Nijmegen Waalfront - 5 (Ulpia en Fabrica)
Bestemmingsplan - gemeente Nijmegen
Vastgesteld op 28-04-2021 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Nijmegen Waalfront - 5 (Ulpia en Fabrica) met identificatienummer NL.IMRO.0268.BP8005-VG01 van de gemeente Nijmegen.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanbouw
een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw, dat op de grond staat, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een aparte ruimte vormt die al dan niet vanuit het hoofdgebouw bereikbaar is.
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aangebouwd bijgebouw
een bijgebouw dat direct grenst aan een aan- of uitbouw en niet tevens aan het hoofdgebouw. Voor een aangebouwd bijgebouw geldt de definitie van een bijgebouw, met uitzondering van de eis van vrijstaandheid.
1.7 aan huis verbonden beroepsactiviteiten
een dienstverlenend beroep, dat op kleine schaal in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie. Prostitutie is uitgesloten.
1.8 aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten
- het verlenen van diensten en/of;
- het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen) en/of;
- het voeren van de administratie van bedrijfsactiviteiten die (behoudens genoemde administratieve werkzaamheden) niet ter plaatse worden uitgeoefend;
- het verstrekken van logies en ontbijt (bed and breakfast);
waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteit in of bij de woning met behoud van de woonfunctie ter plaatse kan worden uitgeoefend. Een seksbedrijf is uitgesloten.
1.9 achtergevel
de bestaande achtergevel.
1.10 achtergevellijn
de achterste grens van het bouwvlak en het verlengde daarvan.
1.11 archeologisch deskundige
de gemeentelijk (beleids)archeoloog of een andere door het College van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologie.
1.12 archeologische waarden
Onder archeologische waarden kunnen worden verstaan:
- archeologische verwachtingswaarden;
- vastgestelde archeologische waarden of resten.
1.13 archeologische verwachtingswaarde
de kans op archeologische vondsten of informatie.
1.14 archeologisch onderzoek
onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling beschikkend over een certificaat conform de Erfgoedwet.
1.15 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.16 bed and breakfast
een overnachtingsmogelijkheid gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed- en breakfast heeft maximaal 4 kamers en 8 slaapplaatsen.
1.17 bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel plaatsvindt uitsluitend als niet zelfstandig en ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.
1.18 bedrijvigheid
het uitoefenen van een bedrijf, met aanverwante activiteiten als laden en lossen en parkeren.
1.19 beperkt kwetsbaar object
Onder beperkt kwetsbaar object wordt verstaan:
- verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen/woonschepen/woonwagens per hectare, en dienst- en bedrijfswoningen van derden;
- kantoorgebouwen, voorzover zij niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt.
- hotels en restaurants, voorzover zijn niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt;
- winkels, voorzover zij niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt.
- sporthallen, zwembaden en kampeerterreinen;
- sport- en kampeerterreinen en terreinen voor recreatieve doeleinden, voorzover zij niet als kwetsbar object kunnen worden aangemerkt;
- bedrijfsgebouwen, voorzover zij niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt;
- objecten die met bovenstaande gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
- objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of electriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen dat ongeval.
1.20 bestaand
- a. bestaande bouwwerken: een legaal bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning;
- b. bestaand gebruik: het legale gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.21 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.22 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.23 BEVI-bedrijf
bedrijf vallend onder de werkingssfeer van artikel 2 lid 1 a tot en met f van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen.
1.24 bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
1.25 bijgebouw
een vrijstaand, in functioneel en bouwkundig opzicht aan het hoofdgebouw ondergeschikt gebouw op hetzelfde bouwperceel, dat op de grond staat. Als functioneel ondergeschikt gebouw wordt verstaan een gebouw dat bedoeld en ingericht is ten behoeve van (huishoudelijke) berging, hobby- en/of stallingsruimte. Als een vrijstaand of aangebouwd bijgebouw wordt gebruikt ten behoeve van volgens het bestemmingsplan toegelaten aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten of huisvesting in verband met mantelzorg, dan is de eis van functionele ondergeschiktheid niet van toepassing.
1.26 binnentuin
de ruimte tussen de (achter)buitengevels van een omsloten of nagenoeg omsloten gebouwenblok, gemeten op het niveau van het dak van de ondergrondse parkeergarage.
1.27 bouwblok
de gebouwde buitenrand van een binnentuin, indicatief in onderstaande afbeelding met een nummer weergegeven.
1.28 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.29 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.30 bouwkundige afscheiding
gebouwen zijn bouwkundig afgescheiden indien er sprake is van zelfstandige bouwkundige eenheden die in constructief en functioneel opzicht te onderscheiden zijn.
1.31 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder. Daar waar gesproken wordt over de 'eerste bouwlaag' wordt bedoeld de bouwlaag op (dan wel bij benadering op) de begane grond. De 'tweede bouwlaag' is de bouwlaag direct boven de 'eerste bouwlaag'.
1.32 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.33 bouwperceelsgrens
een grens van een bouwperceel.
1.34 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.35 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.36 casino
een speelcasino zoals bedoeld in artikel 27 lid g van de Wet op de kansspelen, te weten de voor het publiek opengestelde of bedrijfsmatig gedreven inrichting, waar door middel van gemeenschappelijk beoefende kansspelen aan de deelnemers de gelegenheid wordt gegeven om mede te dingen naar prijzen of premies, indien de aanwijzing der winnaars geschiedt door enige kansbepaling, waarop de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed kunnen uitoefenen.
1.37 cultuurhistorische waarden
waarden die zijn gekoppeld aan de beschavingsgeschiedenis, ondergebracht als historisch (steden)bouwkundig erfgoed, historisch landschappelijk erfgoed of archeologisch erfgoed.
1.38 cultuur en ontspanning
voorzieningen gericht op cultuur en ontspanning, zoals een atelier, galerie, bioscoop, bowlingbaan, creativiteitscentrum, dansschool, museum, muziekschool, muziektheater, sauna, speelautomatenhal, theater en wellness. Een seksbedrijf is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'seksinrichting'. Een casino is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'casino'.
1.39 daknok
hoogste punt van een schuin dak.
1.40 dakterras
een terras op een plat dak.
1.41 dakvoet
laagste punt van een schuin dak.
1.42 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van het bieden van gelegenheid om gekochte etenswaren ter plaatse te nuttigen. Onder detailhandel wordt niet verstaan grootschalige- en perifere detailhandel. Een supermarkt is uitsluitend toegestaan wanneer dit in de bestemming is aangegeven.
1.43 dienstverlenend bedrijf
dienstverlening door een bedrijf met uitsluitend of in hoofdzaak een verzorgende taak met een publieksaantrekkende functie zoals wasserette, kapsalon, schoonheidssalon, zonnebankstudio, autorijschool, videotheek, uitzendbureau, reisbureau, bank, hypotheekverstrekker, postkantoor, telefoon-/telegraaf-/ telexdienst, internetdiensten, makelaarskantoor, fotoatelier (inclusief ontwikkelen), kopieerservicebedrijf, schoenreparatiebedrijf, alsmede door naar aard en uitstraling overeenkomstige bedrijven;
1.44 erf
de gronden met eenzelfde bestemming gelegen binnen het bouwperceel maar buiten het bouwvlak.
1.45 escortbedrijf
de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie in de vorm van bemiddeling tussen klant en prostituee.
1.46 evenement
evenement zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen (APV).
1.47 functiemengingsgebied
Bestaande gebieden met functiemenging of waar functiemenging wordt nagestreefd. Het gaat om gebieden waar bedrijven en/of andere milieubelastende functies in de nabijheid van woningen en/of andere milieugevoelige functies geaccepteerd worden. Het gaat veelal om kleinschalige functies, waarbij de activiteiten hoofdzakelijk inpandig en in de dagperiode plaatsvinden.
1.48 gebieden met een hoge archeologische verwachting
deze gebieden onderscheiden zich vanwege een hoge tot zeer hoge verwachting op het aantreffen van archeologische resten.
1.49 gebieden van zeer grote archeologische waarde
voor deze gebieden staat het vast dat zich archeologische resten in de bodem bevinden.
1.50 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.51 geluidsgevoelige functies
geluidsgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder, te weten:
geluidsgevoelige gebouwen
- a. woningen;
- b. andere geluidsgevoelige gebouwen:
- 1. onderwijsgebouwen;
- 2. ziekenhuizen;
- 3. verpleeghuizen;
- 4. verzorgingstehuizen;
- 5. psychiatrische inrichtingen;
- 6. kinderdagverblijven.
geluidsgevoelige terreinen
- I. een standplaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Huisvestingswet (woonwagen);
- II. ligplaats in het water, bestemd om door een woonschip te worden ingenomen.
1.52 gevelbreedte
de breedte van de gevel waar tegenaan wordt gebouwd.
1.53 groen dak
een dakbedekking waarop een plantaardige laag is aangebracht, waarbij een sedumdak een groeimedium heeft van minimaal 5 cm dikte en een kruidendak een groeimedium heeft van minimaal 15 cm dikte.
1.54 grondgebonden woning
een grondgebonden woning is een woning die rechtstreeks toegankelijk is op het straatniveau en waarvan één van de woonlagen aansluit op het maaiveld. Grondgebonden woningen hebben meestal een op de grond gelegen terras en/of een tuin.
1.55 hoofdbebouwing
hoofdgebouw(en) inclusief aan- en/of uitbouwen.
1.56 hoofdgebouw
gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meerdere gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op de bestemming het belangrijkst is.
1.57 horecabedrijf
een bedrijf of instelling waar als hoofddoel bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, niet zijnde detailhandel en/of ondersteunende horeca of bed and breakfast.
1.58 hospes/hospita
de 100% economisch en juridisch eigenaar die zélf daadwerkelijk in de zelfstandige woonruimte woont en minimaal 50% van deze woonruimte gebruikt voor zijn eigen huishouden en maximaal 2 onzelfstandige woonruimten verhuurt aan maximaal twee personen. De onzelfstandige woonruimten mogen niet beschikken over eigen voorzieningen, als badgelegenheid, keuken en/of toilet.
1.59 hotel/pension
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met eventueel als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse.
1.60 huishouden
een alleenstaande of twee of meer personen die hun hoofdverblijf in dezelfde woonruimte hebben en een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren.
1.61 huisvesting in verband met mantelzorg
huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning.
1.62 kamergewijze bewoning
een (deel van een) gebouw waarin zich 3 of meer onzelfstandige wooneenheden bevinden en/of dat wordt bewoond door drie of meer personen, die geen gezamenlijke huishouding voeren.
1.63 kantoor
een gebouw, dat dient voor het verlenen van diensten met een administratief karakter en/ of het verrichten van handelingen met een overwegend administratief karakter door bedrijven en (semi)overheidsinstellingen, zonder een publieksgerichte baliefunctie.
1.64 laden en lossen
onmiddellijk nadat het voertuig tot stilstand is gebracht bij voortduring inladen of uitladen van goederen van enige omvang of enig gewicht, gedurende de tijd die daarvoor nodig is.
1.65 kiosk
een gebouw, al dan niet met een (gebouwd) terras, van beperkte omvang, veelal geplaatst in de openbare ruimte, gericht op het ter plaatse aan passanten te koop aanbieden van producten zoals souvenirs, kranten, tijdschriften, bloemen en planten, vis, groenten, versnaperingen, niet-alcoholische en licht alcoholische dranken, rookwaren, e.d.
1.66 kwetsbaar object
- woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde beperkt kwetsbare objecten;
- gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, te weten:
- 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
- 2. scholen;
- 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
- gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
- 1. kantoorgebouwen waaronder begrepen bedrijfskantoren en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object;
- 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijke bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m² bedraagt, en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
- kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
1.67 maatschappelijke voorzieningen
het openbaar bestuur, medische, sociale, educatieve en levensbeschouwelijke diensten, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen diensten, zoals: huisarts, apotheek, school, sportzaal, kinderdagverblijf, wijkcentrum, kerkgebouw, verzorgingstehuis, begeleid wonen met permanent aanwezige zorg (24-uurs zorg), uitvaartcentrum en bibliotheek.
1.68 mandjessupermarkt
een (zelfbedienings)supermarkt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van winkelwagens.
1.69 mantelzorg
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.
1.70 nutsvoorziening
voorziening ten behoeve van productie, distributie, winning, opslag of zuivering van gas, water of elektriciteit.
1.71 omgevingsvergunning
vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.72 ondergronds bouwwerk
- a. een (gedeelte van een) gebouw dat gelegen is onder het niveau van de begane grondvloer van dat gebouw, waarbij de hoogte van die begane grondvloer nergens hoger ligt dan 0,25 meter boven het aansluitende maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. een zelfstandig voor mensen toegankelijk bouwwerk waarvan de bovenkant nergens hoger is dan het maaiveld van het bouwperceel ter plaatse van dat bouwwerk;
- c. in afwijking van het voorgaande geldt voor een ondergrondse parkeergarage: een parkeergarage onder peil.
1.73 ondergeschikte detailhandel
detailhandel waarbij de detailhandelsactiviteit een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is.
1.74 ondergeschikte kantoren
kantoren waarbij het kantoor een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is.
1.75 ondersteunende horeca
horeca waarbij de horeca-activiteit ondersteunend is aan de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is.
1.76 onzelfstandige woonruimte
een onzelfstandige wooneenheid (kamer) in een (deel van een) gebouw, die door de aard van de inrichting en het gebruik het privédomein van de bewoner is, die (mede) is aangewezen op het gebruik van gezamenlijke voorzieningen elders in dat (deel van het) gebouw.
1.77 open atelier
een atelier waarbij de gebruiker gebruik maakt van een 'open' werkruimte. Dit betekent dat de gebruiker andere niet-gebruikers niet beperkt in hun vrijheid om het atelier te bezoeken tijdens aanwezigheid van de gebruiker. De gebruiker stelt het atelier actief open voor bezoek en/of verkoop ter bevordering van reuring in het gebied.
1.78 openbaar toegankelijk gebied
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.
1.79 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.80 overkapping
een op de grond staand, plat afgedekt bouwwerk, bestaande uit ten minste een dak, niet zijnde een gebouw.
1.81 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.82 parkeerdak
plat dak dat als parkeerplaats gebruikt kan worden.
1.83 parkeergarage
onder- of bovengrondse voorziening waar automobilisten (meestal) overdekt hun auto's kunnen parkeren.
1.84 parkeren
een geparkeerd voertuig is een voertuig dat langer stilstaat dan nodig is voor het in- en uitstappen of voor het laden en lossen.
1.85 perceelsgrens
de grens van een bouwperceel.
1.86 perifere detailhandel (pdv)
detailhandel die niet of moeilijk inpasbaar is in bestaande en/of traditionele winkelcentra vanwege de volumineuze aard van de goederen en vanwege de benodigde (wijze van) bevoorrading, zoals: detailhandel in keukens, tegels en sanitair, tuininrichtingsartikelen, bouwmarkten en woninginrichting.
1.87 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waar de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
1.88 prostituee
degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling.
1.89 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling.
1.90 prostitutiebedrijf
de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie.
1.91 raamprostitutiebedrijf
de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie, waarbij het werven van klanten gebeurt door een prostituee die zichtbaar is vanuit een voor publiek toegankelijke plaats.
1.92 recreatieve voorzieningen
op verblijfs- en dagrecreatie gerichte voorzieningen, niet zijnde een sportvoorziening, zoals: kampeerterrein, kampeerboerderij, recreatiewoning en een volkstuin.
1.93 seksbedrijf
de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie of tot het verrichten van seksuele handelingen voor een ander tegen betaling of uit het bedrijfsmatig aanbieden van vertoningen van erotisch-pornografische aard in een seksinrichting tegen betaling. Onder een seksbedrijf wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een escortbedrijf of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar.
1.94 seksinrichting
voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, onderdeel van een seksbedrijf.
1.95 speelautomatenhal
een inrichting, bestemd om het publiek gelegenheid te geven een spel door middel van speelautomaten te beoefenen, als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onder c, van de Wet op de kansspelen.
1.96 sportvoorzieningen
gebouwde en niet-gebouwde voorzieningen gericht op sport, niet zijnde een recreatieve voorziening, zoals: fitnesscentrum, ijsbaan, manege, speelterrein, sporthal, sportveld, stadion, tennisbaan en zwembad.
1.97 stallen
in een garage of andere bewaarplaats zetten.
1.98 standplaats
een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.
1.99 straatmeubilair
de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals: verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halteaanduidingen, parkeerregulerende constructies, road barriers, afvalinzamelsystemen, openbare toiletvoorzieningen, brandkranen, informatieborden, fietsenstallingen, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, abri's en dergelijke.
1.100 straatprostitutie
het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken.
1.101 supermarkt
een grote zelfbedieningswinkel, vaak onderdeel van een supermarktketen, waar voedingsmiddelen en huishoudelijke artikelen worden verkocht. Kenmerkend voor een supermarkt is de aanwezigheid van de verschillende versafdelingen.
1.102 terras
een buiten de besloten ruimte van een inrichting liggend deel van een bedrijf of instelling waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden verstrekt.
1.103 uitbouw
een op de grond staand en aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een vergroting betreft van een in het gebouw gelegen ruimte.
1.104 verblijfsgebied
binnen de bestemming Verkeer gelegen gronden vooral bedoeld voor voetgangers en niet voor doorgaand verkeer.
1.105 verkameren
het gebruiken of laten gebruiken van een (gedeelte van een) gebouw waar wonen is toegestaan ten behoeve van kamergewijze bewoning. Hieronder wordt tevens verstaan het toevoegen van onzelfstandige wooneenheden aan bestaande gevallen van kamergewijze bewoning.
1.106 verkoopstandplaats
het op of aan de weg of aan een openbaar water dan wel op een andere wijze - al dan niet met enige beperking - voor publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats met een voertuig, een kraam, een tafel of enig ander middel standplaats innemen of hebben teneinde in de uitoefening van de handel goederen te koop aan te bieden, te verkopen of te verstrekken dan wel diensten aan te bieden.
1.107 vervoermiddel
een object dat bedoeld is om personen of goederen te vervoeren.
1.108 voertuig
vervoermiddel dat dient om goederen of personen over land te vervoeren.
1.109 voorgevel
de bestaande voorgevel.
1.110 voorgevellijn
de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde ervan.
1.111 wadi
voorziening voor de infiltratie van regenwater. Een wadi is een laagte waarin het regenwater zich kan verzamelen en in de bodem kan infiltreren.
1.112 werk
een werk, geen bouwwerk zijnde.
1.113 wonen
de huisvesting van één of meerdere personen in een gebouw, niet zijnde een woonwagen of woonboot.
1.114 woning
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een of meer personen, niet zijnde een woonwagen of woonboot.
1.115 woonark
een vaartuig, niet zijnde een woonschip, dat feitelijk niet geschikt en bestemd is om te worden gebruikt als middel tot verplaatsing te water en dat wordt gebruikt of is bestemd tot woon- en nachtverblijf.
1.116 woonboot
elk vaar- of drijftuig dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als, of te beoordelen naar zijn constructie en/of inrichting in hoofdzaak bestemd is tot, hoofdbewoning geldend dag- en/of nachtverblijf van één of meer personen. Hieronder vallen zowel woonschepen als woonarken.
1.117 woonschip
onder woonschip verstaan we een (voormalig) schip met een (metalen) scheepsromp, dat is ingericht of verbouwd voor permanente bewoning waarbij de oorspronkelijke verschijningsvorm grotendeels behouden is gebleven. Met schip wordt in deze bedoeld: elk van oorsprong watergaand vaartuig, met eigen voortstuwing, dat gebruikt wordt (of werd) om goederen, passagiers of beide te vervoeren.
1.118 woonwagen
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
1.119 zaalverhuur
een inrichting ten behoeve van het al dan niet bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie, waarbij het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren en/of het verstrekken van drank voor consumptie ter plaatse mogelijk is.
1.120 zelfstandige woonruimte
Woonruimte die door één huishouden kan worden bewoond zonder dat het huishouden daarbij afhankelijk is van één of meer gezamenlijke voorzieningen (zoals toiletruimte, badruimte en keuken) buiten die woonruimte, dan wel een standplaats voor een woonwagen.
1.121 zijdelingse perceelsgrens
de zijkanten van een perceel.
1.122 zorgwonen
de huisvesting van één of meerdere personen in een gebouw, niet zijnde een woonwagen of woonboot, waarbij met behulp van zorg/ondersteuning door derden, zelfstandig gewoond wordt.
1.123 zorgwoning
een woning in een wooncomplex die bedoeld is voor mensen die uitsluitend met behulp van zorg/ondersteuning door derden zelfstandig kunnen wonen. Het betreft daarbij een woning die geschikt is voor rollatorgebruik dan wel voor rolstoelgebruik. In het wooncomplex zijn extra voorzieningen aanwezig, zoals een ontmoetingsruimte.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstanden tussen lijnen
afstanden tussen lijnen worden gemeten van het hart van de ene lijn tot het hart van de andere lijn.
2.2 bebouwde oppervlakte
de buitenwerks gemeten oppervlakte van de verticale projectie van alle, al dan niet met vergunning gebouwde, in een nader aan te geven gebied aanwezige bouwwerken, met uitzondering van ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals pompputten, luifels en balkons. Ondergrondse bouwwerken worden meegerekend.
