Nijmegen Dijkzone - Woenderskamp
Bestemmingsplan - gemeente Nijmegen
Vastgesteld op 26-06-2019 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Nijmegen Dijkzone - Woenderskamp met identificatienummer NL.IMRO.0268.BP27500-VG01 van de gemeente Nijmegen.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanbouw
een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw, dat op de grond staat, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een aparte ruimte vormt die al dan niet vanuit het hoofdgebouw bereikbaar is.
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aangebouwd bijgebouw
een bijgebouw dat direct grenst aan een aan- of uitbouw en niet tevens aan het hoofdgebouw. Voor een aangebouwd bijgebouw geldt de definitie van een bijgebouw, met uitzondering van de eis van vrijstaandheid.
1.7 aan huis verbonden beroepsactiviteiten
een dienstverlenend beroep, dat op kleine schaal in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie. Prostitutie is uitgesloten.
1.8 aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten
- het verlenen van diensten en/of;
- het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen) en/of;
- het voeren van de administratie van bedrijfsactiviteiten die (behoudens genoemde administratieve werkzaamheden) niet ter plaatse worden uitgeoefend;
- het verstrekken van logies en ontbijt (bed and breakfast);
waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteit in of bij de woning met behoud van de woonfunctie ter plaatse kan worden uitgeoefend. Een seksbedrijf is uitgesloten.
1.9 achtergevel
de bestaande achtergevel.
1.10 achtergevellijn
de achterste grens van het bouwvlak en het verlengde daarvan.
1.11 archeologisch deskundige
de gemeentelijk (beleids)archeoloog of een andere door het College van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologie.
1.12 archeologische waarden
Onder archeologische waarden kunnen worden verstaan:
- archeologische verwachtingswaarden;
- vastgestelde archeologische waarden of resten.
1.13 archeologische verwachtingswaarde
de kans op archeologische vondsten of informatie.
1.14 archeologisch onderzoek
onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling beschikkend over een certificaat conform de Erfgoedwet.
1.15 bebouwde dijk
Een zeer robuuste dijk die multifunctioneel gebruikt wordt, onder andere voor woningbouw.
1.16 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.17 bed and breakfast
een overnachtingsmogelijkheid gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed- en breakfast heeft maximaal 4 kamers en 8 slaapplaatsen.
1.18 bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel plaatsvindt uitsluitend als niet zelfstandig en ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.
1.19 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein kennelijk slechts bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk moet worden geacht.
1.20 bedrijvigheid
het uitoefenen van een bedrijf, met aanverwante activiteiten als laden en lossen en parkeren.
1.21 beschermd stadsbeeld
stadsbeelden die overeenkomstig de bepalingen van de gemeentelijke monumentenverordening zijn aangewezen als beschermde stadsbeelden en waarvan een kaart met daarop aangegeven de begrenzing van het te beschermen gebied is opgenomen in het gemeentelijk monumentenregister Nijmegen.
1.22 bestaand
- a. bestaande bouwwerken: een legaal bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning;
- b. bestaand gebruik: het legale gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.23 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.24 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.25 BEVI-bedrijf
bedrijf vallend onder de werkingssfeer van artikel 2 lid 1 a tot en met f van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen.
1.26 bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
1.27 bijgebouw
een, vrijstaand, in functioneel en bouwkundig opzicht aan het hoofdgebouw ondergeschikt gebouw op hetzelfde bouwperceel, dat op de grond staat. Als functioneel ondergeschikt gebouw wordt verstaan een gebouw dat bedoeld en ingericht is ten behoeve van (huishoudelijke) berging, hobby- en/of stallingsruimte. Als een vrijstaand of aangebouwd bijgebouw wordt gebruikt ten behoeve van volgens het bestemmingsplan toegelaten aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten of huisvesting in verband met mantelzorg, dan is de eis van functionele ondergeschiktheid niet van toepassing.
1.28 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.29 bouwhistorisch onderzoek
in een schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouw-, verbouwings- en gebruiksgeschiedenis en bouwhistorische kwaliteit van een monument in de vorm van een bouwhistorische inventarisatie, -verkenning, -opname of -ontleding, uitgevoerd overeenkomstig de “Richtlijnen Bouwhistorisch Onderzoek”.
1.30 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.31 bouwkundige afscheiding
gebouwen zijn bouwkundig afgescheiden indien er sprake is van zelfstandige bouwkundige eenheden die in constructief en functioneel opzicht te onderscheiden zijn.
1.32 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder. Daar waar gesproken wordt over de 'eerste bouwlaag' wordt bedoeld de bouwlaag op (dan wel bij benadering op) de begane grond. De 'tweede bouwlaag' is de bouwlaag direct boven de 'eerste bouwlaag'.
1.33 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.34 bouwperceelsgrens
een grens van een bouwperceel.
1.35 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.36 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.37 casino
een speelcasino zoals bedoeld in artikel 27 lid g van de Wet op de kansspelen, te weten de voor het publiek opengestelde of bedrijfsmatig gedreven inrichting, waar door middel van gemeenschappelijk beoefende kansspelen aan de deelnemers de gelegenheid wordt gegeven om mede te dingen naar prijzen of premies, indien de aanwijzing der winnaars geschiedt door enige kansbepaling, waarop de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed kunnen uitoefenen.
1.38 cultuurhistorische waarden
waarden die zijn gekoppeld aan de beschavingsgeschiedenis, ondergebracht als historisch (steden)bouwkundig erfgoed, historisch landschappelijk erfgoed of archeologisch erfgoed.
1.39 cultuur en ontspanning
voorzieningen gericht op cultuur en ontspanning, zoals een atelier, bioscoop, bowlingbaan, creativiteitscentrum, dansschool, museum, muziekschool, muziektheater, sauna, speelautomatenhal, theater en wellness. Een seksbedrijf is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'seksinrichting'. Een casino is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'casino'.
1.40 daknok
hoogste punt van een schuin dak.
1.41 dakterras
een terras op een plat dak.
1.42 dakvoet
laagste punt van een schuin dak.
1.43 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van het bieden van gelegenheid om gekochte etenswaren ter plaatse te nuttigen. Onder detailhandel wordt niet verstaan grootschalige- en perifere detailhandel. Een supermarkt is uitsluitend toegestaan wanneer dit in de bestemming is aangegeven.
1.44 dienstverlenend bedrijf
een bedrijf met een uitsluitend of in hoofdzaak dienstverlenende of verzorgende taak al dan niet met een baliefunctie, zoals: uitzendbureaus, reisbureaus, wasserettes, kapsalons, bijkantoren van banken en van sociaal-culturele instellingen, postagentschappen, telefoon-, internet-, telegraaf- en telexdiensten, snelfoto-ontwikkel- en copyshops, videotheken, autorijscholen en dergelijke.
1.45 erf
de gronden met eenzelfde bestemming gelegen binnen het bouwperceel maar buiten het bouwvlak.
1.46 evenement
evenement zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen (APV).
1.47 functiemengingsgebied
Bestaande gebieden met functiemenging of waar functiemenging wordt nagestreefd. Het gaat om gebieden waar bedrijven en/of andere milieubelastende functies in de nabijheid van woningen en/of andere milieugevoelige functies geaccepteerd worden. Het gaat veelal om kleinschalige functies, waarbij de activiteiten hoofdzakelijk inpandig en in de dagperiode plaatsvinden.
1.48 garagebedrijf
een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor verkoop (zowel nieuwe als gebruikte motorvoertuigen), onderhoud en reparatie van motorvoertuigen, met dien verstande dat de verkoop van motorbrandstoffen is uitgezonderd.
1.49 garagebox
overdekte berg- en bewaarplaats, stalling voor auto's en (motor)fietsen.
1.50 gebieden met een hoge archeologische verwachting
deze gebieden onderscheiden zich vanwege een hoge tot zeer hoge verwachting op het aantreffen van archeologische resten.
1.51 gebieden van zeer grote archeologische waarde
voor deze gebieden staat het vast dat zich archeologische resten in de bodem bevinden.
1.52 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.53 gebouwd terras
aan- of uitbouw in de openbare ruimte ten behoeve van een aangrenzend horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden verstrekt.
1.54 geluidsgevoelige functies
geluidsgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder, te weten:
geluidsgevoelige gebouwen
- a. woningen;
- b. andere geluidsgevoelige gebouwen:
- 1. onderwijsgebouwen;
- 2. ziekenhuizen;
- 3. verpleeghuizen;
- 4. verzorgingstehuizen;
- 5. psychiatrische inrichtingen;
- 6. kinderdagverblijven.
geluidsgevoelige terreinen
- I. een standplaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Huisvestingswet (woonwagen);
- II. ligplaats in het water, bestemd om door een woonschip te worden ingenomen.
1.55 (geur)gevoelig object
gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt zoals bedoeld in Wet geurhinder en veehouderij.
1.56 gevelbreedte
de breedte van de gevel waar tegenaan wordt gebouwd.
1.57 groene inrichting
gebied dat is ingericht met beplanting, zoals gras, bloemen, heggen, struiken en bomen.
1.58 groothandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.
1.59 grootschalige detailhandel (gdv)
winkels met een ondergrens van 1.500 m² bedrijfsvloeroppervlak, gebruikt voor de perifere vestiging van winkels in andere branches dan perifere detailhandel.
1.60 hille
Kunstmatig opgehoogde heuvel in het landschap
1.61 historisch stedenbouwkundig erfgoed
fysieke verschijningsvorm en geschiedenis van de gebouwde omgeving.
1.62 historisch landschappelijk erfgoed
fysieke verschijningsvorm en geschiedenis van landschap en geografie.
1.63 hoekovergang
een aan- of uitbouw die buiten de gevelbreedten van het hoofdgebouw wordt gerealiseerd en die een verbinding vormt tussen een aan- of uitbouw aan de voorgevel en een aan- en of uitbouw aan de zijgevel van het hoofdgebouw.
1.64 hoofdbebouwing
hoofdgebouw(en) inclusief aan- en/of uitbouwen.
1.65 hoofdgebouw
gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meerdere gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op de bestemming het belangrijkst is.
1.66 hoogwaardig openbaar vervoer
een vorm van openbaar vervoer die gepositioneerd kan worden tussen de traditionele bus en trein, waarbij de nadruk ligt op het snel en betrouwbaar en comfortabel vervoeren van passagiers over vrijliggende HOV-infrastructuur.
1.67 horecabedrijf
een bedrijf of instelling waar als hoofddoel bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, niet zijnde detailhandel en/of ondersteunende horeca of bed and breakfast.
1.68 hotel/pension
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse.
1.69 huisvesting in verband met mantelzorg
huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning.
1.70 kantoor
een ruimte welke door de aard en indeling kennelijk is bestemd om uitsluitend of in hoofdzaak dienstig te zijn tot het verrichten van administratieve en/of ontwerptechnische arbeid, al dan niet met een ondergeschikte baliefunctie.
1.71 laden en lossen
onmiddellijk nadat het voertuig tot stilstand is gebracht bij voortduring inladen of uitladen van goederen van enige omvang of enig gewicht, gedurende de tijd die daarvoor nodig is.
1.72 landschappelijke waarden
waarden gebaseerd op aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke aspecten, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
1.73 kiosk
een gebouw, al dan niet met een (gebouwd) terras, van beperkte omvang, veelal geplaatst in de openbare ruimte, gericht op het ter plaatse aan passanten te koop aanbieden van producten zoals souvenirs, kranten, tijdschriften, bloemen en planten, vis, groenten, versnaperingen, niet-alcoholische en licht alcoholische dranken, rookwaren, e.d.
1.74 kwetsbaar object
- woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde beperkt kwetsbare objecten;
- gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, te weten:
- 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
- 2. scholen;
- 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
- gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
- 1. kantoorgebouwen waaronder begrepen bedrijfskantoren en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object;
- 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijke bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m² bedraagt, en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
- kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
1.75 maatschappelijke voorzieningen
het openbaar bestuur, medische, sociale, educatieve en levensbeschouwelijke diensten, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen diensten, zoals: huisarts, apotheek, school, sportzaal, kinderdagverblijf, wijkcentrum, kerkgebouw, verzorgingstehuis, begeleid wonen met permanent aanwezige zorg (24-uurs zorg), uitvaartcentrum en bibliotheek.
1.76 mantelzorg
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.
1.77 natuurlijke waarden
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige, ecologische en biologische elementen voorkomende in dat gebied.
1.78 nutsvoorziening
voorziening ten behoeve van productie, distributie, winning, opslag of zuivering van gas, water of elektriciteit.
1.79 omgevingsvergunning
vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.80 ondergronds bouwwerk
- a. een (gedeelte van een) gebouw dat gelegen is onder het niveau van de begane grondvloer van dat gebouw, waarbij de hoogte van die begane grondvloer nergens hoger ligt dan 0,25 meter boven het aansluitende maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. een zelfstandig voor mensen toegankelijk bouwwerk waarvan de bovenkant nergens hoger is dan het maaiveld van het bouwperceel ter plaatse van dat bouwwerk.
1.81 ondergeschikte detailhandel
detailhandel waarbij de detailhandelsactiviteit een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is.
1.82 ondersteunende horeca
horeca waarbij de horeca-activiteit ondersteunend is aan de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is.
1.83 oorspronkelijk hoofdgebouw
het hoofdgebouw zoals dat ten tijde van de afronding van de bouwwerkzaamheden, overeenkomstig de voor het hoofdgebouw verleende vergunning, is opgeleverd.
1.84 openbaar toegankelijk gebied
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.
1.85 onzelfstandige woning
een woning waarbij een of meer voor bewoning noodzakelijke voorzieningen (zoals een keuken, douche en toilet) worden gedeeld met andere bewoners van het pand. Een onzelfstandige woning kan wel een eigen toegang hebben. Voorbeelden zijn kamerbewoning, een woongroep en een meergeneratiewoning.
1.86 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.87 overkapping
een op de grond staand, plat afgedekt bouwwerk, bestaande uit ten minste een dak, niet zijnde een gebouw.
1.88 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.89 parkeerdak
plat dak dat als parkeerplaats gebruikt kan worden.
1.90 parkeergarage
onder- of bovengrondse voorziening waar automobilisten (meestal) overdekt hun auto's kunnen parkeren.
1.91 parkeren
een geparkeerd voertuig is een voertuig dat langer stilstaat dan nodig is voor het in- en uitstappen of voor het laden en lossen.
1.92 perceelsgrens
de grens van een bouwperceel.
1.93 perifere detailhandel (pdv)
detailhandel die niet of moeilijk inpasbaar is in bestaande en/of traditionele winkelcentra vanwege de volumineuze aard van de goederen en vanwege de benodigde (wijze van) bevoorrading, zoals: detailhandel in keukens, tegels en sanitair, tuininrichtingsartikelen, bouwmarkten en woninginrichting.
1.94 permanente bewoning
bewoning van een ruimte als hoofdverblijf door dezelfde persoon.
1.95 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waar de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
1.96 recreatieve voorzieningen
op verblijfs- en dagrecreatie gerichte voorzieningen, niet zijnde een sportvoorziening, zoals: kampeerterrein, kampeerboerderij, recreatiewoning en een volkstuin.
1.97 seksinrichting
voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, onderdeel van een seksbedrijf.
1.98 sportvoorzieningen
gebouwde en niet-gebouwde voorzieningen gericht op sport, niet zijnde een recreatieve voorziening, zoals: fitnesscentrum, ijsbaan, manege, speelterrein, sporthal, sportveld, stadion, tennisbaan en zwembad.
1.99 standplaats
een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.
1.100 straatmeubilair
de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals: verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halteaanduidingen, parkeerregulerende constructies, road barriers, afvalinzamelsystemen, openbare toiletvoorzieningen, brandkranen, informatieborden, fietsenstallingen, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, abri's en dergelijke.
1.101 terras
een buiten de besloten ruimte van een inrichting liggend deel van een bedrijf of instelling waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden verstrekt.
1.102 uitbouw
een op de grond staand en aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een vergroting betreft van een in het gebouw gelegen ruimte.
1.103 verblijfsgebied
binnen de bestemming Verkeer gelegen gronden vooral bedoeld voor voetgangers en niet voor doorgaand verkeer.
1.104 verkoopstandplaats
het op of aan de weg of aan een openbaar water dan wel op een andere wijze - al dan niet met enige beperking - voor publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats met een voertuig, een kraam, een tafel of enig ander middel standplaats innemen of hebben teneinde in de uitoefening van de handel goederen te koop aan te bieden, te verkopen of te verstrekken dan wel diensten aan te bieden.
1.105 vervoermiddel
een object dat bedoeld is om personen of goederen te vervoeren.
1.106 voertuig
vervoermiddel dat dient om goederen of personen over land te vervoeren.
1.107 volkstuin
gronden waarop op kleine schaal groenten, kruiden, bloemen en/of fruit worden verbouwd dan wel geteeld op niet commerciële wijze.
1.108 voorgevel
de bestaande voorgevel.
1.109 voorgevellijn
de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde ervan.
1.110 wadi
voorziening voor de infiltratie van regenwater. Een wadi is een laagte waarin het regenwater zich kan verzamelen en in de bodem kan infiltreren.
1.111 werk
een werk, geen bouwwerk zijnde.
1.112 wonen
de huisvesting van één of meerdere personen in een gebouw, niet zijnde een woonwagen of woonboot.
1.113 woning
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een of meer personen, niet zijnde een woonwagen of woonboot.
1.114 woonwagen
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
1.115 zaalverhuur
een inrichting ten behoeve van het al dan niet bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie, waarbij het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren en/of het verstrekken van drank voor consumptie ter plaatse mogelijk is.
1.116 zeer kwetsbaar object
een object dat bestemd is voor groepen beperkt zelfredzame personen. Van beperkte zelfredzaamheid is sprake wanneer personen in geval van een calamiteit niet in staat zijn zichzelf zonder hulp van buitenaf in veiligheid te brengen, zoals kinderen, ouderen, gehandicapten en gedetineerden. Voorbeelden van zeer kwetsbare objecten zijn grote zorgcomplexen, ziekenhuizen, detentiecentra, peuterspeelzalen, kinderdagverblijven, basisscholen en begeleid wonen met 24-uurs zorg.
1.117 zelfstandige woning
een woning met een eigen toegang waarbij de voor bewoning noodzakelijke voorzieningen (zoals een keuken, douche en toilet) niet gedeeld hoeven te worden met andere bewoners van het pand.
1.118 zijdelingse perceelsgrens
de zijkanten van een perceel.
1.119 zijgevel
de bestaande zijgevel.
1.120 zorgwonen
de huisvesting van één of meerdere personen in een gebouw, niet zijnde een woonwagen of woonboot, waarbij met behulp van zorg/ondersteuning door derden, zelfstandig gewoond wordt.
1.121 zorgwoning
een woning in een wooncomplex die bedoeld is voor mensen die uitsluitend met behulp van zorg/ondersteuning door derden zelfstandig kunnen wonen. Het betreft daarbij een woning die geschikt is voor rollatorgebruik dan wel voor rolstoelgebruik. In het wooncomplex zijn extra voorzieningen aanwezig, zoals een ontmoetingsruimte.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstanden tussen lijnen
afstanden tussen lijnen worden gemeten van het hart van de ene lijn tot het hart van de andere lijn.
2.2 afstand van een gebouw tot een zijdelingse perceelsgrens
de afstand gemeten vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw tot aan de zijdelingse perceelsgrens.
2.3 bebouwde oppervlakte
de buitenwerks gemeten oppervlakte van de verticale projectie van alle, al dan niet met vergunning gebouwde, in een nader aan te geven gebied aanwezige, met uitzondering van ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals pompputten, luifels en balkons. Ondergrondse bouwwerken worden meegerekend.
2.4 bebouwingspercentage
het percentage dat de oppervlakte van (een gedeelte van) het bouwvlak aangeeft dat binnen de aanduiding 'bouwvlak' maximaal mag worden bebouwd. Dit percentage geldt voor elk afzonderlijk bouwperceel. Bij kavelsplitsing geldt dit percentage zowel voor de gezamenlijke bouwpercelen als voor ieder afzonderlijk bouwperceel.
2.5 bedrijfsvloeroppervlakte of winkelgebruiksoppervlak (wgo)
de totale vloeroppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle op een bouwperceel aanwezige bebouwing, boven en onder peil, ten dienste van één bepaalde binnen een bestemming toegestane activiteit/functie.
2.6 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers, (brand)trappen, zonnepanelen, andere technische ruimten en/of technische constructies, hekwerken, luifels, balkons en antennes.
2.7 bouwhoogte van een dakopbouw
vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw.
2.8 bouwhoogte van een kap
vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap.
2.9 bruto vloeroppervlak (bvo)
op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructie, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten omhullen.
2.10 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.11 diepte van een bouwwerk, niet zijnde een hoofdgebouw
de afstand gemeten vanaf het verste punt van het bouwwerk loodrecht op de gevel waartegen het bouwwerk wordt aangebouwd.
2.12 gevellijn
de plaats vanaf waar de bouw- en goothoogte van het aangrenzende maatvoeringsvlak wordt gemeten.
2.13 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers, (brand)trappen, zonnepanelen, andere technische ruimten en/of technische constructies, hekwerken, luifels, balkons en antennes.
Voor de meest voorkomende dakvormen is in onderstaande schetsen aangegeven waar de goothoogte wordt bepaald:
2.14 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.15 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.16 peil
de plaats van waar in het kader van dit bestemmingsplan de hoogte wordt gemeten wordt als volgt bepaald:
- a. voor bouwwerken op hillen: de gemiddelde hoogte van het (vernieuwde) maaiveld op de hille;
- b. voor bouwwerken op de 'bebouwbare dijk': de gemiddelde hoogte van het (vernieuwde) maaiveld van het betreffende terrasdeel;
- c. voor drijvende bouwwerken: de waterlijn;
- d. in de andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
Bij het bepalen van de hoogte van het aansluitend afgewerkte maaiveld blijven plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing, met uitzondering van bouwwerken op hillen en de bebouwbare dijk.
2.17 verkoopvloeroppervlak (vvo) of winkelvloeroppervlak (wvo)
de totale oppervlakte van de voor publiek toegankelijke ruimten, etalages en ruimten achter toonbanken.
