KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 5 Centrum
Artikel 6 Dienstverlening
Artikel 7 Gemengd
Artikel 8 Groen
Artikel 9 Groen - 1
Artikel 10 Horeca
Artikel 11 Maatschappelijk
Artikel 12 Maatschappelijk - Begraafplaats
Artikel 13 Tuin
Artikel 14 Verkeer
Artikel 15 Wonen
Artikel 16 Leiding - Hoogspanning
Artikel 17 Leiding - Riool
Artikel 18 Waarde - Archeologie 2
Artikel 19 Waarde - Archeologie 3
Artikel 20 Waarde - Cultuurhistorie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 21 Anti-dubbeltelregel
Artikel 22 Algemene Bouwregels
Artikel 23 Algemene Gebruiksregels
Artikel 24 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 25 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 26 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 27 Overgangsrecht
Artikel 28 Slotregel
Bijlagen Bij De Regels
Bijlage 1 Staat Van Bedrijvigheid (Toelichting)
Bijlage 2 Staat Van Bedrijvigheid
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Ontwerp-bestemmingsplan
1.4 Vigerende Bestemmingsplannen
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
2.1 Historische Ontwikkeling
2.2 Ruimtelijke Structuur
Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Regionaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Functioneel Beleidskader
4.1 Wonen
4.2 Economie
4.3 Maatschappelijke Voorzieningen
4.4 Verkeer En Vervoer
4.5 Groen, Natuur En Landschap
4.6 Water
4.7 Kabels, Leidingen En Explosieven
4.8 Archeologie En Cultuurhistorie
Hoofdstuk 5 Milieu
5.1 Bedrijvigheid
5.2 Bodem
5.3 Geluid
5.4 Luchtkwaliteit
5.5 Externe Veiligheid
5.6 Fysieke Veiligheid
5.7 Klimaat
Hoofdstuk 6 (Toekomstige) Ontwikkelingen In Het Plangebied
6.1 Inleiding
6.2 Wijzigingsbevoegdheden Uit Het Moederplan
6.3 Ontwikkellocaties Uit Het Moederplan
6.4 (Toekomstige) Ontwikkellocaties
Hoofdstuk 7 Plansystematiek En Juridische Vormgeving
7.1 Algemeen
7.2 Juridische Vormgeving
7.3 Flexibiliteit
7.4 Aanvullende (Wettelijke) Instrumenten
Hoofdstuk 8 Retrospectieve Toets
Hoofdstuk 9 Uitvoerbaarheid
9.1 Economische Uitvoerbaarheid
9.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlagen Bij Toelichting
Bijlage 1 Ruimtelijke Structuur (Afbeelding)
Bijlage 2 Bedrijvenlijst Nijmegen Midden
Bijlage 3 Overzicht Bouwplannen Royal Smit Transformers
Bijlage 4 Visie Groenestraat Oktober 2012
Bijlage 5 Risico's Spoor Nijmegen
Bijlage 6 Advies Veiligheidsregio Gelderland Zuid
Bijlage 7 Motivering Voor De Wijzigingen In Het Kaartbeeld-archeologie
Bijlage 8 Cultuurhistorische Waardenkaart
Bijlage 9 Cultuurhistorische Waarden
Bijlage 10 Cultuurhistorisch Waardevolle Bebouwing En Objecten
Bijlage 11 Beschermd Stadsbeeld Willemskwartier
Bijlage 12 Zienswijzennota

Nijmegen Midden 2015

Bestemmingsplan - gemeente Nijmegen

Vastgesteld op 02-11-2016 - deels onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Nijmegen Midden 2015 met identificatienummer NL.IMRO.0268.BPa2000-VG01 van de gemeente Nijmegen.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanbouw

een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw, dat op de grond staat, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een aparte ruimte vormt die al dan niet vanuit het hoofdgebouw bereikbaar is.

1.4 aangebouwd bijgebouw

een bijgebouw dat direct grenst aan een aan- of uitbouw en niet tevens aan het hoofdgebouw. Voor een aangebouwd bijgebouw geldt de definitie van een bijgebouw, met uitzondering van de eis van vrijstaandheid.

1.5 aan huis verbonden beroepsactiviteiten

een dienstverlenend beroep, dat op kleine schaal in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.

1.6 aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten

  • het verlenen van diensten en/of;
  • het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen) en/of;
  • het voeren van de administratie van bedrijfsactiviteiten die (behoudens genoemde administratieve werkzaamheden) niet ter plaatse worden uitgeoefend;
  • het verstrekken van logies en ontbijt (bed and breakfast);


waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteit in of bij de woning met behoud van de woonfunctie ter plaatse kan worden uitgeoefend.

1.7 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.8 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.9 achtergevel

de bestaande achtergevel.

1.10 achtergevellijn

de achterste grens van het bouwvlak en het verlengde daarvan.

1.11 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of houden van dieren.

1.12 archeologische waarden

Onder archeologische waarden kunnen worden verstaan:

  • archeologische verwachtingswaarden;
  • vastgestelde archeologische waarden of resten.

1.13 archeologische verwachtingswaarde

de kans op archeologische vondsten of informatie.

1.14 archeologisch deskundige

de gemeentelijk (beleids)archeoloog of een andere door het College van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologie.

1.15 archeologisch onderzoek

onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling beschikkend over een opgravingsvergunning conform de Monumentenwet 1988.

1.16 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.17 bed and breakfast

een overnachtingsmogelijkheid gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed- en breakfast heeft maximaal 4 kamers en 8 slaapplaatsen.

1.18 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel plaatsvindt uitsluitend als niet zelfstandig en ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.19 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein kennelijk slechts bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk moet worden geacht.

1.20 bedrijvigheid

het uitoefenen van een bedrijf, met aanverwante activiteiten als laden en lossen en parkeren.

1.21 beperkt kwetsbaar object

  • verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen/woonschepen/woonwagens per hectare, en dienst- en bedrijfswoningen van derden.
  • Kantoorgebouwen, voorzover zij niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt.
  • Hotels en restaurants, voorzover zijn niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt.
  • Winkels, voorzover zij niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt.
  • Sporthallen, zwembaden en kampeerterreinen.
  • Sport- en kampeerterreinen en terreinen voor recreatieve doeleinden, voorzover zij niet als kwetsbar object kunnen worden aangemerkt.
  • Bedrijfsgebouwen, voorzover zij niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt.
  • Objecten die met bovenstaande gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn.
  • Objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of electriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen dat ongeval.

1.22 beschermd stadsbeeld

stadsbeelden die overeenkomstig de bepalingen van de gemeentelijke monumentenverordening zijn aangewezen als beschermde stadsbeelden en waarvan een kaart met daarop aangegeven de begrenzing van het te beschermen gebied is opgenomen in het gemeentelijk monumentenregister Nijmegen.

1.23 beschermd stadsgezicht

stadgezicht dat ingevolge artikel 35 van de Monumentenwet is aangewezen, met ingang van de datum van publicatie van die aanwijzing in de Nederlandse Staatscourant.

1.24 bestaand

  1. a. bestaande bouwwerken: een legaal bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning;
  2. b. bestaand gebruik: het legale gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.25 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.26 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.27 BEVI-bedrijf

bedrijf vallend onder de werkingssfeer van artikel 2 lid 1 a tot en met f van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen.

1.28 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.29 bijgebouw

een, vrijstaand, in functioneel en bouwkundig opzicht aan het hoofdgebouw ondergeschikt gebouw op hetzelfde bouwperceel, dat op de grond staat. Als functioneel ondergeschikt gebouw wordt verstaan een gebouw dat bedoeld en ingericht is ten behoeve van (huishoudelijke) berging, hobby- en/of stallingsruimte. Als een bijgebouw wordt gebruikt ten behoeve van volgens het bestemmingsplan of deze beleidsregels toegelaten aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten of huisvesting in verband met mantelzorg, dan is de eis van functionele ondergeschiktheid niet van toepassing.

1.30 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.31 bouwhistorisch onderzoek

in een schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouw-, verbouwings- en gebruiksgeschiedenis en bouwhistorische kwaliteit van een monument in de vorm van een bouwhistorische inventarisatie, -verkenning, -opname of -ontleding, uitgevoerd overeenkomstig de “Richtlijnen Bouwhistorisch Onderzoek”.

1.32 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.33 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder. Daar waar gesproken wordt over de 'eerste bouwlaag' wordt bedoeld de bouwlaag op (dan wel bij benadering op) de begane grond. De 'tweede bouwlaag' is de bouwlaag direct boven de 'eerste bouwlaag'.

1.34 bouwmarkt

een geheel of gedeeltelijk overdekt detailhandelsbedrijf met een overdekt verkoopvloeroppervlak van minimaal 1.000 m2, waarop een volledig of nagenoeg volledig assortiment van bouw- en doe-het-zelf producten uit voorraad wordt aangeboden.

1.35 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.36 bouwperceelsgrens

een grens van een bouwperceel.

1.37 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.38 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.39 casino

een speelcasino zoals bedoeld in artikel 27 lid g van de Wet op de kansspelen, te weten de voor het publiek opengestelde of bedrijfsmatig gedreven inrichting, waar door middel van gemeenschappelijk beoefende kansspelen aan de deelnemers de gelegenheid wordt gegeven om mede te dingen naar prijzen of premies, indien de aanwijzing der winnaars geschiedt door enige kansbepaling, waarop de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed kunnen uitoefenen.

1.40 centraal wonen

voor wonen bestemd gebouw, waarbij in het gebouw één of meer ontmoetingsruimte(n) aanwezig zijn.

1.41 cultuurhistorische waarden

waarden die zijn gekoppeld aan de beschavingsgeschiedenis, ondergebracht als historisch (steden)bouwkundig erfgoed, historisch landschappelijk erfgoed of archeologisch erfgoed.

1.42 cultuur en ontspanning

voorzieningen gericht op cultuur en ontspanning, zoals een atelier, bioscoop, bowlingbaan, creativiteitscentrum, dansschool, museum, muziekschool, muziektheater, sauna, speelautomatenhal, theater en wellness. Prositutie, raamprostitutie/raamexploitatie of seksinrichting is uitgesloten. Een casino is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'casino'.

1.43 daknok

hoogste punt van een schuin dak.

1.44 dakvoet

laagste punt van een schuin dak.

1.45 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van het bieden van gelegenheid om gekochte etenswaren ter plaatse te nuttigen. Onder detailhandel wordt niet verstaan grootschalige- en perifere detailhandel.

1.46 dienstverlenend bedrijf

een bedrijf met een uitsluitend of in hoofdzaak dienstverlenende of verzorgende taak al dan niet met een baliefunctie, zoals: uitzendbureaus, reisbureaus, wasserettes, kapsalons, bijkantoren van banken en van sociaal-culturele instellingen, postagentschappen, telefoon-, internet-, telegraaf- en telexdiensten, snelfoto-ontwikkel- en copyshops, videotheken, autorijscholen en dergelijke.

1.47 erf

de gronden met een woonbestemming gelegen binnen het bouwperceel maar buiten het bouwvlak.

1.48 escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend (escortservices, bemiddelingsbureaus, overige).

1.49 evenement

evenement zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen (APV).

1.50 functiemengingsgebied

Bestaande gebieden met functiemenging of waar functiemenging wordt nagestreefd. Het gaat om gebieden waar bedrijven en/of andere milieubelastende functies in de nabijheid van woningen en/of andere geluidgevoelige functies geaccepteerd worden. Het gaat veelal om kleinschalige functies, waarbij de activiteiten hoofdzakelijk inpandig en in de dagperiode plaatsvinden.

1.51 garagebedrijf

een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor verkoop (zowel nieuwe als gebruikte motorvoertuigen), onderhoud en reparatie van motorvoertuigen, met dien verstande dat de verkoop van motorbrandstoffen is uitgezonderd.

1.52 garagebox

overdekte berg- en bewaarplaats, stalling voor auto's en (motor)fietsen.

1.53 gebieden met een hoge archeologische verwachting

deze gebieden onderscheiden zich vanwege een hoge tot zeer hoge verwachting op het aantreffen van archeologische resten.

1.54 gebieden van zeer grote archeologische waarde

voor deze gebieden staat het vast dat zich archeologische resten in de bodem bevinden.

1.55 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.56 gebouwd terras

aan- of uitbouw in de openbare ruimte ten behoeve van een aangrenzend horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden verstrekt.

1.57 geluidsgevoelige functies

geluidsgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder, te weten:

geluidsgevoelige gebouwen

  1. a. woningen;
  2. b. andere geluidsgevoelige gebouwen:
  1. 1. onderwijsgebouwen;
  2. 2. ziekenhuizen;
  3. 3. verpleeghuizen;
  4. 4. verzorgingstehuizen;
  5. 5. psychiatrische inrichtingen;
  6. 6. kinderdagverblijven.


geluidsgevoelige terreinen

  • I. een standplaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Huisvestingswet (woonwagen);
  • II. ligplaats in het water, bestemd om door een woonschip te worden ingenomen.

1.58 gevelbreedte

de breedte van de gevel waar tegenaan wordt gebouwd.

1.59 groothandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.60 grootschalige detailhandel (gdv)

winkels met een ondergrens van 1.500 m² bedrijfsvloeroppervlak, gebruikt voor de perifere vestiging van winkels in andere branches dan perifere detailhandel.

1.61 historisch stedenbouwkundig erfgoed

fysieke verschijningsvorm en geschiedenis van de gebouwde omgeving.

1.62 historisch landschappelijk erfgoed

fysieke verschijningsvorm en geschiedenis van landschap en geografie.

1.63 hoekovergang

een aan- of uitbouw die buiten de gevelbreedten van het hoofdgebouw wordt gerealiseerd en die een verbinding vormt tussen een aan- of uitbouw aan de voorgevel en een aan- en of uitbouw aan de zijgevel van het hoofdgebouw.

1.64 hoofdbebouwing

hoofdgebouw(en) inclusief aan- en/of uitbouwen.

1.65 hoofdgebouw(en)

gebouw of gebouwen, die op een bouwperceel door zijn aard, constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk(en) valt aan te merken.

1.66 hoogwaardig openbaar vervoer

een vorm van openbaar vervoer die gepositioneerd kan worden tussen de traditionele bus en trein, waarbij de nadruk ligt op het snel en betrouwbaar en comfortabel vervoeren van passagiers over vrijliggende HOV-infrastructuur.

1.67 horecabedrijf

een bedrijf of instelling waar als hoofddoel bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, niet zijnde detailhandel en/of ondersteunende horeca of bed and breakfast.

1.68 hotel/pension

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse.

1.69 huisvesting in verband met mantelzorg

huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning.

1.70 kantoor

een ruimte welke door de aard en indeling kennelijk is bestemd om uitsluitend of in hoofdzaak dienstig te zijn tot het verrichten van administratieve en/of ontwerptechnische arbeid, al dan niet met een ondergeschikte baliefunctie.

1.71 landschappelijke waarden

waarden gebaseerd op aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke aspecten, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.72 kiosk

een gebouw, al dan niet met een (gebouwd) terras, van beperkte omvang, veelal geplaatst in de openbare ruimte, gericht op het ter plaatse aan passanten te koop aanbieden van producten zoals souvenirs, kranten, tijdschriften, bloemen en planten, vis, groenten, versnaperingen, niet-alcoholische en licht alcoholische dranken, rookwaren, e.d.

1.73 kwetsbaar object

  • Woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde beperkt kwetsbare objecten.
  • Gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, te weten:
    1. 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. 2. scholen;
    3. 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen.
  • Gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
    1. 1. kantoorgebouwen waaronder begrepen bedrijfskantoren en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object;
    2. 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijke bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m² bedraagt, en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd.
  • Kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.

1.74 maatschappelijke voorzieningen

het openbaar bestuur, medische, sociale, educatieve en levensbeschouwelijke diensten, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen diensten, zoals: huisarts, apotheek, school, sportzaal, kinderdagverblijf, wijkcentrum, kerkgebouw, verzorgingstehuis, begeleid wonen met permanent aanwezige zorg (24-uurs zorg), uitvaartcentrum en bibliotheek.

1.75 mansardekap

De mansardekap of gebroken kap is een dakvorm met gebroken, naar buiten geknikte vlakken. Naast het gebroken zadeldak komt het gebroken schilddak voor, het is dus een kap met vier dakvlakken. Een mansardekap kan worden gerealiseerd mits wordt voldaan aan de volgende criteria:

  • de verhouding tussen de hoogte van de zijgevel en de hoogte van de kap is tussen de 1:1,3 en 1:2;
  • de hellingshoek van het onderste dakvlak is tussen de 70-80 graden, de hellingshoek van het bovenste dakvlak tussen de 25 - 35 graden;
  • er is sprake van maximaal 2 (bewoonbare) lagen met zolderverdieping;
  • de mansardekap wordt alleen toegepast bij één volledige bouwlaag met kap. De kap moet dus op de tweede bouwlaag beginnen.

1.76 mantelzorg

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.

1.77 moestuin

gronden waarop op kleine schaal groenten, kruiden, bloemen en/of fruit worden verbouwd dan wel geteeld.

1.78 natuurlijke waarden

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige, ecologische en biologische elementen voorkomende in dat gebied.

1.79 omgevingsvergunning

vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.80 ondergronds bouwwerk

  1. a. een (gedeelte van een) gebouw dat gelegen is onder het niveau van de begane grondvloer van dat gebouw, waarbij de hoogte van die begane grondvloer nergens hoger ligt dan 0,25 meter boven het aansluitende maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. een zelfstandig voor mensen toegankelijk bouwwerk waarvan de bovenkant nergens hoger is dan het maaiveld van het bouwperceel ter plaatse van dat bouwwerk.

1.81 ondergeschikte detailhandel

detailhandel waarbij de detailhandelsactiviteit een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is.

1.82 ondergeschikte kantoren

kantoren waarbij het kantoor een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is.

1.83 ondersteunende horeca

horeca waarbij de horeca-activiteit ondersteunend is aan de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is.

1.84 onzelfstandige woning

een woning waarbij een of meer voor bewoning noodzakelijke voorzieningen (zoals een keuken, douche en toilet) worden gedeeld met andere bewoners van het pand. Een onzelfstandige woning kan wel een eigen toegang hebben. Voorbeelden zijn kamerbewoning, een woongroep en een meergeneratiewoning.

1.85 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.86 overkapping

een op de grond staand, plat afgedekt bouwwerk, bestaande uit ten minste een dak, niet zijnde een gebouw.

1.87 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.88 parkeerdak

plat dak dat als parkeerplaats gebruikt kan worden.

1.89 parkeergarage

onder- of bovengrondse voorziening waar automobilisten (meestal) overdekt hun auto's kunnen parkeren.

1.90 parkeren

een geparkeerd voertuig is een voertuig dat langer stilstaat dan nodig is voor het in- en uitstappen of voor het laden en lossen.

1.91 perceelsgrens

de grens van een bouwperceel.

1.92 permanente bewoning

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf door dezelfde persoon.

1.93 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waar de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.94 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.

1.95 raamprostitutie

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.

1.96 recreatieve voorzieningen

op verblijfs- en dagrecreatie gerichte voorzieningen, niet zijnde een sportvoorziening, zoals: kampeerterrein, kampeerboerderij, recreatiewoning en een volkstuin.

1.97 seniorenwoning

woning bestemd voor zelfstandig wonende ouderen (55+).

1.98 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijk gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde dan wel onderkomen, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar.

1.99 speelautomatenhal

een inrichting, bestemd om het publiek gelegenheid te geven een spel door middel van speelautomaten te beoefenen, als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onder c, van de Wet op de kansspelen.

1.100 sportvoorzieningen

gebouwde en niet-gebouwde voorzieningen gericht op sport, niet zijnde een recreatieve voorziening, zoals: fitnesscentrum, ijsbaan, manege, speelterrein, sporthal, sportveld, stadion, tennisbaan en zwembad.

1.101 straatmeubilair

de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals: verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halteaanduidingen, parkeerregulerende constructies, road barriers, afvalinzamelsystemen, openbare toiletvoorzieningen, brandkranen, informatieborden, fietsenstallingen, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, abri's en dergelijke.

1.102 straatprostitutie

het op straat door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten tot seksuele handelingen te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken.

1.103 stacaravan

een caravan, die, ook als deze niet omgevingvergunningplichtig is, toch als bouwwerk valt aan te merken.

1.104 standplaats

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.

1.105 supermarkt

een (grootschalig) detailhandelsbedrijf, van maximaal 1.500 m² bedrijfsvloeroppervlak, veelal onderdeel van een supermarktketen, met een grote verscheidenheid aan levensmiddelen.

1.106 terras

een buiten de besloten ruimte van een inrichting liggend deel van een bedrijf of instelling waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden verstrekt.

1.107 uitbouw

een op de grond staand en aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een vergroting betreft van een in het gebouw gelegen ruimte.

1.108 verblijfsgebied

binnen de bestemming Verkeer gelegen gronden vooral bedoeld voor voetgangers en niet voor doorgaand verkeer.

1.109 voorgevel

de bestaande voorgevel.

1.110 voorgevellijn

de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde ervan.

1.111 wadi

voorziening voor de infiltratie van regenwater. Een wadi is een laagte waarin het regenwater zich kan verzamelen en in de bodem kan infiltreren.

1.112 werk

een werk, geen bouwwerk zijnde.

1.113 winkelcentrum

een cluster van winkels, al dan niet in combinatie met andere functies, die in ruimtelijk-economisch opzicht als eenheid beschouwd moet worden.

1.114 wonen

de huisvesting van één of meerdere personen in een gebouw, niet zijnde een woonwagen of woonboot.

1.115 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een of meer personen, niet zijnde een woonwagen of woonboot.

1.116 woonark

een vaartuig, niet zijnde een woonschip, dat feitelijk niet geschikt en bestemd is om te worden gebruikt als middel tot verplaatsing te water en dat wordt gebruikt of is bestemd tot woon- en nachtverblijf.

1.117 woonboot

elk vaar- of drijftuig dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als, of te beoordelen naar zijn constructie en/of inrichting in hoofdzaak bestemd is tot, hoofdbewoning geldend dag- en/of nachtverblijf van één of meer personen. Hieronder vallen zowel woonschepen als woonarken.

1.118 woonschip

onder woonschip verstaan we een (voormalig) schip met een (metalen) scheepsromp, dat is ingericht of verbouwd voor permanente bewoning waarbij de oorspronkelijke verschijningsvorm grotendeels behouden is gebleven. Met schip wordt in deze bedoeld: elk van oorsprong watergaand vaartuig, met eigen voortstuwing, dat gebruikt wordt (of werd) om goederen, passagiers of beide te vervoeren.

1.119 woonwagen

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.120 zaalverhuur

een inrichting ten behoeve van het al dan niet bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie, waarbij het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren en/of het verstrekken van drank voor consumptie ter plaatse mogelijk is.

1.121 zeer kwetsbaar object

een object dat bestemd is voor groepen beperkt zelfredzame personen. Van beperkte zelfredzaamheid is sprake wanneer personen in geval van een calamiteit niet in staat zijn zichzelf zonder hulp van buitenaf in veiligheid te brengen, zoals kinderen, ouderen, gehandicapten en gedetineerden. Voorbeelden van zeer kwetsbare objecten zijn grote zorgcomplexen, ziekenhuizen, detentiecentra, peuterspeelzalen, kinderdagverblijven, basisscholen en begeleid wonen met 24-uurs zorg.

1.122 zelfstandige woning

een woning met een eigen toegang waarbij de voor bewoning noodzakelijke voorzieningen (zoals een keuken, douche en toilet) niet gedeeld hoeven te worden met andere bewoners van het pand.

1.123 zijgevel

de bestaande zijgevel.

1.124 zorgwonen

de huisvesting van één of meerdere personen in een gebouw, niet zijnde een woonwagen of woonboot, waarbij met behulp van zorg/ondersteuning door derden, zelfstandig gewoond wordt.

1.125 zorgwoning

een woning in een wooncomplex die bedoeld is voor mensen die uitsluitend met behulp van zorg/ondersteuning door derden zelfstandig kunnen wonen. Het betreft daarbij een woning die geschikt is voor rollatorgebruik dan wel voor rolstoelgebruik. In het wooncomplex zijn extra voorzieningen aanwezig, zoals een ontmoetingsruimte.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand van een gebouw tot een zijdelingse perceelsgrens

de afstand gemeten vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw tot aan de zijdelingse perceelsgrens.

2.2 de afstanden tussen lijnen

afstanden tussen lijnen worden gemeten van het hart van de ene lijn tot het hart van de andere lijn.

2.3 de bedrijfsvloeroppervlakte (b.v.o.)

de totale vloeroppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle op een bouwperceel aanwezige bebouwing, boven en onder peil, ten dienste van één bepaalde binnen een bestemming toegestane activiteit/functie.

2.4 de diepte van een bouwwerk, niet zijnde een hoofdgebouw

de afstand gemeten vanaf het verste punt van het bouwwerk loodrecht op de gevel waartegen het bouwwerk wordt aangebouwd.

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers, (brand)trappen, zonnepanelen, andere technische ruimten en/of technische constructies, hekwerken, luifels, balkons en antennes.

2.6 de bouwhoogte van een dakopbouw

vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw.

2.7 de bouwhoogte van een kap

vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap.

2.8 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.9 gevellijn

de plaats vanaf waar de bouw- en goothoogte van het aangrenzende maatvoeringsvlak wordt gemeten.

2.10 de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.11 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.12 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers, (brand)trappen, zonnepanelen, andere technische ruimten en/of technische constructies, hekwerken, luifels, balkons en antennes.

Voor de meest voorkomende dakvormen is in onderstaande schetsjes aangegeven waar de goothoogte wordt bepaald.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa2000-VG01_0022.jpg"

2.13 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.14 het bebouwde oppervlakte

de buitenwerks gemeten oppervlakte van de verticale projectie van alle in een nader aan te geven gebied aanwezige, al dan niet ondergrondse, bouwwerken, met uitzondering van ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals pompputten, luifels en balkons.

2.15 het bebouwingspercentage

het percentage dat de oppervlakte van (een gedeelte van) het bouwvlak aangeeft dat binnen de aanduiding 'bouwvlak' maximaal mag worden bebouwd. Dit percentage geldt voor elk afzonderlijk bouwperceel. Bij kavelsplitsing geldt dit percentage zowel voor de gezamenlijke bouwpercelen als voor ieder afzonderlijk bouwperceel.

2.16 het peil

de plaats vanwaar in het kader van dit bestemmingsplan de hoogte wordt gemeten als bedoeld “bouw- en goothoogte” en als volgt bepaald:

  1. a. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een (al dan niet openbare) weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang niet onmiddellijk aan de hiervoor bedoelde weg grenst: de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang;
  3. c. voor bouwwerken onder het maaiveld, het peil van het bijbehorende bovengrondse hoofdgebouw;
  4. d. voor drijvende bouwwerken: de waterlijn;
  5. e. in de andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

2.17 het (bruto) verkoopvloeroppervlak

de totale oppervlakte van de voor publiek toegankelijke ruimten, etalages en ruimten achter toonbanken.

2.18 het vloeroppervlak

de totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle ruimten ondergronds, op de begane grond, de verdiepingen, de zolder en de bijbehorende aan- en uitbouwen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven voor zover deze zijn opgenomen in de Staat van bedrijvigheid behorend bij dit bestemmingsplan (bijlage 2 planregels);
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - functiemengingsgebied' zijn bedrijven toegestaan voor zover deze voorkomen in categorie A, B of C van de Staat van bedrijvigheid en overigens voor zover deze voorkomen in categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijvigheid. Binnen dit gebied zijn de (bestaande) bedrijven met een hogere miliecategorie (dus vanaf categorie 3.1) apart aangeduid;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van bedrijf-transformatorfabriek (sb-transformatorfabriek), tevens voor een transformatorfabriek in milieucategorie 4.1;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van bedrijf-assembleren en testen van inert gassystemen (sb-atvings) tevens voor een bedrijf voor het assembleren en testen van inert gassystemen (milieucategorie 4.1);
  5. e. ter plaatse van de aanduiding b<3.2: tevens voor bedrijven tot en met categorie 3.2 van de Staat van bedrijvigheid;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van bedrijf-garage (sb- tevens voor een garagebedrijf;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg', tevens voor een verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'groen', tevens voor een (tijdelijke) groenvoorziening, zoals een volkstuin, parkje en/of speelgelegenheid;
  9. i. ondergeschikte detailhandel;
  10. j. ondergeschikte kantoren;
  11. k. opslag en uitstalling;
  12. l. ontsluitingswegen;
  13. m. bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen;
  14. n. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

  1. a. het bevoegd gezag kan ter bescherming van het woon- en leefklimaat nadere eisen stellen ten aanzien van de in lid 3.1 toegestane functies;
  2. b. het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering en constructie van gebouwen en de inrichting van een perceel, indien hiertoe, met het oog op stedenbouwkundige-, ruimtelijk/functionele- of milieutechnische kwaliteit, aanleiding bestaat.

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 3.1 onder a. teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de ter plaatse toelaatbare categorieën van de Staat van bedrijvigheid;
  2. b. lid 3.1 onder a. teneinde bedrijven toe te laten die niet in de Staat van bedrijvigheid zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de ter plaatse toelaatbare categorieën van de Staat van bedrijvigheid.

Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. nutsvoorzieningen voorzover deze voorkomen in categorie 1, 2 of 3.1 van de Staat van bedrijvigheid;
  2. b. bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen;
  3. c. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.

4.2 Bouwregels

Artikel 5 Centrum

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven, cultuur en ontspanning, detailhandel, dienstverlening, kantoren, en maatschappelijke voorzieningen met dien verstande dat nieuwe geluidsgevoelige functies alleen zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de Wet geluidhinder. Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - functiemengingsgebied' zijn deze functies toegestaan voor zover deze voorkomen in categorie A, B of C van de Staat van bedrijvigheid en overigens voor zover deze functies voorkomen in categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijvigheid;
  2. b. wonen;
  3. c. horeca voor zover dit voorkomt in categorie A, B of C van de Staat van bedrijvigheid en/of in categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijvigheid;
  4. d. supermarkten;
  5. e. ondergeschikte detailhandel;
  6. f. ondersteunende horeca zoals bedoeld in artikel 23.5;
  7. g. bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen;
  8. h. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

  1. a. Het bevoegd gezag kan ter bescherming van het woon- en leefklimaat nadere eisen stellen ten aanzien van de in lid 5.1 toegestane functies;
  2. b. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering en constructie van gebouwen en de inrichting van een perceel, indien hiertoe, met het oog op stedenbouwkundige-, ruimtelijk/functionele- of milieutechnische kwaliteit, aanleiding bestaat.

5.4 Specifieke gebruiksregels

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 5.1 onder a. teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de ter plaatse toelaatbare categorieën van de Staat van bedrijvigheid;
  2. b. lid 5.1 onder a. teneinde bedrijven toe te laten die niet in de Staat van bedrijvigheid zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de ter plaatse toelaatbare categorieën van de Staat van bedrijvigheid;
  3. c. lid 1.115 onder a ten einde geluidsgevoelige functies toe te laten die passen binnen de bestemmingsomschrijving waarvoor ten tijde van vaststelling van het bestemmingsplan geen hogere waarde op grond van de Wet geluidhinder is verleend, maar op grond van akoestisch onderzoek of anderszins aangetoond kan worden dat de betreffende functie ruimtelijk aanvaardbaar is.

Artikel 6 Dienstverlening

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. dienstverlenende bedrijven;
  2. b. ondergeschikte detailhandel;
  3. c. ondersteunende horeca zoals bedoeld in artikel 23.5;
  4. d. bijbehorende voorzieningen, zoals: verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen;
  5. e. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.

6.2 Bouwregels

6.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. gebruik van gronden en gebouwen voor enige vorm van detailhandel;
  2. b. gebruik van gronden en gebouwen voor enige vorm van horeca.

Artikel 7 Gemengd

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven, cultuur en ontspanning, dienstverlening, kantoren en maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat alleen bestaande geluidsgevoelige functies zijn toegestaan en geluidsgevoelige functies waarvoor ten tijde van vaststelling van het bestemmingsplan een hogere waarde op grond van de Wet geluidhinder is verleend. Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - functiemengingsgebied' zijn deze functies toegestaan voor zover deze voorkomen in categorie A, B of C van de Staat van bedrijvigheid en overigens voor zover deze functies voorkomen in categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijvigheid;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' tevens voor detailhandel. Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - functiemengingsgebied' is detailhandel toegestaan voor zover dit voorkomt in categorie A of B van de Staat van bedrijvigheid. Buiten de aanduiding 'milieuzone - functiemengingsgebied' is detailhandel alleen toegestaan voor zover dit voorkomt in categorie 1 van de Staat van bedrijvigheid; Ter plaatse van de aanduiding: supermarkt uitgesloten, is geen supermarkt toegestaan (huidige locatie AH);
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' tevens voor horecabedrijven met bijbehorende terassen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - functiemengingsgebied' horeca is toegestaan voor zover dit voorkomt in categorie A, B of C van de Staat van bedrijvigheid en overigens voor zover deze functie voorkomt in categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijvigheid;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'cafetaria', tevens voor een cafetaria (niet zijnde een volledige horeca-bestemming);
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' (w) tevens voor wonen met dien verstande dat: ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning (bw)', uitsluitend een bedrijfswoning is toegestaan, ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning (zw)' uitsluitend een zorgwoning/wonen met zorg, is toegestaan en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-wonen op de verdieping' (sw-wov) uitsluitend wonen op de verdieping is toegestaan;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van gemengd- autoschadeherstelbedrijf" (sgd-ashb) voor een bestaand carosseriebedrijf annex autoschadeherstelbedrijf met spuiterij;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding BEB (Beeldbepalende boom) tevens voor de bescherming en instandhouding van de daar aanwezige BEB;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang (ond)', tevens voor een onderdoorgang;
  9. i. ondergeschikte detailhandel;
  10. j. ondersteunende horeca zoals bedoeld in artikel 23.5;
  11. k. bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen;
  12. l. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

  1. a. Het bevoegd gezag kan ter bescherming van het woon- en leefklimaat nadere eisen stellen ten aanzien van de in lid 7.1 toegestane functies;
  2. b. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering en constructie van gebouwen en de inrichting van een perceel, indien hiertoe, met het oog op stedenbouwkundige-, ruimtelijk/functionele- of milieutechnische kwaliteit, aanleiding bestaat.

7.4 Specifieke gebruiksregels

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 7.1 onder a tot en met c. teneinde functies toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan genoemd, voor zover de betrokken functie naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de ter plaatse toelaatbare categorieën van de Staat van bedrijvigheid;
  2. b. lid 7.1 onder a tot en met c. teneinde functies toe te laten die niet in de Staat van bedrijvigheid zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de ter plaatse toelaatbare categorieën van de Staat van bedrijvigheid;
  3. c. lid 8.1 onder a ten einde geluidsgevoelige functies toe te laten die passen binnen de bestemmingsomschrijving waarvoor ten tijde van vaststelling van het bestemmingsplan geen hogere waarde op grond van de Wet geluidhinder is verleend, maar op grond van akoestisch onderzoek of anderszins aangetoond kan worden dat de betreffende functie ruimtelijk aanvaardbaar is.

Artikel 8 Groen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van groen- gasdrukmeet- en regelstation (sg-gr) " voor een gasdrukmeet- en regelstation;
  3. c. bijbehorende voorzieningen zoals: sport- en speelvoorzieningen, terrassen, hondenuitlaatplaatsen, in- en uitritten en fiets- en voetpaden;
  4. d. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, overstortvijvers, rioolbuffers, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen;
  5. e. erfafscheidingen en geluidwerende voorzieningen, zoals geluidswallen en geluidsschermen;
  6. f. ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals (brand)trappen, luifels en balkons, ten behoeve van het aangrenzende hoofdgebouw in de naastgelegen bestemming;
  7. g. (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 22.2.

8.2 Bouwregels

8.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan:

het gebruik van gronden ten behoeve van parkeren.

8.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.1 ten behoeve van moestuinen onder de voorwaarden dat:

  1. a. het gaat om het telen van groenten, kruiden, kleinfruit en bloemen;
  2. b. het uitsluitend gaat om hobbymatig gebruik van de gronden als moestuin;
  3. c. het oprichten van gebouwen niet is toegestaan;
  4. d. het gebruik als moestuin geen onevenredige hinder oplevert voor omliggende (woon)functies.

Artikel 9 Groen - 1

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' tevens voor geluidschermen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' tevens voor parkeren;
  4. d. ondergrondse parkeervoorzieningen behorende bij het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw(en);
  5. e. ontsluitingswegen voor parkeervoorzieningen met een maximale breedte van 5 meter;
  6. f. bijbehorende voorzieningen zoals: sport- en speelvoorzieningen, terrassen, hondenuitlaatplaatsen, in- en uitritten en fiets- en voetpaden;
  7. g. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, overstortvijvers, rioolbuffers, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen;
  8. h. (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel

9.2 Bouwregels

9.3 Specifieke gebruiksregels

9.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.1 ten behoeve van moestuinen onder de voorwaarden dat:

  1. a. het gaat om het telen van groenten, kruiden, kleinfruit en bloemen;
  2. b. het uitsluitend gaat om hobbymatig gebruik van de gronden als moestuin;
  3. c. het oprichten van gebouwen niet is toegestaan;
  4. d. het gebruik als moestuin geen onevenredige hinder oplevert voor omliggende (woon)functies.

Artikel 10 Horeca

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horecabedrijven voor zover deze voorkomen in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijvigheid;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning (bw)', is tevens een bedrijfswoning toegestaan;
  3. c. bijbehorende voorzieningen, zoals: verhardingen, terrassen, parkeer- en groenvoorzieningen;
  4. d. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.

10.2 Bouwregels

10.3 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van de in lid 1 genoemde bedrijfswoning geldt dat deze uitsluitend is toegestaan op de verdieping(en).

Artikel 11 Maatschappelijk

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat alleen bestaande geluidsgevoelige functies zijn toegestaan en geluidsgevoelige functies waarvoor ten tijde van vaststelling van het bestemmingsplan een hogere waarde op grond van de Wet geluidhinder is verleend. Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - functiemengingsgebied' zijn maatschappelijke voorzieningen toegestaan voor zover deze voorkomen in categorie A, B of C van de Staat van bedrijvigheid en/of in categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijvigheid. Buiten de aanduiding 'milieuzone - functiemengingsgebied' zijn maatschappelijke voorzieningen alleen toegestaan voor zover deze voorkomen in categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijvigheid;
  2. b. bestaande bedrijfswoningen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk- gasdrukmeet- en regelstation (sm-gr) " voor een gasdrukmeet- en regelstation
  4. d. ondersteunende horeca zoals bedoeld in artikel 23.5;
  5. e. bijbehorende voorzieningen zoals: verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen, sport- en speelvoorzieningen;
  6. f. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.

11.2 Bouwregels

11.3 Nadere eisen

  1. a. Het bevoegd gezag kan ter bescherming van het woon- en leefklimaat nadere eisen stellen ten aanzien van de in lid 11.1 toegestane functies;
  2. b. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering en constructie van gebouwen en de inrichting van een perceel, indien hiertoe, met het oog op stedenbouwkundige-, ruimtelijk/functionele- of milieutechnische kwaliteit, aanleiding bestaat.

11.4 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van de in lid 11.1 toegestane functies binnen de aanduiding 'milieuzone - functiemengingsgebied' geldt dat deze functies zijn toegestaan voor zover deze voorkomen in categorie A, B of C van de Staat van bedrijvigheid, waarbij geldt dat:

  1. a. functies vallend onder categorie A van de Staat van bedrijvigheid zijn ook aanpandig aan woningen toegestaan;
  2. b. functies vallend onder categorie B van de Staat van bedrijvigheid dienen bouwkundig afgescheiden te zijn van woningen en andere milieugevoelige functies;
  3. c. functies vallend onder categorie C van de Staat van bedrijvigheid dienen bouwkundig afgescheiden te zijn van woningen en andere milieugevoelige functies en ontsloten te zijn op de hoofdinfrastructuur;
  4. d. voor de functies die niet onder categorie A, B of C vallen, geldt dat ten opzichte van woningen en andere milieugevoelige functies minimaal de afstand moet worden aangehouden zoals aangegeven onder het kopje 'grootste afstand' in de Staat van bedrijvigheid;
  5. e. bestaand gebruik waarbij niet voldaan wordt aan het bepaalde in lid a t/m d is toegestaan en mag worden vernieuwd of veranderd, mits de afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot.

11.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 11.1 onder a teneinde maatschappelijke voorzieningen toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan genoemd, voor zover de betrokken functie naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de ter plaatse toelaatbare categorieën van de Staat van bedrijvigheid;
  2. b. lid 11.1 onder a teneinde maatschappelijke voorzieningen toe te laten die niet in de Staat van bedrijvigheid zijn genoemd, voor zover de betrokken functie naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de ter plaatse toelaatbare categorieën van de Staat van bedrijvigheid.
  3. c. lid 11.1 onder a ten einde geluidsgevoelige functies toe te laten die passen binnen de bestemmingsomschrijving waarvoor ten tijde van vaststelling van het bestemmingsplan geen hogere waarde op grond van de Wet geluidhinder is verleend, maar op grond van akoestisch onderzoek of anderszins aangetoond kan worden dat de betreffende functie ruimtelijk aanvaardbaar is.

Artikel 12 Maatschappelijk - Begraafplaats

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een begraafplaats;
  2. b. ondersteunende horeca zoals bedoeld in artikel 23.5;
  3. c. bestaande bedrijfswoning;
  4. d. bijbehorende voorzieningen zoals: verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen;
  5. e. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.

12.2 Bouwregels

Artikel 13 Tuin

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen en groenvoorzieningen;
  2. b. gebouwen behorend bij het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw(en);
  3. c. ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals (brand)trappen, luifels en balkons, ten behoeve van het aangrenzende hoofdgebouw in de naastgelegen bestemming;
  4. d. in- en uitritten, parkeervoorzieningen en overige verhardingen (waaronder terrassen) behorend bij het op hetzelfde bouwperceel gelegen bebouwing;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'waardevolle boom' tevens voor bescherming en instandhouding van de waardevolle boom;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding "pd' voor paden ten behoeve van de ontsluiting van aangrenzende percelen.
  7. g. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.

13.2 Bouwregels

13.3 Specifieke gebruiksregels

Het totale oppervlak van ongebouwde parkeervoorzieningen mag:

niet meer dan 50% van de tot “Tuin” bestemde gronden bedragen, met dien verstande dat bestaand gebruik ten behoeve van parkeren van meer dan 50% is toegestaan.

Artikel 14 Verkeer

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met een functie voor verblijf en verplaatsing (waaronder terrassen), verkeerswegen (waaronder busbanen, fiets- en voetpaden), openbaar vervoer (waaronder hoogwaardig openbaar vervoer), kunstwerken (zoals bruggen en andere waterstaatkundige werken), parkeervoorzieningen (waaronder garageboxen en parkeergarages) en fietsenstallingen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'waardevolle boom' tevens voor bescherming en instandhouding van de waardevolle boom;
  3. c. bijbehorende voorzieningen zoals: groen-, sport- en speelvoorzieningen, reclameobjecten en taluds;
  4. d. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen;
  5. e. erfafscheidingen en geluidwerende voorzieningen, zoals geluidswallen en geluidsschermen;
  6. f. ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals (brand)trappen, luifels en balkons, ten behoeve van het aangrenzende hoofdgebouw in de naastgelegen bestemming;
  7. g. (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 22.2.

14.2 Bouwregels

14.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan het gebruik van garageboxen voor enige vorm van detailhandel en/of horeca.

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 15 Wonen

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang (ond)', tevens voor een onderdoorgang;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning (zw)' uitsluitend voor een zorgwoning;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'atelier (atl)' tevens voor een atelier;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf aan huis (bah)', tevens voor een bedrijf aan huis;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding praktijkruimte (prr), tevens voor een praktijkruimte aan huis;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' tevens voor een winkel/detailhandel (aan huis);
  8. h. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van dienstverlening-studiebegeleiding (sdv-studiebegeleiding) tevens voor (een instituut voor) studiebegeleiding;
  9. i. aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten zoals bedoeld in artikel 23.1;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'waardevolle boom' tevens voor bescherming en instandhouding van de waardevolle boom;
  11. k. bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen;
  12. l. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.

15.2 Bouwregels

15.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan:

bewoning van, al dan niet aangebouwde, bijgebouwen;

Artikel 16 Leiding - Hoogspanning

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg, instandhouding en/of bescherming van een ondergrondse hoogspanningsleiding.

16.2 Bouwregels

16.3 Afwijken van de bouwregels

16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 17 Leiding - Riool

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg, instandhouding en/of bescherming van een rioolwatertransportleiding.

17.2 Bouwregels

17.3 Afwijken van de bouwregels

17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 18 Waarde - Archeologie 2

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden (gebieden met een hoge archeologische verwachting).

18.2 Bouwregels

18.3 Afwijken van de bouwregels

18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

18.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:

  1. a. de bestemming Waarde - Archeologie 2 als bedoeld in lid 18.1 geheel of gedeeltelijk te doen laten vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn en niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
  2. b. de bestemming Waarde - Archeologie 3 op te nemen indien op basis van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 19 Waarde - Archeologie 3

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 3 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden (gebieden van zeer grote archeologische waarde).

19.2 Bouwregels

19.3 Afwijken van de bouwregels

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

19.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:

de bestemming Waarde - Archeologie 3 als bedoeld in lid 19.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn en niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

Artikel 20 Waarde - Cultuurhistorie

20.1 bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Cultuurhistorie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de cultuurhistorische waarden van de gronden.

20.2 bouwregels

Op deze gronden mag ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, in afwijking van het bepaalde in de bijbehorende bouwregels, niet worden gebouwd, tenzij het gaat om:

  1. 1. inpandige veranderingen;
  2. 2. een verandering van een achtergevel of achterdakvlak, mits die gevel of dat dakvlak niet naar openbaar toegankelijk gebied is gekeerd;
  3. 3. een bouwwerk op erf aan de achterkant van een hoofdgebouw, mits dat erf niet ook deel uitmaakt van het erf aan de zijkant van dat gebouw en niet naar een openbaar toegankelijk gebied is gekeerd;
  4. 4. een bouwwerk op gronden die onderdeel zijn van een openbaar toegankelijk gebied;
  5. 5. het gaat om bestaande bouwwerken.

