KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijventerrein
Artikel 5 Groen
Artikel 6 Verkeer
Artikel 7 Water
Artikel 8 Leiding - Gas
Artikel 9 Leiding - Hoogspanning
Artikel 10 Leiding - Riool
Artikel 11 Waarde - Archeologie 1
Artikel 12 Waarde - Archeologie 2
Artikel 13 Waarde - Archeologie 3
Artikel 14 Waterstaat - Waterlopen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 15 Anti-dubbeltelregel
Artikel 16 Algemene Bouwregels
Artikel 17 Algemene Gebruiksregels
Artikel 18 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 19 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 20 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 21 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 22 Overgangsrecht
Artikel 23 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Bestemmingsplan Met Verbrede Reikwijdte
1.2 Aanleiding
1.3 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.4 Vigerend Bestemmingsplan
1.5 Exploitatieplan
1.6 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Beschrijving Huidige Situatie
2.2 Beschrijving Toekomstige Situatie
2.3 Stedenbouwkundige Karakteristieken
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Relevant Rijksbeleid
3.2 Relevant Provinciaal Beleid
3.3 Relevant Regionaal Beleid
3.4 Relevant Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Sectorale Aspecten
4.1 Milieueffectrapportage
4.2 Economie
4.3 Bedrijven En Milieuzonering
4.4 Geluid
4.5 Luchtkwaliteit
4.6 Stikstof
4.7 Externe Veiligheid
4.8 Verkeer En Parkeren
4.9 Water
4.10 Flora En Fauna
4.11 Duurzaamheid En Klimaatadaptatie
4.12 Cultuurhistorie
4.13 Archeologie
4.14 Ontplofbare Oorlogsresten (Oo)
4.15 Bodem
4.16 Geur
4.17 Kabels En Leidingen
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Inleiding
5.2 Systematiek
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
6.1 Kostenverhaal
6.2 Financiële Haalbaarheid
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Inspraak
7.2 Vooroverleg
7.3 Ontwerpfase
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten (Toelichting)
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 3 Beeldkwaliteitplan Uitbreiding Bedrijventerrein De Grift
Bijlage 1 Laddertoets
Bijlage 2 Actualisatietoets
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 4 Oplegnotitie Geluid
Bijlage 5 Onderzoek Luchtkwaliteit
Bijlage 6 Memo Effecten Stikstofdepositie
Bijlage 7 Onderzoek Externe Veiligheid
Bijlage 8 Advies Veiligheidsregio
Bijlage 9 Berekening Groepsrisico Routering Griftdijk
Bijlage 10 Verkeersonderzoek
Bijlage 11 Nota Van Uitgangspunten Waterhuishouding Bedrijventerrein De Grift
Bijlage 12 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 13 Aanvullend Onderzoek Flora En Fauna
Bijlage 14 Bodemonderzoeken
Bijlage 15 Nota Zienswijzen En Ambtshalve Wijzigingen
Bijlage 16 Plan-mer
Bijlage 17 Oplegnotitie Plan-mer
Bijlage 18 Onderzoek Verkeer Behorende Bij Plan-mer
Bijlage 19 Onderzoek Geluid Behorende Bij Plan-mer
Bijlage 20 Onderzoek Externe Veiligheid Behorende Bij Plan-mer
Bijlage 21 Onderzoek Stikstof Behorende Bij Plan-mer

Chw-bestemmingsplan Nijmegen Uitbreiding bedrijventerrein De Grift

Bestemmingsplan - gemeente Nijmegen

Vastgesteld op 01-11-2023 - vastgesteld

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Chw-bestemmingsplan Nijmegen Uitbreiding bedrijventerrein De Grift met identificatienummer NL.IMRO.0268.BP33600-VG01 van de gemeente Nijmegen.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanbouw

een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw, dat op de grond staat, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een aparte ruimte vormt die al dan niet vanuit het hoofdgebouw bereikbaar is.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aangebouwd bijgebouw

een bijgebouw dat direct grenst aan een aan- of uitbouw en niet tevens aan het hoofdgebouw. Voor een aangebouwd bijgebouw geldt de definitie van een bijgebouw, met uitzondering van de eis van vrijstaandheid. Wanneer een aangebouwd bijgebouw wordt gebruikt ten behoeve van aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten of huisvesting in verband met mantelzorg, dan is de eis van functionele ondergeschiktheid niet van toepassing.

1.7 aan huis verbonden beroepsactiviteiten

een dienstverlenend beroep, dat op kleine schaal in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie. Prostitutie is uitgesloten.

1.8 aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten

  • het verlenen van diensten en/of;
  • het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen) en/of;
  • het voeren van de administratie van bedrijfsactiviteiten die (behoudens genoemde administratieve werkzaamheden) niet ter plaatse worden uitgeoefend;
  • het verstrekken van logies en ontbijt (bed and breakfast);

waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteit in of bij de woning met behoud van de woonfunctie ter plaatse kan worden uitgeoefend. Een seksbedrijf is uitgesloten.

1.9 achtergevel

de bestaande achtergevel van het hoofdgebouw.

1.10 achtergevellijn

de achterste grens van het bouwvlak en het verlengde daarvan.

1.11 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of houden van dieren.

1.12 archeologisch deskundige

de gemeentelijk (beleids)archeoloog of een andere door het College van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologie.

1.13 archeologische waarden

Onder archeologische waarden kunnen worden verstaan:

  • archeologische verwachtingswaarden;
  • vastgestelde archeologische waarden of resten.

1.14 archeologische verwachtingswaarde

de kans op archeologische vondsten of informatie.

1.15 archeologisch onderzoek

onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling beschikkend over een certificaat conform de Erfgoedwet.

1.16 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.17 bed en breakfast

een overnachtingsmogelijkheid gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed- en breakfast heeft maximaal 4 kamers en 8 slaapplaatsen.

1.18 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel plaatsvindt uitsluitend als niet zelfstandig en ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.19 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein kennelijk slechts bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk moet worden geacht.

1.20 bedrijvigheid

het uitoefenen van een bedrijf, met aanverwante activiteiten als laden, lossen en parkeren.

1.21 beperkt kwetsbaar gebouw

onder een beperkt kwetsbaar gebouw wordt verstaan:

een gebouw met een van de volgende gebruiksfuncties, alleen voor zover het gaat om die gebruiksfunctie:

  1. a. een woonfunctie, met uitzondering van een woonfunctie in een woongebouw en een
    woonfunctie voor 24-uurszorg, als het gaat om een woonfunctie:
    1. 1. op een locatie met een dichtheid van ten hoogste twee woningen, woonschepen of woonwagens per ha;
    2. 2. om te worden gebruikt in het kader van de uitoefening van een beroep of bedrijf; of
    3. 3. die onderdeel is van lintbebouwing die loodrecht of nagenoeg loodrecht is gelegen op een buisleiding met gevaarlijke stoffen, voor zover het gaat om het risico op een ongewoon voorval veroorzaakt door die activiteit;
  2. b. een bijeenkomstfunctie, met uitzondering van een bijeenkomstfunctie:
    1. 1. voor kinderopvang;
    2. 2. voor dagverblijf van personen met een lichamelijke of geestelijke beperking;
    3. 3. waarin doorgaans een groot aantal personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig is; of
    4. 4. die een nevengebruiksfunctie is van een zeer kwetsbaar gebouw;
  3. c. een industriefunctie, met uitzondering van gebouwen waarin doorgaans een groot aantal personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig is;
  4. d. een kantoorfunctie met een bruto-vloeroppervlakte van ten hoogste 1.500 m2;
  5. e. een logiesfunctie:
    1. 1. op een locatie met een dichtheid van ten hoogste twee logiesfuncties per ha, en met ten hoogste 5 logiesverblijven per gebouw; of
    2. 2. met een bruto-vloeroppervlakte van ten hoogste 1.500 m2;
  6. f. een onderwijsfunctie voor volwassenenonderwijs, met uitzondering van een onderwijsfunctie waarin doorgaans een groot aantal personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig is;
  7. g. een sportfunctie, met uitzondering van een sportfunctie:
    1. 1. waarin doorgaans een groot aantal personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig is; of
    2. 2. die een nevengebruiksfunctie is van een zeer kwetsbaar gebouw; of
  8. h. een winkelfunctie, met uitzondering van een winkelfunctie in een gebouw waarin een supermarkt of warenhuis is gevestigd, als het gaat om een winkelfunctie:
    1. 1. met meer dan vijf winkels en met een totale bruto-vloeroppervlakte van meer dan 1.000 m2; of
    2. 2. met een winkel met een bruto-vloeroppervlakte van meer dan 2.000 m2.

1.22 beperkt kwetsbaar object

onder beperkt kwetsbaar object wordt verstaan:

  1. a. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen/woonschepen/woonwagens per hectare, en dienst- en bedrijfswoningen van derden;
  2. b. kantoorgebouwen, voorzover zij niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt.
  3. c. hotels en restaurants, voorzover zijn niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt;
  4. d. winkels, voorzover zij niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt.
  5. e. sporthallen, zwembaden en kampeerterreinen;
  6. f. sport- en kampeerterreinen en terreinen voor recreatieve doeleinden, voorzover zij niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt;
  7. g. bedrijfsgebouwen, voorzover zij niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt;
  8. h. objecten die met bovenstaande gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
  9. i. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of electriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen dat ongeval.

1.23 bestaand

  1. a. bestaande bouwwerken: een legaal bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning;
  2. b. bestaand gebruik: het legale gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.24 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.25 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.26 Bevi-bedrijf

bedrijf vallend onder de werkingssfeer van artikel 2, lid 1 onder a tot en met f van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

1.27 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.28 bijgebouw

een, vrijstaand, in functioneel en bouwkundig opzicht aan het hoofdgebouw ondergeschikt gebouw op hetzelfde bouwperceel, dat op de grond staat. Als functioneel ondergeschikt gebouw wordt verstaan een gebouw dat bedoeld en ingericht is ten behoeve van (huishoudelijke) berging, hobby- en/of stallingsruimte. Als een vrijstaand bijgebouw wordt gebruikt ten behoeve van aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten of huisvesting in verband met mantelzorg, dan is de eis van functionele ondergeschiktheid niet van toepassing.

1.29 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.30 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.31 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder. Daar waar gesproken wordt over de 'eerste bouwlaag' wordt bedoeld de bouwlaag op (dan wel bij benadering op) de begane grond. De 'tweede bouwlaag' is de bouwlaag direct boven de 'eerste bouwlaag'.

1.32 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.33 bouwperceelsgrens

een grens van een bouwperceel.

1.34 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.35 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.36 BREEAM

BREEAM staat voor Building Research Establishment Environmental Assessment Method en betreft een door de Dutch Green Building Council uitgegeven meetinstrument voor de beoordeling van de duurzaamheidsprestatie van gebouwen (renovatie en nieuwbouw), gebieden en infrastructuur, zoals deze luidt op het moment van vaststelling van het plan.

1.37 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van het bieden van gelegenheid om gekochte etenswaren ter plaatse te nuttigen. Onder detailhandel wordt niet verstaan grootschalige- en perifere detailhandel. Een supermarkt is uitsluitend toegestaan wanneer dit in de bestemming is aangegeven.

1.38 erf

de gronden met eenzelfde bestemming gelegen binnen het bouwperceel maar buiten het bouwvlak.

1.39 escortbedrijf

de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie in de vorm van bemiddeling tussen klant en prostituee.

1.40 evenement

evenement zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen (APV).

1.41 garagebedrijf

een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor verkoop (zowel nieuwe als gebruikte motorvoertuigen), onderhoud en reparatie van motorvoertuigen, met dien verstande dat de verkoop van motorbrandstoffen is uitgezonderd.

1.42 gebieden met een hoge archeologische verwachting

deze gebieden onderscheiden zich vanwege een hoge tot zeer hoge verwachting op het aantreffen van archeologische resten.

1.43 gebieden van zeer grote archeologische waarde

voor deze gebieden staat het vast dat zich archeologische resten in de bodem bevinden.

1.44 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.45 gebouwd terras

aan- of uitbouw in de openbare ruimte ten behoeve van een aangrenzend horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden verstrekt.

1.46 geurgevoelig gebouw

een gebouw of een gedeelte van een gebouw met een:

  1. a. woonfunctie en nevengebruiksfuncties daarvan;
  2. b. onderwijsfunctie en nevengebruiksfuncties daarvan;
  3. c. gezondheidszorgfunctie met bedgebied en nevengebruiksfuncties daarvan;
  4. d. bijeenkomstfunctie voor kinderopvang met bedgebied en nevengebruiksfuncties daarvan; of
  5. e. zelfstandige of bedrijfsgebonden kantoorfunctie.

1.47 gevelbreedte

de breedte van de gevel waar tegenaan wordt gebouwd.

1.48 groothandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.49 grootschalige detailhandel (gdv)

winkels met een ondergrens van 1.500 m² bedrijfsvloeroppervlak, gebruikt voor de perifere vestiging van winkels in andere branches dan perifere detailhandel.

1.50 hoofdbebouwing

hoofdgebouw(en) inclusief aan- en/of uitbouwen.

1.51 hoofdgebouw

gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meerdere gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op de bestemming het belangrijkst is.

1.52 hoogwaardig openbaar vervoer

een vorm van openbaar vervoer die gepositioneerd kan worden tussen de traditionele bus en trein, waarbij de nadruk ligt op het snel en betrouwbaar en comfortabel vervoeren van passagiers over vrijliggende HOV-infrastructuur.

1.53 horecabedrijf

een bedrijf of instelling waar als hoofddoel bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, niet zijnde detailhandel en/of ondersteunende horeca of bed en breakfast.

1.54 hospes/hospita

De 100% economisch en juridisch eigenaar die zélf daadwerkelijk in de zelfstandige woonruimte woont en minimaal 50% van deze woonruimte gebruikt voor zijn eigen huishouden en maximaal 2 onzelfstandige woonruimten verhuurt aan maximaal twee personen.

1.55 huishouden

een alleenstaande of twee of meer personen die hun hoofdverblijf in dezelfde woonruimte hebben en een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren.

1.56 kamergewijze bewoning

het (laten) bewonen van een (deel van een) gebouw waarin zich 3 of meer onzelfstandige woonruimten bevinden en/of dat wordt bewoond door drie of meer personen die geen gezamenlijke huishouding voeren.

1.57 kantoor

een ruimte welke door de aard en indeling kennelijk is bestemd om uitsluitend of in hoofdzaak dienstig te zijn tot het verrichten van administratieve en/of ontwerptechnische arbeid, al dan niet met een ondergeschikte baliefunctie.

1.58 kwetsbaar object

  • woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde beperkt kwetsbare objecten;
  • gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, te weten:
    1. 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. 2. scholen;
    3. 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  • gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
    1. 1. kantoorgebouwen waaronder begrepen bedrijfskantoren en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object;
    2. 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijke bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m² bedraagt, en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
  • kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.

1.59 laden en lossen

onmiddellijk nadat het voertuig tot stilstand is gebracht bij voortduring inladen of uitladen van goederen van enige omvang of enig gewicht, gedurende de tijd die daarvoor nodig is.

1.60 logistiek bedrijf

een bedrijf met bedrijfsactiviteiten gericht op logistiek, opslag en overslag, fulfillment, transport, verpakking, handling en distributie.

1.61 lokale bedrijvigheid

bedrijven met een overwegende kavelgrootte <0,5 ha en een lokale werkgelegenheidsfunctie.

1.62 maatschappelijke voorzieningen

het openbaar bestuur, medische, sociale, educatieve en levensbeschouwelijke diensten, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen diensten, zoals: huisarts, apotheek, school, sportzaal, kinderdagverblijf, wijkcentrum, kerkgebouw, verzorgingstehuis, begeleid wonen met permanent aanwezige zorg (24-uurs zorg), uitvaartcentrum en bibliotheek.

1.63 mantelzorg

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.

1.64 milieugevoelige functie

een functie die gevoelig is voor hinder door geur, stof, geluid en/of, gevaar, zoals wonen, en wordt uitgeoefend in een milieugevoelig object.

1.65 milieugevoelig object

een gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt door mensen voor wonen of verblijf waarbij het gebruik daarvoor permanent is, dan wel een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik.

1.66 nutsvoorziening

voorziening ten behoeve van productie, distributie, winning, opslag of zuivering van gas, water of elektriciteit.

1.67 omgevingsvergunning

vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.68 ondergronds bouwwerk

  1. a. een (gedeelte van een) gebouw dat gelegen is onder het niveau van de begane grondvloer van dat gebouw, waarbij de hoogte van die begane grondvloer nergens hoger ligt dan 0,25 meter boven het aansluitende maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. een zelfstandig voor mensen toegankelijk bouwwerk waarvan de bovenkant nergens hoger is dan het maaiveld van het bouwperceel ter plaatse van dat bouwwerk.

1.69 ondergeschikte detailhandel

detailhandel waarbij de detailhandelsactiviteit een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is.

1.70 ondergeschikte kantoren

kantoren waarbij het kantoor een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is.

1.71 ondersteunende horeca

horeca waarbij de horeca-activiteit ondersteunend is aan de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is.

1.72 onzelfstandige woonruimte

woonruimte (kamer) in een (deel van een) gebouw, die door de aard van de inrichting en het gebruik het privédomein van de bewoner is, die (mede) is aangewezen op het gebruik van gezamenlijke voorzieningen elders in dat (deel van het) gebouw.

1.73 oorspronkelijk hoofdgebouw

het hoofdgebouw zoals dat ten tijde van de afronding van de bouwwerkzaamheden, overeenkomstig de voor het hoofdgebouw verleende vergunning, is opgeleverd.

1.74 openbaar toegankelijk gebied

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.75 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.76 overkapping

een op de grond staand bouwwerk, bestaande uit ten minste een dak, niet zijnde een gebouw.

1.77 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.78 parkeren

een voertuig dat langer stilstaat dan nodig is voor het in- en uitstappen of voor het laden en lossen.

1.79 perceelsgrens

de grens van een bouwperceel.

1.80 perifere detailhandel (pdv)

detailhandel die niet of moeilijk inpasbaar is in bestaande en/of traditionele winkelcentra vanwege de volumineuze aard van de goederen en vanwege de benodigde (wijze van) bevoorrading, zoals: detailhandel in keukens, tegels en sanitair, tuininrichtingsartikelen, bouwmarkten en woninginrichting.

1.81 perifere vestiging

vestiging buiten bestaande winkelstructuur, bestaande uit hoofdwinkelcentra, stadsdeelcentra en buurtwinkelcentra.

1.82 permanente bewoning

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf door dezelfde persoon.

1.83 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waar de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.84 prostituee

degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling.

1.85 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling.

1.86 prostitutiebedrijf

de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie.

1.87 raamprostitutiebedrijf

de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie, waarbij het werven van klanten gebeurt door een prostituee die zichtbaar is vanuit een voor publiek toegankelijke plaats.

1.88 regionale bedrijvigheid

bedrijven met een overwegende kavelgrootte >0,5 ha en/of een aantoonbaar regionale werkgelegenheidsfunctie.

1.89 seksbedrijf

de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie of tot het verrichten van seksuele handelingen voor een ander tegen betaling of uit het bedrijfsmatig aanbieden van vertoningen van erotisch-pornografische aard in een seksinrichting tegen betaling. Onder een seksbedrijf wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een escortbedrijf of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar.

1.90 seksinrichting

voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, onderdeel van een seksbedrijf.

1.91 sportvoorzieningen

gebouwde en niet-gebouwde voorzieningen gericht op sport, niet zijnde een recreatieve voorziening, zoals: fitnesscentrum, ijsbaan, manege, speelterrein, sporthal, sportveld, stadion, tennisbaan en zwembad.

1.92 stallen

in een garage of andere bewaarplaats zetten.

1.93 standplaats

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.

1.94 straatmeubilair

de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals: verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halteaanduidingen, parkeerregulerende constructies, road barriers, afvalinzamelsystemen, openbare toiletvoorzieningen, brandkranen, informatieborden, fietsenstallingen, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, abri's en dergelijke.

1.95 straatprostitutie

het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken.

1.96 terras

een buiten de besloten ruimte van een inrichting liggend deel van een bedrijf of instelling waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden verstrekt.

1.97 uitbouw

een op de grond staand en aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een vergroting betreft van een in het gebouw gelegen ruimte.

1.98 Value Added Logistics bedrijven

Logistieke bedrijven die zich - naast transport, op- en overslag van goederen - richten op activiteiten die een toegevoegde waarde aan een product opleveren gedurende het logistieke proces of die een toegevoegde waarde opleveren voor het logistieke proces zelf, zoals etikettering, ompakken, toevoegen van onderdelen en software, assemblage, bundelen, voorraadbeheer, terugwinnen van grondstoffen, order-picking en kwaliteitscontroles. Deze activiteiten worden in de logistieke sector aangeduid met de termen Value Added Logistics (VAL) en/of Value Added Services (VAS).

1.99 verblijfsgebied

binnen de bestemming Verkeer gelegen gronden vooral bedoeld voor voetgangers en niet voor doorgaand verkeer.

1.100 verkameren

het gebruiken of laten gebruiken van een (gedeelte van een) gebouw waar wonen is toegestaan ten behoeve van kamergewijze bewoning. Hieronder wordt tevens verstaan het toevoegen van onzelfstandige woonruimten aan bestaande situaties van kamergewijze bewoning.

1.101 verkoopstandplaats

het op of aan de weg of aan een openbaar water dan wel op een andere wijze - al dan niet met enige beperking - voor publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats met een voertuig, een kraam, een tafel of enig ander middel standplaats innemen of hebben teneinde in de uitoefening van de handel goederen te koop aan te bieden, te verkopen of te verstrekken dan wel diensten aan te bieden.

1.102 vervoermiddel

een object dat bedoeld is om personen of goederen te vervoeren.

1.103 voertuig

vervoermiddel dat dient om goederen of personen over land te vervoeren.

1.104 voorgevel

de bestaande voorgevel.

1.105 voorgevellijn

de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde ervan.

1.106 wadi

voorziening voor de infiltratie van regenwater. Een wadi is een laagte waarin het regenwater zich kan verzamelen en in de bodem kan infiltreren.

1.107 werk

een werk, geen bouwwerk zijnde.

1.108 windturbine

bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding, met een vermogen van tenminste 1,8 MW.

1.109 wonen

de huisvesting van één of meerdere personen in een gebouw, niet zijnde een woonwagen of woonboot.

1.110 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een of meer personen, niet zijnde een woonwagen of woonboot.

1.111 woonark

een vaartuig, niet zijnde een woonschip, dat feitelijk niet geschikt en bestemd is om te worden gebruikt als middel tot verplaatsing te water en dat wordt gebruikt of is bestemd tot woon- en nachtverblijf.

1.112 woonboot

elk vaar- of drijftuig dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als, of te beoordelen naar zijn constructie en/of inrichting in hoofdzaak bestemd is tot, hoofdbewoning geldend dag- en/of nachtverblijf van één of meer personen. Hieronder vallen zowel woonschepen als woonarken.

1.113 woonruimte

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een of meer personen, niet zijnde een woonwagen of woonboot.

1.114 woonschip

onder woonschip verstaan we een (voormalig) schip met een (metalen) scheepsromp, dat is ingericht of verbouwd voor permanente bewoning waarbij de oorspronkelijke verschijningsvorm grotendeels behouden is gebleven. Met schip wordt in deze bedoeld: elk van oorsprong watergaand vaartuig, met eigen voortstuwing, dat gebruikt wordt (of werd) om goederen, passagiers of beiden te vervoeren.

1.115 woonwagen

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.116 XL-logistiek

Logistieke bedrijven op een kavel met een omvang van 2 tot 4 hectare.

1.117 XXL-logistiek

Logistieke bedrijven op een kavel met een omvang van 4 hectare of meer.

1.118 zeer kwetsbaar object

een object dat bestemd is voor groepen beperkt zelfredzame personen. Van beperkte zelfredzaamheid is sprake wanneer personen in geval van een calamiteit niet in staat zijn zichzelf zonder hulp van buitenaf in veiligheid te brengen, zoals kinderen, ouderen, gehandicapten en gedetineerden. Voorbeelden van zeer kwetsbare objecten zijn grote zorgcomplexen, ziekenhuizen, detentiecentra, peuterspeelzalen, kinderdagverblijven, basisscholen en begeleid wonen met 24-uurs zorg.

1.119 zelfstandige woonruimte

woonruimte met een eigen toegang die door één huishouden kan worden bewoond zonder dat het huishouden daarbij afhankelijk is van één of meer gezamenlijke voorzieningen (zoals toiletruimte, badruimte en keuken) buiten die woonruimte, dan wel een standplaats voor een woonwagen.

1.120 zijdelingse perceelsgrens

de zijkanten van een perceel.

1.121 zijgevel

de bestaande zijgevel.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstanden tussen lijnen

afstanden tussen lijnen worden gemeten van het hart van de ene lijn tot het hart van de andere lijn.

2.2 afstand van een gebouw tot een zijdelingse perceelsgrens

de afstand gemeten vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw tot aan de zijdelingse perceelsgrens.

2.3 bebouwde oppervlakte

de buitenwerks gemeten oppervlakte van de verticale projectie van alle, al dan niet met vergunning gebouwde, in een nader aan te geven gebied aanwezige bouwwerken, met uitzondering van ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals pompputten, luifels en balkons. Ondergrondse bouwwerken worden meegerekend.

2.4 bebouwingspercentage

het percentage dat de oppervlakte van (een gedeelte van) het bouwvlak aangeeft dat binnen de aanduiding 'bouwvlak' maximaal mag worden bebouwd. Dit percentage geldt voor elk afzonderlijk bouwperceel. Bij kavelsplitsing geldt dit percentage zowel voor de gezamenlijke bouwpercelen als voor ieder afzonderlijk bouwperceel.

2.5 bedrijfsvloeroppervlakte of winkelgebruiksoppervlak (wgo)

de totale vloeroppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle op een bouwperceel aanwezige bebouwing, boven en onder peil, ten dienste van één bepaalde binnen een bestemming toegestane activiteit/functie.

2.6 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers, (brand)trappen, zonnepanelen, andere technische ruimten en/of technische constructies en antennes.

2.7 bouwhoogte van een dakopbouw

vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw.

2.8 bouwhoogte van een kap

vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap.

2.9 bruto vloeroppervlak (bvo)

op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructie, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten omhullen.

2.10 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.11 diepte van een bouwwerk, niet zijnde een hoofdgebouw

de afstand gemeten vanaf het verste punt van het bouwwerk loodrecht op de gevel waartegen het bouwwerk wordt aangebouwd.

2.12 gevellijn

de plaats vanaf waar de bouw- en goothoogte van het aangrenzende maatvoeringsvlak wordt gemeten.

2.13 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers, (brand)trappen, zonnepanelen, andere technische ruimten en/of technische constructies en antennes.

Voor de meest voorkomende dakvormen is in onderstaande schetsen aangegeven waar de goothoogte wordt bepaald:

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP33600-VG01_0035.jpg"

2.14 hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.15 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.16 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.17 peil

de plaats van waar in het kader van dit bestemmingsplan de hoogte wordt gemeten wordt als volgt bepaald:

  1. a. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een (al dan niet openbare) weg grenst: de plaats op de verbeelding aangeduid met "meetpunt peil" of in andere gevallen de hoogte van de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang niet onmiddellijk aan de hiervoor bedoelde weg grenst: de plaats op de verbeelding aangeduid met "meetpunt peil" of in andere gevallen de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang;
  3. c. voor bouwwerken onder het maaiveld, het peil van het bijbehorende bovengrondse hoofdgebouw;
  4. d. voor drijvende bouwwerken: de waterlijn;
  5. e. in de andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

Bij het bepalen van de hoogte van het aansluitend afgewerkte maaiveld blijven plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bo uw daarvan, buiten beschouwing.

2.18 verkoopvloeroppervlak (vvo) of winkelvloeroppervlak (wvo)

de totale oppervlakte van de voor publiek toegankelijke ruimten, etalages en ruimten achter toonbanken.

2.19 vloeroppervlak

de totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle ruimten ondergronds, op de begane grond, de verdiepingen, de zolder en de bijbehorende aan- en uitbouwen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf, met uitzondering van intensieve veehouderij;
  2. b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' voor een bedrijfswoning;
  3. c. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. de uitoefening van fruit- en boomteelt binnen een afstand van 50 m van bestemmingsvlakken ten behoeve van voor bestrijdingsmiddelen gevoelige functies. Dit zijn alle functies behoudens de agrarische bedrijvigheid;
  2. b. de uitoefening van een intensieve veehouderij;
  3. c. het zodanig gebruik van gronden dat chemische gewasbeschermingsmiddelen noodzakelijk zijn;
  4. d. het gebruik van gronden en bouwwerken, waarbij een toename van stikstofemissie plaatsvindt vanuit de betreffende gronden of bouwwerken.

Artikel 4 Bedrijventerrein

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' voor bedrijven voor zover deze voorkomen in categorie 1 tot en met 3.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat Bevi-bedrijven niet zijn toegestaan;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' voor bedrijven voor zover deze voorkomen in categorie 1 tot en met 3.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat Bevi-bedrijven niet zijn toegestaan;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2' voor bedrijven voor zover deze voorkomen in categorie 1 tot en met 4.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat BRZO-bedrijven niet zijn toegestaan;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - xxl-logistiek' uitsluitend voor XXL-logistiek;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - logistiek' uitsluitend voor XXL-logistiek, (reguliere) logistieke bedrijven en Value Added Logistics bedrijven;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'garage' uitsluitend voor een garagebedrijf;
  7. g. productiegebonden detailhandel en ondergeschikte detailhandel voor groothandelsbedrijven;
  8. h. ondergeschikte kantoren;
  9. i. opslag en uitstalling;
  10. j. voorzieningen ten behoeve van grootschalige energieopslag;
  11. k. ontsluitingswegen en in- en uitritten, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting uitgesloten';
  12. l. calamiteitenroutes en fiets- en voetpaden;
  13. m. bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen;
  14. n. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, overstortvijvers, rioolbuffers, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen;
  15. o. (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in lid 16.2.

4.2 Oogmerken

De regels in de bestemming 'Bedrijventerrein' zijn gesteld met het oog op:

  1. a. het ontwikkelen en beheren van een duurzaam en natuurinclusief regionaal bedrijventerrein dat ruimte biedt aan de volgende werkmilieus:
    1. 1. XXL-logistiek, met een maximum oppervlakte (netto uitgeefbaar) van 15 ha; en
    2. 2. regionale bedrijvigheid, met een maximum oppervlakte (netto uitgeefbaar) van 8 ha;
    3. 3. lokale bedrijvigheid;
  2. b. het aanpassen van de fysieke leefomgeving aan de gevolgen van klimaatverandering, waaronder wateroverlast en hittestress.

4.3 Bouwregels

4.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. sublid 4.3.2, onder a, punt 3 en toestaan dat de afstand tot de perceelgrenzen mag worden verkleind, indien voldaan wordt aan de volgende regels:
    1. 1. gebouwen worden tenminste 7,5 meter uit de voorste perceelsgrens gesitueerd;
    2. 2. gebouwen worden tenminste 4 meter uit de zijdelingse en achterste perceelsgrens worden gesitueerd;
  1. a. sublid 4.3.2, onder a, punt 1 en toestaan dat het bebouwingspercentage mag worden verkleind, indien voldaan wordt aan de volgende regels:
    1. 1. het bebouwingspercentage bedraagt niet minder mag dan 30%;
    2. 2. er wordt voldaan aan de regels voor buitenopslag als bedoeld in sublid 4.5.4.

