KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Bepalingen
Artikel 1 Begripsbepalingen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - 1
Artikel 4 Agrarisch - 2
Artikel 5 Agrarisch - 4
Artikel 6 Agrarisch - 8
Artikel 7 Bedrijf - 1
Artikel 8 Bedrijf - 2
Artikel 9 Bos
Artikel 10 Horeca
Artikel 11 Water
Artikel 12 Wonen
Artikel 13 Wonen - 1
Artikel 14 Wonen - 2
Artikel 15 Wonen - 7
Artikel 16 Wonen - 10
Artikel 17 Leiding - Gas
Artikel 18 Waarde - Archeologie
Artikel 19 Waarde - Cultuurhistorie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 20 Anti-dubbeltelregel
Artikel 21 Algemene Bouwregels
Artikel 22 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 23 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangsrecht En Slotregels
Artikel 24 Overgangsrecht
Artikel 25 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Plangebied
1.3 Geldend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Te Wijzigen Adressen
2.1 Zuiderzeestraatweg Nabij 213 In Oldebroek
2.2 Bovenheigraaf 108, 108a, 108b En 110 In Oldebroek
2.3 Mheneweg Zuid 15a In Oldebroek
2.4 Oude Dijk 7 En 7a In Oldebroek
2.5 Ottenweg 31 In Oldebroek
2.6 Zuiderzeestraatweg 179, 179a En 179b In Oldebroek
2.7 Zuiderzeestraatweg 337 In Oldebroek
2.8 Zuiderzeestraatweg 432 In Wezep
2.9 Eikenhof 10 Tm 20 In Oosterwolde
2.10 Bovendwarsweg 96, 96a, 96b En 100 In Oldebroek
2.11 Zuiderzeestraatweg 254 In Oldebroek
2.12 Zwarteweg 58, 60 En 62 In Oosterwolde
2.13 Haasjesweg 2 In Hattemerbroek
2.14 Bovenstraatweg 51, 53 En 53a In Oldebroek
2.15 Voskuilersteeg 21 In Hattemerbroek
2.16 Bovenstraatweg 38 En 38a In Oldebroek
2.17 Zuiderzeestraatweg 220 In Oldebroek
2.18 Voskuilersteeg 17 In Hattemerbroek
2.19 Oostendorperstraatweg 73 In Oosterwolde
2.20 Koemkolkweg 7 In Oosterwolde
2.21 Voskuilerdijk 19 In Hattemerbroek
2.22 Stationsweg 134 In Wezep
2.23 Groote Woldweg 79 In Oosterwolde
2.24 Beschermingszone Langs Zuidelijke Reevediepdijk
2.25 Bovenmolenweg 10, 10a In Oldebroek
2.26 Groote Woldweg 67, 67a In Oosterwolde
2.27 Bovenheigraaf 76 In Oldebroek
2.28 Portsweg 2 In Wezep
2.29 Winterdijk 32 In Oosterwolde
2.30 Vierhuizenweg 2a En 4 In Oldebroek
2.31 Het Kooiveen 7 T/m 17 In Oldebroek
2.32 Groote Woldweg 83 In Oosterwolde
Hoofdstuk 3 Beleid
Hoofdstuk 4 Onderzoek Aspecten
4.1 Milieueffectbeoordeling
Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten
5.1 Algemeen
5.2 Opzet Veegplan
5.3 De Verbeelding
5.4 Verantwoording Regels
5.5 Handhaving
Hoofdstuk 6 Economische En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.1 Algemeen
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
6.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Kom
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Buitengebied
Bijlage 3 Archeologische Beleidskaart
Bijlage 4 Staat Van Horecaactiviteiten
Bijlage 1 Nota Van Beantwoording Zienswijzen Ontwerpbestemmingsplan

Tweede veegplan Oldebroek

Bestemmingsplan - gemeente Oldebroek

Vastgesteld op 20-04-2023 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Tweede veegplan Oldebroek van de gemeente Oldebroek;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0269.VP002-VG01 met de bijbehorende regels;

1.3 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit:

het verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke - geheel of overwegend geheel door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, waarvan de aard, de omvang en de uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit in de woning en/of in de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie ter plaatse, kan worden uitgeoefend;

1.7 aan-huis-verbonden beroep:

het in een woning en/of in de daarbij behorende bijgebouwen uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, kunstzinnig, maatschappelijk, medisch, ontwerptechnisch, paramedisch of zakelijk gebied dan wel een daarmee gelijk te stellen gebied, alsmede dienstverlenende bedrijven (waaronder niet wordt begrepen een escortbedrijf en/of een seksinrichting), waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;

1.8 afdekfolie:

folie die op de bodem wordt aangebracht om de groei van gewassen te bevorderen;

1.9 agrarisch aanverwant bedrijf:

een bedrijf, dat in nauwe relatie staat tot het agrarisch bedrijf, waarvan de werkzaamheden in hoofdzaak bestaan in de vorm van het houden van dieren, van het kweken van wormen en/of van het bewerken en telen van gewassen, al dan niet in combinatie met het verlenen van diensten aan derden, zoals een gebruiksgerichte paardenhouderij en een wormenkwekerij;

1.10 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het bedrijfsmatig produceren en/of het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, waaronder mede wordt verstaan een productiegerichte paardenhouderij en een veehandelsbedrijf;

1.11 agrarisch gebruik:

gebruik dat gericht is op het bedrijfsmatig houden en/of op het hobbymatig houden van dieren (grondgebonden en niet-grondgebonden) en/of op het telen van gewassen, niet zijnde bloemkwekerijgewassen, boomkwekerijgewassen, graszodenteelt en/of containerteelt;

1.12 Algemene wet bestuursrecht:

Wet van 4 juni 1992, houdende algemene regels van bestuursrecht, zoals deze wet luidt ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.13 ander werk:

een werk, geen bouwwerk zijnde;

1.14 archeologisch monument:

terrein dat van algemeen belang is wegens daar aanwezige zaken als hun cultuurhistorische waarde en/of hun betekenis voor de wetenschap en/of hun schoonheid en die daarom op grond van de Monumentenwet worden beschermd;

1.15 archeologisch waardevol terrein:

een terrein waarin zich voorwerpen en/of bewoningssporen van vroegere samenlevingen bevinden;

1.16 bassin:

een mest- of een waterbak voor de opslag van mest of water ten behoeve van agrarische activiteiten;

1.17 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.18 bebouwingspercentage:

een in de regels aangegeven percentage, dat het gedeelte van het bouwvlak aangeeft dat maximaal bebouwd mag worden;

1.19 bed en breakfast:

een bedrijfsmatige voorziening die gericht is op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt als een toeristische recreatieve activiteit aan maximaal acht personen en die ondergeschikt is aan de hoofdbestemming;

1.20 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.21 bedrijfsmatige exploitatie:

het door middel van een bedrijf, een stichting of een ander rechtspersoon beheren en/of exploiteren van recreatieobjecten en/of recreatieparken, waarbij voor recreatieverblijven geldt, dat daar permanent wisselende recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden worden aangeboden;

1.22 bedrijfswoning of dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) één persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is voor beheer en toezicht;

1.23 beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte:

de begane grondvloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep of voor een (dienstverlenend) bedrijf of voor een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, inclusief administratieruimte, opslagruimte en dergelijke;

1.24 bestaand:

  1. a. voor bouwwerken die krachtens de Woningwet zijn toegestaan, andere werken geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden:
      • aanwezig zijn, in uitvoering zijn, dan wel gebouwd kunnen worden krachtens een bouwvergunning, ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  2. b. voor het overige gebruik:
      • bestaand ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.25 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.26 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.27 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de functie en door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat geen interne verbinding heeft met dat hoofdgebouw;

1.28 binnenbak:

overdekte piste voorzien van een doorgaans bewerkte of een aangepaste bodem, waar naast africhting en training van het paard, eveneens toetsing van de prestaties van de combinatie paard en ruiter in diverse disciplines kan plaatsvinden;

1.29 biologisch agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het bedrijfsmatig produceren en/of voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, in samenwerking met de natuur en waar geen gebruik wordt gemaakt van kunstmest en chemisch-synthetische bestrijdingsmiddelen;

1.30 bloemkwekerijbedrijf:

een bedrijfsvoering die specifiek gericht is op de teelt van perkplanten, potplanten, snijbloemen en vaste planten;

1.31 boomteelt:

een bedrijfsvoering die specifiek gericht is op de teelt van boomkwekerijgewassen;

1.32 boomkwekerijbedrijf:

een bedrijfsvoering die specifiek is gericht op de boomteelt, op de fruitteelt en op de sierteelt, in de vorm van vollegrondsteelt dan wel containerteelt;

1.33 boomkwekerijgewassen:

houtige gewassen zoals bomen, heesters en struiken, die geteeld worden door bijvoorbeeld een boomkwekerijbedrijf;

1.34 bosbouw:

het geheel van bedrijfsmatig handelen en van activiteiten gericht op de instandhouding en op de ontwikkeling van bestaande respectievelijk nieuwe bossen ten behoeve van (de functies) houtproductie, landschap, milieu, natuur en recreatie;

1.35 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, het veranderen of het vernieuwen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, het veranderen of het vernieuwen van een standplaats;

1.36 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.37 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat aan de bovenzijde en aan de onderzijde door een horizontale vloer of een balklaag is begrensd, inclusief de onderliggende vloer en het deel van hetzelfde bouwniveau dat onder een dak ligt, waarvan de vrije doorgangshoogte meer bedraagt dan 1,50 meter;

1.38 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.39 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.40 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.41 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, metaal, steen of enig ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond;

1.42 bouwwerken behorende bij een paardenbak:

een omheining of een hekwerk en lichtmasten;

1.43 buitenbak, paardenbak, paardentrainingsveld of rijbak:

een niet-overdekte piste voorzien van een bewerkte of een aangepaste bodem, waar naast africhting en training van het paard eveneens toetsing van de prestaties van de combinatie paard en ruiter in diverse disciplines kan plaatsvinden;

1.44 college:

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oldebroek;

1.45 containerteelt:

het niet in de vollegrond telen van gewassen, oftewel een niet-grondgebonden teelt;

1.46 cultuurgrond:

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden, die hobbymatig in gebruik zijn en niet worden gebruikt ten behoeve van een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;

1.47 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk, aan een landschapselement of aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk, van dat landschapselement of van dat gebied heeft gemaakt;

1.48 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.49 dakkapel:

een ondergeschikte uitbouw die het hellende dakvlak onderbreekt en aangebracht is om licht en lucht onder de kap toe te laten en om het gebruiksoppervlak te vergroten;

1.50 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten behoeve van verkoop, het verkopen en/of het (af)leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een bedrijfs- of van een beroepsactiviteit, met uitzondering van e-commerce;

1.51 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:

een bedrijf of een instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen fotostudio's, kapperszaken, mani- en/of pedicures, schoonheidssalons, trimsalons en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.52 dienstverlening:

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van een seksinrichting;

1.53 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

1.54 erf:

een al dan niet bebouwd perceel of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en de bestemming deze inrichting niet verbiedt;

1.55 erker:

een uitbouw aan een hoofdgebouw waarvan:

  1. a. de breedte niet meer dan 60% is van de breedte van de gevel waaraan wordt gebouwd;
  2. b. de diepte niet meer dan 1,25 meter is;
  3. c. de bouwhoogte niet meer dan 3,00 meter is, waarboven een vloerafscheiding van maximaal 1,00 meter is toegestaan;
  4. d. de oppervlakte niet meer dan 6 m² is;

1.56 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.57 essengebied:

een door mensen opgehoogd gebied bestaande uit bouwland en/of grasland waarbij het opgehoogde gebied gekenmerkt wordt door een bol, glooiend en open karakter;

1.58 extensief agrarisch grondgebruik:

agrarisch grondgebruik van de grond, waarbij het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de aldaar voorkomende landschappelijke en natuurlijke waarden van het waardevolle open polderlandschap voorop staat;

1.59 extensief dagrecreatief medegebruik:

het medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals fietsen, kanoën, paardrijden, wandelen, een picknickplaats, een vissteiger of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik;

1.60 fruitteelt:

de teelt of het kweken van fruit aan houtige gewassen;

1.61 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.62 gebruiksgerichte paardenhouderij:

een paardenhouderij, waarbij de dienst aan derden voor het gebruik van paarden ten behoeve van de recreatie en/of van de sport voorop staat, al dan niet in combinatie met een productiegerichte paardenhouderij, waarbij onder andere lichtmasten, meerdere paardenbakken, parkeervoorzieningen en een tredmolen noodzakelijk zijn;

1.63 geluidsbelasting vanwege een bedrijf:

de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de inrichtingen en door de toestellen aanwezig bij een bedrijf;

1.64 geluidsbelasting in dB(A) vanwege een weg:

de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten;

1.65 geluidsgevoelige gebouwen:

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidsgevoelige functie zoals bedoeld in de Wet geluidhinder of in het Besluit geluidhinder;

1.66 geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

1.67 gevoelige functie:

  • gebouwen waarin gewoond wordt ongeacht of de bewoning legaal of illegaal is;
  • aanwezigheid van kwetsbare groepen, bijvoorbeeld kinderen, ouderen of zieken, in gebouwen zoals scholen, ouderenhuisvesting en ziekenhuizen;
  • plaatsen in de openlucht waar het verrichten van bovengemiddelde fysieke inspanning plaatsvindt, zoals sportvelden;
  • locaties waar tijdelijk wordt verbleven, zoals recreatieterreinen;

1.68 groepsaccommodatie:

een verblijf met meer dan tien slaapplaatsen, niet zijnde mobiel, voor en gebezigd als verblijf voor vakantie en andere recreatieve doeleinden;

1.69 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, waarbij het gebruik van agrarische gronden geheel of nagenoeg geheel noodzakelijk is voor het functioneren van het agrarisch bedrijf zoals akkerbouw en melkveehouderij, inclusief een productiegerichte paardenhouderij en een veehandelsbedrijf;

1.70 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in combinatie met een intensieve veehouderij:

een gecombineerde agrarische bedrijfsvoering, waarbij de grondgebonden agrarische bedrijfsvoering qua gebouwenoppervlakte groter is dan de intensieve veehouderij-bedrijfsvoering en waarbij de gebouwenoppervlakte van de intensieve veehouderij-bedrijfsvoering groter is dan 250 m²;

1.71 halfvrijstaande woningen:

een blok van twee aaneengebouwde woningen;

1.72 hogere grenswaarde:

de maximaal toelaatbare geluidsbelasting in geluidszones langs wegen, spoorwegen en industrieterreinen, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder of het Besluit geluidhinder;

1.73 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.74 hoofdwoonverblijf:

de plaats waar een persoon gedurende een jaar de meeste nachten doorbrengt, in combinatie met de plaats waar hij of zij, zijn of haar sociaal/maatschappelijk leven heeft;

1.75 horecabedrijf en/of -instelling:

een bedrijf of een instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.76 houtteelt:

de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend het kweken van bomen ten behoeve van de houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt;

1.77 intensief tuinbouwbedrijf:

een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in de vorm van het telen van gewassen, zoals een champignonkwekerij, een witlofkwekerij, of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen met (nagenoeg) geen gebruik van daglicht;

1.78 intensief veehouderijbedrijf:

een agrarisch bedrijf of dat deel van een agrarisch bedrijf waar ten minste 250 m2 aan bedrijfsvloeroppervlak aanwezig is dat gebruikt wordt als veehouderij in de vorm van het houden van dieren in gebouwen, zoals een rundveemesterij (exclusief vetweiderij), een pelsdier-, een pluimvee-, een varkens- of een (vlees)kalverenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen met (nagenoeg) geen weidegang;

1.79 kampeermiddel:

een kampeerauto, een tent, een tentwagen, een toercaravan of enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of een gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk of een stacaravan zijnde, waarvoor ingevolge artikel 40 van de Woningwet geen bouwvergunning is vereist; één en ander voor zover deze onderkomens, voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.80 kas:

een gebouw, niet zijnde een tunnelkas of een naar de aard daarmee vergelijkbaar bouwwerk, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of een ander licht doorlatend materiaal, dienend tot het kweken van bloemen, groenten, planten en/of vruchten;

1.81 kelder:

een bouwlaag onder een gebouw en die geheel of grotendeels beneden het aanliggende terrein is gelegen;

1.82 kernkwaliteit:

de aanwezige cultuurhistorische, ecologische en landschappelijke kwaliteiten die aanwezig zijn in een bepaald gebied, waarbij het beleid gericht is op de bescherming en de ontwikkeling van die aanwezige kwaliteiten;

1.83 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:

het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen meldingsplicht of geen vergunningsplicht op grond van de milieuwetgeving geldt en die door de beperkte omvang in een gedeelte van een woning uitgeoefend kunnen worden;

1.84 kleinschalig kampeerterrein:

een terrein of een plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen op maximaal 25 standplaatsen, ten behoeve van recreatief nachtverblijf door personen die elders hun hoofdverblijf hebben;

1.85 (kuil)plaat:

een inrichting bestaande uit een ondoordringbare vloer ten behoeve van (voeder)opslag buiten een gebouw;

1.86 kunstwerk:

een met het oog op artistieke kwaliteit door kunstenaars beroepsmatig vervaardigd product;

1.87 landgoed:

een groot stuk grond van meerdere hectares bestaande uit bebossing en andere houtopstanden, landerijen en tuinen met een woongebouw 'van allure', zoals een landhuis en een grote boerderij.