20.3 Afwijken van de bouwregels

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

20.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 21 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 22 Algemene Bouwregels

22.1 Beeldende kunst

Het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, ten behoeve van beeldende kunst en gedenktekens zijn binnen alle bestemmingen toegestaan tot een maximum bouwhoogte van 15 meter, met dien verstande dat de regels van de dubbelbestemmingen en algemene aanduidingsregels onverkort van toepassing zijn.

22.2 (Bouw)werken ten algemenen nutte

Het oprichten van bouwwerken ten algemenen nutte, zoals: transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, kabels en leidingen, straatmeubilair, infiltratievoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van koude- en warmteopslag, wachthuisjes voor verkeers- en parkeerdiensten en schuilgelegenheden, is binnen alle bestemmingen toegestaan, met dien verstande dat:

  1. a. de inhoud van elk gebouw niet meer mag bedragen dan 50 m³;
  2. b. de oppervlakte van elke overkapping niet meer mag bedragen dan 20 m²;
  3. c. de goothoogte van gebouwen niet meer dan 3 meter mag bedragen en de bouwhoogte van gebouwen niet meer dan 5 meter mag bedragen;
  4. d. de bouwhoogte van overkappingen niet meer dan 3 meter mag bedragen;
  5. e. voor de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, de bouwregels van de geldende bestemming van toepassing zijn;
  6. f. de regels van de dubbelbestemmingen en algemene aanduidingsregels onverkort van toepassing zijn.

22.3 Jongerenontmoetingsplaatsen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de bestemmingen Groen, Verkeer of Maatschappelijk ten behoeve van jongerenontmoetingsplaatsen onder de voorwaarden dat:

  1. a. het gaat om een visueel goed zichtbare locatie;
  2. b. de locatie voldoende (verkeers)veilig is;
  3. c. de locatie bij voorkeur gelegen is nabij een speelvoorziening;
  4. d. de afstand tot omliggende woonbebouwing dusdanig is dat er geen hinder voor omwonenden is te verwachten;
  5. e. de oppervlakte van gebouwen en/of overkappingen ten behoeve van een jongerenontmoetingsplaats per locatie niet meer dan 20 m2 bedraagt. De goothoogte mag maximaal 3 meter en de bouwhoogte maximaal 5 meter bedragen.

22.4 Ondergronds bouwen

Bouwen onder peil ten behoeve van de bestemming is toegestaan, met dien verstande dat:

  1. a. bouwen onder peil is toegestaan binnen de aanduiding 'bouwvlak' ten behoeve van op de begane grond toegestane functies;
  2. b. bouwen onder peil is toegestaan binnen de aanduiding 'bouwvlak' ten behoeve van ondergrondse parkeervoorzieningen;
  3. c. bouwen onder peil binnen de bestemming Wonen is tevens buiten de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan, voor zover bovengronds aan- en uitbouwen zijn toegestaan dan wel tot zover als de bestaande bovengrondse aan- of uitbouw reikt;
  4. d. bouwen onder peil binnen de bestemming Gemengd is tevens buiten de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan, voor zover bovengronds aan- en uitbouwen zijn toegestaan dan wel tot zover als de bestaande bovengrondse aan- of uitbouw reikt;
  5. e. bouwen onder peil binnen de bestemming Tuin is toegestaan, mits grenzend aan het hoofdgebouw met een maximum diepte van 1,5 meter dan wel tot zover als de bestaande bovengrondse aan- of uitbouw reikt;
  6. f. bouwen onder peil ten behoeve van bouwwerken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 22.2 is toegestaan;
  7. g. bestaande ondergrondse gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan;
  8. h. de regels van de dubbelbestemming en algemene aanduidingsregels onverkort van toepassing zijn.

22.5 Dakkapellen

Indien zich aan enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 60% van de gevelbreedte (op de achterzijde van een gebouw meer dan 80%), wordt de goot of boeibord van de dakkapel tevens als goot- of boeibordhoogte van het gebouw aangemerkt.

22.6 Mansardekap

De mansardekap of gebroken kap is een dakvorm met gebroken, naar buiten geknikte vlakken. Naast het gebroken zadeldak komt het gebroken schilddak voor, het is dus een kap met vier dakvlakken. Een mansardekap kan worden gerealiseerd mits wordt voldaan aan de volgende (cumulatieve) criteria:

  • de verhouding tussen de hoogte van de zijgevel en de hoogte van de kap is tussen de 1:1,3 en 1:2;
  • de hellingshoek van het onderste dakvlak is tussen de 70-80 graden, de hellingshoek van het bovenste dakvlak tussen de 25 - 35 graden;
  • er is sprake van maximaal 2 (bewoonbare) lagen met zolderverdieping;
  • de mansardekap wordt alleen toegepast bij één volledige bouwlaag met kap. De kap moet dus op de tweede bouwlaag beginnen.

Artikel 23 Algemene Gebruiksregels

23.1 Aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten

23.2 Bed en breakfast

In hoofdgebouwen die ingevolge deze regels gebruikt mogen worden voor de hoofdfuncties bedrijven, voorzover deze voorkomen in categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijvigheid, cultuur en ontspanning, detailhandel, dienstverlening, kantoren en/of maatschappelijke voorzieningen is op de verdieping(en) een bed en breakfast toegestaan.

23.3 Buitenschoolse opvang en kinderdagverblijven

23.4 Evenementen

Evenementen zijn binnen alle bestemmingen toegestaan, mits hiervoor vergunning is verleend of voldaan wordt aan de voorwaarden voor een vergunningvrij evenement op grond van de Algemeen Plaatselijke Verordening.

23.5 Ondersteunende horeca

In gebouwen die ingevolge deze regels gebruikt mogen worden voor cultuur en ontspanning, detailhandel, dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen, recreatie en/of sport, en niet voor horeca, is ondersteunende horeca onder de volgende voorwaarden toegestaan:

  1. a. de horeca-activiteit is ondergeschikt aan de hoofdactiviteit;
  2. b. de openingstijden van de horeca-activiteit zijn aangepast aan de openingstijden van de hoofdactiviteit;
  3. c. de toegang tot de horeca-activiteit is uitsluitend via die van de hoofdactiviteit, er is dus geen aparte ingang;
  4. d. er is in het pand vrij toegankelijke sanitaire ruimte;
  5. e. voor de horeca-activiteit mag geen aparte reclame worden gemaakt;
  6. f. van het totale vloeroppervlak van een food-detailhandelsbedrijf mag maximaal 20 m2 en niet meer dan 25% van het totale verkoopvloeroppervlak aan ondersteunende horeca worden besteed, mits binnen een afstand van 50 meter aan weerszijden van het pand zich geen andere zaak bevindt met ondersteunende of reguliere horeca;
  7. g. van het totale vloeroppervlak van een non-food detailhandelsbedrijf mag maximaal 50 m2 en niet meer dan 25% van het totale verkoopvloeroppervlak aan ondersteunende horeca worden besteed, mits binnen een afstand van 50 meter aan weerszijden van het pand zich geen andere zaak bevindt met ondersteunende of reguliere horeca;
  8. h. van het totale vloeroppervlak van een maatschappelijke voorziening, een voorziening gericht op cultuur en ontspanning en een recreatieve- en sportvoorziening (met uitzondering van een sporthal en sportveld) mag maximaal 10% aan ondersteunende horeca worden besteed;
  9. i. van het totale vloeroppervlak van een sporthal mag maximaal 12% aan ondersteunende horeca worden besteed;
  10. j. voor 1 sportveld mag maximaal 150 m2 aan ondersteunende horeca worden besteed en bij meerdere velden mag voor ieder extra sportveld maximaal 75 m2 worden opgeteld, met dien verstande dat de maximum oppervlakte niet meer mag bedragen dan 375 m2.

De gehanteerde oppervlaktematen betreffen de totale oppervlakte ten dienste van de ondersteunende horecafunctie, niet inbegrepen de daarbij behorende ruimten als opslag, keuken- en toiletruimten.

23.6 Productiegebonden en ondergeschikte detailhandel

Productiegebonden detailhandel en ondergeschikte detailhandel bij bedrijven is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  1. a. de detailhandel staat in directe relatie met de aanwezige bedrijfsvoering. Zo geldt voor productiebedrijven, dat er alleen producten mogen worden verkocht die door het bedrijf zelf zijn geproduceerd;
  2. b. de detailhandelsfunctie is voor wat de bedrijfsvoering betreft van ondergeschikt belang (maximaal 20% van de omzet);
  3. c. de detailhandelsfunctie is gemaximeerd ten aanzien van de hoofdfunctie en bedraagt maximaal 20% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte, met dien verstande dat de maximum omvang ervan nooit meer dan 100 m² verkoopvloeroppervlakte bedraagt;
  4. d. de detailhandel plaats vindt in een afgeschermde ruimte;
  5. e. voor de detailhandel gelden de openingstijden die ook voor de reguliere detailhandel van toepassing zijn;
  6. f. er wordt voorzien in parkeerruimte op eigen erf.

23.7 Seksinrichting of escortbedrijf

23.8 Verkoopstandplaatsen

Verkoopstandplaatsen zijn binnen de bestemmingen Groen, Verkeer en Water toegestaan, mits hiervoor vergunning is verleend of voldaan wordt aan de voorwaarden voor vergunningvrije standplaatsen op grond van de Algemeen Plaatselijke Verordening.

Artikel 24 Algemene Aanduidingsregels

24.1 milieuzone - functiemengingsgebied

Op gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - functiemengingsgebied' is functiemenging toegestaan onder de voorwaarden dat:

  1. a. het gaat om kleinschalige functies, zoals ambachtelijke bedrijvigheid;
  2. b. productie en/of laad- en loswerkzaamheden vinden alleen in de dagperiode plaats;
  3. c. de activiteiten (inclusief opslag) vinden hoofdzakelijk inpandig plaats.

24.2 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

Gronden ter plaatse van de aanduiding "milieuzone-grondwaterbeschermingsgebied" zijn aangewezen als grondwaterbeschermingsgebied. Voor deze gronden gelden de desbetreffendeprovinciale regels op grond van de Omgevingsverordening Gelderland.

24.3 veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 1

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 1' zijn nieuwe zeer kwetsbare objecten niet toegestaan.

24.4 veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 2

24.5 veiligheidszone - barim 1

Binnen de aanduiding 'veiligheidszone - barim 1' zijn geen nieuwe beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten toegestaan.

24.6 veiligheidszone-externe veiligheid

De gronden ter plaatse van de op de verbeelding aangegeven aanduiding 'veiligheidszone - externe veiligheid' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen .

24.7 wetgevingzone - waarde archeologie 1

24.8 Wetgevingszone-wijzigingsgebied

Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone-wijzigingsgebied' zijn Burgemeester en wethouders bevoegd om, met toepassing van artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening en binnen de ruimtelijke kaders zoals beschreven in paragraaf 6.4. van de plantoelichting, het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de realisatie van zorgwoningen.

24.9 overige zone - cultuurhistorisch waardevolle erfafscheiding

Artikel 25 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van dit plan, voor zover het een in beperkte mate afwijking van de maatvoering betreft, noodzakelijk om het bouwwerk zodanig te laten aansluiten op een bestaande, legale situatie dat dit vanuit architectonisch en/of bouwkundig opzicht een verbetering is.

Artikel 26 Overige Regels

26.1 Parkeerregels

26.2 Voorrangsregeling bestemmingen

Bij toepassing van de bestemmingen uit Hoofdstuk 2 geldt, indien op deze gronden een (enkelvoudige) bestemming samenvalt met een dubbelbestemming, primair het bepaalde met betrekking tot de dubbelbestemming.

Indien twee of meer dubbelbestemmingen samenvallen, dient de volgende prioriteitenvolgorde te worden aangehouden:

  1. a. in de eerste plaats de planregels van artikel artikel 16 (Leiding-Hoogspanning);
  2. b. in de tweede plaats de planregels van artikel 17 (Leiding-Riool);
  3. c. in de derde plaats de planregels van artikel 18 (Waarde-Cultuurhistorie);

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 27 Overgangsrecht

27.1 Overgangsrecht bouwwerken

27.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 28 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Nijmegen Midden 2015'.

Bijlagen Bij De Regels

Bijlage 1 Staat Van Bedrijvigheid (Toelichting)

Algemeen

Een goede ruimtelijke ordening omvat ook het zoveel als mogelijk voorkomen van hinder en gevaar voor kwetsbare bestemmingen door milieubelastende activiteiten. Dit kan onder meer worden bereikt door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten en hiervoor gevoelige functies. In de ruimtelijke ordening wordt dan ook gewerkt met "milieuzonering", die het mogelijk maakt om enerzijds hinder en gevaar voor alle betrokkenen te voorkomen en waarmee het anderzijds ook voor bedrijven mogelijk wordt gemaakt om zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen.

Toepassing milieuzonering

Sinds 1986 geeft de vereniging van Nederlandse Gemeenten een brochure uit over bedrijven en milieuzonering. Doel van deze brochure "Bedrijven en Milieuzonering" (verder: "de VNG-brochure") was, en is nog steeds, het bieden van een op de praktijk van de ruimtelijke planvorming gerichte handreiking voor maatwerk op lokaal niveau. De, in de tijd steeds geactualiseerde, VNG-brochure, is in Nederland inmiddels uitgegroeid tot het meest toegepaste en geaccepteerde hulpmiddel, om de afstanden tussen bedrijvigheid en woningen, concreet voor een locatie, in te vullen. Ook voor de toepassing van milieuzonering in dit plan wordt gebruik gemaakt van de VNG-brochure (editie 2009).

Het bestemmingsplan biedt de mogelijkheid tot het vestigen van nieuwe bedrijven. De uitgangspunten met betrekking tot nieuwe bedrijfsvestigingen, maar ook nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de nabijheid van bedrijvigheid, worden in dit bestemmingsplan bepaald aan de hand van de methodiek zoals omschreven in de VNG- brochure. Hierbij wordt in principe een "milieuzone" aangehouden tussen bedrijvigheid en "gevoelige objecten". De omvang van deze milieuzone is enerzijds afhankelijk van de mogelijke milieubelasting veroorzaakt door de soort bedrijvigheid, en anderzijds van de omgeving waarbinnen het gevoelige object is gelegen.

Deze "VNG-methodiek" vereist uiteraard enige toelichting.

milieubelasting

De potentiële milieubelasting veroorzaakt door een bepaalde vorm van bedrijvigheid wordt in de VNG-brochure per bedrijfstype bepaald in de bedrijvenlijst, in de VNG-brochure opgenomen als bijlage 1.

De als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen Staat van Bedrijvigheid (verder: SvB), is een verbijzonderde afgeleide van deze bijlage 1 van de VNG-brochure. De SvB is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijvigheid (naar hoofdcategorieën), al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal milieucategorieën, veelal direct overgenomen uit de VNG-publicatie, waarbij afwijkingen, hieronder in deze toelichting, nader worden verduidelijkt.

De SvB is in zijn algemeenheid een categorale indeling, waarbij per bedrijfscategorie de mate van milieu-hygiënische hinderlijkheid, aan de hand van een aantal indicatoren (o.a. geur, gevaar, geluid, stof ), wordt aangegeven. In de SvB behorende bij dit bestemmingsplan zijn slechts drie milieuhinder-categorieën opgenomen: 1, 2 en 3.1. Hiervoor gelden specifieke milieuzones, waarvan de straal wordt gegeven in door de zgn. "richtafstanden". Voor de genoemde milieuhinder-categorieën gelden richtafstanden van respectievelijk 10, 30 en 50 meter.

Categorie 1 en 2 betreffen bedrijvigheid die wellicht toelaatbaar is tussen of soms zelfs onmiddellijk naast woonbebouwing. Categorie 3.1 betreft in principe kleine tot (middel)grote industrie. Deze categorie betreft activiteiten die slechts toelaatbaar zijn op afstand van woonbebouwing.

De omgeving

De in de SvB genoemde richtafstanden gelden in principe ten opzichte van een rustige woonwijk. De ervaren hinderlijkheid van bepaalde activiteiten hangt echter sterk samen met de reeds aanwezige belasting van de betreffende milieuaspecten. In bepaalde wijken heerst dan ook al een woon- en leefklimaat waar, zonder dat dit de kwaliteit van de leefomgeving aantast, in principe ook zwaardere bedrijvigheid kan worden toegelaten.

In dit soort wijken geldt dat het vanuit het oogpunt van efficiënt ruimtegebruik niet wenselijk is om de functiescheiding zo ver mogelijk door te voeren. Op grond van dit alles onderscheidt men in de VNG-brochure, al vanaf de eerste publicatie, een tweetal omgevingstypen ('rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'), waarvoor verschillende richtafstanden gelden.

Volgens de VNG-brochure kunnen de richtafstanden voor een 'rustige woonwijk', zonder dat dit ten koste gaat van het bestaande woon- en leefklimaat, met één afstandsstap worden verlaagd indien sprake is van een gemengd gebied. Dit betekent dat voor de in deze SvB toegestane hindercategorieën 1, 2 en 3.1, in de gemengde gebieden afstanden gelden van resp. 0, 10 en 30 meter.

Deze "verkleining van de milieuzones" is overigens alleen mogelijk bij die milieuaspecten waarvan de ervaren hinderlijkheid wordt bepaald door de heersende achtergrondniveaus, zoals het geval is bij geluid of geur. Wanneer de richtwaarde voor gevaar (externe veiligheid) bepalend is voor de aan te houden afstand tussen bedrijvigheid en gevoelig object, is het uiteraard niet mogelijk om de milieuzone op deze manier te verkleinen.

Gemotiveerd toepassen (functiemengingsgebieden)

De toepassing van milieuzones en richtafstanden ten opzichte van de verschillende omgevingstypen, zoals een rustige woonwijk of gemengd gebied, gaat uit van het principe van functiescheiding.

Binnen bepaalde woongebieden bestaat echter van oudsher reeds een matige tot sterke functiemenging, waar milieubelastende en milieugevoelige functies op dusdanig korte afstand van elkaar zijn gesitueerd, dat de richtafstanden (en dus functiescheiding) niet goed toepasbaar zijn, zonder dat hiermee ook het karakter van het gebied (ongewild) wordt aangetast.

Daarnaast blijkt dat de door de aanwezige bedrijvigheid optredende overlast, door de betrokken aanwonenden, ook niet zozeer als hinderlijk wordt ervaren. Deze (niet als zodanig ervaren) milieuhinder wordt, binnen zekere grenzen (uiteraard wordt de mate van overlast wel begrensd door de milieuregelgeving), in deze gebieden ook geaccepteerd als de consequentie van het leven in een levendig gebied met functiemenging.

Functiemenging wordt in deze gebieden, zoals stadscentra, dorpskernen, winkelcentra en horecaconcentratiegebieden, dan ook welbewust nagestreefd en conflicteert hier dus met het principe van milieuzonering. De onderkenning van dit dilemma was de belangrijkste wijziging in het principe van milieuzonering zoals omschreven in de VNG-brochure van 2007. In deze publicatie werd dan ook voor het eerst een zoneringslijst opgesteld voor gebieden met functiemenging (bijlage 4 van de VNG-brochure). Een voor de VNG-brochure nieuwe omgevingscategorie, naast de al in eerdere publicaties omschreven "rustige woonwijk" en "gemengd gebied".

In gebieden met functiemenging wordt niet gewerkt met richtafstanden. De toelaatbaarheid van milieubelastende functies in gebieden met functiemenging wordt beoordeeld aan de hand van de volgende drie, ruimtelijk relevante, milieucategorieën:

  • categorie A: activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijvigheid zijn daarbij toereikend. Gebouwen zijn aanpandig indien zij constructief aan elkaar zijn gebouwd, waardoor contactgeluid via een constructieve verbinding mogelijk is;
  • categorie B: activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden. Gebouwen zijn bouwkundig afgescheiden indien er sprake is van zelfstandige bouwkundige eenheden, die in constructief en functioneel opzicht te onderscheiden zijn (201303879/1/A2);
  • categorie C: de activiteiten zoals genoemd onder categorie B, waarbij vanwege relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.

In de toelichting van dit bestemmingsplan is aangegeven welke wegen in het plangebied als gebiedsontsluitingswegen worden gezien. Deze gebiedsontsluitingswegen vormen de hoofdinfrastructuur waarlangs categorie C bedrijven kunnen worden toegestaan. Deze bedrijven kunnen direct of indirect (via een zijweg) zijn ontsloten op een gebiedsontsluitingsweg. Het is daarbij van belang dat er geen verkeershinder voor de omgeving plaatsvindt.

Deze beoordeling geldt dus alleen voor als zodanig aangewezen gebieden met functiemenging. Buiten deze gebieden worden al deze bedrijven "gewoon" beoordeeld aan de hand van de in de VNG-brochure omschreven methodiek voor milieuzonering. Bijvoorbeeld een werkplaats waar kleding van leer gemaakt wordt, dient buiten de bovengenoemde aangewezen gebieden voor functiemenging, een minimale afstand van 30 meter in een woongebied en 10 meter in een gemengd gebied, aan te houden tot gevoelige objecten.

Voor de duidelijkheid moet dan wel worden opgemerkt dat wat betreft de mate van overlast die een bedrijf mag veroorzaken naar gevoelige objecten (veelal genormeerd via het Activiteitenbesluit), geen verschil bestaat tussen een gebied met functiemenging en de andere woongebieden. Wel zal het bevoegde gezag in functiemengingsgebieden gemakkelijker aan mogen nemen dat een bepaalde bedrijfsfunctie uit de A-, B- of C- categorie, past binnen een beoogde bestemming, zonder dat hiervoor diverse milieuonderzoeken moeten worden opgevraagd omdat niet wordt voldaan aan een bepaalde minimale afstand.

Uiteraard geldt dit beleid niet voor alle bedrijfstypen. In een gebied met functiemenging wordt uiteraard niet beoogd om ruimte te maken voor een groot transportbedrijf of chemische fabriek, maar biedt de VNG-brochure een afwegingskader voor de soorten van bedrijvigheid waar functiemenging voor mogelijk is. Dit afwegingskader is ook toegepast bij de SvB, behorend bij dit bestemmingsplan:

  • categorie A voor activiteiten in milieucategorie 1;
  • categorie B voor activiteiten maximaal in categorie 1 voor wat betreft aspect gevaar; categorie 2 voor stof en geur; categorie 3.1 voor geluid met een index van maximaal 1G (goederen) en 2P (personen);
  • categorie C, als categorie B, maar met een maximale index van 2G (goederen) en 3P (personen).

Bovendien geldt de functiemenging-mogelijkheid niet voor alle bedrijven in een bepaalde bedrijfscategorie. Aangesloten wordt ook hier bij de VNG-brochure, waarin voor de toelaatbaarheid van de verschillende activiteiten, de volgende randvoorwaarden worden gegeven:

  1. 1. het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
  2. 2. productie en/ of laad en losactiviteiten vinden alleen in de dagperiode plaats;
  3. 3. de activiteiten, inclusief opslag, geschieden hoofdzakelijk inpandig;
  4. 4. de activiteiten uit categorie C beschikken daarnaast over een goede aansluiting op de hoofdinfrastructuur.

Deze randvoorwaarden hebben als consequentie dat bepaalde gelijksoortige typen van milieubelastende activiteiten, juist in een gebied waar functiemenging wordt nagestreefd, toch volledig anders beoordeeld moeten worden. Bijvoorbeeld een school met een schoolplein kan dan op grond van de derde voorwaarde niet worden gezien als een type B activiteit. Milieuzonering blijft hier dus aangewezen, waardoor categorie 2 van toepassing blijft. Dit terwijl een school zonder schoolplein (of een schoolplein met een aantoonbaar ondergeschikte functie) in een functiemenging-gebied juist wel moet worden gezien als type B, conform de SvB. Het gaat immers, conform de jurisprudentie dienaangaande, bij de beoordeling om datgene wat "in hoofdzaak" plaats vindt bij een milieubelastende activiteit. Met andere woorden; het gaat hier om datgene wat in hoofdzaak milieubelastend is (in casu: het schoolplein).

De acceptatie van het principe van functiemenging heeft er toe geleid dat de toepassing van de VNG-brochure in de bestemmingsplanpraktijk vanaf 2007 in plaats van het "gemotiveerd afwijken" als nieuw uitgangspunt het "gemotiveerd toepassen" heeft kozen. In de VNG-brochure (p.40) zelf wordt hierover opgemerkt: "Er kan naar keuze gebruik worden gemaakt van meerdere lijsten, voor de inpassing van activiteiten in gemengd gebied zijn de milieucategorieën A, B en C opgenomen [...]. Na vaststelling van de lijsten in het bestemmingsplan is bij afwijkingen uiteraard een zorgvuldige motivering nodig."

Gemotiveerd afwijken

De VNG-brochure is bedoeld als hulpmiddel en niet als blauwdruk. Ook wanneer functiemenging niet aan de orde is, laat jurisprudentie zien dat, van de brochure kan/moet worden afgeweken wanneer aannemelijk wordt gemaakt dat, ondanks het voldoen aan de in de VNG-brochure genoemde richtafstanden, de bedrijfsvoering door nieuwe ontwikkelingen in sommige gevallen toch wordt beperkt. Of omgekeerd kan het ook aan de orde zijn dat een goed woon- en leefklimaat bij kleinere afstanden juist wel kan worden gewaarborgd. Belangrijke voorwaarde hierbij is echter wel dat aan dergelijke afwegingen een zeer gedegen nader onderzoek ten grondslag moet liggen.

Er kan dus "mits zorgvuldig gemotiveerd", ook worden afgeweken van de in de VNG-brochure genoemde richtafstanden voor functiescheiding. Hierbij dienen ook de mogelijke (toekomstige) gevolgen voor het woon- en leefmilieu, toch al direct te worden meegewogen in de belangenafweging. De Raad van State meent dat een bevoegd gezag zich reeds bij de bestemmingsplanprocedure een oordeel dient te vormen of, uitgaande van de "representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden", geen onoverkomelijke problemen zijn te verwachten. Hierdoor kan de belangenafweging dienaangaande ook niet worden doorgeschoven naar de Wabo- (milieu)vergunningverlening (o.a. ABRvS 200408416/1, Zaanstad). Bestemmingsplannen mogen immers geen bestemmingen bevatten die niet kunnen worden gerealiseerd omdat bij voorbaat al vaststaat dat niet aan de milieueisen kan worden voldaan.

Vooralsnog valt uit de jurisprudentie nog niet eenduidig af te leiden wat dan de toetsingsgrondslag van deze nadere motivatie zou moeten zijn. Waarschijnlijk is dat hiervoor het Activiteitenbesluit kan worden gebruikt. Het Activiteitenbesluit is een algemene maatregel van bestuur waarin regels zijn opgenomen die nodig zijn ter bescherming van het milieu tegen de nadelige gevolgen van bedrijfsactiviteiten, die gelden voor de overgrote meerderheid van de bedrijven in Nederland. De normen die het activiteitenbesluit bevat, hebben in principe geen 'omgekeerde werking', het bevat dus geen normen voor een 'redelijk woon- en leefklimaat' voor milieugevoelige functies. Het bestemmingsplan, dan wel een besluit tot afwijking daarvan, blijft hierdoor het middel om een woon- en leefklimaat van omwonende te beschermen (o.a. ABRvS 201302600/1/A1, Lingewaard).

Toch kent de bestuursrechter in de praktijk al wel degelijk een omgekeerde werking toe aan de normen van het Activiteitenbesluit. Wanneer een bedrijf, door bijvoorbeeld nieuwvestiging van een woning, niet meer aan de normen van het Activiteitenbesluit zou kunnen voldoen, wordt het bestemmingsplan geacht niet meer te voldoen aan het uitgangspunt van een goede ruimtelijke ordening. Dit vanuit de gedachte dat indien aan het Activiteitenbesluit wordt voldaan, er in beginsel sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

Of er bij vestiging van milieubelastende functies in een bestemmingsplan een redelijk woon- en leefklimaat aan milieugevoelige functies wordt geboden, wordt dus, zoals hierboven al uitgewerkt, in beginsel bepaald aan de hand van de richtafstanden, of mogelijkheid tot functiemenging, als omschreven in de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'. Ook toekomstige ontwikkelingen worden dan geacht te zijn meegewogen. Wanneer aan de VNG-richtafstand, of voorwaarde voor functiemenging, wordt voldaan, dan hoeft er dus in principe geen toets meer aan het Activiteitenbesluit, of (soms) vigerende vergunning, plaats te vinden. Uiteraard geldt hiervoor wel de uitzondering dat, wanneer (onderbouwd) aannemelijk wordt gemaakt dat de criteria van de VNG-brochure in het concrete geval niet volstaan, nader onderzoek noodzakelijk is.

Wanneer de richtafstand echter groter is dan in een voorliggende situatie kan worden gehaald, of wanneer niet aan de criteria voor functiemenging kan worden voldaan, is bedrijfsvestiging toch nog steeds niet helemaal uitgesloten. Dit omdat, door middel van een algemene afwijkingsbevoegdheid, ook de mogelijkheid geboden wordt, om van de, op de VNG-brochure gebaseerde, SvB af te wijken. Deze afwijkingsbevoegdheid geldt ook voor bedrijfssoorten die niet op de lijst voorkomen en/of voor bedrijven uit een hogere milieuhindercategorie dan het bestemmingsplan toelaat. Uiteraard dient hieraan wel een zorgvuldige motivering, in de bovenstaande zin, ten grondslag te liggen.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen waarbij kwetsbare bestemmingen worden gerealiseerd, dient ook rekening te worden gehouden met de milieuzones rondom de bedrijven. Ook hier geldt dat bij inachtneming van de VNG-criteria in principe geen nader onderzoek noodzakelijk is. Maar net zoals bedrijven soms kunnen worden gerealiseerd op kortere afstanden dan volgens de VNG-richtlijnafstanden wenselijk is, kunnen omgekeerd ook woningen op geringere afstanden dan de richtafstanden toelaatbaar zijn, wanneer het betreffende bedrijf enerzijds geen uitbreidingsmogelijkheden meer heeft (wanneer er dus aannemelijk wordt gemaakt dat wordt uitgegaan van de "representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden") en er anderzijds sprake is van een "goed woon- en leefklimaat" ter plaatse van de geprojecteerde nieuwbouw.

Of deze situatie zich inderdaad voordoet, kan worden beoordeeld aan de hand van het aanvullend toetsingskader, zoals opgenomen in bijlage 5 van de VNG-brochure. De jurisprudentie laat hierbij echter zien dat aan de normstelling van het Activiteitenbesluit de plaats toekomt die de VNG-brochure reserveert voor haar eigen normstelling in het "Toetsingskader voor ontheffingen en planherzieningen". De gemeente Nijmegen zoekt dan ook bij de toepassing van dit VNG-toetsingskader aansluiting bij de jurisprudentie.

De verbijzonderde Staat van Bedrijvigheid

De keuze voor de bovenstaande wijze van milieuzonering betekent tevens dat, anders dan in voorgaande bestemmingsplannen van de gemeente Nijmegen, ook detailhandel, dienstverlening, kantoren, sport, maatschappelijke, culturele en recreatieve functies zijn onderworpen aan de VNG-methodiek. Het doel hiervan is om duidelijkheid en rechtszekerheid ten aanzien van deze functies, met een vaak grote maatschappelijke impact, te verschaffen. De SvB is dan ook gemodelleerd in deze zin.

De SvB van dit bestemmingsplan wijkt dan ook op enkele onderdelen af van de bedrijvenlijst van bijlage 1 van de VNG-publicatie. Allereerst valt qua vormgeving op dat, anders dan in de VNG-brochure (bijlage 1 van de VNG-brochure volgt de SBI-indeling), de indeling van de methodiek van de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012), is aangehouden. Hierbinnen werden vervolgens de verschillende functies en hoofdgroepen van de VNG-brochure (inclusief code) ingebracht. Tevens is aangegeven of de betreffende categorie in aanmerking komt voor functiemenging en zo ja, welk type (A, B of C) van toepassing is.

Bijlage I van de VNG-brochure kan worden gezien als een samenvatting en tevens uitwerking van de door het Centraal bureau voor de statistiek (CBS) uitgewerkte "Index per klasse bij de SBI 2008" (het bestand: sbi2008versie2012indexperklasse.xls; verder: "de CBS-lijst"). Voor zover niet geheel duidelijk is of een concreet bedrijf te plaatsen is in een bepaalde bedrijfscategorie van SvB, is er in dit bestemmingsplan voor gekozen om de (veel gedetailleerder) indeling uit de CBS-lijst uit 2012 bepalend te laten zijn. Om hierover echter onduidelijkheid te voorkomen, is dan ook bij ieder met name genoemd bedrijf de meer gedetailleerdere SBI-code van de CBS-lijst opgenomen, terwijl bij de omschrijving toch is aangesloten bij de Bijlage I van de VNG-brochure, waardoor de betreffende categorie-indeling van het specifieke bedrijf toch duidelijk te herleiden is.

Daarnaast zijn er enkele inhoudelijke wijzigingen, die in het onderstaande puntsgewijs zullen worden toegelicht:

  • in de lijn van het gestelde in de casus ABRvS 200004956/1 (Amsterdam) en de aanbevelingen dienaangaande in de VNG-brochure, zijn, gelet op de karakteristieken van het plangebied, in de SvB alleen bedrijven ondergebracht tot en met milieucategorie 3.1;
  • gelet op het karakter van de omgeving zijn agrarische bedrijven, evenals dienstverlenende bedrijven in deze sector, niet opgenomen in de SvB. In aansluiting met de SVBP2012 hebben kantoren een eigen hoofdcategorie (sub D) gekregen, waarbinnen de diverse kantoor-aanduidingen in de VNG-brochure zijn ondergebracht. Het betreft hier kantoren zonder overwegende baliefunctie, waarvan de grootte in principe dus bepalend is voor de te verwachten milieuhinder. Kantoren met (overwegende) baliefunctie zijn gerangschikt onder de categorie dienstverlening;
  • ten opzichte van de VNG-publicatie is gekozen voor een afwijkende beoordeling van de hinderaspecten die samen hangen met autohandel- en reparatiebedrijven, benzinestations en aanverwante bedrijven. Gebleken is dat de overlast ten aanzien van "reparaties waarbij de garagedeuren niet zijn gesloten" of "buitenreparaties" in de woonbebouwing vooral 's zomers tot grote problemen kan leiden. Dit terwijl de opslag van brandstoffen en olieachtige producten op zichzelf voor ongewenste risico's zorgen, waardoor wij van mening zijn dat nieuw vestiging in woongebieden in principe niet gewenst is. Daarnaast zijn het naar onze mening niet alleen de bedrijfsprocessen zelf die in dit verband als risicovol moeten worden beoordeeld, maar ook de frequente verkeersbewegingen van en naar dit soort bedrijven, ook met motorvoertuigen die niet optimaal functioneren (en daarom voor onderhoudsbeurten of ter reparatie worden aangeboden). De bedrijfstypen met SBI-2008 codes 45 en 473 zijn dan ook niet opgenomen in de SvB voor dit gebied;
  • vergelijkbare overwegingen hebben bij bedrijfstypen die in de VNG-brochure zijn gerangschikt onder SBI-2008 code 4752 (bouwmarkten, tuincentra en hypermarkten), SBI-code 82992 (veilingen voor huisraad, kunst e.d.) en SBI-code 47.1 (supermarkten, warenhuizen) waar een potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking vanuit gaat (als bedoeld in categorie 2P, blz 83 van de VNG-brochure), er voor gezorgd dat deze niet zijn opgenomen, dan wel zijn uitgezonderd in de SvB;
  • in relatie tot de systematiek die bij dit bestemmingsplan ten aanzien van de categorie-indeling wordt gehanteerd, kon echter niet worden volstaan met het simpelweg niet benoemen van de bovenbedoelde detailhandel, die als categorie 2 hinderlijk wordt beschouwd in de VNG-brochure. Dit omdat dit type bedrijven dan via de restcategorie 47: "Detailhandel voor zover n.e.g." toch positief bestemd zou worden. Dit is opgelost door te verwijzen naar categorie 47.5/47.7 Winkels in overige (huishoudelijke) artikelen, excl. bouwmarkten, tuincentra, hypermarkten (cat.2), waarmee deze uitzondering expliciet is gemaakt. Ook supermarkten en warenhuizen, beide met een verkeersbelasting 2P, zijn uitgezonderd door te verwijzen de SBI-categorieën 47.11 en 47.19.2, waarbij deze vormen van detailhandel expliciet zijn uitgezonderd.

Op basis van de hiermee opgedane ervaringen is de methodiek van de "Staat van horeca-activiteiten (model Nijmegen)" gehandhaafd. Deze horeca-activiteiten zijn nu weliswaar ook ondergebracht in de SvB, maar er worden nog steeds in de in de volgende drie categorieën onderscheiden:

Categorie 1: lichte horeca

Dit betreft bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds geopend zijn en slechts in beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Hierbij gaat het vooral over (kleinschalige): restaurants, cafetaria's, ijssalons, koffiebars en dergelijke. Bedrijven van deze categorie met openingstijden uitsluitend in de dagperiode zijn geplaatst in categorie A. Bedrijven met avondopenstelling zijn ondergebracht in categorie B. Dit komt overeen met categorie 1 en 2 bij milieuzonering.

Categorie 2: middelzware horeca

Onder categorie 2 vallen de volgende bedrijven:

  • bedrijven die grotere hinder kunnen veroorzaken voor omwonenden door de ruime openingstijden (ook 's nachts). Hierbij kan worden gedacht aan café's en bars zonder al te zware muziekbelasting, taveernes, cocktailbars, etc. Deze bedrijven zijn over het algemeen passend binnen weinig gevoelige gebieden, zoals centrumgebieden met primair een functie voor detailhandel en voorzieningen. Het zijn bedrijven die passen binnen type B, of categorie 3.1 bij functiescheiding;
  • bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking: grotere restaurants, grotere hotels e.d. maar ook restaurants met een potentieel zeer hinderlijke haal- en brengservice. Deze bedrijven zijn vooral toelaatbaar langs de hoofdinfrastructuur. Dit zijn bij uitstek de categorie C bedrijven.

Categorie 3: zware horeca

Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts zijn geopend en tevens een groot aantal bezoekers (verkeer) aantrekken, hetgeen grote hinder voor de omgeving met zich mee kan brengen, zoals: dancings, discotheken en partycentra.

Gelet op het aantal incidenten wat bij dit type bedrijven heeft plaatsgevonden de afgelopen jaren, blijkt aan de aanwezigheid van dergelijke bedrijven ook meer risico's verbonden dan tot uiting komt in de VNG-brochure. Deze bedrijven zijn naar onze mening dan ook alleen toelaatbaar in specifiek voor dergelijke bedrijven aangewezen gebieden. Bovendien wordt bij dit soort bedrijven zeker niet voldaan aan de randvoorwaarden voor bedrijven die aan de methodiek voor functiemenging gesteld zijn. Deze bedrijven zijn dan ook niet opgenomen in de hierboven uitgewerkte methodiek voor functiemenging (A,B en C-typering).

Bijlage 2 Staat Van Bedrijvigheid

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel

Alle bestemmingsplannen van de gemeente Nijmegen zijn per 1 juli 2013 geactualiseerd. In deze laatste actualisatieronde is het aantal bestemmingsplannen voor de bestaande stad teruggebracht van (ruim) 600 naar circa 20 bestemmingsplannen.

Het actualiseren van bestemmingsplannen is een wettelijke taak. Bestemmingsplannen moeten om de 10 jaar worden geactualiseerd. De actualisatie van bestemmingsplannen is dan ook een continu proces. Het doel van de actualisatie is dat er steeds een actueel overzicht bestaat van de bouw-en gebruiksmogelijkheden in een gebied.

Het laatste (geactualiseerde) bestemmingsplan voor Nijmegen Midden is vastgesteld op 26 april 2006. Om aan de wettelijke verplichting te voldoen moet er voor 26 april 2016 dus een nieuw bestemmingsplan voor dit gebied zijn vastgesteld.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied Midden ligt ten zuidwesten van het stadscentrum tussen de spoorwegen naar Den Bosch en Venlo en de St. Annastraat. Beide spoorwegen vormen een duidelijke fysieke begrenzing van het gebied. Met name aan de noordzijde vormt de spoorkuil met rangeerterrein een sterke barrière met de tegenovergelegen wijk Bottendaal. Desondanks is Nijmegen Midden goed verbonden met het centrum via de Sint Annastraat. Aan de oostzijde van het gebied ligt de Campus Heyendaal, een bovenregionaal kenniscluster waar onderzoek, en onderwijs samenkomen, Daarnaast is de ligging van het gebied tegen stadspark De Goffert zeer markant. De direct omliggende buurten ontlenen een groot deel van hun woonkwaliteit aan dit park.

Het plangebied is niet gewijzigd ten opzichte van het voorgaande plan. Het plangebied Nijmegen Midden bestaat uit de gronden gelegen tussen de spoorlijnen naar Venlo en 's-Hertogenbosch, het Goffertpark, de Slotemaker de Bruïneweg en de St. Annastraat. Het plangebied omvat de volgende buurten/wijken Willemskwartier, de Hazenkamp, St. Anna, de Landbouwbuurt, de Muntbuurt en de Kolpingbuurt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa2000-VG01_0001.jpg"

1.3 Ontwerp-bestemmingsplan

In de vorige actualisatieronde werd, voordat het (voorontwerp) bestemmingsplan werd gemaakt, per plangebied eerst een Raamwerk/analyse opgesteld. In dit document werd het plangebied uitgebreid beschreven en geanalyseerd aan de hand van de geldende (ruimtelijke en sectorale) wet-en regelgeving en het (gemeentelijk) beleid.

De gemeente hanteert al enige tijd de werkwijze dat bij actualisatieplannen geen Raamwerk meer wordt opgesteld. Daarnaast is ervoor gekozen om niet langer te werken met een voorontwerpplan dat ter inzage wordt gelegd voor inspraak. Het opstellen van een voorontwerpplan is al enige tijd geen wettelijke verplichting meer. In deze actualisatieronde wordt dus direct een ontwerpbestemmingsplan opgesteld en in procedure gebracht.

Het uitgangspunt voor de nieuwe actualisatieronde is dat er zowel minder (in aantal) als meer recente (vastgestelde) bestemmingsplannen zijn die moeten worden geactualiseerd. De verwachting is dat deze actualisatieronde hierdoor makkelijker en sneller kan worden doorlopen waarbij uiteraard ook voldoende aandacht moet worden besteed aan de belangen van de burgers en bedrijven in het plangebied.

1.4 Vigerende Bestemmingsplannen

1.4.1 Moederplan

Het belangrijkste bestemmingsplan voor dit gebied is het bestemmingsplan Nijmegen Midden, vastgesteld op 26 april 2006, ook wel het 'moederplan' genoemd. Sinds de vaststelling van dit bestemmingsplan heeft zich echter een aantal ontwikkelingen voorgedaan in het plangebied waarvoor steeds, per ontwikkeling, een nieuw bestemmingsplan is gemaakt. Er zijn verschillende mogelijkheden om een nieuwe ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk te maken: met een nieuw bestemmingsplan (postzegelplan), een wijzigingsprocedure (wijzigingsplan) en/of een afwijking-(voorheen: vrijstellingen)procedure. In dat geval wordt er een (omgevings)vergunning verleend om af te kunnen wijken van het bestemmingsplan.

Van al deze afwijkingsmogelijkheden is, sinds de vaststelling van het moederplan in 2006, gebruik gemaakt. Hierdoor zijn er, naast het moederplan, nog een aantal (bestemmings)plannen en/of vergunningen, van kracht waarmee rekening moet worden gehouden bij het opstellen van dit nieuwe (actualisatie)bestemmingsplan.

1.4.2 Omgeving Dobbelmannweg

Naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State (d.d. 15 augustus 2007/zaaknr. 200608047/1), is goedkeuring onthouden aan het bestemmingsplan Nijmegen Midden voor wat betreft het gebied hoek Groenestraat en de Marterstraat en deels ingesloten door de Dobbelmannweg en de Hindestraat. Door het onthouden van goedkeuring, 'herleeft' voor dit gebied het bestemmingsplan Omgeving Dobbelmannweg (vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad d.d. 18 december 1980).

1.4.3 (Postzegel)bestemmingsplannen en vergunningen

Sinds de vaststelling van het moederplan in 2006 zijn in het plangebied de volgende afwijkingen/vergunningen verleend. Deze afwijkingen/vergunningen zijn gerangschikt op adres en nummer van het (postzegel) bestemmingsplan op grond waarvan de ontwikkeling is mogelijk gemaakt.

