegen. |
categorie 4 | bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving op behoorlijke afstand van woonwijken gesitueerd dienen te zijn. |
categorie 5 | bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op grote afstand van woonwijken gesitueerd dienen te zijn. De aan te houden afstanden dienen per geval te worden bepaald. |
categorie 6 | komen in Nijmegen niet voor. |
In tegenstelling echter tot de eerdere VNG uitgave zijn thans deze hoofdcategorieën 3, 4 een 5 verdeeld in de subcategorieën 3.1, 3.2, 4.1, 4.2, 4.3, 5.1, 5.2 en 5.3 ieder met hun eigen richtafstanden ten opzichte van gevoelige objecten in een rustige woonwijk en gemengd gebied als hieronder aangegeven:
milieucategorie | richtafstanden | |
rustige wijk | gemengd gebied | |
1 | 10 m | 0 m |
2 | 30 m | 10 m |
3.1 | 50 m | 30 m |
3.2 | 100 m | 50 m |
4.1 | 200 m | 100 m |
4.2 | 300 m | 200 m |
5.1 | 500 m | 300 m |
5.2 | 700 m | 500 m |
5.3 | 1000 m | 700 m |
De richtafstanden die gelden ten opzichte van een rustige woonwijk, kunnen zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsstap worden verlaagd indien sprake is omgevingstype gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend.
Opgemerkt over het bovenstaande dient wel te worden dat indien er sprake is van bedrijvigheid die onder het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen vallen, dan wel voor met name genoemde A-inrichtingen (gezoneerd) als opgenomen in het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer van geval tot geval moet worden bepaald hoe groot de hinder-/gevarencontour is. Er kan dan niet alleen maar rekening worden gehouden met de in de voorgaande staten vermelde afstanden.
Opzet van de Staat van bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen
In de Staat van bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen is de categorie-indeling weergegeven op grond van bedrijfsactiviteiten. Hiervoor is gebruikgemaakt van de SBI codes 1999. Deze indeling wordt hier gebruikt om bedrijfsactiviteiten in te kunnen delen. Het kan dus voorkomen dat de activiteiten binnen een bedrijf in twee of meer verschillende groepen volgens de SBI-indeling vallen. In die gevallen geldt dan de hoogste categorie van deze Staat van Bedrijfsactiviteiten. Indien de bedrijfsonderdelen duidelijk ruimtelijk van elkaar kunnen worden gescheiden, kunnen de bedrijfsonderdelen echter ook apart worden ingedeeld.
In de staat van bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen is zoals eerder vermeld eveneens uitgegaan van zonering (afstandscriteria/hindercirkels) ten opzichte van een rustige woonwijk als vermeld in de VNG-publicatie.
Flexibiliteit
De Staat van Bedrijfsactiviteiten blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. Het is bovendien tijdgebonden. In de praktijk komt het dan ook voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Bedrijfsactiviteiten is verondersteld. Tevens kunnen de richtafstanden wanneer sprake is van een gemengd gebied met één afstandsstap worden verlaagd. In de regels is daarom bepaald dat het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning kan afwijken om bedrijven in een naastgelegen hogere categorie dan wel een bedrijf wat niet voorkomt op de Staat van bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen toe te staan. De voorwaarde(n) daarbij is dat de bedrijfsactiviteiten naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de bedrijven als bedoeld in de betreffende categorie.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.1 Aanleiding
Dit bestemmingsplan regelt de herontwikkeling van een perceel aan de Kanunnik Faberstraat 5. In het pand was vroeger een drukkerij gevestigd. Het perceel ligt achter het seniorencomplex van Talis (Kanunnik Faberstraat 3 t/m 3R). Dat complex valt buiten dit plan. Datzelfde geldt voor de naastgelegen witte 'barak' (Kanunnik Faberstraat 5). Op de onderstaande afbeelding is de ligging van het plangebied van dit bestemmingsplan bij benadering aangegeven.
Figuur 1.1 Ligging plangebied (ingetekend) en projectgebied (groen omlijnd)
De planlocatie ligt binnen de het projectgebied Kloostertuin Brakkenstein, waar meerdere bouwplannen zijn gerealiseerd of geprojecteerd, zie hiervoor hoofdstuk 4. Het voorliggende plan vormt een aanvulling op die bouwplannen.
1.2 Leeswijzer
Dit bestemmingsplan bestaat uit drie onderdelen: de verbeelding (plankaart), de planregels en de plantoelichting.
In hoofdstuk 2 van deze plantoelichting wordt een beschrijving gegeven van de bestaande situatie. Hoofdstuk 3 gaat in op het ruimtelijke beleid van het Rijk, de provincie en de gemeente. In hoofdstuk 4 wordt de herontwikkeling van het Kloostertuingebied nader toegelicht. Hoofdstuk 5 gaat in op alle relevante milieuaspecten zoals verkeer, geluid en ecologie. In hoofdstuk 6 wordt een toelichting gegeven op de juridische regeling van het plan. Tot slot wordt in de hoofdstukken 7 en 8 ingegaan op respectievelijk de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan en de resultaten van het wettelijke vooroverleg.
Deze toelichting bevat een aantal beschrijvingen die betrekking hebben op de ontwikkeling van het gehele gebied Kloostertuin Brakkenstein. Dat gehele gebied wordt in deze toelichting het projectgebied genoemd. Het voorliggende bestemmingsplan omvat evenwel alleen het gedeelte van de voormalige drukkerij. Dat gedeelte wordt in dit plan het plangebied genoemd. Zie ook figuur 1.1.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie
2.1 Projectgebied En Omgeving
Het projectgebied ligt aan de zuidkant van Nijmegen, tussen de Kanunnik Faberstraat, de Heyendaalseweg, de Pastoor Wichersstraat en de Kanunnik Mijllinckstraat. Het projectgebied ligt in een grondwaterbeschermingsgebied in verband met grondwaterwinning. De omgeving van het projectgebied is de woonwijk Brakkenstein, met daarbinnen diverse maatschappelijke functies, waaronder scholen en medische voorzieningen. Ten zuidwesten van het projectgebied ligt de atletiekbaan van Nijmegen Atletiek. Aan de Heyendaalseweg, met name ten noordoosten van het projectgebied, zijn enkele detailhandels- en horecavestigingen aanwezig.
2.2 Plangebied "Voormalige Drukkerij"
Het plangebied ligt centraal in het projectgebied. De grens van het plangebied sluit aan de oost- en zuidzijde aan op de plangrens van het (ontwerp-)bestemmingsplan Nijmegen Brakkenstein -1 (Kloostertuin - Hofgebouw). Aan de westzijde van het plangebied vormt het park de plangrens. Aan de noordzijde is ook de toegangsweg naar de Kanunnik Faberstraat opgenomen in het plangebied.
Figuur 2.1 Foto van het huidige gebouw
Het bestaande drukkerijgebouw blijft gehandhaafd en wordt verbouwd. Enkele bijgebouwen zijn of worden gesloopt om plaats te maken voor de uitbreiding van het drukkerijgebouw aan de west- en zuidzijde.
2.3 Vigerend Bestemmingsplan
Het vigerende bestemmingsplan Nijmegen Brakkenstein is vastgesteld op 15 maart 2011 en onherroepelijk geworden op 16 november 2011.
In het vigerende bestemmingsplan is het drukkerijgebouw bestemd als Bedrijf (paars). Ten noorden van het drukkerijgebouw (complex Talis en de witte barak) geldt een bestemming Gemengd (beige). De overige omliggende gronden zijn bestemd als Groen.
De in het vigerende plan voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- bedrijven voor zover deze voorkomen in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
- bijbehorende ondergeschikte kantoren;
- bijbehorende opslag tot een hoogte van maximaal 4 meter;
- productiegebonden en ondergeschikte detailhandel;
- ontsluitingswegen;
- bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen;
Figuur 2.2 Uitsnede vigerend bestemmingsplan
Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleid
3.1 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
Het beleid van het Rijk over ruimtelijke inrichting en mobiliteit is vastgelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Het beleid is gericht op vergroting van de concurrentiekracht door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent onder meer het creëren van een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat; het verbeteren van de bereikbaarheid en zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden. Aan deze hoofddoelen verbindt het Rijk specifieke nationale belangen.
Dit bestemmingsplan sluit met name prima aan op de doelstelling van een veilige, leefbare omgeving. De overige doelstellingen zijn niet direct relevant voor dit plan. Geen van de door het Rijk geformuleerde nationale belangen raakt dit bestemmingsplan. Een beschouwing van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is daarom niet aan de orde.
Conclusie
De conclusie is dat dit bestemmingsplan in overeenstemming is met het rijksbeleid inzake ruimtelijke inrichting en mobiliteit.
3.2 Provinciaal Beleid
Omgevingsvisie Gelderland
Het omgevingsbeleid van de provincie is vervat in de Omgevingsvisie Gelderland. De provincie kiest ervoor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven:
- een duurzame economische structuur;
- het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.
De realisatie van de tweede centrale doelstelling betekent onder meer: ontwikkelen met kwaliteit, recht doen aan de ruimtelijke, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van de plek.
Voor de Stadsregio Arnhem Nijmegen is het beleid onder meer gericht op het belang van de bestaande woningvoorraad; het voorzieningenniveau van de kernen; het voorkomen van overaanbod van bedrijventerreinen, detailhandel, kantoren en het goed benutten van gebiedskwaliteiten.
De provincie wil plannen, die bijdragen aan het vergroten van de ruimtelijke kwaliteit, voorrang geven, waarbij onder meer geldt dat:
- binnenstedelijke ontwikkelingen de voorkeur krijgen boven uitleglocaties;
- leegstand aangepakt wordt via herbestemmen/reconstructie van locaties.