1.88 landschappelijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijnings-vorm van dat gebied;

1.89 longeercirkel:

een ruimte (eventueel overdekt) in de vorm van een cirkel, waarin een paard onder begeleiding specifieke training gegeven kan worden;

1.90 lpg:

liquified petroleum gas, dat wordt toegepast als brandstof voor motorvoertuigen al dan niet onder de naam autogas;

1.91 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve voorzieningen, levensbeschouwelijke voorzieningen en uitvaart, sociaal-culturele en sociaal-medische voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie, alsook ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.92 manege-activiteiten:

bedrijfsactiviteiten met een publieksgericht karakter, die zijn gericht op het bieden van gelegenheid tot het berijden en het stallen van paarden en pony's (waaronder het lesgeven, het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen of de verhuur);

1.93 mantelzorg:

het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke vlak en/of het medische vlak en/of het psychische vlak en/of het sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.94 (mest)plaat:

een inrichting bestaande uit een ondoordringbare vloer ten behoeve van de opslag van vaste mest buiten een gebouw;

1.95 (mest)silo:

een bouwwerk voor het opslaan van agrarische producten, voor het opslaan van mest dan wel voor het opslaan van veevoeder;

1.96 molenbiotoop:

het gebied rondom een molen dat van essentieel belang is voor de vrije windvang en het zicht op de molen;

1.97 multifunctioneel bos:

bos met een functie voor de houtproductie, de extensieve recreatie en het landschaps- en natuurbehoud;

1.98 natuurbos:

bos dat primair een functie heeft voor het natuurbehoud;

1.99 natuureducatie en/of recreatie

educatieve dagactiviteiten en dagrecreatie die zich richten op natuur- en landschapsbeheer en/of op de landbouw, zoals een educatieve boerderij, open huis-rondleidingen, tentoonstellingen, workshops, excursies en sommige sport- en spelactiviteiten zoals boerengolf, huifkartochten en het beperkt verhuren van kano´s, paarden en fietsen.

1.100 natuurlijke rietoevers:

onbeschoeide oevers die begroeid zijn met riet;

1.101 natuurlijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de biologische elementen, de bodemkundige elementen en de geologische elementen, voorkomend in dat gebied;

1.102 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt en die als zodanig niet afhankelijk is van agrarische gronden als productiemiddel, zoals een intensief tuinbouwbedrijf of een intensief veehouderijbedrijf;

1.103 niet-volwaardig bedrijf:

een agrarisch bedrijf waarvan de bedrijfsomvang niet minder is dan 10 Nederlandse grootte-eenheden (nge) en niet meer is dan 40 Nederlandse grootte-eenheden (nge);

1.104 normaal agrarisch gebruik:

het regulier gebruik, dat gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goede grondgebonden agrarische bedrijfsvoering en een goed grondgebonden agrarisch gebruik van de gronden;

1.105 normaal beheer en/of normaal onderhoud:

het beheer en/of het onderhoud, dat gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en een goed gebruik van de gronden en van de gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;

1.106 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals afvalverzamelpunten, apparatuur voor telecommunicatie (niet zijnde zendinstallaties voor mobiele telefonie of onderdelen daarvan), bemalingsinstallaties, gasreduceerstations, gemaalgebouwtjes, schakelhuisjes, telefooncellen en transformatorhuisjes;

1.107 onderbouw:

het gedeelte onder de eerste bouwlaag van een gebouw;

1.108 ondersteunende horeca:

het consumeren en het daarvoor moeten betalen van (kleine) eetwaren en/of (alcoholische) dranken in een inrichting die geen (planologische) hoofdbestemming 'Horeca' heeft;

1.109 ondergeschikte tweede tak:

een ondergeschikt bestanddeel van de totale bedrijfsomvang van een agrarisch bedrijf, zoals een bedrijfseigen mestvergisting of een intensieve tak veehouderij;

1.110 onevenredige aantasting van de aanwezige waarden:

het resultaat van een planologische ingreep die een verhoudingsgewijs te groot nadelig effect heeft op de aanwezige waarden in dat gebied;

1.111 open polderlandschap:

een laagveengebied en/of een weidevogelgebied, dat in hoofdzaak bestaat uit grasland en/of weidebouw en dat gekenmerkt wordt door een grote openheid, een hoge grondwaterstand en een slagenverkaveling met een dicht slotenpatroon;

1.112 opgaande teeltvormen:

de teelt van opgaande sierbeplanting als heesters en struiken, het kweken van fruit aan houtige gewassen en naar de aard daarmee gelijk te stellen vormen van opgaande teelt van meerjarige gewassen;

1.113 overkapping:

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte met niet meer dan drie wanden vormt;

1.114 paardenhouderij:

een bedrijf, niet zijnde een manege, dat gericht is op het houden van paarden, waaronder mede wordt verstaan een pensionstal, de verhuur van paarden en rijtuigen en/of het geven van instructie;

1.115 paddock:

een ruimte, eventueel (deels) overdekt, waar één of meerdere paarden ter ontspanning en naar eigen inzicht vrij kunnen bewegen;

1.116 peil:

  1. a. indien op het land wordt gebouwd:
      • voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst geldt de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
      • voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst geldt de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  2. b. indien in of op het water wordt gebouwd:
      • het Normaal Amsterdams Peil;

1.117 perceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.118 permanente bewoning:

het hebben van een hoofdwoonverblijf in een recreatieverblijf, in een stacaravan, in een toercaravan of in een ander kampeermiddel;

1.119 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden gerepareerd, worden geteeld, worden toegepast en/of worden vervaardigd in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.120 productiegerichte paardenhouderij:

een paardenhouderij, niet zijnde een pensionstal, waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht, die primair gericht zijn op het voortbrengen, het africhten, het trainen en/of het verhandelen van paarden, waarbij het geven van instructie als een ondergeschikte activiteit is toegestaan;

1.121 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een ander tegen een vergoeding;

1.122 recreatieverblijf:

een permanent aanwezig gebouw, geen stacaravan zijnde, bestemd om uitsluitend door een huishouden of een daarmee gelijk te stellen groep van personen, die het hoofdwoonverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar bewoond te worden uitsluitend voor recreatieve doeleinden;

1.123 recreatieve bewoning:

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

1.124 risicogevoelig bouwwerk of object:

een bouwwerk of een object, waaronder terreinen, die bestemd zijn voor het regelmatig verblijf van mensen, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag;

1.125 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico of een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.126 schuilgelegenheid:

een bouwwerk dat een dier de gelegenheid biedt te schuilen tegen weersinvloeden, waarbij het dier vrij in en uit kan lopen;

1.127 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden en waaronder in ieder geval wordt verstaan, een erotische-massagesalon, een escortservice, een parenclub, een prostitutiebedrijf, een seksautomatenhal, een seksbioscoop of een sekstheater, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.128 stacaravan:

een stacaravan zoals bedoeld in artikel 40, tweede lid van de Woningwet;

1.129 stapmolen of trainingsmolen:

een ruimte in de vorm van een cirkel, eventueel overdekt, waar meerdere paarden tegelijk kunnen draven, galopperen of stappen door middel van een machinale aansturing;

1.130 sleufsilo:

een bouwwerk, geen mestopslagplaats zijnde, voor het opslaan van agrarische producten dan wel veevoeder;

1.131 teeltondersteunende voorzieningen:

voorzieningen die toegepast worden om de teelt van bloemkwekerijgewassen, van boomkwekerijgewassen, van fruit en of van groente te beschermen en/of te bevorderen, voornamelijk in de vorm van boogkassen, van containerteelt, van hagelnetten, van regenkappen, van schaduwhallen, van stellingen en/of van tunnelkassen;

1.132 trekkershut:

een gebouw met een eenvoudige constructie (inclusief sanitaire voorzieningen) en een beperkte omvang ten behoeve van een kortstondig recreatief nachtverblijf voor passanten;

1.133 tunnelkassen:

teeltondersteunende kassen die overwegend niet uit glas bestaan en worden gebruikt voor het kweken en/of telen van producten, zoals gewassen;

1.134 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.135 veldschuur:

een vrij in het open veld staande schuur, die van oudsher uitsluitend ten behoeve van een agrarisch bedrijf werd gebruikt en nu nog wordt gebruikt voor het stallen van vee, dan wel voor de opslag van agrarische producten en/of voor agrarische werktuigen;

1.136 verblijfsrecreatie:

Recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatieverblijf, een groepsaccommodatie of een kampeermiddel, door personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.137 verkoopvloeroppervlakte:

de oppervlakte van een ruimte die uitsluitend gebruikt wordt voor het verkopen van producten, niet zijnde de ruimte voor opslag of het bewerken en het vervaardigen van producten;

1.138 volkstuin:

een niet bij de woning behorend perceel waarop de gebruiker gewassen teelt voor eigen gebruik.

1.139 vollegronds tuinbouwbedrijven:

een bedrijf dat overwegend of uitsluitend is gericht op het telen van tuinbouwgewassen in de vollegrond;

1.140 volwaardig agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf waarvan de bedrijfsomvang meer is dan 40 Nederlandse grootte-eenheden (nge);

1.141 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel van een gebouw die door de indeling van het gebouw, de ligging van het gebouw en/of de situatie ter plaatse, het sterkst op de weg gericht is;

1.142 voorkeursgrenswaarde:

de geluidsbelasting die altijd toelaatbaar is op de gevel van een geluidsgevoelige bestemming, zoals dat rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder of uit het Besluit grenswaarden;

1.143 vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de vervaardiging of assemblage in vuurwerk, op de handel in vuurwerk of op de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

1.144 waardevolle graslanden:

landbouwgebieden met specifieke natuurwaarden;

1.145 welstandsnota:

nota waarin is vastgelegd hoe het welstandstoezicht in de gemeente is geregeld en die tevens uitgangspunten en criteria voor het welstandsoordeel geeft;

1.146 winkel:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;

1.147 woning / wooneenheid:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.148 woongebouw:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden, al dan niet in combinatie met gemeenschappelijke ruimten en inpandige bergingen;

1.149 zolder:

een gedeelte in een gebouw dat direct onder het dak is gelegen en dat slechts geschikt is als bergruimte;

1.150 zorgaccommodatie:

een zorgfunctie als hoofdtak waarbij de sociaal-medische opvang van personen, al dan niet in de vorm van het ter plaatse woonachtig zijn, gecombineerd wordt met agrarische activiteiten, waarbij de personen behulpzaam zijn bij de agrarische of natuurbeherende activiteiten;

1.151 zorgboerderij:

een agrarisch bedrijf met als neventak een zorgfunctie, waarbij een directe relatie bestaat tussen de sociaal-medische opvang van personen en de agrarische bedrijfsactiviteiten, waarbij de personen behulpzaam zijn bij de agrarische bedrijfsactiviteiten.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  1. a. bij onduidelijkheden of interpretatieverschillen betreffende de wijze van meten, is de uitleg van de NEN 2580 (geeft termen, definities en bepalingsmethoden voor de oppervlakte van terreinen met een bouwbestemming en voor de vloeroppervlakten en de inhouden van gebouwen of delen daarvan) bepalend;
  2. b. dakkapellen bij woningen en erkers worden buiten beschouwing gelaten;
  3. c. op de verbeelding hart-op-hart ten opzichte van de grenzen.
  4. d. voor het begrip peil wordt verwezen naar de begrippen.

2.1 afmetingen ander bouwwerk:

de grootste afmeting van het bouwwerk neerwaarts of zijdelings geprojecteerd op een aanzichtvlak;

2.2 de afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens:

de kortste afstand vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) perceelgrens;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals antennes, schoorstenen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.5 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot of de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken;

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde:

de projectie van de grootste afmeting neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het agrarische gebruik;
  2. b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden, van de landschappelijke kernkwaliteiten, van de landschappelijke waarden en van de natuurlijke waarden van het waardevolle open polderlandschap met de waardevolle graslanden;
  3. c. het behoud van de openheid en van het verkavelingspatroon.

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. agrarisch natuurbeheer en agrarische natuurontwikkeling;
  2. e. beplanting, bermen en waterlopen;
  3. f. extensief dagrecreatief medegebruik;
  4. g. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van kleine landschaps- en natuurelementen;
  5. h. openbare nutsvoorzieningen;
  6. i. paden en wegen;
  7. j. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder retentievoorzieningen en waterberging;
  8. k. veldschuur, ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur';

met de daarbij behorende:

  1. l. andere werken;
  2. m. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde.

waarbij ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - monument', de instandhouding van de bestaande monumentale of karakteristieke hoofdvorm van de bouwwerken wordt nagestreefd.

3.2 Bouwregels

  1. 1. In of op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van een veldschuur ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur', waarvan de maatvoering dient te voldoen aan de eisen die in de onderstaande tabel zijn gesteld:
    Maximale goothoogte in meters Maximale bouwhoogte in meters Maximale oppervlakte
    2,5 2,7 30
  2. 2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3,00 meter bedragen, met uitzondering van bouwwerken die benodigd zijn voor de beveiliging, voor de geleiding en voor de regeling van het verkeer en lichtmasten ten behoeve van het wegverkeer;
    2. b. de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen mag niet meer dan 1,25 meter bedragen;
    3. c. er mag geen niet-perceelgebonden handelsreclame worden aangebracht en/of worden geplaatst;
    4. d. er mogen geen kassen worden gebouwd;
    5. e. er mogen geen lichtmasten en omheiningen ten behoeve van een paardenbak worden geplaatst;
    6. f. er mogen geen (mest)bassins, mest- en/of kuilplaten, (mest)silo's en/of sleufsilo's worden gebouwd.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing en aan de plaats van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de archeologische waarden;
  2. b. de cultuurhistorische waarden;
  3. c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  4. d. de geomorfologische waarden;
  5. e. een goede woonsituatie;
  6. f. de landschappelijke waarden;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de natuurlijke waarden;
  9. i. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  10. j. de sociale veiligheid;
  11. k. de verkeersveiligheid.