2.3 bebouwingspercentage
het percentage dat de oppervlakte van (een gedeelte van) het bouwvlak aangeeft dat binnen de aanduiding 'bouwvlak' maximaal mag worden bebouwd. Dit percentage geldt voor elk afzonderlijk bouwperceel. Bij kavelsplitsing geldt dit percentage zowel voor de gezamenlijke bouwpercelen als voor ieder afzonderlijk bouwperceel.
2.4 bedrijfsvloeroppervlakte of winkelgebruiksoppervlak (wgo)
de totale vloeroppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle op een bouwperceel aanwezige bebouwing, boven en onder peil, ten dienste van één bepaalde binnen een bestemming toegestane activiteit/functie.
2.5 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers, (brand)trappen, zonnepanelen, andere technische ruimten en/of technische constructies, hekwerken, luifels, balkons en antennes.
2.6 bouwhoogte van een kap
vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap.
2.7 bruto vloeroppervlak (bvo)
op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructie, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten omhullen.
2.8 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.9 diepte van een bouwwerk, niet zijnde een hoofdgebouw
de afstand gemeten vanaf het verste punt van het bouwwerk loodrecht op de gevel waartegen het bouwwerk wordt aangebouwd.
2.10 gevellijn
de plaats vanaf waar de bouw- en goothoogte van het aangrenzende maatvoeringsvlak wordt gemeten.
2.11 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers, (brand)trappen, zonnepanelen, andere technische ruimten en/of technische constructies, hekwerken, luifels, balkons en antennes.
Voor de meest voorkomende dakvormen is in onderstaande schetsen aangegeven waar de goothoogte wordt bepaald:
2.12 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.13 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.14 peil
de plaats van waar in het kader van dit bestemmingsplan de hoogte wordt gemeten wordt als volgt bepaald:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 14,50 nap' op 14,50 +NAP;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 16,70 nap' op 16,70 +NAP;
- c. in de andere gevallen (boven het (aangelegde) maaiveld): de gemiddelde hoogte van het met de ontwikkeling gerealiseerde aansluitende afgewerkte maaiveld;
- d. voor bouwwerken onder het met de ontwikkeling gerealiseerde maaiveld, het peil van het bijbehorende bovengrondse hoofdgebouw;
Bij het bepalen van de hoogte van het aansluitend afgewerkte maaiveld blijven plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing.
2.15 verkoopvloeroppervlak (vvo) of winkelvloeroppervlak (wvo)
de totale oppervlakte van de voor publiek toegankelijke ruimten, etalages en ruimten achter toonbanken.
2.16 vloeroppervlak
de totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle ruimten ondergronds, op de begane grond, de verdiepingen, de zolder en de bijbehorende aan- en uitbouwen.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
- a. Het bevoegd gezag kan ter bescherming van het woon- en leefklimaat nadere eisen stellen ten aanzien van de in lid 3.1 toegestane functies;
- b. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering en constructie van gebouwen en de inrichting van een perceel, indien hiertoe, met het oog op stedenbouwkundige-, ruimtelijk/functionele- of milieutechnische kwaliteit, aanleiding bestaat.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 3.2.2 teneinde buiten de aanduiding 'bouwvlak' gebouwen of overkappingen toe te staan, met een maximale oppervlakte van 25 m2 en een maximale bouwhoogte van 5 m, mits dit geen onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit en het straatbeeld vormt.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening de aanduiding 'bouwvlak' en/of 'specifieke bouwaanduiding - uitkragend gebouw' te wijzigen, mits wordt voldaan aan het volgende:
- a. voor het wijzigen van de aanduiding 'bouwvlak' en/of 'specifieke bouwaanduiding - uitkragend gebouw' gelden de volgende voorwaarden:
- 1. de wijziging is vanuit stedenbouwkundig en cultuurhistorisch oogpunt geen bezwaar;
- 2. er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
- b. het aanduidingsvlak 'maximum goothoogte (m)', 'maximum bouwhoogte (m)' en/of de (geombineerde) aanduiding 'maximum bebouwingspercentage, maximum bouwhoogte' wordt mee aangepast aan deze wijziging.
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. bijbehorende voorzieningen zoals: speelvoorzieningen, terrassen, hondenuitlaatplaatsen, in- en uitritten en fiets- en voetpaden;
- c. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, overstortvijvers, rioolbuffers, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen;
- d. erfafscheidingen en geluidwerende voorzieningen, zoals geluidswallen en geluidsschermen;
- e. (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 11.2.
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
- a. tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden ten behoeve van parkeren.
Artikel 5 Groen - Park
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen - Park' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen en de aanleg en het onderhoud van een (stads)park;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'waardevolle boom' tevens voor bescherming en instandhouding van de waardevolle boom;
- c. bijbehorende voorzieningen zoals: speelvoorzieningen, terrassen, hondenuitlaatplaatsen, in- en uitritten en fiets- en voetpaden, trappen;
- d. verhardingen ten behoeve van hulpdiensten en bevoorrading, direct aansluitend aan de bestemming 'Gemengd';
- e. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, overstortvijvers, rioolbuffers, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen;
- f. erfafscheidingen en geluidwerende voorzieningen, zoals geluidswallen en geluidsschermen;
- g. (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 11.2.
- h. ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals (brand)trappen, luifels, balkons en overstekende (dak)goten, ten behoeve van het aangrenzende hoofdgebouw in de naastgelegen bestemming;
- i. bijbehorende ontsluitingen.
5.2 Bouwregels
5.3 Specifieke gebruiksregels
- a. tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden ten behoeve van parkeren.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 6 Verkeer
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met een functie voor verblijf en verplaatsing, verkeerswegen (waaronder busbanen, fiets- en voetpaden), openbaar vervoer (waaronder hoogwaardig openbaar vervoer), kunstwerken (zoals bruggen en andere waterstaatkundige werken), parkeervoorzieningen (waaronder garageboxen en parkeergarages) en fietsenstallingen;
- b. bijbehorende voorzieningen zoals: groen-, speelvoorzieningen, terassen en taluds, opritten, loopplanken;
- c. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen;
- d. erfafscheidingen en geluidwerende voorzieningen, zoals geluidswallen en geluidsschermen;
- e. ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals (brand)trappen, luifels, balkons en overstekende (dak)goten, ten behoeve van het aangrenzende hoofdgebouw in de naastgelegen bestemming alsmede ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - uitkragend gebouw' een uitkragend gebouw met de daarin de toegestane functies op grond van 3.1;
- f. (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 11.2.
6.2 Bouwregels
6.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1 en 6.2 voor de bouw van een kiosk met dien verstande dat:
- a. de bebouwde oppervlakte van een kiosk maximaal 25 m² mag bedragen;
- b. de maximum bouwhoogte 5 meter en de maximum goothoogte 3 meter mag bedragen;
- c. de activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken.
Artikel 7 Waarde - Archeologie Maatwerk
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie maatwerk' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
7.2 Bouwregels
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:
de bestemming 'Waarde - Archeologie maatwerk' als bedoeld in lid 7.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn en niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is en/of de aanduidingen 'specifieke vorm van waarde - archeologie' met de bijbehorende maatvoering in NAP aan te passen en daarmee een grotere diepte vrij te stellen van de onderzoeksverplichting.
Artikel 8 Waterstaat - Waterkering
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het bouwen dan wel aanleggen van, in stand houden van, het beheer, het onderhoud en de verbetering van de waterkering, met bijbehorende voorzieningen zoals kunstwerken, dijksloten en andere waterstaatswerken.
8.2 Bouwregels
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen nadat de nieuwe waterkerende voorzieningen zijn gerealiseerd, voor een aanpassing van de bestemmingsgrens van de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering ten behoeve van de bescherming van de waterkerende functie afgestemd op de gerealiseerde waterkerende voorziening, dan wel het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering. Hiertoe wordt schriftelijk advies gevraagd bij de waterkeringbeheerder.
Artikel 9 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. de afvoer van hoog oppervlaktewater, sediment en ijs;
- b. waterhuishouding;
- c. verkeer te water;
- d. verbetering van de hoofdwaterkering alsmede voor de vergroting van de afvoercapaciteit;
- e. het gebruik ten behoeve van de uitvoering van bouwwerken, werken en werkzaamheden, welke passen in het kader van het normale beheer en onderhoud van de rivier en/of kanaal, zoals oever- en kribvakverdedigingen en strekdammen en het plaatsen van bakens en scheepvaarttekens;
- f. realisatie, behoud en herstel van natuurwaarden.
9.2 Bouwregels
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 11 Algemene Bouwregels
11.1 Beeldende kunst
Het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, ten behoeve van beeldende kunst en gedenktekens zijn binnen alle bestemmingen toegestaan tot een maximum bouwhoogte van 10 meter, met dien verstande dat de regels van de dubbelbestemmingen en algemene aanduidingsregels onverkort van toepassing zijn.
11.2 (Bouw)werken ten algemenen nutte
Het oprichten van bouwwerken ten algemenen nutte, zoals: transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, kabels en leidingen, straatmeubilair, infiltratievoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van koude- en warmteopslag, wachthuisjes voor verkeers- en parkeerdiensten en schuilgelegenheden, is binnen alle bestemmingen toegestaan, met dien verstande dat:
- a. de inhoud van elk gebouw niet meer mag bedragen dan 50 m³;
- b. de oppervlakte van elke overkapping niet meer mag bedragen dan 20 m²;
- c. de goothoogte van gebouwen niet meer dan 3 meter mag bedragen en de bouwhoogte van gebouwen niet meer dan 5 meter mag bedragen;
- d. de bouwhoogte van overkappingen niet meer dan 3 meter mag bedragen;
- e. voor de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, de bouwregels van de geldende bestemming van toepassing zijn;
- f. er geen externe veiligheidsrisico's zijn;
- g. de regels van de dubbelbestemmingen en algemene aanduidingsregels onverkort van toepassing zijn.
11.3 Jongerenontmoetingsplaatsen
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de bestemmingen Groen, Groen - Park of Verkeer ten behoeve van jongerenontmoetingsplaatsen onder de voorwaarden dat:
- a. het gaat om een visueel goed zichtbare locatie;
- b. de locatie voldoende (verkeers)veilig is;
- c. de locatie bij voorkeur gelegen is nabij een speelvoorziening;
- d. de afstand tot omliggende woonbebouwing dusdanig is dat er geen hinder voor omwonenden is te verwachten;
- e. de oppervlakte van gebouwen en/of overkappingen ten behoeve van een jongerenontmoetingsplaats per locatie niet meer dan 20 m2 bedraagt. De goothoogte mag maximaal 3 meter en de bouwhoogte maximaal 5 meter bedragen.
11.4 Ondergronds bouwen
Bouwen onder peil ten behoeve van de bestemming is toegestaan, met dien verstande dat:
- a. bouwen onder peil binnen de bestemming Gemengd is zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan ten behoeve van de binnen de betreffende bestemming toegestane functies;
- b. bouwen onder peil is onder iedere bestemming toegestaan ten behoeve van ondergrondse (openbare en particuliere) parkeervoorzieningen en bergingen;
- c. bouwen onder peil ten behoeve van bouwwerken ten algemene nutte zoals bedoeld in artikel 11.2 is toegestaan;
- d. bestaande ondergrondse gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan;
- e. de regels van de dubbelbestemming en algemene aanduidingsregels onverkort van toepassing zijn.
Artikel 12 Algemene Gebruiksregels
12.1 Aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten
12.2 Bed en breakfast
In hoofdgebouwen die ingevolge deze regels gebruikt mogen worden voor de hoofdfuncties bedrijven, voorzover deze voorkomen in categorie 1, 2, A of B van de Staat van bedrijvigheid, cultuur en ontspanning, detailhandel, dienstverlening, kantoren en/of maatschappelijke voorzieningen is op de verdieping(en) een bed en breakfast toegestaan.
12.3 Buitenschoolse opvang en kinderdagverblijven
12.4 Evenementen
Evenementen zijn binnen alle bestemmingen toegestaan, mits hiervoor een vergunning is verleend op grond van de Algemeen Plaatselijke Verordening.
12.5 Ondersteunende horeca
In gebouwen die ingevolge deze regels gebruikt mogen worden voor cultuur en ontspanning, detailhandel, perifere detailhandel, dienstverlening, kantoren, maatschappelijke voorzieningen, recreatie en/of sport, en niet voor horeca, is ondersteunende horeca onder de volgende voorwaarden toegestaan:
- a. de horeca-activiteit is ondergeschikt aan de hoofdactiviteit;
- b. de openingstijden van de horeca-activiteit zijn aangepast aan de openingstijden van de hoofdactiviteit;
- c. de toegang tot de horeca-activiteit is uitsluitend via die van de hoofdactiviteit, er is dus geen aparte ingang;
- d. er is in het pand vrij toegankelijke sanitaire ruimte;
- e. voor de horeca-activiteit mag geen aparte reclame worden gemaakt;
- f. van het totale vloeroppervlak van een food-detailhandelsbedrijf mag niet meer dan 25% van het totale verkoopvloeroppervlak met een maximum van 20 m2 aan ondersteunende horeca worden besteed, mits binnen een afstand van 50 meter aan weerszijden van het pand zich geen andere zaak bevindt met ondersteunende of reguliere horeca. Deze afstand geldt niet ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 1';
- g. van het totale vloeroppervlak van een non-food detailhandelsbedrijf mag niet meer dan 25% van het totale verkoopvloeroppervlak met een maximum van 50 m2 aan ondersteunende horeca worden besteed, mits binnen een afstand van 50 meter aan weerszijden van het pand zich geen andere zaak bevindt met ondersteunende of reguliere horeca. Deze afstand geldt niet ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 1';
- h. van het totale vloeroppervlak van een voorziening gericht op cultuur en ontspanning, een kantoor, maatschappelijke voorziening, een recreatieve- en sportvoorziening (met uitzondering van een sporthal en sportveld) mag maximaal 10% aan ondersteunende horeca worden besteed;
- i. van het totale vloeroppervlak van een sporthal mag maximaal 12% aan ondersteunende horeca worden besteed;
- j. voor 1 sportveld mag maximaal 150 m2 aan ondersteunende horeca worden besteed en bij meerdere velden mag voor ieder extra sportveld maximaal 75 m2 worden opgeteld, met dien verstande dat de maximum oppervlakte niet meer mag bedragen dan 375 m2.
De gehanteerde oppervlaktematen betreffen de totale oppervlakte ten dienste van de ondersteunende horecafunctie, niet inbegrepen de daarbij behorende ruimten als opslag, keuken- en toiletruimten.
12.6 Seksbedrijf
12.7 Verkoopstandplaatsen
Verkoopstandplaatsen zijn binnen de bestemmingen Groen, Groen - Park en Verkeer toegestaan, mits hiervoor vergunning is verleend of voldaan wordt aan de voorwaarden voor vergunningvrije standplaatsen op grond van de Algemeen Plaatselijke Verordening.
Artikel 13 Algemene Aanduidingsregels
13.1 Milieuzone - functiemengingsgebied
Op gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - functiemengingsgebied' is functiemenging toegestaan onder de voorwaarden dat:
- a. het gaat om kleinschalige functies, zoals ambachtelijke bedrijvigheid;
- b. productie en/of laad- en loswerkzaamheden vinden alleen in de dagperiode plaats;
- c. de activiteiten (inclusief opslag) vinden hoofdzakelijk inpandig plaats.
13.2 Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 1
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 1' zijn nieuwe zeer kwetsbare objecten niet toegestaan.
13.3 Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 2
13.4 Vrijwaringszone - dijk
13.5 Vrijwaringszone - vaarweg
Artikel 14 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van dit plan, voor zover het een in beperkte mate afwijking van de maatvoering betreft, noodzakelijk om het bouwwerk zodanig te laten aansluiten op een bestaande, legale situatie dat dit vanuit architectonisch en/of bouwkundig opzicht een verbetering is.
Artikel 15 Algemene Wijzigingsregels
15.1 Wijzigingsbevoegdheid vrijwaringszone - dijk
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen nadat de nieuwe waterkerende voorzieningen zijn gerealiseerd, voor een aanpassing van het aanduidingsvlak 'Vrijwaringszone - dijk' ten behoeve van de bescherming van de waterkerende functie afgestemd op de gerealiseerde waterkerende voorziening. Hiertoe wordt schriftelijk advies gevraagd bij de waterkeringbeheerder.
Artikel 16 Overige Regels
16.1 Regels verkamering
16.2 Parkeerregels
16.3 Voorrangsregeling bestemmingen
Bij toepassing van de bestemmingen uit Hoofdstuk 2 geldt, indien op deze gronden een (enkelvoudige) bestemming samenvalt met een dubbelbestemming, primair het bepaalde met betrekking tot de dubbelbestemming.
Indien twee of meer dubbelbestemmingen samenvallen, dient de volgende prioriteitenvolgorde te worden aangehouden:
- a. de eerste plaats de planregels in artikel 8 Waterstaat - Waterkering;
- b. in de tweede plaats de planregels van artikel 9 Waterstaat - Waterstaatkundige functie ;
- c. de derde plaats de planregels van artikel 7 Waarde - Archeologie maatwerk.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 17 Overgangsrecht
17.1 Overgangsrecht bouwwerken
17.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 18 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Nijmegen Waalfront - 5 (Ulpia en Fabrica)'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Het Ontwikkelbedrijf Waalfront (OBW) is inmiddels enkele jaren bezig met de herontwikkeling van het Waalfront in Nijmegen. Einddoelstelling is om de industriële functies te vervangen door woningbouw in combinatie met voorzieningen en werkfuncties. In 2008 is daaraan met het opstellen van een masterplan voor het Waalfront een concrete invulling gegeven. Als gevolg van de economische recessie zijn de planning en uitvoering van de ontwikkeling aangepast ten opzichte van het masterplan en wordt een meer gefaseerde herontwikkeling beoogd. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van het deelgebied Ulpia en Fabrica (bekend onder werknaam Waalkwartier)1 .
Voorliggend bestemmingsplan is globaal van opzet om nog flexibel te kunnen zijn in de exacte invulling van het gebied. Na realisatie van het planvoornemen zal er een gedetailleerd bestemmingsplan/ omgevingsplan worden opgesteld om de gerealiseerde bebouwing en functies vast te leggen.
- 1. In rapporten en andere onderliggende stukken kan nog de werknaam Waalkwartier voorkomen. Deze hebben betrekking op voorliggend plangebied "Nijmegen Waalfront - 5 (Ulpia en Fabrica)", of kort: "Ulpia en Fabrica". Voor de volledigheid wordt hier vermeld dat de begrenzing van het plangebied niet volledig overeenkomt met de begrenzing van de aangewezen buurten "Ulpia" en "Fabrica". Het gebied dat binnen deze buurten valt is namelijk groter dan het plangebied. Onder de buurten Ulpia en Fabrica valt het centrale deel van het Waalfront, gelegen in de wijk Biezen in de woonplaats Nijmegen, tussen de buurt Batavia en de buurt Waalhavenkwartier. Voor dit bestemmingsplan wordt met "Ulpia en Fabrica" de begrenzing van het bestemmingsplangebied bedoeld. De in voorliggend plangebied als straatnaam gehanteerde benamingen, zullen nog door de raad op deze of andere wijze t.z.t. worden vastgesteld.
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
Het plangebied is de vijfde fase van de herontwikkeling van het Waalfront in Nijmegen. Deze locatie bevindt zich binnen de bebouwde kom van de stad Nijmegen, aan de oostzijde van het stadscentrum.
Het plangebied is gelegen tussen de Laan van Oost-Indië aan de zuidzijde en de Waal aan de noordzijde. Globaal gezien wordt het plangebied aan de oostzijde begrensd door de Havenweg en aan de westzijde door het te ontwikkelen woongebied van parkwonen Fort Krayenhoff.
Het plangebied beslaat een oppervlakte van circa 8,3 ha.
Op onderstaande afbeelding is globaal de ligging van het plangebied in de directe omgeving weergegeven. De exacte begrenzing van het plangebied is ingetekend op de verbeelding van dit bestemmingsplan.
De Stad en de Rivier,'Stedenbouwkundig plan dec 2016’, Uitwerking Koningsdaal Noord', plangebied indicatief binnen rood kader
Het rode vlak betreft globaal het plangebied Ulpia en Fabrica (bron: OBW)
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
Het vigerende bestemmingsplan betreft het bestemmingsplan ‘Nijmegen Waalfront’, vastgesteld op 9 april 2008. Op grond van dit bestemmingsplan is aan de planlocatie grotendeels de bestemming ‘Gemengd - Quartier Romain' toegekend. Daarnaast komen de bestemmingen 'Gemengd - Park', 'Groen - Park - Scheg' en 'Verkeer' voor. Tevens geldt een aantal dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen, waaronder de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' ter bescherming van de waterkering. Hierna is kort op de geldende bestemmingen ingegaan.
De bestemming ‘Gemengd - Quartier Romain (GD-Q)' houdt in dat binnen deze bestemming de volgende functies zijn toegestaan: wonen, bedrijven in categorie 1, met dien verstande dat in de bestaande industriële bebouwing bedrijven in de categorie 1, 2 en 2+, wellnesscentrum, kleinschalige functies zoals horeca met terrassen, galerieën en kleinschalige detailhandel, zoals een bloemenwinkel, een tabakswinkel, een curiosawinkel en een krantenkiosk langs de Waalhaven, maatschappelijke voorzieningen en bovengronds en ondergronds parkeervoorzieningen met bijbehorende bovengrondse voorzieningen.
De gronden met de bestemming 'Gemengd - Park' (GD-P) zijn bestemd voor wonen met groen in de vorm van een stadspark en ondergronds parkeren met bijbehorende bovengrondse voorzieningen.