De provincie streeft verder naar een gezonde ontwikkeling van de kantorenmarkt waarbij vraag en aanbod zowel kwantitatief als kwalitatief in evenwicht zijn. In de meeste stedelijke gebieden zijn genoeg kantorenlocaties. De kwaliteit van de bestaande voorraad sluit echter niet altijd aan bij de vraag.
Omgevingsverordening Gelderland
Met het oog op een goede doorwerking van dit beleid heeft de provincie regels vastgesteld in de vorm van een Omgevingsverordening. Bestemmingsplannen moeten in overeenstemming zijn met deze regels.
Voor dit bestemmingsplan zijn de volgende regels van belang.
Artikel 2.6.2.1 Grondwaterbeschermingsgebied
- 1. In een bestemmingsplan krijgen Grondwaterbeschermingsgebieden een bestemming die hetzelfde of een lager risico voor het grondwater met zich meebrengt dan de vigerende bestemming.
- 2. In de toelichting bij bestemmingsplannen voor grondwaterbeschermingsgebieden wordt beschreven hoe een nieuwe bestemming zich verhoudt tot het bepaalde in het eerste lid.
Voor de grondwaterbeschermingsgebieden geldt dus dat alleen bestemmingen worden toegestaan die geen hoger bodem- en/of grondwaterrisico met zich brengen dan de vigerende bestemming (stand-still-principe) dan wel bestemmingen die een verbetering ten opzichte van de bestaande bestemming betekenen (step forward-principe). Bij de beoordeling of aan het stand still/step forward-principe wordt voldaan, wordt uitsluitend een ruimtelijke afweging gemaakt.
Door middel van dit bestemmingsplan wordt de huidige bestemming Bedrijf vervangen door een bestemming Gemengd voor de functies kantoren en maatschappelijke voorzieningen. De aard van de genoemde functies leidt tot een lager risico voor het grondwater dan de huidige bestemming. De uitbreiding van de bebouwing met een verbindingsgang heeft niet tot gevolg dat dit lagere risico weer teniet wordt gedaan, aangezien de gang slechts bedoeld is als looproute.
Daarnaast wordt een klein perceelsgedeelte dat nu bestemd is voor groenvoorziening in het plan bestemd als Tuin. De reden hiervan is dat een stukje openbaar groen in particulier bezit komt en dan is een tuinbestemming meer geëigend dan een groenbestemming. De gebruiksmogelijkheden van een groen- en een tuinbestemming verschillen niet wezenlijk van elkaar. In beide bestemmingen ligt het accent op het onbebouwd blijven van de grond en zijn de bebouwingsmogelijkheden zeer beperkt. Deze bestemmingsverandering is niet wezenlijk van invloed op het risico voor het grondwater. Daarbij wordt opgemerkt dat het beoogde, aan te leggen systeem van 'ijsverwarming' (zie paragraaf 5.3) onder meer bestaat uit een buffervat in de bodem. Het systeem is gesloten en heeft geen invloed op het grondwater.
De overige regels uit de Omgevingsverordening zijn niet op dit bestemmingsplan van toepassing. Daarbij wordt opgemerkt dat de Omgevingsverordening geen specifieke regels stelt op het gebied van kantoren of maatschappelijke voorzieningen.
Conclusie
Dit bestemmingsplan past binnen het provinciale beleid zoals neergelegd in de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening Gelderland.
3.3 Gemeentelijk Beleid
Stadvisie Nijmegen
De gemeente wil meer mogelijk maken, met minder regels en meer profijt trekken van het eigen initiatief van de inwoners en partners in de stad. Met professionals en beleidsmakers in een gepaste ondersteunende rol. Waar mogelijk wordt ruimte gegeven om de stad van onderaf vernieuwen. Dit vraagt om een andere manier van gebiedsontwikkeling: organisch en vraaggericht.
De gemeente zet in op binnenstedelijke transformatie, gericht op meer ruimtelijke en sociale kwaliteit. Daarbij biedt de gemeente meer ruimte voor hergebruik en tijdelijk gebruik van leegstaande panden en braakliggende grond. Dat geldt zeker voor bijzondere gebouwen, zoals industrieel erfgoed, kerken en kloosters. Deze gebouwen verdienen een nieuwe toekomst met wonen en werken als mogelijke bestemmingen.
Het belang van deze koers wordt onderstreept doordat het in de Stadvisie als één van de tien leidende principes is benoemd: "Nijmegen wordt nog mooier door te werken aan de ruimtelijke kwaliteit op bijzondere plekken, met respect voor het eigen karakter van de wijken".
Sommigen wijken krijgen te maken met krimp en vergrijzing. Om de leefbaarheid in deze wijken op peil te houden is het aanbieden van daarop afgestemde woonvormen en toegankelijke (zorg)voorzieningen belangrijk. Maar het zou ook kunnen gaan om flexwerkplekken of open coffees waar zzp-ers en kleine ondernemers elkaar kunnen ontmoeten en kennis uitwisselen.
Conclusie
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Stadvisie Nijmegen.
Economische ontwikkeling
Kantoren
Naast de grotere locaties die aangewezen zijn voor kantoren zijn er ook mogelijkheden voor kleinschalige kantoren in de wijken. De vraag naar kleine kantoren kan als volgt worden toebedeeld:
- tot 1.000 m2 zijn kantoren toegestaan langs singels en hoofdradialen;
- tot 1.500 m2 kan in het kader van behoud van waardevolle panden (kloosters, scholen, e.d.) een omzetting naar kantoorbestemming plaatsvinden;
- voor de vraag tot 500 m2 kan worden voorzien in de woonwijken, waarbij de afweging wordt gemaakt of de nieuwe kantoorfunctie bijdraagt aan een evenwichtige ontwikkeling van de wijk. Gelet wordt op toename parkeerdruk, parkeren op eigen terrein en de melding in het kader van milieuwetgeving. Vertrekpunt is het beperken van overlast voor de buurt.
Conclusie kantoren
De kantoren binnen het plangebied passen binnen het bestaande beleid ten aanzien van kleine kantoren in woonwijken.
Horeca
Het horecabeleid is 31 oktober 2007 door de Raad vastgesteld. Met betrekking tot horeca is in de Horecanota 'Eten en drinken in Nijmegen', een ruimtelijk-economische visie op de Nijmeegse horeca (januari 2006), een onderscheid gemaakt tussen horeca in het stadscentrum en horeca buiten het stadscentrum. In de woonwijken heeft horeca in de eerste plaats een verzorgende functie. Horeca speelt een rol in de kwaliteit van de dagelijkse leefomgevingen in de wijken en buurten van de stad, soms als een risicofactor maar veel vaker als een pluspunt. Horeca in woonwijken is voor veel bewoners een aantrekkelijke verrijking van hun wijk.
Nieuwe horeca in de wijken
Nijmegen heeft een aanzienlijk aanbod aan horeca buiten het stadscentrum. De aanwezigheid van voldoende parkeermogelijkheden, sfeer, persoonlijke aandacht en veiligheid zijn factoren die hieraan hebben bijgedragen. De horeca in de Nijmeegse wijken is aanvullend op de horeca in het stadscentrum. De horeca buiten het centrum richt zich op een ander publiek (25+ publiek) dan de horeca in het centrum (jongeren, studenten, toeristen en winkelend publiek).
De beleidslijn voor de horeca voor de Nijmeegse wijken buiten het stadscentrum is steeds geweest dat horeca de ruimte krijgt, mits het een aanvulling betreft op het bestaande aanbod en gericht is op de bewoners van die wijk.
Ondersteunende horeca
Naast reguliere horeca kennen we in Nijmegen ook ondersteunende horeca. Er is sprake van ondersteunende horeca wanneer men in een zaak die geen (planologische) hoofdbestemming horeca heeft iets kan consumeren en daarvoor moet betalen. Het gaat dan om een zaak met een detailhandelsbestemming of de bestemming bijzondere doeleinden, waar een beperkt deel van het oppervlak gebruikt wordt voor het plaatsen van tafels en stoeltjes. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om een boekenwinkel met een koffiecorner of om een museum met een restaurant. Deze ondersteunende horeca is echter aan beperkingen onderhevig:
Ondersteunende horeca bij bestemming*: | |||
food-detailhandel | non-food detailhandel | bijzondere doeleinden en recreatieve doeleinden | |
oppervlakte | 20m2 / max. 25% vvo | 50m2 / max 25% | max. 10% (bijzondere doeleinden) max. 12% (sporthallen) sportveld** 150 m2 plus per extra veld, 75m2, met max. van 375 m2. |
per bouwblok | max. 1 bedrijf | max. 1 bedrijf | nvt |
per straatzijde | max. 1 bedrijf | nvt | nvt |
Voor de binnenstad zijn inmiddels de beperkingen voor ondersteunende horeca enigszins verruimd. Op basis van de ervaringen die hiermee zijn opgedaan worden de beleidslijnen voor de rest van de stad nog aangepast.
Conclusie horeca
De specifiek geregelde horeca in het voormalige drukkerijgebouw, bestaande uit een restaurant zonder bezorg- of afhaalservice alsmede uit een 'refter' (eetzaal behorende bij een klooster, school of bedrijf met bijbehorende voorzieningen) past binnen het huidige horecabeleid.
Groenplan "De groene draad"
Concreet beschrijft het Groenplan de volgende doelen:
- inzicht geven in het totaal van groene ontwikkelingen in en om de stad en hun onderlinge samenhang;
- een sturingsinstrument vormen voor het bestuur te zijn voor groene ontwikkelingen in de stad;
- vanuit een groen toekomstperspectief een gids of leidraad zijn voor toekomstige stedelijke ontwikkelingen;
- de Groene ambities benoemen voor de komende jaren, vertaald in een uitvoeringsprogramma.