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. de opslag en/of de stalling van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;
  2. b. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan de verkoop van (streek)eigen producten, met een gebruiksoppervlakte van de bouwwerken van niet meer dan 5 m²;
  3. c. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  4. d. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van niet-agrarische bedrijfsactiviteiten, anders dan kanoverhuur of naar de aard daarmee vergelijkbare bedrijvigheid;
  5. e. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie, waaronder een standplaats voor één of meer kampeermiddelen;
  6. f. het gebruik van de gronden ten behoeve van bosbouw, houtteelt of overige opgaande meerjarige teeltvormen, tenzij ter plaatse de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - opgaande teeltvormen' is opgenomen;
  7. g. het gebruik van de gronden ten behoeve van teeltondersteunende voorzieningen;
  8. h. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardenbak;
  9. i. het gebruik van de gronden voor een paardenbak die significante negatieve gevolgen heeft voor de waarde(n) en de kwalificerende soorten van de aangewezen Natura 2000-gebieden in het kader van de Wet natuurbescherming;
  10. j. het gebruik van de gronden voor een paardenbak, waarbij de afstand tot de zijdelingse perceelgrens minder dan 5,00 meter bedraagt;
  11. k. het gebruik van de gronden voor een paardenbak waarbij de afstand tot een bouwperceel met een gevoelige functie minder dan 50,00 meter bedraagt;
  12. l. het gebruik van de gronden voor een paardenbak waarvan de oppervlakte meer bedraagt dan 1.800 m²;
  13. m. het gebruik van de gronden voor meer dan één paardenbak per bouwperceel;
  14. n. het gebruik van de gronden voor de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, bodemspecie, grond, puin en/of schroot, anders dan krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
  15. o. het gebruik van de gronden voor het telen van gewassen (waaronder akkerbouw, boomteelt, sierteelt en/of tuinbouw), waarbij bestrijdings-middelen worden ingezet waarvan is aangetoond dat zij schadelijk zijn voor de volksgezondheid, binnen een afstand van 50,00 meter ten opzichte van aansluitende gevoelige functies die zowel binnen als buiten het plangebied kunnen liggen;
  16. p. het kennelijk ten verkoop opslaan en stallen van bruikbare en niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vlieg-tuigen;
  17. q. het opslaan van hooibalen, mest en/of andere agrarische producten;
  18. r. het opslaan van niet-agrarische producten en/of het stallen van auto's, van boten en van caravans;
  19. s. het storten van afvalstoffen en van puin.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Agrarisch - 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het agrarisch gebruik;
  2. b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden, van de landschappelijke kernkwaliteiten, van de landschappelijke waarden en van de natuurlijke waarden van het kleinschalig besloten landschap, waaronder houtsingels en/of houtwallen.

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. agrarisch natuurbeheer en agrarische natuurontwikkeling;
  2. d. extensief dagrecreatief medegebruik;
  3. e. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van kleine landschaps- en natuurelementen;
  4. f. openbare nutsvoorzieningen;
  5. g. paden en wegen;
  6. h. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder retentievoorzieningen en waterberging;

met de daarbij behorende:

  1. i. andere werken;
  2. j. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde.

4.2 Bouwregels

  1. 1. In of op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  2. 2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3,00 meter bedragen, met uitzondering van bouwwerken die benodigd zijn voor de beveiliging, voor de geleiding en voor de regeling van het verkeer en lichtmasten ten behoeve van het wegverkeer;
    2. b. de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen mag niet meer dan 1,25 meter bedragen;
    3. c. er mag geen niet-perceelgebonden handelsreclame worden geplaatst en/of worden aangebracht;
    4. d. er mogen geen gebouwen ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein worden gebouwd;
    5. e. er mogen geen kassen worden gebouwd;
    6. f. er mogen geen lichtmasten en omheiningen ten behoeve van een paardenbak worden geplaatst;
    7. g. er mogen geen (mest)bassins, mest- en/of kuilplaten, (mest)silo's en/of sleufsilo's worden gebouwd.

4.3 Nadere eisen

Het van B&W kan nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing en aan de plaats van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de archeologische waarden;
  2. b. de cultuurhistorische waarden;
  3. c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  4. d. de geomorfologische waarden;
  5. e. een goede woonsituatie;
  6. f. de landschappelijke waarden;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de natuurlijke waarden;
  9. i. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  10. j. de sociale veiligheid;
  11. k. de verkeersveiligheid.

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. de opslag en/of de stalling van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;
  2. b. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  3. c. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  4. d. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van niet-agrarische bedrijfsactiviteiten;
  5. e. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie, waaronder een standplaats van één of meer kampeermiddelen;
  6. f. het gebruik van de gronden ten behoeve van bosbouw, houtteelt of overige opgaande meerjarige teeltvormen;
  7. g. het gebruik van de gronden ten behoeve van sierteelt, waaronder teeltondersteunende kassen;
  8. h. het gebruik van de gronden ten behoeve van teeltondersteunende voorzieningen;
  9. i. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardenbak;
  10. j. het gebruik van de gronden voor de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, bodemspecie, grond, puin en/of schroot, anders dan krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
  11. k. het gebruik van de gronden voor het telen van gewassen (waaronder akkerbouw, boomteelt, sierteelt en/of tuinbouw), waarbij bestrijdingsmiddelen worden ingezet waarvan is aangetoond dat zij schadelijk zijn voor de volksgezondheid, binnen een afstand van 50,00 meter ten opzichte van aansluitende gevoelige functies die zowel binnen als buiten het plangebied kunnen liggen;
  12. l. het kennelijk ten verkoop opslaan en stallen van bruikbare en niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;
  13. m. het opslaan van hooibalen, mest en/of andere agrarische producten;
  14. n. het opslaan van niet-agrarische producten en/of het stallen van auto's, van boten en van caravans;
  15. o. het storten van afvalstoffen en van puin.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 5 Agrarisch - 4

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van een niet-volwaardig agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, al dan niet in combinatie met nevenactiviteiten in bestaande gebouwen te weten een caravanstalling, een zorgboerderij en activiteiten die zich richten op landschaps- en natuurbeheer, op landschaps- en natuureducatie en/of op recreatie;
  2. b. het wonen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep of voor mantelzorg;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. detailhandel in (streek)eigen voortgebrachte producten;
  2. d. kassen en andere teeltondersteunende voorzieningen;
  3. e. nutsvoorzieningen;
  4. f. paardenbak;
  5. g. paden en wegen;
  6. h. parkeervoorzieningen;
  7. i. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder retentievoorzieningen en waterberging;

met de daarbij behorende:

  1. j. bedrijfsgebouwen en overkappingen;
  2. k. bedrijfswoning tenzij op de verbeelding anders is aangegeven;
  3. l. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning;
  4. m. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde;
  5. n. erven, terreinen en tuinen;
  6. o. (mest)bassins, mest- en kuilplaten en (mest)silo's;
  7. p. torensilo's.

5.2 Bouwregels

  1. 1. Voor het bouwen van de gebouwen en van de overkappingen gelden per bestemmingsvlak de volgende regels:
    1. a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van één niet-volwaardig agrarisch bedrijf mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    2. b. de bedrijfsgebouwen en de overkappingen dienen achter de voorgevel(s) van de bedrijfswoning(en) en het verlengde daarvan te worden gebouwd; indien geen bedrijfswoning aanwezig is, mag de afstand van de bedrijfsgebouwen en van de overkappingen ten opzichte van de as van de weg niet minder dan 15,00 meter bedragen;
    3. c. de aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkappingen bij een bedrijfswoning dienen ten minste 1,00 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan te worden gebouwd;
    4. d. de afstand van de bedrijfswoning ten opzichte van de as van de weg mag niet minder dan de bestaande afstand bedragen;
    5. e. de bedrijfsbebouwing dient gegroepeerd te worden gebouwd binnen het bouwvlak;
    6. f. de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep mag niet meer bedragen dan 40% van de totale gebruiksoppervlakte van de bedrijfswoning inclusief de bijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een maximum van 100 m²;
    7. g. de gezamenlijke oppervlakte van bestaande bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van een caravanstalling mag niet meer dan 1.000 m² bedragen, ten behoeve van een zorgboerderij niet meer dan 350 m² bedragen en ten behoeve van activiteiten die zich richten op landschaps- en natuurbeheer, op landschaps- en natuureducatie en/of op recreatie niet meer dan 150 m² bedragen;
    8. h. de maatvoering van de gebouwen en van de overkappingen dient te voldoen aan de eisen die in de onderstaande tabel zijn gesteld:
      Functie bebouwing Maximale
      goothoogte in meters
      Maximale
      bouwhoogte in meters
      Maximale gezamenlijke oppervlakte Maximale
      inhoud per woning
      Bedrijfsgebouwen en overkappingen 6,00 10,00 - -
      Bedrijfswoning 4,50 10,00 - 600 m3
      Aan- en uitbouwen,
      bijgebouwen, overkappingen en een zwembad bij de bedrijfswoning
      3,50 6,00 100 m² -
      Kassen en andere teeltondersteunende voorzieningen - 1,50 1.000 m² -
      Mest- en/of kuilplaat - 2,00 300 m² -
      (Mest)silo - 4,00 750 m² -
      Torensilo - 10,00 85 m² -
    9. i. een kelder mag in niet meer dan één bouwlaag worden gebouwd waarbij de kelder niet wordt betrokken bij het bepalen van de maximale inhoudsmaat van de bedrijfswoning;
    10. j. er mogen geen trekkershutten worden gebouwd;
    11. k. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één bedragen;
    12. l. indien de goothoogte, de bouwhoogte, de gezamenlijke oppervlakte en/of de inhoud meer bedraagt dan in bovenstaande tabel is vermeld, mogen deze niet meer bedragen dan de bestaande maatvoering.
  2. 2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 10,00 meter bedragen;
    2. b. de bouwhoogte van een omheining ten behoeve van een paardenbak mag niet meer dan 1,50 meter bedragen;
    3. c. de bouwhoogte van aanverwante voorzieningen ten behoeve van een paardenbak, zoals een longeercirkel, een paddock, een stapmolen en een trainingsmolen mag niet meer dan 4,00 meter bedragen;
    4. d. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen achter de voorgevel van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan, mag niet meer dan 2,50 meter bedragen;
    5. e. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen voor de voorgevel van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan, mag niet meer dan 1,50 meter bedragen;
    6. f. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6,00 meter bedragen;
    7. g. er mag geen niet-perceelgebonden handelsreclame worden aangebracht en/of worden geplaatst;
    8. h. er mogen geen lichtmasten ten behoeve van een paardenbak worden geplaatst.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing en aan de plaats van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de archeologische waarden;
  2. b. de cultuurhistorische waarden;
  3. c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  4. d. de geomorfologische waarden;
  5. e. een goede woonsituatie;
  6. f. de landschappelijke waarden;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de natuurlijke waarden;
  9. i. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  10. j. de sociale veiligheid;
  11. k. de verkeersveiligheid.

5.4 Afwijken van de bouwregels

5.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. buitenopslag van agrarische producten binnen het bouwvlak voor zover het gronden betreft die gelegen zijn voor de voorgevel van een bedrijfswoning en het verlengde daarvan of, indien geen bedrijfswoning aanwezig is, voor de voorgevel van het dichtst bij de weg gelegen bedrijfsgebouw;
  2. b. de opslag en/of de stalling van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;
  3. c. het gebruik van de bedrijfswoning anders dan ten behoeve van het bedrijf;
  4. d. het gebruik van de bedrijfswoning en de daarbij behorende bebouwing door meer dan één afzonderlijk huishouden;
  5. e. het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
  6. f. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan de verkoop van (streek)eigen producten met een gebruiksoppervlakte van de gebouwen van niet meer dan 100 m2;
  7. g. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  8. h. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van niet-agrarische bedrijfsactiviteiten, anders dan een ijsmakerij, een kaasmakerij of naar de aard daarmee vergelijkbare bedrijvigheid;
  9. i. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van niet-grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten, tenzij deze activiteiten niet meer dan 250 m2 bedragen;
  10. j. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie, waaronder een standplaats voor één of meer kampeermiddelen;
  11. k. het gebruik van de gronden voor de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, bodemspecie, grond, puin en/of schroot, anders dan krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
  12. l. het gebruik van de gronden voor een paardenbak, waarbij de afstand tot de zijdelingse perceelgrens minder dan 5,00 meter bedraagt;
  13. m. het gebruik van de gronden voor een paardenbak waarbij de afstand tot een bouwperceel met een gevoelige functie minder dan 50,00 meter bedraagt;
  14. n. het gebruik van de gronden voor een paardenbak waarvan de oppervlakte meer bedraagt dan 1.800 m2 ;
  15. o. het gebruik van ruimten in een bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen, ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, mits:
      • het beroep niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
      • de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 40% van de totale gebruiksoppervlakte van de gebouwen en/of met een bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan 100 m;
      • er detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
      • het parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
  16. p. het kennelijk ten verkoop opslaan en stallen van bruikbare en niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;
  17. q. het stallen van caravans met een totale oppervlakte van meer dan 1.000 m²;
  18. r. het storten van afvalstoffen en van puin.

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

5.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch - 4' wijzigen in de bestemming 'Wonen -1', mits:

  1. a. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning, waarbij het aantal woningen niet mag toenemen;
  2. b. geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, waarbij de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  3. c. het voormalige boerderijpand als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm wordt gehandhaafd;
  4. d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
      • de milieusituatie;
      • de woonsituatie.

Artikel 6 Agrarisch - 8

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - 8' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een intensieve veehouderij, al dan niet in combinatie met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering en al dan niet in combinatie met nevenactiviteiten in bestaande gebouwen te weten een caravanstalling, een zorgboerderij en activiteiten die zich richten op landschaps- en natuurbeheer, op landschaps- en natuureducatie en/of op recreatie;
  2. b. het wonen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep en voor mantelzorg;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. detailhandel in (streek)eigen voortgebrachte producten;
  2. d. nutsvoorzieningen;
  3. e. paardenbak;
  4. f. paden en wegen;
  5. g. parkeervoorzieningen;
  6. h. waterhuishoudkundige voorzieningen waaronder retentievoorzieningen en waterberging;

met de daarbij behorende:

  1. i. bedrijfsgebouwen en overkappingen;
  2. j. bedrijfswoning tenzij op de verbeelding anders is aangegeven;
  3. k. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning;
  4. l. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde;
  5. m. erven, terreinen en tuinen;
  6. n. (mest)bassins, mest- en kuilplaten en (mest)silo's;
  7. o. torensilo's.

6.2 Bouwregels

  1. 1. Voor het bouwen van de gebouwen en van de overkappingen gelden per bestemmingsvlak de volgende regels:
    1. a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van één intensieve veehouderij mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    2. b. de bedrijfsgebouwen en de overkappingen dienen achter de voorgevel(s) van de bedrijfswoning(en) en het verlengde daarvan te worden gebouwd; indien geen bedrijfswoning aanwezig is, mag de afstand van de bedrijfsgebouwen en van de overkappingen ten opzichte van de as van de weg niet minder dan 15,00 meter bedragen;
    3. c. de aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkappingen bij een bedrijfswoning dienen ten minste 1,00 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan te worden gebouwd;
    4. d. de afstand van de bedrijfswoning ten opzichte van de as van de weg mag niet minder dan de bestaande afstand bedragen;
    5. e. de bedrijfsbebouwing dient gegroepeerd te worden gebouwd binnen het bouwvlak;
    6. f. de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep mag niet meer bedragen dan 40% van de totale gebruiksoppervlakte van de bedrijfswoning inclusief de bijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een maximum van 100 m²;
    7. g. de gezamenlijke oppervlakte van bestaande bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van een caravanstalling mag niet meer dan 1.000 m2 bedragen, ten behoeve van een zorgboerderij niet meer dan 350 m2 bedragen en ten behoeve van activiteiten die zich richten op landschaps- en natuurbeheer, op landschaps- en natuureducatie en/of op recreatie niet meer dan 150 m2 bedragen;
    8. h. de maatvoering van de gebouwen en van de overkappingen dient te voldoen aan de eisen die in de onderstaande tabel zijn gesteld:
      Functie bebouwing Maximale
      goothoogte
      in meters
      Maximale
      bouwhoogte
      in meters
      Maximale
      gezamenlijke oppervlakte
      Maximale
      inhoud per woning
      Bedrijfsgebouwen en
      overkappingen
      6,00 10,00 - -
      Bedrijfswoning 4,50 10,00 - 600 m³
      Aan- en uitbouwen, bijge-bouwen, overkappingen en een zwembad bij de
      bedrijfswoning
      3,50 6,00 100 m² -
      Mest- en/of kuilplaat - 2,00 300 m² -
      (Mest)silo - 4,00 750 m² -
      Torensilo - 10,00 85 m² -
    9. i. een kelder mag in niet meer dan één bouwlaag worden gebouwd waarbij de kelder niet wordt betrokken bij het bepalen van de maximale inhoudsmaat van de bedrijfswoning;
    10. j. er mogen geen bijgebouwen ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein worden gebouwd;
    11. k. er mogen geen trekkershutten worden gebouwd;
    12. l. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één bedragen;
    13. m. indien de goothoogte, de bouwhoogte, de gezamenlijke oppervlakte en/of de bestaande inhoud meer bedraagt dan in bovenstaande tabel is vermeld, mogen deze niet meer bedragen dan de bestaande maatvoering.
  2. 2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 10,00 meter bedragen;
    2. b. de bouwhoogte van een omheining ten behoeve van een paardenbak mag niet meer dan 1,50 meter bedragen;
    3. c. de bouwhoogte van aanverwante voorzieningen ten behoeve van een paardenbak, zoals een longeercirkel, een paddock, een stapmolen en een trainingsmolen mag niet meer dan 4,00 meter bedragen;
    4. d. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen achter de voorgevel van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan, mag niet meer dan 2,50 meter bedragen;
    5. e. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen voor de voorgevel van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan, mag niet meer dan 1,50 meter bedragen;
    6. f. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6,00 meter bedragen;
    7. g. er mag geen niet-perceelgebonden handelsreclame worden aangebracht en/of worden geplaatst;
    8. h. er mogen geen lichtmasten ten behoeve van een paardenbak worden geplaatst.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing en aan de plaats van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de archeologische waarden;
  2. b. de cultuurhistorische waarden;
  3. c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  4. d. de geomorfologische waarden;
  5. e. een goede woonsituatie;
  6. f. de landschappelijke waarden;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de natuurlijke waarden;
  9. i. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  10. j. de sociale veiligheid;
  11. k. de verkeersveiligheid.