  • Vossenlaan 90: betreft een wijzigingsplan (Nijmegen Midden 2) en ziet op het wijzigen van het gebruik van woning naar apotheek;
  • Herstructurering Willemskwartier: betreft een wijzigingsplan (Nijmegen Midden 3) van het Willemskwartier op basis van een stedenbouwkundig plan. Op zes locaties in de wijk wordt gefaseerd gesloopt en vindt, eveneens gefaseerd, nieuwbouw plaats:
  1. 1. Genestetlaan en omgeving: hier zijn in totaal 180 nieuwe woningen gerealiseerd.
  2. 2. Brederostraat-oost: hier zijn ongeveer 50 nieuwe woningen gerealiseerd, nagenoeg in dezelfde structuur.
  3. 3. Ruusbroeckstraat e.o.: de woningen tussen de Ruusbroeckstraat en Tollensstraat, en aan de oostzijde van de Brederostraat zijn gesloopt. Nieuwbouw moet nog plaatsvinden.
  4. 4. Hofdijkstraat / Spieghelstraat / Ds. Ter Haarstraat: de woningen aan Hofdijkstraat (oostzijde) zijn vernieuwd. De woningen aan de Spieghelstraat en Ter Haarstraat zijn nog niet gesloopt. In totaal gaat het in dit gedeelte om 187 woningen.
  5. 5. Westzijde Brederostraat: de westzijde van de Brederostraat is grotendeels vernieuwd met uitzondering van het meest noordelijk gelegen deel (hier zijn de oude woningen al wel gesloopt);
  6. 6. Jan Luykenstraat e.o.: De woningen zijn op dit moment deels gerenoveerd/vernieuwd.
  • Voorzieningenhart Willemskwartier: nabij het kruispunt Willemsweg-Thijmstraat is een voorzieningenhart ('t Hert) gerealiseerd (Nijmegen Midden-4);
  • St. Annastraat 376/Van Peltlaan: betreft het wijzigen van het gebruik van wonen naar maatschappelijke doeleinden (zorgadvies + studiebegeleiding). Het plan is vastgesteld op 24 februari 2010 en onherroepelijk geworden op 15 april 2010 (Nijmegen Midden 6);
  • Ploegstraat/Frijhof: dit betreft een wijzigingsplan (Nijmegen Midden 7). Het terrein van het (voormalige) ROC aan de Ploegstraat 21 is getransformeerd tot woongebied.
  • Tollenstraat 3: betreft uitbreiding voormalige pastorie (woonunits begeleid wonen). Het plan is vastgesteld op 22 juni 2011 en onherroepelijk geworden op 18 augustus 2011 (Nijmegen Midden 8);
  • Tollenstraat 211/Jacob van Lennepplaats: betreft het hergebruik van een voormalig fabrieksgebouw tot een wooncomplex met zorg en reguliere studentenhuisvesting (Nijmegen Midden 9). Het plan is inmiddels onherroepelijk. In het verleden is voor deze locatie ook nog een artikel 19 lid 2 WRO-procedure gevoerd;
  • Brederostraat-Spieghelstraat: betreft sloop/herbouw woningen in het Willemskwartier. Dit plan is vastgesteld op 1 februari 2012 en onherroepelijk (Nijmegen Midden 10);
  • Luijkenstraat-Ruusbroeckstraat eo): betreft sloop/herbouw woningen Willemskwartier en een wijziging van het plan Nijmegen Midden 3 op een aantal onderdelen: o.a. positionering van de bouwblokken en de pleinen (Nijmegen Midden 11);
  • Smit Draad terrein/Groenestraat: betreft transformatie bedrijventerrein naar (gemengde) functies, passend binnen de woonwijk (detailhandel + woningen voor ouderen) (Nijmegen Midden 13). Het bestemmingsplan is vastgesteld op 26 februari 2014. Op grond van de uitspraak van de Raad van State d.d. 17 maart jl. zijn de bestemmingen Gemengd-1 en Detailhandel vernietigd waardoor de realisatie van de supermarkt en zorgwoningen op het terrein juridisch-planologisch niet meer mogelijk is. Voor dit bestemmingsplan wordt voorlopig teruggevallen op de bedrijfsbestemming uit het nu nog geldende moederplan en er wordt verder onderzocht in hoeverre de realisatie van de supermarkt, met een afzonderlijke procedure, alsnog kan worden mogelijk gemaakt. De realisatie van de zorgwoningen wordt pas op langere termijn mogelijk gemaakt. Dit wordt nader omschreven in Hoofstuk 6 van dit plan;
  • Binnenterrein Hatertseweg / St. Jacobslaan / Slotemaker de Bruineweg: op het binnenterrein van de (voormalige) bloemisterij Aalbers is woningbouw gerealiseerd;
  • Vossenlaan 76 (Nijmegen Midden 15) en
  • Vossenlaan 88-90 (Nijmegen Midden 16): dit betreft de (vervangende) nieuwbouw van de apotheek op een nieuwe locatie en woningbouw op de (vorige) locatie van de apotheek.

Voor de volgende locaties is een afwijking-(vrijstellingen)procedure doorlopen:

  • Holtermanstraat 2: betreft het wijzigen van een woonhuis met kantoor in drie wooneenheden. Voor dit gebruik is een vergunning verleend waardoor het gebruik is gelegaliseerd;
  • Thijmstraat/Tollenstraat/Campusbaan: betreft het realiseren van een technisch centrum. De (bouw)vergunning is verleend op 12 juni 2013.
  • Groenestraat 191: betreft het handelen in strijd met het bestemmingsplan-gebruik detailhandel. Voor dit gebruik is een vergunning verleend waardoor het gebruik is gelegaliseerd.

Daarnaast is in het voorgaande bestemmingsplan een rechtstreekse bouwmogelijkheid opgenomen voor de locatie Hatertseweg 27. Dit betreft een particulier initiatief voor de bouw van een tweetal appartementen. Deze appartementen zijn nog niet gerealiseerd. De rechtstreekse bouwmogelijkheid wordt meegenomen in dit (actualisatie)plan.

De verleende omgevings(bouw)vergunning voor de bouw van (4) woningen aan de Hatertseweg 291(a) is in hoger beroep in stand gebleven. De bouwvergunning wordt als vergund recht meegenomen in dit bestemmingsplan.

De vastgestelde bestemmings-of wijzigingsplannen worden als rechtstreekse (bouw-en/of gebruiks)mogelijkheid, meegenomen in dit actualisatieplan, evenals de afwijking-/vrijstellingenprocedures en verleende (bouw)vergunningen. Dit zijn immers bestaande (planologische) rechten.

1.5 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van het plangebied vanuit de historische ontwikkeling en ruimtelijke structuur.

In Hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het ruimtelijke beleid, zowel op Rijks, Provinciaal, Regionaal als Gemeentelijk niveau. Onderzocht wordt of dit (actualisatie)bestemmingsplan voldoet aan deze beleidskaders.

Vervolgens komt in hoofdstuk 4 het functionele beleidskader aan bod. Dit is het beleid op het gebied van Wonen, Economie, Maatschappelijke voorzieningen, Verkeer, Water, Natuur & Landschap, Stedenbouw en Archeologie en Cultuurhistorie. Gekeken wordt wat de effecten zijn van het (actualisatie) bestemmingplan op deze deeldisciplines.

Hoofdstuk 5 is geheel gewijd aan de milieuaspecten die samenhangen met het bestemmingsplan. Het gaat in dit hoofdstuk om de volgende aspecten: bedrijvigheid, bodem, geluid, luchtkwaliteit, externe en fysieke veiligheid en klimaat. Beschreven wordt wat het geldende beleid is voor deze aspecten en op welke wijze met dit beleid rekening is gehouden in het bestemmingsplan.

In hoofdstuk 6 wordt een 'doorkijk' gegeven naar (mogelijke) toekomstige ontwikkelingen in het plangebied. Dit zijn ontwikkelingen waarvan nog niet met zekerheid gezegd kan worden dat deze binnen de nieuwe bestemmingsplanperiode (van 10 jaar) worden gerealiseerd en/of in procedure gebracht maar waarvan het wel aannemelijk is dat er, op termijn, iets zal veranderen (bijvoorbeeld omdat de bestaande functie op deze locatie verhuisd/verdwijnt).

In Hoofdstuk 7 wordt aandacht besteed aan de (bestemmings)plansystematiek. Uitgelegd wordt op welke manier het bestemmingsplan is opgebouwd en welke (digitale) vereisten hieraan worden gesteld. Daarnaast wordt een artikelsgewijze toelichting gegeven op de bestemmingsplanregels.

Hoofdstuk 8 bevat de retrospectieve toets. De retrospectieve toets geeft aan welke situaties in het plangebied, voor wat betreft bouwen en/of gebruik, niet in overeenstemming zijn met het geldende bestemmingsplan en waarvoor ook geen vergunningen zijn verleend. Deze met het bestemmingsplan strijdige situaties dienen of te worden gehandhaafd (teruggebracht naar de oude, geldende situatie) of te worden gelegaliseerd (door hier alsnog een vergunning voor te verlenen en de strijdige situatie over te nemen in dit bestemmingsplan). Een derde mogelijkheid is om de strijdige situatie onder het overgangsrecht te brengen maar dit verdient niet de voorkeur.

In hoofdstuk 9 staat de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan centraal, zowel financieel-economisch als maatschappelijk. Er wordt in dit hoofdstuk zowel aandacht besteed aan de gemeentelijke kosten voor het opstellen van het (actualisatie)plan als aan de communicatie en de (naar voren gebrachte) zienswijzen, dus het maatschappelijk draagvlak van het plan. In dit kader wordt er in dit hoofdstuk ook nog iets gezegd over het (wettelijk voorgeschreven) vooroverleg met andere (overheids)instanties. Voor dit plan is overleg gevoerd met: de Provincie Gelderland, het Waterschap, de Rijksdienst voor het cultureel erfgoed, Ministerie van Infrastructuur en Milieu, Kamer van Koophandel.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied

2.1 Historische Ontwikkeling

Voor het slechten van de vestingswerken in 1874 was Nijmegen Midden landelijk gebied. Het gebied werd doorkruist door enkele wegen (huidige St. Annastraat, Groenestraat en Hatertseweg) en op de kruising van de St. Annastraat en de kop van de Hatertseweg was een klein buurtschap (St. Anna) te vinden. Maar daarnaast was Nijmegen Midden vooral onbebouwd gebied. Dit veranderde na de ontmanteling van de vestingwerken. Na 1874 werd er in Nijmegen druk gebouwd op de plekke waar voorheen de vestingwerken te vinden waren. Parallel hieraan werd er gebouwd aan de uitvalswegen. Langs wegen als de St. Annastraat, Groenestraat en de Hatertseweg ontstond een gevarieerd beeld van losse bouwinitiatieven in verschillende bouwstijlen. Hierna kwamen de gebieden hiertussen aan de beurt. Ook hier was nauwelijks sprake van een planmatige aanpak en in verschillende periodes (tot op heden) en in verschillende bouwstijlen werd de ruimte tussen de uitvalswegen gevuld. In Hazenkamp en St. Anna is dan sprake van veel verschillende kleinschalige particuliere invullingen. Naast bebouwing die dateert uit de 19e eeuw zij er veel woningen uit de jaren twintig en dertig van de 20e eeuw te vinden. Maar ook in de periode na de tweede wereldoorlog werd het gebied verder bebouwd. Op basis van het Uitbreidingsplan van stedenbouwkundig ingenieur Siebers uit 1934 werd dit deel van de Nijmegen verder ingevuld en werden er tot op heden inbreidingen gedaan. Grote uitzondering op deze niet planmatige bebouwing vormde het Willemskwartier. Het gebied tussen de spoorlijn en de Groenestraat werd omstreeks de jaren twintig door een enkele architect ingevuld.

2.2 Ruimtelijke Structuur

2.2.1 Inleiding

De ruimtelijk stedenbouwkundige structuur van het plangebied wordt gevormd door drie stedelijke radiale wegen vanuit het centrum en een aantal oude landelijke wegen, die nu fungeren als ruimtelijke “dragers” van het gebied. Aan deze wegen lag bebouwing met voornamelijk een agrarische of een dienstverlenende functie. Na het afbreken van de stadsmuren rond de binnenstad aan het einde van de 19e eeuw werden langs de Sint Annastraat een aantal villa's gebouwd. De historische wegen van de in het zuidwesten gelegen dorpen en gehuchten (Hatert, Sint Anna) naar de stad Nijmegen vormen nu de stedelijke radiale wegen. Tussen de bebouwingslinten langs deze wegen ontstonden verbindingswegen en de aldus ontstane ruimten werden in opeenvolgende periodes bebouwd met kleinschalige complexmatige woningbouw afgewisseld met kleine bedrijventerreinen en (buurt)voorzieningen. Op een aantal plaatsen is langs de uitvalswegen en de oude landelijke wegen de oorspronkelijke lintbebouwing nog aanwezig. Kenmerkend is de perceelsgewijze opbouw met losstaande bebouwingen, afgewisseld met (series van) kleine bouwblokjes uit het begin van de twintigste eeuw. Langs de dwarsverbindingen en de buurtontsluitingswegen is meer sprake van gesloten straatwanden in de vorm van strokenbouw. De laanbeplanting langs deze lijnen vormt een belangrijk onderdeel van de groenstructuur.
De meeste de wooncomplexen zijn in de periode tussen WO I en WO II gebouwd (interbellum). In de 70-er jaren van de vorige eeuw zijn op een aantal voormalige bedrijfsterreinen in het kader van de stadsvernieuwing samenhangende buurtjes gerealiseerd. En ook in het begin van de eenentwintigste eeuw zijn een aantal bedrijventerreinen getransformeerd tot compacte woongebieden met een duidelijk herkenbaar onderscheidende architectuur. Op onderstaande afbeelding is de ruimtelijke structuur van het plangebied weergegeven:

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa2000-VG01_0002.jpg"Ruimtelijke structuur plangebied

Deze afbeelding is tevens in groot formaat opgenomen in de bijlagen van deze toelichting.

2.2.2 Routestructuur

De ruimtelijke dragers van het gebied worden gevormd door een aantal radialen en dwarsverbindingen daarop. Daarnaast is er een aantal buurtontsluitingswegen die mede de structuur bepaalt. Deze buurtontsluitingswegen maken geen deel uit van de hoofdwegenstructuur van Nijmegen. Langs de radialen wordt historische lintbebouwing aangetroffen, langs de dwarsverbindingswegen en de buurtontsluitingswegen is meer sprake van gesloten straatwanden in de vorm van strokenbouw. De laanbeplanting langs deze lijnen vormt een belangrijk onderdeel van de groenstructuur.

De belangrijkste radialen zijn: St. Annastraat Hatertseweg Spooriijn Nijmegen-Venlo Spoorlijn Nijmegen-'s Hertogenbosch.

De belangrijkste dwarsverbindingswegen zijn: Groenestraat, Muntweg, Slotemaker de Bruineweg.

De belangrijkste buurtontsluitingswegen zijn: Willemsweg,Dobbelmannweg/Steenbokstraat, Hazenkampseweg, St. Jacobslaan, Van Peltlaan

Tussen de spoorlijnen, de radialen en de dwarsverbindingswegen is de ruimte opgevuld met buurten met een eigen herkenbare stedenbouwkundige structuur en architectonische beeldtaal.

2.2.3 Groenstructuur

De groenstructuur van Nijmegen-Midden is opgebouwd uit een samenhangende structuur van doorgaande lijnen en een mozaiek van vlakken. Het zijn vooral de doorgaande lijnen die hier de groene kwaliteit bepalen. Het mozaiek van vlakken blijft beperkt tot een aantal kleinschalige en verspreid gelegen groenvoorzieningen. Een essentiele rol daarbij wordt ingevuld door de begraafplaats aan de Groenestraat. Wel spelen het nabij gelegen Goffertpark en de aangrenzende spoorwegtraces een belangrijke rol binnen de groenstructuur. De spoorlijnen vormen als ecologische corridors belangrijke schakels tussen de groengebieden binnen en buiten de stad.

2.2.4 Hoogbouw

Het plangebied bestaat overwegend uit laagbouw. Slechts sporadisch is sprake van een enkel gebouw in middelhoogbouw (ca. 4-8 lagen) zoals de appartementengebouwen aan de Ploegstraat en op de hoek St. Annastraat/spoorkuil. De flats aan de Heideparkseweg en de kerktorens aan de Groenestraat en de Hatertseweg vallen onder de categorie hoogbouw. De spitsen van de torens, de historische hoogbouw, geven zowel het plangebied als de stad identiteit en zijn (beeld)bepalende elementen.

2.2.5 Ruimtelijk samenhangende gebieden

Inleiding

Nijmegen-Midden is een gevarieerd gebied. Het is geen lappendeken van verschillende delen, maar een gebied gestructureerd door gemengde bebouwing langs uitvalswegen en oude veldwegen. Daartussen zijn geleidelijk in diverse periodes op verschillende wijzen buurten en complexen ontstaan. Hieronder volgt een beschrijving van de ruimtelijk herkenbare samenhangende buurten/wijken.

Willemskwartier

Willemskwartier is een arbeiderswijk ontstaan eind 19e eeuw (kop Willemsweg) en tussen de jaren '20 en '30 van de 20e eeuw. Van oudsher lagen er een aantal bedrijven in en rond de wijk zoals de Gloeilampenfabriek Splendor, schoenfabriek Swift, Cacao en chocoladefabriek Van Dungen en Smit Transformatoren. Tussen 1920 en 1930 zijn hieromheen complexmatig 800 woningen gebouwd, hoofdzakelijk laagbouw.

Willemskwartier ligt relatief geïsoleerd in de oksel van de vertakking van de twee spoortracés naar Venlo en 's Hertogenbosch. Alleen de Willemsweg vormt een rechtstreekse verbinding richting binnenstad. De stedenbouwkundige hoofdstructuur wordt gevormd door de spoorlijnen en twee elkaar loodrecht kruisende wijkontsluitingswegen, de Willemsweg en de Thijmstraat. Hierdoor ontstaan vier kwadranten. Binnen de kwadranten zijn de woonstraten hoofdzakelijk in noord-zuid richting aangelegd. Iedere kwadrant heeft een plein. Bouwblokken vormen de belangrijkste bouwstenen in de ruimtelijke compositie van straten en pleinen. Groten delen van de oorspronkelijke woonwijk zijn sinds de jaren zeventig stapsgewijs vernieuwd. Daarbij is de oorspronkelijke structuur van de tuinwijk vaak leidend geweest. Het deel ten westen van de Willemsweg is in de jaren '70 - '80 van de vorige eeuw vervangen door nieuwbouw. Zeer recentelijk is de woningbouw rondom de Brederostraat vernieuwd. Het recentelijk gerealiseerde wijkcentrum 't Hert op de kruising van de Willemsweg en de Thijmstraat vormt vanwege haar functie, positie en bijzondere vormgeving een centraal herkenningspunt binnen het Willemskwartier.

Willemskwartier is vandaag de dag een voorbeeld van een tuinstad uit verschillende periodes. Met name het Beetsplein e.o. ziet er nog gaaf uit. Door relatief veel verharding oogt de openbare ruimte in sommige delen grijs en grauw. Bij de recentelijke vernieuwing is getracht het straatbeeld meer te vergroenen.

Landbouwbuurt

De Landbouwbuurt ligt ingeklemd tussen de Muntweg en het spoor naar 's Hertogenbosch. De nagenoeg gesloten bouwblokken vormen een herkenbare eenheid. Wigvormig gebied is opgezet als tuinwijk en ingevuld met rechthoekige en driehoekige verkavelingspatronen. Als ankerpunt kan café de Munt op de hoek Muntweg/Groenestraat genoemd worden. Er is geen hoogbouw aanwezig. Langs de Groenestraat en de Muntweg is wat meer differentiatie in de bebouwing, omdat daar met name lintbebouwing aanwezig is.

Kolpingbuurt

Ook de Kolpingbuurt, uit de jaren '50 van de vorige eeuw, ligt tussen het spoor naar 's Hertogenbosch en de Muntweg / Goffertpark. De wigvormige buurt ligt hierdoor redelijk geïsoleerd. De Kolpingbuurt heeft de opzet van een tuinwijk. De verkavelingsrichting is divers en ingevuld met grondgebonden woningen in overwegend strokenbouw. Langs de Muntweg is de bebouwing losser gesitueerd en bestaat deze uit kleine rijen en tweekappers uit de jaren dertig. Er komt geen hoogbouw voor in deze buurt met uitzondering van de hoogbouw net buiten de buurt, tussen de Muntweg en de Heideparkseweg.

Muntenbuurt e.o.

De Muntenbuurt ligt tussen de Muntweg en het Goffertpark. Dit gebied is rond 1930 ter hoogte van de kruising Muntweg, Groeneweg, Weezenlaan tot ontwikkeling gekomen. Langs de Muntweg en Weezenlaan staan seriematig gebouwde rijtjeswoningen uit de jaren '30 en '40. De rest van het gebied bestond lange tijd uit bedrijven- en schoolterreinen. Op het voormalige ASW-terrein is in de jaren '80 vorige eeuw een buurtje bebouwd met een geheel eigen uitstraling en identiteit (lichtrode baksteen met kappen). De gevarieerde gesloten woonbebouwing is georiënteerd op de Muntweg en verder rondom twee pleintjes in de buurt. Begin van de 21ste eeuw is het voormalig schoolterrein aan de Ploegstraat herontwikkeld met appartementengebouwen en grondgebonden woningen rondom een centrale groene ruimte die vanwege hun afwijkende architectuur een zeer herkenbaar ensemble vormen (vgl. bestemmingsplan Nijmegen Midden-7).

Hazenkamp

De stedenbouwkundige structuur van Hazenkamp wordt gevormd door een uitwaaierende wegenstructuur vanaf de St. Annastraat: Groenestraat, Hazenkampseweg, Vossenlaan en Hatertseweg. Langs deze wegen (en de Weezenlaan) is de eerste bebouwing ontstaan die op sommige plekken uitgegroeid is tot verdichte bebouwingslinten. Vanaf de jaren dertig is het gebied vanaf deze wegen op grotere schaal tot ontwikkeling gekomen. Haaks op de waaiervormende wegen zijn twee doorgaande verbindingen aanwezig: de Dobbelmannweg / Steenbokstraat en de Wezenlaan / Slotemaker de Bruïneweg. Tussen de structurerende wegen zijn de deelgebieden verkaveld als tuinwijk met voornamelijk grondgebonden woningbouw in halfopen bouwblokken. Sommige complexen hebben een duidelijke interne samenhang, bijvoorbeeld rondom de Nimrodstraat en Zebrastraat. Het noordelijk deel van de Hazenkamp heeft een grofmazig wegenpatroon met grote binnenterreinen met groen en bedrijvigheid. Hier ligt het enige overgebleven grote bedrijventerrein in het gebied (Smit Transformatoren). Op het voormalige bedrijfsterrein van Smit Draad aan de zuidkant van de Groenestraat is op dit moment een herstructurering gaande. Hierbij wordt onder meer de vestiging van detailhandel (inclusief supermarkt) en (zorg)woningen mogelijk gemaakt. De detailhandel ligt centraal in het binnengebied. De (zorg)woningen liggen in twee langgerekte volumes met de achterzijde naar de achtertuinen van de woningen aan de Wezenlaan.

Meer naar het zuiden is de verkaveling fijnmazig en meer afgestemd op de richting van de Hazenkampseweg en de Vossenlaan. Het middengebied tussen de bebouwingszones langs deze wegen is lange tijd agrarisch gebied gebleven en vanaf de jaren zestig gevuld waardoor er een centrale zone met maatschappelijke voorzieningen (scholencomplex) en gestapelde woningbouw is ontstaan.
Door de laanbeplanting langs de hoofdwegen en de vele voortuinen oogt de wijk groen, terwijl er weinig openbare parken en plantsoenen zijn. De ligging tegen het Goffertpark compenseert dit tekort.

St. Anna

Het driehoekige gebied St. Anna* ligt tussen de St. Annastraat, Hatertseweg en de Slotemaker de Bruïneweg. Ook dit gebied heeft zich geleidelijk ontwikkeld met kleinschalige invullingen tussen de oude uitvalswegen. Kenmerkend zijn de grote bouwblokken, gevormd door lintbebouwing langs de oorspronkelijke wegen, met grote binnenterreinen en de variatie aan bebouwing. Langs de St. Annastraat, Hatertseweg, Van Peltlaan en St. Jacobslaan treffen we losse lintbebouwing aan, langs de overige straten meer strokenbouw. Het gemengde karakter komt ook tot uitdrukking in de functiemenging in het gebied. Op een aantal plaatsen zijn op de binnenterreinen aparte woonbuurtjes ontstaan. Bijvoorbeeld rondom het Knollenpad, het Kastanjehof en zeer recent op het terrein van bloemisterij Aalbers binnen de driehoek Hatertseweg, St. Jacobslaan en Slotemaker de Bruïneweg). De villa's langs de St. Annastraat zijn tegenwoordig veelal in gebruik als kantoor. Beeldbepalend is het grote winkelcomplex aan de St. Jacobslaan. De Lourdeskerk en de St. Anna-molen aan de Hatertseweg vormen markante herkenningspunten in het gebied.

* De naam Sint Anna wordt hier slechts gebruikt als aanduiding van dit gebied. De afbakening van het gebied heeft geen relatie met het oorspronkelijke gehucht Sint Anna.

Conclusie

Midden kan in algemene zin beschreven worden als een tuinstad-achtige woonwijk met overwegend eengezinswoningen. Ondanks de gefragmenteerde groei in tijd en locatie is de hoofdstructuur van het gebied door de duidelijk herkenbare radialen en dwarsverbindingen helder. De afleesbare historische structuur en de onderscheidende woningbouwensembles zijn waardevolle ruimtelijke kenmerken van het plangebied. Het woon en leefklimaat is over het algemeen goed. Er vinden geen grote ruimtelijke ontwikkelingen plaats. In de Nijmeegse structuurvisie is het gebied aangeduid als Consolidatiegebied. In dit soort gebieden wordt de bestaande situatie geconsolideerd.

2.2.6 Beeldkwaliteit

Inleiding

Met de Kadernota Beeldkwaliteit geeft de gemeente aan de kwaliteit en samenhang van het stadsbeeld te willen behouden en versterken. Het beeldkwaliteitbeleid is er op gericht herkenbare en onderscheidende gebiedsontwikkelingen te stimuleren en bestaande identiteiten van Nijmegen te behouden en benutten. Daarnaast wordt er een hoge kwaliteit geambieerd in de gebieden die het meest van invloed zijn op het beeld van de stad.

Het begrip beeldkwaliteit is verbonden met de mate waarin we een positief of negatief beeld van onze omgeving hebben. Hierbij spelen aspecten als herkenbaarheid, identiteit, de structuur (vorm en compositie) en de betekenis van een plek een belangrijke rol. Als een omgeving of gebouw een slechte indruk achterlaat kunnen we spreken van een lage beeldkwaliteit. Er is sprake van een hoge beeldkwaliteit wanneer een straat, plein of gebouw een positieve indruk oproept. De belevingswaarde van een gebouw of plek is meer dan alleen het uiterlijk aanzien. De belevingswaarde van een gebied wordt ook sterk bepaald door de mensen en hun activiteiten, zoals een voetbalveldje met spelende kinderen, de levendigheid van een markt of de stilte van een verlaten plein in de vroege ochtenduren.

In de Uitwerkingsnota Beeldkwaliteit zijn de ambities voor wat betreft de beeldkwaliteit van de stad vertaald in criteria voor bouwplannen en ruimtelijke ontwikkelingen.

Toetsingsniveaus
De gemeente heeft een verantwoordelijkheid als het gaat om de beeldkwaliteit van de stad. Hierbij zal zij haar aandacht voornamelijk richten op die gebieden die van belang zijn voor de stad als geheel. Hier zal meer kwaliteit worden verlangd van ontwerpers en opdrachtgevers. In veel woongebieden ligt de verantwoordelijkheid voor de beeldkwaliteit voor een deel bij de bewoners zelf. De inrichting en het onderhoud van de openbare ruimte is in hoofdzaak een taak van de overheid, maar waar het gaat om het bouwen aan en om de eigen woning, heeft de eigenaar de verantwoordelijkheid om er iets goeds van te maken. De gemeente onderscheidt bij de ruimtelijke ontwikkeling van de stad vier zogenaamde toetsingsniveaus: bijzonder, aandacht, luw en vrij. In het gebied Oud West zijn de toetsingsniveaus bijzonder en luw van toepassing.
In gebieden waar een bijzonder toetsingsniveau geldt, zal de gemeente een meer actieve rol spelen bij de totstandkoming van nieuwe ontwikkelingen. Er zullen ook hogere eisen worden gesteld aan initiatieven en bouwplannen van derden. In gebieden waar een luw toetsingsniveau van kracht is, zullen minder strenge eisen worden gesteld aan bouwplannen. Er wordt wel gewaakt voor achteruitgang en verlies van bestaande ruimtelijke kwaliteiten.

Het bijzonder toetsingsniveau is van toepassing op het Beetsplein en omliggende bebouwing die binnen het beschermd stadsbeeld Willemskwartier vallen. En ook de verspreid liggende monumenten vallen onder het bijzondere toetsingsniveau vanwege hun cultuurhistorische waarde. Voor de adressen, die een ruimtelijk visuele relatie hebben met de Sint Annastraat, de Hatertseweg en de spoorkuil hebben, geldt vanwege de belangrijke positie in de structuur van de stad het bijzondere toetsingsniveau. Op de overige delen van het plangebied is het luwe toetsingsniveau van kracht.

Bouwstenen

In Nijmegen komen samenhangende ruimtelijke eenheden voor met eigen beeldkenmerken. Dit kunnen bijvoorbeeld buurten, wijken of kleinere ensembles zijn. Om de eenheden te kunnen benoemen, is het begrip bouwstenen geïntroduceerd. Het plangebied kan vanuit stedenbouwkundig perspectief worden gekenschetst als een tuinstadgebied. Verder inzoomend op het plangebied zijn de volgende bouwstenen herkenbaar:
- H2 Historische bebouwingslinten en dorpskernen (Schependomlaan)
- W1 Tuindorp
- W2 Tuinwijk
- W3 Gemengde bebouwing
- W5 Naoorlogse stempelwijken (Jekerstraat e.o.)
- W7 Stadsvernieuwing en inbreidingslocaties
- W8 Woongebieden en stedelijke verdichtingen vanaf 1990 (Flavus, Sperwerstraat, Kievietstraat)
- V1 Voorzieningen (Molenweg, Waterstraat)
- B1 Werkgebieden (Smit transformatoren)
- G1 Gebouwen en complexen in het groen (Florapark e.o.)
- G2 Sport- en recreatieterrein (volkstuinen tussen Rozenbuurt en spoorlijn)
- G4 Stadsparken (Leeuwensteijnpark en Distelpark)

Voor de hele stad zijn in beginsel de algemene beeldkwaliteitscriteria uit de Uitwerkingsnota Beeldkwaliteit van toepassing. Voor de specifieke gebiedstypen ( cq bouwstenen) zijn tevens specifieke gebiedsgerichte toetsingscriteria van toepassing (de bouwsteencriteria).

Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (voorheen Nota Ruimte)

In 2012 heeft het de Rijksoverheid de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld, waarin het ruimtelijk beleid wordt vastgelegd. De SVIR laat een sterke focus zien op het herstel van de economie met prioriteit bij de ontwikkeling van de mainports, greenports, brainports en valleys met bijbehorende achterlandverbindingen. Voor deze topregio's heeft het Rijk een excellente ruimtelijk-economische structuur voor ogen, door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in een goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's en concentratie van de topsectoren. Hiervoor moeten genoeg woningen, bedrijventerreinen en kantoren beschikbaar zijn. En deze moeten passen bij de wensen van bedrijven en hun werknemers. In Nijmegen bevindt zich een van deze topregio's: de Health Valley.

Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 rijksdoelen geformuleerd:

  • de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
  • de bereikbaarheid verbeteren;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Hiervan zijn 13 onderwerpen van 'nationaal belang' afgeleid, waarvoor centrale sturing nodig wordt geacht en waarvoor het Rijk verantwoordelijk is en haar bevoegdheden wil inzetten. In vergelijking met eerder rijksbeleid wordt veel aan lagere overheden overgelaten. Planologische besluiten worden niet meer preventief getoetst op de naleving van nationale normen tenzij het de directe belangen van Rijkswaterstaat, het ministerie van Defensie en het ministerie van EL&I inzake weg-en waterbeheer, defensieterreinen rijksinpassingsplannen voor energie-infrastructuur betreft.

Ladder voor duurzame verstedelijking

Belangrijk in het rijksbeleid is nationaal belang 13. Dit is gericht op een nieuwe belans tussen vraag en aanbod bij ontwikkelingen en het goed afwegen van bestaande en toekomstige belangen met het oog op een zorgvuldige benutting van de ruimte. Ter uitwerking hiervan is inmiddels de ladder voor duurzame verstedelijking in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro, artikel 3.1.6 lid 2) opgenomen. Dit heeft tot gevolg dat in de toelichting bij ruimtelijke besluiten moet worden gemotiveerd hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt van het ruimtegebruik voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen. De ladder is gericht op bedrijventerreinen, kantoren, woningen en stedelijke voorzieningen (zoals detailhandel). Deze ladder bevat het volgende afwegingskader met drie stappen (ook wel aangeduid als de drie B's):

  1. a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  2. b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  3. c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa2000-VG01_0003.png"

Figuur: Ladder voor duurzame verstedelijking

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Tegelijk met de SVIR verscheen een AMvB met de naam Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), voorheen ook wel aangeduid als AMvB Ruimte. In dit besluit zijn voor bepaalde nationale belangen algemene regels gegeven. Deze regels zijn rechtstreeks bindend voor de ruimtelijke besluiten van provincies en gemeenten. Het Barro is op 30 december 2011 in werking getreden. Een aanvulling is op 1 oktober 2012 in werking getreden. Op onderdelen is de Barro uitgewerkt in een ministeriele regeling, zoals de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Regeling van de Minister van Infrstructuur en Milieu van 9 december 2011).

Naast het Barro zijn er nog andere ruimtelijk relevante AMvB's zoals de AMvB Besluit externe veiligheid buisleidingen (besluit van 24 juli 2010), AMvB Besluit externe veiligheid transportroutes (besluit van 11 november 2013) en de AMvB Luchthavenindelingsbesluit (LIB, inwerkingtreding verschoven van 1 juli 2014 naar 1 januari 2015).

Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kunnen nog andere AMvB's worden vastgesteld. De belangrijkste daarvan is wel het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Doel van de Bro is uniformering, standaardisering, helderheid en rechtszekerheid van de regels die voor het hele land gelden. Het besluit geeft algemene regels voor de vormgeving, inrichting, beschikbaarstelling, bekendmaking en terinzagelegging van ruimtelijke besluiten en de de toelichting of onderbouwing daarbij. Het bevat ook een aantal inhoudelijke bepalingen. daarnaast geeft het procedurevoorschriften voor verschillende planologische besluiten, financiele bepalingen (tegemoetkoming in de schade, grondexploitatie en subsidies), regels voor het Ruimtelijk Planbureau en overgangsbepalingen en definities.

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. In deze wet zijn de toestemmingen samengevoegd die nodig zijn als een burger of een bedrijf op een bepaalde plek iets wil gaan slopen, (ver)bouwen, oprichten of gaan gebruiken. Het moet daarbij gaan om plaatsgebonden activiteiten die op een of andere manier van invloed zijn op de fysieke leefomgeving. Daartoe zijn ca. 25 vergunningen, ontheffingen en meldingen (toestemmingen) op het gebied van ruimte, bouwen, milieu, natuur en monumenten geïntegreerd tot één omgevingsvergunning. Dit heeft geleid tot de invoering van één loket, één (digitaal) aanvraagformulier, één bevoegd gezag (één aanspreekpunt), één uniforme en in het algemeen ook kortere procedure, één procedure voor bezwaar en beroep en één handhavend bestuursorgaan. De samenvoeging heeft geleid tot een omvangrijke vermindering van het aantal toestemmingen en een daarmee overeenkomende vermindering van administratieve lasten.

Het bij deze wet behorende Besluit omgevingsrecht (Bor) is met ingang van 1 november 2014 gewijzigd. Door deze wijziging is de regeling voor vergunningsvrij bouwen en de mogelijkheden om af te wijken van het bestemmingsplan (door middel van de zogenaamde kruimelgevallen-regeling), verder uitgebreid.

Omgevingswet

Het kabinet wil het omgevingsrecht makkelijker maken en samenvoegen in een Omgevingswet. Voorlopig vervangt de Omgevingswet 15 bestaande wetten. Met deze fundamentele herziening wordt beoogd de besluitvorming in het brede fysieke domein te versnellen en verbeteren, plannen en toetsingskaders te integreren, de bestuurlijk afwegingsruimte te vergroten en het uitvoeren van onderzoek doelmatiger te maken.

Zowel de Tweede als de Eerste Kamer hebben het wetsvoorstel inmiddels goedgekeurd. Het wetsvoorstel is inmiddels ook gepubliceerd in het Staatsblad. Naar verwachting treedt de wet in 2019 in werking, pas nadat de invoeringsregelgeving gereed is.

Conclusie

Het bestemmingsplan past binnen het Rijksbeleid en de geldende wet-en regelgeving. Voor zover het bestemmingsplan voorziet in de bescherming en instandhouding van natuurlijke en cultuurhistorische waarden, kan het zelfs een bijdrage leveren aan (een van) de doelstellingen van de Rijksstructuurvisie. Het bestemmingsplan is grotendeels conserverend van aard en bevat geen ontwikkelingen waarop de duurzaamheidsladder van toepassing is. In het bestemmingsplan is rekening gehouden met de mogelijkheden van vergunningvrij bouwen conform de laatste aanpassingen van het Bor (zie hiervoor ook H7).

3.2 Provinciaal Beleid

Omgevingsvisie Gelderland

Dit document is vastgesteld op 24 september 2014 en vervangt de Algemene Structuurvisie Ruimtelijke Ordening Provincie Gelderland. Ook de bijbehorende Omgevingsverordening is op dezelfde datum vastgesteld (zei hierna). In de Omgevingsvisie staan de hoofdlijnen en in de Omgevingsverordening de regels. Het Waterplan, het Provinciaal Verkeer en Vervoer Plan, het Streekplan, het Milieuplan en de Reconstructieplannen zijn herzien en samengebracht in de Omgevingsvisie.

De provincie kiest er in de Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:

  1. 1. een duurzame economische structuur;
  2. 2. het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.

Deze twee hoofddoelen benadrukken de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur. Zij beïnvloeden elkaar. Economische structuurversterking vraagt om een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Dat is een goede bereikbaarheid en voldoende vestigingsmogelijkheden. Het betekent ook een aantrekkelijke woon- en leefomgeving met de unieke kwaliteiten van natuur, water en landschap in Gelderland.

De provinciale hoofddoelen zijn in verschillende hoofdstukken opgenomen en vertaald in provinciale ambities. Afhankelijk van het accent van de ambitie, zijn ze opgenomen onder het deel 'Divers', 'Dynamisch' of 'Mooi' Gelderland:

  1. 1. Divers Gelderland betreft de regionale verschillen in maatschappelijke vraagstukken en opgaven en het koesteren van de regionale identiteiten. Zo heeft het Rivierenland andere regionale economische en culturele motoren dan de Stedendriehoek;
  2. 2. Dynamisch Gelderland betreft de provinciale ambities die zich afspelen op met name ruimtelijk-economisch vlak, bijvoorbeeld wonen, werken, mobiliteit;
  3. 3. Mooi Gelderland betreft de Gelderse kwaliteiten die bescherming danwel ontwikkeling nodig hebben en die tegelijk richting geven aan ontwikkelingen. Denk aan cultuurhistorie, natuur, water, ondergrond.

Per ambitie is de aanpak op hoofdlijnen beschreven. De nadere invulling vindt plaats via provinciale uitvoeringsprogramma's en samenwerking met partners. Daarmee is de Omgevingsvisie een 'plan' dat richting geeft en ruimte biedt; geen plan met exacte antwoorden. Ofwel: 'de Omgevingsvisie gaat over het speelveld en de spelregels, niet over de uitkomst van het spel.' Uitnodigingsplanologie is sturen op doelen en kwaliteit, niet op de exacte middelen.

Bij het maken van de Omgevingsvisie zijn vier majeure opgaven naar voren gekomen. Het gaat om opgaven die van belang zijn voor heel Gelderland, maar met name in specifieke regio's spelen en in hun aard juist multisectorale aspecten benadrukken. Wat daarbij opvalt is dat de stedelijke gebieden, vanwege de opgaven die daar actueel zijn, meer aandacht krijgen dan voorheen. De provincie ziet voor zichzelf hier een relatief grotere rol dan in de vorige omgevingsplannen. Het gaat daarbij om:

  • de economische kracht van de stedelijke netwerken (Arnhem-Nijmegen, Ede-Wageningen en de Stedendriehoek);
  • de Gelderse corridor (de spoor-, weg en waterverbinding tussen de Rotterdamse haven en het Ruhrgebied);
  • de versterking van de Veluwe als toeristisch aantrekkelijk natuurgebied;
  • de krimp van de bevolking in de Achterhoek.

Het accent van stedelijke ontwikkelingen verschuift van nieuwbouw naar het vitaliseren van bestaande gebieden en gebouwen. Voor een goede afweging van keuzes voor locaties van nieuwe gebouwen staat de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik centraal. Met deze ladder wordt een transparante besluitvorming en een zorgvuldige ruimtelijke afweging nagestreefd. Het gaat om het tijdig afwegen van kansen en mogelijkheden om bestaande gebouwen te benutten bij overwegingen van nieuwe bebouwing.

Een goede afweging volgens de ladder vraagt om kennis van de bestaande voorraad. Gekoppeld daaraan zijn er vragen over de opgaven en kwaliteiten in een gebied:

  • past de ontwikkeling bij de doelen in Gelderland? Zo ja:
  • hoe voegt de ontwikkeling extra kwaliteit toe aan een gebied?

Als juridische basis gebruikt de provincie de ladder voor duurzame verstedelijking die het Rijk heeft vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In elk bestemmingsplan dat voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling dienen gemeenten volgens de rijksladder aan de hand van drie stappen de locatiekeuze te motiveren. Deze rijksladder is van provinciaal belang. Aangezien de juridische borging van de ladder al geregeld is in het Bro, heeft de provincie de ladder niet nogmaals opgenomen in de provinciale omgevingsverordening.

Omgevingsverordening Gelderland

De doelstellingen uit de Omgevingsvisie zijn juridisch vertaald in de Omgevingsverordening Gelderland. Ook dit document is vastgesteld op 24 september 2014, het besluit is gepubliceerd op 18 oktober en inwerkinggetreden op 19 oktober 2014.

De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de Provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, mobiliteit en bodem. De Omgevingsverordening heeft de status van een Ruimtelijke verordening in de zin van artikel 4.1 Wet ruimtelijke ordening.

Conclusie

In het bestemmingsplan wordt zowel aandacht besteed aan een duurzame economische structuur (zie par 4.2) als aan de borging van de kwaliteit en veiligheid van de fysieke leefomgeving (H4 en 5). Het bestemmingsplan geeft hiermee invulling aan de twee hoofddoelen van het provinciale beleid. Vergunningsaanvragen voor een omgevingsvergunning in het plangebied worden rechtstreeks getoetst aan de provinciale verordening.

3.3 Regionaal Beleid

Sinds 1 juli 2015 bestaat de Stadsregio Arnhem-Nijmegen niet meer als officiële bestuurslaag. Hierdoor is er geen instantie meer direct verantwoordelijk voor het regionale beleid op het gebied van mobiliteit, ruimte, wonen en werken. Voor de beleidsvelden wonen, detailhandel en bedrijventerreinen geldt dat provincie Gelderland in haar omgevingsvisie en omgevingsverordening nog wel verwijst naar de regionale afspraken. Voor deze beleidsvelden worden nog steeds regionale afspraken vastgelegd in gezamenlijk overleg met regiogemeenten en provincie. Ook voor andere beleidsvelden blijft regionaal overleg in veel gevallen noodzakelijk. Voor deze aspecten zal op ad hoc basis regionale afstemming gezocht moeten worden.

3.4 Gemeentelijk Beleid

Structuurvisie Nijmegen 2013-2020

In oktober 2013 heeft het College van B&W de Structuurvisie 2013 vastgesteld. Deze geeft het ruimtelijk beleid weer tot 2020. Duurzame stedelijke ontwikkelingen staan centraal in de structuurvisie, dit basisprincipe hangt samen met de volgende drie integrale ruimtelijke pijlers:

  • Typisch Nijmegen, de ambitie is om de bestaande en voor Nijmegen unieke kwaliteiten zoveel mogelijk te behouden en waar mogelijk te versterken. De typerende kwaliteiten zijn: de unieke ligging in het landschap, de ruimtelijke dragers van de stad, de historische gelaagdheid, de dynamiek: Nijmegen is een stad in beweging en de duurzaamheid krijgt een prominente rol in deze visie met een brede invulling.
  • Economische structuurversterking, de ruimtelijke kwaliteit van een stad is afhankelijk van de economische aantrekkingskracht. We willen ruimte bieden voor de ontwikkeling van de economische dynamiek van een wijk. We willen de creativiteit van ondernemers de ruimte geven.
  • Karakteristieke wijken, onze ambitie is om wijken te hebben waarin mensen graag wonen met een variatie in het aanbod van woningen (zowel in woningtype als in prijsklasse).

Meer dan in de afgelopen jaren zet de gemeente Nijmegen, samen met partners, in op organisch en vraaggericht ontwikkelen, waar mogelijk in minder complexe projecten. De uitdaging is om daarbij het aanbod beter toe te snijden op de vraag vanuit de markt met meer aandacht voor de wensen van bewoners door burgerparticipatie, maatwerk, tijdelijk gebruik van leegstaande gebouwen en braakliggende terreinen, innovatieve oplossingen en een focus op duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit.

Duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit betekent dat we zorgvuldig omgaan met de ruimte in en om de stad. Het accent zal de komende jaren in de wijken meer op consolidatie en kleinschalige vernieuwing komen te liggen. De focus ligt op behoud, verduurzaming, eigentijdse aanpassingen, herbestemming en transformatie van bestaande woningen en gebouwen naast de ontwikkeling van het Waalfront, Nijmegen CS en de Waalsprong.

De ruimtelijke inrichting van steden wordt steeds meer een doorslaggevende economische concurrentiefactor. Hoge ruimtelijke kwaliteit wordt steeds belangrijker in de concurrentiestrijd met andere steden. Steden worden aantrekkelijker door samenwerking met bedrijfsleven, kennisinstellingen en bewoners te stimuleren, door een goede bereikbaarheid op openbaar vervoersknooppunten en door het aanbieden van toplocaties voor talent en investeerders. Minstens zo belangrijk is het ontwerpen en aanbieden van concurrerende woonmilieus, met hoogwaardige voorzieningen, voldoende recreatiemogelijkheden, cultuur en leefkwaliteit. We zullen steeds meer met gemengde bestemmingen in bestemmingsplannen werken, om economische kansen mogelijk te houden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa2000-VG01_0004.png"Figuur: Structuurvisie Nijmegen 2013 in kaart

Wonen/ woongebied

In de bestaande stad gaat een andere wind waaien. We zijn terughoudend met het verlenen van medewerking aan nieuwe bouwprojecten. Nieuwbouw moet nadrukkelijk een tekort in de wijk opheffen. Bijvoorbeeld met combinaties van wonen en zorg of woningen voor studenten en jongeren in en bij het centrum van de stad. Of projecten die bestaande woningen vervangen. Deze terughoudendheid geldt zeker ook voor de bouw van nieuwe kantoren en bedrijfsruimtes daar waar elders in de stad forse leegstand is. We kiezen voor aanpassing en herbestemming. We willen bewoners en bedrijven binden aan stad en wijk. Dit is ook een vorm van duurzaamheid. Een aantrekkelijke en prettige woonomgeving zorgt er bijvoorbeeld voor dat mensen lang in hun wijk blijven wonen.