2.18 vloeroppervlak
de totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle ruimten ondergronds, op de begane grond, de verdiepingen, de zolder en de bijbehorende aan- en uitbouwen.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. (zorg)wonen, cultuur en ontspanning, dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat alleen bestaande geluidsgevoelige functies zijn toegestaan en geluidsgevoelige functies waarvoor ten tijde van vaststelling van het bestemmingsplan een hogere waarde op grond van de Wet geluidhinder is verleend.
- b. horeca voor zover deze voorkomt in categorie A, B in de kolom "functiemenging" van de omschrijving "horeca" van de Staat van bedrijvigheid (Lijst), met dien verstande dat het gezamenlijke bvo maximaal 950 m2 bvo mag bedragen;
- c. ondergeschikte detailhandel, met een maximum gezamelijk bvo van 950 m2;
- d. ondersteunende horeca zoals bedoeld in artikel Ondersteunende horeca, met een maximum gezamelijk bvo van 500 m2;
- e. bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, speelvoorzieningen, parkeer- en groenvoorzieningen en hondenuitlaatplaatsen;
- f. ontsluitingswegen;
- g. parkeergarages;
- h. tuinen en erven;
- i. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
- a. Het bevoegd gezag kan ter bescherming van het woon- en leefklimaat nadere eisen stellen ten aanzien van de in lid 3.1 toegestane functies;
- b. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering en constructie van gebouwen en de inrichting van een perceel, indien hiertoe, met het oog op stedenbouwkundige-, ruimtelijk/functionele- of milieutechnische kwaliteit, aanleiding bestaat.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. nutsvoorzieningen;
- c. ontsluitingswegen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' tevens voor een volkstuincomplex;
- e. bijbehorende voorzieningen zoals: speelvoorzieningen, terrassen, hondenuitlaatplaatsen, in- en uitritten en fiets- en voetpaden;
- f. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, overstortvijvers, rioolbuffers, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen;
- g. erfafscheidingen en geluidwerende voorzieningen, zoals geluidswallen en geluidsschermen;
- h. ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals (brand)trappen, luifels en balkons, ten behoeve van het aangrenzende hoofdgebouw in de naastgelegen bestemming;
- i. (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel (Bouw)werken ten algemenennutte.
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan het gebruik van:
- a. gronden ten behoeve van parkeren;
- b. mobiele verkoopinrichtingen (zoals een verkoopwagen, kraam of tafel).
Artikel 5 Verkeer
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met een functie voor verblijf en verplaatsing, verkeerswegen (waaronder busbanen, fiets- en voetpaden), openbaar vervoer (waaronder hoogwaardig openbaar vervoer), kunstwerken (zoals bruggen en andere waterstaatkundige werken), parkeervoorzieningen (waaronder garageboxen en parkeergarages) en fietsenstallingen;
- b. bijbehorende voorzieningen zoals: groen- en speelvoorzieningen en taluds;
- c. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen;
- d. erfafscheidingen en geluidwerende voorzieningen, zoals geluidswallen en geluidsschermen;
- e. ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde;
- f. (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 14.2.
5.2 Bouwregels
Artikel 6 Woongebied
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. verblijfsgebieden;
- c. ontsluitingswegen;
- d. bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer-, groen-, sport- en speelvoorzieningen;
- e. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen;
- f. (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in (Bouw)werken ten algemenen nutte.
6.2 Bouwregels
6.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan:
- a. bewoning van (al dan niet aangebouwde) bijgebouwen, anders dan huisvesting in verband met mantelzorg;
Artikel 7 Leiding - 50kv Kabelverbinding
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - 50kv kabelverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg, instandhouding en/of bescherming van een ondergrondse 50 kv kabelverbinding.
7.2 Bouwregels
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 8 Leiding - Hoogspanning
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg, instandhouding en/of bescherming van een bovengrondse hoogspanningsverbinding.
8.2 Bouwregels
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 9 Waarde - Archeologie Maatwerk
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie maatwerk' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
9.2 Bouwregels
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:
de bestemming 'Waarde - Archeologie maatwerk' als bedoeld in lid 9.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn en niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
Artikel 10 Waarde - Cultuurhistorie Houtwal
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Cultuurhistorie houtwal aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de cultuurhistorische waarden van de gronden.
10.2 Bouwregels
Op deze gronden mag ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, in afwijking van het bepaalde in de bijbehorende bouwregels, niet worden gebouwd.
10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 11 Waterstaat - Waterkering
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het in stand houden van, het beheer, het onderhoud en de verbetering van de waterkering, met bijbehorende voorzieningen zoals kunstwerken, dijksloten en andere waterstaatswerken.
11.2 Bouwregels
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.4 Wijzingingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:
de bestemming Waterstaat - Waterkering als bedoeld in lid 11.1 Bestemmingsomschrijving geheel of gedeeltelijk te doen laten vervallen indien op basis van de legger van het Waterschap of anderszins is aangetoond dat het Waterschapde dubbelbestemming Waterstaat - Waterlopen niet langer noodzakelijk acht.
Artikel 12 Waterstaat - Waterlopen
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer en waterberging, kunstwerken, bruggen en andere waterstaatskundige werken.
12.2 Bouwregels
12.3 Afwijken van de bouwregels
12.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan:
- a. het aanbrengen van afbeeldingen of tekens voor commerciële doeleinden;
- b. het opstellen, opslaan, lozen c.q. storten, al dan niet ten verkoop, van onbruikbare dan wel aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, materialen, stoffen, producten, voer- of vaartuigen of machines.
Deze gebruiksvormen zijn niet strijdig, indien en voor zover deze onlosmakelijk verbonden zijn met werken en werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 12.5.1 is verleend.
12.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:
- a. de bestemming Waterstaat - Waterlopen als bedoeld in lid 12.1Bestemmingsomschrijving geheel of gedeeltelijk te doen laten vervallen indien op basis van de legger van het Waterschap of anderszins is aangetoond dat het Waterschap de dubbelbestemming Waterstaat - Waterlopen niet langer noodzakelijk acht.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 13 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 14 Algemene Bouwregels
14.1 Beeldende kunst
Het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, ten behoeve van beeldende kunst en gedenktekens zijn binnen alle bestemmingen toegestaan tot een maximum bouwhoogte van 10 meter, met dien verstande dat de regels van de dubbelbestemmingen en algemene aanduidingsregels onverkort van toepassing zijn.
14.2 (Bouw)werken ten algemenen nutte
Het oprichten van bouwwerken ten algemenen nutte, zoals: transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, kabels en leidingen, straatmeubilair, infiltratievoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van koude- en warmteopslag, wachthuisjes voor verkeers- en parkeerdiensten en schuilgelegenheden, is binnen alle bestemmingen toegestaan, met dien verstande dat:
- a. de inhoud van elk gebouw niet meer mag bedragen dan 50 m³;
- b. de oppervlakte van elke overkapping niet meer mag bedragen dan 20 m²;
- c. de goothoogte van gebouwen niet meer dan 3 meter mag bedragen en de bouwhoogte van gebouwen niet meer dan 5 meter mag bedragen;
- d. de bouwhoogte van overkappingen niet meer dan 3 meter mag bedragen;
- e. voor de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, de bouwregels van de geldende bestemming van toepassing zijn;
- f. de regels van de dubbelbestemmingen en algemene aanduidingsregels onverkort van toepassing zijn.
14.3 Jongerenontmoetingsplaatsen
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de bestemming Woongebied, ten behoeve van jongerenontmoetingsplaatsen onder de voorwaarden dat:
- a. het gaat om een visueel goed zichtbare locatie;
- b. de locatie voldoende (verkeers)veilig is;
- c. de locatie bij voorkeur gelegen is nabij een speelvoorziening;
- d. de afstand tot omliggende woonbebouwing dusdanig is dat er geen hinder voor omwonenden is te verwachten;
- e. de oppervlakte van gebouwen en/of overkappingen ten behoeve van een jongerenontmoetingsplaats per locatie niet meer dan 20 m2 bedraagt. De goothoogte mag maximaal 3 meter en de bouwhoogte maximaal 5 meter bedragen.
14.4 Ondergronds bouwen
Bouwen onder peil ten behoeve van de bestemming is toegestaan, met dien verstande dat:
- a. bouwen onder peil is toegestaan binnen de aanduiding 'bouwvlak' ten behoeve van op de begane grond toegestane functies;
- b. bouwen onder peil is toegestaan binnen de aanduiding 'bouwvlak' ten behoeve van ondergrondse parkeervoorzieningen;
- c. bouwen onder peil binnen de bestemmingen Woongebied is tevens buiten de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan, voor zover bovengronds aan- en uitbouwen zijn toegestaan dan wel tot zover als de bestaande bovengrondse aan- of uitbouw reikt;
- d. bouwen onder peil binnen de bestemming Tuin is toegestaan, mits grenzend aan het hoofdgebouw met een maximum diepte van 1,5 meter dan wel tot zover als de bestaande bovengrondse aan- of uitbouw reikt;
- e. bouwen onder peil ten behoeve van bouwwerken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 14.2 (Bouw)werken ten algemenen nutte is toegestaan;
- f. bestaande ondergrondse gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan;
- g. de regels van de dubbelbestemmingen en algemene aanduidingsregels onverkort van toepassing zijn.
Artikel 15 Algemene Gebruiksregels
15.1 Aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten
15.2 Bed en breakfast
In hoofdgebouwen die ingevolge deze regels gebruikt mogen worden voor de hoofdfuncties bedrijven, voorzover deze voorkomen in categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijvigheid, cultuur en ontspanning, detailhandel, dienstverlening en/of maatschappelijke voorzieningen is op de verdieping(en) een bed en breakfast toegestaan.
15.3 Ondersteunende horeca
In gebouwen die ingevolge deze regels gebruikt mogen worden voor cultuur en ontspanning, detailhandel, dienstverlening maatschappelijke voorzieningen, recreatie en/of sport, en niet voor horeca, is ondersteunende horeca onder de volgende voorwaarden toegestaan:
- a. de horeca-activiteit is ondergeschikt aan de hoofdactiviteit;
- b. de openingstijden van de horeca-activiteit zijn aangepast aan de openingstijden van de hoofdactiviteit;
- c. de toegang tot de horeca-activiteit is uitsluitend via die van de hoofdactiviteit, er is dus geen aparte ingang;
- d. er is in het pand vrij toegankelijke sanitaire ruimte;
- e. voor de horeca-activiteit mag geen aparte reclame worden gemaakt;
- f. van het totale vloeroppervlak van een food-detailhandelsbedrijf mag maximaal 20 m2 en niet meer dan 25% van het totale verkoopvloeroppervlak aan ondersteunende horeca worden besteed, mits binnen een afstand van 50 meter aan weerszijden van het pand zich geen andere zaak bevindt met ondersteunende of reguliere horeca;
- g. van het totale vloeroppervlak van een non-food detailhandelsbedrijf mag maximaal 50 m2 en niet meer dan 25% van het totale verkoopvloeroppervlak aan ondersteunende horeca worden besteed, mits binnen een afstand van 50 meter aan weerszijden van het pand zich geen andere zaak bevindt met ondersteunende of reguliere horeca;
- h. van het totale vloeroppervlak van een voorziening gericht op cultuur en ontspanning, een kantoor, maatschappelijke voorziening, een recreatieve- en sportvoorziening (met uitzondering van een sporthal en sportveld) mag maximaal 10% aan ondersteunende horeca worden besteed;
- i. van het totale vloeroppervlak van een sporthal mag maximaal 12% aan ondersteunende horeca worden besteed;
- j. voor 1 sportveld mag maximaal 150 m2 aan ondersteunende horeca worden besteed en bij meerdere velden mag voor ieder extra sportveld maximaal 75 m2 worden opgeteld, met dien verstande dat de maximum oppervlakte niet meer mag bedragen dan 375 m2.
De gehanteerde oppervlaktematen betreffen de totale oppervlakte ten dienste van de ondersteunende horecafunctie, niet inbegrepen de daarbij behorende ruimten als opslag, keuken- en toiletruimten.
15.4 Verkoopstandplaatsen
Verkoopstandplaatsen zijn binnen de bestemmingen Groen en Verkeer toegestaan, mits hiervoor vergunning is verleend of voldaan wordt aan de voorwaarden voor vergunningvrije standplaatsen op grond van de Algemeen Plaatselijke Verordening.
15.5 Evenementen
Evenementen zijn binnen alle bestemmingen toegestaan, mits hiervoor vergunning is verleend of voldaan wordt aan de voorwaarden voor een vergunningvrij evenement op grond van de Algemeen Plaatselijke Verordening.
Artikel 16 Algemene Aanduidingsregels
16.1 vrijwaringszone - dijk
Artikel 17 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van dit plan, voor zover het een in beperkte mate afwijking van de maatvoering betreft, noodzakelijk om het bouwwerk zodanig te laten aansluiten op een bestaande, legale situatie dat dit vanuit architectonisch en/of bouwkundig opzicht een verbetering is.
Artikel 18 Overige Regels
18.1 Parkeerregels
18.2 Voorrangsregeling bestemmingen
Bij toepassing van de bestemmingen uit Hoofdstuk 2 geldt, indien op deze gronden een (enkelvoudige) bestemming samenvalt met een dubbelbestemming, primair het bepaalde met betrekking tot de dubbelbestemming.
Indien twee of meer dubbelbestemmingen samenvallen, dient de volgende prioriteitenvolgorde te worden aangehouden:
- a. in de eerste plaats de planregels van artikel Leiding - Hoogspanning;
- b. in de tweede plaats de planregels van artikel Leiding - 50kv kabelverbinding
- c. in de derde plaats de planregels van artikel Waarde - Archeologie maatwerk
- d. in de vierde plaats de planregels van artikel Waterstaat - Waterkering;
- e. in de vijfde plaats de planregels in artikel Waterstaat - Waterlopen;
- f. in de zesde plaats de planregels van artikel Waarde - Cultuurhistorie houtwal.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 19 Overgangsrecht
19.1 Overgangsrecht bouwwerken
19.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 20 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Nijmegen Dijkzone - Woenderskamp'.
Bijlagen Bij De Regels
Bijlage 1 Staat Van Bedrijvigheid (Toelichting)
Bijlage 2 Staat Van Bedrijvigheid (Lijst)
Hoofdstuk 1 Inleiding
Voor u ligt de toelichting behorende bij het bestemmingsplan Nijmegen Dijkzone - Woenderskamp (verder in de toelichting als 'Dijkzone - Woenderskamp' genoemd). Dit bestemmingsplan heeft een realtie met bestemmingsplan "Nijmegen Dijkzone - Hof van Holland". In de toelichting wordt het gebied van deze twee bestemmingsplannen ook wel aangeduid als 'Dijkzone'.
In dit bestemmingsplan 'Dijkzone - Woenderskamp' is de mogelijkheid opgenomen om 500 woningen te realiseren.
1.1 Aanleiding
Met het plan wordt hoofdzakelijk beoogd om in binnendijks gelegen gebied woningbouw mogelijk te maken. Dit komt voort uit de behoefte naar meer woningen in de gemeente Nijmegen.
1.2 Voorgeschiedenis
In 1991 kwam de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra uit waarin het Rijk de bouw van honderdduizenden nieuwe huizen op uitbreidings-(Vinex) locaties aankondigde. Tussen 1991 en 2015 werden 81 Vinex-wijken gebouwd voor circa 800.000 nieuwe bewoners. Eén van de laatste Vinex-locaties die nog in ontwikkeling is, is de Waalsprong.
Het gebied de Waalsprong is tevens de belangrijkste Nijmeegse uitbreidingslocatie en bevindt zich aan de noordzijde van de rivier de Waal. In deze Vinex-locatie worden in totaal circa 12.000 woningen gerealiseerd.
MER procedure
Voor dit gebied en tevens voor alle omliggende gebieden is de MER procedure inmiddels afgerond en als bijlage opgenomen bij deze plantoelichting. Tevens is het advies van de Commissie MER opgenomen als bijlage bij deze plantoelichting. De MER heeft de bouw van 3000 woningen beschreven en haalbaar geacht. Dit plan van 500 woningen maakt daar deel van uit.
Ambitiedocument
Voorafgaand aan het bestemmingsplan is een ambitiedocument opgesteld, waarin ook het gebied Dijkzone is opgenomen. Dit document is op 30 maart 2016 in de raad van gemeente Nijmegen besproken. Voor de gebieden Nijmegen Woenderskamp en Nijmegen Hof van Holland- Centrumgebied zijn reeds separate bestemmingsplannen opgesteld, die op 29 maart 2018 geheel onherroepelijk zijn geworden.
In het Ambitiedocument zijn de kaders voor de verdere ontwikkeling geschetst, welke zijn af te leiden uit onderstaande "Essentiekaart" bij het Ambitiedocument. In die zin kan het Ambitiedocument ook worden beschouwd als opmaat naar het voorliggende bestemmingsplan. Het plangebied is in het ambitiedocument aangemerkt als "Dijkzone" (geel). De Oosterhoutsedijk wordt gezien als cultuurhistorische drager.
Afbeelding: kaart Ambitiedocument Hof van Holland- Woenderskamp-Broodkorf
Programma
Onderdeel van de ontwikkeling van de Waalsprong is het gebied Hof van Holland. Dit bestaat uit zowel een centrumgebied (noord) als een dijkzone (zuid).
Van de eerder genoemde circa 3000 woningen zijn 650 woningen in het plangebied Dijkzone gepland; 150 voor bestemmingsplan Dijkzone - Hof van Holland.
Het maximum areaal aan bijzondere doeleinden is dwingend vastgelegd in de juridische regels van het bestemmingsplan. Ook is in de planregels - om regionale afspraken te respecteren - een limiet gesteld aan het aantal woningen.
Met het plan wordt beoogd om het voorgenomen programma juridisch-planologisch mogelijk te maken.
Voorliggend bestemmingsplan is globaal van opzet om nog flexibel te kunnen zijn in de exacte invulling van het gebied. Na realisatie van het planvoornemen zal er een gedetailleerd bestemmingsplan worden opgesteld om de gerealiseerde bebouwing en functies vast te leggen.
1.3 Ligging En Begrenzing Plangebied
Het plangebied is gelegen aan Oosterhoutsedijk. Het plangebied wordt aan de oostzijde begrensd door (toekomstig) woongebied Woenderskamp en aan de westzijde door de Oosterhoutsedijk. Aan de noord- en zuidzijde wordt de grens gevormd door Park Waaijenstein en de Graaf Alardsingel.
De gronden in het plangebied zijn in eigendom van de gemeente Nijmegen
Het plangebied beslaat een oppervlakte van circa 16 hectare.
Op onderstaande afbeelding is de ligging van het plangebied in de directe omgeving weergegeven. De exacte begrenzing van het plangebied is ingetekend op de verbeelding van dit bestemmingsplan.
1.4 Vigerend Bestemmingsplan
De beoogde ontwikkeling past niet in het vigerend bestemmingsplan, omdat het vigerend bestemmingsplan Buitengebied Dorp Lent overwegend een agrarische bestemming heeft toegekend aan gronden. Dat geldt ook voor zover voorliggend plan het bestemmingsplan Buitengebied Valburg "overschrijft"; ook in dat plan zijn de gronden vooral agrarisch bestemd.
Afbeelding: uitsnede bestemmingsplan Buitengebied Dorp Lent met relevante bestemmingen
Hieronder staan ook andere plannen genoemde die thans van kracht zijn voor het plangebied.
Vigerende plannen | raad | GS van gelderland | vervolg |
Buitengebied Dorp Lent | 28 februari 1989 | 9 juli 1990 | Kroon 6 augustus 1992 |
Facet bestemmingsplan Archeologie | 25 juni 2014 | n.v.t (ivm Wro) | onherroepelijk augustus 2014 |
Stadsbrug | 23 april 2008 | 14 november 2008 | 23 februari 2011 |
Facet bestemmingsplan Parkeren | 13 september 2017 | n.v.t. | onherroepelijk november 2017 |
Onderhavige bestemmingsplanherziening vormt vanwege deze strijdigheid met het vigerend bestemmingsplan het juridisch en planologisch kader voor de beoogde ontwikkeling.
1.5 Leeswijzer
Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding met bijbehorende planregels en gaat vergezeld van een toelichting. De planregels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan.
De toelichting bestaat uit een planbeschrijving met (separate) bijlagen. De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit zeven hoofdstukken. De opbouw van de hoofdstukken is zodanig dat er sprake is van een logische volgorde in vraagstelling (wat, waarom, waar, hoe, etc.).
Na dit inleidende hoofdstuk volgt hoofdstuk 2 'Planbeschrijving', dit gaat in op de beschrijving van de huidige situatie van het plangebied en directe omgeving. Daarnaast worden de ontwikkelingen die het plan mogelijk maakt op een rij gezet. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het relevante beleid op Rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau. Daarbij wordt bekeken of de voorgestane ontwikkeling in lijn is met dit beleid. In hoofdstuk 4 wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond. Vanuit de verschillende van invloed zijnde haalbaarheidsaspecten zoals externe veiligheid, luchtkwaliteit en water wordt in dit hoofdstuk beschreven waarom de ontwikkeling die voorliggend bestemmingplan mogelijk maakt, uitgevoerd kan worden. In hoofdstuk 5 wordt de juridische planopzet toegelicht. Er wordt een antwoord gegeven op de vraag hoe hetgeen in voorliggend plan is vastgelegd juridisch wordt geregeld. Hoofdstuk 6 geeft inzicht in de economische uitvoerbaarheid van het plan. In het laatste hoofdstuk van dit bestemmingsplan wordt verslag gedaan van het (voor)overleg en de zienswijzen.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Beschrijving Huidige Situatie
Het plangebied is momenteel in gebruik als akker- en grasland. Het gebied is onbebouwd en ligt deels braak. Het betreft hier hoofdzakelijk gepachte gronden. Het plangebied wordt doorsneden door de Graaf Alardsingel, de stadsroute van Lent naar Nijmegen.
2.2 Beschrijving Toekomstige Situatie
In dit bestemmingsplan wordt de ontwikkeling van het noordwestelijk deel van de Dijkzone beschreven:
De in het ambitiedocument beschreven ontwikkelingsrichting en de daarbij behorende essentiekaart vormen de basis voor dit bestemmingsplan.
De Dijkzone is onderdeel van de zone aan de buitenrand van de Watersingel die het stadseiland als een 'donut' omringd. De Dijkzone bevat woonmilieu's die zich onderscheiden ten opzichte van die op het 'stadseiland'. De twee grote zone's tegen de Graaf Alardsingel kenmerken zich door de entree naar Nijmegen centrum te vormen. Onder architectuur gebouwde woontorens op aan te leggen 'bebouwbare dijk' markeren de toegang tot de oversteek naar Nijmegen centrum. De overige woongebieden worden compact neergezet op 'hillen', kunstmatig verhoogde heuvels in het groene landschap. Deze ophoging zorgt voor 'droge voeten' in een overig moerig gebied.