6.4 Afwijken van de bouwregels

6.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. buitenopslag van agrarische producten binnen het bouwvlak voor zover het gronden betreft die gelegen zijn voor de voorgevel van een bedrijfswoning en het verlengde daarvan of, indien geen bedrijfswoning aanwezig is, voor de voorgevel van het dichtst bij de weg gelegen bedrijfsgebouw;
  2. b. de opslag en/of de stalling van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;
  3. c. het gebruik van de bedrijfswoning anders dan ten behoeve van het bedrijf;
  4. d. het gebruik van de bedrijfswoning en de daarbij behorende bebouwing door meer dan één afzonderlijk huishouden;
  5. e. het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
  6. f. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan de verkoop van (streek)eigen producten met een gebruiksoppervlakte van de gebouwen van niet meer dan 100 m²;
  7. g. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  8. h. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van niet-agrarische bedrijfsactiviteiten, anders dan een ijsmakerij, een kaasmakerij of naar de aard daarmee vergelijkbare bedrijvigheid;
  9. i. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van niet-grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten, tenzij deze activiteiten niet meer dan 250 m bedragen;
  10. j. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie, waaronder een standplaats voor één of meer kampeermiddelen;
  11. k. het gebruik van de gronden voor de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, bodemspecie, grond, puin en/of schroot, anders dan krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
  12. l. het gebruik van de gronden voor een paardenbak, waarbij de afstand tot de zijdelingse perceelgrens minder dan 5,00 meter bedraagt;
  13. m. het gebruik van de gronden voor een paardenbak waarbij de afstand tot een bouwperceel met een gevoelige functie minder dan 50,00 meter bedraagt;
  14. n. het gebruik van de gronden voor een paardenbak waarvan de oppervlakte meer bedraagt dan 1.800 m;
  15. o. het gebruik van de gronden voor meer dan één paardenbak per bouwperceel;
  16. p. het gebruik van een trekkershut voor permanente bewoning;
  17. q. het gebruik van ruimten in een bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen, ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, mits:
      • het beroep niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
      • de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 40% van de totale gebruiksoppervlakte van de gebouwen en/of met een bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan 100 m;
      • er detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
      • het parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
  18. r. het kennelijk ten verkoop opslaan en stallen van bruikbare en niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;
  19. s. het stallen van caravans met een totale oppervlakte van meer dan 1.000 m;
  20. t. het storten van afvalstoffen en van puin.

6.6 Afwijken van de gebruiksregels

6.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch - 8' wijzigen in de bestemming 'Wonen - 1' ten behoeve van een functieverandering van een bouwperceel, mits:

  1. 1. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning, waarbij het aantal woningen niet mag toenemen;
  2. 2. geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, waarbij de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  3. 3. het voormalige boerderijpand als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm wordt gehandhaafd;
  4. 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
      • de milieusituatie;
      • de woonsituatie.

Artikel 7 Bedrijf - 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van onderstaande bedrijfsactiviteiten
    Voskuilersteeg 21, Hattemerbroek brandstoffenhandel / werkplaats kleine metaalconstructies
    Zuiderzeestraatweg 218-220, Oldebroek detailhandel in meubelen en decoratie
    Zuiderzeestraatweg 254, Oldebroek veevoeder-, kunstmest- en poederharsverwerkingsbedrijf
  2. b. bedrijven die zijn vermeld in Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten buitengebied met de categorieën 1, 2 en 3.1, niet zijnde geluids-zoneringsplichtige, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
  3. c. één bedrijfswoning tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. productiegebonden detailhandel;
  2. e. ondersteunende horeca;

met de daarbij behorende:

  1. f. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning;
  2. g. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde;
  3. h. erven, terreinen en tuinen;
  4. i. groenvoorzieningen;
  5. j. (ontsluitings)wegen, paden en straten;
  6. k. opslag van goederen ten dienste van het op het bouwperceel gevestigde bedrijf;
  7. l. parkeervoorzieningen;
  8. m. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder retentievoorzieningen en waterberging;

waarbij ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - monument', de instandhouding van de bestaande monumentale of karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen wordt nagestreefd.

7.2 Bouwregels

  1. 1. Voor het bouwen van de in artikel 7.1, sub a, aub b, sub c en sub f vermelde gebouwen en overkappingen gelden per bestemmingsvlak de volgende regels
    1. a. er mogen uitsluitend bedrijfsgebouwen en overkappingen worden gebouwd ten behoeve van de in artikel 7.1, sub a toegestane bedrijfsactiviteiten;
    2. b. de aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkappingen bij een bedrijfswoning dienen ten minste 1,00 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan te worden gebouwd;
    3. c. de afstand van de bedrijfswoning ten opzichte van de as van de weg mag niet minder dan de bestaande afstand bedragen;
    4. d. de bedrijfsgebouwen en de overkappingen dienen ten minste 1,00 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan te worden gebouwd;
    5. e. de maatvoering van de gebouwen en van de overkappingen dient te voldoen aan de eisen die in de onderstaande tabel zijn gesteld:
      Functie bebouwing Maximale goothoogte
      in meters
      Maximale bouwhoogte
      in meters
      Maximale
      gezamenlijke (bedrijfsvloer)-oppervlakte
      Maximale inhoud per woning
      Bedrijfsgebouw
      en overkapping
      5,00 10,00 zie bijlage 1 -
      Bedrijfswoning 4,50 8,00 - 600 m³
      Aan- en uitbouwen,
      bijgebouwen,
      overkappingen en een
      zwembad bij de
      bedrijfswoning
      3,50 6,00 100 m² -
      Verkooppunt
      motorbrandstoffen
      4,50 4,50 150 m² -
    6. f. een kelder mag in niet meer dan één bouwlaag worden gebouwd waarbij de kelder niet wordt betrokken bij het bepalen van de maximale inhoudsmaat van de bedrijfswoning;
    7. g. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en van de overkappingen mag niet meer bedragen dan in onderstaande tabel aangegeven:
Voskuilersteeg 21, Hattemerbroek 120 m2
Zuiderzeestraatweg 218-220, Oldebroek 980 m2
Zuiderzeestraatweg 254, Oldebroek 3.415 m2 (incl. silo´s)
  1. 2. Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer dan 10,00 meter bedragen;
    2. b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen achter de voorgevel van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan, mag niet meer dan 2,50 meter bedragen;
    3. c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen voor de voorgevel van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan, mag niet meer dan 1,50 meter bedragen;
    4. d. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 8,00 meter bedragen;
    5. e. er mogen geen magazijnstellingen buiten de gebouwen worden geplaatst;
    6. f. er mag geen niet-perceelgebonden handelsreclame worden aangebracht en/of worden geplaatst.

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing en aan de plaats van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de archeologische waarden;
  2. b. de cultuurhistorische waarden;
  3. c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  4. d. de geomorfologische waarden;
  5. e. een goede woonsituatie;
  6. f. de landschappelijke waarden;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de natuurlijke waarden;
  9. i. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  10. j. de sociale veiligheid;
  11. k. de verkeersveiligheid.

7.4 Afwijken van de bouwregels

7.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. buitenopslag van goederen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan;
  2. b. de opslag en/of de stalling van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;
  3. c. het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
  4. d. het gebruik van de bedrijfswoning anders dan ten behoeve van het bedrijf;
  5. e. het gebruik van de bedrijfswoning en van de daarbij behorende bebouwing door meer dan één afzonderlijk huishouden;
  6. f. het gebruik van de gronden als standplaats voor één of meer kampeermiddelen;
  7. g. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productie-gebonden detailhandel met een gebruiksoppervlakte van de gebouwen van niet meer dan 100 m²;
  8. h. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie;
  9. i. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor andere bedrijven dan op grond van artikel 7.1, sub a zijn toegestaan, tenzij toepassing is gegeven aan artikel 7.6.3;
  10. j. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor een seksinrichting;
  11. k. het gebruik van de gronden voor de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, bodemspecie, grond, puin en/of schroot anders dan krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
  12. l. het kennelijk ten verkoop opslaan en stallen van bruikbare en niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen, anders dan krachtens de bestemming toegelaten verkoop;
  13. m. het opdelen van een reeds bestaand bouwperceel in meerdere bouwpercelen;
  14. n. het storten van afvalstoffen en van puin.

7.6 Afwijken van de gebruiksregels

7.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Bedrijf - 1', behalve ter plaatse van de functieaanduiding 'geen bedrijfswoning', wijzigen in de bestemming 'Wonen - 1', mits:

  1. 1. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;
  2. 2. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning, waarbij het aantal woningen niet mag toenemen;
  3. 3. geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, waarbij de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  4. 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
      • de milieusituatie;
      • de woonsituatie.

Artikel 8 Bedrijf - 2

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijfsactiviteiten in categorie 1 en 2 van de 'Staat van bedrijfsactiviteiten kom';

met de daarbij behorende:

  1. b. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde;
  2. c. erven, terreinen en tuinen;
  3. d. groenvoorzieningen;
  4. e. (ontsluitings)wegen, paden en straten;
  5. f. parkeervoorzieningen;
  6. g. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder retentievoorzieningen en waterberging.

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing en aan de plaats van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de milieusituatie;
  4. d. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. de verkeersveiligheid.

8.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. buitenopslag van goederen;
  2. b. het gebruik van de gronden als standplaats voor één of meer kampeermiddelen;
  3. c. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel;
  4. d. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting of prostitutie;
  5. e. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie;
  6. f. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor de opslag en voor de stalling van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;
  7. g. het gebruik van de gronden voor de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, bodemspecie, grond, puin en schroot anders dan krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
  8. h. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor andere bedrijven dan op grond van artikel 8.1 sub a zijn toegestaan, tenzij toepassing is gegeven aan artikel 8.5.1;
  9. i. het gebruik van de gronden voor het storten van afvalstoffen en van vuil;
  10. j. het opdelen van een reeds bestaand bedrijfsperceel in meerdere bedrijfspercelen.

8.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 9 Bos

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bos en bebossing niet zijnde productiebos;
  2. b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden, de geomorfologische waarden, de landschappelijke waarden en de natuurlijke waarden van het bosgebied, waaronder zandwegen;
  3. c. kleinschalige landschapselementen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. beken, poelen, sloten, en daarmee gelijk te stellen water;
  2. e. het educatief medegebruik en het extensief dagrecreatief medegebruik;
  3. f. openbare nutsvoorzieningen;
  4. g. struweel en riet;
  5. h. waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. i. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde.

9.2 Bouwregels

  1. 1. In of op deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
  2. 2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. a. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen en overkappingen zijnde mag niet meer dan 2,00 meter bedragen, met uitzondering van bouwwerken die benodigd zijn voor de beveiliging, voor de geleiding en voor de regeling van het verkeer en lichtmasten ten behoeve van het wegverkeer;
    2. b. er mag geen niet-perceelgebonden handelsreclame worden aangebracht en/of worden geplaatst.

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing en aan de plaats van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de archeologische waarden;
  2. b. de cultuurhistorische waarden;
  3. c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  4. d. de geomorfologische waarden;
  5. e. een goede woonsituatie;
  6. f. de landschappelijke waarden;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de natuurlijke waarden;
  9. i. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  10. j. de sociale veiligheid;
  11. k. de verkeersveiligheid.

9.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. de opslag en/of de stalling van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;
  2. b. het gebruik van de gronden als standplaats voor één of meer kampeermiddelen;
  3. c. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  4. d. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie;
  5. e. het gebruik van de gronden ten behoeve van bosbouw, houtteelt of overige opgaande meerjarige teeltvormen;
  6. f. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardenbak;
  7. g. het gebruik van de gronden voor de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, bodemspecie, grond, puin en/of schroot, anders dan krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
  8. h. het kennelijk ten verkoop opslaan en stallen van bruikbare en niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;
  9. i. het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten;
  10. j. het storten van afvalstoffen en van puin.

9.5 Afwijken van de gebruiksregels

9.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
    1. a. het aanbrengen en/of het aanleggen van drainage;
    2. b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
    3. c. het aanleggen van aarden wallen;
    4. d. het aanleggen van verharde paden en/of wegen en/of het verbreden van bestaande verharde paden en/of wegen;
    5. e. het aanleggen van bovengrondse en/of ondergrondse energie- en/of telecommunicatie- en/of transportkabels en/of transportleidingen;
    6. f. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het educatief medegebruik en/of het extensief dagrecreatief medegebruik;
    7. g. het aanplanten van niet-inheemse bomen en/of niet-inheemse houtgewassen en/of andere niet-inheemse opgaande beplantingen;
    8. h. het afgraven, het egaliseren, het ontgronden en/of het ophogen van de gronden;
    9. i. het kappen en/of het rooien en/of het vellen van bomen en/of andere houtgewassen;
    10. j. het wijzigen van het verkavelingspatroon door het dempen en/of het graven en/of het verdiepen en/of het vergroten en/of het anderszins herprofileren van (erf)sloten en/of andere watergangen en/of waterpartijen, zoals beken en plassen en het aanbrengen van waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals dammen en stuwen.
  2. 2. Het in onder 1 vermelde verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden, welke:
    1. a. het normale beheer en/of het normale onderhoud betreffen;
    2. b. het rooien en/of het vellen van bomen, struiken en/of andere houtgewassen betreffen, die plaatsvinden in het kader van natuurbeheer op basis van een beheersplan ex Wet natuurbescherming, het beheer van een landgoed, het bosbeheer of het landschapsonderhoud;
    3. c. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, met een daarvoor verleende vergunning.
  3. 3. Een omgevingsvergunning zoals vermeld in sub 1 wordt geweigerd, indien:
    1. a. de plaats waar de werken en/of de werkzaamheden zullen worden uitgevoerd niet voldoende archeologisch is onderzocht;
    2. b. de werken en/of de werkzaamheden de archeologische waarden en/of de cultuurhistorische waarden en/of de geomorfologische waarden en/of de landschappelijke waarden en/of de natuurlijke waarden welke de bestemming van de grond beoogt onevenredig aantast;
    3. c. de werken en/of de werkzaamheden significante negatieve gevolgen hebben voor de waarde(n) en de kwalificerende soorten van de aangewezen Natura 2000-gebieden in het kader van de Wet natuurbescherming;
    4. d. de werken en/of de werkzaamheden in strijd zijn met het bestemmingsplan en/of de krachtens zodanig plan gestelde eisen;
    5. e. indien er geen herplant plaatsvindt voor de door de werken en/of de werkzaamheden verwijderde bomen;
    6. f. voor de werken en/of de werkzaamheden een vergunning ingevolge de Erfgoedwet, een gemeentelijke monumentenvergunning of een provinciale monumentenvergunning is vereist en deze niet is verleend.

Artikel 10 Horeca

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijfsgebouwen en overkappingen, ten behoeve van horecabedrijven, overeenkomstig categorie A en B zoals vermeld in de Staat van horecaactiviteiten;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. detailhandel;

met de daarbij behorende:

  1. c. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning;
  2. d. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde;
  3. e. erven, terreinen en tuinen;
  4. f. groenvoorzieningen;
  5. g. paden en wegen;
  6. h. parkeervoorzieningen;
  7. i. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder retentievoorzieningen.