Bedrijf / Bedrijventerrein

Nijmegen kent een kwalitatief gedifferentieerd aanbod van bedrijventerreinen. Onze ambitie is om voldoende en kwalitatief geschikte ruimte hebben voor bedrijvigheid zonder overaanbod te creëren. We kiezen ervoor om zoveel mogelijk bestaand bedrijventerrein eerst te benutten, dan wel te herstructureren voordat we overgaan tot de aanleg van nieuw bedrijventerreinen. Ook streven we naar goed bereikbare en zorgvuldig beheerde en onderhouden bedrijventerreinen.

Detailhandel

De Nijmeegse binnenstad onderscheidt zich door het diverse aanbod bij de detailhandel en door de evenementen. Door de toename van het internetwinkelen en het verdwijnen van het aanbod voor doelgerichte aankopen uit het stadscentrum komen winkelmeters leeg te staan, vooral in de straten om het kernwinkelgebied heen. De verwachting is dat het echte stadscentrum daarom steeds compacter wordt. Ook het karakter van de binnenstad verandert en is steeds minder gericht op winkelen alleen, maar op verblijven en beleven. De binnenstad krijgt meer en meer een recreatieve functie als 'huiskamer van Nijmegen'. Functies zoals dienstverlening, cultuur, ambacht en horeca worden belangrijker in het winkelgebied.

Kantoor

We houden rekening met de trend van afnemende en veranderende vraag naar kantoren. Nijmegen kent relatief weinig problemen met leegstaande kantoren. De leegstand in Nijmegen bedraagt 7% tegen 14% landelijk. Deze gunstige cijfers willen we handhaven door geen overaanbod te creëren. Ook hier passen we de duurzaamheidsladder toe. We kijken eerst naar bestaande panden en locaties en zijn zeer terughoudend met nieuwe kantorenlocaties. Tenslotte willen we meer ruimte bieden aan woningen met een werkplek of atelier. Voor kleinere kantoren blijft het beleid ongewijzigd: kantoren tot 1.000m² zijn toegestaan in huidige panden en langs de singels en hoofdradialen, waardevolle panden tot 1.500m² kunnen worden omgezet tot kantoorbestemming en tot 500m2 is kantoorvestiging toegestaan, mits ruimtelijk aanvaardbaar.

Groen en blauw structuren

De identiteit van Nijmegen wordt voor een belangrijk deel bepaald door de natuurlijke ligging in haar groene omgeving. Hier komen rivier en uiterwaarden, bos en stuwwal samen. Het is een groene stad waaraan de hoogteverschillen een speelse, bijna buitenlandse charme geven. De oostkant van de stad is hoog en droog. Hier zien we de beboste stuwwallen, die behoren tot de Ecologische Hoofdstructuur. Hier ligt ook de Ooijpolder, een belangrijk uitloopgebied van de stad. De westkant van Nijmegen ligt beduidend lager. Dit is het natte gedeelte van de stad met vlakke, polderachtige landschappen. Andere belangrijke groenstructuren in en om de stad zijn het Goffert Park, Staddijk en Berendonck.

We hebben als stad onze (ruimtelijke) grenzen bereikt. Duurzame stedelijke ontwikkeling betekent dat we zorgvuldig omgaan met de ruimte in en om de stad. Nieuwe ontwikkelingen worden getoetst aan de Duurzaamheidsladder: we zoeken eerst naar ruimte in bestaand bebouwd gebied, voordat uitbreiding buiten de stedelijke contouren wordt overwogen. Zorgvuldig omgaan met ruimte betekent ook dat we de groenblauwe structuren in de stad respecteren bij ruimtelijke ontwikkelingen. We willen de groene en blauwe kwaliteiten zoveel mogelijk behouden en waar mogelijk versterken. Groene en blauwe randen en structuren zijn van groot belang voor gezondheid, recreatie en beleving. We streven daarom naar een stad met een stevige groenblauwe rand. Ook investeren we in extra groen in en om de stad, bijvoorbeeld in Park Lingezegen, de Oosterhoutse Waarden en de Waaijer en in het verbeteren van de toegankelijkheid van deze gebieden.

De groene kwaliteiten van Nijmegen willen we verder versterken en benutten door te blijven investeren in de groene stadsranden. Er is de afgelopen jaren flink geïnvesteerd in de groene randen van de stad. De ambitie is om de positie van deze groengebieden te versterken en de toegankelijkheid te vergroten.

Horeca

In het stadscentrum bevindt zich de meeste horeca, ruimtelijk geconcentreerd in de horecaaccentgebieden met elk zijn eigen type horeca. De ambitie is om de komende jaren de belangrijke rol van de horeca verder te versterken. De horeca ondersteunt de andere functies van het stadscentrum en is een grote trekker van bezoekers. We kijken daarbij naar de ruimte die er nu nog is in de horeca-accentgebieden. Mocht deze ruimte te beperkt zijn dan kan verruiming plaats vinden. Nieuwe daghoreca kan zich vestigen in de ringstraten. De bestaande horeca in de accentgebieden en daarbuiten krijgt ook ruimte om te vernieuwen. Locaties langs verkeersradialen zijn geschikt om ruimte te geven aan grotere horecaconcepten die moeilijk inpasbaar zijn in de binnenstad, maar wel voorzien in een behoefte van Nijmeegse bewoners (zoals een megabioscoop, congres-/ vergadercentrum).

Verkeer

De bereikbaarheid van Nijmegen is wezenlijk voor de vitaliteit, leefbaarheid, duurzaamheid en het economisch klimaat van de stad en de omliggende regio. Het is een essentiële voorwaarde voor bedrijven om zich te vestigen in Nijmegen. Urbanisatie, demografische groei en de toenemende verplaatsingsbehoefte leiden tot een toenemende druk op de toegang van de stad en de pendel naar en tussen de steden Arnhem en Nijmegen. Dit heeft gevolgen voor de bereikbaarheid van Nijmegen. Op dit moment is de bereikbaarheid op onderdelen niet optimaal betrouwbaar, maar daar wordt aan gewerkt met het Programma Hoogfrequent Spoor, het aanleggen van de Oversteek, het aanleggen van de Dorpensingel Oost, het doortrekken van de A15 en het verbreden van de A50. Daarnaast zijn de mogelijkheden om het verkeer te managen aanzienlijk vergroot. Informatie over de actuele verkeerssituatie is steeds beter en sneller beschikbaar, waardoor er snel kan worden opgetreden en de gebruiker bewuste keuzes kan maken tussen de alternatieve (combinaties van) vervoerswijzen. Ketenmobiliteit neemt daarmee een steeds belangrijke plaats in. Ondanks deze maatregelen hebben we ook in de toekomst echter nog steeds te maken met een hoge inkomende en uitgaande pendel en een blijvende piekbelasting. De opnamecapaciteit van de stad heeft zijn grenzen bereikt. Nijmegen zet daarom met voorrang in op het hoogwaardig openbaar vervoer en de fiets. Daarnaast wordt gewerkt aan het verbeteren van de doorstroming van het autoverkeer in de stad, het parkeerbeleid, het programma Beter Benutten en knooppuntontwikkeling rondom stations.

Grootschalige ontwikkelingen in de stad beïnvloeden de omvang en oriëntatie van de verkeersstromen. De ontwikkeling van Nijmegen-Noord zorgt voor extra Waaloverschrijdend verkeer. Met de bouw van de oversteek wordt de barrière die de rivier vormt verzacht en hoeft niet meer al het verkeer door het centrum van de stad te worden afgewikkeld. Door het nieuwe station Nijmegen Goffert ontstaat een nieuw knooppunt van trein, bus, fiets en auto, waardoor de ontwikkeling van het gebied een enorme impuls krijgt. De ambitie is dat Nijmegen ook in de toekomst bereikbaar blijft. Dit vraagt om blijvende investeringen, maar ook dat nieuwe ontwikkelingen op strategische plekken komen die goed ontsloten zijn. We concentreren ruimtelijke ontwikkelingen daarom op een aantal knopen, die multimodaal bereikbaar zijn.

Hoogwaardig openbaar vervoer (HOV)

In aanvulling op StadsregioRail ontwikkelen we een netwerk van HOV, dat de belangrijkste knooppunten en bestemmingen bediend in Nijmegen en omgeving. De stadsregio en de Nijmeegse gemeenteraad hebben zes te ontwikkelen regionale HOV-lijnen vastgelegd. De meest kansrijke HOV-verbinding met de hoogste vervoersvraag is lijn 1: de verbinding tussen Arnhem, Huissen, Bemmel en Nijmegen, via de Waalsprong, het centrum en campus Heijendaal. Omdat onze regio zich uitstrekt over provinciale en nationale grenzen houden we serieus rekening met een toekomstige uitbreiding van de lijn naar Kleve en vragen wij onze gesprekspartners dit ook te doen. Bij grote projecten zoals rondom de Knoop Lent wordt ruimtelijk rekening gehouden met lijn 1. Op een aantal punten biedt het HOV aansluiting op StadsregioRail en op het autonetwerk, zodat een aantrekkelijke P&R-locatie ontstaat.

Stationsontwikkelingen

Grootschalige ontwikkelingen in de stad beïnvloeden de omvang en oriëntatie van de verkeersstromen. De ontwikkeling van Nijmegen-Noord zorgt voor extra Waaloverschrijdend verkeer. Met de bouw van de oversteek wordt de barrière die de rivier vormt verzacht en hoeft niet meer al het verkeer door het centrum van de stad te worden afgewikkeld. Door het nieuwe station Nijmegen Goffert ontstaat een nieuw knooppunt van trein, bus, fiets en auto, waardoor de ontwikkeling van het gebied een enorme impuls krijgt. De ambitie is dat Nijmegen ook in de toekomst bereikbaar blijft. Dit vraagt om blijvende investeringen, maar ook dat nieuwe ontwikkelingen op strategische plekken komen die goed ontsloten zijn. We concentreren ruimtelijke ontwikkelingen daarom op een aantal knopen, die multimodaal bereikbaar zijn.

Recreatie

Vrije tijd (toerisme en recreatie) is een belangrijke groeisector in Nijmegen. Een trend is dat het aandeel ouderen toeneemt, een belangrijkere doelgroep voor recreatie met relatief veel tijd en geld. Ook het aantal allochtonen stijgt. De vrijetijdsbesteding van deze groep is meer familie- en groepgeoriënteerde, gericht op de openbare ruimte. Tenslotte is opvallend dat steeds meer mensen in eigen land op vakantie gaan.

Nu al is de toeristische sector goed voor bijna 6% van de Nijmeegse werkgelegenheid, tegen een landelijk gemiddelde van 4%. In Nijmegen zijn drie toeristische pijlers te onderscheiden: de bruisende Binnenstad, de groene en blauwe omgeving en het verleden van Nijmegen. Nijmegen heeft een gunstig toeristisch imago, maar de hotelcapaciteit is beperkt. Nijmegen wordt gezien als een aantrekkelijke, sfeervolle, gezellige, gastvrije en ruimdenkende stad. Wandelen en fietsen worden gezien als goed bij de stad passende activiteiten, inclusief een aantrekkelijk horeca- en evenementenaanbod.

Het Stadscentrum trekt nog steeds de meeste toeristische bezoekers. Door de variatie in horecagelegenheden, maar ook door de culturele attracties als Lux, de Commanderie, de Stevenskerk en het rijke aanbod aan evenementen. We streven naar meer overnachtingsmogelijkheden in de stad, met hotels bij knoop Lent en in het Opus gebouw en een aantal kleinere initiatieven. Ook is de ambitie om de cruisevaart passagiers meer de stad in te laten komen. Blijven mensen langer in de stad, dan wordt er vaak gefietst en gewandeld in de groene omgeving of langs de Waal. Met het project Nijmegen omarmt de Waal willen we toeristische en zakelijke bezoekers kennis laten maken met diverse ontwikkelingen rond de Waal. De ontwikkeling van het Valkhofkwartier, de omgeving van het Vasim en het eiland Veur Lent bieden hiervoor volop kansen. We zetten daarnaast in op meer dagattracties (o.a. een WO2 museum) en meer locaties voor evenementen. Met deze ontwikkelingen willen we de attractiewaarde van het centrum van Nijmegen nog verder vergroten.

Conclusie ten aanzien van het gemeentelijk beleid

In (of nabij) het plangebied van Nijmegen Midden komen eigenlijk alle onderwerpen uit de Structuurvisie aan bod. Deze onderwerpen worden voor een belangrijk deel verder uitgewerkt in Hoofdstuk 4 (functioneel beleidskader).

Daarnaast wordt het plangebied Nijmegen Midden in de Structuurvisie aangemerkt als een 'consolidatiegebied'. Het woon en leefklimaat in dit soort gebieden is over het algemeen goed. Er vinden geen grote ruimtelijke ontwikkelingen plaats. In een consolidatiegebied wordt, anders dan in een ontwikkel-en/of transformatiegebied, de bestaande situatie zoveel mogelijk gehandhaafd (geconsolideerd).

Coalitieakkoord 2014- 2018/Samen voor Nijmegen: sociaal, duurzaam en ondernemend

Inleiding

Na de gemeenteraadsverkiezingen in april 2014 is er in de maand meieen akkoord bereikt door de coalitiepartijen SP, GroenLinks, PvdA en De Nijmeegse Fractie, gesteund door de VSP. Hieronder wordt een samenvatting gegeven van de belangrijkste onderwerpen die (mede) betrekking hebben op het ruimtelijke beleid van de gemeente en die tevens relevant zij voor dit plangebied.

Algemeen

De coalitie wil initiatieven van inwoners, ondernemers en organisaties aanmoedigen. Nijmegenaren krijgen de ruimte om met initiatieven te komen, de rol van de coalitie is het verbinden van initiatiefnemers en het stimuleren van partnerships.

De afgelopen jaren zijn al belangrijke stappen gezet om onze stad nog groener en duurzamer in te richten. Dit proces wordt voortgezet. Er is veel draagvlak en initiatief bij bewoners, grote en kleine bedrijven om duurzamer te bouwen en meer natuur en landbouw binnen de stadsgrenzen te brengen. De coalitie ondersteunt deze initiatieven, geeft ruimte en legt verbindingen.

Woon-en groeistad

De ambitie van de coalitie is dat Nijmegen een aantrekkelijke woon- en groeistad blijft. Betaalbaarheid en kwaliteit van woningen is daarvoor een belangrijke voorwaarde. Door een goede samenwerking met partners wordt gewerkt aan een evenwichtige woningvoorraad in Nijmegen. Samen met hen wordt de bouwopgave om Nijmegen in de toekomst te kunnen laten groeien voortvarend opgepakt, met prioriteit voor de Waalsprong en Waalfront. Dat betekent echter niet dat de ontwikkeling van de bestaande stad tot stilstand komt. Maar er wordt scherper beoordeeld wat de toegevoegde waarde is van een project op basis van de criteria die door de Raad zijn vastgesteld: strategische maatschappelijke relevantie, versterking voorzieningen, leefbaarheid, verbetering differentiatie woningaanbod, doelgroepenbeleid, stadium ontwikkeling, financieel.

Leefbare en veilige studentenstad

De ca. 40.000 studenten waarvan een groot deel in Nijmegen woont zijn belangrijk voor de stad. Veel van de afgestudeerden blijven in Nijmegen wonen en werken. Voor studenten worden er de komende jaren bijna 1.000 wooneenheden extra gerealiseerd. Ook kent Nijmegen een grote (particuliere) kamermarkt. Voor de verdere ontwikkeling van Nijmegen als kennisstad is een goede voorraad van deze woningen een randvoorwaarde.

Bouwen voor starters

De woningvraag onder jongeren is groot en het streven is om deze jongeren in de stad te houden. Daarvoor zal voldoende relatief goedkope huisvesting aangeboden moeten worden in en rond het centrum. Er wordt maximaal voorzien in de behoefte van deze groep. In het huidig programma staan ca. 1.000 starterswoningen gepland tot 2018. Daarmee wordt de eerste jaren in de behoefte voorzien. Maar ook daarna zullen er nog woningen toegevoegd moeten worden. Voor de periode daarna, wordt gezocht naar mogelijkheden om de bouw te versnellen.

Cultuur en cultuurhistorie

De cultuurhistorie en architectuur vormen een belangrijk deel van de identiteit van Nijmegen. Die geschiedenis is nu nog te beperkt zichtbaar. De ambitie is om waar mogelijk met behulp van aanvullende middelen, de visualisatie en presentatie van het cultuurhistorisch erfgoed de komende jaren veilig te stellen. Er wordt structureel € 100.000 vrijgemaakt voor een verdere doorontwikkeling van 'verleden verbeeld', waarbij de historie in onze stad toegankelijk en zichtbaar wordt gemaakt voor bewoners en bezoekers.

Duurzame ontwikkelingen

Het doel is dat Nijmegen in 2045 energieneutraal is. We zetten zwaar in op energiebesparing, zonne-energie en windenergie en werken aan het maximaal inzetten van het warmtenet. Deze duurzaamheidsambitie geven we een impuls door een budget oplopend tot € 600.000 structureel te geven. We streven naar 10% extra energiebesparing in 2018 ten opzichte van het niveau in 2014.

Mobiliteit

De (binnen)stad moet goed bereikbaar zijn voor voetgangers, fietsers, OV én de auto. De bereikbaarheid van Nijmegen is in de afgelopen jaren flink verbeterd. Het is de ambitie om weer meer te investeren in duurzame mobiliteit. De volgende ontwikkelingen staan op de agenda:

Er is € 5 miljoen vrij gemaakt om te investeren in de verbetering van fietsvoorzieningen.

Er blijft ingezet worden op het realiseren van HOV en duurzaam OV.

De realisatie van Station Goffert betekent een impuls voor de bereikbaarheid van de Winkelsteegh. Wel wordt nauwlettend in de gaten gehouden hoe de verschillende modaliteiten (S100, OV, snelfietspaden) zich tot elkaar verhouden.

Conclusie

Het bestemmingsplan past binnen de ambities van het coalitieakkoord. Hierbij wordt opgemerkt dat het bestemmingsplan een geldigheidsduur heeft van 10 jaar terwijl er eens in de 4 jaar verkiezingen zijn en er dus, tijdens de planperiode, een andere coalitie met andere ambities kan worden gevormd. Dit betekent dat het bestemmingsplan tevens zal moeten voldoen aan de mogelijk, in de loop der tijd, gewijzigde beleidsopvattingen van de coalitie.

Hoofdstuk 4 Functioneel Beleidskader

4.1 Wonen

4.1.1 Woonvisie Nijmegen 2009-2020

Het gemeentelijk beleid op het gebied van wonen is vastgelegd in de Woonvisie 2009-2020, Wonen Leeft! In deze nota wordt het woonbeleid uiteengezet, waarbij de volgende strategische keuzes zijn gemaakt voor Nijmegen:

  • Ongedeelde stad: voorkomen van een tweedeling tussen de bestaande stad en de Waalsprong en binnen wijken en stadsdelen. Het doel blijft om woonmilieus te realiseren waarin mensen graag wonen, met een positief gewaardeerd woonklimaat, leefbaar, schoon, heel en veilig en met variatie in het aanbod zodat mensen niet noodgedwongen hun wijk uitmoeten als ze aan een nieuwe stap in hun wooncarrière toe zijn. Het behoud van deze doorstromers en stijgers komt de leefbaarheid en sociale structuur ten goede. We richten ons op binnenwijkse wooncarrières en meer treden op de woonladder. Daarvoor is het ook nodig dat het aanbod, de spreiding en de kwaliteit van voorzieningen in orde is. Een ongedeelde stad vraagt om meer dan alleen een gedifferentieerde woningvoorraad.
  • Bewoners binden: is het tweede centrale uitgangspunt. We willen zorgen dat mensen een positieve keuze kunnen maken. Dat kan alleen als we rekening houden met de individuele wensen en financiële mogelijkheden. Dat kan met een adequaat nieuwbouwbeleid waarbij we ook als kwaliteitsimpuls de kansen benutten om nieuwe bewoners aan te trekken. Dat betekent sterke wijken waar mensen een wooncarrière kunnen maken, die levensloopbestendig zijn en waarin voldoende variatie is in huur en koop, woningtype en prijsklassen. Door een hoge kwaliteit van woningen en woonomgeving en de nodige keuzevrijheid te bieden kunnen bewoners aan Nijmegen gebonden worden. Hierbij spelen ook voorzieningen, economische structuur en cultureel klimaat een rol en zijn de volgende opgaven relevant:

Het continueren van de wijkaanpak:

Om te kunnen blijven voldoen aan wensen van bewoners is het nodig dat verouderde en versleten delen van de stad een kwaliteitsimpuls krijgen. Daarvoor bestaat geen standaardrecept. Soms gaat het om sloop en vervangende nieuwbouw als de kwaliteit van de woningen te slecht is. Maar het kan ook gaan om het geschikt maken van woningen voor ouderen, verkoop van woningen en woningverbetering.

Realiseren van meer combinaties van wonen en zorg:

Dit thema wordt steeds belangrijker. Ten eerste woont onze ouder wordende bevolking steeds langer zelfstandig en ten tweede is de extramuralisering van de zorg een voortgaand proces. Beide trends voeden de opgave om meer combinaties van wonen en zorg in de wijken te realiseren.

4.1.2 De Nijmeegse Woningmarktverkenningen 2013-2020

Op 28 februari 2014 is de nieuwe woningmarktverkenning “De Nijmeegse Woningmarkt 2013-2020) vastgesteld. Het gebied Midden is verdeeld in drie verschillende woonmilieus: het stedelijk compact-, stedelijk grondgebonden- en het groenstedelijke woonmilieu. De woningmarktverkenningen geven de basis aan voor nieuwe woonontwikkelingen in de wijk. De lijn is behoudend voor nieuwe ontwikkelingen in dit gebied. Een uitzondering daarop is een toevoeging op het gebied van wonen en zorg of als de ontwikkeling een duidelijke meerwaarde heeft voor de wijk. Dit zal per geval bekeken worden.

4.1.3 Studenten, jongeren en starters

Goede en voldoende studentenhuisvesting is belangrijk om onze aantrekkelijkheid als kennisstad te handhaven. Op basis van inventarisatie van het aanbod van woonruimte voor deze doelgroepen en nieuwe gegevens kan de koers voor de komende jaren worden uitgezet. Deze koers wordt meegenomen in de nieuwe woonvisie. Een aspect dat hiermee samenhangt is de stedelijke discussie over het kamerverhuurbeleid. Het Coalitieakkoord stelt dat kamerverhuur moet aansluiten bij het karakter van Nijmegen als studentenstad, maar niet mag leiden tot overmatige overlast voor buurtbewoners. Op basis van een verkenning van de beleidsopties wordt ingezet op meer communicatie en een aanscherping van de voorwaarden om een pand te verkameren. Zo wordt de vergunningenplicht voor nieuwe studentenhuizen aangescherpt en wordt er meer gehandhaafd op overlast van fietsen en vuil. Verkamering vindt voornamelijk in en rondom het centrum en rondom de campus plaats. In de wijken in Midden zie je ook steeds meer verzoeken tot verkamering en voor de realisatie van starters en jongerenhuisvesting.

4.1.4 Wat gebeurt er in Midden, de woningvoorraad

4.1.5 Wonen en zorg

Eén van de opgaven uit de Woonvisie Nijmegen is extra aandacht voor huisvesting van wonen met zorg. Het grootste deel van de ouderen en mensen met een functiebeperking zal, ook als er gezondheidsproblemen ontstaan, in de eigen wijk willen blijven wonen. Ook voor mensen met een zwaardere zorgvraag (beschermd wonen) worden tegenwoordig geen grootschalige verpleeg/verzorgingshuizen meer gebouwd, maar worden kleinschalige woon-zorgcomplexen gerealiseerd.

Als gevolg van vergrijzing en het ingezette rijksbeleid ten aanzien van de extramuralisering van zorg is er in februari 2014 een nieuw planningskader voor wonen met zorg vastgesteld. Dit planningskader geeft informatie over woningcategorieën en de benodigde aantallen woningen per woonservicegebied. Het is tevens een richtlijn voor het plannen van toekomstige huisvesting voor zorgbehoevenden in Nijmegen.

4.2 Economie

4.2.1 Bedrijvigheid

Nijmegen kent een kwalitatief gedifferentieerd aanbod van bedrijventerreinen. Onze ambitie is om voldoende en kwalitatief geschikte ruimte hebben voor bedrijvigheid zonder overaanbod te creëren. We kiezen ervoor om zoveel mogelijk bestaand bedrijventerrein eerst te benutten, dan wel te herstructureren voordat we overgaan tot de aanleg van nieuw bedrijventerreinen. Ook streven we naar goed bereikbare en zorgvuldig beheerde en onderhouden bedrijventerreinen.

In de nota "Een andere kijk op Nijmeegse bedrijventerreinen" is aangegeven dat gewerkt wordt aan een meer intensief en duurzaam ruimtegebruik. Er blijft op de langere termijn een tekort aan bedrijventerrein. Naast oplossingen van intensivering en beperkte uitbreiding van bedrijvenlocaties blijven ook bestaande locaties belangrijk.

In Nijmegen Midden zijn 1065 ondernemingen ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. In onderstaande tabel zijn de 10 meest voorkomende sectoren weergegeven. In het gebied waren een aantal kleinere bedrijventerreinen gesitueerd. Een aantal grotere bedrijven zijn nog steeds hier gevestigd zoals Smit Transformatoren, Multisol en Alfa Laval Aalborg.

Het overgrote deel van de bedrijvigheid bevindt zich in woonhuizen in het gebied. Hierbij gaat het vaak om creatieve ondernemers, diverse soorten advisering en dienstverlening. Dit is toegestaan tot een maximum van 50 m2 oppervlakte en indien het geen overlast veroorzaakt. Daarnaast hebben een aantal van de genoemde bedrijven alleen een postadres ter plaatse en vinden op het adres geen bedrijfsmatige activiteiten plaats.

Nr
Categorie Aantal
1 Gezondheidszorg 144
2 Holdings (geen financiële), concerndiensten binnen eigen concern en managementadvisering 108
3 Onderwijs 106
4 Kunst 83
5 Detailhandel (niet in auto's) 76
6 Industrieel ontwerp en vormgeving, fotografie, vertaling en overige c consultancy 53
7 Maatschappelijke dienstverlening zonder overnachting 49
8 Algemene burgerlijke en utiliteitsbouw en projectontwikkeling 34
9 Wellness en overige dienstverlening; uitvaartbranche 30
10 Rechtskundige dienstverlening, accountancy, belastingadvisering en administratie 30
Overig 352
Totaal 1065
Bron: PWE 2014

4.2.2 Economische ontwikkelzones

Bij economische ontwikkelzones in wijken kan het gaan om solitaire economische ontwikkeling of bundeling van bedrijvigheid op een bepaalde plek (gedacht kan worden aan een bedrijfsverzamelgebouw, kleinschalige kantoorlocaties, woonwerkeenheden, etc.). De aard van de bedrijvigheid in relatie tot buurteconomie richt zich met name op de volgende economische activiteiten: ambacht en nijverheid en financiële- en zakelijke dienstverlening.

Voorbeelden van bundeling van bedrijvigheid in Nijmegen-Midden zijn:

  • Bedrijvencentrum Groenestraat

Dit is een bedrijfsverzamelgebouw voor kleinschalige bedrijvigheid en met name starters. Starters leveren een bijdrage aan de ontwikkeling van de lokale economie en werkgelegenheid. Er zijn op dit moment 64 bedrijfjes in het bedrijvencentrum gevestigd waaronder fysiotherapeuten, psychotherapeuten, diverse (para)medische praktijen, makelaars, uitzendbureaus, advocaten, reisorganisaties, arbo / re-integratie bureaus, reclamebureaus, organisatieadviesbureaus en makelaars.

  • De Gorterplaats

Dit is een broedplaats van kleinschalige bedrijvigheid. Er zitten diverse meubelmakers, interieurbouwers, uitzendbureaus en PR- en Reclamebureaus.

4.2.3 Detailhandel

Algemeen

De Nijmeegse binnenstad onderscheidt zich door het diverse aanbod in de detailhandel en door de evenementen. Door de toename van het internet winkelen en het verdwijnen van het aanbod voor doelgerichte aankopen uit het stadscentrum komen winkels leeg te staan, vooral in de straten om het kernwinkelgebied heen. De verwachting is dat het echte stadscentrum daarom steeds compacter wordt. Ook het karakter van de binnenstad verandert en is steeds minder gericht op winkelen alleen, maar meer op verblijven en beleven. De binnenstad krijgt meer en meer een recreatieve functie als 'huiskamer van Nijmegen'. Functies zoals dienstverlening, cultuur, ambacht en horeca worden belangrijker in het winkelgebied.

Op wijkniveau speelt de detailhandel structuur een belangrijke rol voor bewoners omdat het gebruik van de buurt- en wijkwinkels is verweven met de dagelijkse leefomgeving van mensen. De ontmoetingsfunctie van kleine winkels, maar ook van grote supermarkten, vormt een belangrijke bijdrage aan de kwaliteit van de omgeving. Buurt- en wijkwinkelcentra draaien vaak om de in het centrum aanwezige supermarkt. Dit is vaak de spil in het winkelcentrum. Binnen de supermarktbranche is sprake van een sterke schaalvergroting. Grotere winkels voldoen beter aan de consumentenwensen. Het toenemende marktaandeel van supermarkten leidt er omgekeerd toe dat vers speciaalzaken in de winkelcentra meer marktaandeel verliezen. Door schaalvergroting, supermarktoorlogen, specialisering en branchevervaging kan de voorzieningenstructuur onder druk kunnen komen te staan. De structuur van de buurt- en wijkwinkels in Nijmegen is opgehangen aan een netwerk van supermarkten verspreid over de stad. Tussen 1993 en 1997 was het beleid logische verzorgingspunten te realiseren onder het motto compact, compleet en comfortabel. Het functioneren van de verzorgingspunten is per buurt- en wijkwinkelcentrum geanalyseerd. Er wordt op dit moment gewerkt aan een herziening van dit detailhandel structuurbeleid. Naast actualisatie van het huidig functioneren en de structuur wordt hierbij ook o.a. gekeken naar landelijke trends en ontwikkelingen.

Nijmegen Midden: winkelconcentraties

In Nijmegen-Midden zijn vier winkelconcentraties aanwezig:

Steenbokstraat

De Steenbokstraat heeft de status van buurtwinkelcentrum. Hoewel er sprake is van een kleine concentratie is deze wel behoorlijk compleet, overzichtelijk en comfortabel. De supermarkt is niet groot maar door een redelijk compleet en kwalitatief sterk aanbod in de overige dagelijkse branches is er toch sprake van een volwaardig buurtwinkelcentrum. De status van buurtwinkelcentrum kan gehandhaafd worden.

St. Jacobslaan

De winkels rond het voormalige MIRO-complex aan de St. Jacobslaan vormen samen met de concentratie van winkels aan de Einsteinstraat (deze valt buiten het plangebied) een tweepuntenmodel. Het gaat om een grootschalige winkelconcentratie met meerdere vestigingen waarvan de kern wordt gevormd door een Albert Heijn XL, een C&A, een Blokker en een Bart Smit. Daarnaast ligt nog een Kruidvat en een Schoenenreus. Deze concentratie van winkels geeft geen aanleiding om vanuit de gemeente wijzigingen te stimuleren. Wel kan medewerking worden verleend aan fysieke aanpassingen en kwaliteitsverbeteringen voor zover nodig.

Groenestraat

De Groenestraat vervult op dit moment de rol van een wat groter winkelcentrum. De winkels zijn geconcentreerd aan de zuidzijde van de Groenestraat tussen de Marterstraat en de Wezenlaan.

Er is nieuwe detailhandelsontwikkeling gepland aan de Groenestraat. Het betreft een herontwikkeling van de supermarkt op het voormalige terrein van Smitdraad. De gemeente heeft zich eerder al uitgesproken voor een versterking van de huidige winkels zodat een levensvatbare winkelstructuur ontstaat. Een goed functionerende moderne supermarkt is daarbij essentieel. Om ook in de toekomst goed te kunnen functioneren is een grotere omvang van de supermarkt nodig dan de huidige AH. In de nieuwe situatie wordt de AH dan ook toegestaan om een nieuwe supermarkt van circa 1.300 m2 bruto vloeroppervlak (bvo), een dagwinkel van circa 415 m2 bruto vloeroppervlak (bvo) en een slijterij (Gall & Gall) van circa 125 m2 bruto vloeroppervlak (bvo) te realiseren. De totale ontwikkeling betreft 1.840 m2 bruto vloeroppervlak (bvo).

Bij de herontwikkeling van de huidige locatie van de AH aan de Groenestraat is vanuit economisch oogpunt een brede commerciële bestemming gewenst, zoals kleinschalige kantoren, (maatschappelijke) dienstverlening, woon-werkpanden en kleine kantoren voor financiële en zakelijke dienstverlening (accountantskantoren, makelaars, adviesbureaus, reclamebureaus, uitzendbureaus, programmeerdiensten, kleine uitgeverijen, etc.). Daarnaast is ook maatschappelijke dienstverlening in het kader van de zorg mogelijk (fysiotherapeut, podotherapeut, opticien / audicien, etc.) Deze invulling sluit aan bij het huidige levendige karakter van het gebied dat de gemeente graag wil behouden. De nieuwe invulling moet passen bij de maat en schaal van de Groenestraat en de bestaande winkels.

Op verzoek heeft BRO in een aanvullende notitie aangegeven wat er nog aan detailhandel terug zou kunnen komen. Conclusie hierbij is dat er nog ruimte is voor circa 520 m2 wvo aan (extra) detailhandel voor niet-dagelijkse artikelen zonder dat dit een bedreiging vormt voor andere winkelcentra. Gezien het huidige aanbod in het gebied (biologische slager en natuurvoedingswinkel) liggen er met name mogelijkheden op het gebied van het segment natuur(voeding) en duurzaamheid. Een nieuwe supermarkt op deze locatie wordt uitgesloten.

Willemsweg

Aan de Willemsweg is het draagvlak voor buurtverzorging aan de krappe kant. Toch wordt hier het behoud van een beperkte buurtverzorging nagestreefd, omdat dit van belang is voor de leefbaarheid in de directe omgeving. Naast de Aldi zijn er diverse aanvullende winkels waaronder een bakker, een slager, een groenteboer, een fietsenwinkel, een juwelier, verschillende kappers en een winkel met telecommunicatie apparatuur en een pottenbakker. Het gemeentelijke beleid is er op gericht om de winkelfuncties zoveel mogelijk te concentreren rondom de supermarkt.

Nijmegen Midden: overige detailhandel

In Nijmegen Midden zijn er nog een aantal winkels die verspreid in het gebied liggen. Een aantal bekende van deze verspreid liggende winkels zijn: foto Roos, Pet's Place St. Annamolen, Schoonenberg audiciëns, Cycleparts fietsenwinkel, Schoenenwinkel en schoenmakerij Derks, Interhobby, slijterij Meyer, Bloembinderij In de Roos, Wennekers Tapijten & Gordijnen en Rob Fransen Paardensportartikelen.

Detailhandel buiten de winkelcentra is alleen toegestaan op bestaande detailhandelslocaties. Een aantal van deze winkels kunnen overleven door specialisatie. Zodra de winkelfunctie wegvalt, is er ook ruimte voor een gemengde bestemming voor dienstverlening, kleine buurtverzorgende bedrijfjes, kleinschalige kantoren of een woonfunctie. Eventuele andere, nieuwe detailhandelslocaties kunnen alleen met een afwijking van het bestemmingsplan worden gehonoreerd, mits passend in onder meer het detailhandelsbeleid en het parkeerbeleid. De uitbreidingsmogelijkheden van detailhandelsbedrijven buiten de winkelcentra zijn beperkt. Om te voorkomen dat een naast de winkel gelegen pand bij de winkel wordt betrokken, om zodoende uit te breiden zonder dat het aantal winkels toeneemt, mogen winkels uitsluitend binnen het toegekende bouwvlak op het bestaande bouwperceel worden uitgebreid. Bestaand bouwperceel is gedefinieerd als het bouwperceel ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

4.2.4 Kantoren

Er wordt rekening gehouden met de trend van afnemende en veranderende vraag naar kantoren. Nijmegen kent relatief weinig problemen met leegstaande kantoren. De leegstand in Nijmegen bedraagt 13,8% tegen 17% landelijk (1 januari 2014). Ondanks dat de kantorenmarkt in Nijmegen er, wat leegstand betreft, beter voorstaat dan landelijk is de problematiek wel groter geworden. De toename is voor het grootste deel te wijten aan het (weer) op de markt komen van oude kantoorpanden en de ontwikkeling van het nieuwe werken waarmee door efficiency en flexibiliteit minder vierkante meters nodig zijn dan voorheen. We kijken eerst naar bestaande panden en locaties en zijn zeer terughoudend met nieuwe kantorenlocaties. Ook hier passen we de duurzaamheidsladder toe.

Tenslotte wordt meer ruimte geboden aan woningen met een werkplek of atelier. Voor kleinere kantoren blijft het beleid ongewijzigd: kantoren tot 1.000m² zijn toegestaan in huidige panden en langs de singels en hoofdradialen, waardevolle panden tot 1.500m² kunnen worden omgezet in een kantoorbestemming en tot 500m2 is kantoorvestiging toegestaan, mits ruimtelijk aanvaardbaar.

Voor de vraag tot 500 m2 kan worden voorzien in de woonwijken, waarbij de afweging wordt gemaakt of de nieuwe kantoorfunctie bijdraagt aan een evenwichtige ontwikkeling van de wijk. Gelet wordt op toename verkeersdruk, parkeren op eigen terrein en de melding in het kader van milieuwetgeving. Vertrekpunt is het beperken van overlast voor de buurt.

In Nijmegen Midden zit aan de Wezenlaan van oudsher woningbouwvereniging Talis met een wat groter kantorencomplex. Naast de kleinschalige kantoren in het bedrijvencentrum Groenestraat zijn verder verspreid in het gebied o.a. wat kleinschalige accountants-, advocaten-, administratie- en belastingadvieskantoren gevestigd.

4.2.5 Horeca

Horeca-beleid

Het horecabeleid is 31 oktober 2007 door de Raad vastgesteld. Met betrekking tot horeca is in de Horecanota 'Eten en drinken in Nijmegen', een ruimtelijk-economische visie op de Nijmeegse horeca (januari 2006), een onderscheid gemaakt tussen horeca in het stadscentrum en horeca buiten het stadscentrum.

In het stadscentrum bevindt zich de meeste horeca, ruimtelijk geconcentreerd in de horeca accentgebieden met elk zijn eigen type horeca. De ambitie is om de komende jaren de belangrijke rol van de horeca verder te versterken. De horeca ondersteunt de andere functies van het stadscentrum en is een grote trekker van bezoekers. We kijken daarbij naar de ruimte die er nu nog is in de horeca-accentgebieden. Mocht deze ruimte te beperkt zijn dan kan verruiming plaats vinden. Nieuwe dag horeca kan zich vestigen in de ringstraten. De bestaande horeca in de accentgebieden en daarbuiten krijgt ook ruimte om te vernieuwen. Locaties langs verkeersradialen zijn geschikt om ruimte te geven aan grotere horecaconcepten die moeilijk inpasbaar zijn in de binnenstad, maar wel voorzien in een behoefte van Nijmeegse bewoners (zoals een megabioscoop, congres-/ vergadercentrum).

In de woonwijken heeft horeca in de eerste plaats een verzorgende functie. Horeca speelt een rol in de kwaliteit van de dagelijkse leefomgevingen in de wijken en buurten van de stad, soms als een risicofactor maar veel vaker als een pluspunt. Horeca in woonwijken is voor veel bewoners een aantrekkelijke verrijking van hun wijk.

In Nijmegen Midden gaat het vooral over horeca buiten het centrum. Hier zijn twee restaurants: Jan Klaassen Eetcafé en Valdin restaurant en een viertal afhaalrestaurants te vinden: Domino's Pizza, Eethuis Anil, Fawaka afhaalcentrum en Loon Sing Chinees afhaalcentrum. Verder zijn er een aantal café's: Bar Erciyes, Café Konak, Café Goffertzicht, Biljartcentrum de Kaketoe en Café Piet Huisman.

Nieuwe horeca in de wijken

Nijmegen heeft een aanzienlijk aanbod aan horeca buiten het stadscentrum. De aanwezigheid van voldoende parkeermogelijkheden, sfeer, persoonlijke aandacht en veiligheid zijn factoren die hieraan hebben bijgedragen. De horeca in de Nijmeegse wijken is aanvullend op de horeca in het stadscentrum. De horeca buiten het centrum richt zich in het algemeen op een ander publiek (25+ publiek) dan de horeca in het centrum (jongeren, studenten, toeristen en winkelend publiek).

De beleidslijn voor de horeca voor de Nijmeegse wijken buiten het stadscentrum is steeds geweest dat horeca de ruimte krijgt, mits het een aanvulling betreft op het bestaande aanbod en gericht is op de bewoners van die wijk. Zo is / wordt het voormalige woonzorgcentrum de Sonnehaert omgebouwd naar studentenwoningen. Op de begane grond komt een buurtrestaurant / is een buurtrestaurant gevestigd met voordelige prijzen voor de studenten en de bewoners uit de buurt.

Ondersteunende horeca

Naast reguliere horeca kennen we in Nijmegen ook ondersteunende horeca. Er is sprake van ondersteunende horeca wanneer men in een zaak die geen (planologische) hoofdbestemming horeca heeft iets kan consumeren en daarvoor moet betalen. Het gaat dan om een zaak met een detailhandelsbestemming of de bestemming bijzondere doeleinden, waar een beperkt deel van het oppervlak gebruikt wordt voor het plaatsen van tafels en stoeltjes. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om een boekenwinkel met een koffiecorner of om een museum met een restaurant. Voor deze ondersteunende horeca gelden de volgende voorwaarden:

Ondersteunende horeca in de wijk bij bestemming*:
food-detailhandel non-food detailhandel bijzondere doeleinden en recreatieve doeleinden
oppervlakte 20m2 / max. 25% vvo 50m2 / max 25% max. 10% (bijzondere doeleinden)
max. 12% (sporthallen)
sportveld** 150 m2 plus per extra veld, 75m2, met max. van 375 m2.
per bouwblok max. 1 bedrijf max. 1 bedrijf nvt
per straatzijde max. 1 bedrijf nvt nvt

* bron: Beleidsnotitie Ondersteunende horeca, najaar 2001

De gehanteerde oppervlaktematen betreffen de totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, ten dienste van de ondersteunende horecafunctie, niet inbegrepen de daarbij behorende ruimten als opslag, keuken- en toiletruimten. Voor de binnenstad zijn inmiddels de voorwaarden voor ondersteunende horeca enigszins verruimd. Op basis van de ervaringen die hiermee zijn opgedaan worden de beleidslijnen voor de rest van de stad ook aangepast.

4.3 Maatschappelijke Voorzieningen

4.3.1 Onderwijsinstellingen

Sinds 2008 is er sprake van doordecentralisatie van de middelen voor onderwijshuisvesting van de gemeente naar de schoolbesturen. De schoolbesturen zijn zelf verantwoordelijk voor de huisvesting. Met de schoolbesturen zijn afspraken gemaakt over de spreiding van de onderwijsvoorzieningen: het streven is gericht op minimaal één basisschool binnen een wijk en minimaal één school voor voortgezet onderwijs per stadsdeel. Voor Nijmegen Midden is de verwachting dat er in de komende jaren een lichte krimp zal optreden in het basisonderwijs en een wat forsere krimp in het voortgezet onderwijs. De capaciteit zal voor de komende jaren voldoende zijn.

Het plangebied Nijmegen-Midden huisvest een groot aantal onderwijsinstellingen (Primair Onderwijs, Voortgezet Onderwijs en Voortgezet en Primair Speciaal Onderwijs). Onderstaand worden per soort school de belangrijkste ontwikkelingen geschetst.

Primair onderwijs:

Basisschool Kleurrijk

Deze school is gevestigd in Voorzieningenhart 't Hert aan de Thijmstraat 40. De school is voortgekomen uit de basisschool Groot Nijevelt, met locaties aan de Dobbelmannweg 7 en de Tollenstraat 1. In de Dobbelmannweg 7 is nu tijdelijk de VO school Eigenwijs gevestigd. Bij vertrek van de VO school Eigenwijs uit dit pand zal deze locatie incl. de bijbehorende gymzaal herontwikkeld worden. De locatie Tollenstraat 1 wordt her-ontwikkeld als een groenvoorziening voor de buurt.

Basisschool De Hazesprong

Deze school is gevestigd in drie locaties: Bisonstraat 3, Jagerspad 2 (gedeeltelijk) en Dingostraat 71.

Basisschool NSV2

Gevestigd op Jagerspad 2 (gedeeltelijk) en Lamastraat 67.

Basisschool De Akker

Akkerlaan 40-42.

De Akker is in 2005 uitgebreid. Om deze uitbreiding te realiseren was een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk.

Speciaal onderwijs:

VSO Praktijkschool De Zonnegaard

Veldstraat 4.
Deze school valt onder het bevoegd gezag van de Stichting Pro. Samen met de praktijkschool, gevestigd op de Celebesstraat 12, wordt onder de naam Pro College een nieuwe school gebouwd aan de Dennenstraat (buiten het plangebied).