De voor de dijkzone onderscheidende woonkwaliteit is die van het wonen vlakbij en zelfs op de (verbrede) dijk, dichtbij het hart van de Waalsprong in een landschappelijke setting en bijzondere omgeving: rond het fort, bij het bruggenhoofd van de Oversteek en bij het park Waaijenstein.
In 2017 is voor de dijkzone een visie ontwikkeld die gekenmerkt wordt door compacte kleinschalige bebouwingsclusters in een open groene setting. Deze visie is verder uitgewerkt in 2018. Vervolgens is de positie en typologie van de bebouwingsclusters nader bepaald. Voor elke cluster wordt nog een beeldkwaliteitsplan opgesteld ter aanvulling op dit bestemmingsplan. Het overkoepelende beeldkwaliteitsplan is in de bijlage opgenomen.
Een aantal kenmerkende elementen:
1. Kwelsloten
De in het plangebied aanwezige eeuwenoude kwelsloten worden zoveel als mogelijk als structuurlijn in stand gehouden. Deze sloten bepalen in een aantal gevallen de harde grens tussen de bebouwingsconcentraties en de onbebouwde groengebieden. De kwelsloten vervullen, net als vroeger, een rol in de waterhuishouding van de dijkzone.
2. Zichtlijnen vanuit Woenderskamp en Hof van Holland op de dijk
De nieuwe woongebieden Hof van Holland en Woenderskamp worden door de dijkzone gescheiden van de Waaldijk en de uiterwaarden. Om de dijkzone niet als obstakel, maar als verbinding te laten functioneren is op een aantal plekken een zichtrelatie tussenbeide aanwezig. Behalve de kwelsloten binnen de dijkzone vormen de zichtrelaties tussen de woongebieden binnen de Watersingel en de Waaldijk in een aantal gevallen de harde begrenzingen van de bebouwingsvelden in de dijkzone.
3. Bebouwbare dijk
De Waaldijk wordt op een aantal plekken getransformeerd tot 'bebouwingsdijk'. Dit betekent dat een verbrede, multifunctionele dijk wordt gerealiseerd die ruimte biedt aan functies die normaal niet toegestaan zijn, zoals wonen. Deze bebouwingsdijk komt aan de waalzijde op ongeveer gelijke hoogte met de dijk en loopt trapsgewijs omlaag richting het centrumgebied.
Wonen op/aan de dijk levert een uniek woonmilieu dat in de Waalsprong nauwelijks aanwezig is. Het bruggenhoofd van de stadsbrug is aangegrepen om de bebouwbare dijk te ontwikkelen. Hier ligt feitelijk al een bebouwbare dijk gereed, en deze visie sluit aan op de filosofie van de stadsbrug die zich moet ontwikkelen tot 'met het stadsweefsel verweven en geïntegreerd'
Ontwikkeling van een bebouwbare dijk betekent dat een nieuw soort openbare ruimte wordt toegevoegd aan de verbrede dijk. Om dit openbaar gebied ook voor niet-bewoners betekenis te laten hebben zijn ook niet-woonfuncties aan de dijk toegestaan, bijvoorbeeld in de toeristisch recreatieve sfeer.
Vanwege de typerende schaal van de omgeving van het bruggenhoofd met grootschalige elementen van zoals de dijk, de brug, de hoogspanningsleidingen op de jukken, de uiterwaarden en vanwege de afstand tot het Fort, wordt deze omgeving als geschikt geacht voor gestapelde bouw. De bouwhoogte is hier maximaal 60 meter.
In het beeld van de Waalsprong als totaal vormen de omgeving 'stadsbrug bruggenhoofd' en omgeving 'station Lent' de twee zones waar gestapelde bouw van onderscheidend formaat toegestaan is. Tussen deze zones ligt het centrumgebied van de Waalsprong 'Hof van Holland' opgespannen.
4. Landgoed (ten noorden van het plangebied)
Het landgoed Waaijenstein onderscheidt zich door de aanwezigheid van bosmassieven, een bijzonder fenomeen in het overwegend open rivierlandschap. Dit thema is doorgezet naar het noordelijke deel van het stadseiland, waar een bebouwingscluster is geprojecteerd in een bosachtige omgeving en alleen al daarom onderscheidend.
5. Watersingel
De oostzijde van het plangebied wordt afgebakend door de watersingel. De Watersingel heeft een asymmetrisch profiel. Aan de zijde (binnenzijde) van Woenderskamp en Hof van Holland bezit de singel een groen oever met plaatselijk een harde kade. Aan de zijde van de dijkzone heeft de watersingel (buitenzijde) een natuuroever-profiel. Dit verschil sluit aan op de verschillen in de aard van de woongebieden binnen en buiten de watersingel.
2.3 Stedenbouwkundige Karakteristieken
In 2015/2016 is het Ambitiedocument Hof van Holland/Broodkorf Woenderskamp opgesteld. Het plangebied is hierin opgenomen (linker bovenzijde op onderstaande Essentiekaart) .
Het Ambitiedocument is in maart 2016 in de gemeenteraad behandeld. Voor het plangebied was de beoogde invulling Wonen. Ook bevatte de essentiekaart van het Ambitiedocument de aanduiding "Wonen op de dijk".
In de gehele dijkzone worden ongeveer 650 woningen gerealiseerd, waarvan 500 woningen in dit plangebied.
Het gebied is opgedeeld in verschillende zones met specifieke kenmerken.
1 De dijkzone als geheel
Binnen het dijkzone-idee van zorgvuldig gepositioneerde en gecomponeerde verhoogde bebouwingsclusters in het groen. Voor dit plan een twee cluster-typologieën ontwikkeld:
A Hille(n)
- grondgebonden en gestapelde woningtypes
- maaiveld dat is opgehoogd tot het niveau dat nodig is voor de noodzakelijk drooglegging, begrensd door een kade
- kade onttrekt parkeren aan zicht vanuit de omgeving, waardoor het lijkt dat bebouwing zich op een woonheuvel bevindt
B Bebouwbare dijk
- grondgebonden en gestapelde woningtypes (o.a. Woontorens)
- woningen zijn gesitueerd op of nabij niveau van de toekomstige dijkkruin
- in opgehoogde deel ondergrondse bouwwerken (parkeergarages, bergingen) mogelijk voor zover buiten het profiel van de vrije ruimte die nodig is voor toekomstige dijkversterking
C Volkstuin
kleinschalige volkstuin bestaande uit moestuintjes in een groene omsloten omgeving met een centraal gelegen clubgebouw / opslagruimte.
Als geheel wordt de dijkzone getypeerd door een aantal scherp ruimtelijk begrensde, uiteenlopende woonmilieus, die zijn gesitueerd in een gebied met groen-blauwe landschappelijke en recreatieve functies.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Relevant Rijksbeleid
Hieronder staat een overzicht van relevant Rijksbeleid.
3.1.1 Natuur
Wet Natuurbescherming
De Wet natuurbescherming is 1 januari 2017 inwerking getreden Deze wet staat in het teken van de verbinding tussen ecologie en economie en bescherming van natuur. Het uitgangspunt van de wet is dat geen schade mag worden gedaan aan beschermde dieren of planten, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan. Onder de Wet natuurbescherming geldt, dat onderzocht moet worden of (ruimtelijke) ingrepen effect hebben op beschermde gebieden, beschermde soorten en beschermde bosopstanden. (Zie 4.11 Natuur).
3.1.2 Ladder duurzame verstedelijking
Per 1 juli 2017 is het Bro gewijzigd ten aanzien van de Ladder voor duurzame verstedelijking.
Voortaan geldt een onderbouwing op basis van “behoefte” (in plaats van 'actuele regionale behoefte'). Dit houdt in dat de reikwijdte van de stedelijke ontwikkeling die een bestemmingsplan mogelijk maakt, leidend is voor het ruimtelijk verzorgingsgebied waarbinnen de Laddertoets moet worden gedaan. Ook is dit leidend voor het al dan niet plegen van regionale afstemming.
Zowel bij een ontwikkeling binnen als buiten het bestaand stedelijk gebied blijft het van belang de behoefte te onderbouwen (ook al lijkt artikel 3.1.6, lid 2, Bro anders te suggereren).
De derde trede van de eerdere Ladder onderbouwing (de eis dat gemotiveerd moet worden in hoeverre ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied passend zijn of worden ontsloten) is geschrapt.
Er is een nieuw onderdeel toegevoegd aan artikel 3.1.6 (lid 3) Bro waarmee de Laddertoets bij flexibele planvormen (wijzigings- of uitwerkingsplan) kan worden doorgeschoven naar het moment van vaststelling van het wijzigings- of uitwerkingsplan.
De in het plan voorziene ontwikkeling kan, gelet op het beoogde woningbouwprogramma, worden aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in deze bepaling van het Bro, zodat artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro van toepassing is.
3.1.3 Verdrag van Valletta
Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen. Mocht bescherming onvoldoende mogelijk zijn dan dient, volgens dit verdrag, de informatie te worden onttrokken aan de bodem via archeologisch onderzoek. Uitgangspunt hierbij is dat de initiatiefnemer van de verstoring van het bodemarchief de kosten van het onderzoek dient te dragen. Inmiddels zijn de uitgangspunten van het Verdrag in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in de Monumentenwet 1988 via de Wijzigingswet Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz, 1-9-2007)en de Erfgoedwet (1-7-2016).
3.1.4 Cultuurhistorie
Cultuurhistorie speelt een belangrijke rol bij de ruimtelijke inrichting van ons land. Het geeft identiteit en kwaliteit aan een gebied. Om deze redenen heeft het rijk de beleidslijn ingezet om cultuurhistorie onderdeel te laten zijn van het afwegingskader bij het opstellen van bestemmingsplannen. Deze beleidslijn is verwoord in de beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg uit 2009 en heeft geleid tot wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) sinds 1 januari 2012. Met het gewijzigde Bro zijn gemeenten wettelijk verplicht cultuurhistorie deel uit te laten maken van het afwegingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het rijk vraagt hiermee aan gemeenten om bij het opstellen van bestemmingsplannen, projectafwijkingsbesluiten en beheersverordeningen cultuurhistorische gebouwen, objecten en structuren te inventariseren en daaraan conclusies te verbinden en die in het bestemmingsplan te verankeren.
De Erfgoedwet 2016 vormt de basis voor de monumentenzorg. Rijksmonumenten worden op basis van deze wet aangewezen, evenals Rijks beschermde stadsgezichten. Voor het wijzigen en slopen van rijksmonumenten is een 'Omgevingsvergunning voor de activiteit monumenten' nodig.
3.2 Relevant Provinciaal Beleid
3.2.1 Omgevingsvisie Gelderland
Volgens de Omgevingsvisie Gelderland (geconsolideerde versie, januari 2018) zijn een sterke gemeentelijke regie en regionale afstemming op de woningmarkt onmisbaar (paragraaf 3.1.3.7). De gemeente stelt bestemmingsplannen vast, maakt afspraken met corporaties en andere partijen en koopt eventueel grond. Het inzicht groeit dat op termijn een vorm van strategisch voorraadbeheer nodig is. Dit beheer is gericht op alle woningen binnen een gemeente en liefst afgestemd met de regio. Dit is nodig om vraag en aanbod met elkaar in balans te brengen en houden. Dit vraagt om kennis van de kansen en mogelijkheden voor:
- aanpassing van de bestaande voorraad;
- sloop met vervangende nieuwbouw;
- verdunning;
- functieverandering van bestaand vastgoed.
Op basis van deze kennis kan de meest geschikte locatie bepaald worden voor:
- eventuele nieuwbouw;
- het benutten van mogelijkheden in de bestaande voorraad;
- functieverandering.
In paragraaf 3.2.4. van Omgevingsvisie Gelderland staat dat de kwantitatieve regionale opgave voor wonen door Gedeputeerde Staten wordt vastgesteld. Deze opgave werken partijen in de regio in het kader van de Regionale Woonagenda verder uit. De bestaande gebouwde voorraad staat daarbij centraal. Afspraken worden gemaakt over aanpassing van bestaande woningen, sloop met vervangende nieuwbouw, verdunning, het benutten van kansen van functieverandering en tenslotte de nieuwbouw.
De woningbouw die is voorzien in het plangebied is conform regionale afspraken (zie ook 3.1.2.1 van deze plantoelichting).
Conclusie:
De ontwikkelingen zijn niet in strijd met deze provinciale uitgangspunten (beleid).
3.2.2 Omgevingsverordening Gelderland (december 2017)
In de Omgevingsverordening zijn de bijbehorende regels vastgelegd.
Om de biodiversiteit nu en voor toekomstige generaties Gelderlanders veilig te stellen, beschermt de provincie het Gelders Natuurnetwerk (GNN). Dit is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuur van internationaal, nationaal en provinciaal belang. Dit Gelders Natuurnetwerk bestaat uit alle terreinen met een natuurbestemming binnen de voormalige Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
Voor bestaande functies zijn er beperkte ontwikkelingsmogelijkheden, namelijk voor gevallen waarbij er geen reële alternatieven zijn voor verplaatsing van de functie naar een plek buiten het Gelders Natuurnetwerk. De provincie stelt bij een aantasting van de kernkwaliteiten steeds de voorwaarde dat er een compensatieplan gemaakt wordt waarbij de bestaande natuurwaarden worden versterkt.
Groene ontwikkelingszone
De Groene Ontwikkelingszone (GO) heeft een dubbele doelstelling. Er is ruimte voor verdere economische ontwikkeling in combinatie met een substantiële versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden. De GO bestaat uit terreinen met een andere bestemming dan bos of natuur die ruimtelijk vervlochten zijn met het Gelders Natuurnetwerk (GNN). De oude ecologische verbindingszones (evz's) maken deel uit van de GO, evenals weidevogelgebieden en ganzenfoerageergebieden.
Afbeeldingen : GO en GNN als onderdelen van Gelders Natuurnetwerk
Conclusie:
De voorgenomen ontwikkeling houdt rekening met de bepalingen van de Omgevingsverordening Gelderland waardoor het niet in strijd met beleid en visie van de provincie Gelderland.
3.2.3 Provinciaal archeologisch beleid
De provincies hebben nog maar een beperkte rol als het om archeologie gaat. Door de Monumentenwet 1988 is de rol van het rijk en de provincies sterk afgenomen, ten gunste van de gemeenten. Deze zijn verantwoordelijk voor het opnemen van archeologie in bestemmingsplannen en voor het daarvan afgeleide vergunningenstelsel. Er zijn enkele uitzonderingen hierop: de provincies zijn verantwoordelijk voor ontgrondingen en kunnen op basis daarvan aan de ontgrondingsvergunning ook voorwaarden stellen die betrekking hebben op archeologie. Tevens is de provincie bevoegd gezag bij inpassingsplannen en bij mer-trajecten op provinciaal niveau.
De provincie Gelderland kent een groot belang toe aan goed archeologisch beleid op gemeentelijk niveau en heeft daarom de instelling van regioarcheologen gefaciliteerd, zodat vrijwel alle Gelderse gemeenten kunnen beschikken over gedegen archeologische ondersteuning bij het opstellen en uitvoeren van archeologisch beleid. Daarnaast heeft de provincie voor een drietal grotere regio's zogenaamde kennisagenda's laten opstellen, om zo de bestaande kennis en kennislacunes inzichtelijk te maken. De provincie Gelderland is verder actief betrokken bij de nominatie van de Romeinse grenszone, de Limes, tot Unesco werelderfgoed. Het is de bedoeling dat de onder deze status vallende terreinen, waar nodig, ook planologisch beschermd gaan worden.
Conclusie:
De ontwikkelingen zijn niet in strijd met deze provinciale uitgangspunten (beleid).
3.3 Relevant Beleid Waterschap
De dijk tussen Wolferen en Sprok voldoet niet aan de wettelijke normen voor hoogwaterveiligheid. De dijk is te laag en heeft onvoldoende stabiliteit. De beheerder van deze waterkering, Waterschap Rivierenland, heeft daarom van het landelijke Deltaplan Waterveiligheid de opdracht gekregen om ongeveer 14,5 km dijk te versterken. Dit project zal de komende jaren spelen.
De hoofddoelstelling van het project is om de Waaldijken tussen Wolferen en Sprok aan de wettelijke hoogwaterveiligheidsnormen te laten voldoen. De dijk zal op de meeste plekken worden verhoogd en verbreed. Deze plannen van het Waterschap en de bouwplannen van de gemeente (waar dit bestemmingplan de mogelijkheid toe geeft) zijn op elkaar afgestemd.
Afbeelding: projectgebied Wolferen-Sprok, met ter hoogte van nummers 6 en 7 het onderhavige plangebied
Ten aanzien van het plangebied staat in de Notitie: de gemeente Nijmegen bereidt ook verschillende binnendijkse woningbouwprojecten in de invloedsfeer van de dijk voor. Deze woningbouwprojecten lopen voor op de dijkversterking1. Het waterschap wil de realisatie van deze woningbouwprojecten echter niet in de weg staan. Het waterschap heeft daarom een samenwerkingsovereenkomst gesloten met de gemeente Nijmegen. De gemeente Nijmegen zal het benodigde binnendijkse profiel aanleggen dat nodig is om de dijk aan de veiligheidsnorm te laten voldoen. Op deze wijze is binnendijks woningbouwontwikkeling mogelijk.
3.3.1 Legger 2016
Het Algemeen Bestuur van het Waterschap Rivierenland heeft op 24 juni 2016 de leggers van de primaire waterkeringen vastgesteld. Voor het plangebied is dijkpaaltraject Doornenburg-Dodewaard relevant.
In de legger zijn onder meer beschermingszones en buitenbeschermingszones opgenomen.
3.3.2 Dijkversterking Wolferen - Sprok
De dijk tussen Wolferen en Sprok voldoet niet aan de wettelijke normen voor hoogwaterveiligheid. De dijk is te laag en heeft onvoldoende stabiliteit. De beheerder van deze waterkering, Waterschap Rivierenland, heeft daarom van het landelijke Deltaplan Waterveiligheid de opdracht gekregen om ongeveer 14,5 km dijk te versterken. Dit moet eind 2022 klaar zijn.
De hoofddoelstelling van het project is om de Waaldijken tussen Wolferen en Sprok aan de wettelijke hoogwaterveiligheidsnormen te laten voldoen.
Inmiddels is in het kader van het MER een Notitie Reikwijdte en Detailniveau opgesteld; dit is de eerste stap van de procedure voor de milieueffectrapportage.
Ten aanzien van het plangebied staat in de Notitie: de gemeente Nijmegen bereidt ook verschillende binnendijkse woningbouwprojecten in de invloedsfeer van de dijk voor. Deze woningbouwprojecten lopen voor op de dijkversterking. Het waterschap wil de realisatie van deze woningbouwprojecten echter niet in de weg staan. Het waterschap heeft daarom een samenwerkingsovereenkomst gesloten met de gemeente Nijmegen. De gemeente Nijmegen zal het benodigde binnendijkse profiel aanleggen dat nodig is om de dijk aan de veiligheidsnorm te laten voldoen. Op deze wijze is binnendijks woningbouwontwikkeling mogelijk.
Conclusie:
De in het plangebied beoogde ontwikkeling verdraagt zich goed met de voornemens van het Waterschap.
3.4 Relevant Gemeentelijk Beleid
3.4.1 Structuurvisie Nijmegen 2013
In september 2013 heeft de gemeenteraad de structuurvisie 2013 vastgesteld. Deze geeft het ruimtelijk beleid weer tot 2020. In relatie tot de beoogde ontwikkeling in het plangebied is het volgende beleid uit deze Structuurvisie relevant: het plangebied behoort tot Nijmegen omarmt de Waal. Ten aanzien van Hof van Holland wordt gesteld: dit wordt het centrumgebied van het nieuwe stadsdeel aan de noordkant van de Waal, met een stedelijk woonmilieu (ongeveer 3000 woningen), kantoren, diverse winkels en voorzieningen.
3.4.2 Stedenbouwkundig
Bijzonder en uniek woonmilieu
Het plangebied gelegen rondom de Oversteek aan weerszijde van de Graaf Alardsingel (GAS) maakt bijzondere woonmilieus mogelijk. Rondom de Oversteek komt een stedelijker woonmilieu op unieke locatie (een bebouwbare dijk) met zicht op de stad, het rivierpark en landgoed Oosterhout. De locatie laat hier appartementen toe en woningen in een hogere dichtheid. Hierbij wordt ingezet op de vraag naar sociale woningbouw, middeldure huur en koop in diverse prijsklassen, voor diverse doelgroepen, jong tot oud.
Richting het fort en richting het landgoed Oosterhout zijn grondgebonden woningen mogelijk die voorzien in de vraag om te wonen in een bijzonder groenstedelijk woonmilieu. Het zijn unieke locaties om te wonen, wonen met vrijheid en op korte afstand van het hart van de Waalsprong.
De opgave voor dit gebied bedraagt ca. 500 woningen in een compacte setting rondom de brug (Oversteek) en meer vrij en groenstedelijke grondgebonden woonmilieu richting het fort. De woningbouw in dit gebied zal aansluiten bij de woningbouwopgave.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling past binnen het woonbeleid en sluit aan bij de woonbehoefte in een groenstedelijk en meer stedelijke compact woonmilieu.
3.4.3 Coalitieakkoord 2018-2022
(Toekomstige) inwoners van Nijmegen stellen hogere eisen aan de kwaliteit van hun woon- en leefomgeving, mensen kiezen in toenemende mate hun woonplaats op grond van de kwaliteit van de leefomgeving en kijken van daaruit welke banen bereikbaar zijn. Een groene gemeente met goede voorzieningen en een aantrekkelijke stedelijke woon- en leefomgeving heeft de toekomst. De kwaliteit van de stedelijke omgeving heeft prioriteit. Woonstraten worden groen en duurzaam ingericht. We willen een overheid zijn die inwoners en organisaties de ruimte biedt de eigen leefomgeving vorm te geven.
In het coalitieakkoord Nijmegen “Samen Vooruit” 2018-2022 zijn de contouren voor het woonbeleid van de komende jaren beschreven: bouwen aan een aantrekkelijke stad. We maken groei mogelijk en zorgen dat de bestaande stad aantrekkelijk blijft. In de periode tot 2022 besteden we extra aandacht aan de behoefte van sociale huur en middeldure huur. We bouwen in deze periode 2000 (400 extra) sociale en 1200 (500 extra) middeldure huurwoningen.