10.2 Bouwregels

  1. 1. Voor het bouwen van de in artikel 10.1, sub a, sub b en sub d vermelde gebouwen en overkappingen gelden per bestemmingsvlak de volgende regels:
    1. a. er mogen uitsluitend bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van één horecabedrijf worden gebouwd;
    2. b. er is geen bedrijfswoning toegestaan;
    3. c. de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen en de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning dienen ten minste 1,00 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan te worden gebouwd;
    4. d. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en van de overkappingen mag niet meer bedragen dan 250 m2.
    5. e. De goothoogte en bouwhoogte bedraagt 4 m, respectievelijk 7 m.
  2. 2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer dan 10,00 meter bedragen;
    2. b. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 8,00 meter bedragen;
    3. c. er mag geen niet-perceelgebonden handelsreclame worden aangebracht en/of worden geplaatst.

10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing en aan de plaats van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de archeologische waarden;
  2. b. de cultuurhistorische waarden;
  3. c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  4. d. de geomorfologische waarden;
  5. e. een goede woonsituatie;
  6. f. de landschappelijke waarden en de natuurlijke waarden waarbij de werken en/of de werkzaamheden geen significante negatieve gevolgen hebben voor deze waarde(n) en de kwalificerende soorten van het aangewezen Natura 2000-gebied 'Veluwe' in het kader van de Wet natuurbescherming;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  9. i. de sociale veiligheid;
  10. j. de verkeersveiligheid.

10.4 Afwijken van de bouwregels

10.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. buitenopslag van goederen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan;
  2. b. de opslag en/of de stalling van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;
  3. c. het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
  4. d. het gebruik van de bedrijfswoning anders dan ten behoeve van het bedrijf;
  5. e. het gebruik van de bedrijfswoning en van de daarbij behorende bebouwing door meer dan één afzonderlijk huishouden;
  6. f. het gebruik van de gronden als standplaats voor één of meer kampeermiddelen;
  7. g. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie;
  8. h. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor andere bedrijven dan op grond van artikel 10.1, onder a is toegestaan;
  9. i. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor een seksinrichting;
  10. j. het gebruik van de gronden voor de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, bodemspecie, grond, puin en/of schroot anders dan krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
  11. k. het kennelijk ten verkoop opslaan en stallen van bruikbare en niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;
  12. l. het opdelen van een reeds bestaand bouwperceel in meerdere bouwpercelen;
  13. m. het storten van afvalstoffen en van puin.

10.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 11 Water

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. beken, kanalen, sloten, vaarten en daarmee gelijk te stellen waterlopen ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer, de waterberging en het behoud van de landschappelijke waarden en het behoud van de natuurlijke waarden;
  2. b. bruggen, dammen en duikers;
  3. c. dijken, kaden, oeverstroken en taluds;
  4. d. extensief dagrecreatief medegebruik;
  5. e. openbare nutsvoorzieningen;
  6. f. paden;
  7. g. sluizen en stuwen;

met de daarbij behorende:

  1. h. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde.

11.2 Bouwregels

  1. 1. In of op deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
  2. 2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de beveiliging, geleiding en regeling van het (water)verkeer, waaronder bruggen ten behoeve van de ontsluiting van erven, mag niet meer dan 5,00 meter bedragen;
    2. b. de bouwhoogte van bruggen, niet zijnde bruggen ten behoeve van de ontsluiting van erven en/of viaducten, mag niet meer dan 10,00 meter bedragen;
    3. c. er mag geen niet-perceelgebonden handelsreclame worden aangebracht en/of worden geplaatst.

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing en aan de plaats van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de archeologische waarden;
  2. b. de cultuurhistorische waarden;
  3. c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  4. d. de geomorfologische waarden;
  5. e. een goede woonsituatie;
  6. f. de landschappelijke waarden;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de natuurlijke waarden;
  9. i. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  10. j. de sociale veiligheid;
  11. k. de verkeersveiligheid.

11.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7 lid 10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. de opslag en/of de stalling van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;
  2. b. het gebruik van de gronden als ligplaats en/of aanlegplaats voor vaartuigen en/of woonschepen, woonarken of casco's (caissons) die tot woonschip of woonark kunnen worden omgebouwd;
  3. c. het gebruik van de gronden als standplaats voor één of meer kampeermiddelen;
  4. d. et gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  5. e. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie;
  6. f. het gebruik van de gronden voor de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, bodemspecie, grond, puin en/of schroot, anders dan krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
  7. g. het kennelijk ten verkoop opslaan en stallen van bruikbare en niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;
  8. h. het storten van afvalstoffen en van puin.

11.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7 lid 10 van de Wet ruimtelijke ordening juncto artikel 11.4 van het onderhavige bestemmingsplan, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

11.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
    1. a. het aanbrengen of aanleggen van aanlegplaatsen, kaden of oeverbeschoeiingen ten behoeve van het recreatief medegebruik;
    2. b. het aanbrengen van oever- en walbeschoeiingen;
    3. c. het vergraven van oevers.
  2. 2. Het in artikel 11.4 sub 1 vermelde verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden, welke:
    1. a. het normale beheer en/of het normale onderhoud betreffen;
    2. b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan, met een daarvoor verleende vergunning.
  3. 3. Een omgevingsvergunning zoals vermeld in artikel 11.6 sub 1 wordt geweigerd, indien:
    1. a. de werken en/of de werkzaamheden de landschappelijke en/of de natuurlijke waarden, welke de bestemming van de grond beoogt, onevenredig aantast;
    2. b. de werken en/of de werkzaamheden het grondgebruik, welke de bestemming van de grond beoogt, onevenredig aantast;
    3. c. de werken en/of de werkzaamheden in strijd zijn met dit bestemmingsplan of de krachtens zodanig plan gestelde eisen;
    4. d. de werken en/of de werkzaamheden negatieve gevolgen hebben voor de waarde(n) en de kwalificerende soorten van de aangewezen Natura 2000-gebieden in het kader van de Wet natuurbescherming.

Artikel 12 Wonen

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep of voor een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit;
  2. b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;

met de daarbij behorende:

  1. c. andere werken;
  2. d. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde;
  3. e. erven, terreinen en tuinen;
  4. f. parkeren;
  5. g. paden;
  6. h. met dien verstande dat:
  7. i. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' alleen halfvrijstaande woningen gebouwd mogen worden;
  8. j. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' alleen rijwoningen gebouwd mogen worden;
  9. k. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal woningen niet meer mag bedragen dan het aangegeven aantal woningen.

12.2 Bouwregels

Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Wonen' is aan een aantal regels gebonden.

12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing en aan de plaats van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de milieusituatie;
  4. d. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. de verkeersveiligheid.

12.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.1 onder a en toestaan dat een bed en breakfast voorziening in een woning mag worden aangebracht, mits tevens de omgevingsvergunning in lid 12.6.2 is verleend.

12.5 Specifieke gebruiksregels

12.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 13 Wonen - 1

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen, al dan niet in combinatie met ruimten voor:
    1. 1. een aan-huis-verbonden-beroep of een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit;
    2. 2. een hondenopvang ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - hondenopvang';
    3. 3. mantelzorg;
  2. b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. paardenbak;

met de daarbij behorende:

  1. d. andere werken;
  2. e. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde;
  3. f. cultuurgrond;
  4. g. erven, terreinen en tuinen;

13.2 Bouwregels

13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing en aan de plaats van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de archeologische waarden;
  2. b. de cultuurhistorische waarden;
  3. c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  4. d. de geomorfologische waarden;
  5. e. een goede woonsituatie;
  6. f. de landschappelijke waarden;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de natuurlijke waarden;
  9. i. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  10. j. de sociale veiligheid;
  11. k. de verkeersveiligheid.

13.4 Afwijking van de bouwregels

13.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden voor een paardenbak, waarbij de afstand tot de zijdelingse perceelgrens minder dan 5,00 meter bedraagt;
  2. b. het gebruik van de gronden voor een paardenbak waarbij de afstand tot een bouwperceel met een gevoelige functie minder dan 50,00 meter bedraagt;
  3. c. het gebruik van de gronden voor meer dan één paardenbak per bouwperceel;
  4. d. het gebruik van de gronden voor een paardenbak waarvan de oppervlakte meer bedraagt dan 1.800 m2 ;
  5. e. de opslag en/of de stalling van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;
  6. f. het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
  7. g. het gebruik van de gronden als standplaats voor één of meer kampeermiddelen;
  8. h. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  9. i. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  10. j. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie;
  11. k. het gebruik van de gronden voor de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, bodemspecie, grond, puin en/of schroot, anders dan krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
  12. l. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor een aan-huis-verbonden beroep en/of voor een aan-huis-verbonden bedrijvigheid, mits:
      • het beroep niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de woning;
      • de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 40% van de totale gebruiksoppervlakte van de gebouwen en/of met een bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan 100 m2 ;
  13. m. het gebruik van een trekkershut voor permanente bewoning;
  14. n. het kennelijk ten verkoop opslaan en stallen van bruikbare en niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;
  15. o. het omzetten en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van gronden ten behoeve van een permanent ander gebruik;
  16. p. het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten;
  17. q. het storten van afvalstoffen en van puin.

13.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 14 Wonen - 2

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen, al dan niet in combinatie met ruimten voor:
    1. 1. een aan-huis-verbonden-beroep of een aan-huis-verbonden-bedrijfsactiviteit;
    2. 2. mantelzorg;
  2. b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. paardenbak;

met de daarbij behorende:

  1. d. andere werken;
  2. e. cultuurgrond;
  3. f. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde;
  4. g. erven, terreinen en tuinen;

waarbij ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - monument', de instandhouding van de bestaande monumentale of karakteristieke hoofdvorm van gebouwen wordt nagestreefd.

14.2 Bouwregels

  1. 1. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden per bestemmingsvlak de volgende regels:
    1. a. als hoofdgebouwen mogen uitsluitend vrijstaande woningen en/of halfvrijstaande woningen worden gebouwd;
    2. b. de afstand van het hoofdgebouw ten opzichte van de as van de weg mag niet minder dan de bestaande afstand bedragen;
    3. c. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrenzen mag bij vrijstaande woningen niet minder dan 3,00 meter bedragen;
    4. d. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens aan de niet aangebouwde zijde, mag bij halfvrijstaande woningen niet minder dan 3,00 meter bedragen;
    5. e. de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep mag niet meer bedragen dan 40% van de totale gebruiksoppervlakte van de woning inclusief de bijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een maximum van 100 m²;
    6. f. de maatvoering van het hoofdgebouw dient te voldoen aan de eisen die in de onderstaande tabel zijn gesteld:
      Woningtype Maximale goothoogte Maximale bouwhoogte Maximale inhoud
      Vrijstaand 3,50 meter 8,00 meter 600 m3
      Halfvrijstaand 3,50 meter 8,00 meter 500 m3
    7. g. indien goothoogte, de bouwhoogte en de inhoud meer bedraagt dan in bovenstaande tabel is vermeld, mogen deze niet meer bedragen dan de bestaande maatvoering;
    8. h. een kelder mag in niet meer dan één bouwlaag worden gebouwd waarbij de kelder niet wordt betrokken bij het bepalen van de maximale inhoudsmaat van het hoofdgebouw;
    9. i. er mogen geen trekkershutten worden gebouwd;
    10. j. per bestemmingsvlak mogen niet meer dan twee woningen worden gebouwd, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven.
  2. 2. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
    1. a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen ten minste 1,00 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan te worden gebouwd;
    2. b. de maatvoering van de aan- en uitbouwen, van de bijgebouwen en van de overkappingen dient te voldoen aan de eisen die in de onderstaande tabel zijn gesteld:
      Woningtype Maximale goothoogte gebouwen Maximale bouwhoogte gebouwen Maximale bouwhoogte overkappingen Maximale gezamenlijke oppervlakte perwoning inclusief een zwembad
      Vrijstaand 3,50 meter 6,00 meter 3,00 meter 100 m²
      Halfvrijstaand 3,50 meter 6,00 meter 3,00 meter 50 m²
    3. c. indien de goothoogte en/of de bouwhoogte meer bedraagt dan in bovenstaande tabel is vermeld, mogen deze niet meer bedragen dan de bestaande maatvoering;
    4. d. er mogen geen bijgebouwen ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein worden gebouwd.
  3. 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. a. aanverwante voorzieningen ten behoeve van een paardenbak, zoals een longeercirkel, een paddock, een stapmolen en een trainingsmolen dienen op hetzelfde bouwperceel te worden gebouwd;
    2. b. de bouwhoogte van aanverwante voorzieningen ten behoeve van een paardenbak, zoals een longeercirkel, een paddock, een stapmolen en een trainingsmolen mag niet meer dan 4,00 meter bedragen;
    3. c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3,00 meter bedragen;
    4. d. de bouwhoogte van een omheining ten behoeve van een paardenbak mag niet meer dan 1,50 meter bedragen;
    5. e. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen achter de voorgevel van de woning en het verlengde daarvan, mag niet meer dan 2,50 meter bedragen;
    6. f. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen voor de voorgevel van de woning en het verlengde daarvan, mag niet meer dan 1,50 meter bedragen;
    7. g. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6,00 meter bedragen;
    8. h. er mag geen niet-perceelgebonden handelsreclame worden aangebracht en/of worden geplaatst;
    9. i. er mogen geen lichtmasten ten behoeve van een paardenbak worden geplaatst.

14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing en aan de plaats van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de archeologische waarden;
  2. b. de cultuurhistorische waarden;
  3. c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  4. d. de geomorfologische waarden;
  5. e. een goede woonsituatie;
  6. f. de landschappelijke waarden;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de natuurlijke waarden;
  9. i. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  10. j. de sociale veiligheid;
  11. k. de verkeersveiligheid.

14.4 Afwijken van de bouwregels

14.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden voor een paardenbak, waarbij de afstand tot de zijdelingse perceelgrens minder dan 5,00 meter bedraagt;
  2. b. het gebruik van de gronden voor een paardenbak waarbij de afstand tot een bouwperceel met een gevoelige functie minder dan 50,00 meter bedraagt;
  3. c. het gebruik van de gronden voor meer dan één paardenbak per bouwperceel;
  4. d. het gebruik van de gronden voor een paardenbak waarvan de oppervlakte meer bedraagt dan 1.800 m²;
  5. e. de opslag en/of de stalling van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;
  6. f. het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
  7. g. het gebruik van de gronden als standplaats voor één of meer kampeermiddelen;
  8. h. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  9. i. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  10. j. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie;
  11. k. het gebruik van de gronden voor de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, bodemspecie, grond, puin en/of schroot, anders dan krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
  12. l. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor een aan-huis-verbonden beroep en/of voor een aan-huis-verbonden bedrijvigheid, mits:
      • het beroep niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning;
      • de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 40% van de totale gebruiksoppervlakte van de gebouwen en/of met een bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan 100 m2 ;
  13. m. het gebruik van een trekkershut voor permanente bewoning;
  14. n. het kennelijk ten verkoop opslaan en stallen van bruikbare en niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;
  15. o. het omzetten, het scheuren en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van gronden ten behoeve van een permanent ander gebruik;
  16. p. het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten;
  17. q. het storten van afvalstoffen en van puin.

14.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 15 Wonen - 7

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 7' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep of voor een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit;
  2. b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;

met de daarbij behorende:

  1. c. andere werken;
  2. d. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde;
  3. e. erven en tuinen;
  4. f. parkeren.

15.2 Bouwregels

  1. 1. De totale bebouwde oppervlakte van het bouwperceel mag niet meer bedragen dan 70% ten opzichte van het gehele bouwperceel.
  2. 2. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
    1. a. als hoofdgebouwen mogen uitsluitend rijenwoningen worden gebouwd;
    2. b. de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en/of een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit mag niet meer bedragen dan 40% van de totale gebruiksoppervlakte van de woning inclusief de bijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een maximum van 100 m²;
    3. c. de maatvoering van de hoofdgebouwen dient te voldoen aan de eisen die in de onderstaande tabel zijn gesteld:
      Maximale goothoogte Maximale bouwhoogte
      3,50 meter 10,00 meter
    4. d. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
    5. e. indien niet anders op de verbeelding is aangegeven, mag de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens aan de niet aangebouwde zijde niet minder dan 3,00 meter bedragen;
    6. f. indien niet anders op de verbeelding is aangegeven, mag de horizontale diepte van het bouwvlak niet meer dan 12,00 meter bedragen.
  3. 3. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op een bouwperceel gelden de volgende regels:
    1. a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen minimaal 1,00 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan te worden gebouwd;
    2. b. de maatvoering van de aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkappingen dient te voldoen aan de eisen die in de onderstaande tabel zijn gesteld:
      Maximale goothoogte gebouwen Maximale bouwhoogte gebouwen Maximale bouwhoogte overkappingen Maximale gezamenlijke oppervlakte per woning waaronder een zwembad
      3,50 meter 5,50 meter 3,00 meter 100 m2
  4. 4. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer dan 3,00 meter bedragen;
    2. b. de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen gelegen achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan, mag niet meer dan 2,00 meter bedragen;
    3. c. de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen gelegen voor de achtergevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan, mag bij hoekwoningen niet meer dan 1,00 meter bedragen;
    4. d. de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen gelegen voor de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan, mag niet meer dan 1,00 meter bedragen;
    5. e. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6,00 meter bedragen;
    6. f. er mag geen niet-perceelgebonden handelsreclame worden aangebracht en/of worden geplaatst.