4.5 Specifieke gebruiksregels

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 4.1 teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de ter plaatse toelaatbare categorieën van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  2. b. lid 4.1 teneinde bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de ter plaatse toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  3. c. lid 4.1 teneinde bedrijven toe te laten in categorie 1 als genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten, indien het de vestiging in een bedrijfsverzamelgebouw betreft;
  4. d. lid 4.1 sub d en e teneinde naast (X)XL-logistiek, logistieke bedrijven en Value Added Logisticsbedrijven ook andere bedrijvigheid toe te laten, indien voldaan wordt aan de volgende regels:
    1. 1. er is sprake van meervoudig ruimtegebruik, waarbij geldt dat de begane grondlaag van gebouwen uitsluitend is bestemd voor (X)XL-logistiek, logistieke bedrijven of Value Added Logistics bedrijven en op de verdieping(en) andere bedrijvigheid tot en met milieucategorie 4.2 is toegelaten.

4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. bijbehorende voorzieningen zoals: speelvoorzieningen, terrassen, hondenuitlaatplaatsen, calamiteitenroutes en fiets- en voetpaden;
  3. c. in- en uitritten, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting uitgesloten'.
  4. d. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, overstortvijvers, rioolbuffers, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen;
  5. e. erfafscheidingen en geluidwerende voorzieningen, zoals geluidswallen en geluidsschermen;
  6. f. ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals (brand)trappen, luifels, balkons en overstekende (dak)goten, ten behoeve van het aangrenzende hoofdgebouw in de naastgelegen bestemming;
  7. g. (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in lid 16.2.

5.2 Bouwregels

5.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden ten behoeve van parkeren.
  2. b. Mobiele verkoopinrichtingen (zoals een verkoopwagen, kraam of tafel) zijn toegestaan, voor zover toestemming is verleend op grond van de Algemeen Plaatselijke Verordening.

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 5.1 ten behoeve van moestuinen onder de voorwaarden dat:

  1. a. het gaat om het telen van groenten, kruiden, kleinfruit en bloemen;
  2. b. het uitsluitend gaat om hobbymatig gebruik van de gronden als moestuin;
  3. c. het oprichten van gebouwen niet is toegestaan;
  4. d. het gebruik als moestuin geen onevenredige hinder oplevert voor omliggende (woon)functies.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met een functie voor verblijf en verplaatsing, verkeerswegen (waaronder busbanen, fiets- en voetpaden), openbaar vervoer (waaronder hoogwaardig openbaar vervoer), kunstwerken (zoals bruggen en andere waterstaatkundige werken), parkeervoorzieningen en fietsenstallingen;
  2. b. bijbehorende voorzieningen zoals: groen- en speelvoorzieningen, terrassen en taluds;
  3. c. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, overstortvijvers, rioolbuffers, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen;
  4. d. erfafscheidingen en geluidwerende voorzieningen, zoals geluidswallen en geluidsschermen;
  5. e. ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals (brand)trappen, luifels, balkons en overstekende (dak)goten, ten behoeve van het aangrenzende hoofdgebouw in de naastgelegen bestemming;
  6. f. (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in lid 16.2.

6.2 Bouwregels

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de waterhuishouding en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, de waterbeheersing, waterafvoer en –berging, watergangen, aanleg- en vissteigers, waterlopen en waterpartijen alsmede voor taluds, (natuurvriendelijke) oevers en onderhoudsstroken kunstwerken, bruggen en andere waterstaatkundige werken en;
  2. b. verkeer te water;
  3. c. bijbehorende voorzieningen zoals: groen- en speelvoorzieningen.

7.2 Bouwregels

Artikel 8 Leiding - Gas

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg, instandhouding en/of bescherming van een ondergrondse hoge druk aardgastransportleiding.

8.2 Bouwregels

8.3 Afwijken van de bouwregels

8.4 Specifieke gebruiksregels

8.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 9 Leiding - Hoogspanning

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg, instandhouding en/of bescherming van een ondergrondse hoogspanningsleiding.

9.2 Bouwregels

9.3 Afwijken van de bouwregels

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 10 Leiding - Riool

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg, instandhouding en/of bescherming van een rioolwatertransportleiding.

10.2 Bouwregels

10.3 Afwijken van de bouwregels

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 11 Waarde - Archeologie 1

11.1 Bestemmingsomschrjving

De voor Waarde - Archeologie 1 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

11.2 Bouwregels

11.3 Afwijken van de bouwregels

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

11.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:

  1. a. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 als bedoeld in lid 11.1 geheel of gedeeltelijk te doen laten vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn en niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
  2. b. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 te wijzigen in een andere archeologische dubbelbestemming, dan wel een maatwerk dubbelbestemming op te nemen, indien op basis van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat de archeologische waarde moet worden bijgesteld.

Artikel 12 Waarde - Archeologie 2

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden (gebieden met een hoge archeologische verwachting).

12.2 Bouwregels

12.3 Afwijken van de bouwregels

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

12.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:

  1. a. de bestemming Waarde - Archeologie 2 als bedoeld in lid 12.1 geheel of gedeeltelijk te doen laten vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn en niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
  2. b. de bestemming Waarde - Archeologie 3 op te nemen indien op basis van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 13 Waarde - Archeologie 3

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden (gebieden van zeer hoge archeologische waarde).

13.2 Bouwregels

13.3 Afwijken van de bouwregels

13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

13.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:

  1. a. de bestemming Waarde - Archeologie 3 als bedoeld in lid 13.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn en niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

Artikel 14 Waterstaat - Waterlopen

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer en waterberging, kunstwerken, bruggen en andere waterstaatskundige werken.

14.2 Bouwregels

14.3 Afwijken van de bouwregels

14.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het aanbrengen van afbeeldingen of tekens voor commerciële doeleinden;
  2. b. het opstellen, opslaan, lozen c.q. storten, al dan niet ten verkoop, van onbruikbare dan wel aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, materialen, stoffen, producten, voer- of vaartuigen of machines.

Deze gebruiksvormen zijn niet strijdig, indien en voor zover deze onlosmakelijk verbonden zijn met werken en werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 14.5.1 is verleend.

14.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 15 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 16 Algemene Bouwregels

16.1 Beeldende kunst

Het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, ten behoeve van beeldende kunst en gedenktekens zijn binnen alle bestemmingen toegestaan tot een maximum bouwhoogte van 10 meter, met dien verstande dat de regels van de dubbelbestemmingen en algemene aanduidingsregels onverkort van toepassing zijn.

16.2 (Bouw)werken ten algemenen nutte

Het oprichten van bouwwerken ten algemenen nutte, zoals: transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalingsinrichtingen, kabels en leidingen, straatmeubilair, infiltratievoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van koude- en warmteopslag, wachthuisjes voor verkeers- en parkeerdiensten en schuilgelegenheden, is binnen alle bestemmingen toegestaan, met dien verstande dat:

  1. a. de inhoud van elk gebouw niet meer mag bedragen dan 60 m³;
  2. b. de oppervlakte van elke overkapping niet meer mag bedragen dan 20 m²;
  3. c. de goothoogte van gebouwen niet meer dan 3 meter mag bedragen en de bouwhoogte van gebouwen niet meer dan 5 meter mag bedragen;
  4. d. de bouwhoogte van overkappingen niet meer dan 3 meter mag bedragen;
  5. e. voor de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, de bouwregels van de geldende bestemming van toepassing zijn;
  6. f. de regels van de dubbelbestemmingen en algemene aanduidingsregels onverkort van toepassing zijn.

16.3 Ondergronds bouwen

Bouwen onder peil ten behoeve van de bestemming is toegestaan, met dien verstande dat:

  1. a. bouwen onder peil is toegestaan binnen de aanduiding 'bouwvlak' ten behoeve van op de begane grond toegestane functies;
  2. b. bouwen onder peil is toegestaan binnen de aanduiding 'bouwvlak' ten behoeve van ondergrondse parkeervoorzieningen;
  3. c. bouwen onder peil ten behoeve van bouwwerken ten algemenen nutte zoals bedoeld in lid 16.2 is toegestaan;
  4. d. bestaande ondergrondse gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan;
  5. e. de regels van de dubbelbestemming en algemene aanduidingsregels onverkort van toepassing zijn.

Artikel 17 Algemene Gebruiksregels

17.1 Aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten

17.2 Evenementen

Evenementen zijn binnen alle bestemmingen toegestaan, mits hiervoor vergunning is verleend of voldaan wordt aan de voorwaarden voor een vergunningvrij evenement op grond van de Algemeen Plaatselijke Verordening.

17.3 Productiegebonden en ondergeschikte detailhandel

Productiegebonden detailhandel en ondergeschikte detailhandel bij bedrijven is onder de volgende voorwaarden toegestaan:

  1. a. de detailhandel staat in directe relatie met de aanwezige bedrijfsvoering. Zo geldt voor productiebedrijven, dat er alleen producten mogen worden verkocht die door het bedrijf zelf zijn geproduceerd;
  2. b. ondergeschikte detailhandel voor groothandelsbedrijven is niet mogelijk voor de zogenaamde foodcategorieën;
  3. c. de detailhandel vindt plaats in een afgeschermde ruimte, de overige bedrijfsruimte is niet toegankelijk voor consumenten;
  4. d. de detailhandelsfunctie is gemaximeerd ten aanzien van de hoofdfunctie en bedraagt maximaal 20% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte, met dien verstande dat de maximum omvang ervan nooit meer dan 100 m² verkoopvloeroppervlakte bedraagt;
  5. e. voor de detailhandel gelden de openingstijden die ook voor de reguliere detailhandel van toepassing zijn.

17.4 Verkoopstandplaatsen

Verkoopstandplaatsen zijn binnen de bestemmingen Groen en Verkeer toegestaan, mits hiervoor vergunning is verleend of voldaan wordt aan de voorwaarden voor vergunningvrije standplaatsen op grond van de Algemeen Plaatselijke Verordening.

17.5 Seksbedrijf

17.6 Kostenverhaal en locatie-eisen

  1. 1. De kosten van de grondexploitatie worden verhaald ten laste van de gronden gelegen binnen het exploitatiegebied waarop aangewezen bouwplannen zijn voorzien;
  2. 2. Het exploitatiegebied is met de aanduiding 'Wetgevingzone - exploitatiegebied' aangewezen op de verbeelding;
  3. 3. Een exploitatieplan kan, in afwijking van artikel 6.12 eerste en derde lid Wet ruimtelijke ordening, door burgemeester en wethouders worden vastgesteld bij een omgevingsvergunning voor het bouwen.
  4. 4. In een exploitatieplan komen in ieder geval de volgende onderwerpen aan bod:
    1. a. de grondexploitatie (berekening);
    2. b. omschrijving van werken en werkzaamheden, waaronder begrepen:
      • verwijderen van begroeiing, bomen en andere beplanting;
      • verwijderen van boven- en ondergrondse obstakels, funderingen, kabels en leidingen en explosieven, in zodanige mate en op zodanige wijze dat de desbetreffende grond geschikt is voor de beoogde bebouwing c.q. inrichting;
      • op peil brengen/egaliseren van het exploitatiegebied;
      • aanleggen van (bouw)wegen en riolering;
      • aanleggen van waterberging;
      • aanleggen van definitieve wegen;
      • aanleggen van groenvoorzieningen;
      • aanbrengen van (definitieve) verlichting;
      • plaatsen van straatmeubilair.
    3. c. koppelingen, waaronder begrepen:
      • aansluiting hemelwaterafvoer en droogweerafvoer;
      • aansluiting nutsvoorzieningen;
      • perceelsontsluiting;
      • afwerking maaiveldniveau;
      • waterberging en waterbeheer;
    4. d. locatie-eisen.

Artikel 18 Algemene Aanduidingsregels

18.1 Vrijwaringszone - windturbine

18.2 Veiligheidszone - windturbine

18.3 Veiligheidszone - lpg

18.4 Veiligheidszone - aardgastransportleiding

18.5 Wetgevingzone - waarde archeologie 1

18.6 Wetgevingzone - kostenverhaal

18.7 Wetgevingzone - exploitatiegebied

Ten aanzien van het exploitatiegebied is het bepaalde in lid 17.6 van toepassing.

18.8 Milieuzone - geur

18.9 Milieuzone - spuitzone

Artikel 19 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning maximaal 0,5 meter afwijken van de maximum goot- en bouwhoogte van dit plan, voor zover dit vanuit architectonisch en/of bouwkundig opzicht een verbetering is.

Artikel 20 Algemene Wijzigingsregels

20.1 Wetgevingzone - wijzigingsgebied

Artikel 21 Overige Regels

21.1 Regels verkamering

21.2 Parkeerregels

21.3 Voorrangsregeling bestemmingen

Bij toepassing van de bestemmingen uit Hoofdstuk 2 geldt, indien op deze gronden een (enkelvoudige) bestemming samenvalt met een dubbelbestemming, primair het bepaalde met betrekking tot de dubbelbestemming.

Indien twee of meer dubbelbestemmingen samenvallen, dient de volgende prioriteitenvolgorde te worden aangehouden:

  1. a. in de eerste plaats de planregels van artikel 8 Leiding - Gas;
  2. b. in de tweede plaats de planregels van artikel 9 Leiding - Hoogspanning;
  3. c. in de derde plaats de planregels van artikel 10 Leiding - Riool;
  4. d. in de vierde plaats de planregels van artikel 12 Waarde - Archeologie 2;
  5. e. in de vijfde plaats de planregels van artikel 13 Waarde - Archeologie 3.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 22 Overgangsrecht

22.1 Overgangsrecht bouwwerken

22.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 23 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Chw-bestemmingsplan Nijmegen Uitbreiding bedrijventerrein De Grift'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Bestemmingsplan Met Verbrede Reikwijdte

De kern van de Crisis- en herstelwet (Chw) is dat met nieuwe en/of aangepaste procedures doelgericht wordt gewerkt aan werkgelegenheid en duurzaamheid. Het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte kent niet alleen een nieuw begrippenkader en nieuwe (afwijkende) wettelijke mogelijkheden, de wijze van totstandkoming is ook anders dan we tot nu toe gewend zijn. In het bestemmingsplan stond het begrip ‘goede ruimtelijke ordening’ centraal. Alleen regels met een ruimtelijke relevantie konden worden opgenomen. Nu gaat het om het kunnen stellen van regels die strekken ten behoeve van het volledige domein van de fysieke leefomgeving, waaronder ook natuurinclusief bouwen, klimaatadaptatie en aanvullende regels ten aanzien van duurzaamheid. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om de onderzoekslast voor bepaalde milieuaspecten en het verzekeren van het kostenverhaal door te schuiven naar de uitvoeringsfase.

Een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte is een experimenteel plan als bedoeld in artikel 2.4 Crisis- en Herstelwet (Chw) in samenhang met artikel 7c Besluit uitvoering Chw. Gemeente Nijmegen heeft een aanvraag ingediend bij de Minister om de uitbreiding van bedrijventerrein De Grift aan te melden als een innovatief project waarvoor een bestemmingsplan verbrede reikwijdte kan worden opgesteld. Op 14 december 2022 is de 18e tranche van de Regeling uitvoering Crisis- en herstelwet gepubliceerd in de Staatscourant. Daarin is bedrijventerrein De Grift aangewezen als innovatief project in het kader van de Chw. De 18e tranche is op 15 december 2022 in werking getreden.

Artikel 7c Besluit uitvoering Chw somt op van welke regels in onder meer de Wet ruimtelijke ordening, het Besluit ruimtelijke ordening, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Wet geluidhinder kan worden afgeweken. Hoofdstuk 5 licht de systematiek van dit bestemmingsplan verbrede reikwijdte toe, in het licht van de mogelijkheden die dat artikel biedt.

Een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte gaat uit van uitnodigingsplanologie en loopt vooruit op de doelen en de systematiek van de Omgevingswet. Daarmee krijgen deze bestemmingsplannen met verbrede reikwijdte het karakter van een omgevingsplan. Om duidelijk aan te geven dat er sprake is van een apart planfiguur in de ruimtelijke ordening wordt hierna niet gesproken over een bestemmingsplan maar over het Chw-bestemmingsplan.

1.2 Aanleiding

De Grift maakt al sinds de vaststelling van het 'Structuurplan land over de Waal' onderdeel uit van de Waalsprong en ligt in het meest noordelijke deel hiervan, tegen de A15 aan. De Grift is een gefragmenteerd gebied met veel bestaande bedrijvigheid. De Grift moet zich nu ontwikkelen tot een belangrijke werklocatie van Nijmegen. De ambitie is om in de Waalsprong niet alleen te voorzien in de lokale en regionale woningbehoefte, maar ook om ruimte te bieden aan bedrijven met bijbehorende werkgelegenheid als duurzame economische dragers voor de stad. Grenzend aan de bestaande bedrijventerreinen (industrieterrein De Grift en de Rietgraaf) is het de bedoeling om de nu nog onbebouwde aangrenzende terreinen de komende jaren verder te ontwikkelen als bedrijventerrein met de daarbij behorende infrastructuur.

De uitbreiding van bedrijventerrein De Grift (hierna aangeduid als: uitbreiding De Grift) maakt samen met de projecten binnen Knoop 38 (Park 15 en RTG; beide in de gemeente Overbetuwe) onderdeel uit van Knoop Nijmegen. Knoop Nijmegen is als bovengemiddeld knooppunt in de goederenvervoerscorridor A15 aangeduid in het MIRT. Dit komt vanwege de goede ligging aan de vervoersassen over spoor, weg en water (de containerterminal BCTN), de nabijheid van Duitsland, de aanwezige bedrijventerreinen en de uitbreidingsmogelijkheden daarvan. Knooppunt Nijmegen is o.a. aangewezen voor ontwikkelingen ten behoeve van XXL-logistiek. Het RPW 2021-2024, maar ook de ladderonderbouwing voor de uitbreiding van De Grift (zie paragraaf 3.1.4) laat zien dat er in de regio ruimte en behoefte (marktvraag) is voor ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen. De Grift is binnen Knoop Nijmegen aangewezen als locatie voor de huisvesting van XXL-logistiek. Reden voor de gemeente Nijmegen om de planontwikkeling voor De Grift op te pakken.

De Grift als locatie voor de uitbreiding van een bedrijventerrein is een logisch vervolg op wat er in de directe omgeving gebeurt en al aanwezig is: de al aanwezige bedrijventerreinen in De Grift en Park15 in wording aan de westzijde van de afslag (een logistiek bedrijventerrein). De Provincie is aan de overzijde van de A15 bezig met de planvoorbereiding voor de Railterminal Gelderland. De partijen Overbetuwe, Nijmegen en de Provincie werken samen aan de verbetering van de bereikbaarheid voor auto, fiets en OV door de aanpak van Afslag 38. Met daarbij ook de uitstekende bereikbaarheid van De Grift dankzij de ligging aan de goederenvervoerscorridor A15, de nabijheid van containerterminal BCTN, als ook de nabijheid van (geschoold) personeel ziet Nijmegen kansen voor een modern duurzaam bedrijvenpark. Met het aanwezige windpark en zonnepark in de Grift liggen er kansen een groen bedrijvenlandschap in De Grift te ontwikkelen.

Met de uitbreiding De Grift richt Nijmegen zich niet alleen op de logistieke bedrijvigheid, maar willen we ook (de komende jaren) in ruimte voorzien voor klassiek-gemengde bedrijven met een regionale en lokaal karakter. Tevens kan de uitbreiding van De Grift van betekenis zijn voor eventuele bedrijfsverplaatsingen uit het gebied Winkelsteeg waardoor werkgelegenheid voor de stad behouden kan blijven. Voorliggend Chw-bestemmingsplan maakt de ontwikkeling en uitgifte van nieuwe bedrijfskavels en aanpassen van de verkeersstructuur juridisch-planologisch mogelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP33600-VG01_0001.png"

Afbeelding 1.1: Vogelvluchtimpressie van de uitbreiding van De Grift

1.3 Ligging En Begrenzing Plangebied

Het plangebied voor de uitbreiding van bedrijventerrein De Grift maakt onderdeel uit van de Waalsprong en ligt in het meest noordelijke deel van Nijmegen, tegen de A15 aan (zie afbeelding 1.2). De uitbreiding omvat drie deelgebieden: De Grift Noord, De Grift Zuid en De Grift West. Afbeelding 1.3 geeft de ligging en begrenzing van deze deelgebieden weer. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding van dit Chw-bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP33600-VG01_0002.png"

Afbeelding 1.2: ligging van De Grift aan de noordzijde van Nijmegen

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP33600-VG01_0003.png"

Afbeelding 1.3: ligging en begrenzing van de deelgebieden uitbreiding bedrijventerrein De Grift

1.4 Vigerend Bestemmingsplan

Op dit moment gelden in het plangebied de volgende (facet)bestemmingsplannen:

  • Buitengebied Valburg
  • Buitengebied Valburg - 10 (windturbines de Grift)
  • Buitengebied Valburg - 11 (afslag 38, zuidelijke tak)
  • Buitengebied Valburg - 16 (windturbines A15)
  • Stationsstraat 25 Oosterhout
  • Fietspaden Griftdijk 1982
  • Facetbestemmingsplan Archeologie
  • Facetbestemmingsplan Parkeren
  • Voorbereidingsbesluit en facetbestemmingsplan Kamerverhuur

De beoogde ontwikkeling past niet binnen de kaders van de ter plaatse geldende bestemmingsplannen, omdat er voor een groot deel van het plangebied een agrarische bestemming geldt. Op grond van deze bestemming is het ontwikkelen van een nieuw bedrijventerrein niet mogelijk. Om de gewenste ontwikkeling mogelijk te maken is het noodzakelijk een nieuw juridisch-planologisch kader vast te stellen. Voorliggend Chw-bestemmingsplan voorziet hierin.

1.5 Exploitatieplan

Binnen het plangebied liggen enkele percelen die in eigendom zijn van derden, waar op grond van dit Chw-bestemmingsplan bedrijfsgebouwen kunnen worden gerealiseerd. Voor deze gronden zijn (nog) geen (anterieure) overeenkomsten over de grondexploitatie zoals bedoeld in artikel 6.24 Wro gesloten. In verband hiermee is het kostenverhaal nog niet anderszins verzekerd en is het noodzakelijk om eisen te stellen aan de inrichting. Om deze redenen dient een exploitatieplan te worden opgesteld.

Normaliter wordt het exploitatieplan parallel aan het ontwerpbestemmingsplan in procedure gebracht. Om diverse redenen is ervoor gekozen de bestemmingsplanprocedure naar voren te halen en het exploitatieplan op een later moment te publiceren. Met het oog hierop is in dit Chw-bestemmingsplan een algeheel bouwverbod opgenomen (de Crisis- en herstelwet biedt de mogelijkheid onderzoekslasten en het kostenverhaal door te schuiven naar de uitvoeringsfase). Dit bouwverbod is niet van toepassing op gronden waarvan het kostenverhaal is verzekerd middels een exploitatieplan of anterieure overeenkomst.

1.6 Leeswijzer

Het voorliggende Chw-bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding met bijbehorende planregels en gaat vergezeld van een toelichting. De planregels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het Chw-bestemmingsplan.

De toelichting bestaat uit een planbeschrijving met (separate) bijlagen. De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit zeven hoofdstukken. De opbouw van de hoofdstukken is zodanig dat er sprake is van een logische volgorde in vraagstelling (wat, waarom, waar, hoe, etc.).

Na dit inleidende hoofdstuk volgt hoofdstuk 2 'Planbeschrijving', dit gaat in op de beschrijving van de huidige situatie van het plangebied en directe omgeving. Daarnaast worden de ontwikkelingen die het plan mogelijk maakt op een rij gezet. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het relevante beleid op Rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau. Daarbij wordt bekeken of de voorgestane ontwikkeling in lijn is met dit beleid. In hoofdstuk 4 wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond. Vanuit de verschillende van invloed zijnde haalbaarheidsaspecten zoals externe veiligheid, luchtkwaliteit en water wordt in dit hoofdstuk beschreven waarom de ontwikkeling die voorliggend bestemmingplan mogelijk maakt, uitgevoerd kan worden. In hoofdstuk 5 wordt de juridische planopzet toegelicht. Er wordt een antwoord gegeven op de vraag hoe hetgeen in voorliggend plan is vastgelegd juridisch wordt geregeld. Hoofdstuk 6 geeft inzicht in de economische uitvoerbaarheid van het plan. In het laatste hoofdstuk van dit bestemmingsplan wordt verslag gedaan van het (voor)overleg en de zienswijzen.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Beschrijving Huidige Situatie

Het plangebied ligt in het uiterste noorden van de gemeente Nijmegen en wordt aan de noordzijde begrensd door de A15, in het westen door de Griftdijk (Rijksweg Zuid) en de bossage, in het zuiden door de woonwijk Zuiderveld ten zuiden van de Stationsstraat en in het westen door het bestaande bedrijventerrein de Rietgraaf en ter plaatse van Grift West door de gemeentegrens. Aan de zuidoostzijde grenst het gebied aan de achterkanten van het bestaande bedrijventerrein De Grift. Dit betreft een bedrijventerrein met beperkte industriële en (groot-) handelsactiviteiten. In de bestaande situatie heeft het plangebied voornamelijk een agrarische functie met losse (van oorsprong) agrarische bebouwing langs de Griftdijk en Stationsstraat en daarachter gelegen weidegronden en akkergronden. In een aantal situaties heeft de van oorsprong agrarische bebouwing een andere functie gekregen, zoals garagebedrijf Zaat en enkele woonfuncties. Het plangebied bevat ook een bosstrook, het zogenaamde roekenbosje. Daarnaast wordt een deel van de groene uitstraling bepaald door de particuliere kavels (tuinen, bomen, hagen e.d.) en de bomenrijen langs de dorpslinten (de Griftdijk en Stationsstraat). Verschillende historische structuren herinneren nog aan de cultuurhistorie van het gebied (zie ook paragraaf 4.12.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP33600-VG01_0004.png"

Afbeelding 2.1: bestaande structuren rondom het plangebied.

2.2 Beschrijving Toekomstige Situatie

2.2.1 Gebiedsvisie De Grift

De Grift is gelegen in Knoop 38 aan de goederenvervoerscorridor A15. Spoor, weg en water zijn binnen handbereik. Het gebied ligt naast afslag 38 van de A15 en is daarmee direct ontsloten via een snelweg. Met de aanpak van Afslag 38 verbetert de bereikbaarheid en met doortrekking van de A15 krijgt het gebied ook nog een directe(re) verbinding met Duitsland. De uitbreiding van De Grift sluit verder aan op de bestaande bedrijventerreinen Rietgraaf en De Grift, maar ook op het westelijk gelegen Park15 in Overbetuwe. Met de uitbreiding van De Grift ontstaat er bij afslag 38 aan de zuidzijde van de A15 een intergemeentelijke werklocatie passend bij de ambities van de goederenvervoerscorridor en met een goede verbinding (zeker na de mogelijke doortrekking A15) met Duitsland.

Uitgangspunt voor de ontwikkeling van De Grift is een duurzame gebiedsontwikkeling, zoals verwoord in de 'Gebiedsvisie De Grift' door het college van B&W vastgesteld in april 2020). Inpassing van bedrijvigheid in dit gebied vindt in nauwe afstemming plaats met de ambities voor duurzaamheid, groen en water. Het stedenbouwkundig raamwerk voor de uitbreiding van bedrijventerrein De Grift voorziet in een opzet die aansluit bij de bestaande landschappelijke structuren en het energielandschap dat in het gebied van De Grift aan het ontstaan is. De groenblauwe structuur met daarbinnen de inpassing van groen omzoomde bedrijfskavels dragen bij aan klimaatadaptatie en de energietransitie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP33600-VG01_0005.png"

Afbeelding 2.2: Gebiedsvisie De Grift

Overige ontwikkelingen in de omgeving

De uitbreiding van De Grift staat niet op zichzelf. Er spelen meer ontwikkelingen in dit gebied. Ten zuiden van afslag 38 van de A15 wordt een nieuw transformatorstation gerealiseerd. Daarmee wordt de stroomvoorziening in het gebied op orde gebracht. Verder zijn de gemeenten Overbetuwe en Nijmegen bezig met de aanpak van afslag 38 van de A15 om de bereikbaarheid en verkeersveiligheid rondom deze afslag te verbeteren.

2.2.2 Uitbreiding van het bedrijventerrein De Grift

De uitbreiding van De Grift biedt ruimte aan circa 30 hectare netto bedrijventerrein: 15 hectare voor XXL-logistiek, circa 8 hectare voor regionale bedrijvigheid en circa 7 hectare voor kleinschalige lokale bedrijvigheid (klassiek-gemengd). Uitgaande van een gemiddelde uitgifte van 5 ha per jaar vanaf 2023 kan de uitbreiding van De Grift tot 2030 in de ruimtebehoefte voorzien. De uitbreiding van De Grift draagt hiermee substantieel bij aan de economische en werkgelegenheidsambities van Nijmegen.

2.3 Stedenbouwkundige Karakteristieken

2.3.1 Algemeen

Voor de uitbreiding van De Grift is een stedenbouwkundig raamwerk opgesteld, zie afbeelding 2.3. Dit raamwerk is geënt op Nijmeegse ontwikkelambities. Groene en blauwe verbindingen in combinatie met werk- en leefkwaliteit staan voorop. De uitbreiding van De Grift zal zoveel mogelijk - ongeacht de grootte van de kavels - gebruik maken van natuurlijke hoofdstructuren. Deze hoofdstructuren zijn herkenbaar door een diversiteit en groen en vormen samen met de ondergrond de basis voor flora en fauna die Nijmegen overal in de stad herbergt. Groen wordt functioneel ingezet voor waterberging en infiltratie om ook in de periodes van droogte genoeg grondwater te hebben om de flora te doen groeien. De gebouwde omgeving speelt hierbij een hoofdrol, zij zal bijdragen aan de afgifte van voldoende water aan de omgeving.

Ook voor de beoogde ontwikkelingen wordt de groene onderlegger als basis gebruikt en wordt er gedacht aan gebouwen en verharding die in een groene 'printplaat' worden gesitueerd. Het gebied van De Grift is nu al ingericht als energielandschap; er is een windpark en een zonnepark aanwezig. De uitbreiding van De Grift biedt goede kansen als energie-opwekkend bedrijventerrein. Een minimumambitie hierbij is het benutten van beschikbare dakvlakken voor zonne-energie en het gebruik van duurzame energie. De diversiteit aan kavels en werkmilieus op De Grift bieden kansen voor circulaire reststromen. Bij een duurzame gebiedsontwikkeling horen ook toekomstbestendige duurzame gebouwen. Dit vertaalt zich in eisen ten aanzien van bouwmaterialen, hergebruik etc. volgens GPR en/of BREEAM.