Karakteristiek van het groen in Brakkenstein
De wijk wordt door de bewoners ervaren als zeer groen. Dit kenmerk heeft de wijk vooral te danken aan de groene omgeving. Landgoed de Driehuizen ligt aan de oostrand van de wijk. Bosgebied Heumensoord strekt zich uit ten zuiden van de wijk. De campus van Heyendaal en het Park Brakkenstein vormen het groene decor aan de noordzijde. De twee kleine bosgebiedjes binnen de wijk (in de tuin van het voormalige klooster en het Bosje van Vroom) bepalen samen met de laanbeplanting het karakter van het groen dat als bosrijk ervaren wordt. De grote particuliere tuinen aan de westzijde dragen zeker ook bij aan dit karakter. De komende periode zijn er diverse ontwikkelingen (onder meer Kalorama, Kerk en Klooster, de atletiekbaan, bebouwing in het Bosje van Vroom) in Brakkenstein die het beeld voor de toekomst sterk zullen veranderen.
Kansen
De continuïteit van de open groene ruimte dient als uitgangspunt voor de wijk Brakkenstein. De nieuwe ontwikkelingen moeten worden aangegrepen om de karakteristieken van het groen in Brakkenstein te versterken. Zo dienen onderbrekingen in de laanbeplanting te worden hersteld en het groen integraal deel uit te laten maken van nieuwe ontwikkelingen. Het behoud van het historische groene karakter van Brakkenstein moet hierbij uitgangspunt zijn. De stedelijke ontwikkelingen op het terrein van de kerk en het klooster biedt de mogelijkheid om de oude tuin aan het openbaar groen toe te voegen. De monumentale bomenrijen die zo karakteristiek zijn voor de tuin, zijn als uitgangspunt voor de ontwikkelingen opgenomen.
Bij de ontwikkeling van Kloostertuin Brakkenstein is rekening gehouden met de waarde van de Kloostertuin. De ontwikkeling van het Hofgebouw staat de ontwikkeling van de Kloostertuin niet in de weg. In het bestemmingsplan voor het de overige ontwikkelingen van Kloostertuin Brakkenstein zal een duidelijk overzicht gegeven worden van de groene ontwikkelingen.
Handboek Stadsbomen
Om er voor te kunnen blijven zorgen dat bomen deel uitmaken van de inrichting van de openbare ruimte, is het noodzakelijk dat er duidelijke regels zijn die aangeven hoe Nijmegen zorg draagt voor een duurzame instandhouding van het stedelijk bomenbestand. De komende jaren gaat een groot deel van het bomenbestand van Nijmegen het eindstadium bereiken. Een beperkt deel daarvan zal zich verder kunnen ontwikkelen tot een monumentaal exemplaar. Maar er zullen veel bomen moeten worden vervangen omdat deze aan het einde van hun levensduur zijn.
Het boombeleid van Nijmegen is te omschrijven als "kwaliteitsgestuurd beheer". Dit houdt in dat de gemeente streeft naar een betere kwaliteit en vitaliteit van bomen. Kort gezegd komt dit beleid hierop neer: liever tien goed ontwikkelde bomen die zorgdragen voor de afvang van fijnstof, de vastlegging van CO2 en verfraaiing van de stad, dan twintig bomen die door onvoldoende beheerbudget een kwijnend bestaan lijden.
De hoofddoelstelling van het Handboek Stadsbomen is het waarborgen van de duurzame instandhouding van het Nijmeegs bomenbestand door middel van behoud èn ontwikkeling. Het Handboek Stadsbomen heeft betrekking op alle bomen binnen de gemeentegrenzen van de gemeente Nijmegen. Dat zijn dus niet alleen de park-, laan-, en straatbomen, maar ook bomen in tuinen en op particuliere terreinen.
Voor dit plan moet gekeken worden naar inpassing en bescherming van waardevolle bomen alsmede naar aanplant van (geschikte) nieuwe bomen op de juiste plaats. De aangrenzende wegen behoren tot de secundaire hoofdbomenstructuur dan wel bomenstructuur op wijkniveau. Deze structuren worden door het plan niet beïnvloed. Het plangebied zelf is aangewezen als "Vlakgroen - wijkniveau".
Figuur 3.1 Uitsnede kaart Handboek Stadsbomen
Aangezien voor dit plan geen bomen behoeven te worden gekapt, wordt het beleid uit het Handboek Stadsbomen niet door het plan beïnvloed.
Hoofdstuk 4 Woningbouw Kloostertuin Brakkenstein
4.1 Hoofdopzet
Dit hoofdstuk beschrijft het integrale plan voor ontwikkeling van het projectgebied Kloostertuin Brakkenstein (delen A t/m G op afbeelding 4.1). De oppervlakte van het projectgebied bedraagt circa 30.000 m2. Het totale bebouwingsoppervlak bedraagt ruim 8.000 m2.
Figuur 4.1 Stedenbouwkundige kaart
Mede door de economische crisis is het programma voor de gehele ontwikkeling Kloostertuin Brakkenstein uit 2008 (voor de onderdelen A t/m F) niet meer geheel actueel. Waar nodig worden hiervoor nieuwe planologische procedures gevolgd. Het onderhavige plan voor onderdeel G betreft een ontwikkeling, aanvullend op het plan uit 2008.
In figuur 4.1 is de stedenbouwkundige plankaart weergegeven. Hierop is aangegeven welke locaties binnen het projectgebied worden onderscheiden:
- A. Hofgebouw;
- B. Klooster en kerk;
- C. Parkgebouw;
- D. Erfwoningen;
- E. Inrichtingsplan Kloostertuin;
- F. Begraafplaats;
- G. Voormalige drukkerij.
Niet alle locaties worden herontwikkeld, sommige functies - zoals de begraafplaats - worden gehandhaafd. Bij de herontwikkeling van functies wordt op dit punt uiteraard veel zorg besteed aan een goede inpassing.
Ontwikkeling locatie G
Met dit bestemmingsplan wordt het voormalige drukkerijgebouw herbestemd voor maatschappelijke voorzieningen en kantoorruimten. De bewoners van het aangrenzende Hofgebouw kunnen de ruimtes gebruiken voor maatschappelijke activiteiten. Daarbij wordt ook horeca mogelijk gemaakt, echter alleen in een specifiek geregelde vorm.
4.2 Motivering
4.2.1 planologische motivering
De ontwikkeling van het projectgebied is onderdeel van de ontwikkeling van een groene oostwest-as die door Brakkenstein loopt. Kerk en klooster vormen het centrale punt in deze ontwikkelingsas.
Ten oosten van de Heyendaalseweg is ruimte voor onderwijs, zorg en welzijn, ten westen van de Heyendaalseweg liggen kansen voor een nieuwe kerk met klooster (reeds gerealiseerd), een openbaar groengebied, woningbouw en de realisatie van buurt-/zorgvoorzieningen en zorgwoningen. Op het snijvlak van de Heyendaalseweg met de oostwest-as kan een centrale pleinruimte ontstaan.
De functies kerk/klooster, woningbouw, buurt- en zorgvoorzieningen en zorgwoningen alsmede het groen moeten een logische plek krijgen binnen het terrein. De aspecten stedenbouwkundige structuur, ecologische waarde en cultuurhistorische waarde spelen hierbij een belangrijke rol. Vanuit die optiek wordt de volgende zonering voorgesteld, zie figuur 4.1:
A/B | Kerk en klooster met toevoeging van woningbouw, zorgvoorzieningen en zorgwoningen op de plek waar voorheen ook bebouwing aanwezig was, waarbij de kerk aan de Heyendaalseweg in een kleinere vorm is teruggebouwd. Bebouwing in de vorm van een besloten bouwblok, die de herinnering aan het historische kloostercomplex beleefbaar maakt. |
C | Parkgebouw: tegenover en voorbij de drukkerij toevoegen van een compact woningbouwblok in het groen. |
D | Erfwoningen. |
E | Groene parkzone met behoud lindelanen. |
F | Begraafplaats. |
G | Uitbreiding en functiewijziging (van voormalige drukkerij) naar kantoren en maatschappelijke voorzieningen. |
4.2.2 Stedenbouwkundige motivering
Projectgebied (gedeelte A-B)
In grote lijnen wordt voor het projectgebied gestreefd naar het volgende beeld. De nieuwe kerk (B) is inmiddels 'vooruitgeschoven' aan de Heyendaalseweg gesitueerd. Achter de kerk ligt het klooster met een binnentuin. De kerk is zodoende goed beleefbaar vanaf de Heyendaalseweg.
Vanaf de Heyendaalseweg wordt het U-vormige appartementencomplex (A) zodanig gesitueerd dat langs de Heyendaalseweg een korte bebouwingswand aanwezig is en dat samen met kerk en klooster een omsloten plein ontstaat, een referentie naar de oude kloostertuin. Dit plein is bereikbaar vanaf de Heyendaalseweg, maar ook via de Pastoor Wichersstraat. Ter plaatse van het hofplein is het plan semi-openbaar (beheer VVE).
Samen met de tegenoverliggende bebouwing vormen de nieuwe kerk en de nieuwe appartementen stedenbouwkundig een mooi ensemble. Via een onderdoorgang is het groene park vanaf de Heyendaalseweg zichtbaar en beleefbaar. De bouwhoogte loopt op van 4 bouwlagen nabij de Heyendaalseweg tot 6 bouwlagen verder het terrein op. Het parkeren vindt plaats in een ondergrondse stallingsgarage, welke wordt ontsloten vanaf de Kanunnik Faberstraat.