3.4.4 Woningbouwopgave
Bij de nieuw te ontwikkelen woongebieden in de Waalsprong zetten we ons in voor de ongedeelde stad, we bouwen voor de uitbreidingsbehoefte met voldoende differentiatie in prijs en type en zetten ons in voor versnelling van de woningbouwproductie en een extra opgave van sociale en middeldure huurwoningen. Daarbij zetten we ons in voor voldoende geschikte en betaalbare woningen voor jongeren en voor voldoende goedkope en betaalbare huurwoningen en voldoende rolstoelwoningen voor: ouderen, hulpbehoevenden, mensen met een beperking en kwetsbare doelgroepen; we zorgen voor voldoende aanbod van beschut wonen (en waar nodig beschermd wonen) voor ouderen.
De gemeente staan open voor nieuwe woonvormen, waaronder woongroepen, collectief particulier opdrachtgeverschap (cpo) en woonexperimenten. Duurzaamheid in brede zin speelt een belangrijke rol bij planontwikkeling: energiezuinig, gasloos, weinig milieubelasting, een goede gebruikskwaliteit en toekomstwaarde. Het is daarbij belangrijk dat de nieuw te bouwen woningen aanpasbaar en levensloopbestendig gebouwd worden, zodat de woningen eenvoudig geschikt te maken zijn voor meerdere levensfasen ook als men ouder en hulpbehoevend wordt.
Kortom we zetten ons in voor duurzame stedelijke ontwikkeling met realisatie van aantrekkelijke woonmilieus met een gevarieerd woningaanbod naar prijs, kwaliteit en type: vraaggericht en toekomstbestendig.
3.4.5 Topindicator Groen
In 2010 heeft de raad voor groen de topindicator “binnen 300 meter van iedere woning 0,5 hectare aaneengesloten vlakgroen” vastgesteld. De topindicator refereert aan onderzoeken van Alterra waarin 300 meter als realistische loopafstand naar groen voor kinderen en ouderen wordt geadviseerd. De 0,5 hectare komt daarbij voort uit ervaringscijfers. Na nuancering en verfijning van de topindicator is in 2013 een overzicht gemaakt van gebieden waar de toevoeging van groen gewenst is. We passen de topindicator toe bij veel plannen en beleidsstukken. Bijvoorbeeld in de nota 'Samen gezond verder. Lokaal gezondheidsbeleid Nijmegen 2013-2016' wordt het belang van groen genoemd en is de topindicator onderdeel van het beleid. De indicator is nuttig om gebieden te identificeren waar een groentekort is. Het is zaak om nieuwe woongebieden dusdanig in te richten dat aan de topindicator groen wordt voldaan en dat er voldoende groen op loopafstand beschikbaar is. Het ontwikkelgebied dient voldoende openbaar toegankelijk groen te bevatten met een diversiteit aan structuur en hoogtes (gras/struiklaag/boomlaag) wat zowel de biodiversiteit als de belevings- en gebruikswaarde bevorderd. bevorderd. Aanbevolen wordt om de bestaande bijzondere groenelementen zoals Fort Beneden Lent, de Historische tuin, de boomgaarden(allen buiten dit bestemmingsplangebied) en de populierenlaan in te passen en een functie geven met een openbaar karakter. Het plangebied biedt unieke aanknopingspunten om het aangrenzende woongebied te voorzien van openbaar toegankelijk groen en vormt een verbinding naar nabijgelegen natuurgebieden.
De maximale dichtheid aan woningen (in combinatie met het bijbehorende ruimtebeslag voor infra en parkeervoorzieningen) dient dusdanig op de hoeveelheid openbare ruimte te worden afgestemd dat ook op de middellange termijn voldoende openbaar groen beschikbaar is.
3.4.6 Groenplan de Groene Draad (2007)
Het groenbeleid is vastgelegd in "De groene draad - kansen voor het Nijmeegse groen" en heeft als doelstelling:
- inzicht te geven in het totaal van groene ontwikkelingen in en om de stad en hun onderlinge samenhang;
- een sturingsinstrument voor het bestuur te zijn voor groene ontwikkelingen in de stad;
- vanuit een groen toekomstperspectief een gids of leidraad te zijn voor toekomstige stedelijke ontwikkelingen;
- de groene ambities te benoemen voor de komende jaren die vertaald worden in een uitvoeringsprogramma.
De hoofdgroenstructuur is de basis van het groen in Nijmegen en opgebouwd uit groene vlakken (parken en groengebieden) en de hoofdboomstructuur. De hoofdboomstructuur bestaat uit lijnen (bomen langs wegen en cultuurhistorische lijnen) en punten (bijzondere en monumentale bomen en boomgroepen). We streven er naar om de hoofdgroenstructuur in stand te houden en de ambities te verwezenlijken.
In bestemmingsplannen gaat het dan om de bestemmingen Groen, Natuur en Bos. Daarnaast kennen ook andere plekken een groene bestemming bijvoorbeeld kleinere groenplekken op wijkniveau.
Op de onderstaande verbeelding is de hoofdgroenstructuur van Nijmegen te zien. Hoewel het onderliggende stedenbouwkundige patroon gedateerd is, is hierop te zien dat het plangebied buiten de hoofdgroenstructuur ligt.
De landschappelijke en cultuurhistorische structuur van het gebied wordt zoveel als mogelijk gebruikt als basis voor de stedenbouwkundige indeling.
3.4.7 Handboek stadsbomen (2009)
In het Handboek Stadsbomen is de hoofdbomenstructuur opgenomen en is onderdeel van de hoofdgroenstructuur. De hoofdbomenstructuur leggen we niet vast in bestemmingsplannen maar wordt wel beschreven in de toelichting en speelt daarmee wel een rol in bestemmingsplannen. Dit bestemmingsplan heeft geen gevolgen voor de hoofdboomstructuur. Op de onderstaande verbeelding is de hoofdboomstructuur van Nijmegen te zien. Hoewel het onderliggende stedenbouwkundige patroon gedateerd is, is hierop te zien dat het plangebied deels buiten de hoofdboomstructuur ligt.
Bijzondere bomen
Monumentale bomen weerspiegelen net als monumentale gebouwen de geschiedenis van de stad. Om de cultuurhistorische betekenis van het groen in de stad te waarborgen, zijn de monumentale bomen geïnventariseerd. Van de gemeentelijke bomen zijn alle monumentale, bijzondere en waardevolle bomen opgenomen. Monumentale en waardevolle bomen zijn minstens 50 jaar oud, hebben een cultuurhistorische betekenis en hebben een goede levensverwachting. De waardebepaling van monumentale bomen ligt hoger dan bij de waardevolle bomen.
Daarnaast is er een aantal bijzondere bomen aan de lijst toegevoegd. Dit zijn de bomen die een bijzondere betekenis hebben of een geplant zijn vanwege een bijzondere gebeurtenis zoals o.a. de Wilhelminaboom, Julianaboom, Beatrixboom.
Alleen de, vanaf openbaar terrein, zichtbare monumentale bomen op particulier grondgebied zijn opgenomen. Alle bijzondere bomen vallen onder het regime van de omgevingsvergunning, het kappen van houtopstanden. Het plangebied bevat geen bomen die vallen in de categorie bijzondere bomen.
In het plangebied van het naastgelegen bestemmingsplan Hof van Holland centrumgebied staat een waardevolle perenboom. Verder bevinden er zich enkele monumentale bomen bij het buurtschap buiten het plangebied.
Ecologie van de stad
De bijzondere ligging van Nijmegen op een kruispunt van het rivierengebied, de hogere zandgronden en het stuwwallencomplex zorgt ervoor dat niet alleen rondom Nijmegen, maar ook binnen de stadsgrenzen een verscheidenheid aan leefmilieus voor planten en diersoorten aanwezig is. Grootschalige natuurgebieden om de stad, zoals de Gelderse Poort, de uiterwaarden van de Waal, Oosterhoutse Waarden, De Ooypolder, het Hatertse Vennengebied, Heumensoord fungeren hierbij als brongebied voor natuurwaarden in de stad.
We hebben de ecologische structuren, de ecologische hotspots en de ecologische waardevolle wijkspots in de wijk in Nijmegen in kaart gebracht. Ecologische structuren laten de relaties zien tussen natuurwaarden in de stad en natuurwaarden om de stad. Soorten kunnen zich hierlangs verplaatsen en hebben zo een gevarieerd leefgebied tot hun beschikking. Ecologische hotspots zijn waardevolle gebieden die, in relatie met de gebieden om de stad, een functie vervullen voor algemene en zeldzame soorten. Hier stemmen we het beheer af op de natuurwaarden en wordt het gebruik van die gebieden voor recreatie meer gereguleerd en gestuurd wordt. Tevens waken we bij deze hotspots voor versnippering, aantasting en doorsnijding. De ecologische waardevolle wijkspots vervullen een rol op wijkniveau en maken het mogelijk om natuur dichtbij huis te beleven.
Vogels en vleermuizen zijn onlosmakelijk verbonden met de stad en het stedelijk groen. Ze hebben het niet altijd makkelijk in de stedelijke omgeving bijvoorbeeld bij het vinden van geschikte nestgelegenheden en verblijfsplekken. Naast het openbaar groen zijn ook de tuinen van belang voor vogels en andere fauna. Doordat heggen verdwijnen, tuinen verstenen en hedendaagse huizen vrijwel helemaal gesloten zijn, ontstaan minder mogelijkheden voor stadsvogels en vleermuizen. Nijmegen is aangesloten bij de landelijke campagne Operatie Steenbreek. Het doel van deze campagne is om de burgers te enthousiasmeren om hun tuin te vergroenen. De negatieve gevolgen van verstening worden daarbij onder de aandacht gebracht. Denk hierbij aan de afbreuk van de biodiversiteit en aan klimaatverandering. Minder groen in de tuin betekent minder vogels, insecten en andere dieren.
Bij nieuwe ontwikkelingen ontstaan kansen voor de natuur in de stad. Het bewust aanbrengen van schuil en nestgelegenheden aan nieuwe of bestaande gebouwen is een kans die veelal eenvoudig benut kan worden. Bij het inrichten van het (openbaar) groen dient aandacht besteed te worden aan de biodiversiteit door variatie aan te brengen in het type vegetatie (gras/struiklaag/boomlaag) en bij de soortkeuze rekening te houden met de meerwaarde voor flora en fauna.
In en nabij het plangebied zijn waardevolle natuur- en landschapselementen aanwezig zoals de Populierenlaan, het Fort Beneden Lent met de aangrenzende erfbeplanting en boomgaard, de (drooggevallen) poel, de hoogstam kersenboomgaard, de elzenlaan en de historische tuin Lent.
Ook rondom het plangebied liggen waardevolle (groen-)gebieden die aanknopingspunten bieden zoals de uiterwaarden, landgoed Oosterhout, de Oosterhoutse waarden en de landschapszone.
Voor roofvogels kan het gebied nog aantrekkelijker worden gemaakt door het creëren van “rommelhoekjes” of houtwalletjes om het prooiaanbod te verhogen.
Groen en gezondheid
Groen heeft niet alleen een ecologische waarde, het draagt bij aan de gezondheid van mensen, het zorgt voor een aantrekkelijke omgeving voor wonen, werken en recreëren. Groen bevordert de gezondheid, het nodigt uit om te bewegen en patiënten herstellen sneller in een groene omgeving. Voor kinderen is het belangrijk om juist al op jonge leeftijd in contact te komen met een groene leefomgeving. Bij de inrichting van de leefomgeving is dit nadrukkelijk een aspect om rekening mee te houden.
Groen en klimaat
Door de klimaatsveranderingen ontstaan er steeds meer milieuproblemen in de stedelijke omgeving. Door overmatige regenval ontstaat wateroverlast; de temperatuurstijging veroorzaakt hitte eilanden in overmatig stenige omgevingen en door het Fijnstof probleem krijgen steeds meer mensen gezondheidsklachten. Groen kan ingezet worden om deze milieu- en gezondheidsproblemen te verzachten. Hemelwater kan opgevangen worden in groengebieden; door het vergroenen van stenige pleinen zal de temperatuur iets afnemen en diverse planten nemen fijnstof op uit de lucht. Groen kan op deze wijze bijdragen aan een beter en gezonder leefklimaat.
Ambities voor groen in relatie tot water
Vanwege de onlosmakelijke relatie tussen groen/natuur en water zal een deel van de waterberging in de groene ruimte worden gezocht. We streven naar een goed evenwicht tussen beide functies zodat het resultaat een impuls oplevert voor natuurwaarden en natuurontwikkeling.
De watersingel aan de noordzijde van het plangebied biedt door de aanleg van natuurvriendelijke oevers aanknopingspunten voor het versterken van natuurwaarden.
3.4.8 Gemeentelijk archeologisch beleid
Het archeologiebeleid van de gemeente Nijmegen is er, in overeenstemming met Malta en de Monumentenwet 1988, op gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die mede als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen. De Structuurvisie voor Nijmegen uit 2013 legt nadrukkelijk een koppeling tussen archeologie en lokale identiteit, en als bron of inspirator voor toerisme, een economisch belangrijke factor in de economie van de gemeente Nijmegen.
Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Om deze reden heeft Bureau Archeologie en Monumenten van de gemeente Nijmegen een archeologische beleidskaart ontwikkeld (ABAK), waarop de belangrijkste archeologische vindplaatsen en zones en hun waardering zijn aangegeven. Deze kaart is onderdeel van de Nota Nieuw Beleid (2013) en in een bijgewerkte vorm van het facetbestemmingsplan archeologie (2014). De op de kaart aangeduide waarden worden overgenomen in (nieuwe) bestemmingsplannen. Nieuwe inzichten worden in deze kaart verwerkt en waar nodig zullen deze zo overgenomen worden in nieuwe bestemmingsplannen.
Het streven van de gemeente Nijmegen is in eerste instantie gericht op behoud in situ. Planaanpassingen kunnen de kosten voor archeologisch onderzoek overbodig maken of sterk beperken. Initiatiefnemers wordt dan ook aangeraden in een vroeg stadium met de gemeente in overleg te gaan inzake de mogelijkheden om te kijken naar de best mogelijke opties. Het kan daarbij gaan om adviezen voor de soort van archeologisch onderzoek die het beste gekozen kan worden of om de mogelijkheden van archeologie sparend bouwen te bekijken.
3.4.9 Cultuurhistorie
Monumentenverordening
De aanwijzing van gemeentelijke monumenten, bouwhistorie monumenten, identiteitsbepalende objecten en beschermde stadsbeelden met stadsbeeldobjecten geschiedt op basis van de monumentenverordening. Afhankelijk van de beschermingsvorm is voor wijziging, verbouw en sloop al dan niet een 'Omgevingsvergunning voor de activiteit monumenten' nodig.
Aandachtslijst Cultureel Erfgoed
De aandachtslijst betreft een inventarisatie van onbeschermd waardevol erfgoed en is bedoeld om ongewenste sloop van cultureel erfgoed te voorkomen en herbestemming te stimuleren. De lijst is globaal getoetst aan de selectiecriteria uit de Monumentenverordening. Er is nog geen uitgebreid onderzoek gedaan. Pas als er sprake is van een beschermingsprocedure zal dit onderzoek worden gedaan en worden de exacte cultuurhistorische waarden vastgesteld. Het college heeft de mogelijkheid om bij sloopplannen een beschermingsprocedure te starten. Op 18 maart 2015 is de Aandachtslijst Cultureel Erfgoed door de gemeenteraad van Nijmegen vastgesteld.
Nota Cultureel Erfgoed
Het gemeentelijk erfgoedbeleid is vastgelegd in de Nota Cultureel Erfgoed (vastgesteld 15-5-2013).
Deze nota beschrijft op welke manier erfgoed kan bijdragen aan de ambitie van de gemeente Nijmegen om de identiteit van de stad te behouden en te versterken. Hiervoor worden drie strategieën ingezet: duurzame ruimtelijke ontwikkeling, kennis & inspiratie en bescherming & instandhouding.
De strategie duurzame ruimtelijke ontwikkeling heeft betrekking op een toekomstbestendige stad, waar erfgoed ingezet wordt om bij ruimtelijke ontwikkelingen de eigen identiteit te behouden of te versterken. De verplichtingen vanuit het Besluit ruimtelijke ordening en de daaruit voortvloeiende beleidsvrijheid die we als gemeente hebben, zetten we in om deze ambitie te kunnen realiseren. Erfgoed is namelijk een factor die mede kwaliteit geeft aan de ruimte en daarmee ruimtelijke ontwikkelingen kan verrijken. De cultuurhistorische elementen die onderdeel zijn van de identiteit van de stad kunnen we niet allemaal als beschermd monument of gezicht aanwijzen, maar zijn wel onderdeel van de manier waarop we onze stad beleven, inrichten en gebruiken. De cultuurhistorische beleidskaart is de basis voor de cultuurhistorische inbreng bij het opstellen van ruimtelijke plannen.
Afbeelding: Uitsnede cultuurhistorische beleidskaart
Het bestemmingsplangebied Dijkzone - Woenderskamp valt binnen gebiedstype 1 en voor een heel klein deel in gebeidstype 3 van de cultuurhistorische beleidskaart.
Gebiedstype 3
Bij gebiedstype 3 is sprake van een rijke cultuurhistorische gelaagdheid. Het gaat om zowel de grotere schaal, zoals het stedenbouwkundige plan en historische structuren, als om specifieke objecten en om de samenhang tussen de structuren, bebouwing en/of cultuurlandschap. Bij de bebouwing gaat het niet zozeer om de architectuur en het beeld, maar om het silhouet, zoals de situering, de nok- en goothoogte en de nokrichting. Zowel de zichtbare als de niet-zichtbare geschiedenis van het gebied zal uitgangspunt moeten zijn bij ontwikkelingen. In bestemmingsplannen wordt maatwerk toegepast ten behoeve van de bescherming van cultuurhistorische waarden, indien sprake is van:
a. cultuurhistorisch waardevolle structuren;
b. cultuurhistorisch waardevolle ensembles;
c. cultuurhistorisch waardevolle gebieden;
d. cultuurhistorisch waardevolle gebieden.
Gebiedstype 1
Bij gebiedstype 1 gaat het om gebieden waarin cultuurhistorisch waardevolle elementen in mindere mate aanwezig zijn. Bij ruimtelijke plannen wordt daarom alleen gestreefd naar behoud en herkenbaarheid van historische structuren. Voor dit gebiedstype wordt in het bestemmingsplan een regeling met betrekking tot bescherming van cultuurhistorische waarden opgenomen, indien sprake is van cultuurhistorisch waardevolle structuren.
In het bestemmingsplan worden de waardevolle cultuurhistorische elementen gerespecteerd en beschermd. Kenmerkende zichtlijnen blijven open. O.a. door de bestemming groen er op te leggen.
Hoofdstuk 4 Sectorale Aspecten
4.1 Stedenbouwkundige/landschappelijke Aspecten
Het plangebied rondom 'De Oversteek'; onderdeel van de dijkteruglegging en onderdeel van het hart van de Waalsprong met de ontwikkeling van Hof van Holland maakt het plangebied tot een unieke woonlocatie in een bijzonder groen woonmilieu. Dit vormt de basis voor de verdere uitwerking.
Dijkzone Woenderskamp
Deze locatie gelegen tegen het hart van de Waalsprong: Hof van Holland, met een stedelijk woonprogramma van appartementen en woningen en een winkelcentrum en voorzieningen, en gelegen tegen het fort, het rivierpark met het eiland en gelegen tegen het gehucht maakt een uniek woonmilieu mogelijk. De opgave voor dit gebied bedraagt ca. 500 woningen in een ruime groene setting, verdeeld over 3 plandelen. Het betreft hier een woongebied in het noorden met grondgebonden woningen en een aantal appartementen (gestapelde woningen). Rondom de Oversteek een gemengde zone met hoge woontorens. In het zuiden een woongebied met verschillende soorten woningen. We werken aan een bijzonder woonmilieu, met een verschillende woningdichtheden en plannen die oog hebben voor het verleden en de identiteit van het gebied. De woningbouw sluit aan bij de woningbouwopgave. Verder is de groene uitstraling van het gebied heel belangrijk. We zetten ons in voor duurzame stedelijke ontwikkeling met realisatie van aantrekkelijke woonmilieus met een gevarieerd woningaanbod naar prijs, kwaliteit en type: vraaggericht en toekomstbestendig.
4.2 Bedrijven En Milieuzonering
In het plangebied wordt straks gewoond en gewerkt. Het geluid van bedrijvigheid in en rond het plangebied is onvermijdelijk. Bij de inrichting van het plangebied zal rekening worden gehouden met de geluidruimte die bedrijven nodig hebben om te kunnen werken. De bedrijven moeten voldoen aan de geluidseisen die de Wet milieubeheer, het Activiteitenbesluit en het Bouwbesluit stellen.
4.3 Geluid
4.3.1 Verkeerslawaai
Het gebied ligt binnen de geluidszones van de Graaf Alardsingel, De Generaal James Gavinsingel, de Prins Mauritssingel en de spoorlijn Nijmegen-Arnhem.
Bij nieuwe geluidgevoelige bestemmingen binnen deze geluidszones is de geluidsbelasting berekend.
De Wet geluidhinder laat geluidsbelastingen tot en met 48 dB wegverkeerslawaai zondermeer toe. Voor spoorweglawaai is dat 55 dB. Hogere geluidsbelastingen zijn wel toegestaan als hiervoor een apart besluit wordt genomen. In het bijbehorende akoestisch onderzoek (zie bijlage in de plantoelichting) staat ook welke maatregelen de geluidsbelasting kunnen verlagen. In het hogere waarden besluit staat welke maatregelen worden getroffen en welke afwegingen zijn gemaakt om de hogere geluidsbelastingen toe te staan. Woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen moeten voldoende geluidsisolerend worden gebouwd. Afhankelijk van de hoogte van de geluidsbelasting kunnen aanvullende eisen worden gesteld aan de indeling en de plaats ten opzichte van de geluidbron.