In de verkavelingsopzet voor de uitbreiding wordt rekening gehouden met de aansluiting op de bestaande bedrijvigheid: langs de A15 zijn grootschalige kavels voorzien en ten zuiden van de ontsluiting de minder grootschalige kavels om zo aan te sluiten bij de bestaande bedrijvigheid. Ook in De Grift Zuid en West wordt qua kavelgrootte en bouwhoogte aangesloten bij de omliggende functies. Zo zijn in De Grift Zuid aan de westzijde van het bestaande bedrijf Barenbrug de grotere kavels gedacht en nabij de Griftdijk zijn de meer kleinschalige kavels gesitueerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP33600-VG01_0006.jpg"

Afbeelding 2.3: hoofdstructuur uitbreiding bedrijventerrein De Grift.

Bovenstaande afbeelding geeft een indruk van de stedenbouwkundige hoofdstructuur met daarbinnen de nog te ontwikkelen gebieden. De kavelgrenzen liggen nog niet vast en kunnen wijzigen naar gelang de wensen van geïnteresseerde bedrijven. Wat vast wordt gelegd zijn de eerder benoemde groenstructuren die beeldbepalend zullen zijn voor de ervaring van een 'groene' stadsentree. Het groene raamwerk is juridisch-planologisch verankerd in het bestemmingsplan.

De ontwikkelingen op de uitgeefbare kavels zullen worden getoetst aan de vijf kernwaarden voor de duurzame gebiedsontwikkeling in De Grift:

  1. 1. Klimaatadaptief; openbare ruimte en uitgeefbare grond vormen een harmonieuze hemelwatercascade. Hierin staan bergen, opvangen en vertraagd afgeven van hemelwater centraal.
  2. 2. Slimme mobiliteit; de ligging van De Grift en de voorgenomen infrastructurele ingrepen zullen zo gepositioneerd worden dat de afvang van grote vrachtwagens binnen Knoop 38 gebeurt. Hierdoor hebben personenauto's en stadsdistributie meer ruimte en biedt de kans tot afschaling in modaliteit en verduurzaming zich aan.
  3. 3. De Grift als energiebron; De Grift heeft zijn herkenbaarheid als energielandschap door de reeds aanwezige energievoorzieningen. Met de ontwikkeling van de nieuwe delen van het bedrijventerrein wordt ingezet op extra winnen van elektriciteit. Ook wordt het uitwisselen van warmte en koude gestimuleerd. Door dubbel grondgebruik te stimuleren kan De Grift naast een grote energiegebruiken ook een bron worden voor naastgelegen ontwikkelingen.
  4. 4. Circulaire complementaire ontwikkelingen; het aanbieden van een diversiteit in kavelgroottes en bedrijfscategorieën onderschrijft het onderling gebruik van reststromen voor bedrijfsdoeleinden. Daarnaast worden aan gebouwen GPR- en BREEAM-eisen gesteld waar hergebruik van bouwmaterialen en mate van demontage een belangrijke factor spelen.
  5. 5. Stedelijke herkenbaarheid; Nijmegen is een stad met een groene allure en keert haar rug niet toe naar benodigde utilitaire ontwikkelingen voor haar bewoners. De Grift en haar gebruikers worden onderdeel van de groene stad en zijn geen losstaand bedrijventerrein. Het gebied zal fungeren als de stadsentree vanaf de A15 en Elst. Ruimtelijke kwaliteit staat ook voor dit gebied hoog in het vaandel.

2.3.2 Economisch profiel en programma

De uitbreiding van de Grift bestaat uit drie deelgebieden: De Grift Noord, De Grift Zuid en De Grift West. Deze ontwikkeling omvat een gebied van circa 30 hectare groot en richt zich hoofdzakelijk op logistieke bedrijvigheid. De uitbreiding van De Grift voldoet aan de belangrijkste vestigingseisen voor XXL-logistiek: een multimodale en goede fysieke en digitale bereikbaarheid, een nabije arbeidsmarkt en een goede maatvoering. De invulling met XXL-logistiek richt zich op distributiecentra op een kavel groter dan 4 hectare en met een nationale of regionale marktoriëntatie. Dit sluit aan bij het type logistieke vestiging dat zich hoofdzakelijk in knoop Nijmegen vestigen. De uitbreiding van De Grift is hiervoor bij uitstek geschikt, waarbij het van belang is dat het met name om value added logistics gaat. In combinatie met kleinere centra, cross docking of hubs kan De Grift, gelegen aan de entree van Nijmegen, dienen als overslagpunt naar andere delen van de stad en elders in de regio.

Naast ruimte voor XXL-kavels met een totale maximale omvang van 15 hectare is er ruimte voor XL-logistiek (2-4 ha) en reguliere logistiek met oppervlaktes tussen 5.000 m2 en 2 hectare. Dit kunnen lokale transport- en distributiebedrijven zijn, die een relatie hebben met de logistieke bedrijven op Park15, maar ook bedrijven gericht op stadsdistributie. Stadsdistributie is eveneens een vorm van logistiek die relatief kleine oppervlaktes vraagt. Stadsdistributie kan bovendien bijdragen aan de opgaven voor duurzame mobiliteit en levert bovendien relatief veel werkgelegenheid op. De locatie van de Grift maakt het geschikt voor stadsdistributie die het noordelijk deel van Nijmegen en het tussengebied tussen Arnhem en Nijmegen bedient.

Met logistieke dienstverlening sluiten we aan bij de lokale/regionale DNA. Via de in de toekomst aangepaste infrastructuur van afslag 38 en de Griftdijk zijn de kavels vrijwel direct ontsloten op de A15 en multimodaal ontsloten met spoor (railterminal in de toekomst) en de haven in de buurt, maar ook richting het centrum van Nijmegen. Op het naastgelegen Park15 zijn voorzieningen aanwezig als een tankstation (fossiel en LNG) en een foodcourt. Samen met de ontwikkelaar van Park15 en de provincie worden de mogelijkheden voor een clean energy hub en truckparking onderzocht.

De hoek Griftdijk / Stationsstraat is in aansluiting op het bestaande bedrijventerrein De Grift en de bebouwing langs de Griftdijk meer geschikt voor de wat kleinere bedrijfskavels (2.000 – 5.000 m2), maar ook de wat grotere kavels tot 2 ha. Dit deel van de uitbreiding richt zich met name lokale en regionale bedrijven vallend in de werkmilieus klassiek-gemengd en/of maakindustrie al dan niet met een hogere milieucategorie (tot maximaal 3.2). Ook is er hier ruimte om uitbreidingswensen van bedrijven op het bestaande bedrijventerrein op te vangen.

De Grift West en De Grift Zuid zijn bedoeld voor regionale en lokale bedrijvigheid. Regionale bedrijvigheid heeft een omvang van 5.000 m2 tot 2 hectare; bij lokale (of kleinschalige) bedrijvigheid gaat het om kavels kleiner dan 5.000 m2. Regionale bedrijvigheid zijn over het algemeen bedrijven uit een klassiek gemengd werkmilieu of maakindustrie (inclusief bouw). Voorbeelden zijn bedrijven in de (maak-)industrie, zoals metaal-, kunststof-, textiel- en voedselverwerking en -verpakking, groothandel en reguliere logistiek waaronder stadslogistiek. Kleinschalige bedrijvigheid is erg divers. Voorbeelden van kleinschalige bedrijvigheid zijn aannemers, installatiebedrijven, loodgieters, ambachtelijk bedrijven (bijv. meubelmakers), drukkerijen, ict-bedrijfje etc. Maar het kan ook een bedrijfsverzamelgebouw waarin een aantal bedrijven gehuisvest is.

De Grift Zuid ligt tegen de woningbouw van Zuiderveld aan en is circa 6 hectare groot. Door een groene zone te creëren tussen de bedrijvigheid en de woningbouw is het mogelijk om hier ook een hogere milieucategorie te huisvesten. Er kunnen enkele wat grotere bedrijven worden gehuisvest, bijvoorbeeld groothandelsbedrijven, bouw- en installatiebedrijven of maakindustrie worden gehuisvest die met hun kavel direct ontsluiten op de Stationsstraat. Perifere detailhandel is niet aan de orde. Richting de Griftdijk is ruimte voor meer kleinschalige lokale bedrijven (kavels tot max. 5.000 m2).

De Grift West (circa 4,5 hectare groot) gaat uit van een kleinschalige verkaveling in aansluiting op de directe omgeving en is bedoeld voor lokale bedrijvigheid. Kavels variërend van 1.500 tot 3.000 m² en incidenteel tot 5.000 m² met een lagere milieucategorie. Hierbij denken we aan onder meer aan bedrijfsverzamelgebouw, ambachtsbedrijven, reparatiebedrijven, lokale bedrijfsverplaatsingen, ruimte voor startende bedrijven en commerciële dienstverlening (ICT-bedrijf). Echter geen zelfstandige kantoren en geen (perifere) detailhandel, beide functies zijn expliciet uitgesloten in de bestemmingsplanregels. Het werkmilieu klassiek-gemengd past het beste bij dit deel van De Grift.

Parkmanagement

In Nijmegen kennen alle werklocaties een vorm van georganiseerd parkmanagement cq. werklocatiemanagement opgezet. Dit zal ook voor de uitbreiding van De Grift gaan gelden. Hier liggen aanvullend kansen gezien de al aanwezige bedrijvigheid in het gebied. Bij de verdere planuitwerking zal bekeken worden hoe parkmanagement voor de uitbreiding nader inhoud en vorm gegeven kan worden. De verplichting tot het opzetten van een parkmanagementstructuur kan onderdeel uitmaken van de gronduitgiftevoorwaarden.

2.3.3 Bereikbaarheid en ontsluiting

De uitbreiding van De Grift is gelegen onder aan de aflag 38 van de A15. Via de Griftdijk en de Stationsstraat zijn de drie deelgebieden van de uitbreiding bereikbaar. Om de bereikbaarheid van het gebied te vergroten worden de Griftdijk en de kruising Griftdijk-Stationsstraat aangepast. De rijbanen worden heringericht, er komen nieuwe kruispunten en er wordt extra geboden aan fietsers van en naar Elst door de inpassing van een tweerichtingenfietspad aan de oost- of westzijde van de Griftdijk

De Grift Noord krijgt een hoofdontsluiting rechtstreeks op de Griftdijk, waardoor een rechtstreekse verbinding met het rijkswegennet ontstaat. De Grift West en De Grift Zuid zijn via een insteekweg direct ontsloten op de Stationsstraat en kunnen vervolgens via de Griftdijk snel naar de A15 of richting het centrum van Nijmegen. Enkele kavels in De Grift Zuid hebben een directe inrit vanaf de Stationsstraat.

Voor langzaam verkeer is de uitbreiding van De Grift bereikbaar via de fietsvoorzieningen langs de Griftdijk en de Stationsstraat. Ook langs de nieuwe ontsluitingsweg in De Grift Noord wordt een fietsvoorziening aangelegd. Aanvullend zal vanaf de kruising Stationsstraat/Griftdijk een langzaam verkeersaansluiting worden gerealiseerd. Haltering van OV is langs de Griftdijk voorzien.

2.3.4 Landschap, water en groen

Op het bedrijventerrein komt een groen(blauwe) openbare hoofdstructuur. Groen wordt ingezet voor waterberging, maar vormt ook de basis voor flora en fauna die voorkomt. In wisselwerking met de uitgeefbare kavels ontstaat er een klimaatadaptief watersysteem. Het groen vormt ook de grens c.q. omkadering tussen de kavels en de grootte ervan. Het robuuste groensysteem zorgt voor het tegengaan van wateroverlast en behoud van biodiversiteit en is tegelijkertijd het beeldbepalende aspect van het bedrijventerrein.

2.3.5 Duurzaamheid en klimaat

Nijmegen staat met haar ontwikkelingen een duurzame gebiedsontwikkeling voor, dus ook met De Grift. Dit komt tot uiting in de ambities voor de openbare ruimte en voor de ontwikkeling van de individuele bedrijfskavels: een robuuste klimaatadaptieve hoofdstructuur, De Grift als energiebron, circulaire complementaire ontwikkelingen en circulair bouwen. Er zijn ontwerpprincipes ontwikkeld die hiermee samenhangen en worden toegelicht in het beeldkwaliteitplan, dat als bijlage bij de regels is opgenomen. In paragraaf 4.11 wordt verder toegelicht op welke wijze klimaatadaptatie en duurzaamheid geborgd zijn in dit bestemmingsplan.

Een groot deel van de nieuw uit te geven kavels op de Grift vallen binnen het concessiegebied van het warmtenet, met uitzondering van De Grift West. Bedrijven die zich vestigen binnen het concessiegebied zijn verplicht om aan te sluiten op het warmtenet. De locatie is onder voorwaarden tevens geschikt voor warmte-koude-opslag.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Relevant Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit tot 2040. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructuurprojecten het de komende jaren wil investeren. Provincies en gemeentes krijgen meer bevoegdheden bij ruimtelijke ordening. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals verbetering van de bereikbaarheid.

De SVIR laat een sterke focus zien op het herstel van de economie met prioriteit bij de ontwikkeling van de mainports Amsterdam en Rotterdam, de brainport Eindhoven en de greenports met bijbehorende achterlandverbindingen. Voor de topregio's heeft het Rijk een excellente ruimtelijk-economische structuur voor ogen, door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in een goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's en concentratie van de topsectoren. Hiervoor moeten genoeg woningen, bedrijventerreinen en kantoren beschikbaar zijn. En deze moeten passen bij de wensen van bedrijven en hun werknemers. In Nijmegen bevindt zich een van deze topregio's: de Health Valley.

Uitgaande van de verantwoordelijkheden van het Rijk zijn de ambities uitgewerkt in rijksdoelen tot 2028 en is aangegeven welke nationale belangen daarbij aan de orde zijn. Het kabinet heeft in de SVIR 3 rijksdoelen geformuleerd:

  1. 1. de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
  2. 2. de bereikbaarheid verbeteren;
  3. 3. zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Hiervan zijn 13 onderwerpen van 'nationaal belang' afgeleid, waarvoor centrale sturing nodig wordt geacht en waarvoor het Rijk verantwoordelijk is en haar bevoegdheden wil inzetten. In vergelijking met eerder rijksbeleid wordt veel aan lagere overheden overgelaten. Planologische besluiten worden niet meer preventief getoetst op de naleving van nationale normen tenzij het de directe belangen van Rijkswaterstaat, het ministerie van Defensie en het ministerie van EL&I inzake weg-en waterbeheer, defensieterreinen rijksinpassingsplannen voor energie-infrastructuur betreft.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn rijksregels opgenomen ten aanzien van de ruimtelijke inrichting van Nederland. Deze zijn van belang voor de inhoud van bestemmingsplannen. Het kabinet heeft de keuze voor deze onderwerpen gemaakt in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Deze structuurvisie bundelt het nationale ruimtelijke en infrastructuurbeleid in 13 nationale belangen. Met de uitbreiding van het Barro en het Bro (Besluit ruimtelijke ordening) is de juridische verankering van de SVIR nagenoeg compleet.

Een deel van het Barro is gebaseerd is op eerdere planologische kernbeslissingen (pkb's) en beleidsnota's die in de SVIR worden herbevestigd. Deze onderdelen volgen de nahangprocedure en kunnen vervolgens in werking treden. Het betreft de volgende onderdelen:

  1. 1. Rijksvaarwegen;
  2. 2. Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  3. 3. Kustfundament;
  4. 4. Grote rivieren;
  5. 5. Waddenzee en waddengebied;
  6. 6. Defensie;
  7. 7. Hoofdwegen en hoofdspoorwegen;
  8. 8. Elektriciteitsvoorziening;
  9. 9. Buisleidingen van nationaal belang voor het vervoer van gevaarlijke stoffen;
  10. 10. Natuurnetwerk Nederland;
  11. 11. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
  12. 12. IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
  13. 13. Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde;
  14. 14. Ruimtereservering parallelle Kaagbaan.

3.1.3 Omgevingswet en de Nationale Omgevingsvisie

Het Rijk werkt aan een grootschalige en ingrijpende herziening van het omgevingsrecht. De verschillende (sectorale) wetten op het gebied van o.a. bouwen, milieu, water, natuur en ruimtelijke ordening worden samengevoegd in één nieuwe wet, de Omgevingswet. Uitgangspunten van de wet zijn: minder en overzichtelijke regels, meer ruimte voor initiatieven, lokaal maatwerk en vertrouwen. De Omgevingswet is aangenomen door de Eerste en Tweede Kamer en treedt naar verwachting op 1 juli 2023 in werking. Deze datum is echter nog niet definitief en schuift mogelijk nog verder naar achteren.

De Omgevingswet wordt nader uitgewerkt in vier Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB's). De behandeling van de ontwerp-AMvB's door de Eerste Kamer is afgerond. Het gaat om de onderstaande AMvb's:

  1. 1. Omgevingsbesluit: algemene, procedurele regels voor overheid, burgers en bedrijven;
  2. 2. Besluit kwaliteit leefomgeving: materiële (inhoudelijke) regels voor met name de overheid;
  3. 3. Besluit activiteiten leefomgeving: materiële regels voor burgers en bedrijven;
  4. 4. Besluit bouwwerken leefomgeving: materiële regels voor burgers en bedrijven.

De Omgevingswet verplicht het Rijk, provincies en gemeenten straks om een omgevingsvisie te maken voor elk van deze overheidsniveaus (vervangt de huidige structuurvisies). Vooruitlopend op de Omgevingswet en de nog op te stellen Nationale Omgevingsvisie heeft het Rijk een Nationale Omgevingsagenda opgesteld. In deze startnota staan een aantal strategische opgaven centraal die uitwerking behoeven in de Nationale Omgevingsvisie. Deze opgaven zijn:

  1. 1. naar een duurzame en concurrerende economie;
  2. 2. naar een klimaatbestendige en klimaatneutrale samenleving;
  3. 3. naar een toekomstbestendige en bereikbare woon- en werkomgeving;
  4. 4. naar een waardevolle leefomgeving.

3.1.4 Ladder van duurzame verstedelijking

Vanuit het Rijk wordt een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte bevorderd. Hiervoor is de Ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd en als procesvereiste opgenomen in artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het doel dat hiermee wordt beoogd is het stimuleren van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik en het bewerkstelligen van een goede ruimtelijke ordening, onder meer door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden, het bevorderen van vraaggerichte programmering en het voorkomen van overprogrammering. Met de Ladder wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke besluiten nagestreefd. Een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet daarom altijd worden afgewogen en gemotiveerd. Daarbij moet een beschrijving worden gegeven van de behoefte aan de betreffende ontwikkeling. Indien de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied mogelijk wordt gemaakt, dient te worden gemotiveerd waarom de ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied wordt voorzien.

Wat onder stedelijke ontwikkeling wordt verstaan is in het Bro opgenomen. Een stedelijke ontwikkeling is volgens het besluit ‘een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen’. Met voorliggend Chw-bestemmingsplan worden de uitbreiding van bedrijventerrein De Grift met circa 30 hectare mogelijk gemaakt. Hiermee is een toets aan de Ladder voor duurzame ontwikkeling noodzakelijk.

Toetsing

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is een laddertoets uitgevoerd. De belangrijkste conclusies worden navolgend besproken, de volledige rapportage is als bijlage 1 bij de toelichting is opgenomen.

Kwantitatieve en kwalitatieve behoefte

In afbeelding 3.1 is de totale ruimtebehoefte per werkmilieu tot 2030 afgezet tegenover het uitgeefbare aanbod in het marktgebied van De Grift. Dit is dus exclusief het planaanbod in de 1e tranche van het RPW. De ruimtevraag in het werkmilieu logistiek bestaat uit de uitbreidingsvraag plus de vervangingsvraag van 6 hectare. De overige werkmilieus kennen geen vervangingsvraag. Verder is in de grafiek het beschikbare aanbod met een donkere kleur gemarkeerd en het gereserveerde aanbod (opties) met een lichte kleur. Uit de confrontatie blijkt dat in alle werkmilieus waarover De Grift beschikt tot 2030 behoefte ontstaat aan nieuw aanbod.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP33600-VG01_0007.jpg"

Afbeelding 3.1: regionale vraag-aanbodconfrontatie marktgebied De Grift per 1 januari 2022 (excl. planaanbod). Periode 2022-2030 (Bron: Ecorys).

In het RPW Arnhem-Nijmegen 2021-2024 is geconstateerd dat er in de periode tot 2030 behoefte is aan 120 hectare extra ruimte op bedrijventerreinen. De gemeenten in de regio Arnhem-Nijmegen hebben in het RPW afgesproken dat deze additionele ontwikkelruimte in twee tranches wordt toebedeeld aan de plannen die zowel kwantitatief als kwalitatief voldoen. Gebaseerd op deze constatering, hebben de Groene Metropoolregio en de provincie ingestemd met het verdelingsvoorstel van de ontwikkelruimte voor bedrijventerreinen. Voor een overzicht van plannen in de 1e tranche wordt kortheidshalve verwezen naar het onderzoeksrapport. Het integrale uitbreidingsplan voor De Grift is goedgekeurd door Ecorys aan de hand van een parallel beoordelingsproces.

De extra ontwikkelruimte die in de 1e tranche aan De Grift is toebedeeld bedraagt 15 hectare voor XXL-logistiek en 8,4 hectare voor regionale bedrijvigheid. Naast het planaanbod zoals deze is afgesproken in het RPW kent De Grift nog 7,9 hectare uitbreiding voor lokale bedrijvigheid (kavels tot 5.000 m2). Wanneer deze cijfers naast de vraag-aanbodconfrontatie uit de bovenstaande afbeelding worden gelegd, kan geconcludeerd worden dat de uitbreiding binnen de prognose valt. Ook als het planaanbod elders in het marktgebied in de beschouwing wordt betrokken, blijkt dat de ruimtevraag voor ieder werkmilieu nog steeds groter is dan het aanbod. De confrontatie hiervan wordt getoond onderstaande tabel: 163 hectare ruimtevraag ten opzichte van 141,5 hectare uitgeefbaar aanbod en planaanbod.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP33600-VG01_0008.jpg"

Tabel 3.1: confrontatie vraag en (plan)aanbod marktgebied De Grift 2022-2030 (bron: Ecorys).

Uit de ladderonderbouwing blijkt dat in alle werkmilieus waarvoor De Grift geschikt is (Klassiek-gemengd, (Maak)industrie en Logistiek) ontwikkeling noodzakelijk is om aan de ruimtevraag tot 2030 te kunnen voldoen, omdat de ruimtevraag over deze periode het beschikbare aanbod overstijgt. Bovendien is ongeveer de helft van het aanbod in optie, wat betekent dat zonder ontwikkeling van De Grift in het marktgebied een groter ruimtetekort dreigt. Dit geldt voor zowel regionale bedrijvigheid als voor XXL-logistiek.

Dat er op regionaal niveau sprake is van ruimtetekort, is al geconstateerd in het RPW 2021-2024. Binnen het afsprakenkader van het RPW is de ontwikkelruimte om het ruimtetekort in te vullen toebedeeld aan verschillende bedrijventerreinen in de regio, en zo ook De Grift. De ontwikkelruimte van De Grift bedraagt in de 1e tranche 8,4 hectare voor regionale bedrijvigheid en 15 hectare voor XXL-logistiek. Buiten dat bestaat het uitbreidingsplan van De Grift ook uit 7,9 hectare voor lokale bedrijvigheid (kavels tot 5.000 m2), waarmee het totale plan op 31,1 hectare uitkomt. Afgezet tegenover de resultaten uit de vraag-aanbodconfrontatie wordt geconcludeerd dat uitbreiding van De Grift noodzakelijk is om te kunnen voorzien in de ruimtevraag en dat reeds voldaan is aan de vereiste regionale afstemming.

Bestaand stedelijk gebied

Nu is gebleken dat de ontwikkeling voorziet in een behoefte, moet worden aangetoond in hoeverre die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins. Het Bro definieert het bestaand stedelijk gebied als: bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur. Naast de criteria uit de definitie moet de geldende bestemming ook betrokken worden bij het beoordelen of sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied.

Een groot deel van de gronden in het plangebied is voorzien van een agrarische bestemming en is ook als zodanig ingericht en in gebruik. Dit neemt niet weg dat de omgeving van het plangebied vrijwel volledig wordt gevormd door woningbouw (o.a. Zuiderveld en lintbebouwing Stationsstraat), bedrijvigheid (o.a. de bedrijventerreinen De Grift, Rietgraaf en Park15), duurzame energievoorzieningen (o.a. een zonnepark en vier windturbines) en infrastructuur (A15). Tezamen maakt dat, gelet op de huidige ruimtelijke structuren en bebouwing rondom het plangebied en de ter plaatse geldende bestemmingen, wordt geconcludeerd dat het plangebied grotendeels in bestaand stedelijk gebied ligt. Voor de noordzijde van het plangebied, dat momenteel ook bestemd en ingericht is als onbebouwde agrarische gronden, wordt verondersteld dat geen sprake is van bestaand stedelijk gebied. Dit betekent dat beoordeeld moet worden of de voorliggende ontwikkeling niet volledig binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd.

Aan de noordzijde van het plangebied wordt XXL-logistiek voorzien. Zoals blijkt uit de behoefteraming blijft het aanbod aan locaties voor (XXL-)logistiek ver bij de vraag vanuit de markt. Met name XXL-logistiek stelt heel specifieke eisen aan de vestigingslocatie (multimodaal ontsloten, een nabije arbeidsmarkt en omvang bedrijfskavels). Om deze reden zijn er binnen Nijmegen en de regio geen alternatieve vestigingslocaties voorhanden. Gelet op de omvang van de bedrijfskavels (>4 hectare), de noodzakelijke ligging nabij het rijkswegennet en de milieucategorie waarbinnen XXL-logistiek valt, zijn er geen geschikte alternatieve locaties binnen bestaand stedelijk gebied. Bovendien is de ontwikkeling van het voorliggende plangebied reeds voorzien in bestaand beleid, waaronder de omgevingsvisie (zie paragraaf 3.4.1) en de Gebiedsvisie De Grift.

3.1.5 Conclusie

Het voorliggende Chw-bestemmingsplan maakt een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk. Het plan voor de uitbreiding van bedrijventerrein De Grift speelt in op de actuele kwalitatieve en kwantitatieve behoefte aan nieuw bedrijventerrein in de regio. Aangezien de geconstateerde kwantitatieve en kwalitatieve behoefte niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd, is het gerechtvaardigd dat de ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Verder wordt met de voorgenomen ontwikkeling c.q. uitbreiding van bedrijventerrein De Grift de concurrentiekracht van Nederland vergroot door de ruimtelijk-economische structuur te versterken hetgeen leidt tot een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat. Geconcludeerd kan worden dat dit bestemmingsplan in overeenstemming is met het Rijksbeleid.

3.2 Relevant Provinciaal Beleid

3.2.1 Provinciale Omgevingsvisie Gelderland

In de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland (vastgesteld 19 december 2018, inwerking getreden 1 maart 2019) staan de hoofdlijnen van het provinciale beleid over onderwerpen als ruimte, water, mobiliteit, economie, natuur en landbouw. Er zijn grote, grensoverschrijdende ontwikkelingen die ook Gelderland raken. Het energievraagstuk, klimaatverandering, uitputting van grondstoffen, kwetsbare biodiversiteit, verdere verstedelijking in combinatie met krimp, toenemende mobiliteit op de weg en in de lucht, digitalisering, internationalisering. Uitdagingen die om antwoorden vragen. De vraagstukken van nu zijn te groot en te ingewikkeld om los van elkaar aan te pakken.

Een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland staat daarbij centraal. Dat is het streven. Dat is waar wij aan willen werken. Dit doen wij door bij de uitoefening van onze taken de focus te leggen op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland. Met behulp van zeven ambities geeft de Provincie richting:

  1. 1. energietransitie
  2. 2. klimaatadaptatie
  3. 3. circulaire economie
  4. 4. biodiversiteit
  5. 5. bereikbaarheid
  6. 6. economisch vestigingsklimaat
  7. 7. woon- en leefklimaat

In relatie tot de uitbreiding van bedrijventerrein De Grift is het volgende beleid uit de Omgevingsvisie relevant.

Energietransitie: van fossiel naar duurzaam

De provincie heeft de volgende ambities op dit vlak:

  1. 1. In 2050 is Gelderland klimaatneutraal. Dit bereiken we door grootschalige besparing en opwekking uit verschillende duurzame bronnen van energie, zoals wind, zon, waterkracht, biomassa en bodemenergie. En we stimuleren innovatie en het uitrollen van bewezen technieken.
  2. 2. Als tussendoel realiseren we in 2030 55% broeikasgasreductie in Gelderland.

Klimaatadaptatie: omgaan met veranderend weer

De provincie heeft de volgende ambities op dit vlak:

  1. 1. In 2050 is Gelderland klimaatbestendig. We zijn goed voorbereid en toegerust op de gevolgen van klimaatverandering: wateroverlast, droogte, hittestress en overstromingsgevaar.
  2. 2. In 2020 hebben we samen met partners de risico's en kansen van het veranderend klimaat in beeld gebracht en strategieën opgesteld die leidraad zijn voor ons handelen.

Circulaire economie

De provincie heeft de volgende ambities op dit vlak:

  1. 1. Wij willen de eerste afvalloze provincie van Nederland zijn. Afval bestaat niet meer; er zijn alleen nog grondstoffen die blijvend hun waarde behouden in onze schone industrie.
  2. 2. Om dit te bereiken is in 2030 het gebruik van primaire grondstoffen in Gelderland met 50% teruggebracht.

Biodiversiteit: werken met de natuur

De provincie heeft de volgende ambities op dit vlak:

  1. 1. In 2050 gaat het goed met de biodiversiteit in Gelderland. In Gelderland wordt natuur-inclusief gewerkt. Biodiversiteit wordt overal waar mogelijk versterkt en ingepast, óók buiten de specifiek als natuur aangewezen gebieden.
  2. 2. In 2030 is 75% van de Europese doelen van de Vogel- en Habitatrichtlijn behaald.

Bereikbaarheid: duurzaam verbonden

De provincie heeft de volgende ambities op dit vlak:

  1. 1. In 2050 is de groei van de mobiliteit op een slimme manier opgevangen en verplaatsen mensen in Gelderland zich veilig, snel, betaalbaar en klimaatneutraal. Snel en veilig internet fungeert daarbij als alternatief voor fysieke verplaatsingen.
  2. 2. In 2050 is het netwerk voor goederenvervoer in Gelderland toegankelijk, duurzaam en klimaatneutraal.
  3. 3. In 2030 is al ons busvervoer zonder uitstoot en is 35% van het totaal aantal verplaatsingen met de fiets.

Vestigingsklimaat: een krachtige, duurzame topregio

De provincie heeft de volgende ambities op dit vlak:

  1. 1. Gelderland wil onze concurrerende positie binnen het internationale stedelijke netwerk van Amsterdam, Brussel en Keulen verder versterken. Om onderscheidend te blijven, halen we in 2050 maximaal profijt uit onze unieke combinatie van stedelijke en groene kwaliteiten.
  2. 2. In 2050 zijn alle werklocaties in Gelderland duurzaam ingericht qua energie, klimaatbestendigheid en logistieke en productiestromen. We zijn koploper in Nederland.

3.2.2 Omgevingsverordening Gelderland

De doelstellingen uit de Omgevingsvisie zijn juridisch vertaald in de Omgevingsverordening Gelderland (geconsolideerde versie februari 2022). De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, mobiliteit en bodem. De Omgevingsverordening heeft de status van een Ruimtelijke verordening in de zin van artikel 4.1 Wet ruimtelijke ordening.