Uitsnede vigerend bestemmingsplan 'Nijmegen Waalfront'
De beoogde ontwikkeling past niet in het vigerend bestemmingsplan, omdat er inmiddels een andere stedenbouwkundige opzet is gekozen, waarbij het behoud van delen van het huidige Honigcomplex behouden blijven. De begrezing van de bestemmingsvlakken 'Gemengd' komen hiermee niet overeen. De toegestane functies liggen in lijn met de vigerende functies.
Onderhavige bestemmingsplanherziening vormt het juridisch en planologisch kader voor de beoogde ontwikkeling.
1.4 Leeswijzer
Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding met bijbehorende planregels en gaat vergezeld van een toelichting. De planregels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan.
De toelichting bestaat uit een planbeschrijving met (separate) bijlagen. De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit zeven hoofdstukken. De opbouw van de hoofdstukken is zodanig dat er sprake is van een logische volgorde in vraagstelling (wat, waarom, waar, hoe, etc.).
Na dit inleidende hoofdstuk volgt hoofdstuk 2 'Planbeschrijving', dit gaat in op de beschrijving van de huidige situatie van het plangebied en directe omgeving. Daarnaast worden de ontwikkelingen die het plan mogelijk maakt op een rij gezet. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het relevante beleid op Rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau. Daarbij wordt bekeken of de voorgestane ontwikkeling in lijn is met dit beleid. In hoofdstuk 4 wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond. Vanuit de verschillende van invloed zijnde haalbaarheidsaspecten zoals externe veiligheid, luchtkwaliteit en water wordt in dit hoofdstuk beschreven waarom de ontwikkeling die voorliggend bestemmingplan mogelijk maakt, uitgevoerd kan worden. In hoofdstuk 5 wordt de juridische planopzet toegelicht. Er wordt een antwoord gegeven op de vraag hoe hetgeen in voorliggend plan is vastgelegd juridisch wordt geregeld. Hoofdstuk 6 geeft inzicht in de economische uitvoerbaarheid van het plan. In het laatste hoofdstuk van dit bestemmingsplan wordt verslag gedaan van het (voor)overleg en de zienswijzen.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Uitgangspunten Omgevingsvisie
- Nijmegen is een aantrekkelijke stad om in te wonen, met goede werklocaties, openbare ruimtes en voorzieningen.
- We stimuleren een groei van 1.000 banen per jaar en bouwen tot 2030 nog ongeveer 10.000 woningen. Verder gaan we ervan uit dat de stad ook daarna blijft groeien met een toename van minimaal 5.000 woningen tussen 2030 en 2040.
- Nijmegen is een compacte stad omringd door een prachtig landschap. Dit is een belangrijke kwaliteit van de stad. We willen deze kwaliteit verder versterken door de groei binnen de stadsgrenzen te faciliteren. Daarmee houden we de stad vitaal en dynamisch en sparen we het landschap.
- Stedelijke verdichting met hoogbouw plannen we vooral rond de openbaar vervoersknopen. Op deze locaties streven we naar verdichting van wonen, werken, onderwijs en dienstverlening in combinatie met een multimodaal vervoerknooppunt, waarbij we de nadruk leggen op fiets- en OV-gebruik.
- We creëren ruimte voor functiemenging (wonen/werken) op werklocaties en in de wijken.
- We ontwikkelen stedelijke projecten op een dusdanige wijze dat er bijzondere architectuur en stedenbouw en een zorgvuldig ontworpen openbare ruimte ontstaan.
- We zetten in op het versterken van de vrijetijdseconomie om een nog aantrekkelijkere stad te worden.
2.2 Beschrijving Huidige Situatie
Het plangebied Ulpia en Fabrica is gelegen aan de zuidzijde van de Waal, tussen de brug De Oversteek en de spoorbrug in.
Het plangebied is in gebruik geweest als bedrijventerrein. In dit gebied zijn de Honig en slachthuis Hilckmann gevestigd geweest. Aan de zuidzijde is woningbouw aanwezig. Deels bestaat dit uit nieuwe woningen aan de Laan van Oost-Indië, deels ook uit het woningen in wijk Biezen. Aan de oostzijde grenst het plangebied aan de haven, met daarin woonboten en bedrijfsvaartuigen. Aan de westzijde grenst het plangebied aan het te ontwikkelen Park Fort Krayenhoff, met daarin 3 te realiseren wooncomplexen.
In het kader van Tijdelijk Anders Gebruiken (TAG) is het Honig-complex de afgelopen jaren tijdelijk in gebruik genomen, waarbij de gemeente initiator was. Dit kan gebeuren wanneer gemeentelijk bezit, gebouwen of gronden, braak liggen, leegstaan of een 'zetje in de goede richting' nodig hebben. Het spreekt voor zich dat dit eerder uitzondering dan regel is, omdat in eerste instantie structurele ontwikkeling van de gebieden in gemeentelijk bezit wordt nagestreefd. Er zit immers geld van de gemeenschap in deze gebouwen en gebieden. Maar wanneer deze plekken jarenlang braak liggen of leegstaan dan is een gemeentelijk initiatief tot TAG wel wenselijk. Dit om verrommeling te voorkomen, de leefbaarheid te vergroten of reuring te creëren op een plek die pas in de toekomst wordt ontwikkeld. Het terrein van het voormalige Honig-complex is zo'n plek. Met de ondernemers die nu in 'de Honig' actief zijn is er reuring, activiteit, creativiteit en ondernemerschap naar de plek gekomen. Potentiële kopers van woningen in het Waalfront geven aan voor deze hippe cultuur naar het Waalfront te trekken.
Navolgend een foto-impressie van de huidige situatie.
Foto-impressie Honig-complex en omgeving (bron: KCAP)
Foto-impressie haven en slachthuis Hilckmann (bron: KCAP)
Foto-impressie Honig-complex (bron: KCAP)
Foto-impressie Honig-complex (bron: KCAP)
2.3 Beschrijving Toekomstige Situatie
Voor het plangebied zijn door de gemeente en Nijmegen de ambities en kansen vastgelegd in het document "Ambities en kansen gemeente Nijmegen op de ontwikkeling van het Dijk- en Waalkwartier". Daaruit voortvloeiend is door KCAP Architects&Planners een stedenbouwkundig plan opgesteld. Onderstaand is een samenvatting opgenomen van dit stedenbouwkundig plan:
Stedelijke stadswijk
Het plangebied Ulpia en Fabrica wordt getransformeerd tot een stedelijke stadswijk in het Waalfront met ongeveer 1.000 woningen, diverse commerciële, culturele en bedrijfsmatige ruimtes en voorzieningen, met name in en rond het te transformeren Honigcomplex. Het te behouden deel van het Honigcomplex heeft en houdt een prominente plek in het gebied. Ulpia en Fabrica voorziet in een stedelijke, open en bruisende buurt om te wonen, te werken, te ontmoeten en te verblijven. Het moet een gebied gaan worden waarin veel reuring is en waar van alles te beleven is: waarbij het wonen wordt gecombineerd met een grote variatie aan functies, zoals horeca, muziek, winkels, dienstverlening, kantoren, maatschappelijke functies en sport. Maar ook functies in de "maaksfeer", zoals ateliers en creatieve bedrijvigheid. Het gebied moet deze functies "beleefbaar maken"; niet alleen voor de nieuwe bewoners en de bewoners van de omliggende woonwijken, maar zeker ook voor bezoekers aan dit gebied. Ook de daken worden door middel van een daklandschap meegenomen in de creatieve ontwikkeling van het gebied.
Foto-impressie daklandschap (bron: KCAP)
In Ulpia en Fabrica wordt wonen gecombineerd met werken, en oud met nieuw. Hierdoor ontstaat een diversiteit in gebouwen - oud en nieuw - en gebruikers-bewoners, werkers, bezoekers. Deze mix vormt een interessante gemeenschap die elkaar treft in sprekende bebouwing en mooie verblijfsruimte, maar vooral in hun gedeelde interesse in stedelijkheid en karaktervolle plek.
Rijke geschiedenis als basis voor het nieuwe
Ulpia en Fabrica wordt getekend door het verleden. De rijke geschiedenis van de plek in de stad en bijzonderheden van de locatie en de omgeving zijn bijeengebracht en productief vertaald naar een stedenbouwkundige opzet. Het plangebied kent vier verschillende gebruikslagen in de tijd. Deze rijke geschiedenis is gebruikt om een plan mee te maken. Niet als nostalgisch doel op zich maar inspirerend en wervend voor de toekomst van dit gebied.
Door het wegzagen van een groot deel van het Honigcomplex komt de oude verbindingsweg vrij en als nieuwe Fabriekstraat wordt deze een ruggengraat voor ontwikkeling. Deze Fabriekstraat krijgt op de uiteinden twee pleinen - een waterplein en een uitzichtplein. Het Thermenplein bevindt zich boven op het begraven Romeins thermencomplex en koppelt de Fabriekstraat aan de Laan van Oost-Indië. Het uitzichtplein (Waalplein) biedt uitzicht over de Waal en bevindt zich precies daar waar het oorspronkelijke entreegebied van het fort Krayenhoff was gesitueerd. Dus naast een mooi plein aan de Waal voorziet het tegelijkertijd in een entreeplein naar het nieuwe Park Fort Krayenhoff, een hele mooie win-win.
Daarnaast is een park geprojecteerd in het gebied tussen het voormalige Slachthuis en Waalhaven en de Waal zelf: het Handelshavenpark. Dit bijna 500 meter lange, langgerekte park, wordt ruimtelijk opgespannen tussen de Lunet op de kop van de Handelskade en de hoek van het Honigcomplex aan de Waal. Ook wordt de Havenweg geprojecteerd tot een mooi plein op de kop van de Waalhaven, een mooie en uitnodigende plek om naar toe te gaan wanneer je via de Hezelpoort het Waalfront betreedt. Dit gebied maakt echter geen deel uit van voorliggend plangebied, maar biedt wel zicht op de relatie met de (nieuwe) omgeving.
Waterkering 2.0
Het plangebied Ulpia en Fabrica voorziet bovendien in een nieuwe waterkering. De huidige waterkering is niet afgekeurd en staat daarom niet geprogrammeerd op de agenda van het HWBP (HoogWaterBeschermingsProgramma), maar wordt naar verwachting in de nabije toekomst toe te laag. De huidige +15,70 NAP meter zal op termijn moeten worden opgehoogd, waarbij rekening wordt gehouden met uitbreidbaarheid naar een hoogte van +16,70 NAP meter. De huidige damwanden en keermuren kunnen slechts tegen aanzienlijke kosten worden opgehoogd. Maar bovenal is het de vraag of het ruimtelijk aantrekkelijk is achter een muur aan de Waal te wonen, te werken of te verblijven. Voor deze veiligheidsopgave zijn de mogelijkheden verkend om veiligheid en ruimtelijke kwaliteit te integreren. Doel is om bij de herontwikkeling van het gebied, gelijktijdig de waterkering met dezelfde levensduur als de bebouwing aan te passen: toekomstbestendig ontwikkelen. Om dit te bereiken is ingezet op een nieuwe waterkering, die geïntegreerd wordt in de bebouwing, gedeeltelijk in de nieuwbouw bij het Honigcomplex, gedeeltelijk aan de Fabriekstraat. Formeel komt het Honigcomplex hiermee buitendijks te liggen, maar de huidige damwanden liggen op +14,70 NAP en blijven voor bescherming zorgen. Alleen bij extreem hoge waterstanden zal dit overstromen. De hoogste waterstanden zoals door RWS gemeten zijn: in 1926 +13,74 NAP en in 1995 +13,52 NAP.
Het Waalhavenplein, en de Nieuw Fabriekstraat met op het uiteinde het Waalplein komen allen op 16,7 meter hoogte: het "maaiveld" wordt als het ware "opgetild". Dit biedt een nieuwe bestendige waterkering voor Nijmegen en achterland en biedt tevens een beleving van de Waal voor dit gebied.
Vogelvlucht Ulpia en Fabrica (bron: Stedenbouwkundig plan, KCAP)
Sterke Ruimtes
De nieuwbouw in Ulpia en Fabrica krijgt veel kwaliteit door deze openbare ruimtes. Nieuwbouw met uitzicht over de Waal. Nieuwbouw met de voeten aan een park of met uitzicht over het park. Nieuwbouw met mooi uitzicht over haven en Handelskade aan de overzijde. Het Park biedt natuurlijk mooi uitzicht en een fijne plek om te verblijven. Het Handelshavenpark koppelt de Honig via de nog te bouwen brug en de reeds gerealiseerde passage ter plaatse van de Lunet, met de Waalkade ten oosten van het spoor en de Benedenstad van Nijmegen. Ter plaatse bieden deze nieuwe openbare ruimtes mogelijkheden tot een fraai rondje om de Waalhaven.
Maar de mooiste en meest typische ruimte in Ulpia en Fabrica is de nieuwe Fabriekstraat waarlangs het Honigcomplex (met toren) opnieuw in de stad komt te staan. Het bestaande hart van het Honigcomplex, het plein achter waterkering, met zijn sublieme ‘niet /wel’ oriëntatie op de Waal, blijft vanzelfsprekend.
Specifieke ontwikkelingszones
Ulpia en Fabrica wordt binnen dit raamwerk van openbare ruimtes ingevuld in drie deelgebieden. Twee deelgebieden bestaan elk uit 3 blokken nieuwbouw in de vorm van stoere loftwoningen rond groene binnenhoven. Alle woningen krijgen duidelijke adressen aan de mooie stedelijke ruimtes rondom – laan, fortpark, haven, oeverpark, Fabriekstraat – of aan de meer intieme hoven en straten tussen de blokken. Het derde deelgebied is het Honigcomplex. Deze wordt verkleind en staat heel uitgesproken aan de Waal en met de nieuwe Fabriekstraat in de stad.
De twee deelgebieden met ieder 3 blokken nieuwbouw wordt ‘traditioneel’ ontwikkeld als nieuwbouw. Weliswaar met een sterk ‘industrieel' loftthema in aansluiting op de twee laatste gebruikslagen van het gebied. Maar het betreft nieuwbouw op een leeggemaakte locatie. De bebouwing komt op een gebouwde parkeervoorzieningen te staan. Door slim gebruik te maken van hoogteverschillen kunnen we de parkeervoorzieningen 'onzichtbaar' vanuit de openbare ruimte realiseren. De parkeervoorzieningen worden via een parallelweg aan de Laan van Oost-Indië ontsloten. Niet alleen staan de auto’s grotendeels uit het zicht, ze rijden ook niet door het gebied. Hierdoor wordt heel Ulpia en Fabrica voornamelijk een autoluw gebied. Het kan optimaal worden ingericht voor voetgangers.
Foto-impressie buitenzijde loft (bron: KCAP)
Foto-impressie binnenzijde loft (bron: KCAP)
In tegenstelling tot de reguliere en relatief snelle ontwikkeling van de 2x3 nieuwbouwblokken wordt het Honigcomplex ontwikkelt in een ander tempo en via een alternatief proces.
2.4 Stedenbouwkundige Karakteristieken
Het plan is vooralsnog om uitvoering te geven aan het voorliggende stedenbouwkundig plan. De belangrijkste randvoorwaarden uit dit stedenbouwkundig plan zijn vertaald naar het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan legt echter dit stedenbouwkundig plan niet volledig vast en biedt daarmee ruimere mogelijkheden in de exacte positionering van de bouwblokken.
De belangrijkste waarden uit dit stedenbouwkundig plan zijn vertaald naar de verbeelding. Dit bestaat uit het vertalen van de parallelweg aan de Laan van Oost-Indië naar een strook met de bestemming 'Verkeer' aangrenzend aan de Laan van Oost-Indië. Daarnaast is de belangrijke groenstructuur aan de Waal als zodanig bestemd.
Het te behouden deel van de Honig is in relatief strakke bouwvlakken gelegd. De nieuwe waterkering zal worden mogelijk gemaakt en beschermd door middel van een dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. Daarnaast zijn er een aantal structuren in het gebied die vanuit cultuurhistorisch oogpunt een stedenbouwkundige vertaling hebben gekregen. Dat zijn de Fabriekstraat (parallel aan het schuine deel van het Honig-complex) dat uitkomt op het plein aan de Waal en het Thermenplein aan de Laan van Oost-Indië. Het plangebied bestaat daarmee uit twee redelijk strakke bouwvlakken voor het Honig-complex en twee ruime bouwvlakken daarbuiten, doorsneden door de Fabriekstraat. Binnen die ruime bouwvlakken kan de nadere invulling van het gebied plaatsvinden. Binnen het te ontwikkelen woongebied is een geleding opgenomen: de bebouwing direct aan de Laan van Oost-Indië zal lager worden uitgevoerd dan in de rest van het plangebied vanwege de overgang naar de bestaande bebouwing ten zuiden van de Laan van Oost-Indië.
In het plangebied zullen voorzieningen worden mogelijk gemaakt, zoals horeca, detailhandel en bedrijvigheid. Dit zal met name worden geclusterd in het Honig-complex, maar ook aan het Thermenplein en aan de haven zullen voorzieningen worden mogelijk gemaakt.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Relevant Rijksbeleid
3.1.1 Barro
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn onderwerpen van nationaal belang aangewezen. Voor het planvoornemen is de kaart Grote rivieren van belang. Hierop is het rivierbed en het stroomvoerend rivierbed aangewezen.
Hetzelfde geldt voor de primaire waterkering: zie Primaire waterkeringen buiten het kustfundament.
Radarverstoringsgebied: Ter plaatse is het niet toegestaan hoger te bouwen dan 90 m +NAP. Ter plaatse is (maximaal) een gebouw mogelijk van 70 m, gemeten vanaf 16,70 NAP. Aan deze regel wordt dus voldaan.
3.1.2 Ladder duurzame verstedelijking
Per 1 juli 2017 is het Bro gewijzigd ten aanzien van de Ladder voor duurzame verstedelijking.
Voortaan geldt een onderbouwing op basis van “behoefte” (in plaats van 'actuele regionale behoefte'). Dit houdt in dat de reikwijdte van de stedelijke ontwikkeling die een bestemmingsplan mogelijk maakt, leidend is voor het ruimtelijk verzorgingsgebied waarbinnen de Laddertoets moet worden gedaan. Ook is dit leidend voor het al dan niet plegen van regionale afstemming.
Zowel bij een ontwikkeling binnen als buiten het bestaand stedelijk gebied blijft het van belang de behoefte te onderbouwen (ook al lijkt artikel 3.1.6, lid 2, Bro anders te suggereren).
De derde trede van de eerdere Ladder onderbouwing (de eis dat gemotiveerd moet worden in hoeverre ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied passend zijn of worden ontsloten) is komen te vervallen.
Er is een nieuw onderdeel toegevoegd aan artikel 3.1.6 (lid 3) Bro waarmee de Laddertoets bij flexibele planvormen (wijzigings- of uitwerkingsplan) kan worden doorgeschoven naar het moment van vaststelling van het wijzigings- of uitwerkingsplan.
De in het plan voorziene ontwikkeling is een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in deze bepaling van het Bro, zodat artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro hierop van toepassing is. Voor voorliggende ontwikkeling is een uitgebreide Ladderonderbouwing opgesteld, opgenomen in Bijlage 2 Laddertoetsvoorzieningenstructuur. Hierin is ook de ontwikkeling van het bij De Oversteek gelegen ontwikkelingsgebied NYMA meegenomen. De beoogde ontwikkelingen in het centrum van het Ulpia en Fabrica en bij NYMA hebben elk onmiskenbaar een onderscheidend karakter, doelgroepen en effecten, maar zijn qua functioneel programma ten dele ook vergelijkbaar; vormen van kleinschalige bedrijvigheid, cultuur, horeca en andere commerciële en maatschappelijke functies. In deze laddertoetsing leggen we dan ook een accent op de analyse van het onderscheidende (kwalitatieve) karakter van beide ontwikkelingen. De specifieke gebiedskenmerken vormen de basis voor het beoogde programma, de doelgroepen en samenhang tussen de functies. Dit is tevens de basis voor de behoefteraming
De integrale herontwikkeling van de beide planlocaties Ulpia en Fabrica en NYMA wordt vanuit de doelstellingen en kaders van de Ladder voor duurzame verstedelijking positief beoordeeld. De herontwikkeling leidt op beide locaties tot kwalitatief sterke en samenhangende concepten op geschikte locaties, met een belangrijke ruimtelijk-functionele meerwaarde voor Nijmegen en de regio. Er is voor alle beoogde functies voldoende behoefte aanwezig. Het functiepatroon is voor beide ontwikkelingen, ook in hun onderlinge samenhang, in hoge mate complementair aan het bestaande aanbod in Nijmegen en de regio.
De effecten op de regionale ruimtelijk-economische structuur en het woon-, leef- en werkklimaat zijn per saldo positief. Er wordt geen extra leegstand verwacht door de ontwikkelingen. In beide gevallen is, omgekeerd, zelfs sprake van invulling van structurele leegstand ter plekke.
Beide ontwikkelingen vinden plaats in bestaand stedelijk gebied, met zeker voor Ulpia en Fabrica een sterke ruimtelijk-functionele synergie met de Nijmeegse binnenstad.
3.1.3 Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling is niet in strijd met rijksbeleid, omdat er uit de opgestelde Ladderonderbouwing blijkt dat er voldoende behoefte is. Er zal geen structurele leegstand ontstaan. Omgekeerd is er zelfs sprake van het invullen van structurele leegstand. Daarnaast zijn de waterkering en het stroomvoerend rivierbed in voldoende mate beschermd.