SO Martinus van Beekschool

IJsbeerstraat 31. Zie bij VSO De Marwindt

VSO De Marwindt

Nijlpaardstraat 4.

Zie SO Martinus van Beek. Beide scholen vallen onder de Stichting Kentalis Onderwijs

Voortgezet onderwijs:

Canisius College

Goffertweg 20- Het Canisius College, locatie De Goffert, is een vmbo-school met een onderwijsaanbod overwegend technisch onderwijs. De Goffert maakt deel uit van het Canisius College, een brede scholen-gemeenschap waartoe ook de locaties Berg en Dalseweg (vmbo-t, havo, vwo) en Akkerlaan (ISK) behoren.

Stedelijke Scholengemeenschap Nijmegen (SSGN)

Lamastraat 61 -De Stedelijke Scholengemeenschap Nijmegen is een middelgrote openbare Jenaplanschool voor voortgezet onderwijs op de niveaus VWO, HAVO en MAVO (VMBO-t). De school is centraal gelegen vlak bij het Goffertpark. De leerlingen komen uit Nijmegen en uit de regio.

Canisius College

Internationale Schakelklas/Akkerlaan 19-zie onder Canisiuscollege, locatie De Goffert

Overigen (ROC's)

De ROC-vestigingen vallen qua bekostiging buiten de onderwijshuisvesting. Alleen de volgende ROC is nog gevestigd in Nijmegen-Midden:

ROC sector Administratie, Marterstraat 45;

4.3.2 Sportaccommodaties

In Nijmegen-Midden zijn diverse sportaccommodaties aanwezig. Er zijn drie soorten te onderscheiden: A-zalen zijn speciaal voor het basisonderwijs gebouwd; B-zalen zijn speciaal voor het voortgezet onderwijs gebouwd; C-zalen zijn bestemd voor algemeen gebruik. Het betreft de volgende accommodaties:

  • Gymzaal Dobbelmannweg, Dobbelmannweg 7 (A-zaal);
  • Gymzaal De Hazesprong, Bisonstraat 3 (A-zaal);
  • Gymzaal De Zonnegaard, Dingostraat 71 (A-zaal);
  • Gymzalen Martinus van Beekschool, IJsbeerstraat 31(A-zalen);
  • Gymzalen SSGN, Lamastraat 61 (B-zalen);
  • Gymzalen Canisius College, Goffertweg 20 (B-zalen);
  • Overige accommodaties:
  • ROC-accommodatie Marterstraat 45, ROC-accommodatie
  • Ploegstraat 5 (turnvereniging). De Turnvereniging gaat naar TCN (Dennenstraat). De locatie wordt daarna herontwikkeld. Het is nog niet bekend op welke termijn dit precies gaat gebeuren.

In de meeste sportaccommodaties bestaat nog ruimte voor medegebruik. Daar waar krappe situaties bestaan, kunnen door enkele kleine aanpassingen (eerder beginnen of later eindigen, begin- en eindtijden van de verschillende scholen beter op elkaar laten aansluiten) "loze uren" beter worden benut. Er is geen sprake van tekorten of knelpunten. Ook in de nabije toekomst zijn deze niet te verwachten.

4.3.3 Overige maatschappelijke voorzieningen

Wijkcentrum Klokketoren

Slotemaker de Bruïneweg 272. Met ingang van april 2014 heeft Pluryn in De Klokketoren het NAH-centrum (Niet-aangeboren-Hersenletsel) gehuisvest. Het NAH-centrum biedt informatie en er vindt dagbesteding plaats. Ook is er de mogelijkheid van maatschappelijke revalidatie. Met Pluryn zijn afspraken gemaakt voor ondersteuning in het wijkcentrum zowel in horeca als in activiteiten.

Voorzieningenhart 't Hert

Op 20 mei 2011 is 't Hert officieel geopend, maar het is al sinds februari/maart 2011 in gebruik. Het gebouw bevat bijna 5.000 m2 Bvo, verdeeld over vier verdiepingen, waarvan één onder maaiveld.

De dienstverleners die in 't Hert zijn gevestigd bieden diverse diensten en activiteiten op het gebied van educatie, cultuur, zorg, sport en welzijn. De doelgroep omvat alle bewoners van de wijk Willemskwartier. 't Hert heeft ruime openingstijden en is zes dagen per week geopend (op zaterdag alleen 's ochtends geopend).

Naast de gemeente bieden een aantal participanten hun activiteiten aan binnen 't Hert. Het gaat om (brede)basisschool Het Kleurrijk, het sociale wijkteam, Tandem / Ouder Kinder Centrum Mengelmoes, KION, GGD, Driestroom, RIBW, ZZG ,Logopedie, Wijkraad en diverse clubs en verenigingen. Zij zijn de huurders of vaste gebruikers van het gebouw. Zij huren hun ruimten rechtstreeks van de gemeente.

In 't Hert zijn een aantal multifunctionele ruimten ter beschikking voor (interne en externe) verhuur, onder andere de grote zaal, de sportzaal, speelzaal, leskeuken en vergaderruimten.

Buurtcentrum De Inloop

Buurtcentrum de Inloop ligt in de wijk de Kolping (Kolpingstraat 2a). Het is gevestigd in een voormalige kleuterschool. In het gebouw bevinden zich een fitnessruimte, een keuken voor kookactiviteiten, een bar, ontmoetingsruimte en een vergaderruimte. Er is ook een grote zaal die multifunctioneel inzetbaar is.

Buurtcentrum de Inloop is een levendig gebouw, dat bezocht wordt door jong en oud. Er vinden veel verschillende activiteiten plaats, onder andere sporten, fitness, dansactiviteiten, er komen hobbygroepen, er vinden culturele activiteiten plaats (onder meer door een toneelgroep), er zijn kinderclubs en er vinden jongerenactiviteiten plaats voor jongeren tussen 10 en 18 jaar. Het buurtcentrum De Inloop is echt buurtgericht waarbij flexibiliteit naar de bezoekers uit de wijk bovenaan staat. Het gebouw kent geen vaste verhuur maar is vooral een uitstekende ontmoetingsplek voor mensen uit de buurt.

4.3.4 Speelvoorzieningen

De hoofddoelstelling van de beleidsnota "Kom je buiten spelen" is het creeren van een goede speelinfrastructuur voor kinderen t/m 12 jaar, afgestemd op hun behoeften, zodat ze volop de kans krijgen zich op een veilige manier lichamelijk, geestelijk en sociaal optimaal te ontwikkelen. Op basis van criteria (stedelijke norm kinderspeelplaatsen, onderhoudstoestand en spreiding), is aan elke Nijmeegse wijk een prioriteit, van 1 tot 3, toegekend. Wijken met een prioriteit 1 krijgen de aanpakstatus, wijken met prioriteit 2 de attentiestatus en wijken met prioriteit 3 zijn daarentegen goed voorzien in speelplekken en krijgen een preventie en routinestatus. De nota heeft geen betrekking op het beleid ten aanzien van recreatieve (sport)voorzieningen zoals trapveldjes, sporten spelpleinen, jongerenontmoetingsplaatsen en jeu-de-boules banen.

In Nijmegen-Midden zijn de kinderspeelplekken in het Willemskwartier, de Landbouwbuurt, Muntenbuurt en Kolpingbuurt gesitueerd. Daarnaast zijn ook kinderspeelplekken te vinden in Hazenkamp en St. Anna. In het Willemskwartier hebben de wijkspeeltuinen aan het Beetsplein en de Genestetlaan de aanpakstatus. Door een verwachte toename van het aantal kinderen binnen de doelgroep moet het aantal speelplekken in Hazenkamp en St. Anna worden uitgebreid. De wens voor Hazenkamp bestaat uit een groei tot 9 speelplekken in plaats van de huidige 6. Voor St. Anna geldt een verdubbeling van 2 naar 4 speelplekken. De aanleg en revitalisering van deze speelplekken gebeurt in nauw overleg met de buurt, en met name de kinderen die er wonen.

4.4 Verkeer En Vervoer

4.4.1 Nota Nijmegen Duurzaam Bereikbaar

Het Nijmeegse mobiliteitsbeleid is vastgesteld in de nota Nijmegen Duurzaam Bereikbaar. Hieronder volgt een beknopte beschrijving. De gemeente Nijmegen stelt zich ten doel de bereikbaarheid van de stad te garanderen en te verbeteren. Hierbij staat een multimodale aanpak centraal, waarbij de reiziger een keuze wordt aangeboden uit een aantal aantrekkelijke alternatieven: soms is de auto de beste keuze, soms de fiets, soms het openbaar vervoer en soms een combinatie van vervoerswijzen. Daarnaast neemt de gemeente maatregelen om het verkeerssysteem als totaal duurzamer te maken. Hierbij is de samenhang tussen het mobiliteitsbeleid en ruimtelijke ordeningsbeleid van groot belang. Het verstedelijkingsbeleid van de gemeente gaat uit van een concentratie van ruimtelijke ontwikkelingen op een aantal knopen die goed bereikbaar zijn met de fiets en met het openbaar vervoer. Ook nieuwe grootschalige woning- bouwontwikkelingen zoals de Waalsprong moeten goed ontsloten worden voor fiets, openbaar vervoer en auto. Voor bedrijventerreinen geldt dat deze zoveel mogelijk aan de rand van de stad worden gesitueerd met goede verbindingen naar de rijkswegen. Transferia worden op strategische plekken aan de rand van de stad gerealiseerd waar overstappen op het HOV mogelijk is. Bij elke geplande nieuwe ontwikkeling wordt onderzocht wat de effecten zijn op de bereikbaarheid. Dat kan leiden tot extra maatregelen, de keuze voor een andere locatie of in het meest extreme geval tot het niet doorgaan van de ontwikkeling. Tenslotte richt het beleid zich op maatregelen die leiden tot een betere benutting van de bestaande infrastructuur en het stimuleren van duurzame vervoerswijzen. Waar al deze maatregelen onvoldoende soulaas bieden, komt het vergroten van de capaciteit als optie in beeld.

Door de realisatie van De Oversteek eind 2013 is de verkeersstructuur in de stad ingrijpend veranderd. Hierdoor en door de maatregelen op het rijkswegennet (verbreding A50) zal de doorstromingsproblematiek verschuiven van het gebied ten noorden van de Waal naar de zuid- en westflank van de stad. In het gebied ten zuiden van de Waal en ten oosten van het Maas-Waalkanaal is nu al sprake van hoge verkeersdruk. De ruimtelijke mogelijkheden om nieuwe infrastructuur te bouwen zijn hier beperkt. De aanleg van De Oversteek wordt daarom door de gemeente Nijmegen aangegrepen om door dynamisch verkeersmanagement het verkeer beter te beheersen en de doorstroming te verbeteren. In de wegenstructuur neemt de S100 als doorstroomroute in de stad daarbij een belangrijke plaats in. Om die doorstroming te garanderen zal waar nodig het verkeer aan de rand van de stad gebufferd worden en worden alternatieven(OV en fiets) en spitsmijden gestimuleerd.

In onderstaande toelichting wordt per vervoerswijze ingegaan op de betekenis van het mobiliteitsbeleid. In paragraaf 4.4.2 worden vervolgens de verschillende vervoerswijzen besproken in het plangebied.

4.4.2 Vervoerswijzen in Nijmegen Midden

4.4.3 Expeditieverkeer

Op het gebied van (beroeps)goederenvervoer streeft Nijmegen naar een marktconform beleid, waarbij de overheid de randvoorwaarden schept om de markt tot kwalitatieve oplossingen te verleiden. Het streven is om tot een reductie van het aantal verkeersbewegingen te komen en daarbij zowel CO2-reductie als een gezonde businesscase te realiseren. Dit wordt mede bereikt door transportbedrijven die voorop durven lopen extra te belonen in de vorm van specifieke privileges. Daarnaast is ook afstemming op regionaal niveau van belang. Dit gebeurt door continue afstemming met de markt en omliggende gemeenten (vooral Arnhem). De gemeente Nijmegen werkt mee aan het stimuleringsprogramma Lean & Green en kent tenslotte ook nog de Groene Hub. Dit is een project voor het verduurzamen van het goederen- en busvervoer. In dit project zorgen deelnemers uit de regio Arnhem-Nijmegen ervoor dat lokaal opgewekt groen gas gebruikt wordt voor het openbaar vervoer. Tevens streven we om de bevoorrading steeds meer buiten de spits te laten plaatsvinden, hiermee ontlasten we het rijkswegennet en houden we onze stad goed bereikbaar voor alle modaliteiten. Voor het plangebied betekent dit dat ook deze winkels op tijd kunnen worden bevoorraad. In het plangebied is de bevoorrading echter niet gebonden aan bepaalde tijden, zoals dat in het centrum wel het geval is.

4.4.4 Parkeren

De afgelopen jaren zijn stedelijke, maar ook regionale en landelijke ontwikkelingen op het gebied van verkeer en vervoer, ruimtelijke ordening en economie, van invloed geweest op het parkeerbeleid. Het parkeerbeleid is opgenomen in de Parkeernota “Kiezen en Delen” parkeren in Nijmegen, parkeernota 2013-2017 (Parkeernota). De Parkeernota biedt voldoende ruimte en mogelijkheden voor maatwerk met het oog op toekomstige ontwikkelingen. Samen met stakeholders in de stad wordt gewerkt aan een verdere volmaking van de parkeerproducten, hiertoe wordt een marketingplan opgesteld zodat het parkeren meer als een service gezien wordt. Daarbij worden de ontwikkelingen op het mobiliteitsvlak op de voet gevolgd, zoals de ingebruikname van de Oversteek, de vernieuwde Waalbrug, de stadsuitbreiding in Nijmegen Noord en de wenselijkheid van meer transferia. Verder wordt er ruimte gecreëerd voor nieuwe technologische ontwikkelingen op parkeergebied (o.a. routeringsysteem, digitalisering en meer mogelijkheden tot het bieden van maatwerk).

Het parkeerbeleid wordt gestuurd op de punten leefbaarheid, aantrekkingskracht van de binnenstad en bereikbaarheid. Daarbij gaan we als leidraad uit van de volgende drie uitgangspunten:

  • Leefbaarheid in de wijken: In de wijken zijn een rechtvaardige verdeling van de schaarse openbare ruimte (waaronder parkeerplaatsen) en het voorkomen van parkeeroverlast wenselijk. Hierbij is maatwerk noodzakelijk, bijvoorbeeld in de tijden waarop parkeerregulering van kracht is, tarieven en specifieke regelingen voor specifieke doelgroepen.
  • Bruisende binnenstad: Aantrekkelijke, voldoende en goed bereikbare parkeerruimte in en om de binnenstad is erg belangrijk. De bezoekers van onze stad worden gastvrij ontvangen. Parkeren is een onderdeel van de service aan onze bezoekers. Dit betekent voldoende parkeergelegenheid, een kwalitatief hoogwaardig aanbod en duidelijkheid over de tarieven. Parkeren is immers direct gerelateerd aan de levensvatbaarheid van de economische functies en voorzieningen.
  • Bereikbare parkeervoorzieningen: Vanuit de bereikbaarheid stimuleren we dat verkeersdeelnemers gericht kiezen of zij met fiets, auto of OV reizen. Het parkeerbeleid kan bijdragen aan het bevorderen van het selectieve gebruik van de auto, waarbij de groei van de automobiliteit voor kleinere afstanden wordt beperkt ten gunste van bereikbaarheid, leefbaarheid en luchtkwaliteit. Parkeren in het centrum blijft mogelijk, maar parkeren op afstand vormt een aantrekkelijk alternatief. Het uitgangspunt is dat de automobilist een keuze heeft waar hij zijn auto neerzet: binnen de singels, aan de rand van het centrum of goedkoop aan de rand van de stad in een transferium. Goede communicatie en informatie aan de bezoeker en een goede parkeerroutering zijn essentiële randvoorwaarden.

Verder kent de gemeente Nijmegen een Nota Parkeernormen en de beleidsregel parkeren van de Nijmeegse Bouwverordening (art. 2.5.30). Voordat een bouwplan kan worden uitgevoerd, is een omgevingsvergunning nodig. Bij het beoordelen van een ontwikkeling kijkt de gemeente of rekening is gehouden met het vereiste aantal parkeerplaatsen. Op deze manier wordt overlast in de omgeving zoveel mogelijk beperkt. Soms kan niet worden voldaan aan het realiseren van de opgelegde parkeernorm. Een ontwikkelaar heeft dan de mogelijkheid om de parkeerplaatsen af te kopen. Dit bedrag wordt gestort in het bereikbaarheidsfonds. In de Nota Parkeernormen en in de beleidsregels wordt helderheid gegeven over het aantal te realiseren parkeerplaatsen bij diverse functies en de werkwijze bij het bepalen van de normen. De omgevingsvergunning wordt getoetst aan de op dat moment geldende parkeernormen conform de beleidsregels.

4.5 Groen, Natuur En Landschap

4.5.1. Wet-en regelgeving

Natura 2000 en Natuurbeschermingswet

Natura 2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden en vormt daarmee de basis voor het beleid van de EU voor behoud en herstel van biodiversiteit. Natura 2000 is niet enkel ter bescherming van gebieden maar draagt ook bij aan soortenbescherming.

Het Natura 2000 netwerk omvat alle gebieden die zijn beschermd op grond van de Vogelrichtlijn van 1979 en de Habitatrichtlijn van 1992. In en om Nijmegen gaat het om de Natura 2000 gebieden 'Uiterwaarden Waal' en de 'Gelderse Poort'.

De Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet) is een Nederlandse wet die oorspronkelijk in 1967 is vastgesteld maar in 1998 ingrijpend is gewijzigd. In deze wet is nu de natuurbescherming van specifieke gebieden geregeld. Internationale verplichtingen uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn in de Natuurbeschermingswet verwerkt. De volgende gebieden zijn aangewezen in een aanwijsbesluit en beschermd op grond van de wet:

  • Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden 'Uiterwaarden Waal', 'Gelderse Poort'
  • Beschermde Natuurmonumenten (Rondom Nijmegen gaat het dan om 'Oude Waal' en 'Bronnenbos Refter')

In het aanwijsbesluit wordt de exacte ligging van het gebied aangegeven en welke habitats in het gebied moeten worden beschermd. De provincie legt per gebied vast welke waarden aanwezig zijn en waar de te beschermen habitats liggen. Voor alle werkzaamheden die schadelijk zijn voor de beschermde habitats moet een vergunning worden aangevraagd.

Conclusie:

Dit bestemmingsplan ligt op ruim voldoende afstand van Natura2000 gebied Uiterwaarden Waal om geen effecten te verwachten. Natura2000 en de Natuurbeschermingswet zijn dan ook niet aan de orde voor dit bestemmingsplan.

Flora en faunawet

Op 1 april 2002 is de Nederlandse Flora- en faunawet in werking getreden. Deze nieuwe wet regelt de bescherming van dier- en plantensoorten. De Flora- en faunawet bundelt alles wat te maken heeft met de bescherming van flora en fauna in Nederland die voorheen in verschillende wetten was opgenomen.

Ook is de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn (Europees) en het CITES-verdrag (overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde soorten wilde dieren en planten) in de Flora en faunawet verwerkt. Hierdoor heeft Nederland nu één wet voor de bescherming van alle in het wild voorkomende beschermde soorten.

Het doel van deze wet is het in stand houden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. Deze wet hanteert daarbij het “nee, tenzij principe”. Dat betekent dat alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten in principe verboden zijn. Alleen onder strikte voorwaarden zijn afwijkingen van de verbodsbepalingen mogelijk. Hiertoe zal een ontheffing ex artikel 75 moeten worden aangevraagd. De ontheffingsaanvraag moet onderbouwd zijn door een goed onderzoek naar het voorkomen van en de effecten op beschermde soorten. Ook moet aangetoond worden dat er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang.

In de Flora- en faunawet is daarnaast een zogenaamde 'algemene zorgplicht' opgenomen. De zorgplicht is van toepassing op alle planten en dieren, ongeacht of ze wettelijk beschermd zijn. De zorgplicht houdt in dat er bij ingrepen zoals bouwactiviteiten altijd zorgvuldig moet worden omgegaan met de aanwezige planten en dieren. Schadelijke activiteiten moeten zoveel mogelijk worden voorkomen.

Bevoegd gezag voor de Flora- en faunawet is het Ministerie van EZ.

Conclusie:

In dit bestemmingsplan worden de bestaande bestemmingen overgenomen. Er vindt geen wijziging plaats van deze bestemmingen. Indien dat wel het geval is, is hiervoor eerder al een (postzegel)bestemmingsplanprocedure doorlopen waarin een zorgvuldige afweging is gemaakt ten aanzien van de flora-en fauna.

Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en Gelderse Omgevingsvisie

De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen natuurgebieden in Nederland. De EHS is in het Streekplan Gelderland 2005-2015 door de provincie vertaald in de Gebiedsplannen Natuur en Landschap. Nijmegen valt binnen het gebiedsplan Rivierenland. De uiterwaarden van de Waal, de stuwwal, de Ooijpolder en de bosgebieden ten zuiden van Nijmegen zijn opgenomen in de EHS evenals een deel van de landbouwgronden die grenzen aan de wijk Weezenhof en het bosgebied van Vogelzang.

Omgevingsvisie

Op 14 januari 2014 stelde het college van Gedeputeerde Staten de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening vast. Na vaststelling van de ontwerp-Omgevingsvisie, het bijhorend PlanMER en de ontwerp-Omgevingsverordening door Gedeputeerde Staten, zijn er zienswijzen ingediend. Deze zienswijzen zijn op hoofdlijnen samengevat in de Commentaarnota. Provinciale Staten zullen de Omgevingsvisie vermoedelijk in hun vergadering van 9 juli 2014 vaststellen en de Omgevingsverordening in die van 1 oktober 2014.

Vanwege de geldigheid van 10 jaar van dit bestemmingsplan nemen we voor de volledigheid de bestemmingsplantekst voor de Omgevingsvisie ten aanzien van natuur hier al op. In de Omgevingsvisie wordt tav groen/natuur een onderscheid gemaakt in het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone.

Gelders Natuurnetwerk

Om de biodiversiteit nu en voor toekomstige generaties Gelderlanders veilig te stellen, beschermt de provincie het Gelders Natuurnetwerk. Het Gelders Natuurnetwerk is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuur van internationaal, nationaal en provinciaal belang. Dit Gelders Natuurnetwerk bestaat uit alle terreinen met een natuurbestemming binnen de voormalige Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

Voor bestaande functies zijn er beperkte ontwikkelingsmogelijkheden, namelijk voor gevallen waarbij er geen reële alternatieven zijn voor verplaatsing van de functie naar een plek buiten het Gelders Natuurnetwerk. De provincie stelt bij een aantasting van de kernkwaliteiten steeds de voorwaarde dat er een compensatieplan gemaakt wordt waarbij de bestaande natuurwaarden worden versterkt.

Groene Ontwikkelingszone

De Groene Ontwikkelingszone (GO) heeft een dubbele doelstelling. Er is ruimte voor verdere economische ontwikkeling in combinatie met een (substantiële) versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden.

De GO bestaat uit terreinen met een andere bestemming dan bos of natuur die ruimtelijk vervlochten zijn met het Gelders Natuurnetwerk (GNN). De ecologische verbindingszones (evz's) maken deel uit van de GO, evenals weidevogelgebieden en ganzenfoerageergebieden.

De Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik legt de focus op het toevoegen van stedelijke functies binnen bestaand stedelijk gebied. Dit betekent in dit geval dat er ook in de GO ruimte is voor stedelijke functies maar dan in combinatie met een substantiële versterking van de kernkwaliteiten van de GO.

Conclusie: Dit bestemmingsplan ligt niet in de EHS en de in de Omgevingsvisie beschreven gebieden en dit kader is dus niet van toepassing voor dit bestemmingsplan.

4.5.2. Gemeentelijk (groen)beleid

Groenplan De groene draad (2007)

Het groenbeleid is vastgelegd in 'De groene draad - kansen voor het Nijmeegse groen' en heeft als doelstelling:

  • inzicht te geven in het totaal van groene ontwikkelingen in en om de stad en hun onderlinge samenhang;
  • een sturingsinstrument voor het bestuur te zijn voor groene ontwikkelingen in de stad;
  • vanuit een groen toekomstperspectief een gids of leidraad te zijn voor toekomstige stedelijke ontwikkelingen;
  • de groene ambities te benoemen voor de komende jaren die vertaald worden in een uitvoeringsprogramma.

De hoofdgroenstructuur en de hoofdbomenstructuur zijn de basis en de ruggengraat van het groen in Nijmegen. Deze structuren houden we dan ook in stand. In bestemmingsplannen gaat het dan om de bestemmingen Groen, Natuur en Bos. Daarnaast kennen ook andere plekken een groene bestemming bijvoorbeeld kleinere groenplekken op wijkniveau.

Karakteristiek van het groen

St. Anna heeft de groene uitstraling vooral te danken aan het vele groen op de particuliere kavels; openbaar groen maakt slechts 2% van het oppervlak uit. Op enkele groenstroken na (Hatertseweg), bestaat in de rest van de wijk het groen alleen uit straatbomen die de groene structuren in de wijk vormen. Verspreid door de wijk liggen er enkele plantsoenstroken.

In Hazenkamp bestaat het groen vooral uit laanbeplanting. Kleinere groenplekken liggen verspreid over de wijk en ook de begraafplaats achter de kerk aan de Groenestraat draagt bij aan de groene kwaliteit van de wijk.

Het aandeel openbaar groen in Hazenkamp is beperkt. Slechts 5% van het totale oppervlak bestaat uit openbaar groen, waarvan het overgrote deel geconcentreerd aanwezig is in de vorm van maaigazon en heesterbeplanting. Op initiatief van een aantal bewoners is een deel van het gebied achter de winkels aan de Groenestraat ingericht als groengebied en speelplek, 't Veldje genaamd. Het beheer van deze kleine groene oase wordt verzorgd door de bewoners uit de buurt.

Hazenkamp heeft veel volgroeide straatbomen, die de wijk samen met de vele voor- en achtertuinen een groen karakter geven. De ligging tegen het Goffertpark helpt dit groene karakter te verstevigen.

Het weinige groen in deze wijken dient gekoesterd te worden. Dan gaat het bijvoorbeeld om de laanbeplanting langs de hoofdwegen maar ook om het verspreid liggende wijkgroen. Vooral de bomen langs radiale wegen (Groenestraat, Hazenkampseweg, Vossenlaan en Hatertseweg) vormen de dragers van de groenstructuur en vragen om een volwaardige en complete structuur

De naam Nije Veld is niet zo bekend als de namen van de buurten waaruit de wijk is opgebouwd. De grootste en belangrijkste buurt is het Willemskwartier. Aan de andere kant van de Groenestraat ligt de Landbouwbuurt en tussen de Muntweg en het zwembad De Goffert ligt de Muntenbuurt. De laanbeplanting langs de Thijmstraat, Da Costastraat, Schaepmanstraat en de Genestetlaan zijn samen met de bomen om het Beetsplein het meest karakteristiek. De omgeving van het Beetsplein, het grootste en meest groene plein in de buurt, is aangewezen als gemeentelijk beschermd stadsbeeld waarmee de kwaliteit van dit gebied gewaarborgd is.

In de Muntenbuurt, bepalen een duidelijke boomstructuur, een pleintje omzoomd door leibomen en een groene buffer tussen woonbuurt en het zwembad het groene beeld.

De Landbouwbuurt en de Kolpingbuurt liggen ingeklemd tussen de Muntweg en de spoorlijn, waardoor deze een geïsoleerde ligging hebben met nauwelijks groenvoorzieningen. De inrichting van de openbare ruimte is in het overgrote deel van deze buurten gedateerd en wordt als rommelig en stenig ervaren. Laanbeplantingen ondersteunen wel het stedenbouwkundige patroon maar groenvoorzieningen van formaat ontbreken, of liggen op (te) grote afstand.

De spoorlijnen Nijmegen-'s-Hertogenbosch en Nijmegen-Venlo vormen als ecologische corridors belangrijke schakels tussen de groengebieden binnen en buiten de stad, Om de continuiteit te garanderen en ecologische kwaliteit te waarborgen moeten aangrenzende groenstroken worden veiliggesteld van bebouwing. Zij kunnen een functie krijgen als buurtpark.

Meer groen in stenige wijken

Als uitwerking van het coalitieakkoord 2010-2014 is er op verschillende plekken in Midden groen toegevoegd. Voor die locaties is in dit bestemmingsplan de bestemming aangepast. In 2013 zijn door de raad bovendien enkele locaties vastgesteld die vergroend gaan worden met het budget uit de verkoop van Heumensoord. Het gaat in dit plangebied om een perceel aan de Enkstraat en om de hoek Tollensstraat/Thijmstraat. De groenvoorzieningen op deze locaties zijn inmiddels gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa2000-VG01_0008.jpg"

Conclusie: op grond van dit bestemmingsplan blijven de bestaande groene locaties met bijbehorende bestemmingen in stand. Er vinden aan de hand van dit plan bovendien geen wijzigingen plaats in de hoofdgroenstructuur.

Handboek stadsbomen (2009)

Het Handboek Stadsbomen is een uitwerking van het Groenplan “De Groene draad, kansen voor het Nijmeegse groen'. Het Handboek Stadsbomen vormt het kader voor inrichtingsplannen en beheerplannen voor de openbare ruimte waar het bomen betreft. Het handboek is daarnaast te definiëren als toetsingskader voor ruimtelijke plannen en initiatieven en biedt inzicht in de beleidsuitgangspunten ten aanzien van bescherming, aanplant, beheer en kap van bomen.

De hoofddoelstelling van het Handboek Stadsbomen is het waarborgen van de duurzame instandhouding van het Nijmeegs bomenbestand door middel van behoud èn ontwikkeling.

De volgende uitgangspunten staan daarbij centraal:

• Optimale inzet van middelen.

• Waarborgen van een vitaal bomenbestand.

• Zorgen voor draagvlak; zorgvuldig afwegen, bewust besluiten en tijdig communiceren.

• Meer bomen en meer kronen. Inzet op kwantiteit en kwaliteit.

Het Handboek Stadsbomen heeft betrekking op alle bomen binnen de gemeentegrenzen. Dat zijn dus niet alleen de park-, laan- en straatbomen, maar ook bomen in tuinen en op particuliere terreinen. Voor bosopstanden, bosplantsoen en bomen in natuurgebieden gelden andere beleidskaders en wet- en regelgeving.

In het Handboek Stadsbomen is de hoofdbomenstructuur opgenomen. Deze structuur vormt samen met de hoofdgroenstructuur de basis van het groen in Nijmegen. De hoofdbomenstructuur leggen we niet vast in bestemmingsplannen maar wordt wel beschreven in de toelichting en speelt daarmee wel een rol in bestemmingsplannen.

In Midden is de hoofdbomenstructuur duidelijk te zien. Zowel hoofdwegen als infrastructuur op wijkniveau worden door bomen begeleid in deze wijken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa2000-VG01_0009.jpg"

Conclusie: in dit bestemmingsplan wordt de hoofdbomenstructuur in stand gehouden.

4.6 Water

4.6.1 Algemeen

Voor de ruimtelijke aspecten heeft het Nationaal Waterplan de status van structuurvisie. Hierin zijn water en ruimtelijke ontwikkelingen geïntegreerd, conform de nieuwe Wet ruimtelijke ordening en de Waterwet. Binnen de volgende documenten is de watertoets verankerd:

  • Nota Anders Omgaan met Water (Kabinetsstandpunt over het waterbeleid 21e eeuw, dec. 2000)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (2 juli 2003)
  • Landelijke Handreiking Watertoets 3 (RIZA, december 2009)
  • Waterbeheerplan 2010-2015 (Waterschap Rivierenland 22 december 2009)

In het kader van de watertoets heeft vooroverleg met het Waterschap Rivierenland plaatsgevonden. Met het waterschap is de volgende waterparagraaf overeengekomen.

4.6.2 Beleid

Het plangebied maakt deel uit van de bestaande waterhuishoudkundige inrichting van het gebied De Biezen. Voor dit gebied zijn het “Waterplan Nijmegen (2001) & Gemeentelijk Rioleringsplan 2010 t/m 2016 & Nota Afkoppelen en infiltratie hemelwaterafvoer (2013) ” relevant.

Waterplan Nijmegen (2001)

Het in juni 2001 vastgestelde Waterplan Nijmegen vormt voor de Nijmeegse waterpartners de inhoudelijke en procesmatige basis voor het samen werken aan een duurzame waterketen, een gezond veerkrachtig watersysteem en een aantrekkelijke leefomgeving in Nijmegen tegen de laagste maatschappelijke kosten. Het plan geeft vanuit een visie op de lange termijn (50 jaar) een beschrijving van het totale waterbeleid voor de middellange termijn (15 jaar) met een programma voor de eerste 5 jaar. Belangrijke doelstellingen zijn:

  • 1. Optimalisatie van de waterbeheerketen samen met de waterpartners;
  • 2. Gezond maken van de stadswateren;
  • 3. Afkoppelen van regenwater op een liefst zichtbare wijze;
  • 4. Bevordering van het waterbewustzijn bij de Nijmegenaren.

De doelstellingen uit het Waterplan zijn grotendeels overgenomen in het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP2010 t/m 2016). In 2013 is het Waterplan geactualiseerd met een uitvoeringsprogramma tot 2015. In 2015 wordt naar verwachting een nieuw Waterplan opgesteld voor Nijmegen ten zuiden van de Waal.

Gemeentelijk Rioleringsplan 2010 t/m 2016

Het Gemeentelijk Rioleringsplan Nijmegen 2010-2016 geeft invulling aan de wettelijke gemeentelijke zorgplichten voor afvalwater, hemelwater en grondwater(overlast). Het GRP beschrijft welke activiteiten en hoeveel geld en personeel nodig zijn om deze zorgplichten uit te voeren. In het GRP 2010-2016 ligt het accent op meer en beter beheren. Dit betekent onder andere: gegevens goed op orde krijgen en houden, gericht meten aan de riolering en grondwater, en maatwerk bij het vaststellen van de juiste maatregelen op het juiste tijdstip. Een aantal andere belangrijke uitgangspunten en activiteiten in het GRP 2010-2016 is:

  1. 1. Om de kwaliteit van riolering op een goed niveau te houden worden deze vaker gerepareerd en gerenoveerd in plaats van volledig vervangen;
  2. 2. De gevolgen van de klimaatontwikkeling voor water in de stad worden onderzocht;
  3. 3. Het afkoppelen van de hemelwaterafvoer van het riool blijft doorgaan, maar meer gericht op het oplossen van regenwateroverlast problemen;
  4. 4. Bij het afkoppelen van openbare ruimte wordt vooral gezocht naar combinaties met verbetering van groen. De voorkeur gaat uit naar bovengronds infiltreren. Zowel voor afkoppelen gebouwen als voor toepassing van vegetatiedaken bij bestaande bebouwing is subsidie mogelijk.

Nota Afkoppelen en infiltratie hemelwaterafvoer (2013)

Het gemeentelijk beleid voor het afkoppelen van hemelwaterafvoer is opgenomen in vastgesteld beleid: Nota Afkoppelen en infiltreren hemelwaterafvoer (2013). Na de inwerkingtreding van het Bouwbesluit 2012 is de beleidsnota aangepast naar de nieuwe wetgeving. De beleidsnota geeft invulling aan hoe bij omgevingsvergunningen een bouwende partij aantoont dat deze naar redelijkheid regenwater op eigen terrein kan verwerken. Daarnaast geeft de beleidsnota regels voor het concrete ontwerp van infiltratievoorzieningen in de openbare ruimte.

Belangrijkste wijzigingen ten opzichte van 2010 is dat functionele eisen gesteld worden aan het ontwerp van verwerking regenwater op particulier terrein en dat de nota van toepassing is op geheel Nijmegen. Tot dusver waren de regels voor de Waalsprong afwijkend van het overige Nijmegen. Conform het Bouwbesluit is er geen verschil meer in wel of niet verwerken van regenwater bij verschillende rioolstelseltypen. Voor alle riolering geldt dat in principe naar redelijkheid het regenwater op eigen terrein verwerkt dient te worden.

In 2014 worden de handboeken Openbare Ruimte Waalsprong en de rest van Nijmegen geïntegreerd tot 1 document. De hoofdlijnen van de beleidsnota zullen hierin verwerkt worden.

Voortgangsbericht GRP 2010-2016

In deze tussenevaluatie is onder andere het onderzoek naar de effecten van hevige regenval geanalyseerd. Voor dit plangebied betekent dat dat er extra aandacht moet wordem geschonken aan de kansen voor afkoppelen van bestaand verhard oppervlak in het 'stroomgebied' van de overstortvijver aan de Hatertseweg. Dit speelt met name in de wijken St. Anna en de Hazenkamp.

4.6.3 Waterhuishouding

Oppervlaktewater

Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Net buiten het plangebied (westzijde) ligt het Goffertparkgebied, dat wel waterpartijen heeft, maar dat zijn kunstmatig aangelegde vijvers, die niet geschikt zijn voor de opvang van hemelwater. Het hemelwater moet dus geborgen worden in de bodem.

Grondwater

In het zuidoosten van het plangebied (St.Anna) bevindt zich een grondwaterbeschermingsgebied, dat hoort bij de drinkwaterwinning Heumensoord . De relevante beschermingsgrens is een zogenaamde 25-jaarszone (een ruime kring rondom het waterwingebied, dat ten zuiden van de atletiekbaan ligt en in het bos). De grondwaterwinning zelf heeft geen effect op de bestaande huizen en nieuwbouwontwikkelingen, omdat het grondwater overal voldoende diep zit (10-15m).

De provincie Gelderland is bevoegd gezag voor bodem en grondwaterkwaliteit buiten inrichtingen; de gemeente Nijmegen is dit binnen inrichtingen. Vanwege de grondwater-vervuilingspluimen onder het plangebied moet er bij bouwactiviteiten contact worden opgenomen met de gemeente als de bodem dieper dan 2 meter geroerd wordt (zie bodemparagraaf).

Uitgangspunt bij nieuwe stedelijke in- en uitbreidingen is dat er grondwaterneutraal wordt gebouwd. Dat wil zeggen dat de oorspronkelijke grondwaterstanden en -stromen in de omgeving niet mogen wijzigen. Het plangebied ligt op een overgang van de stuwwal naar de laaggelegen wijken aan de zuid- en westzijde van de stad. De maaiveld hoogte in het plangebied verloopt van circa 25m+ NAP (noordoosten) naar circa 20m+ NAP (zuid en west). Het grondwaterpeil is bijna overal circa 8m + NAP, behalve dichtbij de grondwaterwinning waar het daalt tot 7,5m + NAP.

Riolering

In het plangebied is over het algemeen een gemengd rioolstelsel aanwezig, dat zowel afvalwater als regenwater afvoert naar het rioolgemaal de Biezen (bij het Waterkwartier). In het plangebied lopen ook enkele grote transportriolen, die het afvalwater afvoeren naar het rioolgemaal. Bij recente nieuwbouw ontwikkelingen zijn een aantal straten met aanpalende woningen “niet aangekoppeld”. Het regenwater gaat daar de grond in. Soms gaat het om geïsoleerde projecten, soms om hele buurten, waar een goed functionerende gescheiden regenwaterafvoer ligt. Dat is bijvoorbeeld het geval aan de oostzijde in het Willemskwartier (Brederostraat e.o.), waar het regenwater ondergronds geborgen wordt in infiltratieriolen. In het Plan Vrijhof ten noorden van het Goffertpark is een duurzaam gescheiden stelsel aanwezig in de vorm van een stelsel met wadi's.

Hemelwater

Vanuit het bouwbesluit geldt de eis dat schoon hemelwater op eigen terrein moet worden verwerkt. Om te bevorderen dat duurzaam wordt omgegaan met water mag 'schoon' hemelwater niet aangesloten worden op het bestaande gemengde rioolstelsel. Schoon hemelwater dient in de bodem te worden geïnfiltreerd. Bij verwerking van hemelwater is de beleidsnota 'Afkoppelen en infiltreren hemelwaterafvoer 2013' van toepassing. In het Groene Akkoord (2012) is door de Stadsregio besloten om bij nieuwbouw de GPR-gebouw regeling toe te passen, waarmee een ontwikkelaar kan aantonen hoe duurzaam zijn gebouw wordt.

4.7 Kabels, Leidingen En Explosieven

Explosieven

Op basis van historische gegevens en interviews met betrokkenen vanuit de gemeente is een globale risicokaart vervaardigd, waarop risicogebieden zijn aangegeven met een mogelijke aanwezigheid van niet-gesprongen explosieven in de ondergrond. Risicogebieden zijn gebieden waar bombardementen en oorlogshandelingen hebben plaatsgevonden. De kaart is gecombineerd met een kaart van de bebouwde gebieden ten tijde van de Tweede Wereldoorlog. In de destijds bebouwde gebieden is het risico op het vinden van explosieven namelijk kleiner dan in de destijds onbebouwde gebieden. De combinatie van deze twee kaarten leidt tot een viertal gebiedskarakteristieken:

  1. 1. risicogebied en onbebouwd ten tijde van WO II;
  2. 2. risicogebied en bebouwd ten tijde van W O II;
  3. 3. buiten risicogebied en onbebouwd ten tijde van WO II;
  4. 4. buiten risicogebied en bebouwd ten tijde van WO II.

De vier gebieden kennen een aflopende schaal wat betreft de aanwezigheid van niet-gesprongen explosieven en daarmee wat betreft risico. Uitgangspunt is om de risico's op incidenten met niet-gesprongen explosieven te minimaliseren.

In Nijmegen-Midden komen de gebiedskarakteristieken 3 en 4 voor en in beperkte mate 2. De omgeving van het spoor valt binnen deelgebied 2. Door de bebouwing van destijds wordt verondersteld dat de dichtheid en verscheidenheid van eventuele niet-gesprongen explosieven in de ondergrond relatief beperkt is. Veldonderzoek hoeft dan ook alleen uitgevoerd te worden op plaatsen die aan de hand van historisch onderzoek als mogelijke risicoplaats zijn aangeduid. Het historische onderzoek dient zich vooral te richten op historische luchtfoto's, archiefmateriaal en eventuele persoonlijke overleveringen van mensen. Deelgebied 3 omvat de naoorlogse woonbuurten. Een nader historisch of aanvullend veldonderzoek bij stedelijke herstructureringen of inbreidingen is in de meeste gevallen niet nodig. Deelgebied 4 betreft de vooroorlogse woonbuurten op enige afstand van het centrum. In deelgebied 4 hoeft evenals in deelgebied 3, meestal geen historisch onderzoek of veldonderzoek te worden uitgevoerd bij stedelijke herstructureringen of inbreidingen.

Mede naar aanleiding van de ontdekkingen in de kloostertuin Brakkenstein wordt het gehele historisch onderzoek vernieuwd. Daarnaast zijn er bovendien nieuwe richtlijnen en nieuwe archiefgegevens beschikbaar. Het nieuwe onderzoek is in oktober 2015 gereed.

4.8 Archeologie En Cultuurhistorie

4.8.1 Archeologie

Archeologische uitgangsprincipes

Archeologie is binnen de planologie een conserverende waarde. Immers, archeologie is een niet aanvulbare waarde, wat wil zeggen wat eenmaal vernietigd is, nooit meer hersteld kan worden. Vandaar dat de omgang met archeologie zo op behoud is gericht. Behoud, bij voorkeur in situ, staat voorop, en dit principe zien we op elk niveau van archeologiebeleid terug.

De wens om archeologie in situ te behouden heeft verschillende achtergronden. Ten eerste het uitgangspunt dat de natuurlijke conservering de beste is, en ten tweede dat archeologie in zijn context begrepen moet worden. Een archeologische vondst, of het nu een voorwerp of een structuur is, is een drager van informatie, in relatie tot zijn omgeving. Het zal altijd iets kunnen zeggen over de lokale geschiedenis, vaak over de regionale geschiedenis en soms ook over de nationale geschiedenis of zelfs internationale geschiedenis. Archeologie zonder context heeft duidelijk aan waarde verloren.

Een derde uitgangspunt is de aanname dat toekomstige generaties mogelijk betere vormen van archeologisch onderzoek zullen hebben. Typerend voor gravend archeologisch onderzoek is dat het onderzoek het onderzoeksobject vernietigd: je kunt het maar eenmaal onderzoeken. Dit verklaart de nadruk op het goed documenteren van wat er tijdens het onderzoek aangetroffen wordt, zowel in het veld als nadien bij de uitwerking. Vandaar de hoop dat door nieuwe technieken dit mogelijk zal veranderen. Zouden we nu alles opgraven dan kan men later nooit meer onderzoek doen.

Een vierde en niet onbelangrijk punt is de economische kant van archeologisch onderzoek. Dit kan erg duur zijn, waardoor bijvoorbeeld de economische haalbaarheid van een plan in het geding kan komen. Maatregelen om de bodem niet of maar beperkt te verstoren zijn dan ook economisch zinvol.

Archeologie geeft inzicht in de (lokale) geschiedenis, en kan een belangrijke identiteitsdrager zijn. Het streven is om cultuurhistorische waarden, waaronder archeologie, mee te nemen bij inrichtingsplannen. Gebieden met een grote cultuurhistorische waarde hebben naast een grote leefbaarheid vaak ook een hogere economische waarde.

Rijksbeleid

Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen. Mocht bescherming onvoldoende mogelijk zijn dan dient, volgens dit verdrag, de informatie te worden onttrokken aan de bodem via archeologisch onderzoek. Uitgangspunt hierbij is dat de initiatiefnemer van de verstoring van het bodemarchief de kosten van het onderzoek dient te dragen. Inmiddels zijn de uitgangspunten van het Verdrag in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in de Monumentenwet 1988 via de wijzigingswet Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz, 1-9-2007).

Provinciaal beleid

De provincies hebben nog maar een beperkte rol als het om archeologie gaat. Door de Monumentenwet 1988 is de rol van het rijk en de provincies sterk afgenomen, ten gunste van de gemeenten. Deze zijn verantwoordelijk voor het opnemen van archeologie in bestemmingsplannen en voor het daarvan afgeleide vergunningenstelsel. Er zijn enkele uitzonderingen hierop: de provincies zijn verantwoordelijk voor ontgrondingen, en kunnen op basis daarvan aan de ontgrondingsvergunning ook voorwaarden stellen die betrekking hebben op archeologie. Tevens is de provincie bevoegd gezag bij inpassingsplannen en bij mer-trajecten op provinciaal niveau.