3.2.3 Toetsing en conclusie

De uitbreiding van het bedrijventerrein De Grift past binnen de doelstellingen van de provinciale omgevingsvisie en verordening. De uitbreiding zal op een dusdanige wijze ontwikkeld worden dat het gereed is voor de toekomst en kan bijdragen aan de ambities op het gebied van energietransitie (wind en zon), klimaatadaptatie (water en hittestress), biodiversiteit (SMP-N), bereikbaarheid (goede en efficiënte ontsluiting terrein en omliggende gebied) en vestigingsklimaat (krachtig en duurzaam). Om deze ambities kracht bij te zetten zijn in dit Chw-bestemmingsplan onder meer regels gesteld aan de realisatie van klimaatadaptieve maatregelen (waaronder het realiseren van voldoende waterberging en groendaken), natuurinclusiviteit (o.a. groen kavelranden) en duurzaamheid (BREEAM-certificering en het opwekken van zonne-energie op eigen terrein).

3.3 Relevant Regionaal Beleid

3.3.1 Groene Metropoolregio Arnhem Nijmegen

Sinds 1 januari 2021 is de Groene Metropoolregio opgericht. Dit is de opvolger van het regionaal orgaan Arnhem Nijmegen. In de Groene Metropoolregio werken 18 gemeenten uit de regio Arnhem Nijmegen samen aan de realisatie van 5 grote regionale opgaven: Circulaire regio, Productieve regio, Ontspannen regio, Groene groeiregio en Verbonden regio. Met een regionale agenda wordt hier vorm en inhoud aan gegeven. De regionale agenda voor de Productieve regio bestaat uit vijf speerpunten: Stimuleren ondernemerschap in het mkb, Human Capital: onderwijs en arbeidsmarkt, Doorontwikkeling van (inter)nationale clusters, Versterking van duurzame logistiek en Toekomstbestendige werklocaties. Onder het speerpunt toekomstbestendige werklocaties valt het Regionaal Programma Werklocaties 2021-2024.

3.3.2 Regionaal Programma Werklocaties 2021-2024

De markt voor bedrijventerreinen, perifere detailhandel en kantoorlocaties is (boven-)regionaal. Een aantrekkelijk vestigingsklimaat vraagt om voldoende en geschikte ruimte voor de vestiging van nieuwe bedrijven en voor de ontwikkeling van bestaande bedrijven. De gemeenten in de Groene Metropoolregio maken samen met de provincie Gelderland regionale programmeringsafspraken met betrekking tot bedrijventerreinen, kantoren en perifere detailhandel. In 2019 en 2020 is onderzoek gedaan naar de uitgifte van de werklocaties. Hieruit kwam naar voren dat door een historisch hoge uitgifte het overaanbod aan bedrijventerreinen fors is teruggedrongen. Nieuwe ramingen laten tot 2030 een ontwikkelruimte van 120 hectare voor nieuwe bedrijfskavels zien. Daarvan is in de regio ruim 40 hectare noodzakelijk voor de huisvesting van grote logistieke bedrijven (XXL-logistiek). Medio 2020 werd daarom besloten om het RPW te gaan herzien.

Dit nieuwe Regionaal Programma Werklocaties 2021-2024 (idem vastgesteld door GS in juni 2021) bevat de keuzes die de gemeenten in de Groene Metropoolregio maken voor het in balans brengen van vraag en aanbod naar werklocaties. Het Regionaal Programma Werklocaties regio Arnhem-Nijmegen 2021-2024 vormt dan ook de kaders voor het regionaal beleid ten aanzien van bedrijventerreinen, kantoren en perifere detailhandel en is het regionale toetsingskader voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Nieuwe initiatieven en ontwikkelingen worden getoetst aan deze kaders.

Specifiek voor bedrijventerreinen is het volgende afgesproken: van de 120 ha ontwikkelruimte voor bedrijventerreinen is ruim veertig hectare noodzakelijk om in de regio grote logistieke bedrijven (XXL-logistiek) te kunnen huisvesten. Het RPW 2021-2024 benoemt expliciet twee knooppunten als het gaat om ruimte voor nieuwe locaties voor XXL-logistiek. Knoop 38 met Park15 en De Grift is er daar één van. De locatie De Grift is opgenomen op de ruimtelijk-economische beleidskaart voor XXL-logistiek in het RPW. De ruimtevraag naar XXL-logistiek bedraagt 69 hectare in de periode tot 2030. Omdat het beschikbare aanbod bijna volledig is uitgegeven is er op korte termijn behoefte aan uitbreidingsruimte voor XXL-logistiek. Hiervan is 12,5-15 ha beschikbaar gesteld voor de uitbreiding van bedrijventerrein De Grift, onderdeel van het logistieke knooppunt Nijmegen. Daarnaast is 20 hectare beschikbaar gesteld voor de uitbreiding van DocksNLD in Montferland dat onderdeel uitmaakt logistieke knooppunt Emmerich, Montferland, Zevenaar. Voor XXL–logistiek gelden in het bijzonder aanvullende randvoorwaarden op het gebied van duurzaamheid en zorgvuldige ruimtelijke inpassing.

In juni 2021 heeft de gemeente Nijmegen toestemming gekregen om het bedrijventerrein De Grift uit te breiden met 15 hectare voor XXL-logistiek in Noord, 8,4 hectare voor regionale bedrijvigheid (reguliere logistiek, stadsdistributie, maakindustrie en klassiek-gemengd) in Noord en Zuid. Met voorliggend bestemmingsplan wordt hier invulling aan gegeven, met dien verstande dat maximaal 8 hectare is bestemd voor regionale bedrijvigheid. In aanvulling op de afspraken in het RPW wordt er nog maximaal 7 hectare voor kleinschalige lokale bedrijvigheid (klassiek-gemengd/maakindustrie; kavels tot 5.000 m2) mogelijk gemaakt.

In het RPW 2021-2024 zijn verder uitgangspunten opgenomen om bedrijventerreinen toekomstbestendig te maken: hoe kunnen bedrijventerreinen verduurzaamd worden en bijdragen aan de energietransitie. Dit geldt niet alleen voor nieuw te ontwikkelen terreinen maar heeft eveneens betrekking op bestaande bedrijventerreinen.

3.3.3 Conclusie

De uitbreiding van het bedrijventerrein De Grift is toegestaan op basis van de gemeentelijke aanvraag voor ontwikkelingsruimte voor bedrijventerreinen op basis van het RPW 2021-2024 (1e trance). De beoogde uitbreiding past binnen de regionale afspraken.

3.4 Relevant Gemeentelijk Beleid

3.4.1 Omgevingsvisie 'Nijmegen Stad in Beweging'

Op 28 oktober 2020 stelde de gemeenteraad van Nijmegen de Omgevingsvisie 2020-2040 vast: Nijmegen - Stad in beweging. In de omgevingsvisie legt de gemeente Nijmegen haar langetermijnvisie tot 2040 voor de stad vast, met richtinggevende speerpunten voor de sociaal-economische en fysieke leefomgeving. In de visie staan vier opgaven centraal:

  1. 1. economisch veerkrachtige stad;
  2. 2. sociale en gezonde stad;
  3. 3. aantrekkelijke stad;
  4. 4. duurzame stad.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP33600-VG01_0009.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP33600-VG01_0010.png"

Afbeelding 3.2: omgevingsvisiekaart 2020-2040

De omgevingsvisie dient vier doelen:

  1. 1. Een kader en inspiratie bieden voor initiatiefnemers uit de stad.
  2. 2. Het geven van spelregels voor afstemming met de omgeving bij ontwikkelingen.
  3. 3. Het in samenhang presenteren van de Nijmeegse ambities, als uitgangspunt bij het werk van medewerkers van de gemeente.
  4. 4. Te gebruiken als sturingsinstrument voor het college van B&W en de gemeenteraad bij ruimtelijke ontwikkelingen en investeringen.


De vier opgaven voor Nijmegen zijn goed te combineren, we kijken daarom naar integrale oplossingen. Waarbij we een vraagstuk vanuit meerdere invalshoeken benaderen en de oplossing bijdraagt aan het oplossen van meerdere problemen. Hieronder de kern van de richtinggevende keuzes uit de omgevingsvisie.

  1. 1. Compacte, dynamische stad
    Omdat we de impact van groei op de omgeving zo klein mogelijk willen houden ligt de nadruk op verdichting. De groeiopgave willen we benutten om kwaliteit toe te voegen aan de stad, o.a. door meer functiemenging, informele werkmilieus en transformatie. Stedelijke knooppunten, daar waar voorzieningen, werklocaties en vervoersstromen samenkomen, zijn kansrijke plekken voor verdichting en functiemening. Bij nieuw te bouwen woningen verschuift het accent naar een- en tweepersoonshuishoudens, waaronder betaalbare woningen voor studenten, starters, ouderen en kwetsbare doelgroepen. Voor nieuwe kantoren is vooral het stationsgebied kansrijk. Ook Brabantse Poort en Campus Heyendaal beschouwen we als toekomstbestendige kantoorlocaties.
    Voor onder meer logistiek en de maakindustrie ontwikkelen we in overleg met regio bedrijventerrein de Grift. Het Engieterrein wordt herontwikkeld voor watergebonden bedrijvigheid en bedrijven die duurzame energie opwekken. Op de campussen richten we ons op herontwikkeling, intensivering en functiemenging. In Winkelsteeg onderzoeken we de mogelijkheden voor een gemengd stedelijk milieu, daarbij rekening houdend met de perspectieven en ontwikkelmogelijkheden van bestaande en toekomstige bedrijvigheid.
  2. 2. Toekomstbestendige wijken
    Om tot een inclusieve en vitale stad te komen, streven we onder meer naar een goede mix van allerlei typen woningen en woonmilieus in sociale huur, huur en koop. In combinatie met de daarbij passende, bereikbare en goed toegankelijke voorzieningen. Bij alle ruimtelijke ontwikkelingen staan de leefwereld, het welbevinden en de gezondheid van inwoners centraal. Tijdelijke functies en initiatieven ondersteunen we om verbeteringen te realiseren.
  3. 3. Groene, gezonde stad

We willen als stad bijdragen aan de gezondheid van onze inwoners en het verbeteren van de biodiversiteit. Een gezonde leefomgeving is daarbij een belangrijk integraal thema, waarbij het o.a. gaat om luchtkwaliteit, geluidsbelasting, hitte, groen en water, bewegen en mobiliteit, ontmoeten en voorzieningen. Dichtbij huis zijn er mogelijkheden om te ontmoeten, wandelen, spelen en sporten. Daarvoor ontwikkelen we o.a. een netwerk van aantrekkelijke beweegroutes op stad- en wijkniveau.

  1. 4. Duurzame mobiliteit
    In de regio Arnhem-Nijmegen werken we gezamenlijk aan duurzame mobiliteit en bereikbaarheid. Het gaat om het inzetten en stimuleren van schone vervoersmiddelen en het efficiënter benutten van vervoer. Om de stad te laten groeien zonder mobiliteitsproblemen te laten ontstaan zetten we in op: lopen, fiets, OV en Mobility as a Service. Met deze vervoersvormen kunnen we een aantal maatschappelijke doelen bereiken. Duurzame mobiliteit brengt mensen in beweging, is goed voor de gezondheid en luchtkwaliteit, versterkt sociale cohesie, creëert gelijke kansen, versterkt de economische structuur en draagt bij aan de beleving van de stad.
  2. 5. Energieopgave
    Ons doel is dat Nijmegen uiterlijk in 2045 energieneutraal en aardgasvrij is. Samen met andere gemeenten, waterschappen en de provincie stellen we een Regionale Energie Strategie (RES) op. Hierin maken we keuzes voor de opwekking van duurzame elektriciteit, de warmtetransitie in de gebouwde omgeving en de daarvoor nodige opslag- en energie infrastructuur. De RES geeft met zoekgebieden aan welke gebieden in de regio geschikt zijn voor de opwekking van hernieuwbare energie.
  3. 6. Groter centrumgebied

De komende jaren werken we aan de verbreding van het centrum naar de gebieden rondom de Waal. Onder de noemer 'Nijmegen omarmt de Waal' realiseren we verschillende projecten en ontstaat hier een variatie van nieuwe gemengde milieus en hebben de rivieroevers een belangrijke openbare functie. Het gaat o.a. om de Stationsgebied, NYMA, Hof van Holland, Waalkade, Valkhofkwartier, Vlaams Kwartier, en Burchtstraat/Augustijnenstraat.

  1. 7. Sterke campussen

De komende jaren blijven we investeren in de clusters Health & high Tech om nieuwe banen te creëren. We willen ruimte bieden aan nieuwe bedrijven en meewerken aan een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Dit doen we mede door te investeren in uitstraling en kwaliteit en door de mogelijkheden voor intensivering en functiemenging op campussen te onderzoeken. De Novio Tech Campus, Campus Heyendaal en de binnenstad zijn sterke campussen in Nijmegen.

  1. 8. We omarmen het kanaal
    We zien een samenballing van opgaven rondom het Maas-Waalkanaal. Hier zien we kansen voor intensivering en transformatie in de huidige woongebieden in Dukenburg, Lindenholt, Neerbosch-Oost, Hatert, groene gebieden en de werkgebieden Winkelsteeg en Oost-Kanaalhavens. Door de Kanaalzone tot ontwikkeling te brengen werken we o.a. aan een betere verbinding van Dukenburg en Lindenholt met de rest van de stad en geven we de bestaande wijken rondom het kanaal een impuls. De transformatieopgave vraagt om verdere verkenning en onderzoek.

Toetsing

In relatie tot de beoogde ontwikkeling in het plangebied zijn de richtinggevende keuzes 1, 2, 3 en 5 relevant. Met de beoogde uitbreiding van bedrijventerrein De Grift wordt aangesloten bij de ambities uit de omgevingsvisie om te komen tot een duurzame, natuurinclusieve en klimaatadaptieve leefomgeving. De ontwikkeling van bedrijventerrein De Grift is in de omgevingsvisie bovendien al als concrete ontwikkeling benoemd. Met dit Chw-bestemmingsplan wordt hier uitvoering aan gegeven.

3.4.2 Coalitieakkoord 2022-2026 'Ons Nijmegen, Stad van iedereen'

In dit akkoord beschrijven de partijen alle nieuwe plannen die zij hebben voor Nijmegen, bovenop de afspraken en het beleid dat er al ligt. Met voorliggend Chw-bestemmingsplan wordt uitvoering gegeven aan het coalitieakkoord, onder meer door in te zetten op klimaatadaptatie, het opwekken van duurzame energie en het vergroenen van de openbare ruimte en particuliere terreinen.

3.4.3 Conclusie

De plannen voor uitbreiding van het bedrijventerrein De Grift passen binnen de doelstellingen van het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Sectorale Aspecten

4.1 Milieueffectrapportage

4.1.1 Toetsingskader

De Wet milieubeheer (Wm) en het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) bepalen voor welke activiteiten, die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu, het bevoegd gezag die gevolgen moet beoordelen (artikel 7.2 Wm). Activiteiten die over het algemeen belangrijke nadelige milieugevolgen hebben, staan in het Besluit m.e.r. op de C-lijst (m.e.r.-plicht); andere activiteiten die afhankelijk van de omstandigheden nadelige milieugevolgen kunnen hebben staan op de D-lijst (m.e.r-beoordelingsplicht). Het doel van de m.e.r.-procedure is om het milieubelang volledig mee te wegen in de besluitvorming over activiteiten die mogelijk belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu hebben.

4.1.2 Toetsing

Omdat negatieve effecten op Natura 2000-gebieden als gevolg van de uitbreiding van bedrijventerrein De Grift niet kunnen worden uitgesloten, is een passende beoordeling van die effecten nodig (artikel 2.8 Wet natuurbescherming). Vanwege de noodzaak van een passende beoordeling, is besloten ook een plan-MER (artikel 7.2a Wet milieubeheer) uit te voeren. In het plan-MER is beoordeeld of en zo ja, welke belangrijke nadelige gevolgen de uitbreiding van bedrijventerrein De Grift kan hebben voor het milieu.

4.1.3 Conclusie

In het MER zijn de milieueffecten van de voorgenomen ontwikkeling onderzocht. Op een aantal milieuaspecten scoort de ontwikkeling neutraal (archeologie, luchtkwaliteit, water en gezondheid) of heeft het zelfs een positief effect (verkeer, klimaat en energie en bodem). Zo zorgen de beoogde infrastructurele maatregelen er voor dat de verkeersafwikkeling in en rondom het plangebied verbetert ten opzichte van de referentiesituatie. Daar staat echter tegenover dat de beoogde ontwikkeling op een aantal milieuaspecten (natuur, geluid, externe veiligheid en cultuurhistorie) tot een negatief effect leidt. Daarbij zijn wel enkele nuances te maken.

Voor het aspect stikstof is de beoogde ontwikkeling an sich als negatief beoordeeld, maar door het intrekken van de toestemming voor het houden van vee van een nabijgelegen veehouderij, gelegen aan de Hoeksehofstraat 9 te Nijmegen, kan worden geborgd dat de stikstofdepositie op alle relevante gebieden (zogenaamde hexagonen uit het rekeninstrument Aerius) binnen de Natura2000-gebieden niet toeneemt ten opzichte van de referentiesituatie. Er is per saldo (dus na saldering) zelfs sprake van een afname van de stikstofdepositie op de verschillende Natura2000 gebieden. Daarmee is sprake van een positief milieueffect.

Ook ten aanzien van flora en fauna is een nuancering op zijn plaats. Als gevolg van de ontwikkeling zal een deel van het essentieel foerageergebied van de boomvalk en sperwer aangetast worden. Indien het verlies aan foerageergebied passend gecompenseerd wordt (conform kennisdocumenten en andere beschikbare protocollen), kan een ontheffing verkregen worden. Ook voor vleermuizen, steenmarters en huismussen geldt dat de beoogde ontwikkeling met de juiste maatregelen geen negatief effect op de duurzame instandhouding van (de leefgebieden van) deze soorten heeft.

Het bovenstaande neemt niet weg dat er op een aantal aspecten sprake is van een (licht) negatief milieueffect. Over de hele breedte genomen - wanneer de plussen en minnen tegen elkaar worden weggestreept en de bovenstaande nuances in acht worden genomen - is het milieueffect van de voorgenomen ontwikkeling (met en zonder doortrekking van de A15) als neutraal te boordelen. Geconcludeerd wordt dat de voorgenomen ontwikkeling niet tot onomkeerbare negatieve gevolgen voor het milieu zal leiden.

4.2 Economie

4.2.1 Algemeen

4.2.2 Toetsing

Uitbreiding van De Grift is belangrijk voor de invulling van de economische ambities van Nijmegen. Nijmegen beschikt nog slechts over beperkte uitgeefbare meters bedrijventerrein en kan de reguliere marktvraag niet meer adequaat bedienen. Bedrijventerrein Bijsterhuizen is volledig uitgegeven en ook voor XXL-logistiek en klassiek gemengd is er in Nijmegen geen aanbod meer. Voor het werkmilieu maakindustrie is er theoretisch nog aanbod beschikbaar op Mercuriuspark, maar in de praktijk zal hier andere bedrijvigheid gerealiseerd worden (vestiging van perifere detailhandel, horeca (hotel) en sportvoorzieningen/leisure is hier ook mogelijk). Bedrijventerrein Winkelsteeg wordt in de toekomst getransformeerd naar een werk-woongebied. In theorie is er op Winkelsteeg nog 10 ha aanbod: 4 ha op het voormalig Compaqterrein aan de Nieuwe Dukenburgseweg en 6 ha rond de Novio Tech Campus op Winkelsteeg Noord (onderdeel van de specials in het RPW). Op het voormalig Compaqterrein worden in het kader van de woningbouwimpuls dit najaar 500 tijdelijke woningen gerealiseerd. Deze functie blijft er naar verwachting tenminste 15 jaar op; er kan gesteld worden dat dit terrein niet langer meer uitgeefbaar is als bedrijventerrein (klassiek gemengd werkmilieu).

Voor de realisatie van de werkgelegenheidsambities van 1.000 banen per jaar is een nieuw bedrijventerrein van belang. Voor een deel (26%) wordt deze werkgelegenheid op bedrijventerreinen gerealiseerd. Ofwel door intensivering en revitalisering van bestaande terreinen, ofwel door nieuwe werklocaties en/of uitbreiding van bestaande werklocaties. Doel is om 2.600 arbeidsplaatsen op bedrijventerreinen te realiseren over een periode van 10 jaar. Hiervoor is in de komende 10 jaar ongeveer 62 ha bedrijventerrein nodig (gem. 42 arbeidsplaatsen per hectare). Het is de ambitie om 1.050 banen te realiseren door het intensiveren en herstructureren van 25 ha bedrijventerrein (o.a. Winkelsteeg (10 ha) en ENGIE-terrein (15 ha)) en 1.315 banen te creëren door circa 30 hectare nieuw terrein te ontwikkelen.

Uitgaande van een gemiddelde uitgifte van 5 ha per jaar vanaf 2023 kan De Grift tot 2030 in de ruimtebehoefte voorzien. De uitbreiding van De Grift brengt een geraamde groei van zo'n 1.300 arbeidsplaatsen met zich mee. De Grift draagt hiermee substantieel bij aan de economische en werkgelegenheidsambities van Nijmegen.

Aansluiting op regionale DNA

Met de uitbreiding van De Grift wordt bijgedragen en aangesloten bij het regionale DNA:

  1. 1. De ontwikkeling van De Grift draagt bij aan de opgave(n)binnen de productieve regio als onderdeel van de Groene Metropoolregio: economische structuurversterking en duurzame groei van werkgelegenheid. Vanuit de Goene Metropoolregio wordt gewerkt aan de visie 'Economie van de Toekomst'. Voor Nijmegen wordt ingezet op de verdere ontwikkeling van de topsectoren Healt en High Tech en Energy. Logisitiek wordt daarbij als randvoorwaardelijk gezien en staat bij voorkeur ten dienste van de topsectoren.
  2. 2. Voldoende aanbod van werklocaties en versterking van de kwaliteiten van werklocaties zodat nieuwe bedrijven zich kunnen vestigen en bestaande kunnen uitbreiden.
  3. 3. De Grift biedt ruimte aan reguliere logistieke bedrijvigheid en stadsdistributie; dit in aansluiting op de ruimte voor distributiecentra (XXL-logistiek). De Grift biedt kansen voor duurzame stadsdistributie. Naast grotere e-fulfilment-centers is de locatie aan de rand van de stad ook geschikt voor kleinere depots of hubs. De grootste regionale economische waarde hebben die logistieke activiteiten die verbonden zijn met de regio (vanwege historie, lokale markt en verbondenheid met lokaal MKB of omdat andere bedrijfsactiviteiten ook in de regio gevestigd zijn). De logistieke sector is bovendien de enabler voor de topsectoren Food, Health en High Tech en Energy. Voorbeelden DHL/Health en Heinz/Nabuurs.
  4. 4. De insteek van logistieke bedrijvigheid op De Grift betekent ook extra werkgelegenheid in deze belangrijke sector voor de regio. De uitbreiding zet ook in op bedrijvigheid in het klassiek-gemengde werkmilieu en de maakindustrie. Dit zijn vaak MKB-bedrijven. De arbeidsintensiteit is over het algemeen groot bij deze bedrijven. Ook dit biedt net als logistiek veel kansen voor banen voor praktisch en middelbaar opgeleiden.
  5. 5. De Grift faciliteert de groei en/of uitbreiding van bestaande bedrijven en biedt ruimte aan verplaatsing of nieuwbouw van lokale bedrijven elders uit de stad.

Triple Helix

De triple helix is een model voor het kijken naar en het sturen op innovatie in de kenniseconomie. Essentie van het model is de samenwerking tussen drie partijen: onderwijs, overheid en bedrijfsleven. Dit model wordt in Nijmegen al volop toegepast en heeft onder geresulteerd in ondersteuningsprogramma’s voor startups en mkb-bedrijven op het gebied van o.a. health en life sciences. Ook voor bedrijventerrein De Grift gaat de voorkeur uit naar bedrijvigheid die het triple helix model omarmt en bijdraagt aan het versterken van de topsectoren in onze regio.

4.2.3 Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling draagt bij aan het versterken van de economische veerkracht. Het aspect economie vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit Chw-bestemmingsplan.

4.3 Bedrijven En Milieuzonering

4.3.1 Algemeen

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die hinderveroorzakende functies mogelijk maken, moet worden aangetoond dat een goed woon- en leefklimaat voor omliggende gevoelige functies (o.a. woningen) voldoende gewaarborgd is. Om dit te beoordelen wordt doorgaans gebruik gemaakt van de VNG publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' (2009). In deze VNG-publicatie zijn indicatieve richtafstanden opgenomen tussen bedrijven en gevoelige functies, afhankelijk van het gebiedstype waarin de gevoelige functies zijn gelegen ('rustige woonwijk', 'rustig buitengebied' en 'gemengd gebied'). In een rustige woonwijk en een rustig buitengebied komen vrijwel geen andere functies dan de woonfunctie voor. Gemengde gebieden betreffen gebieden die langs hoofdinfrastructuur liggen en/of gebieden met matige tot sterke functiemenging. In een dergelijk gebied komen direct naast woningen andere functies voor, zoals winkels, maatschappelijke voorziening en horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Voor gemengde gebieden kunnen de richtafstanden worden verminderd. De afstand wordt gemeten vanaf het op de verbeelding aangeduide deel voor de bedrijfsmatige activiteiten tot aan de gevel van nieuwe of bestaande gevoelige functies gelegen buiten betreffend perceel.

4.3.2 Toetsing

Bedrijvigheid in de zin van de Wet milieubeheer is die bedrijvigheid die onder het Activiteitenbesluit valt en/of een omgevingsvergunning nodig heeft. In het nieuwe bestemmingsplan zal de toelaatbaarheid van bedrijven en bedrijfsactiviteiten gekoppeld worden aan de Staat van Bedrijfsactiviteiten (Model Nijmegen). Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten in Nijmegen al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu zijn ingedeeld in milieucategorieën. Hierbij zijn alleen de ruimtelijk relevante milieuaspecten waaronder geluid, geur, stof, gevaar, verkeer en visuele aspecten van belang. De Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen is een verbijzonderde afgeleide van de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'. Naast de afstandseisen uit de VNG-brochure moet uiteraard ook rekening worden gehouden met overige milieuhinder die aan de orde kan zijn bij bepaalde bedrijfscategorieën, waaraan speciaal overheidsbeleid en hierop gerichte jurisprudentie nadere invulling geven. Hierdoor wordt ook rekening gehouden met hinder die buiten de kaders van de VNG-brochure valt.

Gebiedstypen

Het plangebied en de directe omgeving is zowel in de bestaande als toekomstige situatie aan te merken als een gemengd gebied. Gemengde gebieden betreffen gebieden die langs hoofdinfrastructuur liggen en/of gebieden met matige tot sterke functiemenging. In een dergelijk gebied komen direct naast woningen andere functies voor, zoals bedrijvigheid en detailhandel . Ook lintbebouwing met verspreid liggende bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Voor gemengde gebieden kunnen de richtafstanden met één afstandsstap worden verminderd. De afstand wordt gemeten vanaf de inrichtingsgrens tot aan de gevel van nieuwe of bestaande gevoelige functies gelegen buiten betreffend perceel.

Uitzondering op het bovenstaande vormt de nieuw te realiseren woonwijk Zuiderveld, ten zuiden van De Grift. Deze nieuwe wijk is aan te merken als een rustige woonwijk. Een rustige woonwijk kenmerkt zich door het feit dat er vrijwel geen andere functies dan de woonfunctie voorkomen.

De Grift Noord

In het noordelijk deel van De Grift Noord - bestemd voor (grote) logistieke bedrijven - wordt bedrijvigheid tot milieucategorie 4.2 toegelaten. De indicatieve richtafstand voor bedrijven in deze milieucategorie tot een rustige woonwijk bedraagt 300 meter en tot een gemengd gebied 200 meter. In het zuidelijke deel van De Grift Noord - gelegen tussen het bestaande bedrijventerrein De Grift en de Griftdijk - wordt uitsluitend bedrijvigheid tot en met milieucategorie 3.2 toegestaan. De indicatieve richtafstand voor bedrijven in deze milieucategorie bedraagt 100 meter tot een rustige woonwijk en 50 meter tot een gemengd gebied.

In de directe nabijheid van De Grift Noord zijn geen reguliere woningen aanwezig. De dichtstbijzijnde reguliere woningen bevinden zich aan de Stationsstraat 45 en Stationsstraat 26. Voor beide woningen wordt voldaan aan de indicatieve richtafstanden. De afstand van de woning aan de Stationsstraat 45 tot de bedrijvigheid in De Grift Noord bedraagt meer dan 300 meter. De afstand van de woning aan de Stationsstraat 26 tot De Grift Noord bedraagt ruim 250 meter. Omdat in het zuidelijke deel uitsluitend bedrijvigheid tot en met milieucategorie 3.2 wordt toegestaan, wordt voldaan aan de indicatieve richtafstanden.

In het plangebied en de directe omgeving zijn tevens enkele (agrarische) bedrijfswoningen aanwezig. Voor bedrijfswoningen geldt een minder zwaar beschermingsniveau dan voor reguliere woningen, maar ook voor bedrijfswoningen (op een bedrijventerrein) geldt dat sprake moet zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Doorgaans wordt daarbij getoetst aan de gereduceerde richtafstanden van de VNG.

Voor de bedrijfswoningen aan de Griftdijk 234 en 236 - deze liggen ín het plangebied - is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. om de geluidbelasting op deze woning inzichtelijk te maken. Kortheidshalve wordt hiervoor verwezen naar paragraaf 4.4.

Aan de Stationsstraat 28 bevindt zich een agrarische bedrijfswoning. De afstand van deze bedrijfswoning tot (het zuidelijke deel van) De Grift Noord bedraagt meer dan 100 meter. Voor deze woning wordt dus voldaan aan de richtafstand voor bedrijvigheid in milieucategorie 3.2. Daarnaast is er tevens een bedrijfswoning aanwezig bij het LPG-tankstation op de hoek Griftdijk - Stationsstraat. Deze bedrijfswoning bevindt zich op circa 90 meter afstand van (het zuidelijke deel van) De Grift Noord, waar bedrijvigheid in milieucategorie 3.2 is toegestaan. Daarmee wordt voldaan aan de gereduceerde richtafstand van 50 meter voor bedrijvigheid in milieucategorie 3.2.

Tot slot bevindt zich op het bestaande bedrijventerrein De Grift een bedrijfswoning. Deze is gelegen aan de Stationsstraat 29. De afstand van deze woning tot de bedrijvigheid in milieucategorie 3.2 bedraagt ruim 200 meter, waarmee ruimschootsvoldaan wordt aan de richtafstand. De afstand tot het noordelijke deel van De Grift Noord - waar bedrijvigheid tot en met milieucategorie 4.2 wordt toegelaten - bedraagt circa 90 meter. Daarmee wordt niet zonder meer voldaan aan de gereduceerde richtafstand van 200 meter. Maatgevend aspect voor bedrijvigheid in milieucategorie 4.2 is doorgaans het aspect geluid. In het kader van het plan-MER is daarom een akoestisch onderzoek verricht naar (onder meer) industrielawaai. Kortheidshalve wordt hiervoor verwezen naar paragraaf 4.4.