3.2 Relevant Provinciaal Beleid
3.2.1 Provinciale Omgevingsvisie Gelderland
In de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland staan de hoofdlijnen van het provinciale beleid en ambities over thema's zoals ruimte, energie, klimaat, water, mobiliteit, economie, natuur en landbouw. De Omgevingsvisie is een 'plan' dat richting geeft (een gedeeld vergezicht), en ruimte biedt; geen plan met exacte antwoorden.
De uitwerking van de Omgevingsvisie vindt plaats in sectorale of regionale programma's, waaronder de Regionale Energiestrategieën, Programma Mobiliteit, en Regionale Woonagenda's.
De doelstelling van de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland is een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland. Hierbij ligt de focus op duurzaamheid, verbondenheid en een krachtige economie. De Omgevingsvisie omschrijft de doelstelling als volgt:
- Gezond: een gezonde leefomgeving, schone en frisse lucht, een schoon milieu, een niet vervuilde bodem, voldoende schoon en veilig (drink)water, en de bescherming van onze flora en fauna
- Veilig: voorbereid zijn op klimaatverandering, zoals hitte, droogte, bosbranden en overstromingen. En aandacht voor verkeersveiligheid en veilige bedrijvigheid
- Schoon: het tegengaan van schadelijke uitstoot, afval en uitputting van grondstoffen. En het investeren in nieuwe, alternatieve vormen van energie
- Welvarend: een dynamisch, duurzaam en aantrekkelijk woon-, werk- en ondernemersklimaat, goed bereikbaar en met een goed functionerende arbeidsmarkt en dito kennis- en onderwijsinstellingen
Duurzaamheid, verbondenheid en een krachtige economie worden in onderlinge samenhang bekeken. Dit resulteert in ambities op het gebied van de energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid, vestigingsklimaat en de woon- en leefomgeving. Deze ambities zijn gerelateerd aan de kerntaken van de provincie. Elke ambitie kent zijn eigen doelstellingen en aanpak.
Voor de uitvoering hanteert de provincie vier 'doe-principes':
- Doen: De provincie kijkt breed met focus en zoekt actief ruimte.
- Laten: De provincie stimuleert niets buiten haar visie.
- Zelf: De provincie neemt zelf verantwoordelijkheid en geeft het goede voorbeeld.
- Samen: De provincie werkt samen met partners en stimuleert innovatie en kennisdeling.
Sinds 2014 zijn vijf wettelijke verplichte planfiguren opgenomen in de Omgevingsvisie. Het gaat om ruimtelijk beleid, waterbeleid, milieubeleid, natuur- en landschapsbeleid, en verkeers- en vervoersbeleid.
Bij het ruimtelijke beleid is het provinciaal belang het vergroten van de ruimtelijke kwaliteit, het vergroten van klimaatbestendigheid en behoud van natuur- en landschappelijke kwaliteit. De kwantitatieve regionale opgave bij wonen en werklocaties is eveneens van provinciaal belang. Hiervoor zijn er provinciale kaders voor het terugdringen van leegstand en overcapaciteit in gemeentelijke plannen. Voor een zorgvuldige locatie-afweging op regionaal niveau wordt de ladder duurzame verstedelijking ingezet. Als juridische basis gebruikt de provincie de ladder voor duurzame verstedelijking die het Rijk heeft vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
3.2.2 Omgevingsverordening Gelderland
3.2.3 Conclusie
Gezien het voorgaande is het bestemmingsplan in overeenstemming met het provinciale beleid.
3.3 Regionaal Beleid
3.3.1 Regionale woningmarktanalyse
In opdracht van de regio Arnhem-Nijmegen heeft Companen onderzoek gedaan naar de kwalitatieve woningbehoefte in de regio van de komende jaren. De uitkomsten zijn beschreven op het niveau van de drie subregio's (Arnhem en omstreken, Nijmegen en omstreken en De Liemers). Ten aanzien van de subregio Nijmegen worden de volgende conclusies getrokken.
Het aantal huishoudens in de subregio Nijmegen blijft tot 2030 groeien, en daarmee ook de woningbehoefte. Na 2030 zal het aantal huishoudens in de regio, voor zover nu kan worden voorzien, gaan afnemen; in de eerste jaren beperkt, daarna sneller. In de stad komt de omslag van een groeiend naar een dalend aantal huishoudens wat eerder dan in het ommeland. Een afnemend aantal huishoudens heeft gevolgen voor de woningmarkt; woningen in kwetsbare woningmarktsegmenten worden in potentie deels overtollig. Het aantal senioren zal in de subregio Nijmegen aanmerkelijk gaan toenemen in de komende periode. De groep huishoudens in de leeftijd van 45 tot en met 64 jaar neemt juist af, vooral in de periode na 2025. Ook de groep jonge huishoudens (tot 30 jaar) neemt wat af, maar pas na 2025. Opvallend is dat deze groep ook in de studentenstad Nijmegen na 2025 fors in omvang afneemt. Het aandeel alleenstaanden in de subregio Nijmegen neemt de komende periode nog verder toe. Dat speelt vooral in de stad Nijmegen.
Uitgaande van een gematigd positieve inkomensontwikkeling neemt in de komende periode het aantal huishoudens met de laagste inkomens (tot € 16.800) in de subregio Nijmegen af. De overige huishoudens die behoren tot de corporatiedoelgroep nemen in aantal wat toe. De grootste ontwikkeling doet zich echter voor bij de hogere inkomens; het aantal huishoudens met een inkomen boven de € 50.200 neemt aanzienlijk toe, zij het minder sterk dan in de subregio's Arnhem en De Liemers.
De geschetste huishoudensontwikkeling brengt voor de periode tot 2030 een aanvullende vraag met zich mee van ongeveer 16.000 die grotendeels door nieuwbouw aan de voorraad moeten worden toegevoegd. Door kwalitatieve mismatches tussen vraag en aanbod wordt ook een sloopopgave voorzien, die bij een toenemende woningvraag grotendeels door nieuwbouw moet worden gecompenseerd.
De nieuwbouwopgave in de subregio Nijmegen ligt in de periode tot 2025 voor 71% in de koopsector. De totale additionele vraag naar nieuwbouw bestaat voor 52% uit grondgebonden koopwoningen en voor 19% uit koopappartementen. In de stad is de oriëntatie op de koopsector nog wat groter dan in de omliggende gemeenten.
Een groot deel (24%) van de nieuwbouwbehoefte in de subregio heeft betrekking op het goedkope koopsegment (tot € 180.000). Van de nieuwbouwopgave die Socrates voor de gehele regio Arnhem-Nijmegen berekent in dit segment, landt een zeer groot deel in de gemeente Nijmegen (zo'n 3.500 woningen van de ruim 5.000 die er voor de gehele regio zijn voorzien). Op dit moment bestaan er echter maar zeer weinig harde bouwplannen voor dit segment in de subregio of de gemeente Nijmegen. Ook de middeldure (€ 180.000 - € 280.000) en dure (vanaf € 280.000) koopsegmenten zijn in potentie zeer kansrijk in termen van afzetkansen. Hier wordt een grote nieuwbouwopgave voorzien. Meer dan de helft van de nieuwbouwopgave in de huursector bestaat uit appartementen (19% van de totale nieuwbouwopgave tot 2025). De nieuwbouwbehoefte aan appartementen is in de omliggende gemeenten naar verhouding nog wat groter dan in de stad. Deze vraag hangt waarschijnlijk samen met de vergrijzing van de bevolking en de wens om op termijn te verhuizen naar een woning die passender is als men te maken krijgt met beperkingen. Hierbij moet worden aangetekend dat de wens van senioren om te verhuizen naar een meer geschikte woning lang kan worden uitgesteld als de gezondheidssituatie nog niet om een verhuizing vraagt.
Er lijkt sprake van potentiële overschotten aan woningen in het stedelijk naoorlogs compacte woonmilieu. Een groot deel van de sloopopgave die in de sociale huursector wordt voorzien, zal vallen in dit woonmilieu. Anders dan in Arnhem, waar in dit woonmilieu naast een grote sloopopgave ook een grote nieuwbouwopgave wordt voorzien, is in Nijmegen sprake van een oriëntatie op andere woonmilieus.
De grootste nieuwbouwopgave is er in het groen-stedelijke woonmilieu. Dit duidt op een sterke hang naar wonen in een grondgebonden woning in een groene omgeving met lagere dichtheden. Een dergelijke ontwikkeling heeft een veel groter ruimtebeslag dan het bouwen van woningen in een meer compacte setting.
Over de hele linie is de harde planvoorraad in de subregio Nijmegen ontoereikend om te voorzien in de geraamde nieuwbouwopgave (deels te verklaren uit het feit dat niet alle plannen zijn gedifferentieerd). Dit speelt met name sterk in de goedkope koopsector.
3.3.2 Regionale afspraken
Sinds 1 juli 2015 bestaat de Stadsregio Arnhem-Nijmegen niet meer als officiële bestuurslaag. Hierdoor is er geen instantie meer direct verantwoordelijk voor het regionale beleid op het gebied van mobiliteit, ruimte, wonen en werken. Voor de beleidsvelden wonen, detailhandel en bedrijventerreinen geldt dat provincie Gelderland in haar omgevingsvisie en omgevingsverordening nog wel verwijst naar de regionale afspraken. Voor deze beleidsvelden worden nog steeds regionale afspraken vastgelegd in gezamenlijk overleg met regiogemeenten en provincie. Ook voor andere beleidsvelden blijft regionale afstemming in veel gevallen noodzakelijk. Zo maakt de gemeente Nijmegen binnen de regio Arnhem-Nijmegen regionale woningbouwafspraken. De herontwikkeling van het Waalfront, waaronder voorliggend plangebied valt, is binnen deze regionale afspraken opgenomen.
Conclusie
Binnen het Waalfront is ruimte voor een gevarieerd woonaanbod bestaande uit grondgebonden en gestapelde woningen in combinatie met voorzieningen. Dit programma is ook als zodanig opgenomen in de gemeentelijke woningbouwprogrammering, die ook regionaal is afgestemd. Kwalitatief gezien sluit de beoogde ontwikkeling met sociale huur- en (goedkope) koopappartementen aan bij de behoefte voornamelijk starters binnen Nijmegen. Dit sluit aan bij de provinciale én gemeentelijke beleidsdoelstelling om binnen Nijmegen een betaalbare woningvoorraad te realiseren. Daarmee kan worden gesteld dat de ontwikkeling voorziet in een behoefte.
3.4 Gemeentelijk Beleid
Het algemene gemeentelijke beleid is in deze paragraaf opgenomen. Waar er sprake is van sectoraal beleid, dan komt dat aan de orde in Hoofdstuk 4 Sectorale aspecten.
3.4.1 Ambitiedocument Waalkwartier
3.4.2 Nijmegen Stad in beweging - omgevingsvisie 2020-2040
3.4.3 Coalitieakkoord 2018 - 2022, Nijmegen: samen vooruit
3.4.4 Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling is niet in strijd met dit beleid omdat er juist sprake is van een mooie invulling van dit beleid in dit ontwikkelingsgebied. Het Waalfront is zowel in de huidige Structuurvisie als in de ontwerp Omgevingsvisie specifiek genoemd. De doelstellingen die hierin zijn verwoord, alsmede de kansen die zijn beschreven in het Ambitiedocument, worden met voorliggende ontwikkeling op mooie wijze verwezenlijkt.
Hoofdstuk 4 Sectorale Aspecten
4.1 Milieueffectrapportage
4.1.1 Toetsingskader
De milieueffectrapportage (m.e.r.) is een hulpmiddel om bij diverse procedures het milieubelang een volwaardige plaats in de besluitvorming te geven. Een m.e.r. is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten van de overheid over initiatieven en activiteiten van publieke en private partijen die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben. De m.e.r. is wettelijk verankerd in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en het Besluit m.e.r.
4.1.2 Planvoornemen
Ten behoeve van de volledige herontwikkeling van het Waalfront in Nijmegen is destijds het bestemmingsplan 'Nijmegen Waalfront' vastgesteld. In het kader van dat bestemmingsplan is een Milieueffectrapportage (MER) opgesteld. In deze MER zijn de milieueffecten van het Masterplan voor het Waalfront in beeld gebracht, die vervolgens in combinatie met het Meest Milieuvriendelijke Alternatief (MMA), leidend zijn geweest voor het op te stellen bestemmingsplan.
Aangezien voorliggend plan qua aard en omvang aansluit bij het programma en de opzet van het Masterplan en bestemmingsplan voor het Waalfront en geen groter programma kent dan destijds werd voorzien in dit plangebied, wordt in voorliggende situatie niet opnieuw een MER of vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd. De beoordeling van milieueffecten van de gehele planontwikkeling heeft immers al integraal plaatsgevonden. Wel is het plan natuurlijk ten aanzien van de huidige wet- en regelgeving beoordeeld. Dit is in de navolgende paragrafen opgenomen.
Het verleggen van de waterkering was echter nog niet voorzien. Dit is opgenomen in de D-lijst van het Besluit MER. Hiervoor is de procedure van een Projectplan Waterwet gestart in combinatie met een MER-beoordeling. De besluitvorming hierop loopt vooruit op de vaststelling van het bestemmingsplan. Daarmee is het bestemmingsplan niet kaderstellend en is hiervoor geen MER ten behoeve van het bestemmingsplan benodigd.
Conclusie
Een nadere beoordeling in een (vormvrije) m.e.r-beoordeling of plan-m.e.r. is niet noodzakelijk.
4.2 Stedenbouwkundige /Landschappelijke Aspecten
4.2.1 Bezonning
Het planvoornemen kan effect hebben op de omgeving, aangezien hier een andere inrichting gaat komen dan er geweest is en dan er tot nu toe bestemd is. Om het effect op de bezonning van de omgeving in beeld te brengen is een bezonningsstudie uitgevoerd door KCAP Architects&Planners, Bezonningsstudie Waalhaven, Oktober 2020 (zie Bijlage 1 Bezonningsstudie).
Het plangebied ligt ten noorden van de woonwijk in de wijk Biezen en ten westen van de haven met woonschepen. De woonwijk kan buiten beschouwing blijven, aangezien hierover per definitie geen schaduw zal vallen. De haven is hierin wel relevant. Vandaar dat de bezonningsstudie zich richt op het effect op de haven.
4.3 Wonen
4.3.1 Toetsingskader
4.3.2 Planvoornemen
Ulpia en Fabrica als deelgebied binnen het Waalfront zal bestaan uit een verscheidenheid van woningen naar type en prijsklasse. Het gaat hierbij om maximaal 1.000 woningen. Onderdeel hiervan is dat er woningen kunnen worden gerealiseerd in de vorm van top-its op de locatie Honigcomplex. Uitgangspunt hierbij is dat de woningen indien mogelijk levensloopgeschikt zijn. Dit volgens GPR (een instrument dat de gemeente hanteert voor duurzaam en toegankelijk bouwen), inclusief de Checklist Langer Thuis. Daarmee blijven deze woningen geschikt bij veranderende leefomstandigheden zoals ouderen die alleen komen te wonen.
Een aanzienlijk deel van de woningen zal vallen binnen de categorie goedkope woningen. Hierbij gaat het in ieder geval om ongeveer 280 woningen. Uitgangspunt voor het totale Waalfront is en blijft dat 40% gerealiseerd wordt in de goedkope sector. Dat betekent dat extra woningen (meer dan 800 in Ulpia en Fabrica ) voor 40% gerealiseerd moeten worden als goedkope woningen in Ulpia en Fabrica of elders in het Waalfront.
De goedkope woningen zullen verspreid worden over Ulpia en Fabrica, waardoor een gemixt woonmilieu ontstaat. In deze mix worden accenten gelegd rondom het Thermenplein en de Laan van Oost-Indië. Hier komt, uit financiële haalbaarheidsoverwegingen, meer de nadruk te liggen op goedkope woningen. Deze woningen zijn kleiner dan gemiddeld met een gebruiksoppervlak van minimaal 50 m². Hiermee zijn ze geschikt voor eenpersoonshuishoudens die kleiner willen wonen. Bij het streven naar een inclusieve samenleving blijft het realiseren van voldoende woningen met zorg belangrijk. In het meest recente planningskader wonen en zorg is het Waalfront dan ook benoemd als kanslocatie die nader bekeken moet worden, voor het realiseren van beschut wonen voor ouderen. Hierbij gaat het om 36 eenheden in de sociale huur. De vraag naar dit type woningen is evident. Om de mogelijkheid van de locatie in beeld te brengen is onderzoek nodig naar de (financiële) haalbaarheid. Geadviseerd wordt dat het OBW de (financiële) haalbaarheid onderzoekt van 36 eenheden beschut wonen in het aandeel sociale huur in Ulpia en Fabrica. Rondom het Thermenplein zou het mogelijk zijn om ruimte te bieden aan een aantal beschut wonen woningen.
De overige woningen zullen gerealiseerd worden in het duurdere segment. Hierbij wordt ruimte geboden aan andere woonconcepten, zoals loftwoningen en de combinatie wonen en werken.
Omdat in Ulpia en Fabrica de nadruk wordt gelegd op een mix van verschillende type woningen wordt recht gedaan aan het principe van een ongedeelde stad. Daarbij worden verschillende type woningen mogelijk gemaakt, waaronder middeldure huurwoningen. Hiermee voldoet de invulling van Ulpia en Fabrica aan het gemeentelijk woonbeleid en de afspraken uit de Woonagenda.
Op het aspect duurzaamheid wordt ingegaan in paragraaf 4.13.
4.4 Economische Ontwikkeling
4.4.1 Uitgangspunten Omgevingsvisie
Een economisch veerkrachtig Nijmegen is een stad die aantrekkelijk is om in te ondernemen en in te werken. Dit zorgt er voor dat er meer bedrijven komen en de werkgelegenheid groeit. In tien jaar tijd willen we zorgen voor 10.000 extra banen op allerlei niveaus.
- Nijmegen wil in 2050 volledig circulair zijn. Op een groter schaalniveau vormen we samen met de Provincie Gelderland en de regio's Arnhem- Nijmegen en Food Valley (Ede Wageningen) een groene metropoolregio. Deze regio heeft een toenemende verstedelijkingsdruk. We willen dé circulaire topregio worden in Europa.
- De benodigde ruimte voor een goed vestigingsklimaat vinden we door nieuwe locaties te ontwikkelen en bestaande locaties te herstructureren, te intensiveren of te transformeren.
- Het verbrede centrum waartoe Ulpia en Fabrica behoort gaat een belangrijke bijdrage leveren aan onze ambitie om de komende tien jaar een groei van 10.000 nieuwe banen te behalen, vooral in groeisectoren als horeca en dienstverlening. Door het grote aantal bezoekers aan de binnenstad worden sectoren als horeca, cultuur, dienstverlening en evenementen hier steeds belangrijker. In de binnenstad willen we deze sectoren de ruimte bieden om te groeien.
- We stimuleren duurzaam vervoer, onder andere door op strategische punten elektrische laadpunten aan te leggen, zodat bedrijven makkelijker overgaan op elektrisch vervoer van goederen.
- We stimuleren efficiënter vervoer om de stad bereikbaar te houden.
- We trekken talent aan en houden het vast door een aantrekkelijk gemengd stedelijk woonmilieu te bieden.
- We faciliteren de economie door de juiste condities te scheppen waarin excellente zakelijke dienstverlening zich graag vestigt: levendige wijken met voorzieningen dichtbij.
- Gemengde woon-werkomgevingen bieden perspectief voor banencreatie in verschillende lagen in de nabijheid van kwetsbare wijken.
4.4.2 Detailhandel
4.4.3 Horeca
4.4.4 Hotel
4.4.5 Kantoren, woon-werkpanden en commerciële dienstverlening
4.4.6 Kleinschalige bedrijvigheid
4.4.7 Vrijetijdsactiviteiten/ leisure
4.4.8 Maatschappelijk
4.4.9 Cultuur
In de "Uitwerking atelierbeleid 2016-2024" worden een aantal doelstellingen uitgesproken, waaronder dat uiterlijk in 2018 wij minimaal 170 ateliers (het equivalent van 0,1% van ons inwonertal) hebben. In Ulpia en Fabrica kan hieraan een bijdrage worden geleverd.
Daarnaast kunnen de ateliers een grote meerwaarde hebben voor de reuring en de creativiteit in het gebied, wanneer deze ook beleefbaar zijn vanuit de omgeving. Dit betekent dat dit open ateliers moeten zijn. Hieronder wordt verstaan dat de gebruiker gebruik maakt van een 'open' werkruimte. Dit betekent dat de gebruiker andere niet-gebruikers niet beperkt in hun vrijheid om het atelier te bezoeken tijdens aanwezigheid van de gebruiker. De gebruiker stelt het atelier actief open voor bezoek en/of verkoop ter bevordering van reuring in het gebied.
4.4.10 Evenementen
4.5 Bedrijven En Milieuzonering
4.5.1 Toetsingskader
Bedrijvigheid in de zin van de Wet milieubeheer is die bedrijvigheid die onder het Activiteitenbesluit valt en/of een omgevingsvergunning nodig heeft. In het nieuwe bestemmingsplan zal de toelaatbaarheid van bedrijven en bedrijfsactiviteiten gekoppeld worden aan de Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten in Nijmegen, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Hierbij zijn alleen de ruimtelijk relevante milieuaspecten waaronder geluid, geur, stof, gevaar, verkeer en visuele aspecten van belang. De Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen is een verbijzonderde afgeleide van de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering". Naast de afstandseisen uit de VNG-brochure moet uiteraard ook rekening worden gehouden met overige milieuhinder die aan de orde kan zijn bij bepaalde bedrijfscategorieën, waaraan speciaal overheidsbeleid en hierop gerichte jurisprudentie nadere invulling geven.