De provincie Gelderland kent een groot belang toe aan goed archeologisch beleid op gemeentelijk niveau, en heeft daarom de instelling van regioarcheologen gefaciliteerd, zodat vrijwel alle Gelderse gemeenten kunnen beschikken over gedegen archeologische ondersteuning bij het opstellen en uitvoeren van archeologisch beleid. Daarnaast heeft de provincie voor een drietal grotere regio's zogenaamde kennisagenda's laten opstellen, om zo de bestaande kennis en kennislacunes inzichtelijk te maken. De provincie Gelderland is verder actief betrokken bij de nominatie van de Romeinse grenszone, de Limes, tot Unesco werelderfgoed. Het is de bedoeling dat de onder deze status vallende terreinen ook planologisch beschermd gaan worden.

Gemeentelijk beleid

Het archeologiebeleid van de gemeente Nijmegen is er, in overeenstemming met Malta en de Monumentenwet 1988, op gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die mede als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen. De Structuurvisie voor Nijmegen uit 2013 legt nadrukkelijk een koppeling tussen archeologie en lokale identiteit, en als bron of inspirator voor toerisme, een economisch belangrijke factor in de economie van de gemeente Nijmegen.

Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Om deze reden heeft Bureau Archeologie en Monumenten van de gemeente Nijmegen een archeologische beleidskaart ontwikkeld (ABAK), waarop de belangrijkste archeologische vindplaatsen en zones en hun waardering zijn aangegeven. Deze kaart is onderdeel van de Nota Nieuw Beleid (2013) en in een bijgewerkte vorm van het facetbestemmingsplan archeologie (2014). De op de kaart aangeduide waarden worden overgenomen in (nieuwe) bestemmingsplannen. Nieuwe inzichten worden in deze kaart verwerkt en waar nodig zullen deze zo overgenomen worden in nieuwe bestemmingsplannen.

Het streven van de gemeente Nijmegen is in eerste instantie gericht op behoud in situ. Planaanpassingen kunnen de kosten voor archeologisch onderzoek overbodig maken, of sterk beperken. Initiatiefnemers wordt dan ook aangeraden in een vroeg stadium met de gemeente in overleg te gaan inzake de mogelijkheden om te kijken naar de best mogelijke opties. Het kan daarbij gaan om adviezen voor de soort van archeologisch onderzoek die het beste gekozen kan worden, of om de mogelijkheden van archeologie sparend bouwen te bekijken.

Archeologie binnen het plangebied

Waarden en dubbelbestemming

Het plangebied ligt in een gebied met meerdere archeologische waarden. Het gaat daarbij om de waarde archeologie 0, de waarde archeologie 1, de dubbelbestemming waarde archeologie 2 en de dubbelbestemming waarde archeologie 3. Voor de waarden 1, 2 en 3 gelden de regels van het recent onherroepelijk geworden facetbestemmingsplan Archeologie (2014). Bij waarde 0 is er geen sprake (meer) van behoudenswaardige archeologie, hier zijn dan ook geen regels voor opgenomen.

Van de waarde 1 gebieden is de archeologische waarde van het gebied nog niet door onderzoek vastgesteld, of er geldt een lage of middelhoge archeologische verwachting. Aan een waarde 1 gebied zijn ondergrenzen verbonden, waarbij archeologisch onderzoek noodzakelijk wordt. Deze grenzen bedragen voor het plangebied een oppervlak van tenminste 2.500 m2 en een verstoring of bodemingreep die dieper dan 30 cm gaat.

Een waarde 2 gebied heeft een hoge archeologische verwachtingswaarde, die door de dubbelbestemming beschermd wordt. Aan een waarde 2 gebied zijn ondergrenzen verbonden, waarbij archeologisch onderzoek noodzakelijk wordt. Deze grenzen bedragen voor de geplande ingreep een oppervlak van tenminste 100 m2 en een verstoring of bodemingreep die dieper dan 30 cm gaat.

Een waarde 3 gebied heeft een zeer hoge archeologische waarde, die door de dubbelbestemming beschermd wordt. Aan een waarde 3 gebied zijn ondergrenzen verbonden, waarbij archeologisch onderzoek noodzakelijk wordt. Deze grenzen bedragen voor de geplande ingreep een oppervlak van tenminste 50 m2 en een verstoring of bodemingreep die dieper dan 30 cm gaat.

Binnen het plangebied liggen enkele terreinen waarvan al langer de waarde vaststaat. Deze zijn beschreven in de catalogus van terreinen die bij de Nijmeegse Archeologische Beleidskaart hoort1. Het gaat om de terreinen Z-12 en Z-13. Daarnaast zijn er op basis van onderzoek een aantal terreinen toegevoegd of in waarde veranderd. Het gaat bij dat laatste om een aantal terreinen waar op basis van uitgevoerd archeologisch onderzoek is gebleken dat er geen archeologische waarden (meer) in de bodem aanwezig zijn, of waar uit archeologisch onderzoek is gebleken dat er juist wel archeologische waarden in de ondergrond aanwezig zijn2.

1. Gemeente Nijmegen, Archeologische Beleidskaart gemeente Nijmegen. Beschrijving van de terreinen, Nijmegen 2009.

2. P.F.J. Franzen, Motivatie voor de wijzigingen in het kaartbeeld - de verbeelding - bij het nieuwe bestemmingsplan Nijmegen-Midden, Nijmegen 2015.

Terrein Z-12 Hazenkampseweg

Op het terrein aan de Hazenkampseweg, waar ooit het wijkgebouw van de Nederlands Hervormde Kerk stond, vonden arbeiders bij de aanleg van een riolering in 1932 twee klokbekers. Omdat ze compleet zijn, is het zeer waarschijnlijk dat ze uit graven afkomstig zijn. Over het late neolithicum is in de gemeente Nijmegen ten zuiden van de Waal betrekkelijk weinig bekend. Er zijn slechts enkele begravingen bekend, die vrijwel allemaal op of in de omgeving van de plateaus in Nijmegen-Oost liggen. De vondsten van de Hazenkampseweg vormen hierop een uitzondering en zijn daarmee een belangrijke aanvulling op de nog beperkte hoeveelheid bekende vindplaatsen uit deze periode, zeker in dit deel van Nijmegen. Omdat vermoed mag worden dat de gedane vondsten verband houden met een begraving, is het waarschijnlijk dat er meer graven in de omgeving zijn aangelegd.

Gezien de intensieve bewoningsgeschiedenis van het plangebied is in de resterende delen van het bestemmingsplangebied overal rekening te houden met een verwachting op archeologische resten.

Terrein Z-13 De Goffert

Bij de aanleg van het Goffertpark en het voetbalstadion zijn de jaren dertig van de vorige eeuw aardewerkscherven uit de midden- en laat-Romeinse tijd gevonden. Dit kan wijzen op sporen van een nederzetting in de bodem. Daarnaast zijn er aanwijzingen voor een grafveld uit de prehistorie en de Romeinse Tijd.

Terreinen met een belang gerelateerd aan de Tweede Wereldoorlog

De Tweede Wereldoorlog is een van de met name genoemde thema's in de 'Nota nieuw beleid archeologie' uit 20123. Dit weerspiegelt de wens van de gemeente om meer aandacht te spenderen aan deze belangrijke periode in de recente geschiedenis. Dit is nadrukkelijk ook benoemd in de recente 'Structuurvisie Nijmegen'4.

Binnen het plangebied zijn vier terreinen benoemd die in de Tweede Wereldoorlog door de Duitse bezetter gevorderd waren voor de legering van (grotere) groepen soldaten en semi-militaire eenheden. De inmiddels opgedane ervaring leert dat deze gebouwen door de geallieerden in 1944 en 1945 vrijwel zonder uitzondering eveneens voor de legering van troepen zijn gebruikt. Het graven van schuilonderkomens en afvalkuilen kwam vaak voor op de percelen naast de gebouwen. Na het vertrek van de geallieerde troepen zijn deze gaten vaak opgevuld met allerhande resten, variërend van etensblikken, huisraad, medische spullen tot en met grotere hoeveelheden scherpe munitie. Het gaat daarbij om zowel geallieerd als Duits materiaal. Dit geeft een soms zeer persoonlijke blik op het leven in Nijmegen in een zeer roerige en ter verbeelding sprekende tijd.

De vier terreinen waar het hier om gaat zijn de (voormalige) RK Jongensschool en RK Meisjesschool en het klooster aan de Dobbelmannweg, de RK school aan de Akkerlaan, het Parochiehuis aan de Akkerlaan en een terrein aan de Veldstraat, waar onder andere Duitse Mariniers gelegerd waren5.

3. Gemeente Nijmegen, Nota nieuw beleid archeologie, Nijmegen 2012;

4. Gemeente Nijmegen, Structuurvisie Nijmegen, Nijmegen 2013

5. Franzen 2015, nummers 11, 13, 14 en 15.

Frans cavaleriekamp

Uit 1794 (het laatste beleg van de vesting Nijmegen) stamt een Frans cavaleriekamp, dat tussen de St. Annastraat en Hatertseweg gelegen heeft, ten noorden van de huidige Kastanjelaan. Vanwege de te verwachten resten heeft dit terrein een hoge verwachtingswaarde (waarde 2) gekregen6.

6. Franzen 2015, nummer 6.

Benodigd onderzoek

Indien een plan op basis van het bestemmingsplan vergunningplichtig is, kunnen voorwaarden ten aanzien van archeologie aan de vergunning worden verbonden. Uitgangspunt hierbij is de verplichting van initiatiefnemer om het bevoegd gezag te voorzien van gegevens die aantonen hoe het met de archeologische waarden is gesteld, zodat een besluit genomen kan worden over hoe hiermee om te gaan bij de planrealisatie. De exacte eisen zullen pas geformuleerd kunnen worden als de concrete, bodemverstorende ingrepen, bekend zijn, en welke impact de voorgenomen ingrepen op die waarden hebben. Ten laatste bij de vergunningaanvraag zullen die als concrete plannen bekend moeten zijn.

In samenspraak met het bevoegd gezag kan bepaald worden welke ingrepen wel of niet raadzaam zijn, en indien uitgevoerd, welke gevolgen daar vanwege de archeologie voor de initiatiefnemer aan verbonden zullen worden.

Deze maatregelen, en de archeologische onderzoeken die vooraf kunnen gaan aan een dergelijk besluit, worden bij voorkeur als maatwerk toegepast. Ze worden dus zoveel mogelijk per geval bekeken.

Er zijn verschillende opties voor het te verrichten archeologisch onderzoek, die hieronder kort worden weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa2000-VG01_0010.jpg"

Afb. Uitgebreid archeologisch onderzoekschema, naar de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).

Het ruitje in het midden van de bovenstaande afbeelding staat voor het rapport dat moet aantonen hoe het met de archeologie binnen het plangebied is gesteld. De daarboven staande onderzoekstappen kunnen elkaar opvolgen, maar er kan ook gekozen worden om maar één bepaald soort onderzoek uit te voeren. In het algemeen geldt dat hoe lager men in de boom komt, hoe hoger de kosten worden, maar ook dat de data die gegenereerd worden steeds beter worden.

Op basis van het advies kan de gemeente maatregelen opleggen. Deze variëren van het vrijgeven van het terrein tot het nemen van langdurige fysieke beschermingsmaatregelen. Een andere vorm kan het behoud van de archeologische waarden zijn door middel van een opgraving. Dit wordt ook wel behoud ex situ genoemd.

Meldingsplicht art. 53 Monumentenwet 1988

Archeologische vondsten gedaan bij niet-archeologisch onderzoek moeten gemeld worden, op basis van artikel 53 van de Monumentenwet 1988. Dit soort vondsten wordt aangeduid als toevalsvondst.

Om het documenteren van toevalsvondsten mogelijk te maken verdient het de aanbeveling de volgende standaardtekst bij de vergunningverlening op te nemen, die refereert aan de wettelijke meldingsplicht van archeologische waarden (ex artikel 53 Monumentenwet 1988):

Degene die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), meldt die zaak zo spoedig mogelijk bij Onze minister. Deze aangifte dient te gebeuren bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

Deze melding kan ook worden gedaan bij de gemeentearcheoloog.

4.8.2 Cultuurhistorie

Hoofdstuk 5 Milieu

5.1 Bedrijvigheid

Algemeen

Een goede ruimtelijke ordening omvat ook het zoveel als mogelijk voorkomen van hinder en gevaar voor kwetsbare bestemmingen door milieubelastende activiteiten. Dit kan onder meer worden bereikt door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten en hiervoor gevoelige functies. In de ruimtelijke ordening wordt dan ook gewerkt met “milieuzonering”, die het mogelijk maakt om enerzijds hinder en gevaar voor alle betrokkenen te voorkomen en waarmee het anderzijds ook voor bedrijven mogelijk wordt gemaakt om zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen.

Sinds 1986 geeft de vereniging van Nederlandse Gemeenten een brochure uit over bedrijven en milieuzonering. Doel van deze brochure “Bedrijven en Milieuzonering” (verder: “de VNG-brochure”) was, en is nog steeds, het bieden van een op de praktijk van de ruimtelijke planvorming gerichte handreiking voor maatwerk op lokaal niveau.
De, in de tijd steeds geactualiseerde, VNG-brochure, is in Nederland inmiddels uitgegroeid tot het meest toegepaste en geaccepteerde hulpmiddel, om de afstanden tussen bedrijvigheid en woningen, concreet voor een locatie, in te vullen, of hier, in sommige gevallen, juist van af te zien. Ook voor de toepassing van milieuzonering in dit plan wordt gebruik gemaakt van de laatste versie van de VNG-brochure.

Het bestemmingsplan biedt de mogelijkheid tot het vestigen van nieuwe bedrijven. De uitgangspunten met betrekking tot nieuwe bedrijfsvestigingen, maar ook nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de nabijheid van bedrijvigheid, worden in dit bestemmingsplan bepaald aan de hand van de methodiek zoals omschreven in de VNG- brochure. Hierbij wordt in veel gevallen een “milieuzone” aangehouden tussen bedrijvigheid en “gevoelige objecten”. De omvang van deze milieuzone is enerzijds afhankelijk van de mogelijke milieubelasting veroorzaakt door de soort bedrijvigheid (in de VNG-brochure getypeerd door een bepaalde milieucategorie), maar anderzijds ook van de omgeving waarbinnen het gevoelige object is gelegen.

De specifieke VNG-methodiek, zoals toegepast in dit plan, wordt uitgebreid toegelicht in de toelichting bij de Staat van bedrijvigheid (SvB), opgenomen in bijlage 1 bij de regels.

Typering van de aanwezige gebieden

Zoals in de toelichting van de Staat van bedrijvigheid uitgebreid is verwoord, is het onderscheid tussen 'rustige woonwijken', 'gemengd gebied' en 'gebieden voor functiemenging' is van groot belang bij de toepassing van milieuzonering bij bestemmingsplannen. In dit kader is dan ook van belang om te weten welke gebieden in het plangebied als zodanig dienen te worden beschouwd. Vanwege de ruimtelijke consequenties die gelden voor een 'gebied met functiemenging', is ervoor gekozen om dit soort gebieden op kaart aan te wijzen.

Gelet echter op de gewenste flexibiliteit die het plan ook beoogt te bieden, is er voor gekozen om de 'gemengde gebieden' juist niet op de verbeelding vast te leggen. Dit alleen al omdat gebieden zich gedurende de planperiode van een bestemmingsplan veelal op vaak moeilijk voorspelbare wijze ontwikkelen. Het niet opnemen van dit gebiedstype hangt echter ook samen met het gegeven dat 'gebieden met functiemenging' die dus wel op kaart zijn aangewezen, voor die bedrijfstypen die niet aan de criteria voor fuctiemenging voldoen, sowieso dienen te worden beschouwd als "gemengd gebied".

In twijfelgevallen of verschillen van inzicht ten aanzien van de aard van de omgeving, wanneer het gaat om de inpasbaarheid van een nieuw bedrijf, of juist nieuwe milieugevoelige activiteit, tussen aanvrager en bevoegd gezag, zal de initiatiefnemer zelf de aard van de omgeving, of bepalende onderdelen hiervan (zoals bijvoorbeeld of er al dan niet sprake is van hoofdinfrastructuur), op basis van harde criteria, gemotiveerd dienen vast te stellen. Dit bijvoorbeeld aan de hand van onderzoek naar bepaalde relevante milieu-hygiënische indicatoren, zoals ten aanzien van het heersende achtergrondgeluidniveau, verkeersonderzoek, etc. De bepaling ten aanzien van het stellen van nadere eisen aan een bepaald gebruik zoals is opgenomen in de planregels dient aldus te worden opgevat.

Aanwezige bedrijven in het plangebied

Voor het plangebied is in bijlage een overzicht opgenomen van de bestaande bedrijven in het plangebied Nijmegen-Midden. Uit dit overzicht blijkt dat in het plangebied een aantal bedrijven zijn gevestigd die (al dan niet geclusterd) in principe hinder kunnen opleveren voor de aanwezige woonbebouwing, wat tot uitdrukking komt in het feit dat de SBI-bedrijfscategorie, die voor deze bedrijven van toepassing is, in de VNG-brochure “Bedrijven en milieuzonering”(2009), in een milieuhindercategorie 3.2 of hoger is geplaatst. Deze bedrijven krijgen in dit bestemmingsplan een specifieke aanduiding. Dit houdt in dat het bedrijf in het bestemmingsplan is ingepast, maar dat geen andere bedrijven in milieucategorie 3.2 of hoger zijn toegestaan.
In het onderstaande is een nadere toelichting gegeven ten aanzien van de bedrijvigheid die een milieucategorie 3.2 of hoger scoort (zie bijlage), en welke overwegingen ten grondslag hebben gelegen aan hun positieve bestemming in dit plan. Het betreft de volgende bedrijven:

Smit transformatoren B.V., Groenestraat 336

SMIT Transformatoren is een van oudsher Nijmeegs bedrijf met bijna 100 jaar historie en ruime ervaring in het ontwerpen en produceren van vermogenstransfomatoren. SMIT maakt deel uit van de SGB Groep met vestigingen in Regensburg en Neumark (Duitsland) en Nilai (Maleisie). Gezamenlijk worden er transformatoren geproduceerd van alle vermogens. Dit type bedrijf wordt genoemd onder 27.11 van de CBS-lijst (in de VNG-brochure: “Machine- en apparatenfabrieken”) en valt hierdoor onder categorie 4.1.

In weerwil van deze hoge bedrijfscategorie en het feit dat rondom het bedrijf op korte afstand een groot aantal woningen is gebouwd, blijkt het bedrijf in zijn algemeenheid te kunnen voldoen aan de voorschriften van de milieuvergunning. Gelet hierop is er dus sprake van een situatie waarbij het bedrijf binnen zijn “vergunde rechten” kan functioneren, terwijl het woon- en leefklimaat van omwonenden in principe afdoende beschermd wordt door de kaders van de milieuregelgeving. Deze kaders zijn bindend en randvoorwaarde voor alle mogelijke veranderingen op het terrein zelf.

Binnen het bestemmingsplan heeft het bedrijf nog (beperkte) uitbreidingsmogelijkheden voor bebouwing (hoogte/massa). Daarnaast kan het bedrijf de activiteiten en productieprocessen (het gebruik van de bebouwing en het terein) aanpassen binnen de kaders van de milieuvergunning. De afgelopen 7 jaar is de productiecapaciteit meer dan verdubbeld. Door de verwachte (en noodzakelijke) groei in de komende jaren, ontstaat behoefte aan het vergroten/intensiveren van meerdere productiefaciliteiten c.q. het verschuiven van activiteiten naar nieuwe/andere ruimten. Het bedrijf heeft ervoor gekozen om de productie zoveel mogelijk geconcentreerd, dus op een locatie te laten plaatsvinden. Dit leidt tot een efficienter (productie)proces omdat dubbelingen in voorzieningen en aansturingen zoveel mogelijk voorkomen kunnen worden en de noodzakelijke ondersteuning (zoals Engineering, onderhoud e.d.) op een locatie plaatsvindt.

De opslag vindt zoveel als mogelijk extern (op een ander bedrijventerrein) plaats. Dit leidt tot minder transportbewegingen op het terrein zelf omdat er direct ('just in time') wordt aangeleverd aan de betreffende afdelingen.

Croes Bouwtechnisch Ingenieursbureau heeft in opdracht van het bedrijf een projectenoverzicht opgesteld met de nog niet uitgevoerde maar wel reeds bekende bouwplannen. De meeste van deze plannen passen in het bestemmingsplan en zijn al, of worden binnenkort vergund. Alleen de voorgenomen uitbreiding van de condensatorbatterij (N39) voldoet niet aan (de maximale bouwhoogte van) het bestemmingsplan. Aangezien het aannemelijk is dat deze activiteit past binnen de vigerende milieuvergunning en niet leidt tot een aantasting van het woon-en leefklimaat, is de benodigde maximale bouwhoogte voor deze activiteit alvast meegenomen in dit bestemmingsplan. Hierdoor kan de vergunning(en)procedure straks eenvoudiger worden doorlopen. Uiteraard worden de plannen in de vergunningenprocedure nog uitgebreid getoetst/onderzocht. Het projectenoverzicht is opgenomen in bijlage 2 van deze toelichting.

Alfa Laval, St. Hubertusweg 10

In 1957 had Smit Draad een product dat onder een niet oxiderend atmosfeer gefabriceerd moest worden. Er werd besloten hiervoor zelf een toestel te bouwen dat inertgas produceerde. Dit bleek een succes. Vanaf 1962 werden deze gasgeneratoren ook voor derden gemaakt onder de naam Smit Gas Systems B.V.
De meeste gasgeneratoren worden tegenwoordig toegepast op grote olietankers om de brandbare lading van een deken van onontbrandbaar gas te kunnen voorzien. Het bedrijf Alfa Laval is de juridische opvolger van het bedrijf Smit Gas Systems B.V. Alfa Laval heeft momenteel wereldwijd meer dan 18.000 werknemers in dienst. De meeste werknemers werken in Zweden, Denemarken, India, China, de Verenigde Staten en Frankrijk. Dit betekent ook dat een belangrijk deel van de productie van de gasgeneratoren momenteel is verplaatst naar elders. Dit type bedrijf wordt genoemd onder 28.29 (in de VNG-brochure: “Machine- en apparatenfabrieken) en heeft een productie oppervlak dat groter is dan 2000 m2, waardoor het bedrijf in milieucategorie 4.1 geplaatst dient te worden.

Ook hier gaat het dus om een bedrijf met een lange historie, evenals bij Smit transformatoren het geval is. Omdat het op den duur wenselijk is dat het gebied wordt omgevormd van een een (voormalig) industriegebied naar een woongebied met een supermarkt (vgl. Visie Groenestraat en Smitdraadterrein, oktober 2012, opgenomen als bijlage 3 bij de toelichting van het bestemmingsplan), krijgt het bedrijf in het onderhavige bestemmingsplan een zogenaamde 'maatbestemming'. Op grond van deze bestemming kan het bedrijf haar activiteiten ongehinderd blijven uitoefenen. Mocht het bedrijf gedurende de nieuwe bestemmingsplanperiode, haar activiteiten staken, dan wordt alsnog teruggevallen op de bestemmingsplansystematiek met de bedrijvenlijst. In dat geval zijn er, behoudens de afwijkingsmogelijkheid in artikel 3.4 onder b van de planregels, alleen (nieuwe) bedrijven toegestaan die staan genoemd in deze lijst.

Bedrijfsverzamelgebouw Splendor, Gorterplaats/ St. Annastraat

In 2012 ontstond het idee om de voormalige Splendor gloeilampenfabriek nieuw leven in te blazen. Dit plan werd met veel enthousiasme ontvangen. Het pand uit 1919, gelegen in het hart van Nijmegen, aan de St Annastraat, met in haar hoogtijdagen meer dan 700 werknemers, gelegen op een kavel grond van bijna 8.000 m2, werd volledig gerenoveerd. In het pand werden verschillende werkruimtes gecreëerd. De Splendorfabriek biedt inmiddels een werkplek voor alle soorten ondernemers. Op dit moment zijn er ongeveer 65 bedrijven en bedrijfjes werkzaam in de fabriek, ingedeeld in de hoofdgroepen: kunst & ontwerp, communicatie, IT & design, fotografie, video & grafisch design, interieur, educatie & opleiding, vervoer, opslag & distributie en overig.

De zwaarste milieucategorie van bedrijven betreffen de “timmerwerkfabriekjes”, afzonderlijk allen minder groot dan 200 m2 (wat milieucategorie 3.1 zou opleveren), maar in zijn totaliteit groter dan dit oppervlakte, terwijl ook de overige bedrijvigheid zorgt voor een bijdrage aan de milieucategorisering. Categorie 3.2 lijkt hierdoor te rechtvaardigen voor de milieuhinder van dit complex. Dit betekent dat een afstand van 50 meter tussen het bedrijf en omwonenden, vanwege geluidaspecten gewenst is (gemengd gebied). Deze afstand wordt niet gehaald.

Echter anders dan mogelijk verwacht zou kunnen worden heeft de “herleving” van bedrijvigheid in de Splendorfabriek nog nauwelijks geleid tot milieuklachten. De problemen concentreren zich op dit moment enkel tot het gebruik van de smalle doorgangweg vanaf de Groenestraat (Groterplaats) in de avond- en nachtperiode.

Een verklaring hiervoor is mogelijk dat de milieubelasting van een aantal kleinere bedrijven niet goed vergelijkbaar is met één groter bedrijf. Daarnaast is de meer belastende bedrijvigheid veelal niet gelegen aan de randen van het Splendor fabrieksgebouw, terwijl de fabrieksgebouwen akoestisch zijn berekend op de veel zwaardere geluidsbelasting van een gloeilampenfabriek (milieucategorie 4.2, vanwege geluid en externe veiligheidsaspecten).

Wij zijn dan ook van mening dat het huidige gebruik op grond van het bestemmingsplan gecontinueerd kan worden.

St. Annamolen, Hatertseweg 14

De Sint Annamolen is een van de twee nog bestaande windmolens in Nijmegen. Het is een grote achtkante houten stellingmolen, gedekt met riet, op een onderstelling van steen en met een vlucht van 26,50 m.

De molen dateert van 1819 en was gebouwd als poldermolen (genaamd Oudendijkse Molen) in de buurt van Alphen aan de Maas, maar al vrij spoedig (1849) werd de molen verplaatst naar de Hatertseweg 14 in Nijmegen, waar hij op een belt werd geplaatst onder de naam "St. Anna". De St. Annamolen functioneerde nu als korenmolen en oliemolen met dubbele slagerij.

In het begin van de 20e eeuw werd de molen al onttakeld en werd het maalbedrijf met een Deutzdieselmotor voortgezet. In de jaren 1976-1979 restaureerden de toenmalige eigenaren de molen en lieten zij hem maalvaardig maken op advies van de Rijksmonumentenzorg. De belt was al verwijderd en rond 1905 vervangen door de huidige bijgebouwen, maar de molen werd verhoogd met 5 meter en zo werd het een maalvaardige stellingmolen. Eveneens werd toen de vlucht verlengd tot de huidige 26,50 m. Thans maalt deze molen nu weer wekelijks meel voor de meelhandel & dierenspeciaalzaak die onder in de molen is gevestigd. De molen is een rijksmonument.

Op grond van het bovenstaande kan veilig worden aangenomen dat de milieuhindercirkel die voor windmolens geldt, in principe terughoudend dient te worden aangehouden, daar de in de VNG-brochure genoemde bedrijfscategorie in principe bedoeld is voor commerciële windmolens voor energieopwekking. De in de Staat van bedrijvigheid opgenomen categorie 35 verwijst naar categorie 35.11.2. "Productie van elektriciteit door windenergie". Molenaarsbedrijven (graanmalerijen) worden genoemd onder 10.61, maar onder deze categorie worden in de VNG-brochure enkel "Meelfabrieken" benoemd. De beoordeling van milieuhinder kan dan ook niet plaatsvinden aan de hand van de VNG-methodiek, maar dient te berusten op maatwerk, waarbij de wijze van gebruik van de molen (thans één dag per week in werking) en het klachtenpatroon rondom de molen wellicht de belangrijkste indicaties vormen van mogelijk objectiveerbare hinder.

Er is momenteel geen sprake van een klachtenpatroon rondom de molen. Vanwege het ontbreken van klachten, maar ook gelet op de overige bestaande maatschappelijke en cultuurhistorische belangen, is er geen aanleiding geweest om de vigerende bestemming te herzien.

Forcero, Muntweg 342/344

Forceerbedrijven hebben vanwege de inherente geluidsbelasting van de forceer-activiteiten een zware milieubelasting die zich nauwelijks laat verenigen met woningen in de directe nabijheid van dergelijke bedrijven. Forcero is echter een eenmansbedrijf met bedrijfsactiviteiten die slechts zelden worden uitgeoefend op de bedrijfslocatie aan de Muntweg 342/344. Zoals al in de zienswijzennota bij het vorige bestemmingsplan werd opgemerkt leveren de bijgebouwen, die zich thans tot op de perceelsgrens bevinden, geen overlast op omdat deze gebouwen slechts als opslagruimte worden gebruikt.

De geluidsnormen van het Activiteitenbesluit, welke van toepassing zijn op het bedrijf, laten, gelet op de ligging van het bedrijf ook nauwelijks andere metaalforceer-bedrijfsactiviteiten toe. Aangezien er tijdens bedrijfscontroles geen overtredingen werden geconstateerd en er ook anderszins geen klachten over het bedrijf bekend zijn, zijn wij van mening dat de huidige bedrijfsactiviteiten ter plaatse gecontinueerd kunnen worden.

Bedrijven buiten het plangebied

Met betrekking tot de hinder die mogelijk wordt veroorzaakt door bedrijven en inrichtingen van buiten het plangebied is met name Campus Heyendaal (UMC Radboud) van belang. Op de campus vinden diverse (onderzoeks)activiteiten plaats die een milieu(hinder) cirkel met zich meebrengen. Er zijn in dit bestemmingsplan echter geen hindercirkels opgenomen voor de campus. Binnenkort wordt het bestemmingsplan voor het campusterrein zelf ook geactualiseerd. In dit bestemmingsplan wordt de milieusituatie op het terrein opnieuw in beeld gebracht en beoordeeld.

Niet gereguleerde milieuhinder

Bij het bepalen van de richtafstanden uit de VNG-brochure is uitgegaan van “gemiddeld” moderne bedrijfsactiviteiten met gebruikelijke productieprocessen en voorzieningen. Vergelijkbare uitgangspunten worden ook gehanteerd bij het Activiteitenbesluit en milieuvergunningen, waarin vanuit de Wet milieubeheer en de Wabo beperkingen worden opgelegd aan de bedrijfsvoering van inrichtingen met het oog op (onder meer) de bescherming van omwonenden.

Er blijft dan echter nog een zgn. "restcategorie" over. Voor niet in het Activiteitenbesluit geregelde zaken, of zelfs bewust uitgezonderde milieuhinder, kan (of moet) in het bestemmingsplan een eigen afweging worden gemaakt. Dit geldt voor een aantal milieuaspecten (o.a. stemgeluid en niet-versterkte muziek) die zelfs niet meer, als voorheen, kunnen worden gereguleerd in een "milieuvergunning". De ruimte die het bestemmingsplan zelf biedt, is hierdoor bepalend voor de ontwikkelingsmogelijkheden van de bedrijven waar deze vormen van overlast evident zijn. Dit geldt dan bijvoorbeeld voor schoolpleinen, terrassen, etc.

De steeds grotere verweving tussen milieu- en ruimtelijke ordeningsregels heeft ertoe geleid dat in jurisprudentie (o.a. ABRvS 200205329/1, Heerhugowaard) thans de mogelijkheid wordt geaccepteerd om direct werkende milieunormen op te nemen in een bestemmingsplan, waarmee wordt voorkomen dat een "goed woon- en leefklimaat" juist door deze aspecten wordt aangetast.

In de regels van het bestemmingsplan is dan ook de bepaling opgenomen dat bij klaarblijkelijke aantasting van het woon- en leefklimaat door deze vormen van overlast, middels een binnenplanse wijziging nadere eisen ter bescherming van het woon- en leefklimaat, opgenomen kunnen worden (milieunormen, of concrete milieumaatregelen), om middels maatwerk aan de betrokken belangen recht te doen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa2000-VG01_0015.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa2000-VG01_0016.jpg"

5.2 Bodem

Het beleid ten aanzien van bodem in bestemmingplannen wordt bepaald door de Wet Ruimtelijke Ordening en de Wet bodembescherming. Bij de voorbereiding van een ontwerp voor een bestemmingsplan dient onderzoek plaats te vinden naar de uitvoerbaarheid van het plan. Dit betekent, dat het plan vanaf het begin, hoe globaal ook opgezet, in zijn totaliteit uitvoerbaar moet zijn. Het begrip financiele uitvoerbaarheid kan worden omschreven als een (rekenkundige) opzet van kosten en baten van een plan. Het gaat hierbij om grondproductiekosten die onvermijdbaar, meetbaar en voorzienbaar zijn voor het leveren van bouwrijpe grond. Het verontreinigd zijn van de bodem is een omstandigheid die invloed kan hebben op de uitvoerbaarheid. Bij gevallen van ernstige bodemverontreiniging moet voldoende inzicht worden gegeven in de financiele realiseerbaarheid van het plan middels een opgesteld saneringsplan.

Onderstaand zijn de belangrijkste formeel-juridische uitgangspunten voor bodemonderzoek aangegeven alsmede de beleidsmatige nuanceringen op die uitgangspunten:

  • iedere ontwikkelingslocatie in het bestemmingsplan dient in principe vergezeld te gaan van een bodemonderzoek;
  • indien burgemeester en wethouders echter kenbaar hebben gemaakt dat zij met gebruikmaking van de hun daartoe in de bouwverordening gegeven bevoegdheid vrijstelling zullen verlenen van de verplichting bodemonderzoek te verrichten in het kader van de bouwvergunningverlening of dat in het kader van de bouwvergunning geen onderzoek noodzakelijk is, dan hoeft het betreffende plandeel niet vergezeld te gaan van een bodemonderzoek;
  • dit laatste is ook het geval in het hoogst uitzonderlijke geval dat een plandeel enkel en alleen betrekking heeft op een licht- vergunningplichtig bouwwerk.
  • bij verbouwing van panden kan onderzoek achterwege blijven als het "casco" inclusief de vloeren intact wordt gehouden en geen grond wordt vergraven. Tevens dient er geen sprake te zijn van functieverandering van het erf. het bodemonderzoek dient te worden uitgevoerd conform de bij iedere gemeente bekende norm NEN-5740. Daar kan in twee gevallen van worden afgeweken:
  • indien het te onderzoeken terrein groter is dan 10 hectare en de locatie is op grond van historisch onderzoek als onverdacht aan te merken, dan mag de boorintensiteit en het aantal analyses worden gehalveerd. op het betreffende terrein is reeds onderzoek verricht dat nog geldig is.
  • de vraag of aanvullend onderzoek noodzakelijk is, is afhankelijk van de conclusies uit het historisch en veldonderzoek in relatie tot de beoogde functie. Maakt de beoogde functie verder onderzoek noodzakelijk, dan dient dat verdere onderzoek te zijn afgerond voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
  • de geldigheid van een bodemonderzoek bedraagt 5 jaar.

Voor de onderstaande bouwaanvragen is geen bodemonderzoek noodzakelijk:

  • bouwwerken zonder reguliere bouwvergunning;
  • bouwwerken waarin mensen minder dan 2 uur/dag structureel verblijven;
  • bouwwerken geen gebouw zijnde, bv. grond-, weg-, waterbouwwerken en bouwwerken voor de waterhuishouding of zuivering;
  • bouwwerken die de grond niet raken, en waarbij het bestaande, niet wederrechtelijke gebruik wordt gehandhaafd bv. dakkapel, interne verbouwing, bouw van een kelder.
  • tevens is in het bodeminformatiesysteem geen aanwijzing gevonden voor een 'redelijk vermoeden' van een ernstige bodemverontreiniging.

Voor de onderstaande bouwwerken kan vrijstelling worden verleend:

  • het te bouwen pand/aanbouw is kleiner dan 50 m2;
  • tijdelijke gebouwen (ongeacht grootte) echter niet langer dan 5 jaar;
  • tevens is in het bodeminformatiesysteem geen aanwijzing gevonden dat hier verdachte bodembedreigende activiteiten hebben plaatsgevonden.

Voor iedere locatie binnen het plangebied waar veranderingen in functie of bouw plaats gaan vinden moet nagegaan worden of een bodemonderzoek nodig is of niet. Wanneer er onderzoek nodig is en er geen recent onderzoek voorhanden is, dient onderzoek door de initiatiefnemer uitgevoerd te worden. Het onderzoek wordt door het bureau bodem beoordeeld. Hieruit blijkt of de bodemkwaliteit voldoende is voor de gewenste ontwikkelingen of dat er een bodemsanering nodig is. Wanneer bodemsanering nodig is, dient de initiatiefnemer een saneringsplan in te dienen, waarin ook de kosten van de sanering geraamd worden. De saneringskosten worden meegenomen in de exploitatie-opzet.

5.3 Geluid

Binnen het plangebied zijn alleen weg- en railverkeer van toepassing en blijft industrielawaai dus buiten beschouwing .

Gebiedstypering per wijk:

- Nijeveld (Willemskwartier, Landbouwbuurt, Muntenbuurt): Gemengde wijk

- Hazenkamp: Woongebied

- St. Anna: Woongebied

- Goffert (Kolpingbuurt): Woongebied

- Zones langs drukke wegen: Verkeersstroomgebied

Weg- en railverkeer

Volgens de Wet geluidhinder heeft iedere geluidsbron een eigen zone. Een zone is het akoestisch aandachtsgebied langs een geluidbron. De zonebreedte van een weg is vastgelegd in de Wet geluidhinder. De ruimte boven de weg hoort ook bij de zone. De basis voor het bepalen van de breedte van de zone voor het spoor is vastgelegd in artikel 1.4a lid 1 van het Besluit geluidhinder (Bgh). De breedte van de zone van een spoorweg is afhankelijk van de geluidsbelasting ter plaatse van de referentiepunten (de punten waarop het geluid wordt gemeten).

In het geval van de realisatie van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen geldt voor wegverkeer een voorkeurswaarde van 48 dB en afhankelijk van een binnenstedelijke of buitenstedelijke situatie geldt een maximale grenswaarde van 63 dB en 53 dB. Voor railverkeer geldt een voorkeurswaarde van 55 dB en een maximale grenswaarde van 68 dB. Bij overschrijding van de voorkeurswaarden kan onder voorwaarden een hogere waarde worden vastgesteld.

In en rond het plangebied Nijmegen Midden liggen de volgende gezoneerde geluidsbronnen die het gebied kunnen belasten of anders van belang zijn:

- Groenestraat (200m)

- St. Annastraat (200m)

- Hatertseweg (200m)

- Slotermaker de Bruineweg (200m)

- Muntweg (200m)

- Graafseweg (200m)

- Willemsweg (200m)

- Da Costastraat/Dr. Schaepmanstraat

- Spoorlijnen Nijmegen-Den Bosch en Nijmegen-Venlo

Wegen met 30 km/u

Een weg met een maximum snelheid van 30 km/uur heeft geen zone en hoeft dus niet te worden getoetst aan de Wet geluidhinder. Uit jurisprudentie volgt dat 30 km/uur wegen bij planologische procedures met het oog op 'goede ruimtelijke ordening' toch akoestisch moeten worden onderzocht. Nabij en binnen het plangebied liggen een aantal relevante 30 km/u wegen, zoals de Wezenlaan, Thijmstraat en de Hazenkampseweg .

Gemeentelijk beleid

Het gemeentelijk beleid is erop gericht om bij geluidsgevoelige bebouwing de voorkeurswaarde niet te overschrijden. Voor de eerstelijns bebouwing langs belangrijke vervoersassen kan een overschrijding van deze voorkeurswaarde acceptabel zijn. Bijvoorbeeld als deze bebouwing een afschermende werking heeft voor woningen of andere geluidsgevoelige bebouwing die daarachter liggen. Het beleid is er echter op gericht om hogere waarden spaarzaam toe te staan. Op deze wijze wordt het aantal woningen met een hoge geluidsbelasting zo klein mogelijk gehouden. Waar dat redelijkerwijs mogelijk is worden lagere waarden dan de wettelijke maxima aangehouden.

Emplacement Spoorkuil Tollenstraat/Thijmstraat

Ter hoogte van de Tollenstraat/Thijmstraat grenst het plangebied aan het emplacement spoorkuil. Voor dit emplacement is een vergunning van kracht waarin grenswaarden zijn opgenomen ter hoogte van de nabij gelegen woningen .

Planspecifiek

Het te actualiseren bestemmingsplan Nijmegen Midden betreft een conserverend plan in die zin dat aanstaande ontwikkelingen zoals de nieuwbouw van woningen aan de Genestetlaan een eigen planning hebben en binnen deze actualisatie geen rol spelen. Voor deze nieuwbouw is een aparte planologische procedure doorlopen.

Uit globale berekeningen van de gemeente Nijmegen is gebleken dat ter plaatse van bestaande woningen overschrijdingen plaatsvinden van de voorkeursgrenswaarde als gevolg van de doorgaande wegen. In de onderstaande figuur 1 zijn de gecumuleerde geluidscontouren weergegeven, exclusief aftrek conform artikel 3.4 Rmg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa2000-VG01_0017.jpg"

Figuur 1: Geluidscontouren wegen Nijmegen Midden

De geconstateerde overschrijdingen hebben geen juridische gevolgen voor dit plan omdat de geluidsbelasting alleen getoetst hoeft te worden bij wijzigingen of nieuwbouw.

Uit globale berekeningen van de gemeente Nijmegen is gebleken dat ter plaatse van bestaande woningen overschrijdingen plaatsvinden van de voorkeursgrenswaarde als gevolg van de spoorlijnen. In de onderstaande figuur 2 zijn de geluidscontouren weergegeven vanwege de spoorlijnen Nijmegen-Den Bosch en Nijmegen-Venlo.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa2000-VG01_0018.jpg"

Figuur 2: Geluidscontouren spoor Nijmegen Midden

De geconstateerde overschrijdingen hebben geen juridische gevolgen voor dit plan omdat de geluidsbelasting alleen getoetst hoeft te worden bij wijzigingen of nieuwbouw.

Conclusie

Als geluidsgevoelige ontwikkelingen plaatsvinden binnen de getoonde contouren en beschreven zoneringen kan geluid als gevolg van weg- en railverkeerslawaai en industrielawaai (emplacement ) een belemmering vormen voor de realisatie van het plan. Voor de actualisatie van het bestemmingsplan Nijmegen Midden hebben de voorgaande constateringen geen gevolgen.

5.4 Luchtkwaliteit

5.4.1 Bestaande situatie

De luchtkwaliteit in grote delen van dit plangebied wordt met name zwaar belast door verkeersuitstoot van de grotere doorgaande wegen zoals de Groenestraat en de St. Annastraat. Overige bronnen zijn, voor zover bekend, niet relevant of niet aanwezig.

Uit recent luchtkwaliteitsonderzoek van de gemeente Nijmegen blijkt dat langs de Graafseweg, Groenestraat, Sint Annastraat en het Keizer Karelplein overschrijding van grenswaarden plaatsvindt. Voor het rekenjaar 2012 is voor NO2 jaargemiddelde de contour ingevoegd. De meeste overschrijdingen vinden plaats op het wegdek. Formeel hoeft boven het wegdek en direct langs de weg (binnen 10 meter van de rand van de weg) niet aan de grenswaarden voldaan te worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa2000-VG01_0019.png"

5.4.2 Toetsing aan regelgeving

Bij toetsing van een ruimtelijk plan op luchtkwaliteit moet conform regelgeving gelet worden op de volgende 2 aspecten:

a. Het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit.

b. Het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.

Ad a. Het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit.

In de Wet milieubeheer titel 5.2 ('Wet luchtkwaliteit') zijn luchtkwaliteiteisen opgenomen. Deze betreffen de stoffen: zwaveldioxide, stikstofdioxide (NO2), stikstofoxiden, fijn stof (PM10), koolmonoxide, benzeen, benzo(a)pyreen, lood en ozon. In Nederland worden over het algemeen alleen overschrijdingen geconstateerd voor de stoffen NO2 en PM10. Het luchtkwaliteitonderzoek beperkt zich dan ook tot deze twee stoffen. De grenswaarden voor NO2 en PM10 uit de Wet luchtkwaliteit zijn weergegeven in onderstaande tabel. De regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteitseisen is verder uitgewerkt in AMvB's en Ministeriële regelingen. Bij het faciliteren van ruimtelijke plannen moet volgens de Nederlandse wetgeving de verandering van de luchtkwaliteit door het plan worden getoetst.

Tabel: luchtkwaliteit

norm ingangsdatum
Jaargemiddelde grenswaarde NO2
40 ìg/m3 1 januari 2015
Jaargemiddelde grenswaarde PM10
40 ìg/m3 1 juni 2011
Daggemiddelde grenswaarde PM10 max. 35 dagen/jaar
> 50 ìg/m3
1 juni 2011

Een ruimtelijke ontwikkeling kan doorgang vinden indien aannemelijk kan worden gemaakt dat:

- de ruimtelijke ontwikkeling, al dan niet in combinatie met aan het project verbonden maatregelen, niet in betekende mate bijdraagt aan de (verslechtering van de) luchtkwaliteit, of;

- de luchtkwaliteit door de ruimtelijke ontwikkeling, al dan niet in combinatie met aan het project verbonden maatregelen, per saldo verbetert of tenminste gelijk blijft (Wm artikel 5.16.1.b.1°), of;

- bij een beperkte verslechtering van de luchtkwaliteit vanwege de ruimtelijke ontwikkeling, de luchtkwaliteit in een gebied rondom het project per saldo verbetert (Wm artikel 5.16.1.b.2°). De verbetering en verslechtering zullen beide moeten gelden voor overschrijdingssituaties en dienen te worden betrokken op de concentraties van NO2 en/of PM10, of;

- De ruimtelijke ontwikkeling is beschreven in, past binnen, of is in elk geval niet strijdig met een vastgesteld programma zoals het NSL (Wm artikel 5.16.1.d), of;

- er geen grenswaarden worden overschreden door de ruimtelijke ontwikkeling.