Aan de westzijde van de Griftdijk bevindt zich Chaletpark De Halve Weg. Recreatiewoningen dienen in enige mate beschermd te worden tegen overmatige milieuhinder. In de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering is echter niet specifiek aangegeven welke bescherming recreatiewoningen behoeven. De systematiek van de VNG-brochure is gebaseerd op een 'rustige woonwijk'. Het feit dat de genoemde afstanden indicatief zijn impliceert dat voor situaties die niet vergelijkbaar zijn met een rustige woonwijk andere (gereduceerde) afstanden kunnen worden aangehouden. Recreatiewoningen kunnen op basis van aard en gebruik niet gelijk worden gesteld aan een rustige woonwijk, met name door de verminderde aanwezigheid. Een vergelijking tussen beschermingsniveaus in verschillende sectorale wetgeving is in lijn met deze lezing. Zo zijn recreatiewoningen in de Wet geluidhinder niet gevoelig en in de Nederlandse emissierichtlijn Lucht (NeR) en het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) wel, maar in minder mate dan gewone woningen. Aanvullend kan het gehele gebied rond de Griftdijk en Stationsstraat worden aangemerkt als 'gemengd gebied', waarvoor in de VNG-brochure in elk geval een lagere indicatieve afstand wordt voorgesteld dan voor rustige woonwijken. De afstand van de dichtstbijzijnde chalet (Griftdijk 291) tot het zuidelijke deel van De Grift Noord bedraagt tenminste 50 meter. Daarmee wordt voldaan aan de gereduceerde richtafstand voor bedrijven in milieucategorie 3.2 (50 meter). De afstand tot het noordelijke deel van De Grift Noord - waar bedrijvigheid tot en met milieucategorie 4.2 is toegestaan - bedraagt circa 130 meter. Daarmee wordt niet zonder meer voldaan aan de gereduceerde richtafstand van 200 meter. Maatgevend aspect voor bedrijvigheid in milieucategorie 4.2 is doorgaans het aspect geluid. In het kader van het plan-MER is daarom een akoestisch onderzoek verricht naar (onder meer) industrielawaai. Kortheidshalve wordt hiervoor verwezen naar paragraaf 4.4

De Grift Zuid

In De Grift Zuid wordt in de basis bedrijvigheid tot en met milieucategorie 3.2 toegestaan. De indicatieve richtafstand voor bedrijven in deze milieucategorie tot een rustige woonwijk bedraagt 100 meter en tot een gemengd gebied 50 meter. Ten zuiden van De Grift Zuid is de nieuwbouwwijk Zuiderveld gelegen, die in beginsel is aan te merken als een rustige woonwijk. Om deze reden worden in het zuidelijke deel van De Grift Zuid uitsluitend bedrijvigheid tot en met milieucategorie 3.1 toegestaan. Op een afstand van (ten minste) 100 meter uit de dichtstbijzijnde woningen in Zuiderveld wordt bedrijvigheid tot en met milieucategorie 3.2 toegestaan. Daarmee wordt voldaan aan de indicatieve richtafstanden voor een rustige woonwijk.

Naast de woningen in Zuiderveld is de dichtstbijzijnde reguliere woning gelegen aan de Stationsstraat 45, op een afstand van bijna 200 meter. Voor deze woning wordt dus ruimschoots voldaan aan de richtafstand voor bedrijvigheid in milieucategorie 3.2.

De afstand van De Grift Zuid tot de agrarische bedrijfswoning aan de Stationsstraat 28 bedraagt ruim 110 meter. Ook voor deze woning wordt dus voldaan aan de richtafstand voor bedrijvigheid in milieucategorie 3.2. Tot slot bevindt zich aan de Stationsstraat 29 nog een bestaande bedrijfswoning. Deze bevindt zich op ruim 70 meter afstand. Omdat deze is gelegen op een bedrijventerrein, wordt getoetst aan de gereduceerde richtafstanden. Voor bedrijvigheid in milieucategorie 3.2 bedraagt deze 50 meter. Aan deze richtafstand wordt ruimschoots voldaan.

Aan de oostzijde van bedrijventerrein De Grift Zuid ligt de zaadhandel Barenbrug Holland BV. Hinder van deze bedrijvigheid over en weer wordt niet verwacht. Ook is er geen hinder te verwachten van de veehouderij aan de Stationsstraat 28. Er wordt immers nu ook al voldaan aan de geurbelastingsnormen op geurgevoelige objecten die dichterbij het emissiepunt liggen van de stal. Daarnaast is het maar zeer de vraag of de nieuwe bedrijvigheid als geurgevoelig is aan te merken.

De Grift West

In De Grift West wordt uitsluitend bedrijvigheid tot en met milieucategorie 3.1 toegestaan. De indicatieve richtafstand voor bedrijven in deze milieucategorie tot een rustige woonwijk bedraagt 50 meter en tot een gemengd gebied 30 meter. De omgeving van De Grift West is aan te merken als een gemengd gebied, onder meer vanwege de aanwezigheid van een veldsportcomplex, bedrijvigheid en een LPG tankstation. Daardoor is de gereduceerde richtafstand van toepassing. De afstand van De Grift West tot de (bedrijfs)woningen aan de zuidzijde van de Stationsstraat bedraagt in alle gevallen 30 meter of meer. Ook de bedrijfswoning aan de Stationsstraat 27 ligt op meer dan 30 meter afstand. Daarmee wordt voor alle (bedrijfs)woningen voldaan aan de gereduceerde richtafstand. Hiermee is een bedrijvigheid in de milieucategorie 3.1 toelaatbaar.

De Grift West grenst aan de noordzijde aan Chaletpark De Halve Weg. De afstand van de dichtstbijzijnde chalets tot De Grift West bedraagt circa 5 meter. Daarmee wordt niet zonder meer voldaan aan de gereduceerde richtafstand. Zodoende is aan de noordzijde De Grift West een inwaartse zonering aangebracht. Dit houdt in dat op een afstand van 0-10 meter uit de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' uitsluitend bedrijfsactiviteiten in milieucategorie 1 zijn toegestaan. In de zone van 10-30 meter zijn uitsluitend bedrijven in milieucategorie 1 en 2 toegestaan. Vanaf 30 meter uit de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' zijn bedrijven in milieucategorie 3.1 toegestaan. Daarmee is een goed woon- en leefklimaat voor de chalets te allen tijde gewaarborgd. Bovendien is in de zone tussen bedrijventerrein De Grift West en de chalets van de Halve weg een groenstrook voorzien. Het realiseren van deze groenvoorziening is mogelijk binnen de bestemming 'Bedrijventerrein'.

4.3.3 Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.4 Geluid

4.4.1 Toetsingskader

Wet geluidhinder

De mate waarin het geluid onder andere het woonmilieu mag belasten is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). In het plan moet volgens de Wgh worden aangetoond dat gevoelige functies, zoals een woning, een aanvaardbare geluidsbelasting hebben als gevolg van omliggende (spoor)wegen en industrieterreinen.

Ook wijzigingen aan bestaande wegen kunnen invloed hebben op het akoestische klimaat van bestaande geluidsgevoelige bestemmingen. De Wet geluidhinder treedt bij wijzigingen aan bestaande verkeerswegen onder twee voorwaarden in werking:

  • als het gaat om een fysieke wijziging aan de weg;
  • door de wijziging is er in het toekomstig maatgevende jaar zonder het treffen van maatregelen een significante toename is van de geluidsbelasting (2 dB toename). Deze laatste voorwaarde geldt per geluidsgevoelige bestemming;
  • als door de toename de maximale wettelijk toegestane grenswaarde dreigt te worden overschreden (met afgerond maximaal 1 dB) en niet wordt voldaan aan de uitzonderingscriteria hiervoor.


Als voldaan wordt aan deze voorwaarden is er sprake reconstructie in het kader van de Wgh. De geluidsbelasting op de woningen moet dan getoetst worden aan de grenswaarden uit de Wgh.

Handreiking industrielawaai en vergunningverlening

De Handreiking industrielawaai en vergunningverlening is opgesteld als hulpmiddel bij het voorkomen en beperken van hinder door industrielawaai. De handreiking heeft geen wettelijke status, maar is algemeen geaccepteerd in de rechtspraak. In de handreiking zijn grenswaarden (langtijdgemiddelden en maximale geluidniveaus) voor industrielawaai opgenomen, deze zijn afhankelijk van het gebiedstype waarin de woningen zijn gelegen. Voor woningen in een rustige woonwijk wordt een grenswaarde van 50 dB(A) gehanteerd. Is een (bedrijfs)woningen in de nabijheid van een bedrijventerrein gelegen, dan bedraagt de grenswaarde 55 dB(A). Voor bedrijfswoningen óp een bedrijventerrein worden ruimere richtwaarden gehanteerd: een streefwaarde van 55 dB(A) en een maximale geluidbelasting van 65 dB(A).

Op grond van genoemde wet- en regelgeving mag het binnenniveau ten gevolge van industrielawaai in woningen in nieuwe situaties niet hoger zijn dan 35 dB(A) etmaalwaarde. Voor bestaande situaties is de grenswaarde 40 dB(A) etmaalwaarde. In de praktijk is de geluidwering bij goed onderhouden woningen tenminste 20 dB(A). Er zullen derhalve pas daadwerkelijk maatregelen moeten worden uitgevoerd als de geluidsbelasting hoger is dan 55 dB(A). Dit uiteraard geheel afhankelijk van de akoestische kwaliteit van de woningen in het gebied.

4.4.2 Toetsing

4.4.3 Conclusie

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit Chw-bestemmingsplan.

4.5 Luchtkwaliteit

4.5.1 Toetsingskader

De hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen staan beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5, titel 5.2 Wm). Hierin zijn grenswaarden opgenomen voor luchtvervuilende stoffen. Voor ruimtelijke projecten zijn fijn stof (PM10 en PM2,5) en stikstofdioxide (NO2) de belangrijkste stoffen. Een project is toelaatbaar als aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. 1. er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  2. 2. het project leidt per saldo niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  3. 3. het project is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een regionaal programma van maatregelen;
  4. 4. het project draagt alleen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging conform het Besluit NIBM en Regeling NIBM. Een project is twee gevallen 'niet in betekenende mate':
    1. a. het project behoort tot de lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) die is opgenomen in de Regeling NIBM;
    2. b. het project heeft een toename van minder dan 3% van de jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10 (1,2 µg /m³).

4.5.2 Toetsing

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is een onderzoek naar luchtkwaliteit uitgevoerd. De voornaamste resultaten worden navolgend besproken, de volledige rapportage is als bijlage 5 bij de toelichting opgenomen.

De plandrempel voor de jaargemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2) wordt in de huidige situatie (2020) niet overschreden. Ten gevolge van de dalende trend in de achtergrondconcentratie neemt de concentratie nog verder af in 2032. De grenswaarde voor stikstofdioxide van 40 µg /m³ wordt in de deze jaren met en zonder plan niet overschreden. In 2032 bedraagt - voor de situatie inclusief de realisatie van de verlengde A15 - de toename ten opzichte van de autonome situatie maximaal 0,92 µg /m³ ter plaatse van een nieuw te realiseren ontsluiting van het bedrijventerrein.

In de huidige situatie (2020) wordt aan de jaargemiddelde grenswaarde voor fijn stof (PM10) van 40 µg /m³ in ruime mate voldaan. De etmaalgemiddelde grenswaarde voor PM10 wordt met 6 dagen eveneens niet overschreden. In 2032 wordt de jaargemiddelde concentratie in zowel de autonome als de gewenste situatie niet overschreden. In 2032 bedraagt - voor de situatie inclusief de realisatie van de verlengde A15 - de toename ten opzichte van de autonome situatie maximaal 0,15 µg /m³ ter plaatse van een nieuw te realiseren ontsluiting van het bedrijventerrein.

In de huidige situatie (2020) wordt aan de jaargemiddelde grenswaarde voor fijn stof (PM2,5)van 25 µg /m³ in ruime mate voldaan. In 2032 wordt de jaargemiddelde concentratie in zowel de autonome als de gewenste situatie niet overschreden. In 2032 bedraagt - voor de situatie inclusief de realisatie van de verlengde A15 - de toename ten opzichte van de autonome situatie maximaal 0,04 µg /m³ ter plaatse van een nieuw te realiseren ontsluiting van het bedrijventerrein.

Omdat de toename van NO2 en PM10 minder is dan 1,2 µg /m³, draagt de ontwikkeling 'niet in betekende mate' (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

4.5.3 Conclusie

De beoogde uitbreiding van bedrijventerrein De Grift draagt ‘niet in betekenende mate’ bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Bovendien is aangetoond dat er geen sprake is van (dreigende) grenswaarde-overschrijdingen. De blootstelling aan luchtverontreiniging is hierdoor beperkt en leidt niet tot onaanvaardbare gezondheidsrisico’s. Vanuit zowel de Wet milieubeheer als vanuit een goede ruimtelijke ordening vormt het plan op het gebied van luchtkwaliteit daarom geen belemmering.

4.6 Stikstof

4.6.1 Toetsing en conclusie

In het kader van de plan-MER is een onderzoek gedaan naar de effecten van de voorgenomen ontwikkeling op de emissie en depositie van stikstof in relatie tot beschermde natuurgebieden (Natura2000-gebieden). Uit dit onderzoek blijkt dat het extra verkeer, de tijdelijke effecten tijdens de aanleg en mogelijk ook emissies van bedrijven die zich vestigen op het bedrijventerrein, gepaard kunnen gaan met (beperkte) toenamen van de stikstofbelasting op diverse Natura2000-gebieden. Geconstateerd wordt dat er zonder mitigatie geen zekerheid is dat negatieve effecten voor de Natura2000-gebieden zijn uit te sluiten en dat er mitigatie nodig is.

Om dit te kunnen beoordelen zijn in een afzonderlijke memo de gevolgen van de ontwikkeling (aanleg- en gebruiksfase) inzichtelijk gemaakt. De voornaamste conclusies worden navolgend besproken, de volledige memo is als bijlage 6 bij de toelichting opgenomen.

De voorgenomen ontwikkeling heeft een toename van bedrijfsemissies, verkeersaantrekkende werking en een verandering in de verkeersituatie rondom het plangebied tot gevolg. Ook de bouw werkzaamheden voor de aanleg van het bedrijventerrein zorgen voor een stikstofemissie. De aanleg en in gebruik name van de uitbreiding van het bedrijventerrein De Grift hebben effect op de depositie van stikstof op de nabijgelegen Natura2000 gebieden Rijntakken, Veluwe, Sint Jansberg, De Bruuk, Zeldersche Driessen, Binnenveld en Oeffelter Meent. Omdat de natuur in deze gebieden kwetsbaar is voor stikstof en de stikstofdepositie hoger is dan de kritische depositiewaarde (KDW), zijn negatieve effecten voor de habitats en soorten in dit gebied op voorhand niet met zekerheid uit te sluiten.

Door gebruik te maken van externe saldering kan een toename van stikstofdepositie door de aanleg en het gebruik van het bedrijventerrein worden toegestaan. Door het intrekken van een toestemming voor het houden van vee van een nabijgelegen veehouderij, gelegen aan de Hoeksehofstraat 9 te Nijmegen, kan worden geborgd dat de stikstofdepositie op alle relevante gebieden (zogenaamde hexagonen uit het rekeninstrument Aerius) binnen de Natura2000-gebieden niet toeneemt ten opzichte van de referentiesituatie. Er is per saldo (dus na saldering) sprake van een afname van de stikstofdepositie op de verschillende Natura2000 gebieden. Negatieve effecten ten gevolge van een toename van de stikstofdepositie op voor stikstof overbelaste- en kwetsbare Natura2000 gebieden kunnen met die externe saldering met zekerheid worden uitgesloten.

De gemeente heeft koopovereenkomst gesloten voor de aankoop van de stikstofrechten van de veehouderij. Op basis van deze koopovereenkomst wordt de milieuvergunning van het bedrijf ingetrokken. Het aspect stikstofdepositie staat derhalve de vaststelling van dit Chw-bestemmingsplan voor de uitbreiding van bedrijventerreinen De Grift niet in de weg.

4.7 Externe Veiligheid

4.7.1 Toetsingskader

De gemeente heeft de wettelijke plicht externe veiligheid mee te wegen in de besluitvorming over ruimtelijke ontwikkelingen. In deze afweging is het van belang de risico's te beschouwen die ontstaan door inrichtingen vallend onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en door risicovolle transportroutes (Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb)). Voor het plaatsgebonden risico (PR) zijn grenswaarden voor kwetsbare objecten aangegeven en richtwaarden voor beperkt kwetsbare objecten. Het groepsrisico (GR) dient verantwoord te worden binnen het invloedsgebied.

4.7.2 Toetsing

4.7.3 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Er is advies gevraagd aan de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid.

4.8 Verkeer En Parkeren

4.8.1 Toetsingskader

4.8.2 Toetsing

4.8.3 Conclusie

Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.9 Water

4.9.1 Toetsingskader

4.9.2 Toetsing

Watersysteem huidige situatie

Het watersysteem van de Waalsprong bestaat uit twee deelsystemen. Het hoofdsysteem met plassen en singels, waarop het overgrote deel van de Waalsprong afwatert en het droogvallende watersysteem voor bedrijventerrein de Grift en het noordelijke deel van Groot Oosterhout.

Het plangebied bedrijventerrein De Grift valt binnen het watersysteemgebied De Grift waarover afspraken zijn gemaakt in het Waterhuishoudkundig Inrichtingsplan Waalsprong (WIW). Deze afspraken komen nader aan bod in de Bijlage 11 'Nota van uitgangspunten waterhuishoudingBedrijventerrein De Grift'.

Het rivierlandschap is gevormd door de afzetting van zand en slib (klei) dat is aangevoerd door de Rijn. Het wordt gekenmerkt door een afwisseling van stroomruggen en laaggelegen rivierkommen. Het plangebied bestaat voornamelijk uit agrarisch gebied met een droogvallend watersysteem. Via een stelsel van watergangen watert het gebied af op de Linge.

In of in de directe omgeving van het plangebied is in de huidige situatie oppervlaktewater aanwezig. Onderstaande afbeelding toont een uitsnede van de Legger, waarin de nu aanwezige watergangen binnen het plangebied zijn weergegeven. Het huidige streefpeil van het water is NAP + 7,90 m (peilgebied OVB151). Momenteel werkt het waterschap aan herziening van het streefpeilenplan Overbetuwe. De A watergang langs A15 en de Rietgraaf betreffen KRW oppervlaktewaterlichamen.

De eisen die aan het Griftsysteem vanuit waterhuishouding worden gesteld wijken af van het hoofdsysteem van de Waalsprong. Het bestaat namelijk uit een droogvallend watersysteem dat aansluit bij de natuurlijke waterhuishouding van het rivieroevergebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP33600-VG01_0016.png"Afbeelding 4.5: uitsneden Legger water met bestaande watergangen.

Grondwater

Het plangebied bevindt zich niet in een grondwaterwin- of grondwaterbeschermingsgebied. Het uitgangspunt bij stedelijke uitbreidingen is grondwaterneutraal bouwen. Dat wil zeggen dat de oorspronkelijke grondwaterstanden en stromen in de omgeving niet wijzigen. Dit kan bereikt worden door:

  1. a. een aan grondwater gerelateerde keuze van de locatie, bijvoorbeeld geen stedelijke uitbreidingen in gebieden met (kans op) hoge grondwaterstanden;
  2. b. maatregelen tijdens bouwrijp maken en bouw, bijvoorbeeld ophogen, goede structuur van het oppervlaktewatersysteem, voorkomen verdichting bodemstructuur;
  3. c. een waterbestendig bouwkundig ontwerp van woningen en gebouwen, bijvoorbeeld kruipruimteloos bouwen.


Met het uitgangspunt om grondwaterneutraal te bouwen wordt voldaan aan de eis van waterschap Rivierenland dat een grondwaterstandsverlaging van maximaal 0,10 meter is toegestaan aan de randen van het plangebied (Memo 'Waalsprong Griftsysteem, WIW 2009 en de praktijk', 2017).

In de Waterwet is naast de gemeentelijke zorgplicht voor regenwater ook een zorgplicht voor grondwater opgenomen. Gelet op de verantwoordelijkheden van particulieren strekt deze zorgplicht niet zover dat gemeenten ook gehouden zijn (ter voorkoming van grondwateroverlast) maatregelen te nemen op percelen die in particulier eigendom zijn. Eigenaren moeten zelf zorgen voor een goede staat van de bij hen in eigendom zijnde percelen en gebouwen. Zij moeten in dat kader zelf bouwkundige maatregelen treffen. Dit speelt vooral bij ondergronds bouwen.

Voor indicatieve informatie over de grondwaterstanden wordt verwezen naar de milieuatlas van de gemeente Nijmegen die te vinden is via http://kaart.nijmegen.nl/milieu/. De grondwaterstand is van belang voor de eventuele bouw van een kelder of een verdiepte parkeervoorziening en het (tijdelijk) lozen van het bronneringswater. Op de milieuatlas is ook informatie te vinden over (resultaten en onderzoek naar) de waterdoorlatendheid van de bodem.


Watersysteem toekomstige situatie

Het plangebied zal conform het Griftsysteem van het Waterhuishoudkundig Inrichtingsplan Waalsprong 2009 worden uitgevoerd (WIW);

  • Als een droogvallend systeem;
  • Met een afvoernorm van 1,5 l/s/ha naar de A-watergang genaamd de Linge;
  • De watergangen hebben een bodemhoogte van NAP + 8,00 m, een talud van 1:2 of flauwer en een maximale peilstijging van 0,80 meter bij een T=10+10% neerslaggebeurtenis;
  • De minimale toekomstige maaiveldhoogte en weghoogte zijn NAP + 9,50 m;
  • Bij een T=100+10% neerslaggebeurtenis is een peilstijging toegestaan tot 10 cm onder de laagste putdekselhoogte op straatniveau. Bij een minimale weghoogte NAP +9,50m is een maximale waterstand van NAP +9,40m toelaatbaar.


In het WIW 2009 is ook opgenomen dat Groot Oosterhout noord (Zuiderveld) afwatert via het watersysteem van De Grift, dit gebied is later echter toegevoegd aan het singelsysteem van de Waalsprong. Als gevolg hiervan zijn de oppervlakken, zoals in het WIW toegekend aan de twee verschillenden systemen, gewijzigd.

Het bestaande watersysteem wordt aangepast. In het waterhuishoudkundige plan wordt het te realiseren watersysteem nader uitgewerkt. Uitgangspunt hierbij is dat de ontwikkeling geen negatieve impact mag hebben op de waterhuishouding in het gebied.

Waterberging

Het WIW hanteert de eerder benoemde afvoernorm van 1,5 liter per seconde per hectare voor het totale Griftsysteem als begrenzing voor de afvoer. De afvoernorm maakt geen onderscheid tussen bestaande en nieuw verharding. Uitgangspunt is dat het gehele gebied (na ontwikkeling) niet meer dan 1,5 l/s/ha zal lozen op het omliggend oppervlaktewatersysteem. Een eerste verkenning van de wateropgaven is in 2021 uitgevoerd en vastgelegd in de nota wateropgave bedrijventerrein de Grift. Bij de uitwerking van het waterhuishoudkundige plan wordt onderscheid gemaakt in de wateropgaven voor het nieuwe bedrijventerrein (het plangebied) en de wateropgaven voor het bestaande bedrijventerrein. De wateropgave voor het bestaande bedrijventerrein wordt de beheeropgave genoemd.

Beheeropgave

In de 'Nota van uitgangspunten waterhuishouding Bedrijventerrein De Grift' wordt nader ingegaan op de beheeropgave. De beheeropgave is van toepassing op de bestaande bedrijventerrein die verspreid over het watersysteem De Grift liggen. In het waterhuishoudkundig plan wordt nader onderzocht in hoeverre een deel van de beheersopgave kan worden meegenomen binnen het plangebied. De exacte omvang en vormgeving van deze opgave zal worden uitgewerkt in het waterhuishoudkundig plan voor De Grift.

Waterberging planontwikkeling

Door klimaatverandering zal de belasting van het (stedelijk) watersysteem de komende jaren toenemen. De kans op extreme neerslag wordt groter, maar ook de kans op lange(re) periodes van droogte neemt toe. De gemeente Nijmegen vindt het dan ook van (groot) belang dat ook op perceelniveau (particuliere) maatregelen worden getroffen om de gevolgen van deze klimaatverandering op te kunnen vangen door water lokaal vast te houden.

Dit uitgangspunt wijkt af van het WIW waarbij de waterberging voor het plangebied volledig in de openbare ruimte is voorzien. De precieze verdeling van het aandeel waterberging op privaat terrein versus openbaar terrein volgt in het waterhuishoudkundig plan. Uitgangspunt hierbij is dat wordt voldaan aan de totale hoeveelheid waterberging voor het plangebied per deelgebied en dat het een robuust bergingssysteem betreft. De gemeente zal, aanvullend op de waterberging op eigen terrein, een stedelijk droogvallend bergingssysteem realiseren dat voorziet in de berging voor de openbare verharding en gedeeltelijk voorziet in de berging van private verharding. Het voorziet eveneens in de (vertraagde) afvoer van hemelwater richting het oppervlaktewatersysteem van Waterschap Rivierenland.

Hemelwaterberging op privaat terrein

Om waterhuishoudkundige maatregelen op privaat terrein af te kunnen dwingen is in de regels een voorwaardelijke verplichting opgenomen (zie sublid 4.3.4 van de regels). Een omgevingsvergunning voor bouwen wordt uitsluitend verleend indien voldaan wordt aan de capaciteitseisen voor de berging van hemelwater en aan de inrichtingsprincipes voor het watersysteem zoals opgenomen in het waterhuishoudkundig plan.

Een watervergunning van het waterschap is eveneens vereist conform de Keur aangaande versnelde afvoer van nieuw verhard oppervlak.

De ontwikkelingen dienen conform de uitgangspunten in het waterhuishoudkundig plan aan te sluiten binnen het daartoe gelegen bergingssysteem. Afvoeren op wateren buiten het bergingsgebied is niet toegestaan. Bergende voorzieningen mogen met een in het waterhuishoudkundig plan bepaald maximum (in liter/sec per hectare) afvoeren richting de openbare ruimte.

Waterkwaliteit

Het plangebied voorziet in de ontwikkeling van bedrijven tot en met milieucategorie 4.2. Voor de uitwerkingen van het waterhuishoudkundig plan gelden de uitgangspunten welke zijn opgenomen in de 'Nota van uitgangspunten waterhuishouding Bedrijventerrein De Grift' en de notitie 'Samen door één buis'. Het plangebied watert af op een KRW waterlichaam van het benedenstrooms gelegen oppervlaktewater. Om vervuiling vanaf het bedrijventerrein naar de KRW-watergang te voorkomen dient er afhankelijk van het type verharding, het gebruik en de aanwezige milieucategorie maatregelen worden getroffen.

Riolering/ hemelwater

De riooltechnische ontsluiting van het plangebied bevindt zich aan de Stationsstraat. Een deel van de riolering van het bestaande bedrijventerrein De Grift is uitgevoerd als een verbeterd gescheiden stelsel. Op de Griftdijk is een gemengd stelsel aanwezig. Een aantal grote(re) lozers zijn daarnaast rechtstreeks aangesloten op de aanwezige persleiding. Vanuit het Bouwbesluit 2012 (artikel 6.18) geldt de verplichting om afvalwater en hemelwater op verantwoorde wijze te verwerken. Afvalwater moet verplicht op de openbare riolering aangesloten worden. Hemelwater dient conform het waterhuishoudkundig plan verwerkt te worden. Een weergave van de aanwezige riolering is te zien in de onderstaande afbeelding

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP33600-VG01_0017.png"
Afbeelding 4.6: bestaande riolering

Voor het plangebied zal een nieuwe DWA-structuur ontworpen worden. Deze maakt onderdeel uit van het waterhuishoudkundig plan. De riolering op het bedrijventerrein zal als verbeterd gescheiden stelsel worden aangelegd of via een systeem dat hieraan gelijkwaardig is in het kader van de waterkwaliteitsuitgangspunten. Het waterhuishoudkundig plan dient hier invulling aan te geven.

Voor het maken van nieuwe aansluitingen op de riolering in de openbare ruimte vanaf de perceelgrens tot aan de riolering moet een aanvraag worden ingediend bij Kwaliteitsbeheer Riolering (zie www.nijmegen.nl > Diensten > Bouwen en wonen > Rioolaansluiting aanvragen). Op grond van de 'Verordening éénmalig rioolaansluitrecht' worden de kosten voor het maken van deze aansluiting op de aanvrager verhaald. Indien voor de afvoer van bestaande aansluitingen gebruik gemaakt kan worden, zijn geen kosten verschuldigd.

Bouwen boven gemeentelijke riolering is niet toegestaan en kan betekenen dat riolering verlegd of dat de inrichting gewijzigd moet worden. Bij hoofdtransportleidingen dient rekening gehouden te worden met niet te bebouwen stroken aan weerszijden van de leiding van 6 meter. Deze eis is vastgelegd in artikel 2.5.19 van de Nijmeegse bouwverordening.

Bij de infiltratie van hemelwater dient waar mogelijk conform het convenant 'Duurzaam bouwen in het KAN' (2000) gebruik te worden gemaakt van duurzame bouwmaterialen. Het niet toepassen van uitlogende materialen is een voorbeeld. Het convenant is in 2013 geactualiseerd als 'Het groene akkoord'.

Nadere uitwerking

Voor de ontwikkeling van het plangebied wordt een waterhuishoudkundig plan opgesteld. Het waterhuishoudkundig plan Bedrijventerrein De Grift omvat een nadere uitwerking van de uitgangspunten uit het bestemmingsplan met onderliggende bestemmingsplanregels en verbeelding, deze waterparagraaf en de Nota van uitgangspunten waterhuishoudingBedrijventerrein De Grift. In het waterhuishoudkundig plan wordt onder andere beschreven:

  • De huidige situatie met relevante gegevens over grondwater, riolering en oppervlaktewater;
  • Een beschrijving van de ontwikkelingen;
  • Een uitwerking van het nieuwe hemel- en afvalwatersysteem. Hierbij zijn peilen, afwatering en berekeningen opgenomen;
  • Een uitwerking van de waterbergingsopgave van het plangebied welke aansluit bij de uitgangspunten zoals opgenomen in de 'Uitgangspuntennota waterhuishouding bedrijventerrein De Grift'. Met onder andere een verdeling van het aandeel waterberging op privaat terrein versus openbaar terrein. Hierin moet staan vermeld hoeveel verhard oppervlak er aanwezig is en hoeveel waterberging (in mm en m3) er is gerealiseerd per bergingsgebied;
  • Een nadere uitwerking en invulling van de beheeropgaves zoals omschreven in de uitgangspuntennota waterhuishouding bedrijventerrein De Grift. Het dient inzichtelijk te maken welke beheeropgave er na ontwikkeling van het bedrijventerrein nog openstaat;
  • De effecten op de integrale waterhuishouding;
  • Een uitwerking van de capaciteit- en systeemeisen voor de verwerking van hemelwater op privaat terrein waaraan moet worden voldaan bij het indienen van een omgevingsvergunning voor bouwen.
  • Welke status de aan te leggen wateren, conform de leggercriteria, krijgen. Als daaruit volgt dat de gemeente het beheer en onderhoud voor zijn rekening neemt dient een beheer- en onderhoudsplan onderdeel uit te maken van het waterhuishoudkundig plan;


Het waterhuishoudkundig plan wordt te zijner tijd voorgelegd aan het Waterschap Rivierenland.