15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing en aan de plaats van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de milieusituatie;
  4. d. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. de verkeersveiligheid.

15.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
  2. b. het gebruik van de gronden als standplaats voor één of meer kampeermiddelen;
  3. c. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  4. d. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting of prostitutie;
  5. e. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie;
  6. f. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor bedrijvigheid anders dan voor een aan-huis-verbonden beroep en/of voor een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit;
  7. g. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor de opslag en voor de stalling van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;
  8. h. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor een aan-huis-verbonden beroep en/of voor een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit, indien:
      • het beroep niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de woning;
      • de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 40% van de totale gebruiksoppervlakte van de woning en van de daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen en/of de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 100 m²;
  9. i. het gebruik van de gronden voor de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, bodemspecie, grond, puin en schroot;
  10. j. het gebruik van een woning en van de daarbij behorende bebouwing door meer dan één afzonderlijk huishouden;
  11. k. het kennelijk ten verkoop opslaan en stallen van bruikbare en niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;
  12. l. het storten van afvalstoffen en van vuil.

15.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 16 Wonen - 10

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 10' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een woning al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep en/of voor een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit;
  2. b. aan- en uitbouwen en overkappingen;

met daarin ondergeschikt:

  1. c. verblijfsrecreatie;

met de daarbij behorende:

  1. d. andere werken;
  2. e. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde.

16.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden per bouw- en bestemmingsvlak de volgende regels:

  1. a. als hoofdgebouw mag uitsluitend één woning worden gebouwd;
  2. b. het hoofdgebouw inclusief aan- en uitbouwen dient qua maatvoering te voldoen aan de eisen die in de volgende tabel zijn gesteld:
    maximale goothoogte maximale bouwhoogte maximale oppervlakte
    3,00 meter 6,25 meter 75 m2
  3. c. de hoogte van overkappingen bedraagt maximaal 2,50 meter;
  4. d. de oppervlakte van overkappingen bedraagt per bouwperceel niet meer dan 4 % van de oppervlakte van het bouwperceel met een maximum van 50 m2, met dien verstande dat de minimale oppervlakte 30 m2 mag bedragen;
  5. e. indien de goothoogte, de bouwhoogte en/of de maximale oppervlakte meer bedraagt dan in bovenstaande tabel is vermeld, mogen deze niet meer bedragen dan de bestaande maatvoering.

16.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmetingen en de plaats van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de milieusituatie;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de verkeersveiligheid.

16.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden als standplaats voor één of meer kampeermiddelen, anders dan voor eigen gebruik gedurende een periode van maximaal zes weken per jaar;
  2. b. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  3. c. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting of prostitutie;
  4. d. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van handelsreclame;
  5. e. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor bedrijvigheid anders dan voor een aan-huis-verbonden beroep en/of voor een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit;
  6. f. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor de opslag en voor de stalling van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;
  7. g. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor een aan-huis-verbonden beroep en/of voor een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit, indien:
      • het beroep niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de woning;
      • de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 40% van de totale gebruiksoppervlakte van de woning en van de daarbij behorende aan- en uitbouwen en/of met een bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan 35 m²;
  8. h. het gebruik van de gronden voor de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, bodemspecie, grond, puin en schroot;
  9. i. het gebruik van een woning en van de daarbij behorende bebouwing door meer dan één afzonderlijk huishouden;
  10. j. het kennelijk ten verkoop opslaan en stallen van bruikbare en niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;
  11. k. het storten van afvalstoffen en van vuil.

Artikel 17 Leiding - Gas

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. een hogedruk aardgastransportleiding;

met de daarbij behorende:

  1. b. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde.

17.2 Bouwregels

  1. 1. In of op deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
  2. 2. In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) mogen geen bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, worden gebouwd anders dan ten behoeve van deze bestemming.
  3. 3. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, ten behoeve van een hogedruk aardgastransportleiding, mag niet meer dan 2,00 meter bedragen.

17.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing en aan de plaats van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de archeologische waarden;
  2. b. de cultuurhistorische waarden;
  3. c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  4. d. de geomorfologische waarden;
  5. e. een goede woonsituatie;
  6. f. de landschappelijke waarden;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de natuurlijke waarden;
  9. i. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  10. j. de sociale veiligheid;
  11. k. de verkeersveiligheid.

17.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de hogedruk aardgastransportleiding, worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in artikel 17.2 sub 1 en toestaan dat de bij de andere daar voorkomende bestemmingen vermelde gebouwen en overkappingen worden gebouwd, mits van de betreffende leidingbeheerder een positief advies is ontvangen;
  2. b. het bepaalde in artikel 17.2 sub 2 en toestaan dat de bij de andere daar voorkomende bestemmingen vermelde bouwwerken worden gebouwd, mits van de betreffende leidingbeheerder een positief advies is ontvangen.

17.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere daar voorkomende bestemming(en):
    1. a. het aanbrengen van drainage dieper dan 0,30 meter;
    2. b. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
    3. c. het aanbrengen van hoogopgaand en/of diepwortelende beplanting;
    4. d. het aanbrengen van ondergrondse energie-, telecommunicatie- en/of kabels en/of transportleidingen en daarmee verband houdende apparatuur, constructies of installaties dieper dan 0,30 meter;
    5. e. het afgraven, het egaliseren, het ontgronden, het ophogen en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur dieper dan 0,30 meter;
    6. f. het baggeren en/of het graven en/of het verruimen van sloten, vaarten en andere watergangen dieper dan 0,30 meter ten opzichte van het omliggende maaiveld;
    7. g. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
    8. h. het plaatsen van lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
    9. i. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,30 meter;
    10. j. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging.
  2. 2. Het in artikel 17.5 sub 1 vermelde verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden, welke:
    1. a. het aanbrengen van beplanting betreft die voorkomt op de beplantingslijst van de betreffende leidingbeheerder;
    2. b. het normale onderhoud betreffen;
    3. c. mechanisch worden uitgevoerd en daarmee vallen onder de werking van de Wet informatie-uitwisseling Ondergrondse Netten (WION);
    4. d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan, met de daarvoor verleende vergunning;
    5. e. worden uitgevoerd ten behoeve van de instandhouding van de leiding.
  3. 3. De in artikel 17.5 sub 1 vermelde vergunning kan slechts worden verleend indien een positief advies is ontvangen van de betreffende leidingbeheerder en er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de ondergrondse leidingen.

17.6 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7 lid 10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken voor de opslag van goederen, tenzij van de betreffende leidingbeheerder een positief advies is ontvangen.

Artikel 18 Waarde - Archeologie

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de te verwachten archeologische waarden.

18.2 Bouwregels

Op de tot 'Waarde - Archeologie' bestemde gronden gelden voor het bouwen van bebouwing de volgende regels:

  1. 1. Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk groter en dieper dan de op de in Bijlage 3 opgenomen Archeologische beleidskaart aangegeven oppervlakte en diepte, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, naar het oordeel van het bevoegd gezag, in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. 2. In afwijking van het gestelde onder 1 hoeft de aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwen geen rapport als bedoeld onder 1 voor te leggen, indien één van de volgende situaties van toepassing is:
    1. a. de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het vervangen van bestaande bebouwing (waaronder een bestaande ondergrondse kelder), waarbij de oppervlakte van de te slopen bebouwing niet wordt meegerekend met de oppervlakte zoals bedoeld onder lid 1, de oppervlakte aan bebouwing niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut (met uitzondering van nieuwe kelders);
    2. b. de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het uitbreiden van bestaande bebouwing tot maximaal 2,5 meter uit de bestaande fundering, met behoud van bestaande funderingen;
    3. c. de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het bouwen in de bodem tot een diepte van 0,5 m onder het bestaande maaiveld;
    4. d. naar oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld;
  3. 3. Indien het onder 1 genoemde rapport of de beschikbare informatie als bedoeld in 2 onder d daartoe aanleiding geeft, dient op advies van een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd gezag te stellen kwalificaties zonodig archeologisch vervolgonderzoek plaats te vinden.
  4. 4. Indien uit het onder 1 genoemde rapport of uit de beschikbare informatie als bedoeld in 2 onder d of uit het vervolgonderzoek bedoeld in 3 blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning voor bouwen:
    1. a. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
    2. b. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
    3. c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
    4. d. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
  5. 5. Het bepaalde onder 1 tot en met 4 geldt niet voor het bouwen van een bouwwerk op gronden met een op basis van de Archeologische beleidskaart aangegeven lage archeologische verwachtingswaarde.

18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. 1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
    1. a. Aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    2. b. Aanleggen en dempen van watergangen en poelen;
    3. c. Aanbrengen van ondergrondse transport-, energie en telecommunicatieleidingen (nutsvoorzieningen) breder dan 80 cm en de daarmee verband houdende constructies, installatie en apparatuur;
    4. d. Diepploegen, zijnde het extra diep – meer dan 0,5 m onder het maaiveld – omploegen, het (chemisch) scheuren van grasland, anders dan voor graslandverbetering;
    5. e. Bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters.
  2. 2. Het in onder 1 vermelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:
    1. a. Werken en werkzaamheden in het kader van het normale (agrarische) beheer, onderhoud en exploitatie, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
    2. b. Werken en werkzaamheden waarmee rechtens is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan;
    3. c. Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 1 sub c, voor zover daarvoor een omgevingsvergunning is vereist voor bouwen;
    4. d. Voor werken en werkzaamheden binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
    5. e. In het kader van archeologisch onderzoek en archeologische opgravingen, mits deze worden verricht door een ter zake deskundige als bedoeld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;
    6. f. Voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van 0,5 m onder het omliggende bestaande maaiveld met een maximale oppervlakte van:
      • 120 m2 in een gebied met een Waarde – Hoge archeologische verwachting;
      • 500 m2 in een gebied met een Waarde – Middelhoge archeologische verwachting;
      • 2.500 m2 in een gebied met een Waarde – Lage archeologische verwachting;
      • 50 m2 in een gebied met een Waarde – Archeologische monumenten
    7. g. Werken en werkzaamheden op gronden waar naar oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld;
  3. 3. De onder lid 1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor omgevingsvergunning dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld;
  4. 4. Indien het onder 3 genoemde rapport of de beschikbare informatie daartoe aanleiding geeft, dient op advies van een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd te stellen kwalificaties zonodig archeologisch vervolgonderzoek plaats te vinden.

18.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, teneinde:

  1. 1. De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief onderzoek is aangetoond dat op de betrokken gronden geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
  2. 2. De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' op te nemen, indien uit nader onderzoek blijkt, dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 19 Waarde - Cultuurhistorie

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. het behoud, de bescherming, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden, van de landschappelijke waarden en van de natuurlijke waarden van een landgoed;
  2. b. cultuurgrond, waarbij het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden, zoals bosschages, houtsingels en houtwallen wordt nagestreefd.

19.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. 1. Behoudens het bepaalde in artikel 19.2, sub 2, is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag laan- en/of wegbegeleidende boom- en/of struikbeplanting te verwijderen.
  2. 2. Het in artikel 19.2, sub 1 vermelde verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden, welke:
    1. a. het normale onderhoud betreffen;
    2. b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, met een daarvoor verleende vergunning.
  3. 3. Een vergunning zoals vermeld in artikel 19.2, sub 1 wordt geweigerd, indien:
    1. a. de werken en/of de werkzaamheden de archeologische waarden en/of de cultuurhistorische waarden en/of de geomorfologische waarden en/of de landschappelijke waarden en/of de natuurlijke waarden welke de bestemming van de grond beoogt, onevenredig aantast;
    2. b. de werken en/of de werkzaamheden significante negatieve gevolgen hebben voor de waarde(n) en de kwalificerende soorten van de aangewezen Natura 2000-gebieden in het kader van de Wet natuurbescherming;
    3. c. de werken en/of de werkzaamheden in strijd zijn met dit bestemmingsplan en/of de krachtens zodanig plan gestelde eisen.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 20 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 21 Algemene Bouwregels

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in de van toepassing zijnde artikelen van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  2. b. de bereikbaarheid van gebouwen voor het wegverkeer;
  3. c. de laad- en losmogelijkheden en de parkeergelegenheid;
  4. d. de ruimte tussen bouwwerken;
  5. e. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofd-transportleidingen.

Artikel 22 Algemene Aanduidingsregels

22.1 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' gelden behalve de andere daar voorkomende bestemming(en), ook de regels die opgenomen zijn in de Provinciale Omgevingsverordening Gelderland betreffende grondwaterbeschermingsgebieden, zoals deze verordening luidt ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp-bestemmingsplan.

22.2 milieuzone - waterwingebied

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'milieuzone - waterwingebied' geldt behalve de andere daar voorkomende bestemming(en), ook de regel dat de gronden primair bedoeld zijn voor de waterwinning, zowel productie als zuivering, distributie en opslag, alsmede voor compensatie- en/of infiltratievijvers.

22.3 vrijwaringszone - molenbiotoop 1

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop 1, gelden behalve de andere daar voorkomende bestemming(en), ook de volgende regels:

  1. a. de maximale bouwhoogte van bouwwerken en/of de maximale hoogte van beplanting mag niet meer dan 7,50 meter bedragen;
  2. b. het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het ophogen van gronden hoger dan onder a maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken;
    2. 2. het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande beplanting hoger dan de op grond van de onder a maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken;
    3. 3. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur hoger dan onder a maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken;
  3. c. het onder b vermelde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
    1. 1. het normale onderhoud betreffen;
    2. 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan, met een daarvoor verleende vergunning;
  4. d. de onder b vermelde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het huidige en/of het toekomstig functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of de waarde van de molen als landschapselement, dan wel dat door het stellen van voorwaarden hieraan voldoende tegemoet gekomen kan worden, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de molen.

22.4 vrijwaringszone - dijk

22.5 overige zone - geluidwerende voorziening brandweerkazerne

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - geluidwerende voorziening brandweerkazerne' blijft het bestemmingsplan 'Oldebroek, brandweerkazerne' (met identificatienummer NL.IMRO.0269.OB115-VG01) van de gemeente Oldebroek, vastgesteld op 04 februari 2021, onverminderd van kracht, met dien verstande dat op deze gronden de voorwaardelijke verplichting geldt, zoals in artikel 22.5.1 is aangegeven:

Artikel 23 Algemene Afwijkingsregels

  1. 1. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
    1. a. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersintensiteit en/of de verkeersveiligheid daartoe aanleiding geven;
    2. b. de bestemmingsregels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken en ten behoeve van ontvang-, sirene- en/of zendmasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40,00 meter.
  2. 2. Een in lid 1 vermelde afwijking kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
    1. a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    2. b. de milieusituatie;
    3. c. de sociale veiligheid;
    4. d. het straat- en bebouwingsbeeld;
    5. e. de verkeersveiligheid;
    6. f. de woonsituatie.

Hoofdstuk 4 Overgangsrecht En Slotregels

Artikel 24 Overgangsrecht

24.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eeste lid met maximaal 10 %.
  3. 3. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

24.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het bepaalde in het eerste lid. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 25 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het 'Tweede veegplan Oldebroek'

Aldus gewijzigd vastgesteld in de raadsvergadering van

De griffier, De voorzitter,

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel

Op 15 december 2009 is door de gemeente Oldebroek het bestemmingsplan Buitengebied 2007 vastgesteld. Ondertussen is de feitelijke situatie op diverse locaties binnen de gemeente Oldebroek door middel van overgangsrecht of een al eerder verleende omgevingsvergunning gewijzigd. Hierdoor corresponderen de bestemmingen en de daarbij horende planregels nog niet met het feitelijke gebruik en doel. Voorliggend veegplan legt de wijzigingen voor 24 locaties op een juridische en planologische wijze vast.