Resultaten akoestisch onderzoek:
Geluidbron | Geluidsbelasting in dB (bij wegverkeerslawaai inclusief aftrek art 110 Wgh) | ||
Wegverkeer | Voorkeurswaarde | Maximale waarde | Berekende geluidsbelasting |
Graaf Alardsingel- Generaal James Gavinsingel | 48 | 63 | < 48 |
Prins Mauritssingel | 48 | 63 | < 48 |
Spoorverkeer | voorkeurswaarde | Maximale waarde | Berekende geluidsbelasting |
Nijmegen-Arnhem | 55 | 68 | 55 |
De bovenstaande resultaten zijn de hoogste waarden die zijn berekend op de woningbouwlocaties.
Geluid reducerende maatregelen
Bij de berekening van het spoorweglawaai is al rekening gehouden met geluidschermen van 1,5 m hoogte en raildempers die aangebracht zullen worden op en langs het spoor tussen Station Lent en de spoorbrug over de Waal. Er is geld gereserveerd voor deze geluid reducerende maatregelen en de eerste overleggen met ProRail om te komen tot uitvoering van deze maatregelen hebben al plaatsgevonden.
De wegen in het plangebied worden 30 km wegen. Het plangebied is nog in ontwikkeling en het is nog niet duidelijk waar de geluidgevoelige bestemmingen en de verkeersontsluitingen komen te liggen. Bij de stedenbouwkundige uitwerking van het plan moet rekening worden gehouden met de geluidproductie van het verkeer op deze 30 km wegen.
4.4 Trillingshinder
In 2017 heeft ingenieursbureau DGMR onderzoek gedaan naar mogelijk trilling van het spoor bij de nieuwbouwlocaties in Nijmegen Noord. In haar rapport van 5 april 2017 concludeert DGMR dat er op een afstand van meer dan 62 m uit het hart van het spoor geen trillinghinder is te verwachten.
Het bestemmingsplangebied ligt op meer dan 62 meter van het spoor en er is dus geen trillinghinder te verwachten.
4.5 Windhinder
Als een bestemmingsplan bebouwing met een bouwhoogte van 30 meter of hoger mogelijk maakt, zoals in dit bestemmingsplan, moet onderzoek plaatsvinden naar de windhinder. Dit bestemmingsplan maakt het mogelijk om enkele woontorens op de bebouwbare dijk te bouwen boven de 30 meter.
Windhinder kan optreden rond hoge gebouwen. Hier is dan sprake van verhoogde windsnelheden en kan het verblijf in de directe omgeving van deze gebouwen onaangenaam of zelfs gevaarlijk zijn.
Wanneer bij het stedenbouwkundig ontwerp van de woontorens blijkt dat de betreffende woontoren boven de 30 meter uit komt, zal onderzocht worden of dit ontwerp windhinder of windgevaar kan opleveren. Wanneer uit onderzoek blijkt dat er mogelijk hinder is zullen maatregelen genomen worden om hinder te beperken danwel voorkomen.
4.6 Luchtkwaliteit
Toetsing aan regelgeving
Bij toetsing van een ruimtelijk plan op luchtkwaliteit moet conform regelgeving gelet worden op de volgende 2 aspecten:
a. Het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit.
b. Het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.
Ad a. Het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit.
In de Wet milieubeheer titel 5.2 ('Wet luchtkwaliteit') zijn luchtkwaliteiteisen opgenomen. Deze betreffen de stoffen: zwaveldioxide, stikstofdioxide (NO2), stikstofoxiden, fijn stof (PM10), koolmonoxide, benzeen, benzo(a)pyreen, lood en ozon. In Nederland worden over het algemeen alleen overschrijdingen geconstateerd voor de stoffen NO2 en PM10. Het luchtkwaliteitonderzoek beperkt zich dan ook tot deze twee stoffen. De grenswaarden voor NO2 en PM10 uit de Wet luchtkwaliteit zijn weergegeven in onderstaande tabel. De regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteitseisen is verder uitgewerkt in AMvB's en Ministeriële regelingen. Bij het faciliteren van ruimtelijke plannen moet volgens de Nederlandse wetgeving de verandering van de luchtkwaliteit door het plan worden getoetst.
Tabel: luchtkwaliteit
norm | ingangsdatum | |
Jaargemiddelde grenswaarde NO2 | 40 ìg/m3 | 1 januari 2015 |
Jaargemiddelde grenswaarde PM10 | 40 ìg/m3 | 1 juni 2011 |
Daggemiddelde grenswaarde PM10 | max. 35 dagen/jaar > 50 ìg/m3 | 1 juni 2011 |
Een ruimtelijke ontwikkeling kan doorgang vinden indien aannemelijk kan worden gemaakt dat:
- de ruimtelijke ontwikkeling, al dan niet in combinatie met aan het project verbonden maatregelen, niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit, of;
- de luchtkwaliteit door de ruimtelijke ontwikkeling, al dan niet in combinatie met aan het project verbonden maatregelen, per saldo verbetert of tenminste gelijk blijft (Wm artikel 5.16.1.b.1°), of;
- bij een beperkte verslechtering van de luchtkwaliteit vanwege de ruimtelijke ontwikkeling, de luchtkwaliteit in een gebied rondom het project per saldo verbetert (Wm artikel 5.16.1.b.2°). De verbetering en verslechtering zullen beide moeten gelden voor overschrijdingssituaties en dienen te worden betrokken op de concentraties van NO2 en/of PM10, of;
- de ruimtelijke ontwikkeling is beschreven in, past binnen, of is in elk geval niet strijdig met een vastgesteld programma zoals het NSL (Wm artikel 5.16.1.d), of;
- er geen grenswaarden worden overschreden door de ruimtelijke ontwikkeling.
Wat betreft de bijdrage van een plan aan de luchtkwaliteit is het Besluit Niet In Betekenende Mate Bijdragen (Luchtkwaliteitseisen) van belang, die gelijk met de wetswijziging van kracht is geworden. Plannen die niet meer dan 3% bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, hoeven niet getoetst te worden aan de luchtkwaliteitseisen in de Wet Milieubeheer, hoofdstuk 5.
De plannen Dijkzone zijn destijds bij vaststelling van het NSL opgenomen als onderdeel van het IBM project Waalsprong. Het voorziene woningbouwprogramma per 2018 past binnen de opgegeven hoeveelheden van dat project. Onderstaand een beschrijving van de openbare informatie die te ontsluiten is via de zogenaamde Monitoringstool. Hierin wordt de voortgang van de NSL-projecten en maatregelen bijgehouden en ook worden jaarlijks de nieuwe verkeersintensiteiten erin geactualiseerd.
De website is te vinden via:
https://www.nsl-monitoring.nl/monitoring-nsl/exporteren/projecten/
Door de juiste categorieën aan te vinken kom je aan bij de projecten van de gemeente Nijmegen die zijn opgegeven voor het NSL.
Het bestemmingsplan valt onder nummer 279, 279 A en 279B Nijmegen_waalsprong. Uit de link blijkt dat rekening is gehouden met 10.500 woningen (voor de hele Waalsprong) en dat is aangegeven dat de uitgifte van de grond is vertraagd.
Ad b. Het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.
Op 16 januari 2009 is het Besluit “gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)” in werking getreden. Met deze amvb wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid van (snel)wegen beperkt. Het besluit heeft als doel het beschermen van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Over gemeentelijke wegen zegt het besluit niets en is derhalve geen beperking voor het plan. De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming: scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Ziekenhuizen, woningen, sportaccommodaties en horeca worden dus niet als gevoelige bestemming gezien.
Conclusie:
Ter hoogte van de planlocaties zijn de concentraties stikstofdioxide en fijn stof niet hoger dan de grenswaarden (tot 25 ìg/m3 stikstofdioxide).
4.7 Externe Veiligheid
De gemeente heeft de wettelijke plicht externe veiligheid mee te wegen in de besluitvorming over ruimtelijke ontwikkelingen. In deze afweging is het van belang de risico's te beschouwen die ontstaan door inrichtingen vallend onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Tevens word het plangebied beoordeeld op risicovolle transportroutes volgens het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en buisleiding risico's volgens het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Voor het plaatsgebonden risico (PR) zijn grenswaarden voor kwetsbare objecten aangegeven en richtwaarden voor beperkt kwetsbare objecten. Het groepsrisico (GR) dient verantwoord te worden. De volgende risicobronnen hebben invloed op het bestemmingsplan gebied.
Transportrisico's
- Het Spoor Nijmegen-Arnhem
- De routering vervoer gevaarlijke stoffen gemeente Nijmegen (N325, Prins Mauritssingel)
- De Betuweroute
- De Waal
Er liggen dus geen bedrijven in de buurt die vallen onder het Bevi en een invloedsgebied hebben over het plangebied.
Toetsing aan Plaatsgebonden risico (PR)
Onder het PR wordt verstaan de kans per jaar dat een persoon, die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een gevarenbron bevindt, overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen van die bron. Voor het plaatsgebonden risico zijn grenswaarden (PR*10-6) als toetsingswaarden aangegeven voor kwetsbare objecten en richtwaarden voor beperkt kwetsbare objecten. Daar waar gesproken wordt van een PR contour wordt de PR*10-6 contour bedoeld. Er ligt geen PR contour over het plangebied.
De verantwoording van het groepsrisico
Het groepsrisico geeft de kans weer op een ongeval met ten minste 10, 100 of 1000 dodelijke slachtoffers binnen het invloedsgebied van de beschouwde risicobron. Het groepsrisico dient verantwoord te worden.
Transportrisico's
Het vervoer van gevaarlijke stoffen in de omgeving van het plangebied leidt tot risico's in het plangebied. Naast het plangebied worden gevaarlijke stoffen vervoerd over het spoor van Nijmegen naar Arnhem en terug en de Betuwelijn. Daarnaast worden gevaarlijke stoffen vervoerd over de Waal en de N325/Prins Mauritssingel.
Het spoor van Nijmegen naar Arnhem
Naast het plangebied, op ongeveer 620 meter, ligt de spoorlijn van Nijmegen naar Arnhem. Hierover worden gevaarlijke stoffen vervoerd van de categorieën A, B2, C3, D3 en D4; respectievelijk 700, 200, 1050, 50 en 50 wagons per jaar volgens de prognose van het 'basisnet vervoer gevaarlijke stoffen'. In werkelijkheid zijn in 2016 respectievelijk 2522, 99, 400, 43 en 8 wagons vervoerd over dit traject.
In het Bevt is een aandachtgebied gedefinieerd waarbinnen het groepsrisico verantwoord dient te worden (200 meter vanaf het spoor). Buiten deze zone dient in het invloedsgebied alleen ingegaan te worden op de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. De ODRN heeft voor het plangebied een nieuwe berekening (ODRN HvH, sept 2016 a en b) gemaakt van het groepsrisico voor de bestaande situatie en voor de situatie na de planontwikkeling. Hieruit blijkt dat het groepsrisico ter hoogte van het plangebied relatief laag is en ook niet substantieel toeneemt. Beide berekeningen zijn samengevat in één beter leesbaar document (Risico's spoor Nijmegen Noord, zie bijlage).
In onderstaande figuur is het groepsrisiconiveau weergegeven van de hoogst belaste kilometer en het gehele traject na de beoogde planontwikkeling.
Groepsrisico (Fn curve) ter hoogte van het plangebied.
Voor de berekening van het groepsrisico is de uitgangssituatie (nul-situatie) vergeleken met de ontwikkeling van het plan Hof van Holland, Woenderskamp en Broodkorf.
Ondanks dat deze gebieden hun eigen planproces hebben zijn ze onderdeel van één ambitiedocument en is er dus al een goed beeld van de toekomstige ontwikkeling. Al deze ontwikkelingen (worst case) zijn dus nu al meegenomen in de berekening van de eindsituatie.
De dichtheid van het aantal personen in het gebied is momenteel zeer laag (<25 personen /ha) en neemt in enkele delen van het plangebied toe tot 120-150 personen per ha. Het berekende groepsrisico ligt echter ook in de nieuwe situatie nog ver onder de 0,1* de oriëntatiewaarde.
Hierdoor kan volgens het Bevt worden volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico (Bevt, art 8 lid 2a).
Betuwelijn
De Betuwelijn ligt op ongeveer 4 km van het plangebied. De ongevalsscenario's die het plangebied kunnen bereiken dragen niet bij aan een toename van het groepsrisico. In de beleidsvisie van de gemeente Nijmegen (Beleidsvisie, februari 2014) is hiervoor een standaardverantwoording opgesteld op pagina 33.
Routering vervoer gevaarlijke stoffen over N325
Over de N325 (afstand tot plangebied 700 meter) worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en het daaraan gepaard gaande externe veiligheidsrisico over de weg is relatief laag (zie Beleidsvisie, februari 2014). De weg wordt gebruikt ter bevoorrading van langs de weg gelegen risicovolle inrichtingen. Vervoerde stoffen zijn voornamelijk brandbare vloeistoffen (LF1/2) met een invloedsgebied van 30 meter en een beperkte hoeveelheid brandbaar gas (GF3) met een invloedsgebied van ongeveer 300 meter. Op basis van een telling van Rijkswaterstaat van 2007 kan worden ingeschat dat het vervoer van (zeer) brandbare vloeistoffen 1000 wagens in totaal is en van zeer brandbare gassen 130. De beoogde ontwikkeling ligt echter buiten het invloedsgebied van een plasbrand (30 meter). Het groepsrisico van deze weg ligt dan ook ruim beneden de oriëntatiewaarde. De kans te overlijden als gevolg van een incident met gevaarlijke stoffen op de weg in deze gebieden vele malen kleiner dan 1/1.000.000. Gezien het beperkt risico van de weg zijn aanvullende veiligheidsmaatregelen om het risico te verkleinen niet realistisch. Voor ontwikkelingen op grotere afstand van deze weg is in de Beleidsvisie EV van de gemeente Nijmegen op pagina 34 een standaard verantwoording opgenomen.
De Waal
Het plangebied ligt in het invloedsgebied van de Waal. De afstand vanaf de oeverlijn is echter dusdanig (~500 meter van de hoofdvaarweg) dat alleen zeer onwaarschijnlijke toxische scenario's het plangebied kunnen bereiken. Deze ongevalsscenario's dragen niet bij aan een toename van het groepsrisico. In de beleidsvisie van de gemeente Nijmegen (Beleidsvisie, februari 2014) is hiervoor een standaardverantwoording opgesteld op pagina 33.
Cumulatie en domino-effecten:
De kans op domino-effecten is verwaarloosbaar. Hiervan zou alleen sprake kunnen zijn indien bijvoorbeeld een spoorwagon met gevaarlijke stoffen ontspoort en op een vrachtauto met gevaarlijke stoffen botst. De kans daarop is nihil. Ook de cumulatie van risico's in het plangebied leidt niet tot andere inzichten. De overlap van risicozones in het plangebied (Waal, spoor, weg, etc.) bestaat veelal uit zeer onwaarschijnlijke toxische scenario's. Het grootste risico komt van het spoor waarvan uit bovenstaande berekening al blijkt dat het risico zeer laag is. Het optellen van deze zeer kleine risico's leidt tot een nieuw zeer klein geaccumuleerd risico en is derhalve ook acceptabel.
Conclusie:
Externe veiligheid vormt geen belemmering voor de planontwikkeling.
4.8 Bodem
Algemeen
Binnen het plangebied bevonden zich in het verleden een boomgaard, een kas, diverse watergangen, een tracé met een ondergrondse hoogspanningskabel, tijdelijke verharde werkterreinen en een tijdelijke rijplatenbaan.
Voormalige boomgaard
In bodemonderzoeken werd tot juli 2008 het EOX gehalte geanalyseerd. EOX staat voor Extraheerbare Organo Halogenen. Enkele bekende organohalogeen verbindingen zijn: PCB's , DDT's, en organochloor-bestrijdingsmiddelen (OCB).
Het EOX gehalte functioneert als een indicatie dat er mogelijk een verontreiniging met organochloor of andere organohalogenen aanwezig kan zijn; bij een gehalte boven de 0,3 mg/kg werd het grondmonster pas op specifieke bestrijdingsmiddelen onderzocht.
Over het algemeen blijven de gehaltes aan EOX onder de 0,3 mg/kg. Daarom wordt er geen sterke verontreiniging met bestrijdingsmiddelen (met name DDT's) verwacht.
Oosterhoutsedijk 90
Het bodemonderzoek in 1998 is destijds uitgevoerd met het oog op de aankoop van de locatie. Het gebruik van de locatie als erf met kapschuur, bovengrondse tank en melkstal hebben niet geleid tot bodemverontreiniging. Uit onderzoek in 2010 is gebleken dat het gehalte aan asbest ruim beneden de norm bleef.
Oosterhoutsedijk 92
Bij het nulsituatie onderzoek ter plaatse van de bestrijdingsmiddelenopslag in het jaar 2000, is geen noemenswaardige bodemverontreiniging aangetoond. Onderzoek ter plaatse van de kas heeft een bodemverontreiniging met zink aangetoond (rode vlak op de afbeelding hierboven). De toegangsweg en de asfaltterreinverharding is na de sloop van het kassencomplex achtergebleven. Onder het asfalt bevindt zich een puinverharding. Deze puinlaag is verontreinigd met asbest en heeft een geschat volume van 300 m3. Op de zuidelijke (kadastrale) grens bevindt zich een gedempte sloot. Ook in deze sloot zijn sterk verhoogde gehalten asbest aangetoond.
Bovengenoemde bodemverontreinigingen zijn niet spoedeisend, maar dienen voorafgaand aan de herontwikkeling van het terrein gesaneerd te worden. De kosten voor bodemsanering zijn in de projectexploitatie voorzien.
Ondergrondse hoogspanningskabels
Binnen het plangebied bevonden zich ondergrondse 50KV hoogspanningskabels van Liandon. De kabels waren omhuld en onder druk gevuld met olie. Als gevolg van olielekkage zijn in 2003 de verontreinigingsvlekken” Oost B” en “West A” gesaneerd; de kabels zijn op dat moment in gebruik gebleven. Voor beide spots is de terugsaneerwaarde gehaald. Het grondwater was niet verontreinigd.
Het omliggende agrarische perceel is milieukundig onderzocht in 2001 waarbij geen bijzonderheden zijn aangetroffen.
In 2006 is het leidingtrace opnieuw onderzocht vanwege een verdenking van olielekkage. Hierbij zijn 4 verontreinigde spots gevonden; spot 2 en 3 bevinden zich in het plangebied. Spot 1 en 4 zijn buitendijks gesitueerd (buiten het plangebied). Voorafgaand aan de sanering is de grond in 2008 boven de verontreinigde spots milieukundig onderzocht en schoon bevonden. In 2009 zijn de spots 2 en 3 tot de achtergrondwaarde gesaneerd en is de oliedrukleiding verwijderd.
Overige onverdachte terreindelen
Naast bovengenoemde verdachte locaties is het resterende deel van het plangebied milieukundig onderzocht. De uitkomsten komen overeen met de verwachte bodemkwaliteit van onverdachte deelgebieden in de Waalsprong en vormen geen belemmering voor de gewenste ontwikkeling.
Actualisatie bodemonderzoeken.
De milieukundige bodemonderzoeken zijn voldoende voor de bestemmingsplan procedures. Voorafgaand aan de herinrichting en nieuwbouw dienen de bodemonderzoeken geactualiseerd te worden.
De bodemrapporten kunnen via onderstaande hyperlinks gedownload worden.
#rapport Jaar onderz. Bureau Adres aanduiding
1616 1998 Arcadis Oosterhoutsedijk 90
http://www.nijmegen.nl/vergunningpagina/Document/DownloadOne?documentNr=D150940027&type=.pdf
4849 2010 Grondslag Oosterhoustedijk 92 Verkennend onderzoek tijdelijk werkterrein
http://www.nijmegen.nl/vergunningpagina/Document/DownloadOne?documentNr=D150944478&type=.pdf
5212 2011 Grondslag Oosterhoutsedijk 90 Nader onderzoek asbest
http://www.nijmegen.nl/vergunningpagina/Document/DownloadOne?documentNr=D150944479&type=.pdf
1967 2000 Enviroplan Oosterhoutsedijk 92 Nulsituatie bedekte teelt
http://www.nijmegen.nl/vergunningpagina/Document/DownloadOne?documentNr=D150940028&type=.pdf
4527 2009 Grontmij Oosterhoutsedijk 92
http://www.nijmegen.nl/vergunningpagina/Document/DownloadOne?documentNr=D150944481&type=.pdf
4.9 Water
Het plangebied ligt in het zuidwesten van het Waalspronggebied en wordt aan de noordoostzijde begrensd door de Watersingel (watergang). Deze watergang vormt een onderdeel van het waterhuishoudingssysteem van de Waalsprong. In het gehele gebied worden woningen gerealiseerd.
Het huidig waterbeleid dat van belang is voor de ontwikkeling is hieronder kort samengevat.
4.9.1 Oppervlaktewater
Watersysteem Waalsprong
Het stedelijk watersysteem van de Waalsprong bestaat in de eindsituatie in 2020 uit een netwerk van onderling verbonden singels, sloten en drie grote plassen. De singels hebben een meervoudige functie. Allereerst hebben ze een waterbergende functie om het regenwater op te vangen. Verder hebben ze een transportfunctie om onder natte omstandigheden het teveel aan regenwater af te voeren naar de plassen in de landschapszone. Bij hoge waterstanden voeren ze het kwelwater uit de Waal af naar deze plassen. Tevens hebben ze de functie om bij lage waterstanden water uit de plassen te ontvangen. De singels hebben verder een drainerende functie voor de tussenliggende woongebieden. Tenslotte hebben de singels een ecologische functie en bepalen ze sterk de kwaliteit van de leefomgeving.
Het watersysteem bestaat uit de plassen in de Landschapzone waarin het waterpeil sterk kan fluctueren, vooral over het seizoen. Het singelsysteem heeft een gemiddeld peil over het jaar heen van 7,90 m+NAP (watergang/-systeem mag niet leeglopen) maar kent sterke fluctuaties. In de zomermaanden zal vaker een peil optreden van 7,60 m+NAP optreden. Vanuit de plassenzone zal middels gemalen het singelsysteem doorgespoeld worden. Het singelsysteem bestaat uit een drietal lussen aan de plassenzone:
- singelsysteem Stadseiland, waartoe ook het plangebied behoort;
- singelsysteem Oosterhout;
- de kleine lus van Laauwik;
Het watersysteem van de Waalsprong heeft een uitlaatstuw naar de Linge. De uitlaat bevindt zich aan het einde van de Rietgraaf, in de noordwestzijde van het singelsysteem Oosterhout. Er wordt geen water ingelaten in het watersysteem, in de plassenzone vindt seizoensberging van water plaats die het surplus en tekort in waterbehoefte kan opvangen. De watergangen en singels zijn in beheer en onderhoud bij Waterschap Rivierenland. Alleen kolken/wielen worden door de gemeente, en de slotgracht bij Fort Beneden Lent door Staatsbosbeheer beheerd. De kolken/wielen hebben met name een natuurfunctie. De waterstand in de slotgracht fluctueert deels mee met de waterstand in de Waal. Hiermee draagt de slotgracht bij aan het voorkomen van piping door de dijk.