Figuur 4.2 De bomenrij met de groene lijn erdoor betreft de bestaande lindelanen
Projectgebied (gedeelte C-D)
Centraal in het projectgebied is een openbaar park voorzien. De lindelanen en andere belangrijke bomen of boomgroepen blijven op die plek gehandhaafd (zie figuur 4.2). Bij de bouw van nieuwe gebouwen, zoals de uitbreiding van de voormalige drukkerij (G) wordt te allen tijde rekening gehouden met de minimale afstand van 5 meter van een gebouw tot de kruin van de boom. Het park is vanuit drie locaties bereikbaar; vanaf de Heyendaalseweg langs de nieuwbouw, vanaf de Pastoor Wichersstraat en vanaf de Kanunnik Faberstraat ter hoogte van de Deken Gruenwaltstraat. Aansluitend aan het park ligt de begraafplaats, eveneens bereikbaar via de Pastoor Wichersstraat.
Plangebied (gedeelte G)
Het is mogelijk gebleken om het bestaande drukkerijgebouw te herbestemmen. Daarbij is wel enige uitbreiding noodzakelijk (zie het rood gearceerde gedeelte in figuur 4.3b), maar deze komt deels op de plaats te staan van enkele te slopen bijgebouwen (zie figuur 4.3a). Doordat het bouwvolume slechts beperkt toeneemt, blijft de bestaande openheid gewaarborgd. De bouwhoogte van de uitbreiding sluit aan op de bestaande bouwhoogte (2 bouwlagen). Verder wordt er nog een gesloten verbinding (corridor) gebouwd tussen het Hofgebouw en de voormalige drukkerij.
Figuur 4.3a Bestaande situatie, indicatief (deels te slopen = blauw gearceerd)
Figuur 4.3b Eindsituatie, indicatief (met nieuwbouw = rood gearceerd)
De buitenruimte wordt flink opgeknapt en wordt een aantrekkelijke verblijfsruimte. De aantrekkelijkheid wordt vergroot doordat de nieuwe uitbreiding van het drukkerijgebouw op deze verblijfsruimte wordt georiënteerd. De verblijfsruimte vormt een (semi-openbare) schakel in de verbinding (via een onderdoorgang) tussen het groene park naar de open ruimte aan de Heyendaalseweg. Semi-openbaar, want een gedeelte van de buitenruimte is aangekocht ten behoeve van de verbindingsgang naar het Hofgebouw en om delen van een klimaatinstallatie (zie hierna) te plaatsen (zie figuur 4.4).
De overige buitenruimte wordt ingericht volgens het tuinplan en onderhouden door de Nederlandse Jezuïeten. Het tuindeel aan de parkzijde blijft openbaar gebied. Vanwege dit semi-openbare karakter is de buitenruimte in dit bestemmingsplan gedeeltelijk bestemd als Tuin. Tot slot wordt opgemerkt dat in het plan de nu aanwezige bomen gehandhaafd blijven. Voor twee bomen nabij het plangebied is eerder al een kapvergunning verleend.
Figuur 4.4 Situering verbindingsgang (rode lijn) en buffervat ijsverwarmingsinstallatie (groene stippellijn)
Een bijzonderheid is dat het gebouw wordt voorzien van een installatie voor 'ijsverwarming'. In dit - duurzame - systeem wordt water in slangen gekoeld waardoor dit bevriest. De hierbij vrijkomende energie wordt gebruikt om het gebouw te verwarmen. Door middel van zonnecollectoren wordt het ijs vervolgens ontdooit. Ook daarbij komt weer energie vrij. Op die manier is sprake van een continue vorm van energieuitwisseling. In de zomer kan het proces worden omgekeerd om het gebouw te koelen.
Figuur 4.5 Schematische weergave ijsverwarmingssysteem
Behalve de zonnecollectoren op het dak is van dit systeem aan de buitenkant niets zichtbaar. Het systeem werkt echter met een gebouwde ondergrondse constructie (buffervat). Omdat dit een bouwwerk is, moet hiermee in het bestemmingsplan rekening worden gehouden. Overigens is het systeem van 'ijsverwarming' een gesloten systeem, waardoor het niet van invloed is op het grondwater. In figuur 4.4 is de situering van het buffervat weergegeven door middel van de groene puntlijn. Figuur 4.5 geeft een schematische voorstelling van het ijsverwarmingssysteem.
4.2.3 Motivering uit oogpunt van fysieke veiligheid
Het aspect fysieke (brand)veiligheid stelt voorwaarden aan de inrichting van de openbare ruimte, de situering van gebouwen ten opzichte van elkaar, de bluswatervoorziening en de bereikbaarheid.
Van toepassing zijn thema's als inrichting openbare ruimte, ontvluchting en zelfredzaamheid. Hoe de openbare ruimte is ingericht, is van invloed op de mate waarin hulpdiensten de incidentlocatie kunnen bereiken en betrokkenen bij een incident in staat zijn een locatie te ontvluchten. In dit kader zijn de mogelijkheden voor ontvluchting en zelfredzaamheid binnen het projectgebied getoetst. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om een goede aansluiting van vluchtroutes vanuit de bebouwing op de omgeving. Voor wat betreft de inrichting van de openbare ruimte zijn er op dit punt geen belemmeringen geconstateerd.
Situering van gebouwen
In verband met brandveiligheid kan het Bouwbesluit voorwaarden stellen aan de afstand tussen gebouwen onderling en de positionering ten opzichte van elkaar. Dit levert voor de planologische inpassing in dit geval geen beperkingen op.
Bluswatervoorziening
Het Bouwbesluit 2012 stelt eisen aan de beschikbaarheid van bluswater. De afstand van de bluswatervoorziening(en) tot de brandweertoegang van gebouwen dient maximaal 40 meter te bedragen. De benodigde capaciteit van een dergelijke voorziening is voor de panden in dit plangebied minimaal 60 m3 water per uur. In dit concrete geval wordt de genoemde afstand licht (met 10 meter) overschreden. Dit zal echter niet tot problemen leiden bij het optreden van de brandweer. De Brandweer Nijmegen ziet op basis van dit plan geen beperkingen.
Bereikbaarheid
Wat bereikbaarheid betreft zijn voor het projectgebied met name de dimensionering van de wegen en de bereikbaarheid van de hoofdtoegang (brandweertoegang) van gebouwen vanaf de weg van belang. De afstand van de straat/ontsluitingsweg tot deze brandweertoegang mag niet meer dan 10 meter bedragen en er dient een opstelplaats voor het voertuig te zijn. In dit plan wordt hierin als volgt voorzien (zie figuur 4.6).
Figuur 4.6 Situering opstelplaats brandweerauto
Conclusie
De conclusie luidt dat vanuit het oogpunt van fysieke veiligheid dit bestemmingsplan aanvaardbaar is. Het nemen van aanvullende (uitvoeringstechnische) maatregelen kan worden gewaarborgd via het spoor van de omgevingsvergunning.
4.2.4 Motivering vanuit milieuzonering
Plangebied
Het complex zelf bevat geen milieuhindergevoelige functies, zoals wonen. Het is daarom niet noodzakelijk nader onderzoek te doen naar milieuhinderlijke functies in de directe omgeving, die van invloed zouden kunnen zijn op de functies binnen het plangebied.
Daarnaast moet worden gekeken naar de invloed van de functies binnen het plangebied op de (woon-)omgeving:
- kantoorfunctie: categorie 1 activiteit;
- maatschappelijke activiteiten inclusief specifiek geregelde horeca: max. categorie 2 activiteit.
De categorie-indeling is gebaseerd op de geldende (en algemeen geaccepteerde) VNG-regeling "Bedrijven en milieuzonering". Op grond van deze regeling kunnen activiteiten tot en met categorie 2 doorgaans zonder problemen worden ingepast in een woonomgeving. Daarbij moet worden opgemerkt dat ook de huidige bestemming (Bedrijf) reeds activiteiten in categorie 1 en 2 mogelijk maakt. Er zijn voorts geen feiten of omstandigheden bekend die een verdere planologische afweging op dit punt vereisen.
Conclusie
Het bestemmingsplan is uit oogpunt van milieuzonering aanvaardbaar.
Hoofdstuk 5 Milieuaspecten
Ten aanzien van vrijwel alle Milieuaspecten (uitgezonderd verkeer en geluid) is uitgegaan van de totale ontwikkeling van Kloostertuin Brakkenstein. De conclusies die voor het gehele gebied gelden, gelden ook voor de drukkerij. Daar waar nodig, is in de conclusies aangegeven of een nader onderzoek op dit moment noodzakelijk is of dat dit in het kader van een nieuw bestemmingsplan voor overige delen van Kloostertuin Brakkenstein uitgevoerd kan worden.
5.1 Natuur
Inleiding
Realisatie van het plan kan in beginsel leiden tot overtreding van verbodsbepalingen in de Nederlandse natuurwetgeving, waarbij de volgende twee wetten van belang zijn:
- 1. De Flora- en faunawet (in het vervolg Ffw), die de bescherming regelt van plant- en diersoorten. Overtreding van verbodsbepalingen uit de Ffw ten aanzien van streng beschermde soorten vereist mogelijk een ontheffing ad artikel 75.
- 2. De Natuurbeschermingswet 1998 (in het vervolg Nbw), die de bescherming regelt van natuurgebieden. Indien het voorgenomen project in strijd is met de instandhoudingdoelstellingen van een Natura 2000-gebied, is mogelijk een vergunning Nbw noodzakelijk.