4.5.2 Planvoornemen
Zoals in paragraaf 2.3 te lezen is moet Ulpia en Fabrica een gebied gaan worden waarin veel reuring is en waar van alles te beleven is. Zie het als een extra centrumgebied: een grote variatie aan functies, waarbij wonen wordt gecombineerd met functies zoals horeca, muziek, winkels, kantoren, dienstverlening en maatschappelijke functies. Maar ook functies in de "maaksfeer", zoals ateliers en creatieve bedrijvigheid. Dit betekent dat er een functiemenging van wonen en activiteiten is; hierbij worden geen onderlinge afstanden aangehouden, maar is juist geselecteerd op functies die volgens deze VNG-lijst naast woningen kunnen worden uitgeoefend. Voor dit gebied met functiemenging geldt dat als hoofdregel dat bedrijvigheid is toegestaan in maximaal functiemengingscategorie B (Bijlage 2 Staat van bedrijvigheid, kolom functiemenging). Deze B-functies worden zodanig ingevuld dat ze bouwkundige afgescheiden zijn van woningen en andere gevoelige functies.
De vraag is of dit gebied hinder kan ondervinden van de omliggende gebieden en of Ulpia en Fabrica zelf beperkingen kan veroorzaken op de uitbreidingsmogelijkheden van de omliggende bedrijven.
4.6 Geluid
4.6.1 Toetsingskader
4.6.2 Planvoornemen
4.7 Luchtkwaliteit
4.7.1 Luchtkwaliteit
4.8 Geur
4.8.1 Toetsingskader
De Wet geurhinder en veehouderij stelt regels ter bescherming van voor geur gevoelige objecten. Een geurgevoelig object is, kortgezegd, een gebouw waarin mensen gedurende de dag verblijven. In de wet is een meer gedetailleerde begripsbepaling opgenomen.
4.8.2 Planvoornemen
Het plangebied is in het stedelijk gebied gelegen. Binnen een straal van 1 km zijn geen veehouderijen gelegen. Geurproblematiek of beperking van bedrijven in hun bedrijfsvoering is hier niet aan de orde.
4.9 Externe Veiligheid
4.9.1 Toetsingskader
4.9.2 Planvoornemen
Plaatsgebonden risico
Geen enkele bovengenoemde bron heeft een PR 10-6 contour over het plangebied liggen. Het kanaal en het spoor liggen op grote afstand waardoor alleen een onwaarschijnlijk toxisch scenario het plangebied kan bereiken. Volgens de beleidsvisie externe veiligheid (februari 2014) kan hier worden volstaan met een standaard verantwoording zoals weergegeven op pagina 34 van de beleidsvisie. Het plangebied ligt daarnaast tegen de Waal aan. Over de Waal worden grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen vervoerd. Het 'Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen' en de 'Regeling basisnet, bijlage III' geeft aan hoeveel schepen beladen met gevaarlijke stoffen per jaar over de Waal varen. Ondanks de grote hoeveelheid gevaarlijke stoffen die wordt vervoerd is het vervoer over water relatief veilig. Dat komt mede door de breedte van de Waal waardoor de kans op slachtoffers in het geval van een calamiteit kleiner is.
Groepsrisico
Volgens het Bevt, artikel 8 kan een groepsrisicoverantwoording achterwege blijven indien het groepsrisico onder de 10% van de oriëntatiewaarde blijft. Dit geldt ook indien het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde blijft maar niet met meer dan met 10% van de oriëntatiewaarde toeneemt. De Handleiding Risicoanalyse Transport (HART, januari 2017) geeft aan hoe om te gaan met de groepsrisicoverantwoording. In de bijlage van het HART staat de vuistregel dat 10% van het groepsrisico van de Waal alleen wordt overschreden indien de dichtheid in de eerste 200 meter meer dan 500 personen/ha is en meer dan 1000 schepen met LT2 plus GT3 stoffen per jaar over de Waal varen. Aan de laatste voorwaarde wordt voldaan maar ook met het nieuwe plan is geen dichtheid van 500 personen per ha te verwachten in de eerste 200 meter vanaf de Waal. Het plangebied betreft immers ongeveer 8 ha. Pas vanaf 4000 personen in het plangebied is dus een groepsrisico te verwachten boven de 10% van de oriëntatiewaarde. Dit is niet waarschijnlijk gezien het feit dat er 1000 woningen zijn voorzien met enkele voorzieningen. Een berekening van het groepsrisico kan dus achterwege worden gelaten omdat zeker is dat deze onder de 10% van de oriëntatiewaarde blijft.
Plasbrandscenario
Op grond van artikel 10 Bevt is wel nog een verantwoording van het plasbrandscenario noodzakelijk. Indien de brandende plas naar de oever/kade drijft ontstaat er een intense hittestraling waardoor er slachtoffers kunnen vallen op de oever. Tot op een afstand van 70-80 meter van de oever kunnen bij mensen dodelijke derdegraads brandwonden ontstaan. De belangrijkste handelingsperspectieven van deze mensen is vluchten en schuilen. In de beleidsvisie van Nijmegen is dan ook aangegeven dat in de eerste 25 meter vanaf de vaarweg (de oeverlijn) geen zeer kwetsbare objecten zijn toegestaan en kwetsbare object (bijvoorbeeld woningen) zwaar verantwoord dienen te worden. In de zone van 25 tot 90 meter vanaf de oeverlijn geldt een zware verantwoording voor de zeer kwetsbare objecten. In de regels van dit plan zijn dan ook zeer kwetsbare objecten uitgesloten in deze zones.
Woningen en andere kwetsbare objecten worden met nadruk wel toegelaten in het hele plangebied. Reden hiervoor is dat de gebruikers van deze objecten over het algemeen zelfredzaam zijn en dat er in het plangebied voldoende mogelijkheden zijn om te schuilen en te vluchten in geval van een calamiteit. Ook is duidelijk dat de kans op een ongeval zeer klein is. De kans op een ongeval met een enkelwandige binnenvaarttanker waarbij benzine uitstroomt wordt geschat op 1 tot 4 maal per 10 miljoen jaar per voertuigkilometer (scenarioboek externe veiligheid). De kans dat de vloeistof ontsteekt en precies bij het plangebied tot een forse hittestraling leidt is nog vele malen kleiner. Dit komt mede door het feit dat de jaargemiddelde waterstand natuurlijk veel lager ligt van de kademuur waardoor deze muur in alle gevallen extra bescherming biedt tegen dit scenario. Om deze reden wordt het niet zinvol geacht om aanvullende bouwkundige maatregelen te eisen voor extra bescherming van de kwetsbare objecten. Voor scenario's met het vrijkomen van giftige stoffen vanaf de schepen op de Waal is schuilen het belangrijkste handelingsperspectief. De huidige bouweisen zijn voldoende om mensen binnen voldoende bescherming te bieden tegen een giftige gaswolk.
Advies Veiligheidsregio Gelderland-Zuid
Het voorliggende bestemmingsplan is ter toetsing voorgelegd aan de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid. Hierop is advies met een uitgebreide toelichting gegeven, zie Bijlage 6 Externeveiligheid: Advies VRGZ.
Onderstaand zijn de adviezen opgenomen:
- Gezondheid:
In verband met luchtkwaliteit indien gewenst advies bij GGD opvragen. - Externe veiligheid:
- 1. Vanwege een mogelijke ontsnapping van toxische stoffen uit binnenvaartschepen panden uitrusten met centraal afschakelbare ventilatie.
- 2. Vluchtwegen en routes haaks op de rivier realiseren.
- 3. Eventueel: bouwkundige voorzieningen treffen om effecten van plasbranden en explosies te verminderen.
- Bereikbaarheid:
Probeer doodlopende wegen zoveel mogelijk te vermijden (dit hoeft uiteraard niet te betekenen dat regulier verkeer meer toegelaten moet worden; men kan gebruik maken van wegneembare paaltjes) en probeer zoveel mogelijk woningen tweezijdig te ontsluiten.
- Bluswater:
Zie opmerkingen m.b.t. bluswater in het advies. Voor verdere uitwerking kan contact opgenomen worden met de brandweer.
- Hoogwater:
Bij aanleg van belangrijke nutsvoorzieningen is het raadzaam rekening te houden met hoogwater (evt. verhoogd plaatsen). - Verkeer:
Houd rekening met de verkeersdruk die het voormalige Honigcomplex (b.v. kleinere evenementen) kan opleveren in relatie tot de woonwijk - Sociale veiligheid:
Houd rekening met zichtlijnen in binnenterreinen, zeker indien die openbaar worden.
4.9.3 Conclusie
Er zijn geen belemmeringen vanuit het aspect externe veiligheid voor de planontwikkeling.
4.10 Bodem
4.10.1 Toetsingskader
4.10.2 Planvoornemen
4.11 Water
4.11.1 Toetsinsgkader algemeen
Voor de ruimtelijke aspecten heeft het Nationaal Waterplan de status van structuurvisie. Hierin zijn water en ruimtelijke ontwikkelingen geïntegreerd, conform de nieuwe Wet ruimtelijke ordening, de Woningwet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, het Bouwbesluit 2012 en de Waterwet. Binnen het Besluit ruimtelijke ordening (21 april 2008) is de watertoets verankerd.
Het plangebied maakt deel uit van het bestaande Waterplan Waalfront 2014. Voor dit gebied zijn het 'Gemeentelijk Rioleringsplan Nijmegen 2017 tot en met 2023' en de nota 'Afkoppelen en infiltreren hemelwaterafvoer' (2013) relevant.
Er vinden wel wijzigingen plaats als gevolg van de voorgenomen bestemming.
Het beleid van het waterschap Rivierenland is beschreven in het 'Waterbeheerprogramma 2016-2021 Koers houden, kansen benutten'. Daarnaast beschikt het waterschap over een verordening, de 'Keur voor waterkeringen en wateren'. Daarin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op waterkeringen en watergangen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden worden getoetst aan de beleidsregels. We zijn over dit planvoornemen regelmatig in overleg met het Waterschap.
4.11.2 Oppervlaktewater en waterkering
4.11.3 Grondwater
Het plangebied ligt niet in een grondwaterbeschermingsgebied. Het grondwaterregime in het plangebied is zodanig dat normaal gesproken in het gehele gebied wordt voldaan aan de ontwateringseis van 70 cm beneden maaiveld. De grondwaterstanden worden echter in sterke mate beïnvloed door de Waal. Sinds 2006 heeft de gemeente Nijmegen gemeten aan het grondwater. Op basis daarvan geldt globaal het volgende :
- Voor het gehele gebied geldt dat bij een hoogwatergolf in de Waal het grondwater binnen 0 tot 4 dagen reageert en stijgt dan wel daalt.
- Direct achter de waterkering varieert de grondwaterstand tussen NAP + 5,00 m en 12,50 m. Voor de toekomst verwachten de klimatologen grotere afvoeren voor de Waal en dus hogere waterstanden. De maximale grondwaterstand kan dan hoger liggen dan NAP + 12,50 m;
- Ter hoogte van de Waalbandijk varieert de grondwaterstand tussen NAP + 5,90 m en 10,80 m. (200 m vanaf de rivier, hoogste peil bij rivierstand van NAP + 12,32 m)
- Ter hoogte van de Weurtseweg varieert de grondwaterstand tussen NAP + 5,50 m en 10,30 m. (300 m vanaf de rivier, hoogste peil bij rivierstand van NAP + 12,32 m)
De grondwatermetingen laten zien dat bij ondergrondse garages opdrijven /waterdichtheid een rol speelt. De drooglegging vormt geen probleem, in verband met o.a. de milieukundige bodemkwaliteit en archeologie wordt het bestaande maaiveld mogelijk licht opgehoogd. Voor de Waalbandijk geldt dat bij een maaiveld van ca NAP + 14 m een drooglegging van 70 cm bij een T=10 in de Waal (NAP + 12,90 m) wordt gehaald. Ter plaatse van de Weurtseweg wordt met een maaiveld van NAP + 11,5 m een drooglegging van 70 cm ook gehaald.
Uitgangspunt bij nieuwe stedelijke in- en uitbreidingen is dat er grondwaterneutraal wordt gebouwd. Dat wil zeggen dat de oorspronkelijke grondwaterstanden en -stromen in de omgeving niet wijzigen. Dit kan bereikt worden door:
- een aan grondwater gerelateerde keuze van de locatie, bijvoorbeeld geen stedelijke uitbreidingen in gebieden met (kans op) hoge grondwaterstanden;
- maatregelen tijdens bouwrijp maken en bouw, bijvoorbeeld ophogen, goede structuur van het oppervlaktewatersysteem, voorkomen verdichting bodemstructuur;
- een waterbestendig bouwkundig ontwerp van woningen en gebouwen, bijvoorbeeld kruipruimteloos bouwen.
Om grondwateroverlast in bestaand stedelijk gebied te beperken wordt in eerste instantie ingezet op bouwkundige maatregelen. Pas als dit onvoldoende soelaas biedt komen drainerende of onttrekkende oplossingen in beeld. Dit sluit niet uit dat er niet ondergronds gebouwd mag worden, mits er voldoende technische maatregelen worden getroffen zodat de bouw waterdicht is.
Voor indicatieve informatie over de grondwaterstanden wordt verwezen naar de milieuatlas van de gemeente Nijmegen die te vinden is via http://kaart.nijmegen.nl/milieu/. De grondwaterstand is van belang voor de eventuele bouw van een kelder of een verdiepte parkeervoorziening en het (tijdelijk) lozen van het bronneringswater. Op de milieuatlas is ook informatie te vinden over (resultaten en onderzoek naar) de waterdoorlatendheid van de bodem.
4.11.4 Riolering
4.11.5 Hemelwater en waterberging
4.11.6 Conclusie
Het aspect water vormt geen belemmering voor het planvoornemen. Sterker nog; het geeft een mooie invulling aan de klimaatadaptieve doelstellingen die we als stad hebben.
4.12 Natuur En Groen
4.12.1 Wet natuurbescherming
De Wet natuurbescherming vormt het toetsingskader voor zowel de beschermde soorten, als de beschermde gebieden (Natura 2000-gebieden).
4.12.2 Provinciale Omgevingsverordening Gelderland
4.12.3 Gemeentelijk beleid
4.13 Duurzaamheid En Klimaatadaptie
4.13.1 Uitgangspunten Omgevingsvisie
Nijmegen loopt voorop op het gebied van duurzaamheid en toekomstbestendigheid. In 2018 waren we zelfs 'European Green Capital'. Met het thema Duurzame Stad bouwen we door op de waardevolle kennis en relaties met bedrijven, instellingen en inwoners die toen zijn opgebouwd. Duurzaamheid zit in het DNA van Nijmegen, ook bij onze ondernemers.
- Nijmegen is in 2050 een volledig circulaire stad, waarin geen grondstoffen verloren gaan. We willen daarin een voorbeeld voor Nederland zijn. Met circulaire verstedelijking bedoelen naast circulariteit op zichzelf ook klimaatadaptatie en energietransitie. Met een samenhangende aanpak willen we de stad van de toekomst creëren. Zo willen we alleen op slimme plekken bouwen, waarbij we ov- en fietsgebruik sterk kunnen stimuleren. We willen circulair bouwen. In de planvorming willen we circulair/modulair bestemmen. Ook streven we naar circulaire landschapsontwikkeling en kringlooplandbouw.
- Nijmegen is uiterlijk in 2050 een klimaatneutrale stad, die goed is voorbereid op de gevolgen van hitte, droogte en wateroverlast.
- Gezamenlijk versterken we de groenkwaliteiten. Groen draagt bij aan onze gezondheid en ons welzijn, het zorgt voor vermindering van hittestress en voor een betere luchtkwaliteit. Stadslandbouw, moestuinen en lokale voedsel initiatieven in de wijken zorgen voor gezond voedsel en sociale cohesie. Daarnaast maakt groen de huizen meer waard en zorgt voor een betere werkomgeving, het draagt bij aan onze gezondheid en ons welzijn en zorgt voor vermindering van hittestress.
- We nemen de natuur mee in onze plannen en kiezen voor 'natuurinclusief bouwen'. Dat betekent dat we bewust ruimte creëren voor de natuur in de groenstructuur.
- We willen de biodiversiteit in de stad behouden en versterken.
- We zetten maximaal in om duurzame energie in het stedelijk gebied op te wekken, om te voorkomen dat direct voor de gemakkelijke weg wordt gekozen van zonnepanelen en windmolens buiten de stad.
- We zetten in op de transitie naar duurzame mobiliteit met gebruik van schone brandstoffen en schone vervoersmiddelen.
- We benutten de mobiliteitsinfrastructuur zo efficiënt mogelijk; we stimuleren efficiënte en schone stadslogistiek.
- We kiezen in de woongebieden voor mobiliteit die duurzame energie gebruikt, aanzet tot bewegen en zo min mogelijk (openbare) ruimte gebruikt, zodat die beschikbaar is voor spelen, ontmoeten, groen en andere gewenste functies.
4.13.2 Duurzaamheid
Het project Waalfront vormt de transitie van een binnenstedelijk bedrijventerrein naar een gemengde woonwijk. Met deze transitie wordt de milieusituatie in de aangrenzende woonwijken aanzienlijk verbeterd; vooral op het gebied van geluids- en geurhinder, externe veiligheid en verkeersoverlast verbetert de leefomgeving voor tienduizenden inwoners.
Daarnaast versterkt de planuitvoering de stedelijke structuur:
- De Laan van Oost-Indië zal de verbindingsfunctie van de Weurtseweg overnemen, waardoor deze laatste weg uiteindelijk als fietsstraat ingericht kan worden. De bebouwing langs de Laan van Oost-Indië kan als nieuwe ontwikkeling beter op de stroomfunctie worden ingericht.
- De Waaloever zal over de lengte van het plangebied openbaar toegankelijk worden, zodat de relatie tussen Nijmegen en de Waal versterkt wordt.
- De toevoeging van woningen in Nijmegen West leidt tot een groter draagvlak voor buurtvoorzieningen en winkels in de aangrenzende wijk.
De hoofdambities van Nijmegen voor duurzaamheid richten zich op de energietransitie (streven energieneutraal in 2045; 20% energiereductie in 2020), stimulering van circulaire economie (streven 10 % circulaire inkoop in 2020; circulaire regio in 2050) en klimaatadaptatie (streven volledig klimaatneutrale stad in 2050).
Deze ambities worden vooral ingegeven door de klimaatverandering die tot aanpassingen in ruimtelijke ontwikkelingen noopt. Nijmegen heeft zich bij het Europese Convenant of Mayors for Climate and Energy aangesloten, De Gemeenteraad van Nijmegen heeft haar visie in de Kadernotitie Klimaat en de nota Duurzaamheid in Uitvoering vastgelegd.
Daarnaast streeft Nijmegen duurzaam en meervoudig ruimtegebruik na; het plannen van geschikte functies op de juiste plaatsen in het stedelijk netwerk, zodat ontwikkelingen elkaar en de stad kunnen versterken.
Kernbegrippen voor het tegengaan van de klimaatverandering zijn compensatie en adaptatie.
Compensatie is het tegengaan en verminderen van negatieve effecten op het klimaat. Dit kan door energiegebruik te beperken en/of duurzame energiebronnen te gebruiken en door gebruik te maken materialen uit vernieuwbare bronnen. Nijmegen streeft er daarom naar om middels de energietransitie als stad energieneutraal te worden. Uitgangspunt is de gebouwde omgeving van het gas te halen. Ambitie is om energiegebruik te beperken door isolatie en een op de omgeving en bezonning afgestemde verdeling van functies. Ook het zoveel mogelijk opwekken van energie, zoals bijvoorbeeld zonne-energie op bedrijfsdaken en het gebruik van restwarmte (die op het terrein voorhanden is) zijn nodig om de doelstelling te behalen.
Adaptatie is het aanpassen aan de wijzigende omstandigheden zoals extremere weersomstandigheden en een stijgende energieprijs. Voorbeelden hiervan zijn het voorkomen van oververhitting, aandacht voor windklimaat en het realiseren van grotere piekbergingen voor neerslag.
De klimaatverandering noopt tot aanpassingen in ruimtelijke ontwikkelingen. De Gemeenteraad van Nijmegen heeft haar visie hierop in de Kadernotitie Klimaat en de nota Duurzaamheid in Uitvoering vastgelegd.
In de gebouwde omgeving zijn voor beperking van energiegebruik en oververhitting de oriëntatie van de bebouwing en de manier waarop met de bezonning is omgegaan bepalende factoren.
Het microklimaat wordt bepaald door de verhouding tussen bebouwd en begroend oppervlak en de relatie tussen bebouwde en groene structuren. Afkoppeling van hemelwater in combinatie met een goed groenontwerp helpt oververhitting tegen te gaan en vangt neerslag en luchtverontreiniging op.
Grotere gesloten verharde parkeervlakken dienen vermeden te worden, of voorzien te worden van voorzieningen als pergola's etc. om lokale oververhitting te beperken.
In de paragrafen over groen en waterhuishouding wordt hier projectspecifiek verder invulling aan gegeven.