Alle singels leveren naast hun waterafvoer- en waterbergingsfuncties ook nog een bijdrage aan de kwaliteit van de leefomgeving.
Singel in Hof van Holland
De huidige kwelsloten (zegen), fluctueren nu mee met de waterstand van de Waal. Bij lage rivierwaterstanden vallen deze sloten droog. Bij hoge rivierwaterstanden of in perioden met veel regen voeren deze watergangen water af naar het noorden en zullen dus uitmonden in de nieuwe watersingel.
Voor het deelgebied Dijkzone blijft dit beschreven systeem gedeeltelijk intact. Terreinen wordt alleen opgehoogd op de gedeelten waar wordt gebouwd of waar een weg wordt aangelegd.
Waterkwaliteit
De waterkwaliteit in de singels en de vijvers wordt door het Waterschap Rivierenland gemonitord. De verwachting was dat de hoeveelheden nutriënten (stikstof en fosfaat) mogelijk boven de MTR-normen zitten. Uit de monitoring over 2015, gepresenteerd op 15 januari 2016, blijkt dat, bij het meetpunt, de totaal nutriëntenbalans onder de gestelde norm van 0,08 mg/l ligt.
Bij nieuwe singels (buiten het plangebied aan te leggen) zullen zoveel mogelijk natuurlijke oevers aangelegd (minimaal eenzijdig) worden, die een deel van de zuivering van het water zullen realiseren. De verwachting is dat, zodra er een volwaardig oppervlaktewatersysteem is, de waterkwaliteit zal toenemen. De plassen zullen dienen als een soort bezinkput voor het stof waaraan zich voedingsstoffen hechten. Regelmatig wordt in de toekomst water rondgepompt door de singels wat ook bevorderlijk is voor de waterkwaliteit. Een eerste ecologische monitoring door het waterschap geeft aan dat de nieuwe oevers en vijvers zelf zich al goed aan het ontwikkelen zijn.
In de toekomstige situatie zal direct aansluitend aan ten noorden van het plangebied een singel worden gerealiseerd ten behoeve van het oppervlaktewatersysteem van de Waalsprong. Het profiel van de watergang in het plangebied heeft een natte doorsnede van minimaal 8,3 m2 bij waterpeil NAP +7,90 m, een bodem NAP +6,60 m en taluds van vooralsnog 1:2 en 1:2 Dit geeft een bovenbreedte van circa 17 meter. Dit profiel geldt als minimum vanuit afvoercapaciteit en als maximum vanuit doorspoeling en kwel/inzijging. De watergang heeft een variabel peil. Het gemiddeld peil bedraagt NAP +7,90 m. In droge periode wordt via opmaling uit de plassen gestuurd op een minimaal peil van NAP +7,60 m (watergang mag niet leeglopen). De maximaal berekende waterstand in de watergang bedraagt NAP +8,64 m (bij bui T=10 + 10%).
De definitieve uitvoering van de taluds is mede afhankelijk van het ontwerp van de natuurvriendelijke oevers. Zie hiervoor de deelparagraaf "Waterkwaliteit en ecologie".
4.9.2 Grondwater
De planvorming bevindt zich op het niveau van het stedenbouwkundig proces. Ten aanzien van het aspect oppervlaktewater zijn goede uitgangspunten nodig om het stedenbouwkundig plan verder uit te kunnen werken en het te ontwikkelen gebied optimaal mogelijk te laten aansluiten op het bestaande bebouwd gebied en de te behouden natuurhistorische elementen in het plangebied.
In de omgeving van het plangebied heeft enkele jaren terug een dijkteruglegging plaatsgevonden, waarbij o.a. een waterkerend scherm (kwelscherm) en een pipingscherm gerealiseerd zijn. De verwachte effecten van de veranderde waterhuishouding ten gevolge van de dijkteruglegging zijn in het verleden, in het kader van het bestemmingsplan Nijmegen Ruimte voor de Waal, doorgerekend en beoordeeld.
De werkelijke effecten van de werkzaamheden in het kader van de dijkteruglegging zijn de afgelopen jaren gemonitord. In de gemonitorde periode is er echter geen Hoog Water situatie (T=10) in de Waal geweest, waarbij het effect ook meetbaar zou zijn geweest.
De waterstanden tijdens de T=5 situatie, en de naloop ervan, zijn/worden gemonitord.
Door Royal HaskoningDHV is in de afgelopen maanden het grondwatermodel, welke de afgelopen 10 jaar is gebruikt voor MER, Bestemmingsplannen en invloeden van grondwater op Nijmegen Noord, aangepast op basis van de laatste meetresultaten, exacte liggingen van watergangen, dikte van deklagen etc.
De gehele rapportage is nog niet beschikbaar, maar wel zijn de 1e uitkomsten met betrekking tot de ontstane grondwaterstanden in Hof van Holland-Woenderskamp bij hoogwater in de Waal beschikbaar .
De hoogste grondwaterstand zal dicht achter de Oosterhoutsedijk tot aan het maaiveld komen. Daarna zal het kwelwater afstromen via de aanwezige kwelsloten en watergangen naar het noorden. In het op te hogen gedeelte van het plangebied kan de grondwaterstand tot 0,70 meter onder maaiveld komen. Zolang het watersysteem nog niet afgerond is in de Waalsprong, is sprake van een tijdelijke situatie. De waterstand in de singels varieert nu in normale tijden tussen 7,60 - 7,90 m+NAP, maar dat kan bij heftige regenbuien of hoge Waalstanden oplopen tot ver boven de 8,00 m+NAP. Het maximale oppervlaktewater peil zal volgens berekeningen bij een T=10 + 10% NAP +8,64m bedragen bij een bodemhoogte van NAP +6,60 m.
In de definitieve situatie zullen de kwelsloten het kwelwater afvoeren naar het watersysteem.De grondwaterstand wordt, bij het in het Waterhuishoudkundige Inrichtingsplan Waalsprong 2009 (W.I.W.) omschreven peilbeheer, primair gereguleerd door het oppervlaktewatersysteem. De secundaire structuur bestaat uit de drainage onder de wadi's en aanwezig cunet drainage in de wegen.
Deze secundaire systemen zullen alleen functioneren bij bui T=10 en/of een hoge waterstand in de Waal. Bij lagere intensiteiten en waterstanden zullen deze systemen geen grondwater afvoeren naar oppervlaktewater. Hiermede wordt voldaan aan de eis van grondwater neutraal bouwen, uitgaande van de definitie zoals deze is opgenomen in het W.I.W.
Weg- en vloerpeilen
Een belangrijk aspect in de bepaling van de toekomstige maaiveldhoogten is het beperken van wateroverlast door hoge grondwaterstanden.
Wegpeil
Bij het vaststellen van de toekomstige wegpeilen worden de volgende algemene randvoorwaarden gehanteerd:
o aan droogleggings- en ontwateringnormen;
o aansluiten op bestaande wegen in de omgeving door maaiveldhoogten zo natuurlijk mogelijk op te vangen (minimaliseren civieltechnische constructies);
o het beperken van het grondverzet;
o toepassen van goten voor oppervlakkige afvoer HWA;
Vloerpeilen
Vloerpeilen dienen in principe minimaal 0,15 m boven de kruin van de weg te liggen. De kruin van de weg is hier gedefinieerd als het hoogste punt van de aan te leggen verharding.
Drooglegging en ontwateringsdiepte
De ontwatering betreft het verschil tussen maaiveld en het grondwaterpeil. De drooglegging betreft het verschil tussen maaiveld en het oppervlaktewaterpeil. De benodigde drooglegging kan worden afgeleid aan de hand van de uitgangspunten vanuit het waterbeheer:
o garanderen van voldoende mogelijkheden tot afwatering;
o garanderen van afvoer van hemel- en overstortwater;
o rekening houden met rioolberekeningen en overstortdrempels;
o rekening houden met peilstijgingen oppervlaktewater;
o respecteren van de lokale watersituatie.
Deze eisen worden vertaald naar een toekomstig aanlegpeil voor de wegen binnen het plan.
Met betrekking tot het bouwrijp maken van het terrein, zal voldaan moeten worden aan een aantal technische uitgangspunten. Dit zijn:
o een minimale drooglegging van 1,0 m;
o een minimale ontwateringsdiepte van:
o 0,70 m beneden maaiveld ter plaatse van wegen/verharding;
o 0,85 beneden vloerpeil ter plaatse van bebouwing;
o 0,5 m beneden maaiveld ter plaatse van woningen zonder kruipruimten tuinen en groenvoorzieningen;
o hierbij wordt verondersteld dat deze niveaus gemiddeld eenmaal per jaar mogen worden overschreden;
o om de afvoer van drains naar het oppervlaktewater onder vrij verval te laten plaatsvinden, verdient het de voorkeur dat het oppervlaktewaterpeil beneden de uitmonding van de drain ligt. Om dit te kunnen realiseren is er een zekere drooglegging noodzakelijk. Voor een goede ontwatering wordt een drooglegging van 1,0 m gehanteerd.
In onderstaande figuur zijn enkele begrippen met betrekking tot drooglegging en ontwatering weergegeven.Uit de voorlopige rapportage van Royal HaskoningDHV blijkt dat het gemiddeld maaiveld naar ca. 10,00 + NAP zal gaan.
De ontwateringsdiepte bij maatgevende grondwaterstanden geeft aan of aanvullende maatregelen genomen dienen te worden. De maatgevende grondwaterstand (GHG)voor de aanleg van de watersingels is gebaseerd op langdurige meetreeksen van bestaande grondwaterpeilbuizen rondom het plangebied (B40C3169 t/m B40C3177 en B40C3517) . Deze gemiddelde GHG is vastgesteld op NAP +8.65 m (Notitie Jaarevaluatie monitoring grondwater Dijkteruglegging Lent van 6 september 2012, Grontmij referentienummer GM-0073172).
Voor de planvorming is de nieuwe GHG relevant, welke ontstaat na uitvoering van de Dijkteruglegging en de aanleg van het complete singelsysteem. Door Royal HaskoningDHV is in de afgelopen maanden het grondwatermodel, welke de afgelopen 10 jaar is gebruikt voor MER, Bestemmingsplannen en invloeden van grondwater op Nijmegen Noord, aangepast op basis van de laatste meetresultaten, exacte liggingen watergangen, dikte van deklagen etc.
De gehele rapportage is nog niet beschikbaar, maar wel de 1e uitkomsten m.b.t. de ontstane GHG in Hof van Holland-Woenderskamp bij hoogwater in de Waal.
Deze GHG zal ca. 9,40 + NAP zijn.
4.9.3 Hemelwater
Het hemelwater uit plangebied zal zo veel mogelijk, conform het beleid, over straat of middels een goot afgevoerd met een verhang van 5 ‰ naar een wadi. De wadi's hebben conform het W.I.W. een minimale berging van 10 mm, uitgedrukt in mm ten opzichte van het afwaterende oppervlak naar de wadi. De wadi's filteren het hemelwater van nutriënten en zware metalen. Onder de wadi's is drainage aanwezig voor het transport van het gefilterde water naar oppervlaktewater. Voor het geval van extreme neerslag is bij de meeste wadi een bypass aanwezig. De bypass wordt een slokop genoemd en voert het water direct af naar de aanwezige drain onder de wadi.
De afvoercapaciteit van de slokop dient te voldoen aan de minimale afvoercapaciteit uit de meeste recente versie van de “Beleidsnota Afkoppelen en infiltratie hemelwaterafvoer”.
Voor de wadi's geldt dat er niet in gebouwd mag worden en het groen heeft een dubbelfunctie als groen en als waterfilterberging. De Beleidsnota Afkoppelen en infiltratie hemelwaterafvoer geeft richtlijnen voor het combineren van bomen en wadi's. In principe worden in wadi's geen bomen toegepast en bij voorkeur komt de kroonprojectie niet verder dan insteek van de wadi. De beleidsnota geeft ook richtlijnen voor het scheiden van de functies spelen en infiltratie.
In het centrumgebied kan een andere duurzame manier van afvoer van hemelwater plaatsvinden. Hierin kan een verschil worden gemaakt tussen water afkomstig van daken en water afkomstig van verharding.
Uitgangspunt bij de uiteindelijke keuze, voor verwerking van hemelwater, is om er voor zorg te dragen dat er zo weinig mogelijk hemelwater op het afvalwatersysteem wordt aangesloten. Ten behoeve van controle van de benodigde waterberging in de Dijkzone is er gecontroleerd of deze voldeed aan hetgene voor en in het W.I.W. is berekend en vastgelegd.
De Dijkzone maakt deel uit van Hof van Holland welke zelf gebied 15 is, welke binnen het grotere deelgebied 5 van de Waterboekhouding Waal valt. Dit deelgebied 5 bestaat uit: Graaf Alardsingel, Stadsbrug, Dijkzone nabij spoorlijn en Hof van Holland. Voor deelgebied 5 staat in het W.I.W. een verhard oppervlak van 66,90 ha en een wateroppervlak van 2,27 ha aangegeven.
Voor het bestemmingsplan Dijkzone - Woenderskamp wordt niet een separate vergelijking gemaakt tussen W.I.W. en huidig plan. Het wordt beschouwd vanuit het geheel van Hof van Holland.
Voordeel daarbij is dan ook nog dat de Dijkzone procentueel veel minder verhard oppervlak krijgt dan het overige deel van Hof van Holland.
De inschatting van het totaal verhard oppervlak van deelgebied 3b is als volgt.
- Spoorstraat en Griftdijk Z 3,2 ha (gerealiseerd)
- Westelijke parallelroute 3,0 ha (gerealiseerd)
- Broodkorf 10,9 ha (bestaand)
- Hof van Holland 17,9 ha
Totaal 35,0 ha
Het grote verschil tussen verhardoppervlak W.I.W. en huidige plan vorming is het gevolg van diverse redenen:
- Oorspronkelijk een ruwe inschatting van totale plangebied
- Plangebied voor Hof van Holland is nu totaal ca. 38 ha.
- In vorige planvorming was er sprake van alles hoogstedelijk en verhard. Hierbij was gerekend met 100% verhard.
- Op basis van huidige planvorming gerekend met 75% van uitgeefbaar gebied als verhard.
De te graven singel in het gebied Woenderskamp (buiten het plangebied) krijgt verschillende boven breedtes en realiseert zo, op 7,90 m+NAP, een wateroppervlak van ca. 12.000 m2.
In de dijkzone zullen de droogvallende sloten, bodemdiepte 7,90+NAP, een bergingsoppervlakte hebben van ca. 0,07 ha.
Voor de overige gebieden is er 0,6 ha gerealiseerd.
Voor het gebieden 3b:
W.I.W.
Verhard oppervlak wateroppervlak
3b 47,2 ha 1,04 ha
Huidige status planvorming
Verhard oppervlak wateroppervlak
3b 35,0 ha 1,87 ha
Uit bovenstaande cijfers blijkt dat er beduidend minder verhard oppervlak (ca. 25 %) wordt gerealiseerd dan waar het W.I.W. van is uit gegaan. Daarnaast wordt er wel meer wateroppervlak (ca. 80%) gerealiseerd dan waarvan het W.I.W. is uitgegaan.
Naar aanleiding van de voorlopige Waterboekhouding Waalsprong (stand per 13 september 2018) is er voldoende ruimte binnen het totale plan aanwezig is om ontbrekende wateroppervlak in andere deelgebieden te compenseren.
Voor de benoemde gebieden is het nog niet geheel duidelijk hoe het gebied zich de komende jaren gaat ontwikkelen. Zodra er meer duidelijkheid ontstaat, is een controle aan de hand van het W.I.W. vereist. In de tussentijd monitoren gemeente en waterschap de voortgang middels de Waterboekhouding Waalsprong. Hierin wordt vooral ingegaan op de fasering in tijd van ontwikkeling en aanleg van de wateroppervlakte per fase.
4.9.4 Afvalwater
Er wordt een DWA-riolering aangelegd, die hoofdzakelijk huishoudelijk afvalwater inzamelt en afvoert (duurzaam gescheiden systeem). Voor de doorspoeling van het afvalwaterriool ontvangt elke beginstreng, middels aansluiten van een kolk, voldoende regenwater. Het “Handboek openbare ruimte voor de Waalsprong” gaat nader in op de hiervoor technische randvoorwaarden.
Het DWA van Dijkzone stroomt onder vrijverval naar een pompput in Hof van Holland.
In het hooofdgebied Hof van Holland zal een eigen pompgemaal worden geplaatst. Dit is overeenkomstig het Pompenplan Waalsprong 2017, RoyalHaskoningDHV van 9 juni 2017.
In dit plan is uitgegaan van een gescheiden rioolsysteem en een benodigde pompcapaciteit van 35 m³/u. Vanwege het (gedeeltelijk) toepassen van een verbeterd gescheiden stelsel in een gedeelte van Hof van Holland is het rekenaanbod DWA verhoogd naar 100 m³/u. In uitzonderlijke gevallen bestaat de mogelijkheid om dit zelfs aan te passen naar 200 m³/u. In het oorspronkelijke pompenplan van 2005 is voor het betreffende gebied gerekend met 228 m³/u.
Het Pompenplan 2017 is dus geen belemmering voor de ontwikkeling van Hof van Holland
4.9.5 Waterkwaliteit en Ecologie
Een ecologisch uitgebalanceerde inrichting draagt bij aan de waterkwaliteit. De natuurvriendelijke oevers worden conform het W.I.W. aangelegd. In het inrichtingsplan wordt gestreefd naar zoveel mogelijk toepassen van natuurvriendelijke oevers, waarbij tenminste de helft van de oevers van de watervoerende singels in het hoofdsysteem natuurvriendelijk wordt uitgevoerd. Dit gebeurt in de vorm van een talud van 1:5 of flauwer, of een gelijkwaardig profiel
4.10 Groen
Naast de inwoners stellen ook de raad en het college hoge eisen aan de groene kwaliteit van de (stedelijke) leefomgeving. In het coalitieakkoord 'Samen Vooruit' (2018-2022) wordt dit in een van de vier pijlers, duurzaamheid, beschreven. Nijmegen is een groene gemeente. Wijken worden dan ook groen en duurzaam ingericht. Daarbij wordt rekening gehouden met de aanwezige elogosche waarden, welke worden versterkt waar dit kan. De borging van groen vindt plaats op twee niveaus. Direct door de bestemming Groen in dit bestemmingsplan en indirect door per woongebied een beeldkwaliteitsplan op te stellen waarin de groene ambitie wordt verankerd.
Wanneer duidelijk is wat er gebouwd gaat worden zal er ter afronding een cultiverend (maatwerk) bestemmingsplan worden opgesteld om o.a. groen nog beter te beschermen.
4.11 Natuur
Natura 2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden en vormt daarmee de basis voor het beleid van de EU voor behoud en herstel van biodiversiteit. Natura 2000 is niet enkel ter bescherming van gebieden maar draagt ook bij aan soortenbescherming. Het Natura 2000 netwerk omvat alle gebieden die zijn beschermd op grond van de Vogelrichtlijn van 1979 en de Habitatrichtlijn van 1992. In en om Nijmegen gaat het om de Natura 2000 gebieden 'Uiterwaarden Waal' en de 'Gelderse Poort'.
Per Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelen (voor soorten en vegetatietypen) opgesteld. Iedereen die handelingen uitvoert met eventuele nadelige gevolgen voor een Natura 2000-gebied is verplicht deze handelingen achterwege te laten of te beperken. Het bevoegd gezag kan schadelijke activiteiten beperken en eisen dat een vergunning Natuurbeschermingswet wordt aangevraagd. Deze vergunning moet bij de provincie aangevraagd worden. Regulier beheer en bestaand gebruik zijn (of worden) opgenomen in Natura 2000-beheerplannen. Na vaststelling van deze beheerplannen hoeft daarvoor geen vergunning aangevraagd te worden.
Voor de Natura 2000 gebieden geldt tevens de externe werking. Ontwikkelingen in de nabijheid van deze gebieden mogen geen significante gevolgen hebben voor de aanwezige natuurwaarden in deze gebieden.
Voor dit bestemmingsplan is een quickscan 'Effecten op beschermde natuurwaarden Hof van Holland e.o.' uitgevoerd (22-12-2015). Voor Uiterwaarden Waal geldt dat moet worden beoordeeld of significante effecten als gevolg van werkzaamheden aan de dijk en toename van het aantal verkeersbewegingen, recreatie en stikstofdepostitie op voorhand kunnen worden uitgesloten. Omdat significante effecten op beschermde Natura 2000 gebieden niet op voorhand kunnen worden uitgesloten is een Passende Beoordeling uitgevoerd.
De conclusie in de Passende beoordeling (Bureau Waardenburg, september 2016, onderdeel van de Bijlage PlanMER bij deze toelichting) is dat "negatieve effecten op De Rijntakken (deelgebieden Uiterwaarden Waal en Gelderse Poort) als gevolg van de realisatie van dit plan zijn uitgesloten".
Tevens is een PLAN MER opgesteld (Royal Haskoning, november 2016), welke verplichting voortvloeit uit artikel 7.2.a, lid 1, Wet milieubeheer. De PLanMER, inclusief conclusies is opgenomen als bijlage bij deze toelichting. De ontwikkeling die het voorliggend plan mogelijk maakt, past binnen de bandbreedte van het PlanMER.
De Commissie voor de m.e.r. heeft op 24 februari 2017 een positief advies uitgebracht. Het Advies Commissie MER is eveneens als bijlage toegevoegd aan de plantoelichting.
Beschermde soorten
De soortenbescherming regelt de bescherming van dier- en plantensoorten. De Wet natuurbescherming kent drie aparte beschermingsregimes: Beschermingsregime soorten Vogelrichtlijn (Europees); Beschermingsregime soorten Habitatrichtlijn (Europees); en Beschermingsregime andere soorten (Nationaal). Elk van deze beschermingsregimes kent zijn eigen verbodsbepalingen en vereisten voor vrijstelling of ontheffing van de verboden.