Als gevolg van het ontbreken van Natura 2000-gebieden in de directe omgeving, speelt de Nbw in voorliggend geval geen rol. Voor de goede orde wordt eveneens opgemerkt dat het plangebied niet valt binnen (noch direct grenst aan) een gebied dat is aangewezen als onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) zoals (onder meer) aangegeven in de Omgevingsverordening van de provincie Gelderland
In 2004 is een onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van beschermde soorten en de verplichtingen ten aanzien van de Ffw (Felix, 2004). Daarnaast is in oktober 2013 een aanvullend onderzoek uitgevoerd. Op 6 oktober 2014 is een update van de onderzoeksrapportage verschenen, waarin ook het onderhavige plangebied specifiek is betrokken. Laatstgenoemde rapportage is opgenomen in bijlage 1 van deze toelichting.
Onderzoek
Op 7 oktober 2013 is het plangebied bezocht door een ecoloog van Bureau Natuurbalans. Het doel van dat veldbezoek was tweeledig:
- 1. Er is een inschatting gemaakt van de potenties van de ingreeplocatie voor beschermde soorten. Deze inschatting is gemaakt op basis van een beoordeling van aanwezige biotopen en habitats op de planlocatie (expert judgement), in combinatie met uitvoerige kennis over ecologie en landelijke verspreiding van beschermde soorten.
- 2. Er is specifiek gezocht naar aanwezigheid van in Nederland beschermde planten- en diersoorten.
Samenvatting resultaten
Consequenties Flora- en faunawet
Op de planlocatie zijn geen streng beschermde planten- of diersoorten aangetroffen en deze worden hier op basis van het ontbreken van vereiste biotopen ook niet verwacht. De voorgenomen ingreep leidt derhalve niet tot negatieve effecten ten aanzien van wettelijk streng beschermde soorten zoals bedoeld in de Ffw. Een ontheffing op de Ffw voor realisatie van de voorgenomen ingreep is daarom niet nodig, mits voldaan wordt aan de volgende mitigerende maatregelen.
Mitigerende maatregelen
Broedvogels
- Om negatieve effecten ten aanzien van broedvogels te voorkomen, dienen de werkzaamheden uitgevoerd te worden buiten het broedseizoen van aanwezige broedvogels.
- Als alternatief kan de planlocatie voorafgaand aan het broedseizoen (voor maart) onaantrekkelijk gemaakt worden als broedlocatie, waarmee voorkomen wordt dat vogels er gaan nestelen.
Vleermuizen
De sloop van de gebouwen dient volgens de volgende richtlijnen te worden uitgevoerd:
- De sloop dient te geschieden in de minst kwetsbare periode voor vleermuizen. In dit geval is dat in de maand oktober.
- Voorafgaand in de sloop dienen tochtgaten worden aangebracht in de spouw zodat de spouw ongeschikt wordt gemaakt als verblijfplaats. Dit kan gecombineerd worden met het verwijderen van asbest.
- De sloop dient stap voor stap te worden uitgevoerd waarbij het gebouw niet in een keer wordt gesloopt.
- In geval gedurende de sloop onverhoopt toch vleermuizen worden aangetroffen dient er direct contact opgenomen te worden met een ecoloog met kennis op het gebied van vleermuizen. Deze onderzoekt vervolgens hoe om te gaan met de situatie.
Mits voldaan wordt aan bovengenoemde voorwaarden, wordt de Ffw niet overtreden en is een ontheffing niet noodzakelijk.
Conclusie
Uit de quickscan is gebleken dat het verspreidingsbeeld van beschermde soorten op de planlocatie en binnen de invloedssfeer van de voorgenomen ingreep actueel en volledig is. Vervolgonderzoek is niet nodig. De conclusie is dat het bestemmingsplan uit oogpunt van natuurbescherming aanvaardbaar is.
5.2 Bodem
Ter plaatse van het projectgebied is een actualiserend onderzoek uitgevoerd (DIBEC, actualiserend bodemonderzoek, 31 oktober 2013). Hierna zijn de resultaten van het onderzoek opgenomen, voor zover betrekking hebbend op het plangebied van dit bestemmingsplan. Het volledige onderzoek is opgenomen in bijlage 2 van deze toelichting.
Bevindingen
- Door het terrein lopen wandelpaden. De bovengrond ter plaatse van deze paden is plaatselijk zwak sintelhoudend. Ter plaatse en nabij de wandelpaden zijn tevens lokaal lichte tot matige bijmengingen met kolengruis en houtskool in de bovengrond aangetroffen.
- In een mengmonster van de sintel-, kolengruis- en houtskoolhoudende bovengrond ter plaatse en nabij de wandelpaden is een sterk verhoogd gehalte aan PAK aangetoond. Verder zijn licht verhoogde gehalten aan lood en minerale olie gemeten. De deelmonsters waaruit dit mengmonster bestaat zijn vervolgens separaat geanalyseerd op de aanwezigheid van PAK.
- De grond ter plaatse van de overige terreindelen is hoofdzakelijk zintuiglijk schoon. Zeer plaatselijk zijn lichte bijmengingen met puin in de grond aangetroffen. Op en in de bodem zijn geen asbestverdachte materialen aangetroffen.
- In de overige deelmonsters zijn maximaal licht verhoogde gehalten aan PAK gemeten. In de overige onderzochte mengmonsters van de bovengrond zijn maximaal licht verhoogde gehalten aan lood, zink, PAK, PCB's en minerale olie aangetoond.
- In de matig puinhoudende ondergrond ter plaatse van boring 01-14 (100-150 cm-mv) is een matig verhoogd gehalte aan PAK aangetoond. Tevens is een licht verhoogd gehalte aan PCB's gemeten. Het matig verhoogde gehalte aan PAK ter plaatse van boring 01-14 bevindt zich in een matig puinhoudende laag in de ondergrond (100-150 cm-mv). Ter plaatse van de overige diepe boringen is deze laag in de ondergrond niet aangetroffen. Het matig verhoogde gehalte aan PAK is hoogstwaarschijnlijk te relateren aan deze lokaal voorkomende matige bijmenging met puin. Een nader onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.
- In de overige twee mengmonsters van de ondergrond (midden en westelijk terreindeel) zijn geen verhoogde gehalten aan de geanalyseerde parameters aangetoond.
Conclusie
Voor het plangebied van dit bestemmingsplan hoeft op grond van het onderzoek geen vervolgonderzoek plaats te vinden. Het plan is uit oogpunt van bodemkwaliteit aanvaardbaar.
5.3 Water
Voor de ruimtelijke aspecten heeft het Nationaal Waterplan de status van structuurvisie. Hierin zijn water en ruimtelijke ontwikkelingen geïntegreerd, conform de nieuwe Wet ruimtelijke ordening en de Waterwet.
Binnen de volgende documenten is de watertoets verankerd:
- Nota Anders Omgaan met Water (Kabinetsstandpunt over het waterbeleid 21e eeuw, dec. 2000);
- Nationaal Bestuursakkoord Water (2 juli 2003);
- Landelijke Handreiking Watertoets 3 (RIZA, december 2009);
- Waterbeheerplan 2010-2015 (Waterschap Rivierenland 22 december 2009).
Algemeen
Het plangebied maakt deel uit van de bestaande waterhuishoudkundige inrichting van het gemeentelijk grondgebied ten oosten van het Maas-Waal-kanaal en ten zuiden van de Waal. Voor dit gebied zijn het "Waterplan Nijmegen (2001) & Gemeentelijk Rioleringsplan 2010 t/m 2016" relevant. Er vinden geen wijzigingen plaats als gevolg van de voorgenomen bestemmingen.
Oppervlaktewater
Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.
Grondwater
Het plangebied bevindt zich in een grondwaterbeschermingsgebied. In de bodemparagraaf zijn randvoorwaarden voor infiltreren aangegeven. Bij infiltratie van hemelwater zal bij de provincie ontheffing moeten worden aangevraagd. Zie bijlage 3 voor (een onderzoek naar) een infiltratievoorziening in het aansluitende projectgebied.
Uitgangspunt bij nieuwe stedelijke in- en uitbreidingen is dat er grondwaterneutraal wordt gebouwd. Dat wil zeggen dat de oorspronkelijke grondwaterstanden en -stromen in de omgeving niet wijzigen. Dit kan bereikt worden door:
- een grondwatergerelateerde locatiekeuze: geen stedelijke uitbreidingen in gebieden met (kans op) hoge grondwaterstanden;
- maatregelen te treffen bij bouwrijp maken en tijdens de bouw (ophogen, goede structuur van het oppervlaktewatersysteem, voorkomen verdichting bodemstructuur);
- een waterproof bouwkundig ontwerp van woningen en gebouwen (bijvoorbeeld kruipruimteloos)
Om grondwateroverlast in bestaand stedelijk gebied te beperken zet het waterschap in eerste instantie in op bouwkundige maatregelen. Pas als dit onvoldoende soelaas biedt komen drainerende of onttrekkende oplossingen in beeld.
Dit sluit niet uit dat er niet ondergronds gebouwd mag worden, mits er voldoende technische maatregelen worden getroffen zodat de bouw waterdicht is. In dat kader bezien wordt opgemerkt dat binnen het plangebied een voorziening voor 'ijsverwarming' is geprojecteerd. Dit klimaatsysteem bestaat onder meer uit een buffervat in de bodem. Het systeem is gesloten en heeft geen invloed op het grondwater.
Riolering
De riolering in de wijk Brakkenstein is uitgevoerd als een gemengd stelsel. Circa 500 m ten noordwesten van het plangebied ligt een overstortvijver tussen de Houtlaan en de Schoustraat. De vijver is in feite onderdeel van het gemengde rioolsysteem. Het gebouw binnen het plangebied wordt - evenals het huidige gebouw - aangesloten op dit rioolsysteem.