Woningbouw
Voor woningbouw liggen kernpunten bij terugdringen van de CO2-uitstoot en aanpassing aan veranderde weersomstandigheden. Bijkomend voordeel hierbij is dat dit leidt tot lagere beheerlasten en een gezonder, comfortabeler gebouw. Uitgangspunt is nieuwbouwwoningen niet meer op het gas aan te sluiten.
Om de mogelijkheden voor energiebesparing en opwekking van duurzame energie per plan in beeld te brengen kan de voor het bouwplan noodzakelijke installatie-ontwerp aangevuld worden met een energiescan. Hierin kunnen zowel de warmtevraag als de koelingsbehoefte onderzocht worden. Op die manier kan de bijdrage van dit project aan de hierboven genoemde doelstellingen in beeld woorden gebracht.
In het Waalfront wordt een systeem van duurzame stadswarmte aangelegd en wordt daarom geen gasnet aangelegd. Het plangebied valt binnen de concessie van dit warmtenet.
Het gebied is onder voorwaarden geschikt voor een Warmte-Koude-opslagsysteem. Voor het bepalen van deze voorwaarden zal afstemming gezocht moeten worden met eventuele nabijgelegen andere gebruikers van bodemwarmte en zal de milieuhygiënische situatie van de bodem in ogenschouw genomen moeten worden.
Verantwoord materiaalgebruik, beperking van energievraag en een verstandige positionering van functies dragen mede bij aan de klimaatdoelstellingen. In Nijmegen wordt de GPR-methodiek gehanteerd om prestaties van gebouwen in beeld te brengen. Het Waalfront wordt in PPS-constructie ontwikkeld. Binnen de PPS is een GPR-score van 8 als ambitie voor alle plannen vastgesteld.
Mobiliteit
In dit deelgebied zal een lagere parkeernorm gaan gelden. Inherent hieraan is dat autobezit wordt teruggedrongen; er wordt ingezet op deelmobiliteit en fietsgebruik. Zie hiervoor paragraaf 4.15.
4.13.3 Klimaatadaptatie
Op 26 maart 2019 heeft het college een Regionale Adaptatie Strategie (RAS) vastgesteld. In deze strategie staat beschreven wat de ambities en doelstellingen zijn voor de korte en langere termijn en hoe we binnen (en buiten) de regio met klimaatadaptatie aan de slag willen gaan. Deze RAS is een interactief proces met overheden – gemeenten, waterschap Rivierenland en de provincie Gelderland – in de regio Rijk van Nijmegen en Land van Maas & Waal, en met regionale stakeholders. De gemeente Nijmegen gaat de RAS vertalen naar een Lokale Adaptatie Strategie met lokale ambities en opgaven.
De regionale stresstesten die zijn uitgevoerd hebben laten zien dat de regio gevoelig is voor alle klimaat-effecten: te nat, te droog, te heet en overstroming. Een te veel aan verstening en het ontbreken van voldoende groen verergeren de problemen van te nat, te droog en te heet. In 2018 heeft de regio deze kwetsbaarheden digitaal in kaart gebracht in een regionale klimaateffectatlas, de storymap. Deze regionale klimaateffectatlas geeft een overzicht van de huidige stand van zaken van kennis en informatie over de potentiële klimaatkwetsbaarheden van de regio.
https://climadapserv.maps.arcgis.com/apps/MapSeries/index.html?appid=141dc8934ba849cfb1dac8e8da5a94e3
De belangrijkste thema's in de RAS voor dit plangebied zijn: Groenblauwe stad en Klaar voor de hitte.
De Groenblauwe stad strategie
We willen dat de stad prettig is om in te wonen, te werken en te verblijven. We gaan daarom onze gebouwde omgeving in sneltreinvaart vergroenen en regenwaterbestendig maken. Daarbij betrekken en stimuleren we bewoners, bedrijven, woningcorporaties en bouwpartijen.
Ook gaan we zorgen dat de overlast en schade na hevige regenval in gebouwen, tunnels, viaducten en andere kwetsbare plekken tot een minimum beperkt blijft. In de openbare ruimte willen we meer koelte creëren door deze anders en groener in te richten, door waar mogelijk het aantal bomen te vergroten (en daarbij de kwaliteit van de groeiplaats niet vergeten), door parkjes en andere groene plekken aan te leggen, evenals groenblauwe schoolpleinen en speelterreinen. Zo gaan meer mensen naar buiten om te verblijven en bewegen in onze openbare ruimte. Dat draagt bij aan een socialere en gezondere leefomgeving met meer biodiversiteit.
Meer plantsoenen, wadi's, extra bomen, moestuinen, groene daken, parkeerplaatsen met half verharding en ontsteende tuinen: de groenblauwe revolutie (haast is immers geboden) van onze stad moet ervoor zorgen dat het regenwater dat tijdens de steeds zwaardere buien valt, maar ook het kwelwater, gedoseerd wordt afgevoerd naar die plekken waar het gewenst is. En tegelijkertijd willen we er tijdens warme dagen koeltjes bijzitten. Met een mix aan maatregelen gaan we ons de komende jaren verder wapenen tegen wateroverlast. Deze maatregelen liggen in de sfeer van aanpassingen aan de gebouwen, in afspraken met de eigenaren en in aanpassing van het riool- en regenwatersysteem in het bebouwde gebied. Meer groen en water in de openbare ruimte én niet openbare ruimte tenslotte, betekent meer koeling door schaduw en verdamping. We introduceren daarvoor mogelijk koeltenormen om met name versteende gebieden te vergroenen. School- en speelterreinen en plekken waar veel kwetsbare bevolkingsgroepen verblijven worden hierbij versneld aangepakt om het goede voorbeeld te geven.
Klaar voor de hitte strategie
We gaan ervoor zorgen dat het toenemend aantal warme dagen ons zo weinig mogelijk tot last zijn, maar zoveel mogelijk als lust wordt ervaren. De bouwsector zorgt ervoor dat de warmte tijdens de warme dagen minder goed onze gebouwen in komt. De zorgsector onderzoekt of en hoe we kwetsbare groepen in onze samenleving anders of betere zorg kunnen bieden, gericht op het bestrijden van hittestress. De toerismesector neemt het voortouw om Rijk van Nijmegen en Land van Maas & Waal nóg aantrekkelijker te maken voor recreanten van binnen en buiten de regio.
Extra warmte in de zomerperiode als gevolg van de klimaatverandering is goed voor de omzet van veel horeca en recreatieondernemers, mits het terras lekker in de schaduw ligt. Maar anderen ervaren de zomerse hitte juist als een enorme last en ondervinden hittestress of erger dan dat. Met een mix aan maatregelen gaan we ons de komende jaren wapenen tegen de negatieve effecten van het klimaateffect hitte. Deze maatregelen liggen in de sfeer van aanpassingen aan de gebouwen, in afspraken in de zorgsector om kwetsbare groepen beter in beeld te krijgen (wie zijn dat nou?) en deze adequate hulp te kunnen verlenen. Maar ook in hittebestendige recreatie dichtbij huis. Tenslotte gaan we hitte- of klimaatbestendige voorbeelden realiseren in de regio, zodat derden makkelijker dit voorbeeld volgen.
4.13.4 Planvoornemen
In het bestemmingsplan zijn de onderwerpen klimaatadaptatie en natuurinclusief bouwen in de regels nader uitgewerkt.
4.14 Cultuurhistorie En Archeologie
4.14.1 Cultuurhistorie
4.14.2 Archeologie
4.15 Mobiliteit
4.15.1 Toetsingskader
4.15.2 Planvoornemen
De ontwikkelingen in het westelijk deel van de stad Nijmegen, meer specifiek het Waalfront, heeft natuurlijk zijn invloed op het verkeer in en om het gebied.
In het kader van de herontwikkeling van het Waalfront is het noodzakelijk een goed functionele ontsluitingsstructuur te realiseren. Hiertoe is afgesproken om de Waalbandijk in fasen te transformeren tot de Laan van Oost-Indië. Conform de Nijmeegse ontsluitingsstructuur zal deze weg één van de radialen van en naar de stad worden. De weg zal een snelheidsregime van 50 km/u kennen en neemt een groot deel van het verkeer van de Weurtseweg over. De Laan van Oost-Indië vormt zowel ruimtelijk als functioneel gezien een belangrijke structuurdrager binnen de gehele ontwikkeling van het Waalfront. Wanneer de volledige ontwikkeling van de Laan van Oost-Indië vorm heeft gekregen, zal de Weurtseweg getransformeerd worden tot een fietsstraat met een snelheidsregime van 30 km/u. Daarmee zullen auto's in de toekomst te gast zijn en blijft de bestaande snelfietsroute over de Weurtseweg gehandhaafd. Ter hoogte van de Havenweg zal de Laan van Oost-Indië afbuigen naar de Weurtseweg om zo aan te haken op het stedelijk netwerk richting de Voorstadslaan en Hezelpoort.
Het woongebied Batavia en het Dijkkwartier langs de Weurtseweg worden voor de auto ontsloten vanaf deze straat. De auto's staan geparkeerd in de hoven binnen de bouwblokken met woningen welke aan de Weurtseweg zijn of worden gerealiseerd.
De woningen en de voorzieningen noordelijk van de nieuwe Laan van Oost-Indië (dit geldt voor zowel het deelgebied Batavia, het parkwonen Fort Krayenhoff als Ulpia en Fabrica) worden ontsloten vanaf de Laan van Oost-Indië, waarbij ter hoogte van Ulpia en Fabrica een parallelweg wordt gerealiseerd op de verschillende deelgebieden in Ulpia en Fabrica.
Verkeer
Bij de nieuwe inrichting van de Laan van Oost-Indië wordt rekening gehouden met de gehele herontwikkeling van het Waalfront. Ook het programma uit voorliggend plan is hierin meegenomen. Dit maakt dat de toename van het extra verkeer kan worden opgenomen in het toekomstige verkeersbeeld van de Laan van Oost-Indië.
Tevens biedt het tracé van de Laan van Oost-Indië goede mogelijkheden om onder andere de beoogde snelfietsroute en stedenbouwkundige kwaliteit te kunnen realiseren. Zo draagt de beoogde stedenbouwkundige opzet van het plangebied bij aan het zicht en de oriëntatie van de weggebruiker. Het is van groot belang dat mensen zich goed door de stad kunnen bewegen en zich daarbij goed kunnen oriënteren (wayfinding). De stedenbouwkundige structuur kan hier een bijdrage aan leveren door op strategische plekken accenten te situeren of het profiel te vernauwen. De opzet van het profiel van de weg en de stedenbouwkundige opzet van het plangebied zijn daarom in nauwe samenspraak vormgegeven. Het profiel is er op gericht dat het vanzelfsprekend is dat weggebruikers komend vanuit de stad de doorsteek naar de Laan van Oost-Indië volgen en niet de Weurtseweg inrijden (wat tot nu toe de uitvalsroute de stad uit is). Andersom geldt dit ook de stad in ter hoogte van de Waalhaven.
Het Waalfront wordt aangesloten op de S100, de belangrijkste doorstroomroute in de stad. De doorstroming en verkeersafwikkeling op de S100 heeft op stedelijk niveau de hoogste prioriteit.
Openbaar vervoer
Het OV moet een belangrijke bijdrage gaan leveren aan het verbeteren van de bereikbaarheid van Nijmegen en haar knooppunten. Het streven is een toename van het gebruik van het OV. De kracht van het OV ligt vooral bij zoveel mogelijk gebundelde vervoersstromen. De mogelijkheden voor openbaar vervoer in het Waalfront zijn onderzocht in de studie naar Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV) in Nijmegen, die samen met de provincie Gelderland is uitgevoerd. Vanuit de OV-aanbieder is er de wens om met een bus te gaan rijden bij het Waalfront via de Laan van Oost-Indië.
Voor het Waalfront is de ontwikkeling van het centraal station belangrijk. Aan de westzijde van het station komt een volwaardige tweede ingang, met een herkenbare en zichtbare entree. Er komt een nieuwe fietsenstalling die aansluit op de snelfietsroute tussen Graafseweg-Waalfront en een Kiss&Ride plek. De aanpassing hangt samen met het Programma Hoogfrequent Spoor (PHS) dat ProRail in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Milieu en samen met de vervoerders realiseert. Uiterlijk in 2028 moet er iedere 10 minuten een trein gaan rijden op de 6 drukste trajecten in Nederland door uitbreiding met een derde perron. Station Nijmegen is het eindpunt van de lijn Schiphol-Utrecht-Arnhem/Nijmegen.
Parkeren
In december 2020 zijn de nieuwe "beleidsregels parkeren" vastgesteld en gepubliceerd. Deze beleidsregels vloeien voort uit de nieuwe Parkeernota "Parkeren in Nijmegen, 2020-2030". In de gemeentelijke "Beleidsregels parkeren" wordt helderheid gegeven over het aantal te realiseren parkeerplaatsen bij diverse functies en de werkwijze bij het bepalen van de normen. Aangezien het programma nog niet vastligt, is de precieze parkeerbehoefte nog niet te bepalen. Wel is het gemeentelijk parkeerbeleid in de regels van dit bestemmingsplan juridisch-planologisch vastgelegd. Deze regeling is overgenomen uit het "Facetbestemmingsplan Parkeren", zoals vastgesteld op 13 september 2017. Dit betekent dat bij de omgevingsvergunning voor het bouwen getoetst zal worden of het plan voorziet in voldoende parkeergelegenheid. Daarmee is verzekerd dat het aspect 'parkeren' voldoende in dit plan is gewaarborgd. Binnen de parkeernormen wordt een onderscheid gemaakt in normen per functie en per stedelijke zone.
Gelet op deze trends wordt er ingezet op een toekomstbestendige, duurzame en realistische parkeernormering. Om dit mogelijk te maken is voor Ulpia en Fabrica en het Dijkkwartier de centrumnorm vastgesteld. Deze twee gebieden vormen een toekomstig hoogstedelijk gebied en daar is het dan ook gerechtvaardigd om deze centrumnorm toe te passen.
Nieuw in het beleid is dat er korting op de parkeerbalans behaald kan worden als planontwikkelingen inzetten op deelmobiliteitsconcepten. Dit laatste moet nog nader worden uitgewerkt als de plannen meer vorm krijgen. Parkeren moet goed worden opgelost en ingericht. Echter omdat het hier gaat om een plangebied dichtbij het station en het centrum is het doel om mensen te trekken die minder autobezit hebben.
Aan de hand van deze parkeernomen en het uiteindelijke bouwplan zal bepaald worden welke parkeerbehoefte het plan veroorzaakt. Binnen het plangebied is ruimte om zowel inpandig als op maaiveld parkeergelegenheid te realiseren. Uitgangspunt is dat parkeren voor bewoners en de voorzieningen binnen het plangebied moet gebeuren.
In Ulpia en Fabrica wordt het parkeren opgelost in ondergrondse parkeerplaatsen, welke allemaal openbaar worden aangeboden. Er worden waarschijnlijk twee parkeergarages gerealiseerd en er wordt veel rekening gehouden met nieuwe mobiliteitsconcepten en eventueel een mobiliteitsmanager. Ook wordt er nog een aantal plaatsen aangelegd op maaiveld.
Het nieuwe beleid is terug te vinden in de beleidsregels parkeren, welke zijn gepubliceerd op 17 december 2020. Hierin is ook een hardheidsclausule opgenomen, waardoor het College een bevoegdheid heeft om af te wijken van de gestelde beleidsregels, indien er in het bijzonder gemeentelijk belang een uitzondering nodig is.
Fiets en voetganger
In Nijmegen liggen veel bestemmingen op korte afstand van elkaar. De fiets is hier een goed alternatief voor de auto. Om het fietsgebruik verder te stimuleren heeft de gemeente de afgelopen jaren ingezet op het opwaarderen van het fietsroutenetwerk en het realiseren van snelfietsroutes op de belangrijkste verbindingen.
Door het Waalfront loopt een tracé van het Batavierenpad Noord, de snelfietsroute tussen Nijmegen en Beuningen. Snelfietsroutes zijn doorlopende en aantrekkelijke fietsroutes dwars door de stad, die woonlocaties verbinden met belangrijke stedelijke bestemmingen, ook vanuit de regio. Snelfietsroutes zijn zo direct mogelijk en bieden de fietser extra kwaliteit in de vorm van doorstroming (voorrang, minder oponthoud, groen bij verkeerslichten), vlakke verharding en aantrekkelijkheid (autoluw, schone lucht, sociale veiligheid, omgeving). Door de snelfietsroutes willen wij meer forenzen op de (elektrische) fiets krijgen. Ook werken wij de komende jaren aan de rest van het fietsnetwerk. Naast de hoofdfietsroutes moet het fietsverkeer aantrekkelijker worden door de inrichting van parallelle (schone lucht) routes en fijnmazige verbindingen door de verblijfsgebieden. Een fijnmazig fietsnetwerk is belangrijk, omdat de fiets een belangrijk onderdeel moet gaan uitmaken van de vervoersketen, het verwisselen van vervoerssysteem, bijvoorbeeld van fiets op trein. Minstens zo belangrijk als goede fietsverbindingen zijn tenslotte goede en veilige stallingen. Bij woningen moet dit op eigen terrein worden gerealiseerd.
Wanneer de volledige ontwikkeling van de Laan van Oost-Indië vorm heeft gekregen, zal de Weurtseweg getransformeerd worden tot een fietsstraat met een snelheidsregime van 30 km/u. Daarmee zullen auto's in de toekomst te gast zijn en blijft de bestaande snelfietsroute (Batavierenpad Noord) over de Weurtseweg gehandhaafd.
Fietsparkeren
Het fietsparkeren vraagt nadere uitwerking en detaillering. Het belang van een efficiënte en uitnodigende vorm van fietsparkeren wordt nadrukkelijk onderkend. Er wordt voorlopig uitgegaan van 2 aparte fietsplekken per appartement. De overige fietsen kunnen in een eigen berging. Voor stadswoningen gaan we uit van 5 aparte fietsplekken en de rest in de eigen berging.
Voor de commerciële dienstverlening en overige activiteiten in het gebied geldt een fietsparkeernorm, conform de beleidsregels.
Lopen
Lopen is de oudste vorm van mobiliteit en een modaliteit die we altijd nodig zullen hebben. Lopen is gezond, makkelijk en het geeft een goed gevoel. Een voetganger neemt tevens het minste ruimte in beslag en is het meest duurzaam van alle mobiliteitsvormen. Als gemeente willen we ons hard maken voor de belangen van voetgangers en wandelaars. Belangrijk hierbij zijn de gevolgen van vergrijzing. Bij gebiedsontwikkelingen en het inrichten van de openbare ruimte houden we nadrukkelijk rekening met voetgangers en mensen die slecht ter been zijn. Dit doen we o.a. door het realiseren van vlakke, intuïtieve en comfortabele looproutes, met voldoende contrast (kleur/licht) en verlichting. Om dit te bereiken zijn de normen van ons 'Handboek Nijmegen toegankelijk' leidend.
Conclusie
Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
4.16 Kabels En Leidingen
Binnen het plangebied zijn geen te beschermen kabels en leidingen gelegen.
4.17 Niet Gesprongen Explosieven
Voor het gehele Waalfront is een projectgebonden risicoanalyse (PRA) opgesteld (zie Bijlage 16 NGE:Projectgebonden risico-analyse). Hiermee is echter niet het gehele plangebied vrijgegeven. In bijlage 2 van deze PRA is aangegeven dat er in de roze en oranje gebieden nog (aanvullend) onderzoek naar CE gedaan dient te worden. De rest van het plangebied kan worden aangemerkt als “vrijgave op basis van naoorlogse bodemingrepen”.
Mocht in de gekleurde gebieden inderdaad nog opsporing plaats gaan vinden dan dient er van te voren bij de gemeente een projectplan te worden ingediend en na afloop van de werkzaamheden moet een Procesverbaal van Oplevering inclusief DWG-bestand worden aangeleverd.
Opgemerkt is wel dat de mogelijkheid van aantreffen niet geheel wordt uitgesloten, de zogeheten toevalsvondsten. Daarvoor is een werkprotocol opgesteld (zie Bijlage 17 NGE: Werkprotocol).
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Inleiding
Voorliggend bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en gaat vergezeld van een toelichting. Voor deze ontwikkeling is een stedenbouwkundig plan vastgesteld. Dit vormt de basis van de verbeelding en de planregels.
Het bestemmingsplan is opgesteld conform de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012 (Rsro 2012). Dit houdt in dat het bestemmingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP), de verbeelding is getekend conform Informatiemodel Ruimtelijke Ordening 2012 (IMRO 2012) en wordt uitgewisseld volgens de conventies van de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten (STRI2012).
5.2 Verbeelding
Zoals gezegd is voor deze ontwikkeling een stedenbouwkundig plan vastgesteld. Dit vormt de basis van de verbeelding. De verbeelding legt de buitencontouren van het stedenbouwkundig plan vast door middel van bouwvlakken. Daarbinnen bestaat flexibiliteit ten aanzien van de exacte situering van de bouwblokken. Op de verbeelding zijn maatvoeringsvlakken voor de toegestane bouwhoogtes opgenomen. Globaal gezegd geldt er een maatvoeringsvlak voor de gebouwen aan de Laan van Oost-Indië, voor het Honigcomplex en voor het tussengelegen gebied. Dit zijn per gebied generieke hoogtes, waarbinnen variaties mogelijk zijn. Ook zijn voor de woontorens aparte maatvoeringsvlakken opgenomen. In het algemeen geldt hiervoor als peil het nieuwe 'maaiveldniveau'. Aangezien hier ook nog hoogteverschillen zullen zijn, is dit vertaald naar 16,70 m +NAP. Aan de Laan van Oost-Indië geldt de kruin van de nieuw te realiseren weg, welke ook vertaald is naar een vaste NAP-maat.