De wet hanteert daarbij het "nee, tenzij principe". Alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten zijn in principe verboden. Dit betekent dat voor nieuwe ontwikkelingen waar negatieve effecten niet zijn uit te sluiten, een oriënterend onderzoek moet worden uitgevoerd: een quick scan 'flora en fauna' en zo nodig een vervolgonderzoek. Alleen onder strikte voorwaarden zijn afwijkingen van de verbodsbepalingen mogelijk. Hiertoe moet een Wet natuurbescherming ontheffing voor soorten bij de Provincie aangevraagd worden.
Daarnaast is in de wet een zogenaamde 'algemene zorgplicht' opgenomen. De zorgplicht houdt in dat een ieder voldoende zorg in acht moet nemen voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. Bij uitvoering van activiteiten moeten negatieve gevolgen zoveel mogelijk worden voorkomen dan wel beperkt of ongedaan gemaakt worden.
Voor dit bestemmingsplan is een quickscan 'Effecten op beschermde natuurwaarden Hof van Holland e.o.' uitgevoerd (22-12-2015, Bureau Waardenburg). Daaruit blijkt dat aanvullend veldonderzoek nodig is om te bepalen welke beschermde soorten binnen de invloedsfeer van het plangebied voorkomen en wat de functie van het terrein voor deze soorten is. Met deze informatie kan worden bepaald welke effecten kunnen optreden voor beschermde soorten en indien nodig een ontheffing worden aangevraagd. Het betreft de volgende soorten: rapunzelklokje, vleermuizen (meerdere soorten), huismus, steenuil, buizerd, havik, boomvalk, sperwer, ransuil, kamsalamander, rugstreeppad en steenmarter.
Uit het vervolgonderzoek 'Nader onderzoek beschermde soorten Hof van Holland e.o. (Waalsprong', 05-09-2016, Bureau Waardenburg) blijkt dat het bestemmingsplangebied een functie heeft voor de vleermuis.
Vliegroutes
In het plangebied zijn geen essentiële vliegroutes aangetroffen waar binnen korte tijd meerdere dieren van gebruikt maakten. De rij populieren aan de westzijde van het plangebied wordt als een vlieg- en foerageerroute door gewone dwergvleermuizen gebruikt, van een essentiële vliegroute is hier echter geen sprake gezien de verspreiding van activiteit over de gehele avond en de afwezigheid van grote aantallen dieren.
Foerageergebied
Langs de Oosterhoutsedijk zijn diverse foeragerende gewonde dwergvleermuizen, een enkele ruige dwergvleermuis en een tweetal laatvliegers aangetroffen. Ook ter hoogte van de populieren aan de noordwestzijde van het plangebied werden gedurende de veldbezoeken diverse foeragerende gewone dwergvleermuizen aangetroffen. Van essentieel foerageergebied is geen sprake gezien de relatief lage aantallen en de ruime hoeveelheid aan geschikte(re) alternatieven in de directe omgeving.
Vaststelling kerkuil na afronding onderzoek
Nadat het vervolgonderzoek naar beschermde soorten in september 2016 is afgerond is in de buurt van (maar buiten) het plangebied (Griftdijk 62) een vaste verblijfplaats van de kerkuil vastgesteld. Naar verwachting is in de winter van 2016/2017 het paartje gebruik gaan maken van de schuur. Het is niet uit te sluiten dat het plangebied onderdeel is van het leefgebied van de kerkuil. Vandaar dat een onderzoek is uitgevoerd naar het leefgebied van deze kerkuilen.
De inrichting van de woongebieden houdt rekening met de leef- en foerangeergebieden van de kerkuil. De woongebieden blijven zo veel mogelijk buiten deze gebieden.
Groene ontwikkelingszone
De Groene Ontwikkelingszone (GO) heeft een dubbele doelstelling. Er is ruimte voor verdere economische ontwikkeling in combinatie met een substantiële versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden. De GO bestaat uit terreinen met een andere bestemming dan bos of natuur die ruimtelijk vervlochten zijn met het Gelders Natuurnetwerk (GNN). De oude ecologische verbindingszones (evz's) maken deel uit van de GO, evenals weidevogelgebieden en ganzenfoerageergebieden.
In het noordwestelijk deel van het plangebied bevindt zich een populierenlaan, deze is een onderdeel van het perenlaantje die tevens aan het Oosterhoutse Bos grenst. De populierenlaan/perenlaan maakt deel uit van de Groene Ontwikkelingszone. Deze structuur blijft behouden.
4.11.1 Topindicator Groen
In 2010 heeft de raad voor groen de topindicator “binnen 300 meter van iedere woning 0,5 hectare aaneengesloten vlakgroen” vastgesteld. De topindicator refereert aan onderzoeken van Alterra waarin 300 meter als realistische loopafstand naar groen voor kinderen en ouderen wordt geadviseerd. De 0,5 hectare komt daarbij voort uit ervaringscijfers. Na nuancering en verfijning van de topindicator is in 2013 een overzicht gemaakt van gebieden waar de toevoeging van groen gewenst is. We passen de topindicator toe bij veel plannen en beleidsstukken. Bijvoorbeeld in de nota 'Samen gezond verder. Lokaal gezondheidsbeleid Nijmegen 2013-2016' wordt het belang van groen genoemd en is de topindicator onderdeel van het beleid. De indicator is nuttig om gebieden te identificeren waar een groentekort is. Het is zaak om nieuwe woongebieden dusdanig in te richten dat aan de topindicator groen wordt voldaan en dat er voldoende groen op loopafstand beschikbaar is. Het ontwikkelgebied dient voldoende openbaar toegankelijk groen te bevatten met een diversiteit aan structuur en hoogtes (gras/struiklaag/boomlaag) wat zowel de biodiversiteit als de belevings- en gebruikswaarde bevorderd. bevorderd. Aanbevolen wordt om de bestaande bijzondere groenelementen zoals Fort Beneden Lent, de Historische tuin, de boomgaarden(allen buiten dit bestemmingsplangebied) en de populierenlaan in te passen en een functie geven met een openbaar karakter. Het plangebied biedt unieke aanknopingspunten om het aangrenzende woongebied te voorzien van openbaar toegankelijk groen en vormt een verbinding naar nabijgelegen natuurgebieden.
4.11.2 Groenplan de Groene Draad (2007)
Het groenbeleid is vastgelegd in "De groene draad - kansen voor het Nijmeegse groen" en heeft als doelstelling:
- inzicht te geven in het totaal van groene ontwikkelingen in en om de stad en hun onderlinge samenhang;
- een sturingsinstrument voor het bestuur te zijn voor groene ontwikkelingen in de stad;
- vanuit een groen toekomstperspectief een gids of leidraad te zijn voor toekomstige stedelijke ontwikkelingen;
- de groene ambities te benoemen voor de komende jaren die vertaald worden in een uitvoeringsprogramma.
De hoofdgroenstructuur is de basis van het groen in Nijmegen en opgebouwd uit groene vlakken (parken en groengebieden) en de hoofdboomstructuur. De hoofdboomstructuur bestaat uit lijnen (bomen langs wegen en cultuurhistorische lijnen) en punten (bijzondere en monumentale bomen en boomgroepen). We streven er naar om de hoofdgroenstructuur in stand te houden en de ambities te verwezenlijken.
In bestemmingsplannen gaat het dan om de bestemmingen Groen, Natuur en Bos. Daarnaast kennen ook andere plekken een groene bestemming bijvoorbeeld kleinere groenplekken op wijkniveau.
Op de onderstaande verbeelding is de hoofdgroenstructuur van Nijmegen te zien. Hoewel het onderliggende stedenbouwkundige patroon gedateerd is, is hierop te zien dat het plangebied buiten de hoofdgroenstructuur ligt. De hoofdgroenstructuur wordt bij het opstellen van het nieuwe groenbeleid op deze locatie herzien.
De landschappelijke en cultuurhistorische structuur van het gebied wordt zoveel mogelijk gebruikt als basis voor de stedenbouwkundige indeling. Bij de inrichting van het groen kan gebruik worden gemaakt van kleine landschapselementen die het oude landgebruik weerspiegelen en het een eigen identiteit geven. Daarbij kan gedacht worden aan elementen zoals struweelhagen, knotwilgen, bloemrijke randen, slootpatronen en houtrillen. Dergelijke elementen hebben behalve een landschappelijke betekenis ook waarde voor F&F. De aaneengesloten oppervlaktes openbaar groen rondom de bouwblokken krijgen de bestemming Groen met uitzondering van de bebouwbare dijk.
4.11.3 Handboek stadsbomen (2009)
In het Handboek Stadsbomen is de hoofdbomenstructuur opgenomen en is onderdeel van de hoofdgroenstructuur. De hoofdbomenstructuur leggen we niet vast in bestemmingsplannen maar wordt wel beschreven in de toelichting en speelt daarmee wel een rol in bestemmingsplannen. Dit bestemmingsplan heeft geen gevolgen voor de hoofdboomstructuur. Op de onderstaande verbeelding is de hoofdboomstructuur van Nijmegen te zien. Het onderliggende stedenbouwkundige patroon is gedateerd, de hoofdboomstructuur wordt bij het opstellen van het nieuwe groenbeleid op deze locatie herzien.
Bijzondere bomen
Monumentale bomen weerspiegelen net als monumentale gebouwen de geschiedenis van de stad. Om de cultuurhistorische betekenis van het groen in de stad te waarborgen, zijn de monumentale bomen geïnventariseerd. Van de gemeentelijke bomen zijn alle monumentale, bijzondere en waardevolle bomen opgenomen. Monumentale en waardevolle bomen zijn minstens 50 jaar oud, hebben een cultuurhistorische betekenis en hebben een goede levensverwachting. De waardebepaling van monumentale bomen ligt hoger dan bij de waardevolle bomen.
Daarnaast is er een aantal bijzondere bomen aan de lijst toegevoegd. Dit zijn de bomen die een bijzondere betekenis hebben of een geplant zijn vanwege een bijzondere gebeurtenis zoals o.a. de Wilhelminaboom, Julianaboom, Beatrixboom.
Alleen de, vanaf openbaar terrein, zichtbare monumentale bomen op particulier grondgebied zijn opgenomen. Alle bijzondere bomen vallen onder het regime van de omgevingsvergunning, het kappen van houtopstanden. Het plangebied bevat geen bomen die vallen in de categorie bijzondere bomen.
In het plangebied van het naastgelegen bestemmingsplan Hof van Holland centrumgebied staat een waardevolle perenboom. Bij de uitwerking van de plannen wordt de perenboom indien mogelijk ingepast. Verder bevinden er zich buiten het plangebied enkele monumentale bomen bij het buurtschap.
4.12 Cultuurhistorie
4.12.1 Cultuurhistorische analyse
De cultuurhistorische analyse behorend bij dit bestemmingplan is ondergebracht in Bijlage 4
4.12.2 Cultuurhistorische waardevolle bebouwing en objecten
Rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten en stadsbeeldobjecten zijn opgenomen in het Monumentenregister van de gemeente Nijmegen. Dit is o.a. te raadplegen via www.nijmegen.nl/monumenten.
Net buiten de grenzen van het bestemmingsplangebied Nijmegen Hof van Holland - Dijkzone Woenderskamp bevindt zich aan de rand één gemeentelijk monument, het gaat om de grenspaal bij Oosterhoutsedijk 95. Aan de noordwestelijke zijde grenst het plan aan de buitenplaats Oosterhout, in het zuidwesten aan Fort Beneden-Lent. Beide objecten hebben de status van rijksmonument .
Gebiedstype 3– cultuurhistorisch waardevolle structuren
Oosterhoutsedijk: waalbandijk
Binnen het plangebied valt de Oosterhoutsedijk in twee gedeelten uiteen; het kronkelige, oostelijke deel dat uit de 13de -14de eeuw stamt en het westelijke deel dat na de grote dijkdoorbraak van 1809, waarbij het Huis Waaijenstein verloren ging, is rechtgetrokken zodat de grote kolken die daarbij waren ontstaan buitendijks kwamen te liggen.
Beide delen worden hier afzonderlijk gewaardeerd.
Op bovenstaande topografische kaart van rond 1880 is goed het verschil in karakter tussen beide delen van de Waalbandijk zichtbaar
Oosterhoutsedijk: waalbandijk in oorsprong uit de 13de-14de eeuw
- 1. Beleefde kwaliteit: de Waalbandijk is als hoge winterdijk een goed zichtbaar en in dit landschap passend historisch landschapselement van een in oorsprong hoge ouderdom. Evenwijdig meelopend met de rivier benadrukt het dijklichaam de oost-west gerichte langgerektheid van het rivierenlandschap.
Door de verhoogde ligging ten opzichte van het flankerende landschap verleent de dijk reliëf aan het landschap. Afhankelijk van zijn positie bovenop of onderaan de dijk heeft de beschouwer of een wijds uitzicht of zorgt de dijk juist voor een inperking van zijn horizon.
- 1. Fysieke kwaliteit: Het oorspronkelijke karakter van dit deel van de historische dijk is goed bewaard: waardevol is het kenmerkende profiel van de winterdijk en het door de loop van de rivier bepaalde slingerende beloop ervan.
- 2. Inhoudelijke kwaliteit: als ver buiten het plangebied doorlopende bandijk, die al eeuwenlang de grens tussen de uiterwaarden en het bewoonde land markeert, is de Waalbandijk een zeer waardevolle cultuurhistorische drager in het gebied. De doorlopende dijk herinnert aan de gezamenlijke inspanning die de bewoners van het gebied hebben geleverd om hun gehele woongebied af te sluiten voor het water van de rivier. Terwijl grote delen van de dijk rechtgetrokken zijn, herinnert juist dit kronkelige deel aan de levende, meanderende rivier, die nog niet door middel van kribben 'genormaliseerd' was.
- Oosterhoutsedijk: waalbandijk in oorsprong uit de 19de eeuw
- 1. Beleefde kwaliteit: de Waalbandijk is als hoge winterdijk een goed zichtbaar en in dit landschap passend historisch landschapselement. Evenwijdig meelopend met de rivier benadrukt het dijklichaam de oost-west gerichte langgerektheid van het rivierenlandschap.
Door de verhoogde ligging ten opzichte van het flankerende landschap verleent de dijk reliëf aan het landschap. Afhankelijk van zijn positie bovenop of onderaan de dijk heeft de beschouwer of een wijds uitzicht of zorgt de dijk juist voor een inperking van zijn horizon.
- 1. Fysieke kwaliteit: bij de dijkverlegging aan het begin van de 19de eeuw heeft de oude middeleeuwse dijk hier zijn oorspronkelijke slingerende beloop verloren.
- 2. Inhoudelijke kwaliteit: de dijk is een kenmerkend landschapselement in het rivierengebied in samenhang met de rivier, de uiterwaarden en het bedijkte land. Als ver buiten het plangebied doorlopende waterkering, die al eeuwenlang de grens tussen de uiterwaarden en het bewoonde land markeert, is de Waalbandijk een waardevolle cultuurhistorische drager in het gebied. Het tracé van dit deel van de dijk, met de scherpe knik landinwaarts, duidt de historische dijkdoorbraken aan waarbij de nu buitendijks liggende grote wielen zijn ontstaan.
Gebiedstype 1– cultuurhistorisch waardevolle structuren
In het plangebied bevindt zich binnen gebiedstype 1 een aantal cultuurhistorisch waardevolle structuren. Een groot deel hiervan hangt samen met de historische waterhuishouding in het gebied.
Vanaf de vroegste bewoningsperiode hebben de bewoners in het gebied gestreden tegen het water; eerst door juist de hogere gronden voor bewoning uit te kiezen, later, bij een groeiende bevolking, door dijkjes en afwateringssloten aan te leggen en het landschap slim te verkavelen. De belangrijkste cultuurhistorische dragers in het plangebied getuigen nog altijd van de enorme inspanningen die hiermee gemoeid zijn geweest. Door hun gezamenlijke oorspronkelijke functie en hun relatie met de landschappelijke ondergrond vormen zij een samenhangend weefsel dat kenmerkend is voor het historisch gegroeide rivierenlandschap. In het plangebied gaat het om cultuurhistorische waardevolle dijken en watergangen. Daarnaast bevinden zich in het plangebied cultuurhistorisch waardevolle groenstructuren en de schootsvelden van Fort Beneden-Lent.
Beneden Zeeg: cultuurhistorisch waardevolle watergang
- gegraven watergang die in Oosterhout uitmondt in de Rietgraaf.
- 1. Beleefde kwaliteit: de zeeg is een goed zichtbaar landschapselement dat samen met de begeleidende beplanting van o.a. knotwilgen, structuur aanbrengt in het open cultuurlandschap met akkers en weilanden en zo voor afwisseling en diversiteit zorgt. Daarnaast maakt de Beneden Zeeg, met de telkens wisselende waterstanden, de waterhuishouding van het gebied zichtbaar.
- 2. Fysieke kwaliteit: de fysieke kwaliteiten van de Beneden Zeeg zijn goed bewaard. Kenmerkend zijn het “kunstmatige” karakter (recht verloop, haakse bochten, gemetselde keermuurtjes ten behoeve van de duikers) en de nauwe relatie met de aangrenzende kavelsloten, die dwars op de richting van deze hoofdwatergang staan.
- 3. Inhoudelijke kwaliteit: de Beneden Zeeg is een kenmerkend onderdeel van een samenhangend stelsel van historische watergangen en sloten dat na de bedijking in dit laaggelegen komgebied werd aangelegd om het overtollige water kwijt te raken. De watergang heeft cultuurhistorische waarde omdat deze herinnert aan de intensieve strijd tegen het water in het gebied. Ook verklaart het beloop van de zeeg de wijze waarop de aangrenzende landbouwgronden zijn verkaveld.
Bovenstaande kaart uit 1881 toont de historische waterhuishouding in het gebied met een indeling in polders en een stelsel van gegraven zegen en pijpen. (uitsnede van kaart van RWS)
Oosterhoutsewal: eeuwenoude dwarskade met laanbeplanting langs de Beneden Zeeg
De historische dijk is aangelegd om de landbouwgronden tegen hoogwater te beschermen. Later hoorde de wal bij het nabijgelegen Landgoed Oosterhout en was het Perenlaantje als wandellaan in gebruik.
- Beleefde kwaliteit: de Oosterhoutsewal doorsnijdt het open landschap en vormt een opvallend historisch landschapselement. De monumentale bomen (hoogstam-peren en populieren), die de dijk aan weerszijden begeleiden, versterken de zichtbaarheid van de structuur. Het voetpad op de wal (Perenlaantje genoemd) maakt het mogelijk om de verhoogde ligging van het dijkje ten opzichte van het omliggende land goed te beleven.
- Fysieke kwaliteit: de Oosterhoutsewal is gaaf bewaard en heeft zijn oorspronkelijke karakter goed behouden. De wal heeft een kenmerkend profiel, cultuurhistorisch waardevolle laanbeplanting en wordt aan de oostzijde begeleid door een historische waterloop (Beneden Zeeg).
- Inhoudelijke kwaliteit: De Oosterhoutsewal herinnert aan de vroegste inspanningen van de inwoners van het dorp Oosterhout om hun landbouwgronden tegen overstromingen door kwelwater te beschermen. De huidige structuur draagt bij aan de zichtbaarheid van de geschiedenis van Landgoed Oosterhout en het omliggende gebied.
4.12.3 Cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplan
Rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten zijn beschermd via de Monumentenwet/ Monumentenverordening. Voor deze objecten is een bestemming opgenomen die een passende functie mogelijk gemaakt. Bij monumenten zijn uitbreidingsmogelijkheden zoveel mogelijk afgestemd op de beschermde waarden en kwaliteiten. Bovendien is voor rijks- en gemeentelijke monumenten een maximaal toegestane nok- en goothoogte vastgelegd, conform de bestaande situatie. Vergunningvrij bouwen is niet van toepassing op rijks- en gemeentelijke monumenten.
De gemeente Nijmegen heeft besloten om behoud van cultuurhistorische waarden van panden niet te regelen middels het bestemmingsplan. Dit betekent dat in dit bestemmingsplan geen specifieke regels zijn opgenomen die gericht zijn op de bescherming van cultuurhistorisch waardevolle niet-beschermde panden en objecten en van panden en objecten die op de Aandachtslijst Cultureel Erfgoed staan. De gebouwen en objecten op de Aandachtslijst Cultureel Erfgoed zijn veelal wel karakteristiek voor een buurt of wijk en voor de identiteit van Nijmegen. Daarom wil de gemeente Nijmegen deze gebouwen en objecten behouden. Herbestemming en hergebruik is daarom belangrijk. Bij ontwikkelingen zal herbestemming uitgangspunt moeten zijn. Daarom is opname en vermelding in het bestemmingsplan wel belangrijk. Indien er sprake is van herontwikkeling zal een nadere cultuurhistorische analyse en waardering van de gebouwen nodig zijn.
gebiedstype 1 – borging cultuurhistorisch waardevolle structuren
Het behoud van de Oosterhoutsewal als cultuurhistorisch waardevolle dwarskade wordt geborgd door op deze gronden de dubbelbestemming Waarde – Cultuurhistorisch waardevolle dijk te leggen waarmee ingrepen die het beloop en/of karakteristieke profiel aantasten niet zonder vergunning kunnen worden uitgevoerd.
- Het historische tracé van de Beneden Zeeg wordt geborgd door deze watergang te bestemmen als 'Water'.
4.13 Archeologie
Van alle overheden hebben de gemeenten het meest met archeologie te maken. De gemeenten zijn namelijk als eerste verantwoordelijk om beleid te formuleren voor de omgang met archeologie en cultuurhistorie.
Gemeenten hebben een centrale rol in de bescherming van archeologische vindplaatsen. Zij moeten in bestemmingsplannen rekening houden met de mogelijkheid dat zich archeologische resten in de grond of waterbodem bevinden. De gemeente kan de initiatiefnemer van een bouwproject vervolgens verplichten om een archeologisch vooronderzoek te doen. De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) geeft de gemeente ook de mogelijkheid om voorschriften te verbinden aan een aantal activiteiten waarvoor een omgevingsvergunning nodig is.