Afvoer hemelwater
Voor het hemelwater, dat afstroomt van de overige verhardingen, is een vorm van zuivering vereist. Deze zuivering moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het grondwater niet negatief beïnvloed wordt.
Het (schoon) hemelwater binnen dit plangebied wordt hiertoe afgevoerd naar de infiltratievoorziening zoals beschreven in bijlage Het verhard en bebouwde oppervlak binnen het plangebied ondergaat door dit bestemmingsplan geen substantiële wijzigingen. De bebouwing wordt weliswaar uitgebreid, maar hiertoe wordt bestaande bebouwing gesloopt. Het aandeel verhard oppervlak blijft nagenoeg ongewijzigd.
Overleg
In het kader van de watertoets heeft overleg met het Waterschap Rivierenland plaatsgevonden. Uit de watertoets blijkt dat het waterschap akkoord is. Er is geen verder vooroverleg noodzakelijk.
Grondwaterbeschermingsgebied
Tevens is de toepassing van het ijsverwarmingssysteem voorgelegd aan de Provincie Gelderland. De provincie heeft (bij emailbericht d.d. 22-10-2014) aangegeven het systeem niet in strijd is met provinciale regelgeving inzake grondwaterbeschermingsgebieden, aangezien het geen bodemenergiesysteem betreft, maar een gesloten systeem voor koude- en warmteopslag.
5.4 Verkeer
Bereikbaarheid
Figuur 5.1 Straatnamenkaart
De ontsluiting van het Kloostertuingebied vindt vooral plaats via de Heyendaalseweg. Deze weg vervult de functie van gebiedsontsluitingsweg (50 km/u). Naast een functie voor het gemotoriseerde verkeer vervult de Heyendaalseweg ook een belangrijke functie voor het fietsverkeer en openbaar vervoer. Het is gezien de functie van deze weg niet wenselijk het plangebied hierop te ontsluiten. De Pastoor Wichersstraat en de Kanunnik Faberstraat zijn ingericht conform een duurzaam veilige inrichting met een 30 km/uur regime en bijhorende fysieke maatregelen. De ontsluiting van het Kloostertuingebied kan op deze wegen plaatsvinden. Doordat de nieuwe gebouwen elk een eigen ingang krijgen zal de toename van de verkeersdruk zich verdelen over de buurten nergens tot problemen leiden.
Voor wat betreft het plangebied van dit bestemmingsplan vindt de ontsluiting hoofdzakelijk plaats op de Kanunnik Faberstraat.
Langzaam verkeer
Alle gebouwen zijn goed bereikbaar voor fietsers en voetgangers. Alle vier de wegen die rond het plangebied lopen zijn voorzien van trottoirs. De Heyendaalseweg is voorzien van fietsstroken. Centraal op het terrein komt een openbaar park. Het park is vanuit drie locaties bereikbaar; vanaf de Heyendaalseweg langs de nieuwbouw, vanaf de Pastoor Wichersstraat en vanaf de Kanunnik Faberstraat ter hoogte van de Deken Gruenwaltstraat. Aansluitend aan het park ligt de begraafplaats, bereikbaar via de Pastoor Wichersstraat.
Openbaar vervoer
Voor gebruik van het openbaar vervoer is het plangebied aanwezen op de haltevoorzieningen van de Kanunnik Faberstraat (lijn 14 halte Pater Eijmardweg) of de haltevoorzieningen van de Heyendaalseweg (lijn 3 en 15 halte Pater Eijmardweg) . De frequentie van lijn 14 is maximaal 4 bussen per uur. De lijnen 3 en 15 zijn een lijn naar het Afrikamuseum en een spitslijn met een frequentie van maximaal 2 per uur.
Verkeersintensiteit
De verkeersintensiteit die moet worden toegeschreven aan de functies van dit bestemmingsplan is vergelijkbaar met de verkeersintensiteit die zou worden gegenereerd door de voorheen aanwezige functie(s). De functiewijziging c.q. uitbreiding leidt niet tot een significante toe- of afname van het verkeer van en naar het plangebied.
Parkeren
De parkeernorm voor de functie "kantoor zonder baliefunctie" bedraagt 1,35 pp per 100 m2 BVO.
Binnen dit plangebied bedraagt de oppervlakte van de kantoorfunctie 499 m² hetgeen leidt tot een berekende behoefte aan 7 parkeerplaatsen. Dit is reeds meegenomen in het bestemmingsplan Nijmegen Brakkenstein - 1 (Kloostertuin Hofgebouw) in de vorm van een parkeergarage onder het betreffende hoofdgebouw. Naast de in/uitrit van de garage is een lift en trappenhuis aanwezig, hiermee kan men naar de begane grond en via de verbindingsgang naar de drukkerij. Voor een gedetailleerde berekening van het benodigde aantal parkeerplaatsen is een parkeerbalans opgesteld. Deze parkeerbalans is 12 september 2014 geaccordeerd door het gemeentebestuur van Nijmegen.
In bijlage 4 van deze toelichting is een aangevulde parkeerbalans opgenomen, waarin mede de parkeerbehoefte vanwege de semi-horecavoorziening is opgenomen. Daarbij is uitgegaan van een norm van 5,0 parkeerplaatsen per 100 m2 BVO, zoals aangegeven in de Beleidsregels parkeren van de gemeente Nijmegen. Deze normstelling is aanvaardbaar omdat het in dit plangebied gaat om een eetgelegenheid die in belangrijke mate gericht wordt op de bewoners in de directe omgeving. De bezoekers komen daarom bijna allemaal te voet of met de fiets. Aangezien de oppervlakte van de gelegenheid (maximaal) 80 m2 bedraagt, is sprake van een extra parkeerbehoefte van 4,0 parkeerplaatsen. Deze vier plaatsen worden op eigen terrein worden gerealiseerd (zie ook bijlage 4).
In de planregels wordt de aanleg en instandhouding van het berekende (voldoende) aantal parkeerplaatsen gewaarborgd door middel van een specifieke parkeerregeling (artikel 14).
Verkeersveiligheid
Aan de hand van de wegencategorisering kaart uit de nota Nijmegen Duurzaam bereikbaar (augustus 2012) is bepaald welke snelheidregime er binnen deze buurt geldt. De Heyendaalseweg is ingericht als 50 km/h weg, evenals de Houtlaan en de Scheidingsweg. De overige wegen in de omgeving van het plangebied zijn ingericht als 30 km/u-zone.
Erfdienstbaarheid
Tot slot wordt opgemerkt dat op het terrein een privaatrechtelijke erfdienstbaarheid rust voor de bereikbaarheid van de garage van het perceel Heyendaalseweg 286. Bij het feitelijk gebruik en de nadere inrichting van het terrein wordt hiermee rekening gehouden.
5.5 Geluid
Verkeerslawaai
De bebouwing binnen dit plan is gelegen langs een weg met een maximum snelheid van 30 km/u. Langs deze weg geldt op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geen geluidszone. De Wgh vereist op dit punt geen nadere beschouwing. Het plangebied ligt wel binnen een afstand van 200 m tot de Heyendaelseweg. De Wgh vereist dan in beginsel wel een nadere beschouwing. In dit geval maakt het plan echter geen geluidsgevoelige functies mogelijk. Voorts is tussen de Heyendaelseweg en het plangebied bebouwing aanwezig of geprojecteerd, welke - wanneer er toch geluidsgevoelige functies aanwezig zouden zijn - in voldoende geluidsafscherming voorziet. Die afschermende werking geldt uiteraard ook aan de zijde van de Kanunnik Faberstraat.
Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening moet voorts beoordeeld te worden of het bestemmingsplan qua verkeerslawaai voor de omgeving aanvaardbaar is. In paragraaf 5.4 is reeds aangegeven dat het plan niet leidt tot een significante toe- of afname van de verkeersintensiteiten. Het plan kan daarom als neutraal worden aangemerkt voor wat betreft de geluidsbelasting op gevoelige objecten in de omgeving, zoals woningen.
Overige geluidsaspecten
Als gezegd worden binnen het plangebied geen geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt. Er zijn voorts geen significante geluidsbronnen (andere dan het verkeer) in de omgeving aanwezig. Op dit punt is het plan daarom aanvaardbaar te noemen.
Het plan bevat verder geen bestemmingen die - ten opzichte van de voorheen geldende functie(s) - resulteren in een belangrijke toename van de geluidsbelasting op woningen of andere gevoelige bestemmingen in de omgeving. In dit verband wordt verder verwezen naar de paragraaf milieuzonering.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is het acceptabel zonder verder onderzoek te concluderen dat het plan uit oogpunt van geluidhinder aanvaardbaar is.
5.6 Luchtkwaliteit
De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn sinds november 2007 vastgelegd in de Wet milieubeheer (in titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen). De Wet milieubeheer kent grenswaarden en voor enkele stoffen ook plandrempels. De wet heeft tot doel het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging, onder andere als gevolg van het verkeer.
Indien het uitoefenen van bevoegdheden (zoals het vaststellen van bestemmingsplannen en het nemen van projectbesluiten) gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen bestuursorganen die bevoegdheden uitoefenen wanneer aannemelijk is gemaakt dat sprake is van één van onderstaande gevallen (artikel 5.16 Wm):
- het bestemmingsplan c.q. het projectbesluit leidt niet tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden;
- de luchtkwaliteit verbetert per saldo als gevolg van het bestemmingsplan c.q. het projectbesluit of blijft ten minste gelijk;
- het bestemmingsplan c.q. de vrijstelling draagt niet in betekenende mate bij aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen.
- de ontwikkeling is opgenomen in een vastgesteld programma, zoals het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).