In het stedenbouwkundig plan zijn drie gebieden aangewezen waarbinnen de niet-woonfuncties worden geclusterd. Dit zijn het Honigcomplex, het Thermenplein en aan de Waalhaven. Deze gebieden hebben een aanduiding gekregen, waarvoor per aanduidingsgebied, regels zijn opgenomen.
In paragraaf 5.4 is per bestemming een beschrijving opgenomen, waarin ook een relatie met de verbeelding is gelegd.
5.3 Systematiek Van De Planregels
De regels van het bestemmingsplan zijn opgebouwd uit inleidende regels (waar wordt ingegaan op de begrippen en wijze van meten), de bestemmingsregels (waar de bestemmingen worden beschreven), bestaande uit enkelbestemmingen en dubbelbestemmingen, de algemene regels (waar de algemeen geldende regels staan), de overgangs- en slotregels (met het overgangsrecht).
5.4 Beschrijving Per Bestemming
5.4.1 Gemengd
De bestemming 'Gemengd' omvat nagenoeg het gehele ontwikkelingsgebied. Binnen deze bestemming zijn zowel de woningen als ook de functies toegestaan. Dit betreft bedrijven, cultuur en ontspanning, detailhandel, dienstverlening, horeca, kantoren, maatschappelijke voorzieningen en sport. In het plangebied zijn drie gebieden (gemengd - 1 t/m 3) aangewezen waarbinnen deze functies zijn toegestaan, zodat de functies geclusterd zijn. Niet iedere functie is in elk gebied toegestaan; dat is per aanduidingsgebied beschreven. Ook zijn de functies gekoppeld aan een totaal aantal vierkante meters per functie. Soms is dit een totaal aantal voor alle gebieden tezamen, soms geldt een maximum per aanduidingsgebied.
De woningen zijn in het gehele plangebied toegestaan. In de gebieden 'gemengd - 1 t/m 3' staat echter de clustering van functies voorop om daar de levendige gebieden te creëren. Dat kan alleen bereikt worden als vanaf de straat de functies zijn te ervaren. Daarom geldt in deze gebieden een specifieke regeling voor woningen of woonfuncties op de begane grond. In de bestaande Honig geldt dat ook voor de eerste verdieping.
Er zijn enkele uitzonderingen op deze hoofdregel specifiek in de regels beschreven, bijvoorbeeld voor woonwerkpanden. Deze woonwerkpanden zijn uitsluitend toegestaan aan de Laan van Oost-Indië, aan de Fabriekstraat en aan de haven.
In het stedenbouwkundig plan hebben ook de daken een invulling gekregen. Hierop mag een daklandschap worden ingericht met gebouwen. Hiervoor zijn specifieke regels voor dakterrassen opgenomen.
Hoofdregel is dat gebouwen en overkappingen binnen de aanduiding 'bouwvlak' moeten worden gesitueerd. Op enkele plekken kraagt de nieuwbouw 'op hoogte' uit. Daarvoor is de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - uitkragend gebouw' opgenomen. Daarmee mag dus 'op hoogte' buiten het bouwvlak worden gebouwd.
Het parkeren zal hoofdzakelijk in ondergrondse parkeergarages worden opgelost. Deze parkeergarages zijn niet gebonden aan de bouwvlakken.
Naast al deze functionele mogelijkheden, is nog relevant dat delen van de nieuwe bebouwing, met name ondergrondse "gevels" van de parkeergarages, als waterkering gaan fungeren. De 'status' als waterkering en de bijbehorende beschermingsregels, zijn geregeld in de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'.
In de regeling zijn de Visie Klimaatadaptatie en de Toolbox natuurinclusief bouwen en ontwikkelen Waalkwartier als voorwaardelijke verplichting opgenomen. Dit betekent dat bouwen uitsluitend onder de voorwaarde van het voldoen aan deze bijlagen is toegestaaan. In deze regeling komt het begrip 'bouwblok' voor. Daarmee worden (indicatief) de volgende genummerde blokken bedoeld, alsmede het Honigdeel (zie de opgenomen begripsbepaling).
5.4.2 Groen
Deze bestemming 'Groen is gelegen op een deel van het plangebied ten zuiden van de Waalhaven, conform het vigerende bestemmingsplan en huidig gebruik.
5.4.3 Groen - Park
Het Waalhavenpark, gelegen in het noordoosten van het plangebied, heeft de bestemming 'Groen - Park' gekregen. Binnen deze bestemming zijn groenvoorzieningen met bijbehorende voorzieningen, wadi's en dergelijke toegestaan, ter realisatie van een (stads)park. Hierbinnen staan ook twee clusters van waardevolle bomen. Hiervoor is door middel van een aanduiding een beschermende regeling opgenomen. Parkeren is binnen deze bestemming niet toegestaan. Tenslotte zijn binnen deze bestemming bouwregels opgenomen over welke type bouwwerken zijn toegestaan en welke bouwhoogte hierbij maximaal geldt.
5.4.4 Verkeer
De Laan van Oost-Indië en de Havenweg hebben de bestemming 'Verkeer' gekregen. De verkeersbestemming staat onder andere ook groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen en wadi's toe. Ook hier geldt dat bouwregels zijn opgenomen over welke soorten bebouwing is toegestaan en welke maatvoering (vierkante meters en bouwhoogte) hierbij horen. Tenslotte is met een binnenplanse afwijking via het college de mogelijkheid geboden om de bouw van een kiosk te realiseren.
Deze bestemming 'Verkeer' is tevens gelegen op een deel van het plangebied ten zuiden van de Waalhaven. In het vigerende bestemmingsplan geldt hier de bestemming 'Gemengd Quartier Romain'. Dit gebied maakt echter geen deel meer uit van het huidige stedenbouwkundig plan en is daarmee ongewenst. Om deze gemengde bestemming te verwijderen, is conform het huidige gebruik de bestemming 'Verkeer' opgenomen.
5.4.5 Waarde - Archeologie maatwerk
De archeologische dubbelbestemming dien ter bescherming van mogelijk aanwezige archeologische waarden in de grond. Normaal gesproken geldt er een vaste inhoud per dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1 (enz)', conform de Nijmeegse Standaardregels. Om aan te geven dat deze opgenomen dubbelbestemming voor archeologie daarvan verschilt, heet deze dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie maatwerk'. Voor dit plangebied is een selectiebesluit genomen, waarin specifiek is ingegaan tot op welke diepte (in NAP) de gronden voor archeologisch onderzoek zijn vrijgegeven, en vanaf welke diepte er dan dus nog archeologische waarden te verwachten zijn. En daarin zit het maatwerk. Door middel van een functieaanduidingen waarin de relevante NAP-maat tot uitdrukking komt, bijvoorbeeld de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - archeologie nap 9,95', is geregeld vanaf welke diepte er beschermingsregels voor archeologie gelden.
In principe mogen er enkel bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde worden opgericht, ten dienste van deze dubbelbestemming, dus ten dienste van de archeologische bescherming. Daarnaast zijn er specifieke regels opgenomen onder welke voorwaarden er ook gebouwd kan worden ten behoeve van de onderliggende enkelbestemming. Met name de bestemming 'Gemengd' is hier relevant. Eén van de regels is dat gebouwd mag worden tot aan de aangeduide NAP-maat, dus de diepte in. Overige bouwwerken ten dienste van de andere voorkomende bestemming(en) kunnen via een binnenplanse afwijking worden toegestaan nadat is aangetoond dat de archeologische waarden door de beoogde bouwactiviteiten niet onevenredig (kunnen) worden geschaad. Het uitvoeren van archeologisch onderzoek kan hier bijvoorbeeld uitsluitsel over geven. Ten slotte is het verboden zonder omgevingsvergunning bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren. In de dubbelbestemming is opgenomen voor welke werken of werkzaamheden een omgevingsvergunning al dan niet nodig is.
5.4.6 Waterstaat - Waterkering
De bestemming 'Waterstaat - Waterkering' is toegekend aan de gronden ter hoogte van de waterkering zelf, de zogenoemde kernzone van de waterkering. In dit geval betreft dit de gebouwen die deels tevens een waterkerende functie zullen hebben. De exacte ligging is hiervan nog niet bekend. Daarom is hiervoor een ruime marge opgenomen, dus een bredere dubbelbestemming dan uiteindelijk, na realisatie, noodzakelijk is. Deze dubbelbestemming regelt niet alleen de bescherming van de uiteindelijk gerealiseerde waterkering/ waterkerende functie van de gebouwen, maar ook dat deze gebouwen met een waterkerende functie kunnen worden opgericht.
De gronden zijn, naast de ter plaatse geldende bestemming(en), bestemd voor het bouwen, het in stand houden, het beheer, het onderhoud en de verbetering van de waterkering, alsmede de bij deze bestemming horende voorzieningen, zoals kunstwerken, dijksloten en andere waterstaatswerken. Hiervan kan het college afwijken, met advies van de beheerder van de waterkering.
Omdat de dubbelbestemming ruim is vanwege de gewenste flexibiliteit, is er een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om deze dubbelbestemming te kunnen verkleinen, afgestemd op de uiteindelijk gerealiseerde waterkering met de daarbij behorende beschermingszone. Deze dubbelbestemming kan namelijk onnodig beperkend werken voor de gronden waar de bescherming niet hoeft te gelden.
De bescherming van de waterkering is aangrenzend geregeld met de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk'. Ook hiervoor geldt dat deze is afgestemd op de gewenste flexibiliteit en dat hiervoor een (algemene) wijzigingsbevoegdheid is opgenomen om deze af te stemmen op de uiteindelijk gerealiseerde situatie.
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
De Wet ruimtelijke ordening maakt met het bepaalde in afdeling 6.4 het vaststellen van een exploitatieplan verplicht voor een aantal bouwactiviteiten, wanneer de bouw planologisch mogelijk wordt gemaakt in het bestemmingsplan. De zogenaamde “aangewezen bouwplannen” waarbij een exploitatieplan verplicht is en welke zijn opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn:
- de bouw van een of meer woningen;
- de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen; de uitbreiding van een hoofdgebouw met ten minste 1000 m2 of met een of meer woningen;
- de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
- de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1000 m2 bedraagt;
- de bouw van kassen met een oppervlakte van tenminste 1000 m2.
Een exploitatieplan hoeft niet te worden opgesteld indien het verhaal van kosten anderszins is verzekerd. Het voorliggende plan wordt gerealiseerd op initiatief van het Ontwikkelingsbedrijf Waalfront. De gemeente Nijmegen en BPD maken onderdeel uit van dit Ontwikkelingsbedrijf in de vorm van een Publiek Private Samenwerking. Binnen deze samenwerking hebben de gemeente en de ontwikkelaar afgesproken dat iedere partij de helft van de kosten van de grondexploitatie voor zijn rekening neemt.
Met dit samenwerkingsverband is het plan anderszins verzekerd van kostendekking, het opstellen van een exploitatieplan is daarom overeenkomstig artikel 6.12, lid 2 onder a. van de Wet ruimtelijke ordening niet nodig. Er geldt daarmee geen verplichting om tegelijkertijd met de ruimtelijke procedure een exploitatieplan op te stellen.
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Overleg
Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening voert het college van burgemeester en wethouders, dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan, overleg met andere bestuursorganen van bijvoorbeeld buurgemeenten, het waterschap en de provincie.
Het overleg tussen de bestuurlijke instanties dient in een redelijke verhouding te staan tot de aard en omvang van het bestemmingsplan. Het overleg dient dan ook beperkt te blijven tot die overheidsinstanties waarmee overleg werkelijk noodzakelijk is om te voorkomen dat de taak of verantwoordelijkheid van het andere overheidsorgaan ontoelaatbaar wordt beperkt, of dat het door dat orgaan te behartigen belang aantoonbaar wordt benadeeld.
7.1.1 Provincie Gelderland
Met provincie Gelderland heeft regelmatig afstemming plaatsgevonden over de inhoud van onderhavig bestemmingsplan. Hierop zijn enkele aanpassingen doorgevoerd.
7.1.2 Rijkswaterstaat
Op 15 oktober 2020 heeft Rijkswaterstaat aangegeven dat zij zich kan vinden in onderhavig bestemmingsplan.
7.1.3 Waterschap Rivierenland
Met Waterschap Rivierenland heeft regelmatig afstemming plaatsgevonden over de inhoud van onderhavig bestemmingsplan. Het Waterschap stemt in met de inhoud hiervan.
7.2 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan 'Nijmegen Waalfront - 5 (Ulpia en Fabrica)' is ter inzage gelegd van donderdag 17 december 2020 tot en met woensdag 27 januari 2021. Gedurende deze termijn is een ieder in de gelegenheid gesteld zienswijzen kenbaar te maken aan de gemeenteraad. Ten aanzien van het ontwerpbestemmingsplan zijn binnen de daarvoor gestelde termijn 8 zienswijzen naar voren gebracht. Gelijktijdig met het ontwerp bestemmingsplan heeft het beeldkwaliteitplan ter inzage gelegen. Met betrekking tot het beeldkwaliteitplan is geen zienswijze binnengekomen. De zienswijzen zijn in de Nota Zienswijzen samengevat en van een gemeentelijke reactie voorzien. De Nota Zienswijzen is bijgevoegd als Bijlage 18 in de toelichting van dit bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is niet aangepast naar aanleiding van de zienswijzen.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijvigheid (Toelichting)
Algemeen
Een goede ruimtelijke ordening omvat ook het zoveel als mogelijk voorkomen van hinder en gevaar voor kwetsbare bestemmingen door milieubelastende activiteiten. Dit kan onder meer worden bereikt door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten en hiervoor gevoelige functies. In de ruimtelijke ordening wordt dan ook gewerkt met "milieuzonering", die het mogelijk maakt om enerzijds hinder en gevaar voor alle betrokkenen te voorkomen en waarmee het anderzijds ook voor bedrijven mogelijk wordt gemaakt om zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen.
Toepassing milieuzonering
Sinds 1986 geeft de vereniging van Nederlandse Gemeenten een brochure uit over bedrijven en milieuzonering. Doel van deze brochure "Bedrijven en Milieuzonering" (verder: "de VNG-brochure") was, en is nog steeds, het bieden van een op de praktijk van de ruimtelijke planvorming gerichte handreiking voor maatwerk op lokaal niveau. De, in de tijd steeds geactualiseerde, VNG-brochure, is in Nederland inmiddels uitgegroeid tot het meest toegepaste en geaccepteerde hulpmiddel, om de afstanden tussen bedrijvigheid en woningen, concreet voor een locatie, in te vullen. Ook voor de toepassing van milieuzonering in dit plan wordt gebruik gemaakt van de VNG-brochure (editie 2009).
Het bestemmingsplan biedt de mogelijkheid tot het vestigen van nieuwe bedrijven. De uitgangspunten met betrekking tot nieuwe bedrijfsvestigingen, maar ook nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de nabijheid van bedrijvigheid, worden in dit bestemmingsplan bepaald aan de hand van de methodiek zoals omschreven in de VNG- brochure. Hierbij wordt in principe een "milieuzone" aangehouden tussen bedrijvigheid en "gevoelige objecten". De omvang van deze milieuzone is enerzijds afhankelijk van de mogelijke milieubelasting veroorzaakt door de soort bedrijvigheid, en anderzijds van de omgeving waarbinnen het gevoelige object is gelegen.
Deze "VNG-methodiek" vereist uiteraard enige toelichting.
milieubelasting
De potentiële milieubelasting veroorzaakt door een bepaalde vorm van bedrijvigheid wordt in de VNG-brochure per bedrijfstype bepaald in de bedrijvenlijst, in de VNG-brochure opgenomen als bijlage 1.
De als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen Staat van Bedrijvigheid (verder: SvB), is een verbijzonderde afgeleide van deze bijlage 1 van de VNG-brochure. De SvB is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijvigheid (naar hoofdcategorieën), al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal milieucategorieën, veelal direct overgenomen uit de VNG-publicatie, waarbij afwijkingen, hieronder in deze toelichting, nader worden verduidelijkt.
De SvB is in zijn algemeenheid een categorale indeling, waarbij per bedrijfscategorie de mate van milieu-hygiënische hinderlijkheid, aan de hand van een aantal indicatoren (o.a. geur, gevaar, geluid, stof ), wordt aangegeven. In de SvB behorende bij dit bestemmingsplan zijn slechts drie milieuhinder-categorieën opgenomen: 1, 2 en 3.1. Hiervoor gelden specifieke milieuzones, waarvan de straal wordt gegeven in door de zgn. "richtafstanden". Voor de genoemde milieuhinder-categorieën gelden richtafstanden van respectievelijk 10, 30 en 50 meter.
Categorie 1 en 2 betreffen bedrijvigheid die wellicht toelaatbaar is tussen of soms zelfs onmiddellijk naast woonbebouwing. Categorie 3.1 betreft in principe kleine tot (middel)grote industrie. Deze categorie betreft activiteiten die slechts toelaatbaar zijn op afstand van woonbebouwing.
De omgeving
De in de SvB genoemde richtafstanden gelden in principe ten opzichte van een rustige woonwijk. De ervaren hinderlijkheid van bepaalde activiteiten hangt echter sterk samen met de reeds aanwezige belasting van de betreffende milieuaspecten. In bepaalde wijken heerst dan ook al een woon- en leefklimaat waar, zonder dat dit de kwaliteit van de leefomgeving aantast, in principe ook zwaardere bedrijvigheid kan worden toegelaten.
In dit soort wijken geldt dat het vanuit het oogpunt van efficiënt ruimtegebruik niet wenselijk is om de functiescheiding zo ver mogelijk door te voeren. Op grond van dit alles onderscheidt men in de VNG-brochure, al vanaf de eerste publicatie, een tweetal omgevingstypen ('rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'), waarvoor verschillende richtafstanden gelden.
Volgens de VNG-brochure kunnen de richtafstanden voor een 'rustige woonwijk', zonder dat dit ten koste gaat van het bestaande woon- en leefklimaat, met één afstandsstap worden verlaagd indien sprake is van een gemengd gebied. Dit betekent dat voor de in deze SvB toegestane hindercategorieën 1, 2 en 3.1, in de gemengde gebieden afstanden gelden van resp. 0, 10 en 30 meter.
Deze "verkleining van de milieuzones" is overigens alleen mogelijk bij die milieuaspecten waarvan de ervaren hinderlijkheid wordt bepaald door de heersende achtergrondniveaus, zoals het geval is bij geluid of geur. Wanneer de richtwaarde voor gevaar (externe veiligheid) bepalend is voor de aan te houden afstand tussen bedrijvigheid en gevoelig object, is het uiteraard niet mogelijk om de milieuzone op deze manier te verkleinen.
Gemotiveerd toepassen (functiemengingsgebieden)
De toepassing van milieuzones en richtafstanden ten opzichte van de verschillende omgevingstypen, zoals een rustige woonwijk of gemengd gebied, gaat uit van het principe van functiescheiding.
Binnen bepaalde woongebieden bestaat echter van oudsher reeds een matige tot sterke functiemenging, waar milieubelastende en milieugevoelige functies op dusdanig korte afstand van elkaar zijn gesitueerd, dat de richtafstanden (en dus functiescheiding) niet goed toepasbaar zijn, zonder dat hiermee ook het karakter van het gebied (ongewild) wordt aangetast.
Daarnaast blijkt dat de door de aanwezige bedrijvigheid optredende overlast, door de betrokken aanwonenden, ook niet zozeer als hinderlijk wordt ervaren. Deze (niet als zodanig ervaren) milieuhinder wordt, binnen zekere grenzen (uiteraard wordt de mate van overlast wel begrensd door de milieuregelgeving), in deze gebieden ook geaccepteerd als de consequentie van het leven in een levendig gebied met functiemenging.
Functiemenging wordt in deze gebieden, zoals stadscentra, dorpskernen, winkelcentra en horecaconcentratiegebieden, dan ook welbewust nagestreefd en conflicteert hier dus met het principe van milieuzonering. De onderkenning van dit dilemma was de belangrijkste wijziging in het principe van milieuzonering zoals omschreven in de VNG-brochure van 2007. In deze publicatie werd dan ook voor het eerst een zoneringslijst opgesteld voor gebieden met functiemenging (bijlage 4 van de VNG-brochure). Een voor de VNG-brochure nieuwe omgevingscategorie, naast de al in eerdere publicaties omschreven "rustige woonwijk" en "gemengd gebied".
In gebieden met functiemenging wordt niet gewerkt met richtafstanden. De toelaatbaarheid van milieubelastende functies in gebieden met functiemenging wordt beoordeeld aan de hand van de volgende drie, ruimtelijk relevante, milieucategorieën:
- categorie A: activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijvigheid zijn daarbij toereikend. Gebouwen zijn aanpandig indien zij constructief aan elkaar zijn gebouwd, waardoor contactgeluid via een constructieve verbinding mogelijk is;
- categorie B: activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden. Gebouwen zijn bouwkundig afgescheiden indien er sprake is van zelfstandige bouwkundige eenheden, die in constructief en functioneel opzicht te onderscheiden zijn (201303879/1/A2);
- categorie C: de activiteiten zoals genoemd onder categorie B, waarbij vanwege relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.