4.9.3 Conclusie

Het aspect water vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Er heeft vooroverleg plaatsgevonden met het Waterschap Rivierenland. De waterparagraaf is op onderdelen aangevuld en in afstemming met het Waterschap Rivierenland is de bijlage 11 'Nota van uitgangspuntenwaterhuishouding Bedrijventerrein De Grift' opgesteld.

4.10 Flora En Fauna

4.10.1 Toetsingskader

4.10.2 Toetsing

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is een quickscan flora en fauna en een vervolgonderzoek uitgevoerd (Quickscan Wet natuurbescherming uitbreiding bedrijventerrein De Grift Nijmegen, Bureau Waardenburg, d.d. 29 juli 2021 en Onderzoek beschermde fauna Uitbreiding bedrijventerrein De Grift Nijmegen, Nureau Waardenburg, d.d. 17 november 2022), beide onderzoeken zijn als respectievelijk bijlage 12 en 13 bij de toelichting opgenomen.

4.10.3 Conclusie

Indien ontheffing wordt verkregen voor de boomvalk en sperwer vormt het aspect flora en fauna geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.11 Duurzaamheid En Klimaatadaptatie

4.11.1 Duurzaamheid

4.11.2 Klimaatadaptatie

4.12 Cultuurhistorie

4.12.1 Toetsingskader

4.12.2 Toetsing

Het voorliggende plangebied valt binnen gebiedstype 2 van de cultuurhistorische beleidskaart, zoals blijkt uit de navolgende afbeelding. In gebiedstype 2 gaat het om de samenhang tussen structuren en historische bebouwing en zijn de huidige stedenbouwkundige kwaliteiten uitgangspunt bij ruimtelijke plannen. In bestemmingsplannen wordt maatwerk toegepast ten behoeve van de bescherming van cultuurhistorische waarden, indien sprake is:

  • cultuurhistorisch waardevolle structuren;
  • cultuurhistorisch waardevolle ensembles en zones.

Bij cultuurhistorisch waardevolle structuren gaat het om lijnvormige elementen, zoals bijvoorbeeld wegen, dijken, wallen, lanen en waterlopen. Bij cultuurhistorisch waardevolle ensembles gaat het om plekken in het stadsweefsel, die van belang zijn vanwege de ruimtelijke samenhang tussen objecten en structuren met bijzondere historisch-geografische en historisch-(steden)bouwkundige waarden. Het betreft complexen, terreinen en gebieden met een herkenbaar karakter dat relatie houdt met de ontwikkelingsgeschiedenis en historische gelaagdheid van de buurt, wijk of stad.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP33600-VG01_0025.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP33600-VG01_0026.png"

Afbeelding 4.11: uitsnede beleidskaart voor het plangebied

De cultuurlandschappelijke waarden in de gemeente Nijmegen zijn vastgelegd op de Cultuurhistorische Waardenkaart (opgesteld door RAAP 2021). Deze waardenkaart vormt de basis voor de cultuurhistorische inbreng bij ruimtelijke plannen. Voor De Grift ziet de kaart er als volgt uit:

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP33600-VG01_0027.png"

Afbeelding 4.12: Uitsnede van de Cultuurhistorische Waardenkaart (2021) met daarop weergegeven de cultuurlandschappelijke waarden in het gebied. In beige historische ontginningen op de hoge delen van de stroomrug en in bruine stippellijnen voormalige paden. Links verticaal de historische Griftdijk (rood), geflankeerd door de voormalige trekvaart de Grift (blauw) en de Leemdijk (geblokt), in paars de historische Stationsstraat. Huissymbolen: historische nederzettingslocaties (rood = bestaand, oranje = verdwenen).rechts in oranje de loop van de waterloop de Verloren Zeeg.

Cultuurhistorische waardevolle bebouwing en objecten

Binnen het plangebied bevinden geen Rijksmonumenten of gemeentelijke monumenten. De volgende panden binnen of grenzend aan het plangebied zijn opgenomen op de Aandachtslijst Cultureel Erfgoed:

  • Griftdijk 201 tramstation 1901
  • Stationsstraat 24 boerderij en schuur
  • Stationsstraat 29 boerderij

Doel van de lijst is het voorkomen van ongewenste sloop. De voornoemde panden blijven in het kader van de uitbreiding van de Grift en de aanpassing van de infrastructuur behouden.

Cultuurhistorisch waardevolle structuren

In het plangebied of direct grenzend daaraan bevinden zich meerdere historische ruimtelijke structuren en één ensemble die van belang zijn vanwege hun ouderdom en die als constante factor een belangrijke verwijzing zijn naar eerdere fasen in de ruimtelijke ontwikkeling van het gebied. Het gaat om historische (water)wegen, dijken, waterlopen, en parceleringen en één ensemble aan de Griftdijk.

Cultuurhistorisch waardevolle wegen

  • Stationsstraat: het deel van de Stationsweg ten westen van de Griftdijk heeft een hoge ouderdom en stamt van voor 1832. Ten oosten van de Griftdijk stamt de weg uit de eerste decennia van de 20e eeuw. De weg is een historische structuur die de ontwikkelingsgeschiedenis van het gebied zichtbaar maakt. Daarmee heeft de weg een hoge cultuurhistorische waarde.
  • Griftdijk, historische weg langs verdwenen trekvaart: de Griftdijk vormt de belangrijkste ruimtelijke drager in het plangebied en is ook voor het Waalspronggebied een prominente ruimtelijke structuur. De weg flankeerde eens aan de westzijde de inmiddels verdwenen trekvaart De Grift, die van Lent via Elst naar Arnhem liep. Ten opzichte van het omliggende landschap heeft de Griftdijk een hogere ligging, die op veel plekken langs de weg nog goed beleefbaar is. Ten oosten van het 'Roekenbosje' ligt een gedeelte van de Griftdijk dat sinds het midden van de 20e eeuw geen onderdeel meer uitmaakt van de doorgaande verkeersroute naar Elst en Arnhem. Dit gedeelte van de Griftdijk heeft vanwege de relatieve gaafheid een zeer hoge cultuurhistorische waarde. Het overige gedeelte van de Griftdijk dat binnen het plangebied ligt heeft een hoge cultuurhistorische waarde.

Voormalige trekvaart De Grift

De Grift is tussen 1608-1610 aangelegd als trekvaart tussen Arnhem en Nijmegen en is daarmee één van de oudste trekvaarten van Nederland. Door de spectaculaire economische groei van de vroege 17e eeuw groeide in Nederland de behoefte aan een regelmatig openbaar vervoer. De stadsbesturen van Nijmegen en Arnhem speelden hier op in en financierden gezamenlijk het project dat de Waal en de Rijn met elkaar verbond. De trekvaart, bedoeld voor goederen en passagiers, was één van de eerste trekvaarten in Nederland en vormde een snelle vaarverbinding tussen Nijmegen en Arnhem. Aan weerszijden van de vaart liep een dijk. Over de oostelijke, de Leemdijk, liep een zogenaamd 'jaagpad' voor de trekpaarden die de schuiten trokken, de bredere westelijke Griftdijk was bestemd voor transport met karren en paard en wagen. De nieuwe, relatief snelle transportroute tussen Arnhem en Nijmegen zorgde voor veel bedrijvigheid en betekende een korte economische bloeiperiode voor het dorp Lent. Toen in 1707 het Pannerdensch Kanaal werd geopend, stagneerde echter de vaart op de Grift. In 1742, na een dijkdoorbraak waarbij een groot deel van het kanaal verzandde, werd het kanaal voor alle scheepvaart gesloten en in gedeelten verkocht. De vaart werd gedempt en de gronden werden in gebruik genomen ten behoeve van de landbouw.

Grenzend aan het plangebied is het tracé van de voormalige trekvaart nog herkenbaar als een brede, onbebouwde zone; de bebouwing ligt op ruime afstand van de weg. Op een aantal plaatsen is de voormalige vaart zelfs nog herkenbaar als een laagte in het huidige landschap. Deze onbebouwde zone herinnert aan het tracé van de voormalige trekvaart en levert daardoor een bijdrage aan de zichtbaarheid van de historische ontwikkeling van het gebied en van de geschiedenis van deze verdwenen, historische transportader. Hiermee hebben deze structuren een hoge cultuurhistorische waarde.

Cultuurhistorisch waardevolle lintbebouwing Stationsstraat

Het historisch gegroeide bebouwingslint aan de Stationsstraat - direct grenzend aan het plangebied - maakt de ontwikkelingsgeschiedenis van het gebied zichtbaar en heeft daarmee cultuurhistorische waarde. Een aantal erven heeft een lange bewoningsgeschiedenis. Deze zijn als historische nederzettingslocatie opgenomen op de cultuurhistorische waardenkaart.

Ten westen van de Griftdijk en ten oosten van Griftdijk 37 is sprake van verspreid liggende en kleinschalige bebouwing met vrijstaande, individueel gebouwde woningen met schuine kap, die worden omgeven door groene tuinen. Doorzichten naar achteren zijn mogelijk. Het van oorsprong agrarische karakter van het gebied is hier nog goed herkenbaar. In het deel daartussen is sprake van een dichtere bebouwing vanwege de bedrijfsgebouwen die hier zijn opgericht.

Cultuurhistorisch waardevolle waterloop de Verloren Zeeg

De Verloren Zeeg is al zichtbaar is op de kadastrale kaart uit 1832 maar heeft zijn oorsprong in de Late Middeleeuwen. De hoofdwatergang vormde van oudsher de grens tussen verschillende dorpspolders. Deze historische waterloop, waarvan het beloop ongewijzigd is, is een onderdeel van de historische waterhuishouding in het gebied en heeft daarmee cultuurhistorische waarde.

Cultuurhistorisch waardevol verkavelingspatroon

Het bestaande verkavelingspatroon heeft een lange historie. De voor dit gebied typerende onregelmatige blokverkaveling, veelal gemarkeerd door sloten, is al zichtbaar op de eerste kadastrale kaart en heeft een ouderdom van minimaal 200 jaar. De overblijfselen van de historische verkaveling herinneren aan de ontginningsgeschiedenis en de agrarische geschiedenis van het gebied en hebben daarmee cultuurhistorische waarde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP33600-VG01_0028.png"

Afbeelding 4.13: luchtfoto met in oranje de overblijfselen van het historische verkavelingspatroon en in blauw de loop van de Verloren Zeeg

Cultuurhistorisch waardevol ensemble aan de Griftdijk

Ter hoogte van nummer 201 is aan weerszijden van de Griftdijk sprake van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en van een waardevol cultuurhistorisch landschap.

Aan de westzijde bevindt zich het voormalige tramstation (nr. 201) dat was gelegen aan de verdwenen stoomttramverbinding tussen Arnhem en Nijmegen. De tramlijn volgde het tracé van De Grift. Een van de stopplaatsen was Halte Oosterhout. Het gebouw is in 1911 in de zogenaamde chaletstijl gebouwd naar een ontwerp van H.A. Scholtz, huisarchitect van de Betuwsche Stoomtram Maatschappij, en herbergde naast een wachtruimte ook een dienstwoning, een goederenloods en een koffiehuis met de naam 'De Halve Weg'.

Er tegenover ligt, op een verhoging in het landschap, de boerderij Griftdijk 212. De verhoging betreft waarschijnlijk een oude huisplaats. Het perceel plus bebouwing komt al voor op de oudste kadastrale kaart, het is daarom aannemelijk dat de plaats al ver voor 1830 bewoond was. De huidige bebouwing stamt uit 1947. Het betreft een zogenaamde wederopbouwboerderij, in een traditionele, regionale vormentaal gebouwd onder verantwoordelijkheid van het Bureau Wederopbouw Boerderijen, nadat de voorganger tijdens WOII was verwoest. Het perceel wordt omzoomd door een groene boomsingel en heeft een groene inrichting met een onderverdeling in hagen en enkele bomen en groepjes van bomen.

Aan de voorzijde van het perceel, parallel aan de Griftdijk, is de laagte van de verdwenen 17e eeuwse trekvaart De Grift nog goed waarneembaar. De komvormige strook land is nu in gebruik als een moestuin.

De historische bebouwing aan weerszijden van de weg plus het bestaande landschap met het reliëf van de oude huisplaats en de voormalige trekvaart maken op deze plek zowel het agrarische verleden van het gebied als de historische transportaders De Grift en de stoomtramlijn zichtbaar. Dit maakt dat het hier om een waardevol ensemble binnen het plangebied gaat.

4.12.3 Conclusie

In het voorliggende bestemmingsplan worden geen specifieke maatregelen opgenomen om de cultuurhistorische waarden binnen het plangebied te borgen. Door de schaalvergroting die nodig is voor het toekomstige bedrijventerrein kunnen historische waarden slechts beperkt worden ingepast. Hierdoor zal de historische verkaveling niet behouden blijven.

Het aanzien van de Griftdijk, als historische ruimtelijke drager met aanliggende bebouwing zal binnen het plangebied veranderen. Het beeld van het historisch lint maakt plaats voor grootschalige bebouwing die met de achterzijde op de Griftdijk gericht is, maar hoogwaardig wordt vormgegeven (kortheidshalve wordt hiervoor verwezen naar het beeldkwaliteitplan). Op enkele plaatsen wordt door middel van een groenstrook langs de Griftdijk de herkenbaarheid van de historische structuur enigszins behouden.

Vanwege de gewenste schaalvergroting en ontwikkelruimte voor bedrijvigheid is het niet mogelijk de oude verhoogde huisplaats aan de Griftdijk 212 in te passen. De bebouwing en het historische reliëf zullen daarmee verdwijnen.

4.13 Archeologie

4.13.1 Toetsingskader

4.13.2 Toetsing

4.13.3 Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.14 Ontplofbare Oorlogsresten (Oo)

4.14.1 Toetsingskader

Als gevolg van oorlogshandelingen in de Waalsprong tijdens Operatie Market Garden en de nasleep daarvan, is het plangebied verdacht op ontplofbare oorlogsresten (OO). Omdat in het kader van de voorgenomen ontwikkeling grondroerende werkzaamheden worden uitgevoerd, is het raadzaam onderzoek te doen naar de eventuele aanwezigheid van niet gesprongen c.q. conventionele explosieven in het plangebied.

4.14.2 Toetsing

Uit onderstaande afbeelding blijkt dat het plangebied geheel verdacht is op geschutsmunitie en gedeeltelijk verdacht op afwerp- en dumpmunitie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP33600-VG01_0030.png"

Afbeelding 4.15: verdachte gebieden op OO in De Grift. Licht- en donkerblauw: verdacht op geschutsmunitie, lichtbruin: verdacht op afwerpmunitie

Een gedeelte van het plangebied is onderzocht tot op diverse dieptes:

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP33600-VG01_0031.png"

Afbeelding 4.16: de onderzochte percelen zijn blauw gearceerd.

4.14.3 Conclusie

In het kader van de Arbowetgeving dienen werkzaamheden binnen het plangebied in ná de oorlog ongeroerde gebieden onder veilige omstandigheden te worden uitgevoerd. Opsporing van Ontplofbare Oorlogsresten (hierna: OOO) maakt daar deel van uit. Opsporing dient plaats te vinden vóór aanvang van de (civieltechnische) werkzaamheden óf de werkzaamheden dienen plaats te vinden onder begeleiding van een opsporingsbedrijf. Grondroerende werkzaamheden die uitgevoerd gaan worden onder vrijgavedieptes dienen – afhankelijk van de onderzoeksdiepte en type verdacht gebied – onder OOO-condities uitgevoerd te worden. Werkzaamheden die in reeds onderzochte gebieden plaatsvinden dienen onder het protocol toevalsvondst van een explosief uitgevoerd te worden.

4.15 Bodem

4.15.1 Toetsingskader

In het kader van een planprocedure moet zijn aangetoond dat de bodem en het grondwater geschikt zijn voor het beoogde gebruik. Hiertoe is het uitvoeren van een verkennend milieukundig bodem- en grondwateronderzoek noodzakelijk. Dit onderzoek moet uitwijzen of de locatie mag worden aangewend voor de gewenste ontwikkeling.

4.15.2 Toetsing

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling zijn diverse bodemonderzoeken uitgevoerd. Een overzicht van de uitgevoerde onderzoeken (inclusief downloadlinks) is te vinden in bijlage 14.

4.15.3 Conclusie

Bij de ontwikkeling van het plangebied zal het nodig zijn om (delen van) het plangebied actualiserend te onderzoeken omdat een aantal bodemrapporten is gedateerd. Bovendien wordt daarmee voldaan aan de meest recente onderzoeknormen NEN 5740 / NEN 5707.

Op basis van de uitgevoerde onderzoeken blijkt dat in het overgrote deel van de uitbreiding van De Grift ten hoogste licht verhoogde gehalten in de bodem worden gemeten. Deze gehalten vormen geen belemmering voor de beoogde gebiedsontwikkeling. Voor de bodemverontreiniging met minerale olie in deelgebied de Grift West zijn sanerende maatregelen nodig op grond van de Wet bodembescherming. Binnen het plangebied worden diverse spots met bodemvreemd materiaal aangetroffen in de vorm van gedempte sloten, terreinophogingen en half verharde paden. Directe risico's zijn niet aanwezig, maar voor de beoogde gebiedsontwikkeling is het noodzakelijk deze spots te verwijderen. In de planexploitatie wordt rekening gehouden met kosten voor sanerende maatregelen.

4.16 Geur

4.16.1 Toetsingskader

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) bevat het beoordelingskader voor geurhinder van veehouderijen die vergunningplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer (Wm). Het beoordelingskader is als volgt:

  • voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld (in de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv))) geldt een maximale geurbelasting) op een geurgevoelig object;
  • voor andere diercategorieën geldt een minimale afstand van de dierenverblijven ten opzichte van geurgevoelige objecten.


Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen concentratiegebieden en niet-concentratiegebieden en tussen situaties binnen de bebouwde kom en buiten de bebouwde kom. De wet beschrijft in artikel 3 de maximale norm voor geurbelasting van een veehouderij ten opzichte van een gevoelig object in vier situaties.

Regeling geurhinder en veehouderij

In de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) is de wijze vastgelegd waarop:

  • de geurbelasting wordt bepaald;
  • de afstand tussen veehouderij en geurgevoelig object) wordt gemeten.


Activiteitenbesluit

Per 1 januari 2013 zijn agrarische activiteiten onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit gebracht. In het Activiteitenbesluit zijn voor alle agrarische activiteiten, waaronder akkerbouwbedrijven en veehouderijen, eisen opgenomen. Voor de veehouderijen is aangesloten bij de systematiek uit de Wgv, dat wil zeggen dat in bepaalde gevallen een maximaal toegestane geurbelastingen geldt (diercategorieën waarvoor een geuremissiefactor is vastgesteld, bijvoorbeeld varkens en pluimvee) en in andere gevallen vaste afstandseisen gelden (diercategorieën waarvoor geen geuremissiefactor is vastgesteld, waaronder melkrundvee).

4.16.2 Toetsing en conclusie

In het voorliggende plangebied is één agrarisch bedrijf gelegen, dat conserverend is bestemd. Gelet op de beperkte omvang van het perceel en opstallen is het uitoefenen van een volwaardig agrarisch bedrijf hier niet mogelijk. Daarnaast zijn er in de directe omgeving van het plangebied geen agrarische bedrijven gevestigd die (geur)hinder veroorzaken. Het aspect 'geurhinder' vormt derhalve geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

4.17 Kabels En Leidingen

Naast de hiervoor beschreven milieuaspecten kunnen er nog andere belemmeringen in of nabij het plangebied aanwezig zijn die van invloed kunnen zijn op de planvorming. Het gaat bijvoorbeeld om de aanwezigheid van planologisch relevante kabels en leidingen (zoals waterleidingen of rioleringsleidingen), beschermingszones en dergelijke.

Hoogspanningsverbinding

De Grift West wordt doorsneden door de 150 kV hoogspanningsverbinding Nijmegen-Elst, die in beheer is bij Continuon Netbeheer. Voor de hoogspanningsverbinding is een dubbelbestemming ‘Leiding – Hoogspanningsverbinding’ opgenomen. Deze dubbelbestemming heeft een totale breedte van 45 meter (22,5 meter aan weerszijden van de leiding). Ter plaatse van deze gronden mogen in principe alleen bouwwerken ten behoeve van de hoogspanningsverbinding worden gebouwd. Andere bouwwerken mogen slechts worden opgericht indien de leidingbeheerder zulks gedoogd. Om dit goed te kunnen beoordelen dient, bij de aanvraag van een omgevingsvergunning, advies te worden ingewonnen bij de beheerder van de hoogspanningsverbinding.

Rioolwatertransportleiding

Naast de hoogspanningsverbinding is er parallel aan de Stationsstraat een rioolwatertransportleiding gelegen. Voor deze rioolwatertransportleiding is een dubbelbestemming ‘Leiding – Riool' opgenomen. Deze dubbelbestemming heeft een totale breedte van 5 meter (2,5 meter aan weerszijden van de leiding). Ter plaatse van deze gronden mogen in principe alleen bouwwerken ten behoeve van de rioolleiding worden gebouwd. Andere bouwwerken mogen slechts worden opgericht indien de leidingbeheerder zulks gedoogd. Om dit goed te kunnen beoordelen dient, bij de aanvraag van een omgevingsvergunning, advies te worden ingewonnen bij de leidingbeheerder.

Aardgastransportleiding

Aan de noordzijde van het plangebied - parallel aan de A15 - is een hogedruk aardgastransportleiding gelegen. Deze leiding is in beheer bij de Gasunie. Voor deze gasleiding is een dubbelbestemming ‘Leiding – Gas' opgenomen. Deze dubbelbestemming heeft een totale breedte van 5 meter (2,5 meter aan weerszijden van de leiding). Ter plaatse van deze gronden mogen in principe alleen bouwwerken ten behoeve van de gasleiding worden gebouwd. Andere bouwwerken mogen slechts worden opgericht indien de leidingbeheerder zulks gedoogd. Om dit goed te kunnen beoordelen dient, bij de aanvraag van een omgevingsvergunning, advies te worden ingewonnen bij de leidingbeheerder.

Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving

5.1 Inleiding

Bij het opstellen van dit Chw-bestemmingsplan is uitgegaan van de eisen die de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aan bestemmingsplannen stellen. De Wro en Bro leggen onder meer verplichtingen op ten aanzien van de opzet en presentatie van bestemmingsplannen. Hieruit vloeit onder andere voort dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar moeten zijn. De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012) is op het voorliggende plan toegepast om aan genoemde wettelijke verplichting te voldoen. Ook een aantal algemene bepalingen, welke in hoofdstuk 3 en 4 van de regels is opgenomen (bijvoorbeeld de overgangsregels), is voorgeschreven in het Bro.

Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Omgevingswet heeft de gemeente ervoor gekozen om een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte op te stellen, oftewel een Chw-bestemmingsplan. Met de aanwijzing van het voorliggende plangebied als innovatief experiment in het kader van het Besluit uitvoering Crisis- en Herstelwet mag op onderdelen worden afgeweken van de Wet ruimtelijke ordening, het Besluit ruimtelijke ordening, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Wet geluidhinder.

Het juridische bindende deel van het Chw-bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de (plan)regels, vergezeld van een toelichting. De verbeelding visualiseert de bestemmingen en vormt samen met de regels het voor de burgers bindende deel van het Chw-bestemmingsplan. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van de aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

De toelichting heeft geen bindende werking en maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het Chw-bestemmingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en de onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van de bestemmingen en overige regels. In de toelichting wordt ook een relatie met het relevante beleid gelegd en een gebiedsbeschrijving gegeven. Op basis van het beleid en de gebiedsbeschrijving zijn vervolgens de uitgangspunten voor het Chw-bestemmingsplan geformuleerd.

Opzet Chw-bestemmingsplan

De beoogde ontwikkeling van het voorliggende plangebied tot (regionaal) bedrijventerrein wordt gefaseerd ontwikkeld en gerealiseerd. Doordat marktomstandigheden en/of inzichten kunnen veranderen en de omvang van de kavels afhankelijk is van de vraag vanuit de markt, is een grote mate van flexibiliteit gedurende het ontwikkelingstraject gewenst. Bovendien kan zo beter ingespeeld worden op specifieke wensen vanuit de markt.

Het toekomstige bedrijventerrein is voorzien van een globale eindbestemming. Op grond van deze bestemming geldt een rechtstreekse bouwtitel. De globale eindbestemming is inhoudelijk gestoeld op het stedenbouwkundig plan en beeldkwaliteitplan, maar biedt de nodige flexibiliteit. Omdat het een nog te realiseren bedrijventerrein betreft en de exacte situering en vorm van de bedrijfsgebouwen nog niet bekend is, zijn ruime bouwmogelijkheden opgenomen. Door deze opzet wordt de gewenste flexibiliteit gedurende het ontwikkelingstraject gecreëerd.

5.2 Systematiek

5.2.1 Algemeen

De regels van het Chw-bestemmingsplan zijn opgebouwd uit inleidende regels (waar wordt ingegaan op de begrippen en wijze van meten), de bestemmingsregels (waar de bestemmingen en dubbelbestemmingen worden beschreven), de algemene regels (waar de algemeen geldende regels staan) en de overgangs- en slotregels (met het overgangsrecht). In de SVBP 2012 is de indeling van de regels van het bestemmingsplan en de wijze waarop de planregels zijn opgebouwd aangegeven.

5.2.2 Inleidende regels

Begrippen

In dit artikel zijn omschrijvingen gegeven van de in het Chw-bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.

Wijze van meten

Om op een eenduidige manier afstanden, oppervlakten en inhoud van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.

5.2.3 Bestemmingsregels

Agrarisch

Het perceel Griftdijk 236 wordt vooralsnog ingepast in het beoogde bedrijventerrein en is overeenkomstig het geldende bestemmingsplan Buitengebied Valburg voorzien van een agrarische bestemming. Binnen de bestemming 'Agrarisch' zijn de gronden bestemd voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf, met uitzondering van intensieve veehouderij. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' zijn de gronden mede bestemd voor de bestaande bedrijfswoning;

Binnen de bestemming 'Agrarisch' is de (legaal aanwezige) bestaande bebouwing conserverend bestemd. Het bouwen van gebouwen is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'. Daarbuiten mogen aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd, met een maximum oppervlakte van 50 m2.

Bedrijventerrein

De beoogde uitbreiding van bedrijventerrein De Grift is voorzien van de bestemming 'Bedrijventerrein'. De gronden met deze bestemming zijn bestemd voor bedrijvigheid, waarbij - afhankelijk van de locatie - bedrijven tot en met categorie 3.1, 3.2 en 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten worden toegestaan. Bevi-bedrijven worden in beginsel uitgesloten, met uitzondering van De Grift Noord (daar waar bedrijven in milieucategorie 4.2 zijn toegestaan). Daarnaast is middels een aanduiding bepaald dat aan de noordwestzijde van De Grift Noord (ten noorden van de ontsluitingsweg) uitsluitend XXL-logistiek is toegestaan (in de zone direct langs de A15). In het overige deel van het logisitieke deel van De Grift Noord is uitsluitend (X)XL-logistiek, logistieke bedrijven en Value Added Logistics bedrijven toegestaan. Andere (niet-logistieke) bedrijvigheid is uitsluitend toegestaan indien er sprake is van meervoudig ruimtegebruik. Hiervoor is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Naast de hiervoor genoemde functies zijn de gronden met de bestemming 'Bedrijventerrein' mede bestemd voor productiegebonden detailhandel, ondergeschikte detailhandel voor groothandelsbedrijven, ondergeschikte kantoren, opslag en uitstalling, ontsluitingswegen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen. In aanvulling op het voorgaande is het bestaande garagebedrijf aan de Griftdijk 234 toegestaan en voorzien van een specifieke aanduiding.

Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' zogenaamde oogmerken opgenomen. Daarin is bepaald dat de regels binnen de bestemming zijn gesteld met het oog op:

  • het ontwikkelen en beheren van een duurzaam en natuurinclusief regionaal bedrijventerrein dat ruimte biedt aan de volgende werkmilieus:
    1. 1. XXL-logistiek, met een maximum oppervlakte (netto uitgeefbaar) van 15 ha; en
    2. 2. regionale bedrijvigheid, met een maximum oppervlakte (netto uitgeefbaar) van 8 ha;
    3. 3. lokale bedrijvigheid;
  • het aanpassen van de fysieke leefomgeving aan de gevolgen van klimaatverandering, waaronder wateroverlast en hittestress.

Het laatstgenoemde oogmerk komt onder meer tot uitdrukking in een aantal voorwaardelijke verplichtingen ten aanzien van het watersysteem (sublid 4.3.4) en groene kavelranden (sublid 4.3.5). Daarnaast is een voorwaardelijke verplichting opgenomen om de groene dooradering van het bedrijventerrein te waarborgen. De interne groenstructuur voor De Grift Noord ligt nog niet vast, maar deze dient in ieder geval gerealiseerd te worden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - groenstructuur'. In de regels is bepaald dat de oppervlakte van de groenstructuur niet minder mag bedragen dan 6.000 m2 en de breedte ten minste 10 meter bedraagt. Daarmee is gewaarborgd dat de groenstructuur een voldoende robuust karakter heeft en geschikt is voor beschermde soorten om te foerageren en te verplaatsen (via het bedrivjenterrein). Binnen de groenstructuur is tevens ruimte voor waterberging (indien noodzakelijk).

Het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen is uitsluitend toegestaan binnen de aanduiding 'bouwvlak', waarbij voldaan moet worden aan het bepaalde in het Beeldkwaliteitplan uitbreidingbedrijventerrein De Grift, dat als bijlage bij de regels is opgenomen. De daarin opgenomen maatvoeringen met betrekking tot de situering van gebouwen op het kavel - waaronder in ieder geval de afstanden van het gebouw tot de voorste, zijdelingse en achterste perceelsgrens - zijn verankerd in de bouwregels. Daarin is onder meer bepaald dat de XXL-bebouwing langs de A15 in een vaste rooilijn moet staan, zodat een eenduidig bebouwingsbeeld tot stand komt. Hetzelfde geldt voor de bedrijfsbebouwing aan de Griftdijk en Stationsstraat. Tevens is bepaald dat het bouwvlak voor tenminste 50% bebouwd moet worden. De toegestane bouwhoogte is middels een aanduiding op de verbeelding weergegeven. Voor De Grift Noord bedraagt deze bouwhoogte in de basis 20 meter en maximaal 25 meter voor XXL-logistiek. Daarnaast geldt er voor XXL-logistiek een minimum bouwhoogte van 11 meter. Voor De Grift Zuid en West bedraagt de maximum bouwhoogte 12 meter. Voor de bouwpercelen in De Grift West die direct aan de Stationsstraat zijn gelegen is naast een bouwhoogte ook een maximum goothoogte (6 meter) en dakhelling (minimaal 20o) opgenomen. Op deze wijze sluit de toekomstige bedrijfsbebouwing in maat en schaal beter aan bij de bestaande lintbebouwing aan de Stationsstraat.