Bij ministeriële regeling (de Regeling Niet in betekenende mate bijdragen) zijn categorieën van gevallen aangewezen, waarin het vaststellen van een bestemmingsplan in ieder geval niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Wanneer een ontwikkeling valt onder de categorieën van gevallen is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren.
Voor dit plan wordt ten eerste overwogen dat de luchtkwaliteit alleen wordt beïnvloed door het verkeer. In paragraaf 5.4 is reeds aangegeven dat het plan op dat punt als vrijwel neutraal kan worden beschouwd, gelet op de functiewijziging en omvang van de uitbreiding.
Voor zover het plan toch zou leiden tot verslechtering van de luchtkwaliteit is het voorts aannemelijk, gelet op de aard en beperkte omvang van dit plan, zowel op zichzelf beschouwd als in het licht van de totale herontwikkeling van de Kloostertuin, dat het plan ruim past binnen de regels van de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen). Dit betekent dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit ter plaatse.
Deze redenering stoelt op een toetsing van dit plan aan de categorie "kantoorlocaties" uit de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)". Voor deze categorie geldt als 3% criterium:
- tot en met 100.000 m2 bruto vloeroppervlakte, bij minimaal 1 ontsluitingsweg, of
- tot en met 200.000 m2 bruto vloeroppervlakte, bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.
De totale vloeroppervlakte die in dit bestemmingsplan aan de orde is, ligt zeer ruim onder dit criterium.
Om te concluderen dat het plan uit oogpunt van luchtkwaliteit aanvaardbaar is, hoeft daarom geen nader onderzoek uitgevoerd te worden. Het plan maakt voorts geen gevoelige bestemmingen mogelijk. Het aspect “Het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit” is derhalve niet van toepassing.
5.7 Externe Veiligheid
In en in de nabijheid van het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen aanwezig. Ruim buiten het plangebied is een zuurstoftank aanwezig, maar de veiligheidscontour van deze inrichting ligt ruim buiten het plangebied en zorgt daardoor niet voor belemmeringen. Daarnaast zijn ook geen transportroutes van gevaarlijke stoffen aanwezig. Ook buisleidingen bevinden zich niet in of in de nabijheid van het plangebied. Tot slot zijn er geen planologisch relevante kabels en leidingen in het plangebied aanwezig.
5.8 Niet Gesprongen Explosieven
Aan de hand van de beleidsnotitie "Bommen en Granaten, beleidsnotitie voor het opsporen en ruimen van explosieven in de ondergrond van Nijmegen" (2007) is gekeken of het projectgebied mogelijk niet-gesprongen explosieven bevat. Op basis van de beleidskaart is te zien dat de kans op het aantreffen van niet gesprongen explosieven in het plangebied zeer klein is. Er hebben in de tweede wereldoorlog namelijk in dit deel van Nijmegen geen oorlogshandelingen plaatsgevonden. Op de navolgende kaart (Figuur 5.2) is het plangebied omcirkeld.
Figuur 5.2 Risicokaart Bommen en Granaten
5.9 Cultuurhistorie En Archeologie
Cultuurhistorie
De basis voor de stadswijk, zoals die in deze omgeving is gegroeid, is begin twintigste eeuw gelegd door een aantal religieuze orden. De Heyendaalseweg vanaf de Houtlaan tot aan de Scheidingsweg en de groene zone tussen de Driehuizerweg en de Kanunnik Mijllinckstraat is de oudste kern van de wijk Brakkenstein. Deze kern vormt een assenkruis dat als stedenbouwkundige structuur de herinnering aan de ontstaansgeschiedenis van de wijk levend houdt.
Het projectgebied omvat de westelijke arm van dat assenkruis. In de oostelijke arm, dus buiten het projectgebied, heeft een aantal gebouwen de status gemeentelijk monument verworven. De bebouwing binnen het Kloostertuingebied heeft geen beschermde status, echter door zijn verschijningsvorm en typologie ondersteunt deze bebouwing de historisch-ruimtelijke karakteristiek van de wijk. De massa van de kerk levert bovendien een stedenbouwkundig accent dat, samen met de kloostergebouwen op de hoek van de Pastoor Wichersstraat en de bebouwing aan de overzijde van de Heyendaalseweg, de ruimtelijke werking in het centrum van het assenkruis wezenlijk bepaalt.
De oostwest-as van het assenkruis wordt gekenmerkt door een groenzone met daarin vrijstaande grote gebouwen. De geschiedenis van het westelijk gedeelte van deze groenzone gaat terug tot het begin van de negentiende eeuw. Aan weerszijden van de Pastoor Wichersstraat, die destijds als dreef werd aangelegd, lagen twee langgerekte percelen hakhout van gelijke breedte. Blijkens het kadastraal minuutplan van omstreeks 1830 waren de percelen in eigendom van Johannes Adolf Quack sr., een lid van een vooraanstaande Nijmeegse familie van bestuurders en handelaren. Deze planmatige aanleg past binnen de historisch-ruimtelijke ontwikkeling van het gebied, waarbij rijke stedelingen met een winstoogmerk exploitatiebossen aanplantten op de heidegronden ten zuiden van Nijmegen. De inrichting van de kloostertuin, die in het eerste kwart van de twintigste eeuw werd aangelegd, hangt mede samen met de afmetingen van het voormalig bosperceel dat ten noorden van de huidige Pastoor Wichersstraat lag. De dubbele rijen van forse beuken langs de randen van de kloostertuin markeren de oude kavelgrenzen. De oriëntatie van de bebouwing op het terrein, waaronder die van de voormalige drukkerij, is eveneens hiervan afgeleid. Binnen het projectgebied is de voormalige kloostertuin als groot groen element van belang.
De ingeslagen weg naar herontwikkeling van het projectgebied, waarvan dit bestemmingsplan een onderdeel is, biedt mogelijkheden om - ook met vernieuwing van bestaande bebouwing en nieuwe toevoegingen - de cultuurhistorische en ruimtelijke kwaliteiten van de wijk te behouden. Bovendien blijft de historisch-stedenbouwkundige structuur, die verbonden is met de ontginningsgeschiedenis van dit gebied, door het planvoornemen herkenbaar.
Archeologie
Het projectgebied is op de gemeentelijke archeologische beleidskaart aangeduid met "Waarde 1". Deze waarde houdt in dat er niet bekend is of - en zo ja welke - archeologische waarden aanwezig kunnen zijn. De verwachtingswaarde is laag tot middelhoog. Voor deze waarde geldt dat wanneer de oppervlakte van de grondwerkzaamheden kleiner is dan 2500 m2 er geen archeologisch onderzoek uitgevoerd hoeft te worden.
Conclusie
Het ruimtebeslag van de grondwerkzaamheden binnen het plangebied is aanzienlijk minder dan 2500 m2. Dat betekent dat zonder verder onderzoek geconcludeerd kan worden dat dit bestemmingsplan aanvaardbaar is uit het oogpunt van bescherming van archeologische waarden.
Hoofdstuk 6 Plansystematiek
6.1 Regels
De regels van het bestemmingsplan zijn opgebouwd uit inleidende regels (waar wordt ingegaan op de begrippen en wijze van meten), de bestemmingsregels (waar de bestemmingen worden beschreven), de algemene regels (waar de algemeen geldende regels staan), de overgangs- en slotregels (met het overgangsrecht).
In de bestemmingsregels komen de enkelvoudige bestemmingen Gemengd - 1, Gemengd - 2, Groen, Tuin en Verkeer voor. Daarnaast is de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2 opgenomen.
Behalve (dubbel-)bestemmingen zijn in het bestemmingsplan aanduidingen opgenomen. Deze aanduidingen bevatten specificaties van de gebruiks- en dubbelfuncties met betrekking tot het gebruik of het bouwen. Aanduidingen komen zowel voor op de verbeelding als in de regels. Er worden in de SVBP 2012 zes soorten aanduidingen onderscheiden: gebiedsaanduidingen, functieaanduidingen, bouwvlakken, bouwaanduidingen, maatvoeringsaanduidingen en figuren.
In het bestemmingsplan Nijmegen Brakkenstein - 4 (Kloostertuin - voormalige drukkerij) komen de gebiedsaanduidingen 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' en 'wetgevingszone - waarde archeologie 1', de functieaanduiding 'verblijfsgebied', bouwvlakken, de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - verbindingsgang' en de maatvoeringsaanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' voor.
6.2 Uitgangspunten Per Functie
6.2.1 Bestemmingen
Gemengd - 1
De bestemming Gemengd - 1 is opgenomen voor wonen met gemeenschappelijke voorzieningen en voor onzelfstandige woonvormen met gemeenschappelijke en ondersteunende voorzieningen. Het betreft de gronden ten noorden van het Hofgebouw, er is geen bouwvlak in gelegen.
Gemengd - 2
De bestemming Gemengd - 2 is opgenomen voor kantoren en refter met bijbehorende terrassen. Ter plaatse van de aanduiding 'horeca' is tevens een restaurant zonder bezorg- en/of afhaalservice met bijbehorende terrassen toegestaan. De ruimte buiten het bouwvlak is onder meer bedoeld voor het parkeren op eigen terrein.
Groen
De bestemming Groen is opgenomen voor groenvoorzieningen en bijbehorende voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van koude- en warmteopslag ten behoeve van het aangrenzende hoofdgebouw in de naastgelegen bestemming, waterhuishoudkundige en geluidwerende voorzieningen, ondergeschikte bouwwerken ten behoeve van het aangrenzende hoofdgebouw in de naastgelegen bestemming en voor bouwwerken voor algemeen nut. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - verbindingsgang' zijn de gronden tevens bestemd voor een verbindingsgang tussen het hofgebouw en de voormalige drukkerij.