Het veegplan is een partiële herziening op het moederplan Buitengebied 2007, waarbij in de vorm van een veegplan de verschillende genoemde aanpassingen gebundeld worden meegenomen. Het veegplan volgt als tweede veegplan op het eerdere Veegplan 2020, dat op 17 december 2020 is vastgesteld door de gemeente Oldebroek.

Op 27 juni 2022 heeft het college van Oldebroek besloten het ontwerpbestemmingsplan Tweede veegplan Oldebroek in procedure te brengen. Tijdens de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan vanaf woensdag 6 juli 2022 tot en met dinsdag 16 augustus 2022 is een ieder in de gelegenheid gesteld zijn of haar zienswijze op het bestemmingsplan kenbaar te maken. Tijdens deze termijn zijn er zeven zienswijzen ontvangen. Daarnaast zijn er naar aanleiding van het persbericht van 12 juli 2022 van het college ook nog extra verzoeken ontvangen. Naar aanleiding van de ontvangen zienswijzen is het ontwerpbestemmingsplan aangevuld en aangepast, maar ook door de extra ontvangen verzoeken die voldoen aan het uitgangspunt van dit bestemmingsplan (daarbij moet het gaan om een overgangsrecht situatie of er is al eerder door het college een omgevingsvergunning verleend in afwijking van het geldende bestemmingsplan). Door deze aanpassingen is het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld door de gemeenteraad van Oldebroek.

1.2 Plangebied

Het plangebied betreft het buitengebied van de gemeente Oldebroek en is grotendeels gelijk aan het plangebied van het moederplan Buitengebied 2007. Enkele locaties omvatten andere plangebieden. Indien dat zo is, dan wordt dat vermeld bij de betreffende locatie.

Onderstaand is het plangebied van het voorliggende veegplan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0269.VP002-VG01_0001.jpg"

Afbeelding: moederplan Buitengebied 2007

De wijzigingen uit het voorliggende veegplan betreffen de locaties, zoals hieronder met de rode vlakken is aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0269.VP002-VG01_0002.jpg"

Afbeelding: locaties waar wijzigingen worden aangebracht met voorliggend veegplan

1.3 Geldend Bestemmingsplan

Voor de meeste gevallen is het bestemmingsplan Buitengebied 2007, zoals vastgesteld op 15 december 2009, het vigerende kader. Enkele locaties vallen buiten de plangrenzen van het bestemmingsplan Buitengebied 2007. Deze locaties vallen onder het vigerende kader van bestemmingsplan Oldebroek Dorp 2009 of onder het vigerende kader van bestemmingsplan Oosterwolde Dorp 2005. Bovendien geldt voor de locaties het paraplubestemmingsplan Oldebroek, waarin de dubbelbestemmingen omtrent archeologie zijn geregeld.

In Hoofdstuk 2 worden de verschillende locaties besproken, waarbij kernachtig wordt aangegeven op welke wijze de betreffende locatie is meegenomen in de voorliggende herziening van het bestemmingsplan Buitengebied 2007.

1.4 Leeswijzer

De verschillende aanpassingen die in voorliggend veegplan worden meegenomen, worden in Hoofdstuk 2 behandeld. Hoofdstuk 3 behandelt een beschrijving van het beleid. Hoofdstuk 4 gaat in op de onderzoeksaspecten. Hoofdstuk 5 bevat een beknopte toelichting op de juridische aspecten en in Hoofdstuk6 wordt ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Te Wijzigen Adressen

Naar aanleiding van het persbericht van 12 juli 2022 van het college van Oldebroek zijn er aan dit hoofdstuk nieuwe locaties toegevoegd. Daarnaast zijn er in dit hoofdstuk voor drie adressen wijzigingen doorgevoerd naar aanleiding van de ontvangen zienswijzen. Het gaat hierbij om de volgende drie locaties:

  1. 1. Mheneweg Zuid 15A;
  2. 2. Bovenheigraaf 108;
  3. 3. Zuiderzeestraatweg 254.

2.1 Zuiderzeestraatweg Nabij 213 In Oldebroek

Het westelijke deel van de locatie waar de nieuwe brandweerkazerne zal worden gebouwd is momenteel in gebruik als tijdelijke stalling van materieel ten behoeve van het aangrenzende transportbedrijf Kees ten Cate. De betreffende gronden zijn in de huidige situatie voorzien van een agrarische bestemming. Zodoende is het huidige gebruik van de gronden voor bedrijfsmatige activiteiten in strijd met het geldende bestemmingsplan. Voorliggend bestemmingsplan kent aan de betreffende gronden de bestemming 'Bedrijf – 2' toe, waarmee beoogd is het huidige gebruik te legaliseren. Het bouwen van gebouwen wordt niet toegestaan.

Het betreffende perceel is al sinds het begin van de jaren '90 feitelijk in gebruik als verharding ten behoeve van het transportbedrijf Kees ten Cate. Dit gebruik viel (daarmee) onder de beschermende werking van het (legaliserende) gebruiksovergangsrecht van de voorgaande bestemmingsplannen 'Buitengebied Oldebroek - Zuid' uit 2004 en 'Buitengebied 2007' uit 2009.

Voor dit gebied is op 4 februari 2021 het bestemmingsplan 'Oldebroek, brandweerkazerne' vastgesteld. Enkel is bij de verdere uitwerking van het bouwplan van de nieuw te bouwen brandweerkazerne gebleken dat een strook grond, hetgeen in eigendom is van het transportbedrijf Kees ten Cate, ook de bestemming 'Maatschappelijk' heeft gekregen. Deze strook grond had net zoals het overige de bestemming 'Bedrijf – 2' moeten krijgen zonder bouwmogelijkheden. Dit plan voorziet er in dat deze omissie wordt hersteld en dat de strook grond alsnog de juiste bestemming 'Bedrijf – 2' krijgt.

In het bestemmingsplan voor de brandweerkazerne is een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor het aanbrengen van een geluidwerende voorziening. Door de bestemmingswijziging zou deze in de bestemming 'Bedrijf' komen te liggen. Dat is niet de bedoeling. Daarom is de aanduiding verschoven in oostelijke richting.

Verbeelding
Ter plaatse van het perceel van het transportbedrijf binnen de lichtblauwe omlijning wordt de enkelbestemming gewijzigd van 'Maatschappelijk' naar 'Bedrijf - 2' en wordt het deel van het bouwvlak verwijderd.

Ten oosten van de bedrijfsbestemming is een strook opgenomen met de aanduiding 'overig – geluidwerende voorziening brandweerkazerne'. Door middel van deze aanduiding is geregeld dat het geldende bestemmingsplan voor de brandweerkazerne in stand blijft, en dat er in deze strook de voorwaardelijke verplichting voor de geluidwerende voorziening aan is toegevoegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0269.VP002-VG01_0003.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0269.VP002-VG01_0004.png"

Oude situatie Nieuwe situatie

2.2 Bovenheigraaf 108, 108a, 108b En 110 In Oldebroek

Het perceel Bovenheigraaf 108A is gelegen in het bestemmingsplan 'Buitengebied 2007' en heeft de bestemmingen 'Wonen – 1' en 'Agrarisch – 2'. Het voorgaande bestemmingsplan was het bestemmingsplan 'Buitengebied, Oldebroek Zuid'. Volgens dit bestemmingsplan waren op de gronden van de percelen 108, 108A, 108B en 110 (gezamenlijk één bouwvlak) twee woningen toegestaan. Nu de feitelijke situatie voorzag in vier woningen, is dit hersteld in het bestemmingsplan 'Buitengebied 2007'.

Tijdens dit herstel is echter het gezamenlijke grote bouwvlak opgeknipt in twee bouwvlakken. De ruimte ertussen is een agrarische bestemming van gemaakt. Daarnaast was in het bestemmingsplan 'Buitengebied, Oldebroek Zuid' het woonperceel van Bovenheigraaf 108A groter aan de noordkant. In het bestemmingsplan 'Buitengebied 2007' is het woonperceel aan de noordkant kleiner gemaakt door de gemeente. Tot slot is een lange schuur geplaatst die in de agrarische bestemming is komen te vallen. Deze schuur is in het bestemmingsplan 'Buitengebied 2007' tot 'Wonen' bestemd behorend bij de woning aan Bovenheigraaf 108B. Deze schuur hoort echter bij de woning aan Bovenheigraaf 108A. Deze wijzigingen hebben gezorgd voor beperkingen voor de eigenaren van het perceel Bovenheigraaf 108A, zonder dat zij hier op hadden gerekend.

Verbeelding
De enkelbestemming 'Wonen -1' vervangt zoals op onderstaande afbeelding is te zien op twee plekken de enkelbestemming 'Agrarisch -2'. De woning Bovenheigraaf 108 had de bestemming Wonen - 3. Dit is omgezet naar Wonen - 1.

Ook wijzigt het bouwvlak, dat één groot bouwvlak voor de betreffende percelen wordt. Daarnaast wordt er ook een maatvoering 'maximaal aantal wooneenheden - 4' over het bouwvlak gelegd.

Omdat er slechts een klein stukje agrarische bestemming resteert, is er voor gekozen om de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kampeerterrein 3' niet op te nemen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0269.VP002-VG01_0005.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0269.VP002-VG01_0006.png"

Oude situatie Nieuwe situatie

2.3 Mheneweg Zuid 15a In Oldebroek

Op het perceel aan Mheneweg Zuid 15A te Oldebroek is op 16 juni 2016 met kenmerk 0269201600142 een omgevingsvergunning verleend voor het omzetten van een toenmalige recreatiewoning naar wonen. Ten behoeve van de gewenste en reeds vergunde functieverandering naar wonen wordt het bestemmingsplan op deze locatie gewijzigd.

Verbeelding
Ter plaatse van de hieronder weergegeven contour (blauwe lijn) wordt de geldende bestemming 'Recreatie' omgezet naar 'Wonen - 10'. Hierbij wordt ook een deel van de oprit meegnomen dat reeds is bestemd als wonen. Voor de regels is de bestemming 'Wonen' toegepast uit het bestemmingsplan 'Buitengebied, Mulligen', aangezien het om een permanent bewoonde recreatiewoning gaat. Daarbij wordt ook de plansystematiek uit dit bestemmingsplan toegepast voor deze locatie, waaronder de bouwregels uit dit bestemmingsplan. De gebiedsaanduiding en de dubbelbestemming van het parapluplan blijven intact.

afbeelding "i_NL.IMRO.0269.VP002-VG01_0007.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0269.VP002-VG01_0008.png"

Oude situatie Nieuwe situatie

2.4 Oude Dijk 7 En 7a In Oldebroek

Aan het perceel met het adres de Oude Dijk 7 en 7a te Oldebroek is ten tijde van het ontwerp 'Buitengebied 2007' onbedoeld een bedrijfsbestemming toegekend, terwijl dit in het voorontwerp wel een woonbestemming had. Naar aanleiding van een zienswijze is de bestemming van het naastgelegen perceel Oude Dijk 9 bij het ontwerp omgezet naar een bedrijfsbestemming. Per abuis is daarbij ook het perceel Oude Dijk 7 en 7a omgezet naar een bedrijfsbestemming.

De locatie wordt van oudsher altijd al gebruikt als woonhuis. Hiervoor wordt in dit bestemmingsplan de bestemming gewijzigd.

Verbeelding
Ter plaatse van het perceel sectie AG, nummer 91 wordt de enkelbestemming 'Bedrijf - 1' gewijzigd naar 'Wonen - 1' met een daarbij horend bouwvlak. De dubbelbestemming van het parapluplan, en de gebiedsaanduiding veranderen niet.

afbeelding "i_NL.IMRO.0269.VP002-VG01_0009.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0269.VP002-VG01_0010.png"

Oude situatie Nieuwe situatie

2.5 Ottenweg 31 In Oldebroek

Op het perceel aan de Ottenweg 31 te Oldebroek is op 2 november 2017 een omgevingsvergunning verleend met kenmerk 0269201700146 voor de realisatie van een nieuwe vrijstaande woning ter vervanging van een halfvrijstaande woning. De nieuwe vrijstaande woning valt op deze manier buiten de bestemming 'Wonen – 2' en buiten het bouwvlak. De enkelbestemming en het bouwvlak van het perceel dienen aangepast te worden.

Verbeelding
Het betreffende kadastrale perceel, sectie L nummer 6046, (zie onderstaande blauwe lijn) wijzigt van de bestemming 'Agrarisch – 2' naar 'Wonen – 2'. Bovendien wordt een bouwvlak toegevoegd voor de locatie. De dubbelbestemming van het parapluplan en gebiedsaanduiding blijven intact.

afbeelding "i_NL.IMRO.0269.VP002-VG01_0011.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0269.VP002-VG01_0012.png"

Oude situatie Nieuwe situatie

2.6 Zuiderzeestraatweg 179, 179a En 179b In Oldebroek

Voor de percelen aan de Zuiderzeestraatweg 179, 179a en 179b te Oldebroek is een omgevingsvergunning verleend, op 1 oktober 2019 met kenmerk 0269201800704, voor het vervangen van een bestaande woning. Hiervoor zijn drie seniorenwoningen in de plaats gekomen. In de bestaande situatie geldt een bestemming 'Wonen – 2'. Deze bestemming laat het vergunde aantal wooneenheden op dit perceel niet toe. Daarnaast vallen de drie seniorenwoningen voor een gedeelte buiten het huidige bouwvlak. De bestemming 'Wonen – 2' dient derhalve te worden gewijzigd in de bestemming 'Wonen – 7' en het bouwvlak dient gewijzigd te worden. Deze wijziging van het bestemmingsplan heeft betrekking op het bestemmingsplan 'Oldebroek Dorp 2009'.

Verbeelding
Voor de betreffende percelen (blauw omlijnd) wijzigt de enkelbestemming en voor het noordelijke bouwvlak wijzigt de geometrie. Dezelfde dubbelbestemming van het parapluplan blijft van toepassing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0269.VP002-VG01_0013.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0269.VP002-VG01_0014.png"

Oude situatie Nieuwe situatie

2.7 Zuiderzeestraatweg 337 In Oldebroek

Op het perceel aan Zuiderzeestraatweg 337 te Oldebroek is een omgevingsvergunning verleend, op 10 augustus 2017 met kenmerk 0269201700048, ten behoeve van de realisatie van een hondenpension. Op het perceel was voorheen een agrarisch bedrijf gevestigd. De boerderij en opstallen zijn nog aanwezig. Het perceel is al bestemd als 'Wonen - 1' (maximaal één vrijstaande woning), al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit. De activiteit hondenopvang kan echter niet als een toegestane aan-huis verbonden bedrijfsactiviteit worden beschouwd. Een hondenopvang is daarom in strijd met het huidige bestemmingsplan. Ter plekke voor de voor wonen aangewezen gronden wordt de aanduiding "specifieke vorm van wonen- hondenopvang" geplaatst om dit planologisch mogelijk te maken.

Verbeelding
In de verbeelding is de functieaanduiding toegevoegd voor de woonbestemming. De archeologische dubbelbestemming van het parapluplan en het bouwvlak blijven gelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0269.VP002-VG01_0015.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0269.VP002-VG01_0016.png"

Oude situatie Nieuwe situatie

2.8 Zuiderzeestraatweg 432 In Wezep

Voor de woning aan de Zuiderzeestraatweg 432 is een omgevingsvergunning verleend, op 22 juni 2017 met kenmerk 0269201600593, om de woning te splitsen in twee woningen. De bestaande situatie voorzag al in twee woningen en daarvoor is destijds ook een bouwvergunning verleend (2 november 1999). De huidige planologische situatie gaat echter nog steeds uit van een vrijstaande woning. De bestemming 'Wonen – 1' laat namelijk geen twee woningen toe. Hiervoor dient de bestemming te worden gewijzigd naar 'Wonen - 2', conform de plansystematiek van het bestemmingsplan Buitengebied 2007.