Wat betreft de bijdrage van een plan aan de luchtkwaliteit is het Besluit Niet In Betekenende Mate Bijdragen (Luchtkwaliteitseisen) van belang, die gelijk met de wetswijziging van kracht is geworden. Plannen die niet meer dan 3% bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, hoeven niet getoetst te worden aan de luchtkwaliteitseisen in de Wet Milieubeheer, hoofdstuk 5.

Aanvullend aan de actieprogramma's van Rijk, Provincie en Regio heeft Nijmegen een eigen luchtplan, dat onder meer voorziet in doorstromingsmaatregelen voor het wegverkeer; schonere bussen; stimulering transitie naar schonere brandstoffen; stadsdistributie voor het Centrum en privilegebeleid voor toegang naar het Centrum. In een bestemmingsplanprocedure zal aangetoond moeten worden dat ten tijde van de realisatie van het plan, eventueel met beschreven en geborgde maatregelen, aan de normen voor luchtkwaliteit voldaan kan worden.

Voor het onderhavige plan is geen specifiek luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd omdat vooralsnog het plan geen nieuwe ontwikkelingen toelaat die een grote verkeersaantrekkende werking hebben.

Daarmee wordt voor dit aspect voldaan aan de luchtregelgeving.

Ad b. Het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.

Op 16 januari 2009 is het Besluit “gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)” in werking getreden. Met deze amvb wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid van (snel)wegen beperkt. Het besluit heeft als doel het beschermen van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Over gemeentelijke wegen zegt het besluit niets en is derhalve geen beperking voor het plan. De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming: scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Ziekenhuizen, woningen en sportaccommodaties worden dus niet als gevoelige bestemming gezien.

In de recente landelijke "GGD-Richtlijn medische milieukunde: luchtkwaliteit en gezondheid" adviseert de GGD ten aanzien van het bouwen van gevoelige bestemmingen langs drukke gemeentelijke wegen (meer dan 10.000 mvt/etm):

  • geen afstandscriterium;
  • niet bouwen direct langs een drukke weg (dus niet/geen in 1e lijnsbebouwing);

GGD heeft het advies “niet in 1e lijnsbebouwing” aangevuld met dat dit minimaal moet gelden binnen 50 meter van de rand van de drukke gemeentelijke weg.

Gemeente Nijmegen conformeert zich zo veel mogelijk aan deze GGD-richtlijn. Indien in het plangebied gevoelige bestemmingen worden gebouwd, dienen deze derhalve niet in de eerste lijnsbebouwing langs bovengenoemde drukke wegen geplaatst te worden.

5.4.3 Aanbevelingen

De verwachting is dat in de toekomst de luchtverontreiniging in dit gebied onder de dan geldende wettelijke normen zal blijven. Desondanks blijven er in het plangebied een aantal locaties met relatief hoge concentraties luchtverontreiniging. Voor mogelijke toekomstige ontwikkelingen kan hiermee rekening worden gehouden door:

  • Nieuwe bedrijvigheid aan laten sluiten bij lopende ontwikkelingen zoals stadsdistributie in het stadscentrum danwel aan- en afvoer door middel van schone voertuigen (zoals bijv. op elektriciteit, aardgas/groen gas en/of EUROVI-diesel) .
  • In de eerstelijns-bebouwing langs de Groenestraat, Graafseweg, Groesbeekseweg, Sint Annastraat en Keizer Karelplein geen school, kinderdagverblijf, zorginstellingen of zorgwoningen als nieuwe bestemming te plaatsen. Dit dient ter bescherming van extra gevoelige groepen.
  • Verminderen behoefte aan verplaatsing: zorgen voor befietsbare en beloopbare afstanden. Het effect is minder en kortere vervoersbewegingen.
  • Verbetering en schoner worden van het openbaar vervoer.
  • Zorgen voor goede doorstroming van af- en aanrijdend verkeer ten behoeve van de belaste locaties, zodanig dat mogelijke toekomstige ontwikkelingen niet zorgen voor verslechterde doorstroming op de genoemde wegen en aanvoerende wegen zodat er een verhoging van concentraties aan luchtverontreiniging ontstaat.

5.5 Externe Veiligheid

Algemeen

De gemeente heeft de wettelijke plicht externe veiligheid mee te wegen in de besluitvorming over ruimtelijke ontwikkelingen. In deze afweging is het van belang de risico's te beschouwen die ontstaan door inrichtingen vallend onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en risicovolle transportroutes. Voor het plaatsgebonden risico (PR) zijn grenswaarden voor kwetsbare objecten aangegeven en richtwaarden voor beperkt kwetsbare objecten. Het groepsrisico (GR) dient verantwoord te worden. Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de volgende risicobronnen; Het spoor Nijmegen-Den Bosch en enkele bedrijven.

Toetsing aan Plaatsgebonden risico (PR)

Onder het PR wordt verstaan de kans per jaar dat een persoon, die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een gevarenbron bevindt, overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen van die bron. Voor het plaatsgebonden risico zijn grenswaarden (1 slachtoffer per miljoen jaar) als toetsingswaarden aangegeven voor kwetsbare objecten en als richtwaarden voor beperkt kwetsbare objecten. Van alle risicobronnen in de omgeving van het onderhavige bestemmingsplan zijn de PR contouren geïnventariseerd. Geen van de risicobronnen heeft een PR contour over het plangebied. De PR is dus geen belemmering binnen het nieuwe bestemmingsplan.

Groepsrisicoverantwoording

Het groepsrisico geeft de kans weer op een ongeval met ten minste 10, 100 of 1000 dodelijke slachtoffers binnen het invloedsgebied van de beschouwde risicobron. De hoogte van het groepsrisico dient verantwoord te worden. Voor de verantwoording van het groepsrisico rond bedrijven geldt een ander afwegingskader dan de verantwoording van de risico's rond transportroutes.

Er zijn enkele bedrijven in Nijmegen die met grote hoeveelheden giftige stoffen (Broekman Logistics (voorheenTWO)) werken en kleinere hoeveelheden zeer giftige stoffen (NXP). De invloedsgebieden van deze opslagen zijn zeer groot (tot 4 km) en liggen dus over een groot deel van Nijmegen. Gezien het feit dat het bestemmingsplan conserverend is en er dus bijna geen bevolking wordt toegevoegd en mede door het feit dat de betreffende bedrijven op grote afstand liggen van het bestemmingsplan (buiten de PR 10-8 contour) kan hier worden volstaan met onderstaande standaard verantwoording (zie Beleidsvisie externe veiligheid gemeente Nijmegen, 12 februari 2014).

Inleiding

Het plangebied en de geprojecteerde ontwikkeling bevindt zich op grote afstand van de risicobron. Op deze afstand is het toxisch scenario maatgevend. Effecten als gevolg van een plasbrand of BLEVE reiken niet tot het plangebied.

Ontwikkeling groepsrisico

Vanwege de grote afstand tot de risicobron zal een toename van personendichtheden niet significant doorwerken in de rekenkundige hoogte van het groepsrisico. De beschouwing van het groepsrisico en de verantwoording daarvan is om deze reden volledig kwalitatief uitgevoerd.

Mogelijkheden tot beperking van het groepsrisico

De mogelijkheid tot beperking van het groepsrisico door het beïnvloeden van de personendichtheid is op deze grote afstand tot de risicobron geen item. Zoals gesteld heeft op deze afstand een toe- of afname van personendichtheid geen invloed op het groepsrisico. Verder is de kans te overlijden als gevolg van een incident met gevaarlijke stoffen is in deze gebieden vele malen kleiner dan 1/1.000.000. Veiligheidsmaatregelen aan de bron zijn daarom niet realistisch.

De bestrijdbaarheid van de omvang van een ramp of zwaar ongeval

in geval van een calamiteit zal de brandweer ingezet worden aan de bron ter beperking van de effecten van de calamiteit. Het bestrijdbaarheidsvraagstuk in relatie tot de ontwikkeling op deze grote afstand van de risicobron wordt daarom niet verder beschouwd.

Mogelijkheden tot zelfredzaamheid

Blootstelling aan een toxisch gas is het bepalende scenario. In geval van een calamiteit dienen personen te schuilen. De mate waarin deze bouwwerken afsluitbaar zijn tegen de indringing van toxisch gas en de tijdsduur dat deze bouwwerken worden blootgesteld zijn hierbij parameters.

Nieuwe bouwwerken zijn goed geïsoleerd, waardoor ze een goede bescherming bieden tegen het binnendringen van het toxisch gas. Belangrijk is wel dat luchtbehandelinginstallaties met één druk op de knop uit te schakelen zijn.

Verder dient in geval van een calamiteit tijdig gewaarschuwd te worden. Dit gebeurt door het in werking stellen van het WAS (Waarschuwings- en alarmsysteem) als onderdeel van de algemene Rampenbestrijding. Het grondgebied van Nijmegen valt grotendeels binnen de dekking van de sirenepalen. Op termijn zal dit waarschuwingssysteem vervangen worden door NL-alert.

Deze verantwoording dient gelezen te worden in combinatie met de Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen van april 2012 en de daarin gemaakte keuzes.

Het LPG tankstation aan de Neerbosscheweg 4 heeft een invloedsgebied van 150 meter vanaf het vulpunt en de ondergrondse tank welke voor een klein deel over het plangebied ligt (zie onderstaande figuur). Het invloedsgebied van het LPG tankstation valt grotendeels over het parkeerterrein tussen de Neerbosscheweg. De mensen die hier hun auto parkeren verblijven hier slechts kort en zullen derhalve geen groot groepsrisico veroorzaken. In het deel van het invloedsgebied dat over het bestemmingsplangebied valt liggen 30 woningen (75 personen). In het huidige bestemmingsplan worden niet meer woningen mogelijk gemaakt in het invloedsgebied. Gezien de afstand tot de risicobron is het bestaande groepsrisico laag en zal dit door het huidige bestemmingsplan ook zo blijven. Een berekening van het risico wordt dan ook niet zinvol geacht. Maatregelen om de risico's te verder te verlagen worden niet genomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa2000-VG01_0020.png"

De spoorlijn Nijmegen naar Den Bosch

In het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) is een aandachtgebied gedefinieerd waarbinnen het groepsrisico verantwoord dient te worden (200 meter). Een deel van het plangebied ligt binnen 200 meter van de spoorlijn Arnhem – Nijmegen – 's-Hertogenbosch. Buiten deze zone dient in het invloedsgebied alleen ingegaan te worden op de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. Eerdere berekeningen van het groepsrisico uit 2009 (Externe veiligheid, Spooromgeving Nijmegen en Wijchen, AVIV 2009) laten zien dat de oriëntatiewaarde wordt overschreden op veel plekken in Nijmegen. De berekening van destijds is echter uitgegaan van de aanwezigheid van wissels op een groot deel van het traject evenals de mogelijkheid dat een warme BLEVE op kan treden. Met de komst van het 'Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen' is een warme BLEVE echter uitgesloten doordat goederentreinen anders worden samengesteld. Dit laatste reduceert het risico zeer aanzienlijk. De ODRN heeft om deze reden een nieuwe berekening gemaakt. Uit deze berekening (Risico's Spoor Nijmegen, juni 2014) blijkt dat het groepsrisico ter hoogte van het bestemmingsplan niet groter wordt dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Gezien het feit dat onderhavige plan daarnaast een conserverend plan is kan worden volstaan met een toelichting op de mogelijkheden voor de rampenbestrijding en de zelfredzaamheid.

De Veiligheidsregio Gelderland-Zuid (VRGZ dd 4-8-2014) geeft in haar advies aan dat gezien het conserverende karakter van het plan en de minimale effecten van het plan op het groepsrisico kan worden verwezen naar paragraaf 2.5 van de beleidsvisie van de gemeente Nijmegen voor wat betreft de bestrijdbaarheid en bereikbaarheid. Voor wat betreft de zelfredzaamheid wordt door de VRGZ aanbevolen geen verminderd zelfredzamen toe te laten binnen 200 meter van het spoor en in het invloedsgebied van een LPG tankstation. De beleidsvisie externe veiligheid van Nijmegen geeft echter aan dat in het gebied van 30 meter aan weerszijde van het spoor zeer kwetsbare objecten niet zijn toegestaan (pg. 35 beleidsvisie) en dat daarnaast binnen de 200 meter alleen zeer kwetsbare objecten worden toegestaan binnen de 200 meter met een zware verantwoording van het groepsrisico.

In het Besluit Externe Veiligheid Transportroutes (artikel 11) is bepaald dat gemeten dient te worden van de buitenrand van de transportroute (dus niet vanuit het midden zoals is opgenomen in de beleidsvisie). Over het algemeen zijn de dubbele sporen, zoals het spoor richting Den Bosch, 12m breed. Vanaf het middelpunt wordt naar elke kant een zone aangegeven van 36 en 206m (ipv de 30 en 200m zoals vermeld in de beleidsvisie).

De Neerbosscheweg maakt onderdeel uit van de Routering vervoer gevaarlijke stoffen. Een klein deel van het plangebied valt binnen het invloedgebied van deze transportroute. Gezien het beperkte transport van gevaarlijke stoffen kan worden volstaan met een verwijzing naar de standaardverantwoording 3b op pagina 34 van de beleidsvisie externe veiligheid.

Cumulatie en domino effecten

Domino effecten zijn niet te voorzien binnen het huidige bestemmingsplan. Van cumulatie is slechts in zeer geringe mate sprake omdat er diverse zeer kleine risico's op hetzelfde gebied van toepassing zijn. Alle geïdentificeerde risico's zijn echter uitermate gering waardoor de geaccumuleerde risico's (hoewel niet exact te kwantificeren) ook zeer laag en aanvaardbaar zijn.

Conclusie Externe Veiligheid Totaal

Vanuit de externe veiligheid zijn er geen beperkingen op dit plan.

5.6 Fysieke Veiligheid

Alle gebouwen in het plangebied, zowel nieuwbouw als bestaande bebouwing, moeten goed bereikbaar zijn voor hulpdiensten waaronder de brandweer. Brandweer Nijmegen hanteert haar notitie 'Randvoorwaarden en Richtlijnen Bluswatervoorziening en Bereikbaarheid' als beoordelingskader voor bestemmingsplannen en overige ruimtelijke plannen. Voor deze beoordeling is een checklist opgesteld. Bij nieuwbouwplannen is een vroegtijdig stadium van de planontwikkeling overleg nodig met de brandweer (afdeling Preparatie).

5.7 Klimaat

De gemeente Nijmegen staat duurzame ontwikkeling voor. Dit betekent dat bij de vestiging van functies nadrukkelijk rekening gehouden moet worden met de draagkracht van de locatie. Hiertoe is als bijlage in het Milieubeleidsplan de Milieukaart Nijmegen opgenomen, waarin het grondgebied van de stad verdeeld is in verschillende gebiedstypen met ieder haar eigen karakteristieken en mogelijkheden. Voor dit bestemmingsplangebied is die gebiedskarakteristiek "rustige woonwijk". Om dit rustige karakter te beschermen is de vestiging van nieuwe hindergevende functies niet toegestaan en zullen bestaande hindergevende functies zodanig ingericht moeten worden dat de hinder beperkt wordt en geconcentreerd wordt op plekken die hiertoe goed kunnen worden ingericht, zoals ontsluitingsassen. Voor de inrichting van ontwikkelingslocaties is duurzaam bouwen een uitgangspunt.

Hoofdstuk 6 (Toekomstige) Ontwikkelingen In Het Plangebied

6.1 Inleiding

In het plangebied spelen een aantal ontwikkelingen die nog niet concreet genoeg zijn om mee te nemen in dit bestemmingsplan. Voor deze ontwikkelingen wordt ook nog geen (andere) planologische procedure doorlopen. Omdat een aantal van deze ontwikkelingen al werd genoemd in het moederplan en een aantal ontwikkelingen, op (korte) termijn, wellicht alsnog in procedure wordt gebracht, worden deze ontwikkelingen hier genoemd. Hierdoor ontstaat tevens een volledig beeld van de (toekomstige) bouw-en gebruiksmogelijkheden in het plangebied.

6.2 Wijzigingsbevoegdheden Uit Het Moederplan

Algemeen

In het moederplan is voor een aantal ontwikkelingen een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Op grond van de wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk om de bestaande planologische situatie, mits wordt voldaan aan de voorwaarden en nadat er een nieuwe procedure is doorlopen, te wijzigen. Voor een aantal locaties is gebruik gemaakt van deze wijzigingsbevoegdheid en is de ontwikkeling inmiddels al gerealiseerd. Dit betreft de locaties: Willemskwartier-oost (herstructurering Willemskwartier), ROC Ploegstraat 21, voorzieningenhart Willemskwartier, binnenterrein Hatertseweg/St. Jacobslaan/Slotemaker de Bruïneweg en Vossenlaan 90, zie ook de omschrijving in par 1.4 (vigerende bestemmingsplannen). In dit actualisatieplan worden deze locaties bestemd conform de nieuwe bestemming die daaraan is gegeven.

Voor het binnenterrein Hatertseweg/St. Jacobslaan/Slotemaker de Bruïneweg geldt dat de wijzigingsbevoegdheid grotendeels is toegepast. Voor een klein gedeelte van de locatie (ter plaatse van het garagebedrijf) is de bestemming niet gewijzigd.

Voor de locatie Dobbelmannweg 13-15 is in 2007 een aparte planologische procedure gevoerd (artikel 19 lid 2 WRO) en een bouwvergunning verleend voor de bouw van 3 grondgebonden woningen. Deze woningen zijn inmiddels gerealiseerd.

Tollenstraat 1

Voor deze locatie is in het verleden al eens een planologische procedure (Nijmegen Midden 12) gestart om de bouw van een appartementencomplex in 5 bouwlagen op de voormalige schoollocatie mogelijk te maken. Deze procedure is echter gestaakt in verband met de bezwaren uit de buurt. Het pand van de voormalige school is inmiddels gesloopt en op het terrein is nu een parkje gerealiseerd. Het terrein is bestemd als groen.

Dobbelmannweg 7

Voor deze locatie is nog geen procedure gevoerd. De bestemming voor deze locatie is dus nog niet gewijzigd. Het gebouw van de voormalige basisschool Groot Nijenvelt is thans in gebruik door het Flex College.

Conclusie

Het ziet er niet naar uit dat er op korte termijn alsnog een (nieuwe) concrete ontwikkeling plaatsvindt op de locaties. De wijzigingsbevoegdheid uit het vorige bestemmingsplan wordt dan ook niet overgenomen in dit plan. Indien er binnen de planperiode van dit bestemmingsplan een (nieuw) initiatief wordt ontwikkeld kan hieraan, door middel van een aparte planologische procedure (postzegelplan) alsnog medewerking worden verleend. Uiteraard wordt dit nieuwe initiatief vooraf getoetst op wenselijkheid en haalbaarheid. De aparte planologische procedure kent een eigen rechtsbeschermingsmogelijkheid, gelijk aan de procedure voor dit bestemmingsplan.

6.3 Ontwikkellocaties Uit Het Moederplan

Een aantal ontwikkelingen uit het moederplan zijn nog niet gerealiseerd en/of in procedure gebracht. Er kan niet met zekerheid worden gezegd of dit tijdens deze planperiode (dus onder dit nieuwe bestemmingsplan) alsnog gaat gebeuren. Het gaat om de volgende locaties:

Groenestraat 185-215b (Albert Heijn):

In het Raamwerk, dat is opgesteld voorafgaand aan het vorige bestemmingsplan en dat onderdeel uitmaakt van de plantoelichting, is voor deze locatie de volgende tekst opgenomen:

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa2000-VG01_0021.png"

In het (voorgaande) bestemmingsplan is deze locatie bestemd als Groenvoorzieningen (G) en Centrumdoeleinden 1 (C-1). Gelet op de voorgeschiedenis (waaronder het sluiten van een intentieovereenkomst met de grondeigenaren) en de voorgenomen ontwikkeling op deze locatie, is de Raad van State (RvSt) van mening dat niet kan worden volstaan met een dergelijke conserverende bestemming en vernietigt het bestemmingsplan op dit onderdeel. Als gevolg van deze uitspraak moet voor deze locatie worden 'teruggevallen' op het daarvoor geldende bestemmingsplan uit 1980 (omgeving Dobbelmannweg). Op grond van dit bestemmingsplan geldt voor deze locatie de bestemming 'actieve recreatie' (AR) en, voor een beperkt gebied, de bestemming 'bijzondere doeleinden' (BD). De huidige winkels zijn bestemd als 'winkels' (W). Op grond van het voorgaande bestemmingsplan is evenmin een ontwikkeling mogelijk op deze locatie.

Op dit moment zijn er geen concrete plannen voor de locatie. Ahold heeft haar eigendom (AH supermarkt, de natuurvoedingswinkel en bovengelegen woningen, parkeerterrein, erf en verdere aanbehoren) op 30 oktober 2014 verkocht aan een particulier. De gronden gelegen direct achter deze locatie zijn in eigendom van Muldershof Epart BV, hierna te noemen Muldershof. Het eigendom van Muldershof grenst aan “het Veldje” dat eigendom is van de gemeente.

Een eerdere poging van Muldershof om samen met de gemeente en Ahold deze locatie te ontwikkelen is niet van de grond gekomen. Na afronding van de juridische procedure in 2014 rondom de intentieovereenkomst met betrekking tot dit gebied, staat vast dat de gemeente geen contractuele verplichtingen en/of afspraken meer heeft met deze partij.

In december 2012 is, naar aanleiding van de plannen voor de (her)ontwikkeling van het Smit-Draad terrein, een (gebieds)visie vastgesteld door de Raad voor zowel voor het Smit-Draad terrein als de (huidige) AH locatie. Daarnaast is bij de vaststelling van het bestemmingsplan voor het Smit Draad terrein (vgl. par 1.4.2 van dit bestemmingsplan) door de raad een aantal moties aanvaard die betrekking hebben op de (toekomstige) ontwikkeling op deze locatie. In deze moties zijn de volgende (rand)voorwaarden geformuleerd:

  • op de huidige locatie van de Albert Heijn dient door middel van een brede bestemmingscategorie en ruime bouwcontouren een nieuwe ontwikkeling mogelijk te worden gemaakt;
  • in de actualisatie van het bestemmingsplan Nijmegen Midden dient duidelijkheid te worden verschaft over de ontwikkeling op de huidige pIek van de Albert Heijn met kleinschalige winkels die passen bij het huidige winkelaanbod, om zo eventuele leegstand zoveel mogelijk tegen te gaan;
  • de mogelijkheden voor de vestiging van een reguliere supermarkt dienen te worden ingeperkt. In een verkeersonderzoek dient onderzocht te worden welke winkelvloeroppervlakte ter plaatse mogelijk is, zonder dat opnieuw verkeersproblemen ontstaan;
  • zodra de VRI bij de Wezenlaan/Muntweg vervangen is, een telling te houden en deze aan de raad te rapporteren. Aan de raad een investeringsplan voor deze pIek voor te leggen, als mocht blijken dat de verkeersopstopping (aan de Groenestraat) niet opgelost is;

Deze moties passen in de eerder vastgestelde (gebieds)visie. De in de visie voorgestelde bouw- en gebruiksmogelijkheden kunnen echter niet volledig worden overgenomen in het bestemmingsplan omdat daarmee een ruimtelijke ontwikkeling wordt mogelijk gemaakt. Om deze ruimtelijke ontwikkeling juridisch mogelijk te maken, moet eerst opnieuw overeenstemming worden bereikt met de (particuliere) grondeigenaren. Daarnaast moeten de kaders waarbinnen de ruimtelijke ontwikkeling kan plaatsvinden, nader worden uitgewerkt. Om de in de visie voorgestelde ruimtelijke ontwikkeling volledig mogelijk te maken dient een aparte planologische procedure (postzegelprocedure) te worden doorlopen.

In dit (actualisatie) bestemmingsplan zijn de bouw-en gebruiksmogelijkheden overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan (omgeving Dobbelmannweg) uit 1980). De gewenste groenbestemming uit dit bestemmingsplan ('het Veldje') is inmiddels gerealiseerd en blijft in tact.

Om de kansen die de markt biedt zo goed mogelijk te benutten, wordt voorgesteld om voor wat betreft de winkelstructuur/economie, aan te sluiten bij de uitgangspunten uit de vastgestelde visie.

Dit betekent dat vanuit economisch oogpunt een brede commerciële bestemming gewenst is, zoals kleinschalige kantoren, (maatschappelijke) dienstverlening, woon-en werkpanden en kleine kantoren voor financiële en zakelijke dienstverlening (accountantskantoren, makelaars, adviesbureaus, reclamebureaus, uitzendbureaus, programmeerdiensten, kleine uitgeverijen etc.). Daarnaast is ook maatschappelijke dienstverlening in het kader van de zorg mogelijk (fysiotherapeut, podotherapeut, opticien/audicien etc.).

Deze invulling sluit aan bij het huidige levendige karakter van het gebied dat de gemeente graag wil behouden. De nieuwe invulling moet echter wel passen binnen de maat en schaal van de Groenestraat en de bestaande winkels.

Het toevoegen van een nieuwe supermarkt op deze locatie wordt uitgesloten omdat de winkelstructuur daarbij in het geding komt en het risico bestaat dat er een onaanvaardbare belasting ontstaat vanwege het parkeren en het verkeer.

Voor de herinvulling van het gebied geldt dat kwaliteit gaat boven kwantiteit. Gelet op het huidige aanbod (biologische slager en natuurvoedingswinkel) zijn er met name mogelijkheden op het gebied van het segment natuur(voeding) en duurzaamheid. De ter plaatse aanwezige detailhandel wordt positief bestemd en heeft eventueel nog uitbreidingsmogelijkheden. Daar waar mogelijk, wordt een bijpassende invulling gestimuleerd zodat het gebied een eigen profiel en kwaliteit krijgt.

Om de diverse functies mogelijk te maken, krijgt de locatie in het actualisatiebestemmingsplan de bestemming Gemengd (G), in plaats van de bestemming Winkels (W) uit het voorgaande plan. De ruimtelijke gevolgen van deze nieuwe bestemming zijn vergelijkbaar met de bestemming uit het voorgaande plan. Binnen de bestemming Gemengd worden o.a. (bedrijfs)activiteiten toegestaan met een milieucategorie 1 of 2. Een categorie-1 bedrijf is een bedrijfstype/activiteit die, gelet op aard en invloed op de omgeving, toelaatbaar is in een woonwijk. Een categorie- 2 bedrijf is een bedrijfstype/activiteit die, gelet op aard en invloed op de omgeving, toelaatbaar is tussen of onmiddellijk naast woonbebouwing, echter alleen in gebieden met een gemengde functie. Een supermarkt wordt, op grond van de VNG brochure Bedrijven en Milieuzonering, aangemerkt als een categorie-2 bedrijf. Daarnaast wordt de Groenestraat aangemerkt als een gemengd gebied. In het gebied is sprake van een matige tot sterke functiemenging: direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Bovendien ligt het gebied direct langs een hoofdweg zodat de verhoogde milieubelasting voor geluid vanwege deze weg, de toepassing van kleinere richtafstanden voor de functies in het gebied rechtvaardigt.

Van de gemengde bestemming in het actualisatieplan valt dan ook niet meer hinder/overlast te verwachten voor de omgeving dan van de winkelbestemming in het nu vigerende bestemmingsplan.

Ter informatie is het volledige visiedocument (inclusief bijlagen en raadsvoorstel) opgenomen als bijlage bij de toelichting van dit bestemmingsplan.

Bedrijventerrein (voormalig) Smit Draad

Op 17 maart heeft de Raad van State uitspraak gedaan over de vaststelling van het Bestemmingsplan “Nijmegen Midden- 13 (Smitdraadterrein)”. Zij heeft het vaststellingsbesluit voor zover het de bestemmingen Gemengd-1 (maatschappelijk/zorgwoningen) en Detailhandel vernietigd.

Gevolg van de uitspraak is dat het proces om de AH te verplaatsen en zorgwoningen op deze locatie te realiseren nu stil ligt. Zowel de gemeente als de initiatiefnemer zien echter wel mogelijkheden voor herstel op korte termijn voor wat betreft de supermarkt.

Over de ontstane situatie is inmiddels overleg geweest met de initiatiefnemer. Voor de zorgwoningen geldt dat er op dit moment geen directe mogelijkheid lijkt tot herstel omdat dit afhankelijk is van de medewerking van Alfa Laval. Dat betekent dat deze woningen vooralsnog niet gerealiseerd kunnen worden. Op het moment dat de situatie verandert, kan hier opnieuw naar gekeken worden.

De initiatiefnemer heeft opnieuw de mogelijkheid onderzocht om het laden en lossen van Alfa Laval zoals dat op dit moment plaatsvindt in stand te houden, zo veel mogelijk gescheiden van de bezoekers van de supermarkt, met behoud van voldoende parkeerplaatsen voor de supermarkt. Uit het onderzoek komt naar voren dat die mogelijkheid er lijkt te zijn. Daarmee is het bezwaar van de Raad van State dat tot vernietiging heeft geleid opgelost.

Na uitwerking van deze mogelijkheid wordt een aparte procedure gevolgd om verplaatsing van de supermarkt alsnog mogelijk te maken. Deze ontwikkeling maakt dus geen deel uit van dit actualisatieplan.

Ten behoeve van de zorwoningen wordt een wijzigingsbevoegdheid opgenomen in dit plan zodat, zodra de ontwikkeling van deze woningen weer haalbaar lijkt, van deze bevoegdheid gebruik kan worden gemaakt (zie verder onder par.6.4).

Bedrijventerrein Smit Trafo

In het verleden is wel eens onderzocht of deze bedrijvenlocatie aan het spoor kan worden getransformeerd tot woongebied waarbij het beeldbepalende gebouw aan de Groenestraat gehandhaafd zou blijven. Er zijn echter geen concrete plannen voor dit terrein en de eigenaar van het bedrijf is ook niet voornemens om de bedrijfsactiviteiten te staken. De bedrijfslocatie wordt de komende tijd, gedurende de nieuwe planperiode dan ook gewoon gehandhaafd.

Om ervoor te zorgen dat de bedrijfsvoering blijft voldoen aan de eisen van deze tijd, wordt tevens aan aantal kleinschalige ontwikkelingen mogelijk gemaakt op het bedrijventerrein. In de afgelopen 7 jaar is de productiecapaciteit meer dan verdubbeld. Door de verwachte verdere groei in de komende jaren ontstaat behoefte aan het vergroten/intensiveren van meerdere productiefaciliteiten c.q. het doorschuiven van bepaalde activiteiten naar andere/nieuwe ruimten. De kleinschalige ontwikkelingen worden nader onderbouwd in H5. paragraaf 1 Bedrijvigheid.

ROC's Vossenlaan en Marterstraat:

In het voorgaande bestemmingsplan worden deze schoollocaties genoemd als (beoogde) ontwikkellocaties voor woningbouw. Er zijn nog geen concrete ontwikkelingen. Voor de locatie aan de Vossenlaan worden al wel voorbereidingen getroffen om de bestemmingsplanprocedure te starten (zie verder par. 6.4). Het ROC aan de Marterstraat is nog steeds in gebruik als schoollocatie.

Winkelconcentratie St. Jacobslaan:

In het voorgaande plan wordt gesproken over een gewenste opwaardering van het winkelcomplex, eventueel in combinatie met woningen. Inmiddels is de locatie, met de komst van de Albert Heijn XL voldoende opgeknapt en fungeert de rest van het terrein als parkeerterrein voor de aanwezige winkels. Binnen de, uit het moederplan overgenomen planologische mogelijkheden, is een verdere ontwikkeling van het winkelcomplex mogelijk.

Voormalig bedrijfspand Houtwerf Nijmegen (Hatertseweg 23):

Het bedrijfspand op deze locatie heeft een tijdje leeg gestaan. Ondanks de belangstelling voor de locatie, is er geen planologische procedure gevoerd om de bestemming te wijzigen/verruimen. In het pand worden inmiddels verschillend functies uitgeoefend: de afdeling bouw en architectuur van de HAN huurt er onder meer een ruimte, er is een social media bedrijf gevestigd en een groothandel in designerspullen. Verder is er recent een omgevingsvergunning verleend voor een kookstudio/restaurant en zijn er plannen om een foodhal (markthal) te openen. Dit laatste wordt nog niet mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan. De andere aanwezige functies passen binnen de gemengde bestemming die voor deze locatie geldt.

Tollensstraat 211

Tollensstraat 211 is gerealiseerd (zie ook par 1.4.2: postzegelbestemmingsplannen en vergunningen). Het betreft het hergebruik van een voormalig fabrieksgebouw tot een wooncomplex met zorg en reguliere studentenhuisvesting (Nijmegen Midden 9).

De Genestetlaan (voormalig Hermesterrein)

Voor het gebied tussen de Génestetlaan, het spoor en de bebouwing aan de Willemsweg wordt binnenkort het bestemmingsplan vastgesteld. Het betreft de bouw van een complex van (maximaal) 240 appartementen/(starters)woningen in twee bouwdelen (Nijmegen Midden- 17). De gebouwen worden gerealiseerd in een groene setting. De ontsluiting van de gebouwen vindt plaats via de Genestetlaan en de Tollenstraat (achterzijde Willemsweg).Langs het spoor worden geluidsschermen geplaatst. De ontwikkeling is integraal overgenomen in dit plan.

Conclusie voor deze locaties:

In dit (actualisatie) bestemmingsplan zijn deze locaties op dezelfde wijze bestemd als in het voorgaande plan tenzij er een aparte planologische procedure voor is doorlopen om de bestemming te wijzigen en/of er een concreet plan in voorbereiding is.

6.4 (Toekomstige) Ontwikkellocaties

Postzegelplannen

Locaties binnen het plangebied

In dit (actualisatie)bestemmingsplan worden alleen ontwikkelingen meegenomen die voldoende concreet zijn en waarvan het aannemelijk is dat deze binnen de nieuwe planperiode van 10 jaar alsnog worden gerealiseerd. Daarnaast moet de ontwikkeling voldoende zijn onderbouwd en moet duidelijk zijn dat deze vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, wenselijk en haalbaar is.

Bij het maken/opstellen van dit (actualisatie)bestemmingsplan speelt een aantal ontwikkelingen waarvoor op dit moment of op korte termijn een planologische procedure wordt doorlopen. Het is belangrijk dat er in dit (actualisatie)bestemmingsplan alvast rekening wordt gehouden met deze procedures zodat de bestemmingsplannen straks niet met elkaar in strijd zijn. Op dit moment zijn de volgende bestemmingsplannen in voorbereiding:

  • Vossenlaan 44 (Nijmegen Midden 14)

De voormalige ROC school aan de Vossenlaan 44 is sinds enkele jaren niet meer in gebruik. Voor het terrein wordt een nieuwe functie gezocht. Gedacht wordt om het huidige schoolgebouw te slopen en hiervoor een nieuw woongebouw te realiseren. De plannen zijn nog niet voldoende concreet om er iets over te kunnen zeggen in dit bestemmingsplan.

  • De Genestetlaan (Nijmegen-Midden 17)

Zie beschrijving hierboven (par. 6.3).

Het ontwerp-bestemmingsplannen voor deze locaties is inmiddels, of wordt op termijn, ter visie gelegd. Voor de plannen wordt een zelfstandige procedure doorlopen zodat zij ook een eigen rechtsbeschermingsmogelijkheid hebben. Als de plannen, nog voor de vaststelling van dit actualisatieplan worden vastgesteld, wordt de ontwikkeling, als bestaand recht, meegenomen in dit bestemmingsplan. Tegen de ontwikkeling kan, in het kader van dit actualisatieplan, dan echter geen zienswijzen en/of beroep meer worden ingediend.

Locatie buiten het plangebied

Nedtrain(een dochtermaatschappij van de Nederlandse Spoorwegen) is in Nederland op zoek naar vier locaties voor de inpassing van een Technisch Centrum. In dit centrum worden kleine reparatiewerkzaamheden verricht aan de treinen van de NS. Er wordt op dit moment gewerkt aan plannen om in de nabije toekomst dit Technische Centrum mogelijk te maken in de Spoorkuil nabij de Tollenstraat en Thijmstraat. Het gaat om een gebouw van circa 200 meter lang, 12 meter breed en 9 meter hoog.

Voor deze locatie is nog geen concreet plan/ontwikkelmogelijkheid bekend zodat er nog geen rekening mee kan worden gehouden in dit actualisatiebestemmingsplan. De locatie is in dit bestemmingsplan dan ook bestemd conform de bestemming uit het moederplan.

Wijzigingsbevoegdheid Zorgwoningen (voormalig) Smit Draad terrein

Als gevolg van de uitspraak van de Raad van State d.d. 17 maart 2015 kunnen de zorgwoningen op het (voormalige) Smit Draad terrein niet worden gerealiseerd. Op dit moment lijkt er geen directe mogelijkheid tot herstel omdat de medewerking van het nabijgelegen bedrijf nodig is om de benodigde geluidsafschermende voorzieningen te kunnen treffen. Dat betekent dat deze woningen vooralsnog niet gerealiseerd kunnen worden. Op het moment dat de situatie verandert, kan gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid.

Behoefte aan zorgwoningen

In 2012 is het onderzoek Fortuna “prognose wonen met zorg” uitgevoerd. Op basis van dit onderzoek wordt gewerkt aan het planningskader wonen met zorg van de gemeente Nijmegen. Uit het onderzoek blijkt dat er nog veel behoefte is aan zorgwoningen in het stadsdeel Nijmegen Midden. Daarbij kan onderscheid worden gemaakt tussen verschillende type zorgwoningen.

Stedenbouwkundige uitgangspunten

De woningen worden gerealiseerd aan de westkant van het terrein. De achterzijde van de woningen zijn gericht op de achtertuinen van de woningen aan de Wezenlaan. Op deze manier ontstaat er een nieuwe woonstraat op het perceel die nagenoeg parallel loopt aan de Wezenlaan. Deze woonstraat haakt aan op het voorterrein voor de supermarkt en wordt ontsloten op de Groenestraat.

Openbare ruimte/fysieke veiligheid

In de openbare ruimte zal onderscheid gemaakt gaan worden tussen het dynamische gebied voor de supermarkt en de meer luwe woonstraat. In het inrichtingsplan zal bekeken worden hoe dit het best bereikt kan worden. Tevens is de aanhechting naar de bestaande omgeving van groot belang.

De voorwaarden t.a.v. bereikbaarheid en bluswatervoorziening zijn opgenomen in het Bouwbesluit 2012 en de nota 'Randvoorwaarden en Richtlijnen Brandweer Nijmegen m.b.t. bluswater en bereikbaarheid'. Zowel voor bereikbaarheid voor de hulpdiensten als voor de ontvluchting is een tweezijdige ontsluiting langs twee onafhankelijke routes van het plangebied gewenst (in dit geval zou dat een ontsluiting in het zuiden van het plangebied betekenen). De bluswatervoorziening dient bij de planvorming nog nader uitgewerkt te worden.

Wonen/woonbeleid

De invulling met wonen en zorg past binnen het woonbeleid.

De locatie, centraal tussen de wijken Hazenkamp en Willemskwartier, ligt op een goede plek voor een invulling met wonen en zorg. Een deel van de zorginfrastructuur is reeds in de directe omgeving aanwezig (o.a. apotheek, dagelijkse voorzieningen). Om zorg voor beschermd/verzorgd wonen te kunnen garanderen moeten aantallen gerealiseerd worden van 36 tot 40 eenheden, afhankelijk van het zorgzwaartepakket dat de bewoners krijgen.

Ook past bij deze ontwikkeling de invulling van een zorgpost (van waaruit zorg en welzijn geregeld wordt) op deze locatie. Wat functies betreft moet gedacht worden aan zorgdiensten zoals: een 24-uurszorgsteunpunt, dagopvang, dagverzorging, spreekuur maatschappelijk werk etc.. Voor welzijnsdiensten denken we aan o.a. activiteitenruimte, maaltijdgebruik, en ouderenadviseur. Het spreekt voor zich dat de woningen op deze locatie levensloopgeschikt en aanpasbaar worden gebouwd (conform Woonkeur).

Verkeer

Bereikbaarheid

Het te ontwikkelen terrein ligt ten zuiden van de Groenestraat en maakt onderdeel uit van de wijk Hazenkamp. De Groenestraat fungeert binnen de Nijmeegse wegenstructuur als gebiedsontsluitingsweg en vormt een verbinding tussen de Neerbosscheweg/Muntweg, Graafseweg en St. Annastraat. Naast een functie voor het gemotoriseerde verkeer vervult de Groenestraat ook een belangrijke functie voor het fietsverkeer en openbaar vervoer.

De wijk Hazenkamp is ingericht conform een duurzaam veilige inrichting met een 30km/uur regime en bijhorende fysieke maatregelen. De Groenestraat maakt onderdeel uit van het fietsnetwerk en is hierin een belangrijke oost-westverbinding voor de verschillende delen van de stad.

Ontsluiting gemotoriseerd verkeer:

De ontsluiting voor het gemotoriseerde verkeer vindt voor het te ontwikkelen terrein aan de Groenestraat plaats. Bij de ontwikkeling van het terrein en de verkeersontsluiting wordt als uitgangspunt meegenomen dat de huidige en toekomstige verkeersafwikkeling van het verkeer op de Groenestraat gewaarborgd blijft.

Ontsluiting langzaam verkeer:

Het plangebied is voor fietsers en voetgangers ontsloten via de twee toegangen vanaf de Groenestraat. De hoofdontsluiting aan de westzijde en een tweede toegang aan de oostzijde. De Groenestraat is voorzien van vrijliggende fietspaden. Ter verbetering van de oversteekbaarheid voor fietsers en voetgangers wordt de Groenestraat van een middengeleider voorzien op het gedeelte tussen de westelijke en oostelijke ontsluiting naar het plangebied.

Openbaar vervoer:

Voor gebruik van het openbaar vervoer is het plangebied aangewezen op de haltevoorzieningen van de Groenestraat. Deze bevinden zich direct voor het plangebied ter hoogte van de hoofdontsluiting.

Parkeren

De planontwikkeling moet binnen het plangebied in haar eigen parkeerbehoefte voorzien. Het plangebied valt in de sterk stedelijke zone Schil/Overloopgebied. Voor de realisatie van de zorgwoningen geldt een parkeernorm van 0,6pp per eenheid.

Fietsparkeren

De fietsenstallingen voor bewoners en werknemers moeten op eigen terrein en inpandig worden opgelost. Voor de bezoekersaantrekkende voorzieningen worden ter hoogte van de toegangen tot de panden voldoende rijwielstallingen gerealiseerd. Het aantal klemmen dient te voldoen aan de hiervoor geldende CROW-richtlijnen.

Milieu-aspecten

Bedrijvigheid

In de omgeving van het plangebied bevinden zich een aantal, vanuit milieuoogpunt relatief zware bedrijven, namelijk Smit Transformatoren en Alva Laval. Er kan pas gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid indien de activiteiten van met name Alva Laval worden gestaakt en/of indien er door het bedrijf dan wel de eigenaar van de gronden medewerking wordt verleend aan de reductie van het geluidniveau vanuit het bedrijf.

Bodem

De bodemkwaliteit is beoordeeld op basis van de volgende rapporten:

  • Rapportage Nader Bodemonderzoek en Saneringsonderzoek Bedrijfsterrein Smit Draad te Nijmegen, november 1988, kenmerk 88/6740.02/3K;
  • Bodemonderzoek Smit Draad, Groenestraat 249, 263-271 te Nijmegen, referentienummer GM-00115546, 18 mei 2011 Grontmij;

In opdracht van Plegt-Vos Infra en Milieu BV is in december 1998 en mei-juni 2002 een nader bodemonderzoek uitgevoerd op de locatie Groenestraat 263-269 te Nijmegen. De locatie is sterk verontreinigd met koper, minerale olie en PAK zodat de initiatiefnemer, in de exploitatie, rekening moet houden met de te maken saneringskosten.

Geluid

Het terrein ligt binnen de zone van een aantal, op grond van de Wet geluidhinder, gezoneerde wegen. Hiervan is de Groenestraat voor dit plan de belangrijkste weg. In de ontwikkeling wordt de realisatie mogelijk gemaakt van (o.a.) woongebouwen (met zorg). Een woongebouw is een geluidgevoelig gebouw in de zin van de Wet geluidhinder; daarom is een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai voor dit bestemmingsplan uitgevoerd.

Uit dit onderzoek is gebleken dat bij een aantal nieuw te bouwen woningen op de noordelijke kop van de geplande (zorg-)woningen de voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai vanwege de Groenestraat zal worden overschreden. Er zijn geen maatregelen mogelijk om deze overschrijding te voorkomen. Er zal daarom een Hogere Waarde besluit nodig zijn voor het wijzigingsplan. Op grond van de Nijmeegse “Beleidsregels Hogere Waarden Wet geluidhinder” zullen in dit besluit voorwaarden worden gesteld aan de te realiseren woonbebouwing zoals een geluidsluwe gevel voor een woning en een goede woningindeling (slaapkamer aan de geluidsluwe gevel). Doel daarvan is het creëren van een zo goed mogelijk akoestisch klimaat in en om de betreffende woningen.

Luchtkwaliteit

De luchtkwaliteit in de noordelijke rand van het gebied wordt met name zwaar belast door verkeersuitstoot van de Groenestraat. Overige bronnen zijn voor zover bekend niet relevant of niet aanwezig.

Uit recente berekeningen van de gemeente Nijmegen blijkt dat langs de bovengenoemde Groenestraat overschrijding van grenswaarden plaatsvindt. Voor het rekenjaar 2011 is voor NO2 jaargemiddelde de contour ingevoegd. De meeste overschrijdingen vinden plaats op het wegdek. Formeel hoeft boven het wegdek en direct langs de weg (binnen 10 meter van de rand van de weg) niet aan de grenswaarden voldaan te worden.