Tuin
De bestemming Tuin is opgenomen voor de tuinen en groenvoorzieningen behorende bij het gebouw. Ter plaatse van de aanduiding 'terras' zijn de gronden tevens bestemd voor een terras behorend bij de functie refter van het aangrenzende gebouw in de naastgelegen bestemming.
Verkeer
De bestemming Verkeer is opgenomen voor wegen met een functie voor verblijf en verplaatsing (waaronder terrassen), verkeerswegen (waaronder fiets- en voetpaden), openbaar vervoer, kunstwerken (zoals bruggen en andere waterstaatkundige werken), parkeervoorzieningen en fietsenstallingen.
Waarde - Archeologie 2 (dubbelbestemming)
De dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2 is van toepassing samen met andere daar voorkomende bestemming(en). Deze dubbelbestemming is opgenomen met het oog op het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden, waaraan een hoge archeologische verwachtingswaarde is toegekend. Voor deze gronden gelden beperkingen ten aanzien van het bouwen en het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden. Voor deze activiteiten geldt dat via een omgevingsvergunning medewerking kan worden verleend, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de betreffende activiteit niet onevenredig (kunnen) worden geschaad. Het bevoegd gezag dient zich hierbij te laten adviseren door een archeologisch deskundige. Tevens kan het bevoegd gezag zo nodig voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning.
6.2.2 Algemene regels
6.2.3 Overgangs- en slotregels
Dit hoofdstuk bevat de wettelijk voorgeschreven overgangsbepalingen zoals opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening. Daarnaast is de slotbepaling opgenomen waarin is bepaald op welke wijze de regels moeten worden aangehaald.
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
Voor het vereiste van economische uitvoerbaarheid moeten twee aspecten worden nagegaan. Ten eerste moet de vraag beantwoord worden of het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is. Het antwoord op deze vraag is ja. De ontwikkelaar heeft in zijn begroting van de komende jaren budget gereserveerd om deze ontwikkeling voor eigen rekening mogelijk te maken. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de grond en opstallen reeds in bezit zijn van de ontwikkelaar en dat de exploitatiebegroting geen bijzondere (hoge) kostenelementen bevat, zoals bijvoorbeeld een bodemsanering of planschadevergoeding.
Ten tweede moet overwogen worden of bij vaststelling van het bestemmingsplan tevens een exploitatieplan moet worden vastgesteld. De Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat de gemeenteraad bij een bestemmingsplan een exploitatieplan moet vaststellen, wanneer in dat plan gronden zijn aangewezen waarop een (bij wet omschreven) bouwplan is voorgenomen (artikel 6.12, lid 1 Wro).
In de onderhavige situatie wordt voor de vaststelling van dit bestemmingsplan tussen de initiatiefnemer en de gemeente een anterieure overeenkomst gesloten. Daarmee wordt - voor wat betreft het aspect exploitatieplan - voldaan aan het bepaalde in de Wro.
7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Voor dit bestemmingsplan is op 24 september 2014 een vooraankondiging gepubliceerd. Het ontwerpbestemmingsplan wordt gedurende 6 weken ter visie gelegd. Binnen deze termijn wordt eenieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen tegen het plan kenbaar te maken. De tervisielegging wordt gepubliceerd op de gemeentelijke website en in de "Staatscourant".
Hoofdstuk 8 Vooroverleg
8.1 Ministerie Van Infrastructuur En Milieu
Inzicht wanneer het Rijk vooroverleg van belang acht is te herleiden uit de nationale belangen zoals opgenomen in de Realisatieparagraaf Nationaal ruimtelijk beleid. Deze paragraaf geeft inzicht in welke nationale belangen het kabinet heeft gedefinieerd en op welke wijze het rijk deze wil verwezenlijken. Het resultaat is een helder en scherpe markering voor gevallen waarvoor de medeoverheden afstemming moeten zoeken met het Rijk.
Onderhavig project doorkruist geen van de door het Rijk aangemerkte nationale belangen. Zodoende is overleg ex. artikel 3.1.1. Bro met het Ministerie van Infrastructuur en Milieu niet noodzakelijk.
8.2 Provincie Gelderland
Bij brief van 22 oktober 2009 heeft de Provincie Gelderland aangegeven op welke wijze waarop en de mate waarin de Provincie betrokken wil worden bij het vooroverleg ex. artikel 3.1.1. Bro. In deze brief is gesteld dat voor plannen met provinciale belangen waarvoor op grond van de Wro-agenda provinciale verantwoordelijkheid geldt vooroverleg nodig is.
Het plangebied is gelegen in grondwaterbeschermingsgebied en is conform de brief en de Wro-agenda een provinciale verantwoordelijkheid. Derhalve is vooroverleg gevoerd met de Provincie Gelderland.
De Provincie Gelderland heeft per mail van 2 februari 2015 in het kader van artikel 3.1.1. Bro overleg een reactie gegeven. Het voorontwerp geeft de provinciale afdelingen aanleiding om te adviseren ten aanzien van onderstaand provinciaal belang.
Grondwaterbeschermingsgebied
Het plangebied ligt in grondwaterbeschermingsgebied Heumensoord. Het provinciale beleid voor grondwaterbeschermingsgebieden en voor oppervlaktewater ten behoeve van de drinkwatervoorziening is opgenomen in paragraaf 4.4.4.1 van de Omgevingsvisie.
Grondwaterbeschermingsgebieden krijgen in een bestemmingsplan een bestemming die hetzelfde of een lager risico voor het grondwater met zich meebrengt dan de vigerende bestemming (stand still, step forward-beginsel). Er wordt gestreefd naar vermindering van risico’s. De regelgeving voor grondwaterbeschermingsgebieden is opgenomen in artikel 2.6.2.1 van de Omgevingsverordening. De afdelingen hebben geconstateerd dat vorengenoemd beleid goed is verwerkt in het plan.
8.3 Waterschap
Op 28 augustus 2014 is onderhavige ruimtelijke ontwikkeling aangeboden bij het Waterschap Rivierenland middels een digitale watertoets op de website www.dewatertoets.nl. Uit de ingevoerde gegevens volgt dat er sprake is van een ruimtelijk plan dat een geringe invloed heeft op de taken en belangen van het waterschap. In deze fase van de planvorming (bestemmingsplan) kan volgens het waterschap worden volstaan met dit automatisch gegeneerd wateradvies.
Het automatisch gegenereerde advies luidt als volgt:
Beleid waterschap Rivierenland
Met ingang van 22 december 2009 is het Waterbeheerplan 2010-2015 Werken aan een veilig en schoon Rivierenland bepalend voor het waterbeleid. Dit plan gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkeringen, waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterketen. Daarnaast beschikt het Waterschap Rivierenland over een verordening: de Keur voor waterkeringen en wateren. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels.
Veiligheid
In het plangebied is geen kern en beschermingszone van een waterkering gelegen.
Grondwater (algemeen)
Het plangebied wordt gekenmerkt door een bepaalde grondwaterstand. De drooglegging van het gebied is hiervoor medebepalend. Drooglegging is de maat waarop het maaiveld, het straatniveau of het bouwpeil boven het oppervlaktewaterpeil ligt. Doorgaans geldt voor het maaiveld een drooglegging van 0,70 meter, voor het straatpeil een drooglegging van 1 meter en voor het bouwpeil een drooglegging van 1,3 meter. Voldoende drooglegging is nodig om grondwateroverlast te voorkomen. In gebieden waar grondwateroverlast bekend is of gebieden met hoge grondwaterstanden adviseren wij om hier nader onderzoek naar te doen. Bij hoge rivierwaterstanden kunnen gebieden gelegen nabij de rivieren overlast ondervinden van kwel. Eventuele maatregelen zijn het ophogen van het maaiveld of kruipruimteloos bouwen.
Waterberging
Voor dit plan is de toename van het verhard oppervlak kleiner dan 500 m² in het stedelijk gebied of kleiner dan 1500 m² in het landelijk gebied. Het plan heeft een gering effect op de waterhuishouding en wordt hydrologisch als niet relevant gezien. Er is geen compenserende waterberging nodig.
Watergangen
Binnen het plangebied ligt geen A-watergang. Binnen het plangebied ligt geen beschermingszone van een A-watergang. Binnen het plangebied ligt geen B-watergang of een beschermingszone van een B-watergang. Binnen het plangebied ligt geen C-watergang.
Waterkwaliteit (algemeen)
Hieronder volgen een aantal algemene aandachtpunten die gelden voor verschillende ruimtelijke ontwikkelingen:
- Bij de herstructurering van bestaande woonwijken of herbouw van woningen is er de kans om het rioolsysteem zodanig aan te passen dat hemelwater wordt afgekoppeld. Het uitgangspunt is dat er minimaal tot aan de erfgrens een gescheiden stelsel wordt aangelegd.
- Bij nieuwbouw is het uitgangspunt dat hemelwater van het verhard oppervlak voor 100% gescheiden wordt afgevoerd. Het waterschap gaat bij nieuwbouw van woningen uit van een (duurzaam) gescheiden rioleringsstelsel. Hemelwater van terreinverhardingen stroomt bij voorkeur niet direct af op het oppervlaktewater, maar wordt eerst voorgezuiverd door een berm wadi of bodempassage.
- Bij bedrijventerreinen wordt gestreefd om het hemelwater van het verhard oppervlak gescheiden van het vuilwaterriool af te voeren. Bij risico's voor waterverontreiniging wordt gestreefd naar een verbeterd gescheiden rioleringsstelsel.
Riolering en zuiveringswerken
Het rioolstelsel valt onder de verantwoordelijkheid van de gemeente. U kunt met uw gemeente contact op te nemen voor het aansluiten van (nieuwe) woningen en bedrijven. In het plangebied ligt geen rioolwaterpersleiding van het waterschap.