4.13.1 Benodigd onderzoek
Indien een plan op basis van het bestemmingsplan vergunningplichtig is, kunnen voorwaarden ten aanzien van archeologie aan de vergunning worden verbonden. Uitgangspunt hierbij is de verplichting van initiatiefnemer om het bevoegd gezag te voorzien van gegevens die aantonen hoe het met de archeologische waarden is gesteld. In zoverre zodat een besluit genomen kan worden over hoe hiermee om te gaan bij de planrealisatie. De exacte eisen zullen derhalve pas geformuleerd kunnen worden als de concrete, bodemverstorende ingrepen bekend zijn en welke impact de voorgenomen ingrepen op die waarden hebben. Ten laatste bij de vergunningaanvraag zullen die als concrete plannen bekend moeten zijn. Uiteraard is dit alleen van toepassing op locaties waar nog geen onderzoek heeft plaatsgevonden.
Belangrijk zijn de uitgangspunten van het gemeentelijk archeologiebeleid: streven naar behoud in situ en enkel daar waar nodig en noodzakelijk onderzoek ter behoud ex situ. Daar waar geopteerd wordt voor behoud in situ zijn parameters was behoud van huidige waterhuidhouding, grondsamenstelling en gronddruk van belang.
In samenspraak met het bevoegd gezag wordt, zodra het planvoornemen uitgewerkt is en de beleidsuitgangspunten indachtig, bepaald worden welke ingrepen wel of niet raadzaam zijn, en indien uitgevoerd, welke gevolgen daar vanwege de archeologie voor de initiatiefnemer aan verbonden zullen worden. Deze maatregelen, en de archeologische onderzoeken die vooraf kunnen gaan aan een dergelijk besluit, worden bij voorkeur als maatwerk toegepast. Ze worden dus zoveel mogelijk per geval bekeken.
Er zijn verschillende opties voor het te verrichten archeologisch onderzoek, die in afbeelding 'archeologisch onderzoeksschema' hieronder in kort worden weergegeven. Het ruitje in het midden van de afbeelding staat voor het rapport dat moet aantonen hoe het met de archeologie binnen het plangebied is gesteld. De daarboven staande onderzoekstappen kunnen elkaar opvolgen, maar er kan ook gekozen worden om maar één bepaald soort onderzoek uit te voeren. In het algemeen geldt dat hoe lager men in de boom komt, hoe hoger de kosten worden, maar ook dat de data die gegenereerd worden steeds beter worden.
Op basis van het advies kan de gemeente maatregelen opleggen. Deze variëren van het vrijgeven van het terrein tot het nemen van langdurige fysieke beschermingsmaatregelen. Een andere vorm kan het behoud van de archeologische waarden zijn door middel van een opgraving. Dit wordt ook wel behoud ex situ genoemd.
archeologisch onderzoekschema, naar de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA)
4.13.2 Meldplicht
Archeologische vondsten dan wel waarnemingen gedaan bij niet-archeologisch onderzoek moeten gemeld worden op basis van de artikelen 5.10 en 5.11 van de Erfgoedwet. Dit soort vondsten wordt aangeduid als toevalsvondst.
Om het documenteren van toevalsvondsten en waarnemingen mogelijk te maken, verdient het aanbeveling de volgende standaardtekst bij de vergunningverlening op te nemen, die refereert aan de wettelijke meldingsplicht van archeologische waarden (ex artikel 5.10 en 5.11 van de Erfgoedwet):
Degene die anders dan bij het verrichten van opgravingen een vondst doet waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een archeologische vondst betreft, meldt dit zo spoedig mogelijk bij Onze minister (artikel 5.10).
Degene die bij het opsporen van archeologische monumenten, zonder het verrichten van een opgraving, waarnemingen doet, waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat die waarnemingen van belang zijn voor de archeologische monumentenzorg, meldt die waarnemingen zo spoedig mogelijk bij Onze minister (artikel 5.11).
Deze melding kan ook worden gedaan bij het bevoegd gezag archeologie van de gemeente Nijmegen.
4.13.3 Inventarisatie plangebied
Binnen het plangebied heeft de provincie Gelderland in haar omgevingsvisie een beschermingzone opgenomen voor de Romeinse limes:
De gemeente Nijmegen streeft er samen met de provincie en haar partners naar Historische verdedigingslinie de Limes te beschermen met adequate ruimtelijke regelingen. Het is een cultuurhistorisch fenomeen van wereldbelang dat gedeeld wordt met buurprovincies en gemeenten.
provinciale omgevingsvisie, Romeinse Limes (roze) met projectgebied (donkerblauw kader)
De ambitie is om de Romeinse Limes te beschermen tegen ongewenste ingrepen en verder te ontwikkelen en beleefbaar te maken. Er loopt een aanvraag bij Unesco om de Romeinse Limes aangewezen te krijgen als werelderfgoed.
Regelgeving
De provincie heeft van het Rijk een rol gekregen bij het juridisch beschermen van erfgoederen met een uitzonderlijk nationaal belang. Dit is geregeld via het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Van belang voor dit plangebied is daarbij de Romeinse Limes. De provincie Gelderland heeft de opdracht om de kernkwaliteiten en het begrenzen van deze zone nader uit te werken. Dit is verwerkt in de provinciale Omgevingsverordening Gelderland, waar de Limes aan bod komt in art. 2.7.6.
De vertaling naar de praktijk is dat er bij eventueel archeologisch onderzoek rekening gehouden moet worden met deze kernkwaliteiten. In de huidige versie van deze kaart (augustus 2016) ligt een groot deel van het plangebied binnen deze zone. Daarmee is er ook sprake van een provinciaal belang.
Onderzoek
In 2017 en 2018 heeft een inventarisatie plaatsgevonden van uitgevoerd archeologisch onderzoek van afgelopen twee decennia in de Waalsprong. Deze inventarisatie is gerapporteerd in rapport P. van den Broeke, Archeologisch inventarisatie van een aantal deelgebieden in de Waalsprong (Nijmegen Noord), 2017.
Er is een nieuwe gemeentelijke beleidskaart Waalsprong opgesteld, waarin beleidskeuzes zijn gemaakt om het archeologisch verhaal van de Waalsprong compleet te kunnen maken. Daarbij is gebleken dat in het plangebied Dijkzone - Hof van Holland geen behoudenswaardige archeologische resten aanwezig zijn. De thema's die benoemd zijn voor de nieuwe beleidskaart vallen buiten de eventueel te verwachten nederzettingen uit de Nieuwe Tijd in Dijkzone.
Het vooronderzoek voor de watergang in Woenderskamp en Hof van Holland (rapport in uitwerking) en verschillende landschappelijke onderzoeken als onderdeel van archeologisch vooronderzoek in de Waalsprong heeft aangetoond dat het gebied in de Romeinse tijd niet in gebruik kan zijn geweest voor bewoning.
4.14 Klimaat
Het klimaat verandert en dat heeft gevolgen voor de toekomst. Om ook in de toekomst prettig te kunnen wonen, werken en recreëren in de gemeente Nijmegen moeten de stad (her)inrichten met het oog op de toekomst. We houden rekening met hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte en de gevolgen van een mogelijke overstroming.
Klimaataspecten
In de gebouwde omgeving zijn voor energiegebruik en oververhitting de oriëntatie van de bebouwing en de manier waarop met de bezonning is omgegaan bepalende factoren.
Het microklimaat wordt bepaald door de verhouding tussen bebouwd en begroend oppervlak en de relatie tussen bebouwde en groene structuren. Een goed groenontwerp helpt oververhitting tegen te gaan en vangt neerslag en luchtverontreiniging op. Door groenontwerp en waterhuishouding te combineren kunnen de aanwezige en potentiele ecologische waarden van het gebied vergroot worden.
In de Waalsprong zijn de grotere groen- en waterstructuren gekoppeld. Het regenwater wordt grotendeels afgekoppeld en over het oppervlak naar wadi's afgevoerd. Omdat deze afvoerstructuur niet door de maatvoering van buizen beperkt wordt is ze uitermate geschikt om zwaardere buien tijdelijk in de openbare ruimte op te vangen.
Op een kleiner schaalniveau moet het optreden van hitte-eilanden voorkomen worden. Dit geldt in het bijzonder voor versteende delen van het plangebied, zoals door bebouwing omsloten parkeerterreinen. Waar mogelijk moeten deze door beplanting in de vorm van bomen en of pergola's beschaduwd worden.
Voor woningbouw en utiliteitsbouw liggen kernpunten bij terugdringen van de CO2 uitstoot en aanpassing aan veranderde weersomstandigheden. Bijkomend voordeel hierbij is dat dit leidt tot lagere beheerlasten en een gezondere, comfortabeler gebouw.
4.15 Verkeer - Vervoer En Parkeren
Het Nijmeegse mobiliteitsbeleid is vastgesteld in de nota Nijmegen Duurzaam Bereikbaar. In de Nota Nijmegen Duurzaam Bereikbaar is verkeersveiligheid de randvoorwaarde voor alle ontwikkelingen in Nijmegen. Nieuw aan te leggen infrastructuur wordt aangelegd conform de richtlijnen van Duurzaam Veilige Weginrichting.
4.15.1 Ontsluitingsstructuur
De stedelijke hoofdwegen in de Waalsprong zijn onderdeel van de toegangswegen naar de stad en vervullen een functie voor het verbinden van stadsdelen en de bereikbaarheid met de regio.
De ontsluitingsstructuur voor gemotoriseerd verkeer wordt in belangrijke mate gevormd door de Graaf Alardsingel (GAS). De GAS is een belangrijke gebiedsontsluitingsweg in het Nijmeegse verkeerssysteem en verbindt de Prins Mauritssingel met stadsbrug De Oversteek. De weg maakt onderdeel uit van de S100, de belangrijkste doorstroomroute in de stad. De doorstroming en verkeersafwikkeling op de S100 heeft op stedelijk niveau de hoogste prioriteit, evenals HOV-bus.
Daarbij kent Nijmegen een hoogwaardig fietsnetwerk. De Waalsprong wordt daardoor ontsloten door een netwerk van doorgaande snelfietsroutes. Snelfietsroutes spelen een belangrijke rol in het stedelijk verkeerssysteem en de duurzaamheidsdoelen: mensen fietsen meer en autoritten worden meer en meer voorkomen.
Onderstaande kaart komt uit de nota Nijmegen Duurzaam Bereikbaar en laat het netwerk van auto, openbaar vervoer en fiets in 2020 zien.
4.15.2 Ontsluiting plangebied gemotoriseerd verkeer
Binnen het projectgebied zijn leidende principes voor de afwikkeling van het autoverkeer als volgt:
- 1. inrichting als verblijfsgebied
- 2. geen doorgaand verkeer binnen de wijk
- 3. ontsluiting via het centrumgebied
De Dijkzone wordt ingericht als verblijfsgebied en krijgt een autoluw karakter. Alle woonstraten hebben een maximumsnelheid van 30 km/u. Doorgaand verkeer in de woongebieden wordt voorkomen. Autoverkeer wordt zo snel en effectief mogelijk op de hoofdinfrastructuur afgewikkeld.
4.15.3 Ontsluiting plangebied langzaam verkeer
De Waalsprong wordt ontsloten door een netwerk van doorgaande snelfietsroutes. Snelfietsroutes spelen een belangrijke rol in het stedelijk verkeerssysteem en de duurzaamheidsdoelen: mensen fietsen meer en autoritten worden meer en meer voorkomen.
Snelfietsroutes liggen waar mogelijk door de wijk en niet langs hoofdwegen voor autoverkeer. Lent en de binnenstad van Nijmegen liggen op korte afstand en zijn uitstekend bereikbaar per fiets. Snelfietsroutes maken stedelijke- en wijkbestemmingen makkelijk bereikbaar en zijn aantrekkelijk om te gebruiken.
Bij station Lent (knoop Lent) komen veel belangrijke snelfietsroutes in Nijmegen Noord samen. Het is een verdeelpunt richting fietsbrug De Snelbinder en de Waalbrug. Het netwerk van snelfietsroutes zorgt tevens voor goede verbindingen met andere bestemmingen in de stad en de regio. Het fietsbeleid voor de Waalsprong is vastgelegd in het Uitvoeringsplan Fietsinfrastructuur Waalsprong.
Gezien de ligging van de wijk is een hoog fietsgebruik kansrijk. De snelfietsroutes in het gebied zullen zwaar worden belast. De vormgeving van de fietsverbindingen wordt daarop vormgegeven. Uitgangspunt voor de hoofdfietsroutes door het gebied zijn directe verbindingen en die autovrij of autoluw zijn. Om de fietsstromen te spreiden wordt een mogelijke extra aansluiting op de Oversteek en Snelbinder onderzocht, ter hoogte van de Oosterhoutsedijk. Hiertoe zou ten westen van het spoortalud een doorgaande fietsverbinding moeten worden ingepast.
4.15.4 Parkeren
Het parkeerbeleid is opgenomen in de Parkeernota “Kiezen en Delen” parkeren in Nijmegen, parkeernota 2013-2017 (Parkeernota). In een gebied zoals de Dijkzone is parkeren een belangrijk thema. De oplossingen die nu gekozen worden zijn van grote invloed op het leefklimaat, op het toekomstig autogebruik, de toekomstbestendigheid en op de verkoopbaarheid of verhuurbaarheid van woningen en voorzieningen. Omdat parkeren ruimte intensief is maakt het deel uit van de duurzame stedelijke ontwikkeling. Vooraf moet goed in beeld gebracht worden wat de effecten zijn van parkeeroplossingen. Zowel voor de bewoners als hun bezoekers. De invloed van geparkeerde auto's op verkeersveiligheid en de kwaliteit van de openbare ruimte moeten ook meegewogen worden.
Nijmegen kent een Facetbestemmingsplan parkeren (vastgesteld op 13 september 2017). Op basis van dit bestemmingsplan moet voldaan worden aan de beleidsregels parkeren. Zo ook in dit bestemmingsplan. In de beleidsregels parkeren wordt helderheid gegeven over het aantal te realiseren parkeerplaatsen bij diverse functies en de werkwijze bij het bepalen van de parkeernormen. Het is verboden te bouwen dan wel het gebruik van gronden en/of bouwwerken te wijzigen indien er niet wordt voldaan aan deze regels ten aanzien van parkeren en stallen van voertuigen. De omgevingsvergunning wordt getoetst aan de op dat moment geldende parkeernormen conform de dan geldende beleidsregels. Bij het beoordelen van een ontwikkeling kijkt de gemeente of rekening is gehouden met het vereiste aantal parkeerplaatsen. Op deze manier wordt overlast in de omgeving zoveel mogelijk beperkt. Indien gedurende de planperiode de beleidsregels wijzigen, gelden de gewijzigde regels.
De parkeernormering is bepaald aan de hand van de stedelijkheidsgraad. Nijmegen is aangeduid als sterk stedelijk. Conform de gebiedsindeling valt De Dijkzone categorie 'Schil/overloopgebied'.
4.15.5 Fietsparkeren
Bij nieuwe planontwikkelingen moet rekening worden gehouden met normen voor fietsparkeren. Deze zijn opgenomen in de Herziening Nota Parkeernormen 2016.
4.15.6 Openbaar vervoer
Openbaar vervoer vormt een belangrijk onderdeel in het verkeerssysteem van de Waalsprong. Maatregelen op het gebied van (hoogwaardig) openbaar vervoer leveren een bijdrage aan de beperking van de groei van het autoverkeer. Openbaar vervoer bestaat uit trein, Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV) en uit stads-en streeklijnen.
Binnen het plangebied komt geen openbaar vervoersvoorziening. De Dijkzone ligt op acceptabele loop en fiets afstand van station Lent. Vandaar rijden met hoge frequentie treinen vanuit de Stadsregiorail. De HOV bus over de Graaf Alardsingel, aansluitend op het plangebied zorgt voor een goede verbinding met de rest van de stad en de regio. Op de Graaf Alardsingel zijn twee HOV haltes beschikbaar. Bij de vormgeving van de wegaansluitingen op de Graaf Alardsingel krijgt de vormgeving van de looproutes naar de HOV haltes speciale aandacht.
4.15.7 Bevoorrading
Transport vindt plaats via de twee geregelde ontsluitingen aan de Graaf Alardsingel. Via de wijkontsluitingswegen worden alle voorzieningen direct benaderd. De profilering van deze wegen is ruimer dan de andere woonstraten. Bij de voorzieningen wordt bij voorkeur op eigen terrein een noodzakelijke laad en los voorzieningen gerealiseerd. Voorkomen moet worden dat vrachtverkeer achterwaarts de openbare weg op moet rijden en of achterwaarts de laad en los voorziening moet bereiken.
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Inleiding
Het bestemmingsplan is opgesteld conform de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012 (Rsro 2012). Dit houdt in dat het bestemmingsplan is opgesteld volgens de StandaardVergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP), de verbeelding is getekend conform Informatiemodel Ruimtelijke Ordening 2012 (IMRO 2012) en wordt uitgewisseld volgens de conventies van de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten (STRI2012).
5.2 Systematiek Van De Planregels
De regels van het bestemmingsplan zijn opgebouwd uit inleidende regels (waar wordt ingegaan op de begrippen en wijze van meten), de bestemmingsregels (waar de bestemmingen worden beschreven), de algemene regels (waar de algemeen geldende regels staan), de overgangs- en slotregels (met het overgangsrecht).
5.3 Beschrijving Per Bestemming
Enkelvoudige bestemmingen
De bestemmingen Groen en Verkeer zijn beide enkelvoudige bestemmingen. Deze bestemmingen zijn opgenomen voor locaties waar slechts één hoofdfunctie is toegestaan.
Combinatiebestemming
De bestemmingen Woongebied en Gemengd zijn een combinatiebestemming. Deze bestemmingen zijn opgenomen om meerdere hoofdfuncties toe te staan. Het gaat in dit geval om de functies wonen en kleinschalige bedrijvingheid en maatschappelijke voorzieningen.
Dubbelbestemmingen
De bestemmingen Leiding - Hoogspanning, Leiding - Hoogspanningsverbinding, Waarde – Archeologie maatwerk, Waarde - Cultuurhistorie houtwal, Waterstaat - Waterkering en Waterstaat - Waterlopen zijn dubbelbestemmingen. Deze bestemmingen kunnen samenvallen met enkelvoudige bestemmingen alsmede met de combinatiebestemming. De dubbelbestemmingen kunnen onderling ook samenvallen. Er gelden dan meerdere dubbelbestemmingen voor dezelfde gronden. Bij de algemene regels is een voorrangsregeling opgenomen voor de situatie dat dubbelbestemmingen samenvallen.
De dubbelbestemmingen Leiding - Hoogspanning en Leiding - Hoogspanningverbinding beschermen de electriciteitskabels. De dubbelbestemming Waterstaat-Waterlopen betreft in feite een zoekgebied. Deze bestemming zal ruimer zijn dan het daadwerkelijke tracé van de aan te leggen watersingel.
De dubbelbestemming Cultuurhistorie houtwal beschermt een bomenrij in het noorden van het bestemmingsplan.
Algemene aanduidingsregels
Er is in het bestemmingsplan sprake van 3 gebieden met een aanduiding.
-vrijwaringszone - dijk;
-specifieke vorm van waarde - archeologie NAP 9;
-volkstuin
In de eerstgenoemde zone wordt de dijk beschermd tegen mogelijke schadelijke activiteiten.
De zone volkstuin betreft een zoekgebied voor een volkstuin, welke ingespast moet worden in de bestaande groene structuur en rekening houden met de historische houtwal.
Overige regels
De overige regels hebben betrekking op de berging van hemelwater, en de, reeds eerder genoemde voorrangsregeling bestemmingen.
Overgangs- en slotregels
Hierin wordt ingegaan op het overgangsrecht en de slotregels (naam bestemmingsplan).
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
6.1 Kostenverhaal
De voorgestelde bestemmingsplanwijziging maakt het mogelijk woningbouw in het plangebied Dijkzone in Nijmegen Noord te realiseren. De gemeente is eigenaar van het terrein. Dit heeft tot gevolg, dat de financiële regie via een gemeentelijke grondexploitatie loopt.
Het plangebied maakt deel uit van de grondexploitatie Waalsprong, deelplan Dijkzone, welke op 11 mei 2016 door de gemeenteraad van Nijmegen is vastgesteld.
De grondexploitatie bevat onder andere kosten voor aankoop van grond, het bouw- en woonrijpmaken en de gemeentelijke plankosten. Dekking van de kosten vindt plaats door verkoop van kavels. Er is sprake van een sluitende deelexploitatie Dijkzone Woenderskamp, dit houdt in, dat de kosten worden gedekt door de opbrengsten.
6.2 Financiële Haalbaarheid
Derhalve kan gesteld worden dat de bestemmingsplanherziening financieel-economisch uitvoerbaar is. Via de grondprijs is het kostenverhaal in het ontwikkelgebied anderszins verzekerd en hoeft bij de vaststelling van het bestemmingsplan geen exploitatieplan als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening te worden vastgesteld .
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Inspraak
Het ontwerp bestemmingsplan is in het kader van het wettelijk vooroverleg met Waterschap Rivierenland en Provincie Gelderland besproken.
Het ontwerp bestemmingsplan heeft van donderdag 7 februari 2019 tot en met woensdag 20 maart 2019 voor eenieder ter inzage gelegen. Er zijn in die periode geen zienswijzen ingediend.
7.2 Overleg
Overleg heeft plaatsgevonden met de omgeving, participerende organisaties en belangengroeperingen zoals het buurschap, netwerkbeheerder Liander en Stichting Menno van Coehoorn. Opmerkingen die uit deze overleggen kwamen zijn verwerkt. Daarnaast heeft er ook overleg plaatsgevonden met de vaste overlegpartners; het Waterschap Rivierenland en de provincie Gelderland.
7.3 Ambtshalve Wijzigingen
Naar aanleiding van overleg met de bedrijven Tennet en Liander over de bescherming van de boven en ondergrondse electriciteitskabels in het plangebied, zijn er kleine aanpassingen toegepast op het bestemmingsplan. Hieronder het overzicht van de aanpassingen:
- 1. Artikel 7: De titel is aangepast naar Leiding - 50kv verbinding, zodat duidelijk is dat het hier over 50kv leidingen gaat en niet over ondergrondse hoogspanningsleidingen (150kv)
- 2. Artikel 7.1: tekst aangepast met "ondergrondse 50 kv verbinding".
- 3. Artikel 8.4.1. Extra bescherming toegevoegd door een aantal activiteiten omgevingsvergunningplichting te maken:
8.4.1.c, indrijven van voorwerpen in de grond;
8.4.1.f, het (tijdelijk) opslaan van zaken, brandbare stoffen en/of materialen (waaronder begrepen afvalstoffen);
8.4.1.g, het aanleggen van een zonnepark;
8.4.1.h, het slopen van opstallen.