Wat betreft de bijdrage van een plan aan de luchtkwaliteit is het Besluit Niet In Betekenende Mate Bijdragen (Luchtkwaliteitseisen) van belang. Plannen die niet meer dan 3% bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, hoeven niet getoetst te worden aan de luchtkwaliteitseisen in de Wet Milieubeheer, hoofdstuk 5.

Voor het onderhavige terrein is een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd (“Onderzoek luchtkwaliteit ontwikkeling Groenestraat te Nijmegen, Bestemmingsplan Nijmegen Midden -13”; kenmerk PVV006/Kmc/; Goudappel-Coffeng; 17 september 2013). Uit dit onderzoek blijkt dat: In geen geval is sprake van normoverschrijdingen voor stikstofdioxide en fijn stof. De luchtkwaliteit vormt dus geen probleem voor de realisatie van de plannen. Daarnaast is de berekende toename niet groter dan 1,2 ug/m3 en daarmee niet in betekenende mate. Daarmee wordt voor dit aspect voldaan aan de luchtregelgeving.

Op 16 januari 2009 is het Besluit “gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)” in werking getreden. Met deze amvb wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid van (snel)wegen beperkt. Het besluit heeft als doel het beschermen van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Over gemeentelijke wegen zegt het besluit niets en is derhalve geen beperking voor het plan. De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming: scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Ziekenhuizen, woningen en sportaccommodaties worden dus niet als gevoelige bestemming gezien.

In de recente landelijke "GGD-Richtlijn medische milieukunde: luchtkwaliteit en gezondheid" adviseert de GGD ten aanzien van het bouwen van gevoelige bestemmingen langs drukke gemeentelijke wegen (meer dan 10.000 mvt/etm):

  • geen afstandscriterium;
  • niet bouwen direct langs een drukke weg (dus niet in 1e lijnsbebouwing);
  • GGD heeft het advies “niet in 1e lijnsbebouwing” aangevuld met dat dit minimaal moet gelden binnen 50 meter van de rand van de drukke gemeentelijke weg.

De gemeente Nijmegen conformeert zich zo veel mogelijk aan deze GGD-richtlijn. Indien in het plangebied gevoelige bestemmingen worden gebouwd, dienen deze derhalve niet in de eerste lijnsbebouwing langs drukke wegen (i.c. Groenestraat) geplaatst te worden.

De verwachting is dat in de toekomst de luchtverontreiniging in dit gebied onder de dan geldende wettelijke normen zal blijven. Desondanks blijft het een locatie met relatief hoge concentraties luchtverontreining.

Externe veiligheid

Met betrekking tot externe veiligheid kunnen twee typen risico's worden onderscheiden:
a) externe veiligheid door inrichtingen c.q. bedrijven en;
b) externe veiligheid door vervoer gevaarlijke stoffen over transportassen.

Ad a. Inrichtingen

In de naaste omgeving van het plangebied ligt geen Bevi inrichting. Echter ligt het plangebied op ongeveer 2950 meter afstand van het bedrijf TWO Chemical Logistics B.V., een op- en overslagbedrijf voor gevaarlijke stoffen, gelegen aan de Vlotkampweg 67. Deze inrichting heeft een invloedsgebied van 4250 meter.

Ad b. Vervoer van gevaarlijke stoffen

In de directe omgeving van het plangebied liggen geen vervoersassen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen is toegestaan: Op een grotere afstand gaat het echter om:

  1. 5. De spoorlijn Nijmegen - 's-Hertogenbosch
  2. 6. Graafseweg/Neerbosscheweg/Nieuwe Dukenburgseweg/Tarweweg/Weg door Jonkerbosch/Grootstalselaan

Er zijn geen hogedrukaardgasleidingen in en in de naaste omgeving van het plangebied aanwezig.

Door de planvorming zal een niet significante verhoging van het groepsrisico optreden vanwege de verdichting van het aantal aanwezigen binnen het invloedsgebied van de beide risicobronnen.

Graafseweg/Neerbosscheweg/Nieuwe Dukenburgseweg/Tarweweg/ Weg door Jonkerbosch/Grootstalselaan

Op ten minste 1225 meter van het plangebied ligt de gemeentelijke route gevaarlijke stoffen Graafseweg/Neerbosscheweg/Weg door Jonkerbosch/Grootstalselaan waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.

Uit de diverse onderzoeken die naar de gemeentelijke routes gevaarlijke stoffen zijn gedaan, blijkt dat binnen de afwegingsgebieden (tot 1500 meter van de onderscheiden wegen) de oriënterende waarden groepsrisico nergens worden overschreden.

Het plan ligt buiten de het aandachtsgebied blève (zone 2) van deze route gevaarlijke
stoffen, echter binnen het invloedsgebied toxisch, zone 3 (tot 1500 meter) van deze route.
Gezien de afstand tot de route Graafseweg/Neerbosscheweg/Nieuwe Dukenburgseweg/ Tarweweg/Weg door Jonkerbosch/Grootstalselaanten (tenminste 1225 meter) zal deze invloed slechts van zeer beperkte aard zijn.

Omdat het plan zorgt voor een (beperkte) toename van het groepsrisico dient wel een
verantwoording van dit groepsrisico plaats te vinden.

Klimaat

De klimaatverandering noopt tot aanpassingen in ruimtelijke ontwikkelingen. De Gemeenteraad van Nijmegen heeft haar visie hierop in de Kadernotitie Klimaat en de duurzaamheidsagenda 2011-2015 vastgelegd. In de planvorming dient rekening te worden gehouden met de kaders/uitgangspunten in deze notitie.

Water

De planontwikkeling dient voor wat betreft de gevolgen voor het oppervlaktewater, het grondwater en de riolering/hemelwater te worden getoetst aan:

  1. 1. Nota Anders Omgaan met Water (Kabinetsstandpunt over het waterbeleid 21e eeuw, dec. 2000)
  2. 2. Nationaal Bestuursakkoord Water (2 juli 2003)
  3. 3. Landelijke Handreiking Watertoets 3 (RIZA, december 2009)
  4. 4. Waterbeheerplan 2010-2015 (Waterschap Rivierenland 22 december 2009)

Daarnaast zijn het “Waterplan Nijmegen (2001)” en het 'Gemeentelijk Rioleringsplan Nijmegen 2010 tot en met 2016” relevant voor deze ontwikkeling.

Binnen het gebied is geen oppervlaktewater aanwezig. De locatie bevindt zich niet in een grondwaterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied. Uitgangspunt bij nieuwe stedelijke in- en uitbreidingen is dat grondwaterneutraal gebouwd wordt. Dat wil zeggen dat de oorspronkelijke grondwaterstanden en stromen in de omgeving niet wijzigen. Riolering/ hemelwater

De riooltechnische ontsluiting van het plangebied bevindt zich aan de Groenestraat. De riolering is uitgevoerd als gemengd stelsel.Vanuit het bouwbesluit 2012 geldt de verplichting om afvalwater en hemelwater op eigen perceel op een verantwoorde manier te verwerken De gemeente staat conform de Nota Afkoppelen en infiltratie hemelwaterafvoer toe dat het verwerken van hemelwater op planniveau wordt opgelost. Afvalwater moet op de openbare riolering worden aangesloten, hemelwater moet op eigen terrein worden verwerkt. Alternatieve maatregelen in plaats van infiltratie zijn toegestaan en hebben mogelijk een reducerend effect op te te maken berging voor hemelwater.

Natuur en landschap

Voor het terrein is een quickscan Flora- en faunawet uitgevoerd 'Flora- en Faunawet quickscan 11 maart 2013 (13-094/13.01067/GerHo) door Bureau Waardenburg. Uit dat onderzoek blijkt het volgende:

Een herontwikkeling van het plangebied heeft niet tot gevolg dat verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet overtreden worden. Uitgangspunt hierbij is dat:

  • er geen broedende vogels worden verstoord tijdens het werk;
  • er geen verblijfplaats van een steenmarter aanwezig is in de kelder.
  • rekening wordt gehouden met behoud van leefgebied van huismussen;

De maatregelen ter voorkoming van overtreding van verbodsbepalingen zijn opgenomen in deze quickscan. Deze maatregelen zijn voor de huismus, algemene broedvogels en de steenmarter.

Onderzocht dient te worden of de voorgenomen ontwikkeling effect heeft op de hoofdgroen-en hoofdbomenstructuur. Mogelijke herstructureringen in de wijken moeten aangegrepen worden om groen een betere plek te geven in deze wijk en het bestaande groen te versterken. Door een verbinding over of langs de begraafplaats kan de verbinding met het Goffertpark versterkt worden.

Archeologie en Cultuurhistorie

Archeologie

Het Smitdraadterrein ligt in een gebied met een nader te onderzoeken archeologisch belang (waarde 1). In 2007 is door onderzoeksbureau Synthegra, in opdracht van Tauw bv, een archeologisch vooronderzoek in de vorm van een bureauonderzoek uitgevoerd. Hieruit blijkt dat er in het plangebied een lage tot middelhoge verwachting geldt voor het aantreffen van archeologische sporen uit de Romeinse tijd. Deze conclusie gaat gepaard met het advies een archeologische begeleiding uit te voeren tijdens de sloopwerkzaamheden. Het slopen moet 'met beleid' worden uitgevoerd, waarbij de funderingsresten er verticaal worden uitgehaald om zo weinig mogelijk van het aanwezige bodemarchief te verstoren. Ook het uitgraven van de bouwput dient archeologisch begeleid worden om eventuele vondsten te kunnen documenteren en te bergen. Het uitgraven moet in verband daarmee vlaksgewijs en gecontroleerd uitgevoerd worden.

Het terrein ligt in een gebied met waarde 1 op de archeologische beleidskaart. Volgens het in januari 2013 vastgestelde archeologiebeleid dient op terreinen met waarde 1 bij grote ingrepen in de bodem (>2500 m2) een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd te worden, omdat bij dergelijke grootschalige bodemingrepen de kans aanwezig is dat er archeologische sporen worden aangetroffen. Dit vooronderzoek is in 2007 uitgevoerd (Synthegra Rapport P0502152). Op basis van de resultaten van dit vooronderzoek is besloten tot archeologische begeleiding tijdens sloop en bij de ontgraving van de bouwput.

Cultuurhistorie

Op deze plek zijn geen cultuurhistorisch waardevolle industriële waarden aanwezig en er komen geen beschermde monumenten voor. Het terrein ligt niet binnen een van rijkswege Beschermd Stads- of Dorpsgezicht. Ook ligt het niet binnen een van gemeentewege Beschermd Stadsbeeld.

De voorgenomen planontwikkeling geeft vanuit Cultuurhistorie geen aanleiding tot nadere opmerkingen.

Conclusie

De realisatie van de zorgwoningen is, met inachtneming van de bovengenoemde aspecten alsnog mogelijk indien er planologisch ruimte ontstaat om de zorgwoningen te realiseren en gebruik wordt gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid.

Hoofdstuk 7 Plansystematiek En Juridische Vormgeving

7.1 Algemeen

Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is uitgegaan van de eisen die de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aan bestemmingsplannen stellen. De Wro en Bro leggen onder meer verplichtingen op ten aanzien van de opzet en presentatie van bestemmingsplannen. Hieruit vloeit onder andere voort dat bestemmingsplannen uitwisselbaar moeten zijn. De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012) is op hetvoorliggende plan toegepast om aan genoemde wettelijke verplichting te voldoen. Ook een aantal algemene bepalingen welke in hoofdstuk 3 en 4 van de regels is opgenomen (bijvoorbeeld de overgangsregels) zijn voorgeschreven in het Bro.

Het (juridische deel van het) bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de (plan)regels, vergezeld van een toelichting. De verbeelding visualiseert de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende deel van het bestemmingsplan. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van de aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

De toelichting heeft geen bindende werking: de toelichting maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en de onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van de bestemmingen en overige regels. In de toelichting wordt ook een relatie met het relevante beleid gelegd en een gebiedsbeschrijving gegeven. Op basis van het beleid en de gebiedsbeschrijving zijn vervolgens de uitgangspunten voor het bestemmingsplan geformuleerd.

Planvorm

De planvorm is er op gericht alle aanwezige functies in het plangebied te voorzien van een zodanige bestemmingsregeling dat enerzijds in zekere mate ontwikkelingen mogelijk zijn en anderzijds de ruimtelijke kwaliteit voldoende gewaarborgd blijft. Een gedetailleerd bestemmingsplan met een grote mate van flexibiliteit en toekomstgerichtheid is uitgangspunt. Dit betekent dat niet alleen het bestaande gebruik van een perceel of pand (bijvoorbeeld een school) wordt vastgelegd, maar ook wordt bekeken of andere maatschappelijke voorzieningen (zoals een wijkcentrum) ruimtelijk aanvaardbaar zijn. Daarnaast wordt niet alleen de bestaande bebouwing vastgelegd, maar wordt ook bekeken in hoeverre een extra bebouwingsmogelijkheid passend is. Dit betreft over het algemeen slechts marginale uitbreidingsmogelijkheden die passend zijn binnen de (woon)omgeving zoals bijvoorbeeld de uitbreiding van een woning door middel van het vergroten van het bouwvlak en/of het aanpassen van de maximale bouwhoogte.

Voor de actualisatie van bestemmingsplannen wordt gebruik gemaakt van het Standaard-bestemmingsplan van de gemeente Nijmegen, waarin standaard voorschriften en kaartbeeld zijn geformuleerd. Hierdoor wordt de beoogde eenduidigheid in de juridisch planologische regelgeving voor de bestaande stad beter zichtbaar. Het bestemmingsplan wordt zowel in analoge als digitale vorm opgesteld.

Planmethodiek

Het bestemmingsplan is opgesteld conform de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012 (Rsro 2012). Dit houdt in dat het bestemmingsplan is opgesteld volgens de StandaardVergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP), de verbeelding is getekend conform Informatiemodel Ruimtelijke Ordening 2012 (IMRO 2012) en wordt uitgewisseld volgens de conventies van de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten (STRI2012).

7.2 Juridische Vormgeving

Inleidende regels

Bij de inleidende regels wordt ingegaan op de begrippen en de wijze van meten.

Bestemmingsregels

In dit bestemmingsplan komen de volgende enkelbestemmingen voor: Bedrijf, Bedrijf-Nutsvoorziening, Centrum, Detailhandel, Dienstverlening, Gemengd, Groen, Groen-1,Horeca, Maatschappelijk, Maatschappelijk-begraafplaats, Tuin, Verkeer en Wonen. Daarnaast komen de volgende dubbelbestemmingen voor: Leiding-Hoogspanning, Leiding-Riool, Waarde-Archelogie 2, Waarde-Archelogie 3, Waarde-Cultuurhistorie.

Bedrijf

De bestemming Bedrijf is opgenomen voor bestaande bedrijven en bedrijfsterreinen waarbij geen sprake is van functiemenging. Daarbij wordt verwezen naar de in de bijlage bij de regels opgenomen Staat van Bedrijvigheid (zie bijlage 2 van de regels). De Staat van Bedrijvigheid (SvB) is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijvigheid (naar hoofdcategorieën), al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal milieucategorieën, veelal direct overgenomen uit de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering"(2009).

De SvB is in zijn algemeenheid een categorale indeling, waarbij per bedrijfscategorie de mate van milieu-hygiënische hinderlijkheid, aan de hand van een aantal indicatoren (o.a. geur, gevaar, geluid, stof ), wordt aangegeven. In de SvB behorende bij dit bestemmingsplan zijn slechts drie milieuhinder-categorieën opgenomen: 1, 2 en 3.1. Hiervoor gelden specifieke milieuzones, waarvan de straal wordt gegeven in door de zgn. "richtafstanden". Voor de genoemde milieuhinder-categorieën gelden richtafstanden van respectievelijk 10, 30 en 50 meter. Categorie 1 en 2 betreffen bedrijvigheid die wellicht toelaatbaar is tussen of soms zelfs onmiddellijk naast woonbebouwing. Categorie 3.1 betreft in principe kleine tot (middel)grote industrie. Deze categorie betreft activiteiten die slechts toelaatbaar zijn op afstand van woonbebouwing. Vaak is er bij dit soort bedrijvigheid sprake van bestaande, van oudsher ontstane, situaties. Bestaande bedrijven met een hogere milieucategorie (dus vanaf milieucategorie 3.2) zijn in dit bestemmingsplan apart aangeduid. In sommige gevallen, afhankelijk van de aard en inhoud van de aanduiding, heeft het bedrijf een zogenaamde 'maatbestemming', dat wil zeggen dat alleen het bedrijf dat ten ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan ter plaatse gevestigd is, is toegestaan. Als dit bedrijf vertrekt naar een andere locatie en/of haar activiteiten ter plaatse staakt, wordt automatisch teruggevallen op de plansystematiek en zijn ter plaatse alleen nieuwe bedrijven toegestaan voor zover deze zijn opgenomen in de Staat van bedrijvigheid behorend bij dit bestemmingsplan (bijlage 2 planregels). In andere gevallen is alleen de milieucategorie van het bedrijf aangeduid. Dit betekent dat als het bedrijf haar activiteiten ter plaatse staakt en/of vertrekt naar een andere locatie, een nieuw bedrijf in dezelfde milieucategorie is toegestaan. Deze milieucategorie kan afwijken van hetgeen is opgenomen in de Staat van bedrijvigheid.

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone- functiemengingsgebied' zijn bedrijven toegestaan voor zover deze voorkomen in categorie A, B of C van de Staat van bedrijvigheid en overigens voor zover deze voorkomen in categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijvigheid. De bestaande categorie 3.1 bedrijven zijn binnen deze gebieden apart aangeduid.

Ten opzichte van de VNG-publicatie is gekozen voor een afwijkende beoordeling van de hinderaspecten die samen hangen met autohandel- en reparatiebedrijven, benzinestations en aanverwante bedrijven. Deze bedrijfstypen zijn dan ook niet opgenomen in de Staat van bedrijvigheid voor dit gebied. Voor zover in dit bestemmingsplan binnen de bestemming Bedrijf een garagebedrijf voorkomt, is hier de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf' opgenomen. Bestaande garagebedrijven zijn daarmee in dit bestemmingsplan ingepast. Nieuw vestiging van garagebedrijven is niet mogelijk.

Bedrijf-Nutsvoorziening

De bestemming Bedrijf-Nutsvoorziening is opgenomen voor bestaande nutsvoorzieningen, voor zover deze niet onder de algemene regeling voor (Bouw)werken ten algemenen nutte vallen.

Centrum

De bestemming Centrum is opgenomen voor de winkelcentra in het Willemskwartier, de Steenbokstraat en St.Jacobslaan. Binnen deze bestemming zijn de functies bedrijven, cultuur en ontspanning, detailhandel, dienstverlening, kantoren en maatschappelijke voorzieningen toegestaan. Daarbij wordt verwezen naar de Staat van bedrijvigheid. Per winkelcentra zijn 2 supermarkten en 2 horecavoorzieningen mogelijk. In appartementengebouwen zijn bedrijven, cultuur en ontspanning, detailhandel, dienstverlening, kantoren en maatschappelijke voorzieningen uitsluitend toegestaan op de begane grond. Tevens is wonen toegestaan. Wonen is uitsluitend toegestaan op de verdieping(en).

De bestemming Centrum is vergelijkbaar met de bestemming Gemengd in zoverre dat het gaat om locaties waar meerdere functies zijn toegestaan. Echter een belangrijk onderscheid is dat het bij Centrum gaat om een winkelcentrum en bij Gemengd om veelal verspreid voorkomende functies. Een voordeel van de bestemming Centrum is dat de toegestane economische functies niet locatie gebonden zijn.

Dienstverlening

De (enkel) bestemming dienstverlening is opgenomen voor de praktijkruimte aan de Kastanjelaan 12. In het voorgaande bestemmingsplan had deze locatie een relatie met de maatschappelijke voorziening aan de achterzijde van het perceel. Deze relatie is nu niet meer duidelijk aanwezig.

Gemengd

De bestemming Gemengd is opgenomen voor al die locaties waar meerdere hoofdfuncties zijn toegestaan, met uitzondering van de winkelcentra waarvoor de bestemming Centrum is opgenomen. Binnen de bestemming Gemengd zijn de functies bedrijven, cultuur en ontspanning, dienstverlening, kantoren en maatschappelijke voorzieningen mogelijk. Daarbij wordt verwezen naar de Staat van bedrijvigheid. Er zijn aanduidingen opgenomen voor bestaande functies die niet in de Staat van bedrijvigheid zijn opgenomen. Deze functies zijn alleen op de bestaande locatie toegestaan. Daarnaast zijn aanduidingen opgenomen om wonen in het algemeen (aanduiding 'wonen') of alleen een specifieke woonvorm (bedrijfswoning, zorgwoning, seniorenwoning) toe te staan. Met de aanduidingen 'detailhandel' en 'horeca' is aangegeven op welke locaties detailhandel of horeca is toegestaan. Detailhandel en horeca is uitsluitend toegestaan op de begane grond en in de kelderruimte.

Groen

De in het plangebied voorkomende grotere groenvoorzieningen zijn voorzien van de bestemming Groen. Binnen de overige bestemmingen zijn echter ook groenvoorzieningen mogelijk. Zo zijn bijvoorbeeld binnen de bestemming Verkeer groenvoorzieningen mogelijk, zodat bermen niet als groen bestemd hoeven te worden. Binnen de bestemming Groen zijn ook bijbehorende voorzieningen zoals sport- en speelvoorzieningen, terrassen, hondenuitlaatplaatsen, in- en uitritten en fiets- en voetpaden mogelijk. Tevens zijn wadi's, water, overstortvijvers, rioolbuffers, erfafscheidingen en geluidwerende voorzieningen mogelijk. In de bestemming Groen is parkeren niet toegestaan, met uitzondering van ondergrondse parkeervoorzieningen.

Groen-1

De bestemming Groen-1 is opgenomen voor de groenvoorzieningen en dan met name de geluidsschermen en (ondergrondse) parkeervoorzieningen voor de nieuwbouw aan de Genestetlaan.

Horeca

De (enkel) bestemming Horeca is opgenomen ten behoeve van het cafe op de hoek Muntweg/Groenestraat. De overige horecafuncties in het plangebied vallen in de bestemming Gemengd (met een aanduiding) of Centrum.

Maatschappelijk

De bestemming Maatschappelijk is opgenomen voor maatschappelijke voorzieningen van enige omvang waarbij geen combinatie met andere functies voorkomt. Daarbij wordt verwezen naar de Staat van bedrijvigheid. Het gehele pand mag ten behoeve van de maatschappelijke voorziening worden gebruikt. Binnen de bestemming Maatschappelijk zijn ook bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen en sport- en speelvoorzieningen mogelijk. Tevens zijn wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen mogelijk.

Maatschappelijk-begraafplaats

De bestemming Maatschappelijk-begraafplaats is opgenomen voor de begraafplaats aan de Groenestraat-Dobbelmannweg.

Tuin

De bestemming Tuin is opgenomen voor tuinen en groenvoorzieningen bij hoofdgebouwen. De bestemming tuin is veelal gelegen vóór en eventueel naast het hoofdgebouw. Binnen de bestemming Tuin zijn beperkte bouwmogelijkheden voor aan- en uitbouwen opgenomen. De tuin bij een woning mag voor 50% gebruikt worden ten behoeve van parkeren. In overige gevallen mag de tuin geheel worden gebruikt voor parkeren. Wanneer tevens de dubbelbestemming Waarde Cultuurhistorie geldt, is het aanleggen van parkeervoorzieningen vergunningplichtig.

Verkeer

Binnen de bestemming Verkeer vallen wegen met een functie voor verblijf en verplaatsing (waaronder terrassen), verkeerswegen (waaronder busbanen, fiets- en voetpaden), openbaar vervoer (waaronder hoogwaardig openbaar vervoer), kunstwerken (zoals bruggen en andere waterstaatkundige werken), parkeervoorzieningen (waaronder garageboxen en parkeergarages) en fietsenstallingen. Ook zijn bijhorende voorzieningen zoals groen-, sport- en speelvoorzieningen, reclameobjecten, taluds, erfafscheidingen en geluidwerende voorzieningen toegestaan. Tevens zijn wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen mogelijk. Ook binnen de andere bestemmingen zijn verkeersvoorzieningen mogelijk.

Wonen

Binnen de bestemming Wonen is wonen in algemene zin toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen- centraal wonen' is uitsluitend centraal wonen toegestaan. Binnen de bestemming Wonen is een aanduiding 'bouwvlak' opgenomen waarbinnen het hoofdgebouw (woning) mag worden opgericht. Aan de hand van de diepte van het achtererf is de grootte van het bouwvlak bepaald. In ieder geval is de bestaande legale situatie bestemd. Waar mogelijk zijn uitbreidingsmogelijkheden geboden. Binnen de aanduiding 'bouwvlak' mogen ook aan- en uitbouwen worden gerealiseerd. Op het erf zijn bouwmogelijkheden voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen.

Leiding-Hoogspanning (dubbelbestemming)

Met deze dubbelbestemming zijn de ondergrondse hoogspanningsleidingen door het plangebied aangegeven. Veelal liggen deze leidingen onder de wegen. Voor de zakelijk rechtstrook is de dubbelbestemming Leiding-Hoogspanning opgenomen (2,5 meter aan weerszijden van elke hoogspanningsleiding). Op deze gronden mag ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, in afwijking van het bepaalde in de bijbehorende bouwregels, niet worden gebouwd. Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien het belang van de leiding hierdoor niet wordt geschaad. Tevens is een omgevingsvergunning voor werken- en werkzaamheden vereist. Voorafgaand wordt advies gevraagd bij de leidingbeheerder. Liander N.V. is de beheerder van de hoogspanningsleidingen.

Leiding-Riool (dubbelbestemming)

Met deze dubbelbestemming zijn de hoofdriolen aangegeven. Veelal liggen deze leidingen onder de wegen. Voor dergelijke leidingen geldt een beschermingszone van 6 meter aan weerszijden van de buis, gerekend vanaf de buitenkant van de buis. Op deze gronden mag ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, in afwijking van het bepaalde in de bijbehorende bouwregels, niet worden gebouwd. Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien het belang van het riool hierdoor niet wordt geschaad. Tevens is een omgevingsvergunning voor werken- en werkzaamheden vereist. Voorafgaand wordt advies gevraagd bij de leidingbeheerder. De gemeente is de beheerder van de riolen.

Waarde-Cultuurhistorie (dubbelbestemming)

Voor het beschermde stadsbeeld Willemskwartier is het belangrijk dat de cultuurhistorische waarden en kwaliteiten van deze gebieden ook beschermd worden via het bestemmingsplan. Om die reden is aan de gronden binnen de beschermde stadsbeelden de dubbelbestemming 'Waarde-Cultuurhistorie' gekoppeld. De gronden met deze dubbelbestemming zijn mede bestemd voor behoud, bescherming en/of herstel van de cultuurhistorische waarden van het beschermde stadsbeeld. Ter bescherming van cultuurhistorische waarden wordt een omgevingsvergunning verplicht gesteld voor bouw- en sloopactiviteiten. Bij ruimtelijke ingrepen zijn de cultuurhistorische waarden en kwaliteiten leidend, zoals deze zijn vastgelegd in de gebiedsatlas die behoort bij de 'Toelichting Beschermd Stadsbeeld Willemskwartier', Alvorens het bevoegd gezag een beslissing neemt over het verlenen van een omgevingsvergunning, brengt de Commissie Beeldkwaliteit schriftelijk advies uit.

Algemene regels

De algemene regels in dit bestemmingsplan bestaan uit:

  • een anti-dubbeltelregel;
  • algemene bouwregels: regels voor beeldende kunst, bouwwerken ten algemenen nutte, jongerenontmoetingsplaatsen en ondergronds bouwen;
  • algemene gebruiksregels (regels voor aan huis verbonden beroepen en bedrijven, bed en breakfast, buitenschoolse opvang en kinderdagverblijven, evenementen, ondersteunende horeca en seksinrichting of escortbedrijf);
  • algemene aanduidingsregels:milieuzone-grondwaterbeschermingsgebied, milieuzone-functiemengingsgebied, veiligheidszone-barim-1, veiligheidszone-vervoer gevaarlijke stoffen-1, veiligheidszone vervoer gevaarlijke stoffen- 2, veiligheidszone externe veiligheid, wetgevingszone-waarde archeologie- 1, wetgevingszone-wijzigingsgebied en een overige zone-cultuurhistorisch waardevolle erfafscheiding.
  • algemene afwijkingsregels.
  • overige regels (parkeerregels en voorrangsregeling bestemmingen).

Overgangs- en slotregels

In het overgangsrecht is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd.

In de slotregel staat de officiële naam van dit bestemmingsplan (Nijmegen Midden 2015).

7.3 Flexibiliteit

In het bestemmingsplan zijn mogelijkheden opgenomen om een omgevingsvergunning te verlenen om af te wijken van het bestemmingsplan. Het kan hierbij gaan om afwijking van de bouwregels of afwijking van de gebruiksregels. Bij de dubbelbestemming Waarde-archeologie bijvoorbeeld geldt een bouwverbod voor de overige voor deze gronden geldende gebruiksfuncties. Van dit bouwverbod kan door middel van een omgevingsvergunning worden afgeweken.

Het aantal afwijkingsbevoegheden in dit bestemmingsplan is beperkt. Uitgangspunt is zoveel mogelijk rechtstreekse flexibiliteit (bouw- en gebruiksmogelijkheden) te bieden ter voorkoming van extra procedures. Het door middel van een afwijking toestaan van overschrijdingen van bouwbepalingen is immers nogal omslachtig als dergelijke overschrijdingen al bij voorbaat stedenbouwkundig aanvaardbaar en/of wenselijk zijn.

7.4 Aanvullende (Wettelijke) Instrumenten

Op het moment dat zich een geval voordoet dat niet past binnen de bestaande situatie en waarvoor op grond van het bestemmingsplan ook geen omgevingsvergunning kan worden verleend, kan gebruik worden gemaakt van een aantal (wettelijke) instrumenten om af te wijken van het bestemmingsplan. Deze instrumenten worden hieronder nader beschreven.

2.4.1 Het vergunningvrij bouwen (en/of gebruiken)

In bijlage II van het Besluit Omgevingsrecht (Bor) zijn activiteiten opgenomen waarvoor geen omgevingsvergunning nodig is. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen twee categorieën van vergunningvrije activiteiten:

  • de categorieën gevallen waarin voor bouwactiviteiten of planologische gebruiksactiviteiten geen omgevingsvergunning is vereist (artikel 2). Deze activiteiten zijn op grond van het Bor vergunningvrij, ook al passen ze niet in het bestemmingsplan of de beheersverordening. De activiteiten hebben o.a. betrekking op: bijbehorende bouwwerken, een dakkapel in het achterdakvlak, zonnepanelen, vlaggenmasten, erfafscheidingen, nutsgebouwtjes, dakkapellen, antenne-installaties, straatmeubilair, containers voor huisvuil en installaties voor het regelen van verkeer;
  • de categorieën gevallen waarin voor bouwactiviteiten geen omgevingsvergunning is vereist (artikel 3). Deze activiteiten zijn op grond van het Bor vergunningvrij voor zover de activiteiten passen in het bestemmingsplan of de beheersverordening. De activiteiten hebben o.a. betrekking op: bijbehorende bouwwerken, een dakkapel in het voordakvlak, zwembaden bij woningen, openbare speeltoestellen en een veranderingen van een bouwwerk.

Het Bor zelf stelt een aantal beperkingen aan het vergunningvrij bouwen (of gebruiken). Deze beperkingen zijn o.a. van toepassing op:

  • beschermde monumenten (artikel 3a en 4a lid 1);
  • (rijks)beschermde stadsgezichten (artikel 4a lid 2);
  • een gebied dat wegens explosiegevaar of op grond van veiligheidsrisico's onbebouwd moet blijven (artikel 5, lid 3);
  • gebieden met archeologische waarden (artikel 5 lid 4).

Bijbehorende bouwwerken (zoals aan-, uit- en bijgebouwen) mogen alleen vergunningvrij gebouwd worden binnen het 'achtererfgebied'. In artikel 1 is een definitie van het 'achtererfgebied' opgenomen. Wat op grond van het Bor onder 'achtererfgebied' wordt verstaan, kan echter verschillen met wat in het bestemmingsplan onder 'erf' wordt verstaan.

De mogelijkheden voor vergunningvrij bouwen (of gebruiken) volgens artikel 2 worden door het bestemmingsplan niet ingeperkt, tenzij in het bestemmingsplan een regeling is opgenomen die bebouwing van het erf verbiedt. Daarvan kan bijvoorbeeld sprake zijn wanneer voor (een gedeelte van) het erf de bestemming Groen is opgenomen of een (andere) bestemming of aanduiding die bebouwing uitsluit.

In het bestemmingsplan zijn vaak een of meerdere dubbelbestemmingen en/of gebiedsaanduidingen opgenomen met als doel om bepaalde waarden en/of bepaalde belangen te beschermen. Te denken valt bijvoorbeeld aan de bescherming van archeologische waarden of het belang van een veilige waterkering. Om deze waarden of belangen te beschermen wordt meestal gewerkt met een bouwverbod. Het bouwverbod bij de dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen is niet van toepassing op het vergunningvrij bouwen (of gebruiken) volgens artikel 2. Dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen hebben wel tot gevolg dat het vergunningvrij bouwen volgens artikel 3 niet mogelijk is. Er moet dan een omgevingsvergunning worden aangevraagd waarbij wordt getoetst of door dit bouwen de te beschermen waarden en belangen niet worden geschaad.

Op het vergunningvrije bouwen (of gebruiken) is geen procedure van toepassing. Deze activiteiten kunnen zonder meer worden uitgevoerd. Vergunningvrije bouwactiviteiten dienen wel te voldoen aan het Bouwbesluit.

2.4.2 Planologische kruimelgevallen

In bijlage II (artikel 4) van het Bor zijn ook de zogenaamde planologische kruimelgevallen opgenomen. Het gaat om bijbehorende bouwwerken die groter zijn dan de vergunningvrije bouwwerken, infrastructurele en nutsvoorzieningen, antennes tot 40m, duurzame energie-installaties, evenementen en gebruiksveranderingen (inclusief inpandige bouwactiviteiten). Voor de toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid zijn beleidsregels opgesteld (gepubliceerd in het Gemeenteblad gemeente Nijmegen, nr 62699, 13 juli 2015).

Voor de activiteiten die via de kruimelgevallenregeling mogelijk kunnen worden gemaakt geldt de reguliere voorbereidingsprocedure van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Dit betekent dat er een beslistermijn geldt van 8 weken na ontvangst van de aanvraag. Nadat de vergunning is verleend staat tegen de vergunning bezwaar en beroep open.

2.4.3 Projectafwijkingsbesluit

Voor de - op dit moment- onvoorziene omstandigheden, die niet met de voorgaande instrumenten zijn in te passen, biedt de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), de mogelijkheid van het bestemmingsplan af te wijken indien wordt aangetoond dat de beoogde ontwikkeling in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Voor het afwijken van het bestemmingsplan via dit instrument geldt de uitgebreide voorbereidingsprocedure. Deze procedure omvat een termijn waarin de ontwerpvergunning ter inzage wordt gelegd en eenieder zijn of haar zienswijze kan indienen. De wettelijke proceduretijd bedraagt 6 maanden (exclusief voorbereidingstijd, opstellen ruimtelijke onderbouwing etc.). Nadat de vergunning is verleend staat hiertegen direct beroep open.

2.4.4 Postzegelbestemmingsplan

Behalve de mogelijkheden uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), kent ook de Wet op de ruimtelijke ordening (Wro) nog een mogelijkheid om af te wijken van het bestemmingsplan. Indien zich, na de vaststelling van het bestemmingsplan, op een bepaald perceel een ontwikkeling voordoet die niet past binnen het bestemmingsplan, kan hiervoor een zogenaamd postzegel-bestemmingsplan worden vastgesteld. Voor dat perceel komt dit (actualisatie) bestemmingsplan dan te vervallen.

Hoofdstuk 8 Retrospectieve Toets

Algemeen

Het bestemmingsplan is bindend voor een ieder. De primaire verantwoordelijkheid voor daadwerkelijke controle en handhaving ligt bij de gemeente. Doel van handhaven is het verkrijgen van een verbeterde leefbaarheid, veiligheid en verhoogde kwaliteit van de woon- en werkomgeving. Bouwen en gebruik conform het bestemmingsplan is uitgangspunt. Afwijkingen zijn alleen toelaatbaar als daarvoor een vergunning is verleend.

In het ruimtelijk bestuursrecht is de gemeente op grond van de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht bevoegd tot het toepassen van bestuursdwang ten aanzien van ontwikkelingen die strijdig zijn met de bepalingen van het bestemmingsplan. Een bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen, kan in plaats daarvan aan een overtreder een last onder dwangsom opleggen. Deze vormen van handhaving vallen onder de zogenoemde repressieve handhaving. Hiermee wordt gedoeld op de middelen en/of het instrumentarium waarmee de gemeente naleving kan afdwingen, dan wel tegen normafwijkend gedrag correctief kan optreden.

Naast repressieve wordt preventieve handhaving onderscheiden, gericht op het voorkomen van overtredingen. Deze komt voornamelijk tot uitdrukking in het toezicht op bouwen en gebruik van gronden en gebouwen. Preventieve handhaving geschiedt over het algemeen door informele middelen zoals informeel contact tussen de met handhaving belaste personen en de gebruikers en bouwers.

De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (gebruik en bebouwing) van het plangebied tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan. Ook voor de rechtszekerheid is het vastleggen van de bestaande toestand belangrijk. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan wordt ruim aandacht besteed aan de (technische) handhaafbaarheid van de voorschriften. Deze dienen eenduidig te zijn.

Retrospectieve toets

Een retrospectieve toets geeft aan welke situaties in bouw en gebruik er bestaan die niet in overeenstemming zijn met de vigerende bestemmingsplannen en verleende vergunningen. In deze toets wordt aangegeven in welke situaties de oude bestemming wordt gehandhaafd (na de strijdige situatie te hebben gewraakt) en in welke situaties een nieuwe bestemming wordt geven, waarmee de strijdige situatie gelegaliseerd wordt. De derde mogelijkheid is het brengen van de situatie onder het overgangsrecht, maar dit verdient niet de voorkeur.

De retrospectieve toets van Nijmegen-Midden is opgenomen in de navolgende tabel:

Adres Situatie Mogelijkheden
Dobbelmannweg 30a
Het bijgebouw op het achtererf is verbouwd van bedrijfsruimte naar berging/woonruimte.
De bewoning is vastgesteld en de eigenaar is aangeschreven vanwege het illegale gebruik (bewoning) van de bedrijfsruimte.
Hatertseweg 276 Bewoning in caravan op achterterrein
Na aanschrijving is de bewoning beëindigd.
Hatertseweg 777 Bewoning in vrijstaand bijgebouw (dubbele garage) Na aanschrijving is bewoning beëindigd.
St. Jacobslaan 96A Bewoning voormalig bedrijfsgebouw (autogarage) Na aanschrijving is de bewoning beëindigd.

Vossenlaan 191
het buitenterrein (erf) wordt vrijwel geheel gebruikt als stallingsruimte en werkplaats voor het frequent restaureren aan oldtimers dan wel het sleutelen aan auto's. Aard, omvang en frequentie van de werkzaamheden zijn in strijd met de gebruiksvoorschriften van het bestemmingsplan .
Er is een voor)aanschrijving verstuurd aan de eigenaar van het perceel met het verzoek om de activiteiten te beeindigen.
Hatertseweg 65 Bewoning voormalig atelier (bijgebouw) vastgesteld. Eigenaar is aangeschreven om bewoning van het bijgebouw te beeindigen. Dit is inmiddels ook gebeurd. Bewoning vindt nu alleen plaats in de hoofdbebouwing (woning);
Holtermanstraat 2 Betreft het wijzigen van een woonhuis met kantoor in drie wooneenheden. Voor dit gebruik is een vergunning verleend waardoor het gebruik is gelegaliseerd;

Groenestraat 191
betreft het handelen in strijd met het bestemmingsplan-gebruik detailhandel.
Voor dit gebruik is een vergunning verleend waardoor het gebruik is gelegaliseerd.
Willemsweg 211 bedrijfsmatig gebruik (kantoor) in bijgebouw bestemd voor 'woondoeleinden'.
Er is een voor)aanschrijving verstuurd aan de huurder van het gebouw met het verzoek om de activiteiten te beeindigen. Naar aanleiding van legalisatieonderzoek is besloten om de bestemming van huisnr 207 te wijzigen naar Gemengd (+ aanduiding Wonen op hoofdgebouw). Hiermee is het bestaande gebruik gelegaliseerd.
Willemsweg 61 geconstateerd is dat de afhaalzaak nog open is na sluiting van de winkel. Dit is zowel in strijd met het Bp als de Winkeltijdenwet. (voor)aanschrijving verstuurd + aankondiging regelmatige controle.

Hoofdstuk 9 Uitvoerbaarheid

9.1 Economische Uitvoerbaarheid

Voor het bestemmingsplan moet onderzoek gedaan worden naar de economische uitvoerbaarheid conform artikel 3.1.6 lid 1 sub f van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Er is bij het opstellen van het bestemmingsplan zoveel mogelijk rekening gehouden met de bestaande rechten, zodat het planschaderisico tot een minimum is beperkt. De kosten van deze actualisatie worden gedekt uit de gemeentelijke begroting.

In dit conserverende bestemmingsplannen worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Een exploitatieplan zoals bedoeld in artikel 6.12 lid 1 van de Wro is derhalve niet noodzakelijk (artikel 6.12 lid 2 sub a Wro).

9.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Op de voorbereiding van het bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing. Daarnaast gelden er voor de voorbereiding bijzondere eisen vanuit de Wet (en het Besluit) ruimtelijke ordening (Wro/Bro). Op grond van afdeling 3.4 van de Awb wordt het ontwerpbesluit, in dit geval het ontwerpbestemmingsplan, ter inzage gelegd en kan door eenieder zienswijzen omtrent het ontwerp bij de gemeenteraad naar voren worden gebracht. Daarnaast pleegt het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van het bestemmingsplan overleg met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van de belangen welke in het plan in het geding zijn (artikel 3.1.1 van het Bro), het zogenaamde vooroverleg.

9.2.1 Vooroverleg

Over het voorontwerp van het bestemmingsplan heeft vooroverleg plaatsgevonden met:

  • Kamer van Koophandel;
  • Waterschap Rivierenland;
  • Provincie Gelderland;
  • Veiligheidsregio Gelderland-Zuid

Hieronder is de inhoud van de reacties weergegeven en voorzover nodig de beantwoording ervan:

  • Kamer van Koophandel

PM

  • Waterschap Rivierenland

Het Waterschap heeft gereageerd per brief d.d. 4 februari 2015 (kenmerk: 201500979/305022, registratienummer: 15.0001415). Het4 plan bevat geen ruimtelijk relevante wateraspecten (zoals bijvoorbeeld watergangen, persleidingen, waterkeringen of compenserende waterberging) zodat de watertoets niet verder doorlopen hoeft te worden. Voor de uitvoering van het plan is geen watervergunning van het waterschap vereist.

  • Provincie Gelderland

De provincie Gelderland heeft gereageerd per brief d.d. 4 maart 2015. Het plan voorziet in een actualisatie van enkele vigerende bestemmingsplannen voor het plangebied Nijmegen Midden. Het bestemmingsplan is grotendeels conserverend van aard. Volgens de toelichting bij het bestemmingsplan wordt de bestaande situatie zoveel mogelijk geconsolideerd. Gezien de ligging van het plangebied en de onderbouwing in de toelichting verwachten wij dat er geen provinciale belangen in het geding zijn. De afdelingen adviseren het plan verder in procedure te brengen. Het ontwerpplan zal worden beoordeeld als het digitaal aan de Provincie wordt voorgelegd.

  • Veiligheidsregio Gelderland-Zuid

De veiligheidsregio heeft over dit bestemmingsplan eerder een advies uitgebracht (zie bijlage toelichting. Het plan geeft voor de Veiligheidsregio geen aanleiding om het eerdere advies te wijzigen. Het betreft een over het algemeen conserverend bestemmingsplan. Het verzoek om vooroverleg is beoordeeld als een verzoek in het kader van de verantwoordingsplicht groepsrisico (brief Veiligheidsregio Gelderland-Zuid, briefnr VR/BRW/15/3007/HH, registratienr. 15.0001298).

9.2.2 Zienswijzen

Het ontwerp bestemmingsplan heeft in de periode van donderdag 19 november tot en met woensdag 30 december 2015 voor een ieder ter inzage gelegen. Op 19 november 2015 heeft een informatieavond plaatsgevonden. Er zijn in totaal 25 zienswijzen binnengekomen. De zienswijzen zijn samengevat in een zienswijzennota en voorzien van een (ambtshalve) beoordeling. Ook is aangegeven of de zienswijze al dan niet tot aanpassing van het bestemmingsplan heeft geleid. Eén van de ingediende zienswijzen is buiten de termijn ingediend en daarmee niet-ontvankelijk. De zienswijze is overigens wel betrokken bij de aanpassingen van het bestemmingsplan. De zienswijzennota is toegevoegd als bijlage bij de toelichting.

Bijlagen Bij Toelichting

Bijlage 1 Ruimtelijke Structuur (Afbeelding)

Bijlage 2 Bedrijvenlijst Nijmegen Midden

Bijlage 3 Overzicht Bouwplannen Royal Smit Transformers

Bijlage 4 Visie Groenestraat Oktober 2012

Bijlage 5 Risico's Spoor Nijmegen

Bijlage 6 Advies Veiligheidsregio Gelderland Zuid

Bijlage 7 Motivering Voor De Wijzigingen In Het Kaartbeeld-archeologie

Bijlage 8 Cultuurhistorische Waardenkaart

Bijlage 9 Cultuurhistorische Waarden

Bijlage 10 Cultuurhistorisch Waardevolle Bebouwing En Objecten

Bijlage 11 Beschermd Stadsbeeld Willemskwartier

Bijlage 12 Zienswijzennota