Onder de Omgevingswet ontstaat de mogelijkheid om niet alleen ruimtelijke regels te stellen aan gebouwen, maar ook technische regels (aanvullend op het Bouwbesluit/Bbl). Met de Chw-status van voorliggend bestemmingsplan is het mogelijk hierop vooruit te lopen. Zodoende zijn onder meer regels gesteld aan de dakconstructie van bedrijfsgebouwen. Deze moeten voldoende draagkracht hebben voor de toepassing van zonnepanelen op de daken. Daarnaast mogen gebouwen ten behoeve van XXL-logistiek uitsluitend worden gebouw indien sprake is van een BREEAM excellent certificering. Tot slot moeten platte daken worden uitgevoerd in een lichte kleur (warmtewerend) of als groendak (verkoelend).

In de specifieke gebruiksregels zijn onder meer regels gesteld aan de oppervlakte netto uitgeefbaar terrein ten behoeve van XXL-logistiek en regionale bedrijvigheid, waarmee aangesloten wordt bij de afspraken uit het RPW. Daarnaast zijn er regels gesteld aan internetverkoop, productiegebonden en ondergeschikte detailhandel bij bedrijven en buitenopslag. Omdat de beoogde bedrijfsgebouwen met de achterzijde naar de A15, Griftdijk en een deel van de Stationsstraat staan, is in de regels in ieder geval bepaald dat er aan deze zijden geen buitenopslag mag plaatsvinden (om te voorkomen dat verrommeling ontstaat). Tot slot is er een regeling opgenomen voor strijdig gebruik, waarin onder meer bepaald is dat zelfstandige kantoren en perifere detailhandel niet zijn toegestaan.

Tot slot is een omgevingsvergunningplicht ingesteld voor de aanleg van een centrale ontsluitingsweg in De Grift Noord (een omgevingsvergunning is gewenst omdat niet alle gronden in eigendom zijn). Ten aanzien van de hoofdontsluiting is bepaald dat deze geflankeerd moet worden door een brede groenstrook en er voldoende schaduwgevend groen is voor langzaam verkeer.

Groen

De groene randen van het bedrijventerrein zijn voorzien van de bestemming 'Groen'. Binnen deze bestemming zijn de gronden primair bestemd voor groenvoorzieningen, alsmede voor de daarbij behorende voorzieningen zoals speelvoorzieningen, terrassen, hondenuitlaatplaatsen, calamiteitenroutes en fiets- en voetpaden. In- en uitritten zijn eveneens toegestaan, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting uitgesloten'. Binnen de bestemming 'Groen' is het realiseren van wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, overstortvijvers en rioolbuffers eveneens toegestaan, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.

De bouwmogelijkheden binnen de bestemming 'Groen' beperken zich tot het bouwen van nutsvoorzieningen. Voor het overige zijn er uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan. Tot slot is in de specifieke gebruiksregels bepaald dat parkeren binnen de bestemming niet is toegestaan.

Verkeer

De Griftdijk, delen van de Stationsstraat (aan weerszijden van de Griftdijk) en de hoofdontsluiting van De Grift Noord zijn voorzien van de bestemming 'Verkeer'. De bouwmogelijkheden binnen de bestemming 'Verkeer' beperken zich tot het bouwen van nutsvoorzieningen. Voor het overige zijn er uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.

Water

De singel aan de westzijde van het plangebied en een klein deel van de A-watergang parallel aan de A15 zijn voorzien van de bestemming 'Water'. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.

Leiding - Gas, Leiding - Hoogspanning en Leiding - Riool

De aanwezige hogedruk aardgastransportleiding, riooltransportleiding en hoogspanningsverbinding zijn voorzien van een dubbelbestemming. Ter plaatse van deze dubbelbestemming mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van de aanwezige leidingen en/of hoogspanningsverbinding worden gebouwd. Daarnaast mogen slechts bouwwerken worden opgericht indien de beheerder van de betreffende leiding en/of hoogspanningsverbinding zulks gedoogd. Om dit goed te kunnen beoordelen dient, bij de aanvraag van een omgevingsvergunning, advies te worden ingewonnen bij de beheerder.

Waarde - Archeologie 1

De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1 ' is opgenomen ter bescherming van in de bodem vastgestelde archeologische waarden. Ter plaatse van deze dubbelbestemming mag de bodem in principe niet verstoord worden om archeologische waarden in situ te behouden. Om te kunnen bouwen op deze gronden is het nodig het bestaande maaiveld op te hogen (tot maximaal 1 meter).

Waarde - Archeologie 2 en 3

De dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 2 ' en 'Waarde - Archeologie 3' zijn opgenomen ter bescherming van mogelijk in de bodem aanwezige archeologische waarden. Voor werkzaamheden op of in deze gronden is een omgevingsvergunning (voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) vereist in het kader waarvan een afweging kan worden gemaakt tussen de activiteit en de te beschermen waarden.

5.2.4 Algemene regels

Anti-dubbeltelbepaling

Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Algemene bouwregels

In de algemene bouwregels is een regeling opgenomen voor het bouwen van bouwwerken ten algemenen nutte, beeldende kunst en ondergronds bouwen.

Algemene gebruiksregels

In dit artikel is een regeling opgenomen voor aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten, alsmede voor evenementen, productiegebonden en ondergeschikte detailhandel en verkoopplaatsen.

In de algemene gebruiksregels is een regeling met betrekking tot het kostenverhaal opgenomen. In het voorliggende Chw-bestemmingsplan is een bouwverbod opgenomen voor de percelen die niet in eigendom zijn. Dit verbod kan worden opgeheven door de vaststelling van een exploitatieplan of anterieure overeenkomst. Lid 17.6 regelt dat de vaststelling van een exploitatieplan wordt doorgeschoven naar de fase van vergunningverlening. Burgemeester en wethouders gelden als bevoegd gezag voor het te nemen besluit omtrent de vaststelling van een exploitatieplan, verbonden aan de verlening van de omgevingsvergunning voor het bouwen. Dit betekent onder meer, dat indien ten tijde van de indiening van een aanvraag tot vergunningverlening sprake is van een gesloten anterieure overeenkomst over het kostenverhaal, kan worden besloten om geen exploitatieplan voor het perceel (waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft) vast te stellen.

Het doorschuiven van de exploitatieplanplicht naar de vergunningfase heeft tot gevolg dat voor elk perceel (waarvoor een vergunningaanvraag is gedaan) sprake is van een zelfstandig besluit omtrent vaststelling van een exploitatieplan. Voor de exploitatieopzet, waarin de te verhalen kosten zijn opgenomen en die onderdeel uitmaakt van een doorgeschoven exploitatieplan, geldt dat voor de toerekening van kosten/opbrengsten aan het perceel waarop het doorgeschoven exploitatieplan betrekking heeft, wordt uitgegaan van het schaalniveau van het gehele exploitatiegebied. Op basis van dit door de wetgever gehanteerde kader wordt voorkomen dat het exploitatiegebied beperkt is tot de locatie waarop de vergunning(aanvraag) betrekking heeft.

In de regels is tevens aangegeven welke onderwerpen in het exploitatieplan aan bod moeten komen. In artikel 6.13. van de Wro is de inhoudsopgave van een exploitatieplan voorgeschreven. Deze kent verplichte onderdelen (Wro artikel 6.13.1) en facultatieve elementen (artikel Wro 6.13.2). Een verplicht onderdeel is een kaart van het exploitatiegebied. Die is omwille van de kenbaarheid nu al opgenomen in het bestemmingsplan met een verwijzing vanuit de planregels. Een verplicht onderdeel is ook een omschrijving van de werken en werkzaamheden voor het bouwrijp maken van het exploitatiegebied en het inrichten van de openbare ruimte in het exploitatiegebied.

Een ander verplicht onderdeel is een exploitatieopzet. Die wordt pas gepubliceerd na indiening van een aanvraag omgevingsvergunning. Een facultatief onderdeel van de exploitatieopzet kan zijn een fasering van werken en werkzaamheden, maatregelen en bouwplannen en - waar nodig - koppelingen hiertussen. Dit is in het plangebied van De Grift aan de orde. Dit betekent dat een bouwverbod pas kan worden opgeheven als alle noodzakelijke ondergrondse en bovengrondse infrastructuur die naar opvatting van de gemeente dienstbaar is aan het particuliere perceel (waarvoor een omgevingsvergunning is aangevraagd), is aangelegd en functioneert.

Algemene aanduidingsregels

In de algemene aanduidingsregels is een zestal gebiedsaanduidingen opgenomen. De windturbines aan de A15 zijn voorzien van de gebiedsaanduidingen 'Vrijwaringszone - windturbine' en 'Veiligheidszone - windturbine'. Binnen de vrijwaringszone zijn de gronden mede bestemd voor de overslag van rotorbladen van windturbines. Het realiseren van nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten binnen deze zone is niet toegestaan. De gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - windturbine' is opgenomen voor de PR 10-6 contour van de windturbines. Binnen deze zone is het realiseren van nieuwe kwetsbare objecten in principe niet toegestaan. Met dit Chw-bestemmingsplan wordt echter vooruit gelopen op de inwerkingtreding van de Omgevingswet (zie ook paragraaf 4.7). Zodoende is in sublid 18.2.2 van de regels van dit bestemmingsplan bepaald dat in afwijking van de definities in het Bevi nieuwe kwetsbare objecten binnen de PR10-6 contour gebouwd mogen worden, met uitzondering van kantoren en andere voorzieningen waar doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn (zoals kantines).

Naast de gebiedsaanduidingen voor de windturbines is er tevens een gebiedsdaanduiding 'Veiligheidszone - lpg' opgenomen voor de hindercontour van het LPG-tankstation aan de Griftdijk. binnen deze contour mogen geen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen worden opgericht. De voornoemde gebiedsaanduiding is uitsluitend over de bestemming 'Verkeer' gelegen.

De PR 10-6 contour van de aardgastransportleiding is op de verbeelding voorzien van de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - aardgastransportleiding'. Ter plaatse van deze gebiedsaanduiding zijn nieuwe kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen niet toegestaan.

Tevens is een gebiedsaanduiding 'Wetgevingzone - waarde archeologie 1' opgenomen ter bescherming van mogelijk in de bodem aanwezige (onbekende) archeologische waarden. Voor werkzaamheden op of in deze gronden is een omgevingsvergunning (voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) vereist in het kader waarvan een afweging kan worden gemaakt tussen de activiteit en de te beschermen waarden.

In de algemene aanduidingsregels is tevens een regeling voor het kostenverhaal opgenomen. opgenomen. Voor de gronden met de gebiedsaanduiding 'Wetgevingzone - kostenverhaal' geldt een bouwverbod. Dit bouwverbod is niet van toepassing op gronden waarvan het kostenverhaal is verzekerd middels een exploitatieplan of anterieure overeenkomst. Zodra voor de gronden met de gebiedsaanduiding 'wetgevingzone - kostenverhaal' een exploitatieplan of anterieure overeenkomst is vastgesteld, komt het bouwverbod te vervallen. Samenhangend hiermee is het exploitatiegebied aangewezen met de aanduiding 'Wetgevingzone - exploitatiegebied'.

Tot slot is ten behoeve van het agrarisch bedrijf aan de Stationsstraat 28 een tweetal gebiedsaanduidingen opgenomen: Milieuzone - geur en Milieuzone - spuitzone. Met eerstgenoemde aanduiding is gewaarborgd dat er er geen geurgevoelige gebouwen worden gebouwd binnen de geurcontour van het agrarisch bedrijf. Met de gebiedsaanduiding Milieuzone - spuitzone is geregeld dat de gronden uitsluitend gebruikt mogen worden voor de in hoofdstuk 2 toegekende bestemmingen, indien met een onderzoek is aangetoond dat er geen gezondheidseffecten ten gevolge van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen optreden of op kunnen treden. Met deze regeling wordt gebruik gemaakt van de verbrede reikwijdte van dit bestemmingsplan. De Chw-status maakt het mogelijk de onderzoekslast door te schuiven naar het moment van de aanvraag van een omgevingsvergunning. Overigens worden er op dit moment geen gewasbeschermingsmiddelen gebruikt op het betreffende agrarische perceel.

Algemene afwijkingsregels

Dit artikel is een aanvulling op de afwijkingsregels uit de bestemmingen waarin nog
een algemene afwijking is opgenomen om af wijken van de maximum goot- en bouwhoogte.

Algemene wijzigingsregels

Voor het perceel Griftdijk 236 en de aangrenzende gronden is de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied' opgenomen. Aan deze aanduiding is een wijzigingsbevoegdheid gekoppeld die het mogelijk maakt het betreffende gebied integraal te herontwikkelen naar de bestemming 'Bedrijventerrein'.

Overige regels

In de overige regels is een algemene regeling opgenomen ten aanzien van kamerverhuur. Daarnaast voorziet dit artikel in een regeling voor parkeren. Indien op grond van één van de in het voorliggende plan opgenomen bestemmingen wordt gebouwd, dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid. Daarbij wordt gebruik gemaakt van het geldende gemeentelijke parkeerbeleid. Indien de parkeernormennota in de toekomst herzien wordt, dient getoetst te worden aan het meest recente gemeentelijke parkeerbeleid

5.2.5 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht

Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een omgevingsvergunning is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bouwregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingsbevoegdheid. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan, mag eveneens worden voortgezet.

Slotregel

Dit artikel geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

6.1 Kostenverhaal

Het nieuwe bestemmingsplan voor het bedrijventerrein De Grift voorziet in de ontwikkeling van een bedrijventerrein met bouwmogelijkheden voor bedrijfsruimten. Hiertoe behoren ook bouwplannen zoals bedoeld in artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening (Wro) in samenhang met artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Ingevolge artikel 6.12 Wro in samenhang met artikel 6.25 Wro moet de gemeenteraad bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat aangewezen bouwplannen mogelijk maakt, een exploitatieplan vaststellen. Ingevolge artikel 6.12 lid 2 Wro kan de gemeenteraad besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, indien, onder meer, het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het bestemmingsplan begrepen gronden waarop aangewezen bouwplannen zijn voorzien, anderszins is verzekerd.

Binnen het plangebied liggen gronden die in eigendom zijn van derden, waar op grond van dit Chw-bestemmingsplan bedrijfsgebouwen kunnen worden gerealiseerd. Voor deze gronden zijn (nog) geen (anterieure) overeenkomsten over de grondexploitatie zoals bedoeld in artikel 6.24 Wro gesloten. In verband hiermee is het kostenverhaal nog niet anderszins verzekerd en is het noodzakelijk om eisen te stellen aan de inrichting. Om deze redenen dient een exploitatieplan te worden opgesteld om te kunnen voldoen aan de verplichting zoals deze in artikel 6.12 Wro is opgenomen.

Het exploitatieplan wordt normaliter gelijktijdig met het bestemmingsplan vastgesteld. Om diverse redenen is ervoor gekozen de bestemmingsplanprocedure naar voren te halen en het exploitatieplan op een later moment te publiceren. Aan de gemeente is ingevolge het Besluit uitvoerig Crisis- en herstelwet (18e trance) de experimentstatus ingevolge artikel 7c van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (BuChw) toegekend. Met de verkregen wettelijke experimentstatus is de bevoegdheid verkregen om, in afwijking van de regels zoals opgenomen in en krachtens onder meer de Wro, de besluitvorming over de toepassing van de beginselplicht tot vaststelling van het exploitatieplan door te schuiven van het moment van vaststelling van het bestemmingsplan naar het moment van de besluitvorming over een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwplan. In artikel 7c, tiende en elfde lid BuChw is daartoe het volgende bepaald:

  • Bij de vaststelling van het bestemmingsplan kan de raad besluiten af te wijken van artikel 6.12, eerste en derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening, met dien verstande dat een exploitatieplan door burgemeester en wethouders kan worden vastgesteld bij een omgevingsvergunning voor het bouwen.
  • Indien toepassing wordt gegeven aan het tiende lid, geldt dat:
    1. a. artikel 6.12, tweede lid, van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing is op de omgevingsvergunning voor het bouwen;
    2. b. in afwijking van artikel 6.14, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening, afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing is op de voorbereiding van het exploitatieplan;
    3. c. daarvoor in het bestemmingsplan een of meer exploitatiegebieden worden aangewezen;
    4. d. in aanvulling op artikel 2.10, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de omgevingsvergunning voor het bouwen kan worden geweigerd als de exploitatieopzet als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, van de Wet ruimtelijke ordening, een tekort bevat, dat niet is gedekt;
    5. e. als de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt geweigerd, de exploitatieopzet als bedoeld in onderdeel d, deel uitmaakt van dat besluit.

Met het oog op voornoemde regeling in het BuChw is in dit Chw-bestemmingsplan een bouwverbod opgenomen voor die particuliere percelen. Dit bouwverbod komt te vervallen op het moment dat het kostenverhaal is verzekerd middels een anterieure overeenkomst of betaling van een exploitatiebijdrage op basis van een door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen exploitatieplan, alsmede wanneer koppelingen (zie verder) niet belemmerend zijn.

De beginselplicht tot vaststelling van het exploitatieplan wordt doorgeschoven naar de fase van vergunningverlening. Burgemeester en wethouders gelden als bevoegd gezag voor het te nemen besluit omtrent de vaststelling van een exploitatieplan, verbonden aan de verlening van de omgevingsvergunning voor het bouwen. Dit betekent onder meer, dat indien ten tijde van de indiening van een aanvraag tot vergunningverlening sprake is van een bekrachtigde anterieure overeenkomst over het kostenverhaal, kan worden besloten om geen exploitatieplan voor het perceel (waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft) vast te stellen.

Het doorschuiven van de exploitatieplanplicht naar de vergunningfase maakt dat er een langere periode beschikbaar is voor gemeente en initiatiefnemers/grondeigenaren om via de weg van de (anterieure) overeenkomst te komen tot afspraken over de ontwikkeling van een locatie, met inbegrip van daarop betrekking hebbende afspraken over het kostenverhaal.

In artikel 6.13. van de Wro is de inhoudsopgave van een exploitatieplan voorgeschreven. Deze kent verplichte onderdelen (Wro artikel 6.13.1) en facultatieve elementen (artikel Wro 6.13.2). Een verplicht onderdeel is een kaart van het exploitatiegebied. Die is omwille van de kenbaarheid nu al opgenomen in het bestemmingsplan met een verwijzing vanuit de planregels. Een verplicht onderdeel is ook een omschrijving van de werken en werkzaamheden voor het bouwrijp maken van het exploitatiegebied en het inrichten van de openbare ruimte in het exploitatiegebied.

Een ander verplicht onderdeel is een exploitatieopzet. Die wordt pas gepubliceerd na indiening van een aanvraag omgevingsvergunning. Een facultatief onderdeel van de exploitatieopzet kan zijn een fasering van werken en werkzaamheden, maatregelen en bouwplannen en - waar nodig - koppelingen hiertussen. Dit is in het plangebied van De Grift aan de orde. Dit betekent dat een bouwverbod pas kan worden opgeheven als alle noodzakelijke ondergrondse en bovengrondse infrastructuur die naar opvatting van de gemeente dienstbaar is aan het particuliere perceel (waarvoor een omgevingsvergunning is aangevraagd), is aangelegd en functioneert.

Een omgevingsvergunning voor bouwen kan volgens artikel 10 Besluit uitvoering Crisis- en Herstelwet worden geweigerd wanneer er een tekort zou zijn in de exploitatieopzet van het exploitatieplan. In voorliggend geval is de gemeente zelf de belangrijkste eigenaar en is van belang dat de grondexploitatie van het gehele plangebied (De Grift Noord, Zuid en West) economisch uitvoerbaar blijkt te zijn, rekening houdend met verkoopopbrengsten en revenuen uit kostenverhaal.

6.2 Financiële Haalbaarheid

Voor het gedeelte van het plangebied dat door de gemeente Nijmegen wordt ontwikkeld zijn de kosten en opbrengsten vastgelegd in de planexploitatie. Voor het deel wat in eigendom van derden is, wordt gelijktijdig met dit Chw-bestemmingsplan een exploitatieplan vastgesteld. Daarin is onder meer opgenomen welke door de gemeente te maken kosten op deze percelen worden verhaald bij derden. Naar zich nu laat aanzien is het Chw-bestemmingsplan vanuit gemeentelijk perspectief financieel en economisch uitvoerbaar.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

7.1 Inspraak

Het voorliggende bestemmingsplan gaat direct als ontwerpbestemmingsplan in procedure. Er heeft derhalve geen inspraak plaatsgevonden. Wel is er in mei 2022 een inloopbijeenkomst geweest voor de omgeving over de plannen voor uitbreiding en de beoogde aanpassing van de infrastructuur. Daarnaast hebben er diverse individuele overleggen met omwonenden, bedrijven en/of grondeigenaren plaatsgevonden.

7.2 Vooroverleg

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling heeft vooroverleg plaatsgevonden met de vaste overlegpartners, waaronder de provincie Gelderland, waterschap Rivierenland, Veiligheidsregio Gelderland-Zuid (VRGZ) en de diverse leidingbeheerders.

Gedurende de reactietermijn zijn vijf overlegreacties ontvangen. Navolgend wordt kort ingegaan op de ingekomen reacties en de wijze waarop deze verwerkt zijn in voorliggend bestemmingsplan.

Gasunie en Liander

De Gasunie en Liander hebben in een schriftelijke reactie laten weten geen opmerkingen te hebben op het concept-ontwerpbestemmingsplan.

Tennet

Tennet heeft in een schriftelijke reactie een aantal aandachtspunten meegegeven. Zij adviseren BRZO-bedrijven met explosiegevoelige stoffen en/of brandbare materialen uit te sluiten in de Staat van Bedrijfsactiviteiten. BRZO-bedrijven zijn tevens Bevi-inrichtingen. Deze zijn in principe uitgesloten voor een groot deel van het plangebied. Een uitzondering hierop vormt het noordelijke deel van De Grift Noord. BRZO-bedrijven vallen over het algemeen in milieucategorie 5.1 of hoger. In het noordelijke deel van De Grift Noord worden uitsluitend (logistieke) bedrijven tot en met milieucategorie 4.2 toegestaan. Volledigheidshalve zijn BRZO-bedrijven in lid 5.1 sub c van de regels expliciet uitgesloten.

Tennet adviseert verder bij het plaatsen van windturbines in de nabijheid van een hoogspanningsverbinding rekening te houden met het Handboek Risicozonering Windturbines. Omdat sprake is van een bestaande situatie en er in planologische zin geen nieuwe windturbines worden toegestaan, is deze reactie voor kennisgeving aangenomen. Tot slot benadrukt Tennet dat alle assets te allen tijde bereikbaar zijn en blijven vanaf de openbare weg. Dit is geborgd middels de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning'.

Provincie Gelderland

In een schriftelijke reactie heeft de provincie aangegeven dat de provinciale belangen ten aanzien van mobiliteit, werklocaties en klimaatadaptatie goed zijn verwerkt. Wel vraagt de provincie aandacht voor een aantal zaken:

  1. 1. In de beoordeling door de regio is als aandachtspunt meegegeven dat de bijdrage aan de samenwerking in de triple helix, inspanningsverplichting voor goede huisvesting van arbeidsmigranten en parkmanagement nog nader dienen te worden uitgewerkt. De provincie verzoekt het bestemmingsplan hier op aan te vullen en daarbij specifiek aandacht te besteden aan de onderwerpen huisvesting van arbeidsmigranten en parkmanagement.
  2. 2. In het kader van de verstedelijkingsstrategie loopt in Nijmegen het programma 'Economie van de toekomst'. Hiermee wil de regio richting geven aan de gewenste economische ontwikkeling. De provincie gaat ervan uit dat bij de uitgifte van de gronden de resultaten van dit programma worden betrokken zodat de gronden worden uitgegeven volgens het door de regio gewenste (nog uit te werken) profiel. Dit is met name van belang voor de keuze aan welke logistieke partijen de XXL logistieke kavels zullen worden uitgegeven.

Reactie gemeente

  1. 1. De gemeente heeft aandacht voor triple helix en parkmanagement. Nijmegen is zich ervan bewust dat bedrijventerreinen die goed zijn ontsloten, een hoge ruimtelijke kwaliteit kennen, en die – onder meer qua kavelgrootte en parkmanagement – in weten te spelen op de marktvraag, een grote ruimtevraag kunnen verwachten. Ook triple helix kan hier een belangrijke rol in vervullen. Beide aspecten zullen we dus meenemen bij de verdere uitwerking van het bedrijventerrein (o.a. bij de kaveluitgifte en tenders). In paragraaf 2.3.2 is een passage over parkmanagement opgenomen. Naar aanleiding van de overlegreactie is in paragraaf 4.2 een passage opgenomen over triple helix. Het is niet nodig om hier in het voorliggende bestemmingsplan regels aan te stellen. Wat betreft de huisvesting van arbeidsmigranten; dit vraagstuk is breder dan alleen bedrijventerrein de Grift. Op dit moment is de huisvesting van arbeidsmigranten op bedrijventerrein De Grift niet voorzien en dus ook niet mogelijk gemaakt in dit bestemmingsplan.
  2. 2. Het traject 'Economie van de Toekomst' is geïniteerd vanuit de Groene Metropoolregio. Aanleiding van dit traject was het missen van een economische bouwsteen voor de Verstedelijkingsstrategie Arnhem - Nijmegen - Food Valley. Besluitvorming rondom dit traject heeft nog niet plaatsgevonden (peildatum: februari 2023). Specifiek voor Nijmegen wordt ingezet op de verdere ontwikkeling van de topsectoren Health en High Tech en Energy, Logistiek wordt als randvoorwaardelijk gezien. Idealiter zouden de logistieke functies ten dienste moeten staan van de voornoemde topsectoren. In paragraaf 4.2.2 wordt hier nader op ingegaan (bestemmingsplan in relatie tot het regionale DNA). Volledigheidshalve wordt hier een passage toegevoegd met een verwijzing naar het traject 'Economie van de Toekomst'.

Veiligheidsregio

In het kader van het wettelijk vooroverleg heeft de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid (VRGZ) advies uitgebracht. In dit advies wordt nader ingegaan op de aspecten externe veiligheid, bereikbaarheid, bluswatervoorziening en grote brandcompartimenten. In het kader van externe veiligheid zijn de verschillende risicobronnen beschouwd. het advies bevat een beschrijving van de scenario's, alsmede de bestrijdbaarheid daarvan en de zelfredzaamheid bij calamiteiten. In de paragraaf over externe veiligheid is een verwijzing opgenomen naar het advies, dat als bijlage 8 bij de toelichting is opgenomen.

De veiligheidsregio adviseert het volgende:

  1. 1. Het expliciet uitsluiten van zeer kwetsbare objecten binnen de drie deelgebieden.
  2. 2. Houdt met de projecteren van de nooduitgangen van de te realiseren gebouwen rekening met de (omliggende) risicobron(nen) en richt deze van de bron(nen) af.
  3. 3. Plaats de verschillende kantoren/ gebouwen met hoogste populatie zover mogelijk van de bronnen af. Houdt met de indeling rekening dat vanuit deze gebouwen van de bronnen afgevlucht moet kunnen worden.
  4. 4. Overweeg het toepassen van bouwkundige maatregelen van bouwwerken die zich het dichtste bij de bron bevinden, zoals een dichte gevel, stevige wanden en het plaatsen van objecten loodrecht op de bron.
  5. 5. De vultijden van de LPG-installatie af te stemmen wanneer de populatie in het plangebied zo klein mogelijk is.
  6. 6. Alle bouwwerken in de drie deelgebieden te voorzien van een handmatig afschakelbaar ventilatiesysteem.

Verder brengt de veiligheidsregio de volgende punten naar voren:

  1. 7. Het voorliggende bestemmingsplan biedt de mogelijkheid voor nieuwvestiging van Bevi-inrichtingen, vanwege toelating van bedrijven tot milieucategorie 4.2. Mocht dit het geval zijn wil de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid vooraf vroegtijdig betrokken worden.
  2. 8. In het advies aangegeven dat het voor de inzet van hulpdiensten een tweezijdige bereikbaarheid wenselijk is. Met name voor De Grift Noord en Zuid is dit goed te realiseren. Voor de bestrijding van incidenten is het daarnaast van belang dat er voldoende bluswatervoorzieningen in het plagebied aanwezig zijn. De veiligheidsregio maakt graag afspraken over een goede inbedding van bluswater in de verschillende deelgebieden en ziet graag een geactualiseerd schetsontwerp tegemoet met daarin de hulpdiensten/calamiteitenontsluiting alsmede de bluswaterwinplaatsen van de deelgebieden daarin opgenomen.
  3. 9. De Veiligheidsregio Gelderland-Zuid wil graag vroegtijdig (het liefst bij de eerste contacten) betrokken worden bij de komst van grote logistieke bedrijven in deelgebied De Grift Noord. Overwogen moet worden doelvoorschriften op te stellen om de maatschappelijke impact bij incidenten te beperken.

Reactie gemeente

Het eerste punt heeft geleid tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan. In sublid 4.5.5 (strijdig gebruik) is geregeld dat zeer kwetsbare gebouwen niet zijn toegestaan.

Naar aanleiding van punt 2 tot en met 6 is in de paragraaf over externe veiligheid (4.7) een passage toegevoegd waarin de aandachtspunten van de VGRZ zijn benoemd.

De gemeente is voornemens de veiligheidsregio te betrekken bij de uitgifte van kavels aan grote logistieke bedrijven, zodat zij in een vroeg stadium kan adviseren over o.a. brandcompartimenten en - indien aan de orde - activiteiten die het logistieke bedrijf tot een Bevi-inrichting maken (punt 7 en 9). Omdat het voorliggende bestemmingsplan een verbrede reikwijdte heeft is het - vooruitlopend op de Omgevingswet - mogelijk een zorgplicht en/of regels op te nemen ten aanzien van rookgevaarlijke goederen. Omdat er in de 'Handreiking Bouwstenen fysieke veiligheid omgevingsplan' geen definitie is gegeven van rookgevaarlijke goederen, is het onduidelijk wat de consequenties zijn van de voorbeeldregels uit de handreiking. Te meer omdat een groot deel van het bedrijventerrein - en dus ook alle kavels ten behoeve van XXL-logistiek - zijn gelegen binnen 750 meter van de A15. Om deze reden worden de voorgestelde zorgplicht en regels niet overgenomen. De gemeente waardeert de suggestie, maar verzoekt de veiligheidsregio de regels concreter te maken. Omdat de veiligheidsregio vroegtijdig betrokken wordt bij de uitgifte van de kavels is dit aspect via een ander spoor gewaarborgd.

Naar aanleiding van het advies over de tweezijdige bereikbaar (punt 8) gaat de gemeente bij de verdere technische uitwerking de mogelijkheid verkennen om in De Grift Noord twee extra calamiteitenontsluitingen in te passen. Beoordeeld wordt of de route voor langzaam verkeer tussen de Stationsstraat en de ontsluitingslus voor het meest zuidelijke deel van De Grift Noord (op de hoek Stationsstraat - Griftdijk) tevens kan dienen als calamiteitenontsluiting. Daarnaast wordt de mogelijkheid verkend om een calamiteitenontsluiting te realiseren die aantakt op de Groothandelsweg (op het bestaande bedrijventerrein).