In paragraaf 4.4 van de toelichting van dit bestemmingsplan is aangegeven welke wegen in het plangebied als gebiedsontsluitingswegen worden gezien. Deze gebiedsontsluitingswegen vormen de hoofdinfrastructuur waarlangs categorie C bedrijven kunnen worden toegestaan. Deze bedrijven kunnen direct of indirect (via een zijweg) zijn ontsloten op een gebiedsontsluitingsweg. Het is daarbij van belang dat er geen verkeershinder voor de omgeving plaatsvindt.
Deze beoordeling geldt dus alleen voor als zodanig aangewezen gebieden met functiemenging. Buiten deze gebieden worden al deze bedrijven "gewoon" beoordeeld aan de hand van de in de VNG-brochure omschreven methodiek voor milieuzonering. Bijvoorbeeld een werkplaats waar kleding van leer gemaakt wordt, dient buiten de bovengenoemde aangewezen gebieden voor functiemenging, een minimale afstand van 30 meter in een woongebied en 10 meter in een gemengd gebied, aan te houden tot milieugevoelige objecten.
Voor de duidelijkheid moet dan wel worden opgemerkt dat wat betreft de mate van overlast die een bedrijf mag veroorzaken naar gevoelige objecten (veelal genormeerd via het Activiteitenbesluit), geen verschil bestaat tussen een gebied met functiemenging en de andere woongebieden. Wel zal het bevoegde gezag in functiemengingsgebieden gemakkelijker aan mogen nemen dat een bepaalde bedrijfsfunctie uit de A-, B- of C- categorie, past binnen een beoogde bestemming, zonder dat hiervoor diverse milieuonderzoeken moeten worden opgevraagd omdat niet wordt voldaan aan een bepaalde minimale afstand.
Uiteraard geldt dit beleid niet voor alle bedrijfstypen. In een gebied met functiemenging wordt uiteraard niet beoogd om ruimte te maken voor een groot transportbedrijf of chemische fabriek, maar biedt de VNG-brochure een afwegingskader voor de soorten van bedrijvigheid waar functiemenging voor mogelijk is. Dit afwegingskader is ook toegepast bij de SvB, behorend bij dit bestemmingsplan:
- categorie A voor activiteiten in milieucategorie 1;
- categorie B voor activiteiten maximaal in categorie 1 voor wat betreft aspect gevaar; categorie 2 voor stof en geur; categorie 3.1 voor geluid met een index van maximaal 1G (goederen) en 2P (personen);
- categorie C, als categorie B, maar met een maximale index van 2G (goederen) en 3P (personen).
Bovendien geldt de functiemenging-mogelijkheid niet voor alle bedrijven in een bepaalde bedrijfscategorie. Aangesloten wordt ook hier bij de VNG-brochure, waarin voor de toelaatbaarheid van de verschillende activiteiten, de volgende randvoorwaarden worden gegeven:
- 1. het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
- 2. productie en/ of laad en losactiviteiten vinden alleen in de dagperiode plaats;
- 3. de activiteiten, inclusief opslag, geschieden hoofdzakelijk inpandig;
- 4. de activiteiten uit categorie C beschikken daarnaast over een goede aansluiting op de hoofdinfrastructuur.
Deze randvoorwaarden hebben als consequentie dat bepaalde gelijksoortige typen van milieubelastende activiteiten, juist in een gebied waar functiemenging wordt nagestreefd, toch volledig anders beoordeeld moeten worden. Bijvoorbeeld een school met een schoolplein kan dan op grond van de derde voorwaarde niet worden gezien als een type B activiteit. Milieuzonering blijft hier dus aangewezen, waardoor categorie 2 van toepassing blijft. Dit terwijl een school zonder schoolplein (of een schoolplein met een aantoonbaar ondergeschikte functie) in een functiemenging-gebied juist wel moet worden gezien als type B, conform de SvB. Het gaat immers, conform de jurisprudentie dienaangaande, bij de beoordeling om datgene wat "in hoofdzaak" plaats vindt bij een milieubelastende activiteit. Met andere woorden; het gaat hier om datgene wat in hoofdzaak milieubelastend is (in casu: het schoolplein).
De acceptatie van het principe van functiemenging heeft er toe geleid dat de toepassing van de VNG-brochure in de bestemmingsplanpraktijk vanaf 2007 in plaats van het "gemotiveerd afwijken" als nieuw uitgangspunt het "gemotiveerd toepassen" heeft kozen. In de VNG-brochure (p.40) zelf wordt hierover opgemerkt: "Er kan naar keuze gebruik worden gemaakt van meerdere lijsten, voor de inpassing van activiteiten in gemengd gebied zijn de milieucategorieën A, B en C opgenomen [...]. Na vaststelling van de lijsten in het bestemmingsplan is bij afwijkingen uiteraard een zorgvuldige motivering nodig."
Gemotiveerd afwijken
De VNG-brochure is bedoeld als hulpmiddel en niet als blauwdruk. Ook wanneer functiemenging niet aan de orde is, laat jurisprudentie zien dat, van de brochure kan/moet worden afgeweken wanneer aannemelijk wordt gemaakt dat, ondanks het voldoen aan de in de VNG-brochure genoemde richtafstanden, de bedrijfsvoering door nieuwe ontwikkelingen in sommige gevallen toch wordt beperkt. Of omgekeerd kan het ook aan de orde zijn dat een goed woon- en leefklimaat bij kleinere afstanden juist wel kan worden gewaarborgd. Belangrijke voorwaarde hierbij is echter wel dat aan dergelijke afwegingen een zeer gedegen nader onderzoek ten grondslag moet liggen.
Er kan dus "mits zorgvuldig gemotiveerd", ook worden afgeweken van de in de VNG-brochure genoemde richtafstanden voor functiescheiding. Hierbij dienen ook de mogelijke (toekomstige) gevolgen voor het woon- en leefmilieu, toch al direct te worden meegewogen in de belangenafweging. De Raad van State meent dat een bevoegd gezag zich reeds bij de bestemmingsplanprocedure een oordeel dient te vormen of, uitgaande van de "representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden", geen onoverkomelijke problemen zijn te verwachten. Hierdoor kan de belangenafweging dienaangaande ook niet worden doorgeschoven naar de Wabo- (milieu)vergunningverlening (o.a. ABRvS 200408416/1, Zaanstad). Bestemmingsplannen mogen immers geen bestemmingen bevatten die niet kunnen worden gerealiseerd omdat bij voorbaat al vaststaat dat niet aan de milieueisen kan worden voldaan.
Vooralsnog valt uit de jurisprudentie nog niet eenduidig af te leiden wat dan de toetsingsgrondslag van deze nadere motivatie zou moeten zijn. Waarschijnlijk is dat hiervoor het Activiteitenbesluit kan worden gebruikt. Het Activiteitenbesluit is een algemene maatregel van bestuur waarin regels zijn opgenomen die nodig zijn ter bescherming van het milieu tegen de nadelige gevolgen van bedrijfsactiviteiten, die gelden voor de overgrote meerderheid van de bedrijven in Nederland. De normen die het activiteitenbesluit bevat, hebben in principe geen 'omgekeerde werking', het bevat dus geen normen voor een 'redelijk woon- en leefklimaat' voor milieugevoelige functies. Het bestemmingsplan, dan wel een besluit tot afwijking daarvan, blijft hierdoor het middel om een woon- en leefklimaat van omwonende te beschermen (o.a. ABRvS 201302600/1/A1, Lingewaard).
Toch kent de bestuursrechter in de praktijk al wel degelijk een omgekeerde werking toe aan de normen van het Activiteitenbesluit. Wanneer een bedrijf, door bijvoorbeeld nieuwvestiging van een woning, niet meer aan de normen van het Activiteitenbesluit zou kunnen voldoen, wordt het bestemmingsplan geacht niet meer te voldoen aan het uitgangspunt van een goede ruimtelijke ordening. Dit vanuit de gedachte dat indien aan het Activiteitenbesluit wordt voldaan, er in beginsel sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Of er bij vestiging van milieubelastende functies in een bestemmingsplan een redelijk woon- en leefklimaat aan milieugevoelige functies wordt geboden, wordt dus, zoals hierboven al uitgewerkt, in beginsel bepaald aan de hand van de richtafstanden, of mogelijkheid tot functiemenging, als omschreven in de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'. Ook toekomstige ontwikkelingen worden dan geacht te zijn meegewogen. Wanneer aan de VNG-richtafstand, of voorwaarde voor functiemenging, wordt voldaan, dan hoeft er dus in principe geen toets meer aan het Activiteitenbesluit, of (soms) vigerende vergunning, plaats te vinden. Uiteraard geldt hiervoor wel de uitzondering dat, wanneer (onderbouwd) aannemelijk wordt gemaakt dat de criteria van de VNG-brochure in het concrete geval niet volstaan, nader onderzoek noodzakelijk is.
Wanneer de richtafstand echter groter is dan in een voorliggende situatie kan worden gehaald, of wanneer niet aan de criteria voor functiemenging kan worden voldaan, is bedrijfsvestiging toch nog steeds niet helemaal uitgesloten. Dit omdat, door middel van een algemene afwijkingsbevoegdheid, ook de mogelijkheid geboden wordt, om van de, op de VNG-brochure gebaseerde, SvB af te wijken. Deze afwijkingsbevoegdheid geldt ook voor bedrijfssoorten die niet op de lijst voorkomen en/of voor bedrijven uit een hogere milieuhindercategorie dan het bestemmingsplan toelaat. Uiteraard dient hieraan wel een zorgvuldige motivering, in de bovenstaande zin, ten grondslag te liggen.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen waarbij kwetsbare bestemmingen worden gerealiseerd, dient ook rekening te worden gehouden met de milieuzones rondom de bedrijven. Ook hier geldt dat bij inachtneming van de VNG-criteria in principe geen nader onderzoek noodzakelijk is. Maar net zoals bedrijven soms kunnen worden gerealiseerd op kortere afstanden dan volgens de VNG-richtlijnafstanden wenselijk is, kunnen omgekeerd ook woningen op geringere afstanden dan de richtafstanden toelaatbaar zijn, wanneer het betreffende bedrijf enerzijds geen uitbreidingsmogelijkheden meer heeft (wanneer er dus aannemelijk wordt gemaakt dat wordt uitgegaan van de "representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden") en er anderzijds sprake is van een "goed woon- en leefklimaat" ter plaatse van de geprojecteerde nieuwbouw.
Of deze situatie zich inderdaad voordoet, kan worden beoordeeld aan de hand van het aanvullend toetsingskader, zoals opgenomen in bijlage 5 van de VNG-brochure. De jurisprudentie laat hierbij echter zien dat aan de normstelling van het Activiteitenbesluit de plaats toekomt die de VNG-brochure reserveert voor haar eigen normstelling in het "Toetsingskader voor ontheffingen en planherzieningen". De gemeente Nijmegen zoekt dan ook bij de toepassing van dit VNG-toetsingskader aansluiting bij de jurisprudentie.
De verbijzonderde Staat van Bedrijvigheid
De keuze voor de bovenstaande wijze van milieuzonering betekent tevens dat, anders dan in voorgaande bestemmingsplannen van de gemeente Nijmegen, ook detailhandel, dienstverlening, kantoren, sport, maatschappelijke, culturele en recreatieve functies zijn onderworpen aan de VNG-methodiek. Het doel hiervan is om duidelijkheid en rechtszekerheid ten aanzien van deze functies, met een vaak grote maatschappelijke impact, te verschaffen. De SvB is dan ook gemodelleerd in deze zin.
De SvB van dit bestemmingsplan wijkt dan ook op enkele onderdelen af van de bedrijvenlijst van bijlage 1 van de VNG-publicatie. Allereerst valt qua vormgeving op dat, anders dan in de VNG-brochure (bijlage 1 van de VNG-brochure volgt de SBI-indeling), de indeling van de methodiek van de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012), is aangehouden. Hierbinnen werden vervolgens de verschillende functies en hoofdgroepen van de VNG-brochure (inclusief code) ingebracht. Tevens is aangegeven of de betreffende categorie in aanmerking komt voor functiemenging en zo ja, welk type (A, B of C) van toepassing is.
Bijlage I van de VNG-brochure kan worden gezien als een samenvatting en tevens uitwerking van de door het Centraal bureau voor de statistiek (CBS) uitgewerkte "Index per klasse bij de SBI 2008" (het bestand: sbi2008versie2012indexperklasse.xls; verder: "de CBS-lijst"). Voor zover niet geheel duidelijk is of een concreet bedrijf te plaatsen is in een bepaalde bedrijfscategorie van SvB, is er in dit bestemmingsplan voor gekozen om de (veel gedetailleerder) indeling uit de CBS-lijst uit 2012 bepalend te laten zijn. Om hierover echter onduidelijkheid te voorkomen, is dan ook bij ieder met name genoemd bedrijf de meer gedetailleerdere SBI-code van de CBS-lijst opgenomen, terwijl bij de omschrijving toch is aangesloten bij de Bijlage I van de VNG-brochure, waardoor de betreffende categorie-indeling van het specifieke bedrijf toch duidelijk te herleiden is.
Daarnaast zijn er enkele inhoudelijke wijzigingen, die in het onderstaande puntsgewijs zullen worden toegelicht:
- in de lijn van het gestelde in de casus ABRvS 200004956/1 (Amsterdam) en de aanbevelingen dienaangaande in de VNG-brochure, zijn, gelet op de karakteristieken van het plangebied, in de SvB alleen bedrijven ondergebracht tot en met milieucategorie 3.1;
- gelet op het karakter van de omgeving zijn agrarische bedrijven, evenals dienstverlenende bedrijven in deze sector, niet opgenomen in de SvB. In aansluiting met de SVBP2012 hebben kantoren een eigen hoofdcategorie (sub D) gekregen, waarbinnen de diverse kantoor-aanduidingen in de VNG-brochure zijn ondergebracht. Het betreft hier kantoren zonder overwegende baliefunctie, waarvan de grootte in principe dus bepalend is voor de te verwachten milieuhinder. Kantoren met (overwegende) baliefunctie zijn gerangschikt onder de categorie dienstverlening;
- ten opzichte van de VNG-publicatie is gekozen voor een afwijkende beoordeling van de hinderaspecten die samen hangen met autohandel- en reparatiebedrijven, benzinestations en aanverwante bedrijven. Gebleken is dat de overlast ten aanzien van "reparaties waarbij de garagedeuren niet zijn gesloten" of "buitenreparaties" in de woonbebouwing vooral 's zomers tot grote problemen kan leiden. Dit terwijl de opslag van brandstoffen en olieachtige producten op zichzelf voor ongewenste risico's zorgen, waardoor wij van mening zijn dat nieuw vestiging in woongebieden in principe niet gewenst is. Daarnaast zijn het naar onze mening niet alleen de bedrijfsprocessen zelf die in dit verband als risicovol moeten worden beoordeeld, maar ook de frequente verkeersbewegingen van en naar dit soort bedrijven, ook met motorvoertuigen die niet optimaal functioneren (en daarom voor onderhoudsbeurten of ter reparatie worden aangeboden). De bedrijfstypen met SBI-2008 codes 45 en 473 zijn dan ook niet opgenomen in de SvB voor dit gebied;
- vergelijkbare overwegingen hebben bij bedrijfstypen die in de VNG-brochure zijn gerangschikt onder SBI-2008 code 4752 (bouwmarkten, tuincentra en hypermarkten), SBI-code 82992 (veilingen voor huisraad, kunst e.d.) en SBI-code 47.1 (supermarkten, warenhuizen) waar een potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking vanuit gaat (als bedoeld in categorie 2P, blz 83 van de VNG-brochure), er voor gezorgd dat deze niet zijn opgenomen, dan wel zijn uitgezonderd in de SvB;
- in relatie tot de systematiek die bij dit bestemmingsplan ten aanzien van de categorie-indeling wordt gehanteerd, kon echter niet worden volstaan met het simpelweg niet benoemen van de bovenbedoelde detailhandel, die als categorie 2 hinderlijk wordt beschouwd in de VNG-brochure. Dit omdat dit type bedrijven dan via de restcategorie 47: "Detailhandel voor zover n.e.g." toch positief bestemd zou worden. Dit is opgelost door te verwijzen naar categorie 47.5/47.7 Winkels in overige (huishoudelijke) artikelen, excl. bouwmarkten, tuincentra, hypermarkten (cat.2), waarmee deze uitzondering expliciet is gemaakt. Ook supermarkten en warenhuizen, beide met een verkeersbelasting 2P, zijn uitgezonderd door te verwijzen de SBI-categorieën 47.11 en 47.19.2, waarbij deze vormen van detailhandel expliciet zijn uitgezonderd.
Op basis van de hiermee opgedane ervaringen is de methodiek van de "Staat van horeca-activiteiten (model Nijmegen)" gehandhaafd. Deze horeca-activiteiten zijn nu weliswaar ook ondergebracht in de SvB, maar er worden nog steeds in de in de volgende drie categorieën onderscheiden:
Categorie 1: lichte horeca
Dit betreft bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds geopend zijn en slechts in beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Hierbij gaat het vooral over (kleinschalige): restaurants, cafetaria's, ijssalons, koffiebars en dergelijke. Bedrijven van deze categorie met openingstijden uitsluitend in de dagperiode zijn geplaatst in categorie A. Bedrijven met avondopenstelling zijn ondergebracht in categorie B. Dit komt overeen met categorie 1 en 2 bij milieuzonering.
Categorie 2: middelzware horeca
Onder categorie 2 vallen de volgende bedrijven:
- bedrijven die grotere hinder kunnen veroorzaken voor omwonenden door de ruime openingstijden (ook 's nachts). Hierbij kan worden gedacht aan café's en bars zonder al te zware muziekbelasting, taveernes, cocktailbars, etc. Deze bedrijven zijn over het algemeen passend binnen weinig gevoelige gebieden, zoals centrumgebieden met primair een functie voor detailhandel en voorzieningen. Het zijn bedrijven die passen binnen type B, of categorie 3.1 bij functiescheiding;
- bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking: grotere restaurants, grotere hotels e.d. maar ook restaurants met een potentieel zeer hinderlijke haal- en brengservice. Deze bedrijven zijn vooral toelaatbaar langs de hoofdinfrastructuur. Dit zijn bij uitstek de categorie C bedrijven.
Categorie 3: zware horeca
Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts zijn geopend en tevens een groot aantal bezoekers (verkeer) aantrekken, hetgeen grote hinder voor de omgeving met zich mee kan brengen, zoals: dancings, discotheken en partycentra.
Gelet op het aantal incidenten wat bij dit type bedrijven heeft plaatsgevonden de afgelopen jaren, blijkt aan de aanwezigheid van dergelijke bedrijven ook meer risico's verbonden dan tot uiting komt in de VNG-brochure. Deze bedrijven zijn naar onze mening dan ook alleen toelaatbaar in specifiek voor dergelijke bedrijven aangewezen gebieden. Bovendien wordt bij dit soort bedrijven zeker niet voldaan aan de randvoorwaarden voor bedrijven die aan de methodiek voor functiemenging gesteld zijn. Deze bedrijven zijn dan ook niet opgenomen in de hierboven uitgewerkte methodiek voor functiemenging (A,B en C-typering).
Bijlage 2 Staat Van Bedrijvigheid
Bijlage 2 Staat van bedrijvigheid
Bijlage 3 Notitie Visie Klimaatadaptatie Waalkwartier
Bijlage 3 Notitie visie klimaatadaptatie Waalkwartier
Bijlage 4 Toolbox Natuurinclusief Ontwikkelen En Bouwen Waalkwartier
Bijlage 4 Toolbox natuurinclusief ontwikkelen en bouwen Waalkwartier
Bijlage 1 Bezonningsstudie
Bijlage 2 Laddertoets Voorzieningenstructuur
Bijlage 2 Laddertoets voorzieningenstructuur
Bijlage 3 Hotelonderzoek
Bijlage 4 Oplegnotitie Geluid En Slagschaduw
Bijlage 4 Oplegnotitie geluid en slagschaduw
Bijlage 5 Definitief Besluit Hogere Waarde Wet Geluidhinder
Bijlage 5 Definitief besluit hogere waarde Wet geluidhinder
Bijlage 6 Externe Veiligheid: Advies Vrgz
Bijlage 6 Externe veiligheid: Advies VRGZ
Bijlage 7 Bodem: Memo Aanvullingsverzoek
Bijlage 7 Bodem: Memo aanvullingsverzoek
Bijlage 8 Quickscan Natuurwaarden
Bijlage 8 Quickscan natuurwaarden
Bijlage 9 Nader Onderzoek Planten
Bijlage 9 Nader onderzoek planten
Bijlage 10 Memo Werkprotocol Planten
Bijlage 10 Memo werkprotocol planten
Bijlage 11 Nader Onderzoek Wet Natuurbescherming
Bijlage 11 Nader onderzoek Wet natuurbescherming
Bijlage 12 Memo Beschermde Natuurwaarde
Bijlage 12 Memo Beschermde natuurwaarde
Bijlage 13 Stikstofrapport
Bijlage 14 Cultuurhistorische Visie Waterkwartier
Bijlage 14 Cultuurhistorische visie Waterkwartier
Bijlage 15 Archeologie: Selectiebesluit
Bijlage 15 Archeologie: Selectiebesluit
Bijlage 16 Nge: Projectgebonden Risico-analyse
Bijlage 16 NGE: Projectgebonden risico-analyse
Bijlage 17 Nge: Werkprotocol
Bijlage 18 Zienswijzennota Nijmegen Waalfront - 5 (Ulpia En Fabrica)
Bijlage 18 Zienswijzennota Nijmegen Waalfront - 5 (Ulpia en Fabrica)