Waterschap Rivierenland

Het waterschap heeft in een reactie laten weten negatief te adviseren met betrekking tot het voorliggende Chw-bestemmingsplan. Het gaat om een veelomvattend en complex plan, met name vanwege het feit dat de verharding van het reeds bestaande bedrijventerrein gecompenseerd zal moeten worden op het nieuwe terrein. Het aspect water vraagt daarom om een zorgvuldige planvorming. Een belangrijk deel daarvan is voorbereid in de Notitie 'Wateropgave Bedrijventerrein de Grift' van RHDHV. Een aantal punten is volgens het waterschap nog onvoldoende uitwerkt:

  1. 1. Water is te summier uitgewerkt. Er is in het bestemmingsplan geen verbinding gelegd met de notitie van RHDHV of met het Waterhuishoudkundig Inrichtingsplan Waalsprong (WIW). De toelichting en regels vermelden normen die niet eerder zijn genoemd: 70 mm berging ten opzichte van het bebouwde oppervlak en 35 mm berging voor overige verhardingen. Het waterschap waardeert dat deze normen als voorwaardelijke verplichting zijn opgenomen (ze dragen bij aan een waterrobuuste inrichting van het gebied), maar verzoeken ook een koppeling te maken met wat is afgesproken in het WIW en de notitie van RHDHV.
  2. 2. Een ontwerp voor het watersysteem ontbreekt. In de Notitie van RHDHV was sprake van een aan te leggen oppervlaktewatersysteem. Vanwege de ligging daarvan in stedelijk gebied zou zeker een deel daarvan de A-status kunnen krijgen. Deze watergangen zijn niet opgenomen in de verbeelding.
  3. 3. In de toelichting ontbreekt het onderdeel waterkwaliteit. Op bedrijventerreinen ontstaat veel vervuiling van allerlei aard. Wij willen in de plannen graag terugzien hoe voorkomen wordt dat vervuiling het water bereikt. Daar hoort dan ook de vraag bij: hoeveel ruimte is daarvoor nodig en is die ruimte beschikbaar? Deze uitwerking ontbreekt nu in het plan. De watergang waarop het hele gebied afwatert is een aangewezen KRW-water, wat het belang van de bewaking van een goede waterkwaliteit onderstreept. Wij verzoeken de gemeente om op dit onderdeel aansluiting te zoeken bij de WSRL-Nota 'Samen door één buis'. Deze nota vormt het 'vertrekpunt voor samen werken aan riolering en stedelijk water'. Op dit moment ontbreekt dit beleidskader in de plannen.
  4. 4. De toelichting verwijst meermaals naar een later op te stellen waterhuishoudkundig plan. Maar de omvang en complexiteit van het plan vereisen dat nu al getoetst kan worden of de waterbelangen voldoende beschermd zijn. Ten minste is het nodig om in de toelichting en regels een basis te leggen die helder is terug te voeren op het WIW en de Notitie 'Wateropgave Bedrijventerrein de Grift' van RHDHV. In de stukken ontbreken deze zaken nu en daarmee ontbreekt ook de basis om een positief wateradvies te kunnen afgeven. Onvoldoende is gebleken dat het aspect water geen belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkeling.


Reactie gemeente

De waterhuishouding van het gebied De Grift heeft nadrukkelijk onze aandacht. We begrijpen dat de afstemming intensiever moet plaatsvinden. Naar aanleiding van de vooroverlegreactie heeft dan ook overleg plaatsgevonden met het waterschap en is paragraaf 4.9 van de toelichting aangevuld.

  1. 1. In paragraaf 4.9 van de toelichting is een koppeling gemaakt met het WIW en de notitie van RHDHV. Onder het kopje Riolering/hemelwater is een passage toegevoegd waarin de link wordt gelegd tussen de waterbergingseis en het WIW.
  2. 2. In paragraaf 4.9 van de toelichting is het kopje 'Watersysteem toekomstige situatie' toegevoegd. Hierin zijn uitgangspunten voor het ontwerp van het watersysteem genoemd, welke overeen komen met het WIW en de notitie uit 2021. Ook is vermeld dat het systeem wordt uitgewerkt in het waterhuishoudkundige plan. Omwille van de flexibiliteit is het niet wenselijk om toekomstige watergangen op het nieuwe bedrijventerrein als 'Water' te bestemmen. Dit zou de kaveluitgifte te veel belemmeren. Binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' is het in algemene zin mogelijk om watergangen aan te leggen. Bovendien is in De Grift Noord de aanduiding 'specifieke vorm van groen - groenblauwe verbinding' opgenomen. Binnen deze aanduiding is een noord-zuid georiënteerde groenblauwe verbinding voorzien. Wanneer het bedrijventerrein geheel of grotendeels gerealiseerd is en de watergangen zijn aangelegd, kunnen de watergangen met een A-status voorzien worden van de bestemming 'Water'. Op dat moment is er sprake van een beheersituatie en zal de ligging niet meer wijzigen.
  3. 3. In paragraaf 4.9 van de toelichting is een passage over waterkwaliteit in relatie tot de beoogde bedrijvigheid toegevoegd. Daarbij is een koppeling gelegd met de WSRL-Nota 'Samen door één buis'.
  4. 4. In paragraaf 4.9 van de toelichting is op diverse plaatsen een koppeling gemaakt met het WIW en de notitie van RHDHV (2021) en de notities van het waterschap (2017).

In aanvulling op het voorgaande onderschrijft de gemeente dat er voor het bestaande bedrijventerrein De Grift - dat geen onderdeel uitmaakt van dit Chw-bestemmingsplan - een wateropgave ligt, als onderdeel van het klimaatbestendig maken van het bestaande bedrijventerrein. De gemeente ziet dit als een ontwikkelopgave voortkomend uit een beheersituatie. De gemeente werkt momenteel aan een integraal waterhuishoudkundig plan voor zowel het bestaande als toekomstige bedrijventerrein. Uit dit plan zal blijken wat de omvang van de opgave is, hoe en waar deze opgave gerealiseerd kan worden. Uitgangspunt hierbij voor de gemeente is dat de benodigde maatregelen voor de wateropgave voor het bestaande bedrijventerrein ook onafhankelijk van de uitbreiding gerealiseerd moeten kunnen worden.

7.3 Ontwerpfase

Met het ter visie leggen van het ontwerpbestemmingsplan start de formele bestemmingsplanprocedure. Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 9 maart 2023 tot en met 19 april 2023 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Binnen deze termijn is een ieder in de gelegenheid gesteld schriftelijk en/of mondeling een zienswijze op het plan in te dienen. Ook zijn de stukken met de kennisgeving aan de overlegpartners toegezonden (artikel 3:13 Awb).

Binnen de termijn zijn in totaal 20 zienswijzen binnengekomen. De zienswijzen zijn in de 'Nota zienswijzen en ambtshalve wijzigingen', die als bijlage 15 bij de toelichting is opgenomen, samengevat en voorzien van een beantwoording door het college van burgemeester en wethouders. Ook is aangegeven of de zienswijze al dan niet tot aanpassing van het bestemmingsplan heeft geleid.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten (Toelichting)

Algemeen


Voor de toepassing van milieuzonering in dit plan gebruik gemaakt van de VNG-brochure (editie 2009). De uitgangspunten met betrekking tot nieuwe bedrijfsvestigingen, maar ook nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de nabijheid van bedrijvigheid, worden in dit bestemmingsplan bepaald aan de hand van de methodiek zoals omschreven in deze VNG-brochure. Hierbij wordt in veel gevallen een "milieuzone" aangehouden tussen bedrijvigheid en "gevoelige objecten". De omvang van deze milieuzone is enerzijds afhankelijk van de mogelijke milieubelasting veroorzaakt door de soort bedrijvigheid, en anderzijds ook van de omgeving waarbinnen het gevoelige object is gelegen.


milieubelasting

De potentiële milieubelasting veroorzaakt door een bepaalde vorm van bedrijvigheid wordt in de VNG-brochure per bedrijfstype bepaald in de bedrijvenlijst, in de VNG-brochure opgenomen als bijlage 1. In bijlage 3 van de VNG-brochure is, op basis van de lijst opgenomen in bijlage 1 een voorbeeld Staat van Bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen (verder: SvB) opgenomen, die weer dient als uitgangspunt voor de in dit bestemmingsplan opgenomen SvB. De SvB is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijvigheid (naar hoofdcategorieën), al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal milieucategorieën, veelal direct overgenomen uit de VNG-publicatie, waarbij afwijkingen, hieronder in deze toelichting, nader worden verduidelijkt.

De SvB is in zijn algemeenheid een categorale indeling, waarbij per bedrijfscategorie de mate van milieu-hygiënische hinderlijkheid, aan de hand van een aantal indicatoren (o.a. geur, gevaar, geluid, stof ), wordt aangegeven. In de SvB behorende bij dit bestemmingsplan zijn bedrijven opgenomen tot milieucategorie 5.3. Hiervoor gelden specifieke milieuzones, waarvan de straal wordt gegeven in door de zgn. "richtafstanden", die zijn opgenomen in de SvB (de "grootste afstand", afgeleid van de verschillende hierboven benoemde indicatoren).


de omgeving

De in de SvB genoemde richtafstanden gelden in principe ten opzichte van een rustige woonwijk. De ervaren hinderlijkheid van bepaalde activiteiten hangt echter sterk samen met de reeds aanwezige belasting van de betreffende milieuaspecten. In bepaalde wijken heerst dan ook al een woon- en leefklimaat waar, zonder dat dit de kwaliteit van de leefomgeving aantast, in principe ook zwaardere bedrijvigheid kan worden toegelaten. In dit soort wijken geldt dat het vanuit het oogpunt van efficiënt ruimtegebruik niet wenselijk is om de functiescheiding zo ver mogelijk door te voeren. Op grond van dit alles onderscheidt men in de VNG-brochure, al vanaf de eerste publicatie, een tweetal omgevingstypen ('rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'), waarvoor verschillende richtafstanden gelden. Volgens de VNG-brochure kunnen de richtafstanden voor een 'rustige woonwijk', zonder dat dit ten koste gaat van het bestaande woon- en leefklimaat, met één afstandstap worden verlaagd indien sprake is van een gemengd gebied.

Voor de toepassing van milieuzonering op een industrieterrein worden in de VNG-brochure, zoals al aangegeven in de inleiding, geen handreikingen gegeven. In de VNG-brochure staat dat de richtafstandenlijsten niet zonder meer worden toegepast indien gevoelige functies óp een bedrijventerrein voorkomen. "Het gaat hier om historisch gegroeide situaties waar burgerwoningen (verspreid of gegroepeerd) zijn vermengd met milieubelastende bedrijvigheid. Het gaat ook om gevoelige functies die bewust op een bedrijventerrein of industrieterrein zijn gesitueerd. Deze situaties vallen buiten de kaders van de richtafstandenlijsten." Opvallend is te noemen dat in de VNG-brochure nog niet wordt ingegaan op de mogelijkheid om bedrijven onderling, ten opzichte van elkaar, eveneens te beschouwen als 'gevoelig' voor bepaalde vormen van milieuhinder.

Dat neemt echter niet weg dat de Raad van State meent dat de in de VNG-brochure opgenomen richtafstanden ook in deze situaties een indicatie kunnen vormen voor de aanvaardbaarheid van een bestemmingsplan vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening en door de raad als zodanig kunnen worden toegepast. De jurisprudentie laat dan ook zien dat toepassing van de VNG-brochure zich niet alleen hoeft te beperken tot de omgevingstyperingen "rustige woonwijk" en "gemengd gebied". In de casus 201306680/1/R4 van 18 maart 2015 (Schiedam) wordt bijvoorbeeld door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State uitgesproken dat het bij bedrijfswoningen van derden in de directe nabijheid van een industrieterrein geen sprake is van 'gemengd gebied' en dat het hier redelijk is om de richtafstanden uit de VNG-brochure met twee afstandstappen te verlagen.

Echter, datgene wat hierboven geldt voor het woonklimaat van een bedrijfswoning, kan indicatief evenzeer gelden voor het leefklimaat van een bedrijf wat gevoelig is voor een bepaalde vorm van hinder. Dit zou dus betekenen dat voor gevoelige objecten op een industriegebied de richtafstanden uit de VNG-brochure met twee afstandstappen worden verlaagd. Deze "verkleining van de milieuzones" is overigens alleen mogelijk bij die milieuaspecten waarvan de ervaren hinderlijkheid wordt bepaald door de heersende achtergrondniveaus, zoals het geval is bij stof, geluid of geur. Wanneer de richtwaarde voor gevaar (externe veiligheid) bepalend is voor de aan te houden afstand tussen bedrijvigheid en gevoelig object, is het uiteraard niet mogelijk om de milieuzone op deze manier te verkleinen. Dit kan echter omgekeerd niet gelden voor "geluidhinder" omdat in een geluidgezoneerd industrieterrein het speciale vestigingsklimaat voor inrichtingen niet mag worden aangetast.

Dit komt in dit gedeelte van het bestemmingsplan dus overeen met een zwaarte van 3.1 voor gevaar, en gelet op het bovenstaande (toepassing van het gestelde in de casus 201306680/1/R4), een zwaarte van 4.1 voor stof en geur. Voor wat betreft de zwaarte van de geluidsbelasting wordt overal op het terrein aangesloten bij de indeling van het vigerende plan. Door aansluiting te zoeken bij de bestaande indeling wordt immers veilig gesteld dat de autonome ontwikkeling van het gebied, in milieuhygiënische zin, niet in negatieve zin wordt beïnvloed door voorliggend plan.

Wanneer door het treffen van maatregelen de bovengenoemde afstanden tot gevoelige objecten haalbaar zijn en dit aan de hand van nadere onderzoeken objectief kan worden aangetoond, kunnen ook bedrijven in hogere milieucategorieën, begrenst door de hoogste waarde die op de plankaart is weergegeven, zich ter plaatse vestigen (zie ook onder het kopje "gemotiveerd afwijken"). Dit uiteraard onverlet de criteria die gelden vanuit de milieuregelgeving (BRZO, BEVI, Activiteitenbesluit, etc.). Deze methodiek kan, blijkens de bestaande jurisprudentie, overigens niet onverkort worden toegepast wanneer er sprake is van "bijzondere gevoeligheid" van een bepaald bedrijf voor een van de genoemde vormen van milieuhinder. In dit geval is maatwerk noodzakelijk.

gemotiveerd afwijken

De VNG-brochure is bedoeld als hulpmiddel en niet als blauwdruk. Er kan van de brochure worden afgeweken wanneer aannemelijk wordt gemaakt dat, ondanks het voldoen aan de in de VNG-brochure genoemde richtafstanden, de bedrijfsvoering door nieuwe ontwikkelingen in sommige gevallen toch wordt beperkt. Of omgekeerd kan het ook aan de orde zijn dat een goed- woon- en leefklimaat bij kleinere afstanden juist wel kan worden gewaarborgd. Belangrijke voorwaarde hierbij is echter wel dat aan dergelijke afwegingen een zeer gedegen nader onderzoek ten grondslag moet liggen.

Er kan dus "mits zorgvuldig gemotiveerd", ook worden afgeweken van de in de VNG-brochure genoemde richtafstanden voor functiescheiding. Hierbij dienen ook de mogelijke (toekomstige) gevolgen voor het woon- en leefmilieu, toch al direct te worden meegewogen in de belangenafweging. De Raad van State meent dat een bevoegd gezag zich reeds bij de bestemmingsplanprocedure een oordeel dient te vormen of, uitgaande van de "representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden", geen onoverkomelijke problemen zijn te verwachten. Hierdoor kan de belangenafweging dienaangaande ook niet worden doorgeschoven naar de Wabo-(milieu)vergunningverlening (o.a. ABRvS 200408416/1, Zaanstad). Bestemmingsplannen mogen immers geen bestemmingen bevatten die niet kunnen worden gerealiseerd omdat bij voorbaat al vaststaat dat niet aan de milieueisen kan worden voldaan.

Vooralsnog valt uit de jurisprudentie nog niet eenduidig af te leiden wat dan de toetsingsgrondslag van deze nadere motivatie zou moeten zijn. Meer dan aannemelijk is echter dat hiervoor in vele gevallen het Activiteitenbesluit kan worden gebruikt. Het Activiteitenbesluit is een algemene maatregel van bestuur waarin regels zijn opgenomen die nodig zijn ter bescherming van het milieu tegen de nadelige gevolgen van bedrijfsactiviteiten, die gelden voor de overgrote meerderheid van de bedrijven in Nederland. De normen die het activiteitenbesluit bevat, hebben in principe geen 'omgekeerde werking', het bevat dus geen normen voor een 'redelijk woon- en leefklimaat' voor milieugevoelige functies. Het bestemmingsplan, dan wel een besluit tot afwijking daarvan, blijft hierdoor het middel om een woon- en leefklimaat van omwonenden te beschermen (o.a. ABRvS 201302600/1/A1, Lingewaard).

Toch kent de bestuursrechter in de praktijk al wel degelijk een omgekeerde werking toe aan de normen van het Activiteitenbesluit. Wanneer een bedrijf, door bijvoorbeeld nieuwvestiging van een woning, niet meer aan de normen van het Activiteitenbesluit zou kunnen voldoen, wordt het bestemmingsplan geacht niet meer te voldoen aan het uitgangspunt van een goede ruimtelijke ordening. Dit vanuit de gedachte dat indien aan het Activiteitenbesluit wordt voldaan, er in beginsel sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Of er bij vestiging van milieubelastende functies in een bestemmingsplan een redelijk woon- en leefklimaat aan milieugevoelige functies wordt geboden, wordt dus, zoals hierboven al uitgewerkt, in beginsel bepaald aan de hand van de richtafstanden, of mogelijkheid tot functiemenging, als omschreven in de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'. Ook toekomstige ontwikkelingen worden dan geacht te zijn meegewogen.

Wanneer aan de VNG-richtafstand, of voorwaarde voor functiemenging, wordt voldaan, dan hoeft er dus in principe geen toets meer aan het Activiteitenbesluit plaats te vinden. Kanttekening die hierbij bij dit bestemmingsplan gemaakt moet worden is dat het industrieterrein Westkanaaldijk in principe bedoeld is voor zware bedrijvigheid die niet in alle gevallen afdoende of volledig wordt gereguleerd door het Activiteitenbesluit. In deze gevallen dient de haalbaarheid van bedrijfsvestiging- en/of uitbreiding te worden getoetst aan de van toepassing zijnde specifieke regelgeving, zoals bijvoorbeeld het Besluit risico's zware ongevallen (BRZO), Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) of de Wet geurhinder en veehouderijen (Wgv).

Uiteraard geldt hiervoor wel de uitzondering dat, wanneer (onderbouwd) aannemelijk wordt gemaakt dat de criteria van de VNG-brochure in het concrete geval niet volstaan, nader onderzoek noodzakelijk is. Wanneer de richtafstand echter groter is dan in een voorliggende situatie kan worden gehaald, is bedrijfsvestiging dan ook nog steeds niet uitgesloten. Dit omdat, door middel van een algemene afwijkingsbevoegdheid, ook de mogelijkheid geboden wordt, om van de, op de VNG-brochure gebaseerde, SvB af te wijken. Deze afwijkingsbevoegdheid geldt ook voor bedrijfssoorten die niet op de lijst voorkomen en/of voor bedrijven uit een hogere milieuhindercategorie dan het bestemmingsplan toelaat. Uiteraard dient hieraan wel een zorgvuldige motivering, in de bovenstaande zin, ten grondslag te liggen.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen waarbij kwetsbare bestemmingen worden gerealiseerd, dient ook rekening te worden gehouden met de milieuzones rondom de bedrijven. Ook hier geldt dat bij inachtneming van de VNG-criteria in principe geen nader onderzoek noodzakelijk is. Maar net zoals bedrijven soms kunnen worden gerealiseerd op kortere afstanden dan volgens de VNG-richtlijnafstanden wenselijk is, kunnen omgekeerd ook gevoelige objecten op geringere afstanden dan de hierboven genoemde richtafstanden toelaatbaar zijn, wanneer het betreffende bedrijf enerzijds geen uitbreidingsmogelijkheden meer heeft (wanneer er dus aannemelijk wordt gemaakt dat wordt uitgegaan van de "representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden") en er anderzijds sprake is van een "goed leefklimaat" ter plaatse van de geprojecteerde nieuwbouw.

Of deze situatie zich inderdaad voordoet, kan worden beoordeeld aan de hand van het aanvullend toetsingskader, zoals opgenomen in bijlage 5 van de VNG-brochure. De jurisprudentie laat hierbij echter zien dat aan de normstelling van het Activiteitenbesluit de plaats toekomt die de VNG-brochure reserveert voor haar eigen normstelling in het "Toetsingskader voor ontheffingen en planherzieningen". De gemeente Nijmegen zoekt dan ook, bij de toepassing van dit VNG-toetsingskader, aansluiting bij de jurisprudentie in deze.

De verbijzonderde Staat van Bedrijfsactiviteiten

Zoals hierboven al aangeduid is bijlage 3 van de VNG brochure leidraad geweest bij de samenstelling van de in dit bestemmingsplan opgenomen SvB. De bijlage 3 van de VNG-brochure kan overigens ook worden gezien als een samenvatting en tevens uitwerking van de door het Centraal bureau voor de statistiek (CBS) uitgewerkte "Index per klasse bij de SBI 2008".

Mogelijk is bij het gebruik van de SvB verwarrend dat bepaalde bedrijven van een categorie specifiek nog worden benoemd, terwijl de hoofdgroep tevens is benoemd (bijvoorbeeld: hoofdcategorie 'Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven' (SBI-codes 4511, 452, 453, 454), maar ook worden Autoplaatwerkerijen (SBI-code 45204)) genoemd die onder deze groep bedrijven is te rekenen. Dit heeft echter daarmee te maken dat de milieubelasting van dergelijke bedrijven afwijkt van die de hoofdcategorie (in het voorbeeld heeft de hoofdgroep milieucategorie 2, terwijl het specifieke bedrijf autoplaatwerkerijen valt onder milieucategorie 3.2). In het bestemmingsplan (regels en verbeelding) is aangegeven welke milieucategorie is toegestaan.

Daarnaast zijn er enkele inhoudelijke wijzigingen, die in het onderstaande puntsgewijs zullen worden toegelicht:

  • gelet op het karakter van de omgeving zijn agrarische bedrijven, evenals dienstverlenende bedrijven in deze sector, niet opgenomen in de SvB;
  • detailhandel (met uitzondering van garagebedrijven en productiegebonden en ondergeschikte detailhandel), zelfstandige kantoren en commerciële dienstverlening zijn niet toegestaan;
  • enkele vormen van demontage (scooters, bromfietsen, motorfietsen) zijn vanwege een ongewenste ruimtelijke uitstraling niet toegestaan. Dergelijke bedrijfsactiviteiten zijn dan ook niet opgenomen in de staat van bedrijfsactiviteiten van dit bestemmingsplan;
  • benzineservicestations worden niet als categorie genoemd in bijlage 3 van de VNG-brochure, hierbij wordt aansluiting gezocht, omdat de mening wordt gedeeld dat dergelijke bedrijven in principe niet thuishoren op een industrieterrein. Om verwarring dienaangaande te vermijden, die mogelijk wel wordt veroorzaakt door de betiteling van de hoofdcategorie in de VNG-brochure: 'Handel/reparatie van auto's, motorfietsen; benzineservicestations', wordt deze betiteling in overeenstemming gebracht met de bovenstaande bepalingen, namelijk: 'Handel/reparatie/keuring van auto's, motorfietsen'.

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 3 Beeldkwaliteitplan Uitbreiding Bedrijventerrein De Grift

Bijlage 3 Beeldkwaliteitplan uitbreiding bedrijventerrein De Grift

Bijlage 1 Laddertoets

Bijlage 1 Laddertoets

Bijlage 2 Actualisatietoets

Bijlage 2 Actualisatietoets

Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 3 Akoestisch onderzoek

Bijlage 4 Oplegnotitie Geluid

Bijlage 4 Oplegnotitie geluid

Bijlage 5 Onderzoek Luchtkwaliteit

Bijlage 5 Onderzoek luchtkwaliteit

Bijlage 6 Memo Effecten Stikstofdepositie

Bijlage 6 Memo effecten stikstofdepositie

Bijlage 7 Onderzoek Externe Veiligheid

Bijlage 7 Onderzoek externe veiligheid

Bijlage 8 Advies Veiligheidsregio

Bijlage 8 Advies veiligheidsregio

Bijlage 9 Berekening Groepsrisico Routering Griftdijk

Bijlage 9 Berekening groepsrisico routering Griftdijk

Bijlage 10 Verkeersonderzoek

Bijlage 10 Verkeersonderzoek

Bijlage 11 Nota Van Uitgangspunten Waterhuishouding Bedrijventerrein De Grift

Bijlage 11 Nota van uitgangspunten waterhuishouding Bedrijventerrein De Grift

Bijlage 12 Quickscan Flora En Fauna

Bijlage 12 Quickscan flora en fauna

Bijlage 13 Aanvullend Onderzoek Flora En Fauna

Bijlage 13 Aanvullend onderzoek flora en fauna

Bijlage 14 Bodemonderzoeken

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling zijn de onderstaande bodemonderzoeken uitgevoerd. De rapportages zijn digitaal te raadplegen via de downloadlinks.

De Grift Noord

Syncera Milieu, Verkennend bodem- en asbestonderzoek Griftdijk 6 en 7 te Oosterhout, B06B0344, 20 december 2006 [3743]

http://www.nijmegen.nl/vergunningpagina/Document/DownloadOne?documentNr=D150943853

Arns milieutechniek, Verkennend bodemonderzoek Griftdijk 6 te Oosterhout, 32225001, 24 november 1996, [3777]

http://www.nijmegen.nl/vergunningpagina/Document/DownloadOne?documentNr=D150943853

Lankelma, Verkennend bodemonderzoek Griftdijk 10 te Oosterhout, PKU/VN-75120, 13 juli 2009, [4508] http://www.nijmegen.nl/vergunningpagina/Document/DownloadOne?documentNr=D150943848

Grontmij, Verkennend bodemonderzoek Griftdijk 10a te Oosterhout, 180653/12010337, 25 januari 2005, [3186], http://www.nijmegen.nl/vergunningpagina/Document/DownloadOne?documentNr=D150943853

Enviroplan, Verkennend bodemonderzoek Griftdijk 8 Oosterhout, P-033445/R01, 27 maart 2003 [2733] http://www.nijmegen.nl/vergunningpagina/Document/DownloadOne?documentNr=D150943852

Arns milieutechniek, Verkennend bodemonderzoek Griftdijk 8 te Oosterhout, 33524001, 9 januari 1995, [2672] http://www.nijmegen.nl/vergunningpagina/Document/DownloadOne?documentNr=D150943850

Envita, Verkennend bodemonderzoek Griftdijk 220 in Oosterhout, RHA/VN-30287, 19 juli 2010 [ 4767]

http://www.nijmegen.nl/vergunningpagina/Document/DownloadOne?documentNr=D150943851

Tauw, Verkennend bodemonderzoek Griftdijk 19/Stationsstraat 12 (sectie 830) te Oosterhout, R3619567.H03, 6 november 1997, [1335]

http://www.nijmegen.nl/vergunningpagina/Document/DownloadOne?documentNr=D150943854

Syncera Milieu, Verkennend en asbestonderzoek Griftdijk 1 te Oosterhout, B05B0687, 6 maart 2006 [3502]

http://www.nijmegen.nl/vergunningpagina/Document/DownloadOne?documentNr=D150943854

Grontmij, Verkennend bodemonderzoek Locatie Griftdijk 4 te Oosterhout, 1297101/GLD5659, 21 juli 1999 [1846]

http://www.nijmegen.nl/vergunningpagina/Document/DownloadOne?documentNr=D150940603

Greenhouse Advies, Diverse bodemonderzoek Griftdijk, kadastrale percelen Nijmegen, D143, D144, D150, D152, D859 en D122 te Nijmegen-Noord, GBS00712_121030_154320, 30 oktober 2012, [5199]

http://www.nijmegen.nl/vergunningpagina/Document/DownloadOne?documentNr=D150943832

De Grift Zuid

Grontmij, Evaluatierapport bodemsanering voormalig Dumeco terrein locatie Stationsstraat 30-36 te Oosterhout (gemeente Nijmegen), GM-0182883,10 november 2011 [5143]

http://www.nijmegen.nl/vergunningpagina/Document/DownloadOne?documentNr=D150943725

Antea, Bodemonderzoek Stationsstraat (nabij Griftdijk) te Lent, 0458564.100, juni 2020 [6456]

http://www.nijmegen.nl/vergunningpagina/Document/DownloadOne?documentNr=D200711240

De Grift West

DHV Oost Nederland BV, Verkennend bodemonderzoek Stationsstraat 23 te Oosterhout, ONA963414, 15 november 1996 [1023]

http://www.nijmegen.nl/vergunningpagina/Document/DownloadOne?documentNr=D150942992

De Straat Milieu-adviseurs, Onderzoek naar nikkel in grondwater Stationsstraat 23 te Oosterhout, B4185, 24 april 1997, [1629]

http://www.nijmegen.nl/vergunningpagina/Document/DownloadOne?documentNr=D150942993

Vanderhelm Milieubeheer, Saneringsonderzoek aan de Stationsstraat 23 te Oosterhout, VELO7663, 14 juli 1997 [1630]

http://www.nijmegen.nl/vergunningpagina/Document/DownloadOne?documentNr=D150942994

Arns Milieu- en Installatietechniek, Verkennend bodemonderzoek Stationsstraat 25 te Oosterhout, 34230501, 30 januari 1998 [1521]

http://www.nijmegen.nl/vergunningpagina/Document/DownloadOne?documentNr=D150940124

Witteveen+Bos, Onderzoek naar nikkel in grondwater Stationsstraat 25 te Oosterhout, XXXXX, 54 juni 2003, [2780]

http://www.nijmegen.nl/vergunningpagina/Document/DownloadOne?documentNr=D150940123

Grontmij, Verkennend- en aanvullend bodemonderzoek ondergrondse tank aan de Stationsstraat 23 te Oosterhout, 99037928, 15 februari 2008 [4053]

http://www.nijmegen.nl/vergunningpagina/Document/DownloadOne?documentNr=D150944716

Bijlage 15 Nota Zienswijzen En Ambtshalve Wijzigingen

Bijlage 15 Nota zienswijzen en ambtshalve wijzigingen

Bijlage 16 Plan-mer

Bijlage 16 plan-MER

Bijlage 17 Oplegnotitie Plan-mer

Bijlage 17 Oplegnotitie plan-MER

Bijlage 18 Onderzoek Verkeer Behorende Bij Plan-mer

Bijlage 18 Onderzoek Verkeer behorende bij plan-MER

Bijlage 19 Onderzoek Geluid Behorende Bij Plan-mer

Bijlage 19 Onderzoek Geluid behorende bij plan-MER

Bijlage 20 Onderzoek Externe Veiligheid Behorende Bij Plan-mer

Bijlage 20 Onderzoek Externe veiligheid behorende bij plan-MER

Bijlage 21 Onderzoek Stikstof Behorende Bij Plan-mer

Bijlage 21 Onderzoek Stikstof behorende bij plan-MER