Verbeelding
Zowel in de oude als de nieuwe situatie houdt het perceel een woonbestemming. Hierom is slechts eenmaal de verbeelding ingevoegd. Het gebied dat wijzigt naar 'Wonen -2' is in onderstaande afbeelding blauw omlijnd. De dubbelbestemming van het parapluplan en het bouwvlak wijzigen niet.

afbeelding "i_NL.IMRO.0269.VP002-VG01_0017.png"

Nieuwe situatie

2.9 Eikenhof 10 Tm 20 In Oosterwolde

Voor de Eikenhof 10 tot en met 20 is een omgevingsvergunning, d.d. 17 juni 2016 met kenmerk 0269201600003 verleend voor het bouwen van een twee-onder-één-kapwoning en een rijtjeswoning met vier wooneenheden op het perceel. Het perceel valt binnen het bestemmingsplan Buitengebied, Oosterwolde (1988). Op de locatie ligt de bestemming 'Agrarisch'. Het plangebied was meegenomen in het bestemmingsplan Oosterwolde Dorp 2005, maar daar is destijds goedkeuring aan onthouden door de provincie.

Om het planologisch te regelen is de bestemming 'Wonen' opgenomen. Voor de regeling is aangesloten bij recente regeling voor woningbouw in de gemeente Oldebroek.

Verbeelding

In de verbeelding is de nieuwe situatie gegeven en de situatie onder het bestemmingsplan 'Oosterwolde

Dorp 2005' gegeven. Conform de gerealiseerde situatie is een woonbestemming gelegd. Tevens in vanuit

het paraplubestemingsplan Oldebroek de dubbelbestemming Waarde - Archeologie toegevoegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0269.VP002-VG01_0018.png"

Oude situatie Nieuwe situatie

2.10 Bovendwarsweg 96, 96a, 96b En 100 In Oldebroek

Voor deze locatie geldt dat er wat betreft de woning aan de Bovendwarsweg 96 geen wijzigingen zijn. Echter, de eigenaar van Bovendwarsweg 96 heeft destijds de woning met nummer 96a willen bouwen. Hiervoor is een beschikking verleend. De beschikking betreft het nummer 20070175 met datum 4 september 2007. Bij brief d.d. 10 februari 2014 is het dossier voor Bovendwarsweg 96a afgesloten. Uit deze brief blijkt dat er zonder opzet met onjuiste gegevens een bouwaanvraag is vergund voor Bovendwarsweg 96a. Daarbij is het gedeeltelijk bouwen van de woning Bovendwarsweg 96a op een perceel met de bestemming 'Bos', geheel te goeder trouw uitgevoerd. Gelet op het feit dat het een al jaren lopende zaak betreft, de bouw van de onderhavige woning reeds is uitgevoerd en er slechts een kleine overschrijding van het bouwblok heeft plaatsgevonden is besloten handhaving in deze specifieke situatie achterwege te laten. Daarnaast is toegezegd dat bij de herziening van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2007' deze ontstane omissie zal worden aangepast naar de huidige situatie.

Voor nummer 96b geldt dat er een goedgekeurd bouwplan aanwezig is van 24 september 2007. Deze woning is onder het overgangsrecht van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2007' gevallen. Nadien is nog een vergunning verleend op 12 april 2017 met kenmerk 0269201600697 voor het veranderen van de woning op nummer 96b. Bovendwarsweg 96b is eveneens conform de vergunning gebouwd. Hiervoor geldt dus dat het bestemmingsvlak van deze woning dient te worden verlegd conform de bestaande feitelijke situatie.

Op basis van bovenstaande bevinden zich 5 woningen in het gebied. Het bestemmingsplan op deze locatie omvat echter een maatvoering 'maximaal aantal wooneenheden: 4'. Het maximaal aantal wooneenheden dient te worden veranderd naar 'maximaal aantal wooneenheden: 5'.

Verbeelding
De geometrie van het bestemmingsvlak wijzigt ten koste van de enkelbestemming 'Bos', evenals het bouwvlak en de maatvoeringsaanduiding. De enkelbestemming zelf, de dubbelbestemming van het parapluplan en de gebiedsaanduiding veranderen niet.

afbeelding "i_NL.IMRO.0269.VP002-VG01_0019.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0269.VP002-VG01_0020.png"

Oude situatie Nieuwe situatie

2.11 Zuiderzeestraatweg 254 In Oldebroek

Aan de Zuiderzeestraatweg 254 te Oldebroek is in het bestemmingsplan per abuis een bestaande bedrijfswoning wegbestemd, welke weer planologisch mogelijk moet worden gemaakt. De bedrijfswoning is in de verbeelding wegbestemd door de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten'. De bestaande bedrijfswoning valt binnen deze functieaanduiding. De aanduiding wordt verwijderd en daarmee is de bedrijfswoning planologisch toegestaan. Echter, het blijkt uit de zienswijzen dat er twee woningen op het perceel aanwezig zijn sinds 1853. Hiervoor is ook een functieaanduiding toegevoegd.

Verbeelding
In de verbeelding is de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' (blauw omlijnd) verwijderd. De aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - monument' blijft wel aanwezig op het bestemmingsvlak. De functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 2 bedrijfswoningen' wordt ook toegevoegd aan het perceel aangezien er zich twee woningen bevinden. De dubbelbestemming van het parapluplan, het bouwvlak en de gebiedsaanduiding veranderen niet.

afbeelding "i_NL.IMRO.0269.VP002-VG01_0021.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0269.VP002-VG01_0022.png"

Oude situatie Nieuwe situatie

2.12 Zwarteweg 58, 60 En 62 In Oosterwolde

Er bevinden zich aan de Zwarteweg 58, 60 en 62 al sinds jaar en dag drie woningen binnen het bestemmingsvlak. Echter, de huidige planologische situatie staat maar twee woningen toe. Er is dus één woning te weinig aangegeven als wooneenheid. Het bestemmingsplan 'Buitengebied 2007' heeft binnen de bestemming 'Wonen – 1' op deze gronden een aanduiding maximaal aantal wooneenheden van 2. De aanduiding maximaal aantal wooneenheden moet worden gewijzigd naar 'maximaal aantal wooneenheden: 3 '.

Verbeelding
De verbeelding wijzigt alleen met het veranderen van de maatvoering. De maatvoering is blauw omlijnd. De enkelbestemming, dubbelbestemming van het parapluplan en het bouwvlak veranderen niet.

afbeelding "i_NL.IMRO.0269.VP002-VG01_0023.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0269.VP002-VG01_0024.png"

Oude situatie Nieuwe situatie

2.13 Haasjesweg 2 In Hattemerbroek

Het bijgebouw van de woning aan de Haasjesweg 2 valt buiten de huidige woonbestemming en buiten het bouwvlak. Voor dit bijgebouw is een vergunning verleend op 18 juli 2013 met kenmerk 0269201300268. Het bijgebouw is ook conform de vergunning gebouwd. De woonbestemming en het bouwvlak zijn echter nog niet aangepast, waardoor het bijgebouw nu buiten de woonbestemming en het bouwvlak ligt. De woonbestemming en het bouwvlak moeten om het bijgebouw worden gelegd en het overige deel van de enkelbestemming 'Agrarisch - 2' wijzigt naar 'Bos' conform de huidige situatie.

Verbeelding
De nieuwe situatie geeft de omlijning van de nieuwe geometrie van het woonbestemmingsvlak 'Wonen-1' weer. Ook de agrarische bestemming naast de woning wordt wegbestemd ten behoeve van een bosbestemming. Het bouwvlak en de maatvoering wijzigen evenredig aan de woonbestemming. De dubbelbestemming van het parapluplan verandert niet.

afbeelding "i_NL.IMRO.0269.VP002-VG01_0025.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0269.VP002-VG01_0026.png"

ude situatie Nieuwe situatie

2.14 Bovenstraatweg 51, 53 En 53a In Oldebroek

De gronden aan de Bovenstraatweg 51, 53 en 53a zijn bestemd als 'Agrarisch – 6' met de mogelijkheid tot twee agrarische bedrijfswoningen. De milieuvergunning is voor deze locatie ingetrokken, wat aanleiding geeft tot een omzetting naar een woonbestemming en waar niet langer ruimte is voor agrarische activiteiten. Er is een bouwvergunning verleend voor het wijzigen van de woning nummer 53 ten behoeve van de splitsing van de woning op 12 oktober 2009. Daarnaast is een vergunning verleend voor de andere woning op 17 januari 2005. Er bevinden zich nu 3 woningen op de gronden, waarbij er tevens geen sprake meer is van agrarische activiteiten.

De gronden op de locatie moeten daarom bestemd worden met 'Wonen – 1' (voor de woning Bovenstraatweg 51) en 'Wonen – 2' (voor de gesplitste woning Bovenstraatweg 53/53a) in plaats van 'Agrarisch - 6'. Ook wijzigt het bouwvlak en verdwijnt de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - 2 bedrijfswoningen'.

Verbeelding
De vlakken van de enkelbestemmingen zijn aangepast binnen de blauwe contour, evenals de bouwvlakken. De functieaanduiding is verwijderd. De dubbelbestemming van het parapluplan en gebiedsaanduiding blijven onveranderd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0269.VP002-VG01_0027.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0269.VP002-VG01_0028.png"

Oude situatie Nieuwe situatie

2.15 Voskuilersteeg 21 In Hattemerbroek

Het perceel aan de Voskuilersteeg 21 is gedeeltelijk bestemd tot 'Bedrijf – 1' en 'Agrarisch – 2' in het bestemmingsplan 'Buitengebied 2007'. Er bevindt zich bedrijfsbebouwing op het perceel. Deze bedrijfsbebouwing valt deels buiten de bedrijfsbestemming. Volgens het bouwdossier is alle bedrijfsbebouwing vergund. Op een kadastrale kaart uit het jaar 1988 in het bouwdossier zijn vrijwel alle gebouwen ingetekend en is per gebouw aangegeven waar dit gebouw voor dient. Hieronder vallen niet de schuurtjes en/of containers op het achtererf van dit perceel. Deze hebben een agrarische bestemming en zijn ook niet vergund. Hier wordt de bestemming dus niet veranderd. Voor deze locatie wordt het bestemmingsvlak van de bestemming 'Bedrijf – 1' alsmede het bouwvlak verlegd conform de legale bestaande situatie op het perceel.

Verbeelding
Het bestemmingsvlak en het bouwvlak zijn aangepast aan de vergunde situatie conform de blauwe contour. De dubbelbestemming van het parapluplan blijft intact.

afbeelding "i_NL.IMRO.0269.VP002-VG01_0029.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0269.VP002-VG01_0030.png"

Oude situatie Nieuwe situatie

2.16 Bovenstraatweg 38 En 38a In Oldebroek

Op de gronden van deze locatie bevinden zich drie woningen, namelijk: Bovenstraatweg 38 en 38a, welke een gesplitste woning betreft en de woning aan nummer 38b. De gronden hebben een bestemming 'Wonen – 2' met een maximaal aantal wooneenheden van 4. Dit maximum aantal wooneenheden ziet echter ook op de twee woningen op de naastgelegen percelen met nummers 42 en 42a. Uit het fysiek bouwdossier blijkt dat een vergunning is verleend voor nummer 38b in 1998. Rond 2010 zijn de objectnummers gewijzigd. De woning met nummer 38b had vroeger het nummer 38a, waarop de vergunning uit 1998 ziet. De woning met nummer 38 en 38a is een gesplitste woning en is opgenomen in de splitsingslijst, vandaar dat een 'Wonen – 2' bestemming is opgenomen. In het bestemmingsplan 'Buitengebied 2007' had 38b bestemd moeten worden als vrijstaande woning. De situatie is nu zo dat samen met de naastgelegen woningen er dus 5 woningen binnen het bestemmingsvlak 'Wonen – 2' staan, terwijl er een maatvoering van een maximum aantal wooneenheden van 4 ligt. Derhalve dient de bestemming bij 38b te worden gewijzigd naar een 'Wonen – 1' bestemming en er dient een apart bouwvlak opgenomen te worden voor de woning.

Verbeelding
In onderstaande afbeelding is het oude woonbestemmingsvlak te zien met de blauwe contour en het nieuwe bestemmingsvlak bij 38b. Bovendien is een maatvoeringsaanduiding toegepast voor het oude bestemmingsvlak, exclusief het nieuwe bestemmingsvlak van 38b. De dubbelbestemming van het parapluplan en gebiedsaanduiding blijven gelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0269.VP002-VG01_0031.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0269.VP002-VG01_0032.png"

Oude situatie Nieuwe situatie

2.17 Zuiderzeestraatweg 220 In Oldebroek

De gronden aan de Zuiderzeestraatweg 220 vallen binnen het bestemmingsplan 'Buitengebied 2007' en hebben de bestemming 'Bedrijf – 1' en 'Wonen – 1'. Voor de gronden met de bestemming 'Wonen – 1' is op 8 april 2014 een vergunning verleend met kenmerk 0269201300706 voor het uitbreiden van de winkel en het realiseren van parkeerplaatsen. De bestaande woning en bijgebouwen op deze gronden zijn gesloopt waarbij de woonbestemming op deze gronden middels de vergunning is weggehaald. Het bestemmingsvlak dient dus te wijzigen conform het naastgelegen perceel naar 'Bedrijf - 1'. De functieaanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' wordt ook op het nieuwe deel toegepast evenals het bouwvlak.

Verbeelding
De verbeelding wijzigt door de verandering van het blauw omlijnde bestemmingsvlak, het bouwvlak en het vergroten van het functieaanduidingsvlak. De dubbelbestemming van het parapluplan en gebiedsaanduiding blijven gelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0269.VP002-VG01_0033.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0269.VP002-VG01_0034.png"

Oude situatie Nieuwe situatie

2.18 Voskuilersteeg 17 In Hattemerbroek

Op de gronden langs de Voskuilersteeg 17 bevindt zich een tennisbaan. Deze tennisbaan is volgens het bestemmingsplan 'Buitengebied 2007' gelegen in een natuurbestemming. Echter, de gronden vallen niet binnen het Natura 2000-gebied of in het Gelders NatuurNetwerk. Een natuurbestemming doet geen recht aan de huidige situatie. Aangezien de tennisbaan hoort bij de naastgelegen woning, wordt de woonbestemming uitgebreid naar het deel van de tennisbaan.

Verbeelding
De enkelbestemming 'Wonen -1' vervangt de natuurbestemming. De woonbestemming sluit aan bij de naastgelegen woonbestemming. De dubbelbestemming van het parapluplan en het bouwvlak van de naastgelegen woonbestemming veranderen niet.

afbeelding "i_NL.IMRO.0269.VP002-VG01_0035.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0269.VP002-VG01_0036.png"

Oude situatie Nieuwe situatie

2.19 Oostendorperstraatweg 73 In Oosterwolde

De wijziging aan de Oostendorperstraatweg 73 gaat om de percelen AE 556, 557 en 558. Deze percelen vallen binnen het bestemmingsplan 'Buitengebied 2007' en hebben de bestemming 'Wonen – 1'. Volgens deze bestemming zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan en mag per bestemmingsvlak slechts één woning worden gebouwd, tenzij de verbeelding anders weergeeft. In dit geval geeft de verbeelding geen nadere aanduiding voor meerdere woningen. Het betreft hier de nummers Oostendorperstraatweg 73 en 73a. Op 30 november 2010 heeft er een WOZ-controle plaatsgevonden, waarbij is aangegeven dat woningsplitsing is voltooid. Een bijgebouw is nog niet gerealiseerd. Vanaf 2008 betrof de locatie nog één erf, maar het huidige erf is nu opgesplitst in drie percelen met twee verschillende eigenaren, die beiden een eigen toegang tot de woning hebben en over een eigen tuin beschikken. De woonbestemming op de percelen AE 556, 557 en 558 dient dus te worden gewijzigd in een 'Wonen – 2' bestemming om dit planologisch in orde te maken.

Verbeelding
Op de verbeelding verandert visueel niets met de wijziging naar een 'Wonen - 2'-bestemming. Hierom is slechts een enkele afbeelding opgenomen. Ook de dubbelbestemmingen van het parapluplan, het bouwvlak, de functieaanduiding en de gebiedsaanduiding veranderen niet.

afbeelding "i_NL.IMRO.0269.VP002-VG01_0037.png"

Nieuwe situatie

2.20 Koemkolkweg 7 In Oosterwolde

De gronden aan de Koemkolkweg 7 vallen binnen het bestemmingsplan 'Buitengebied 2007' onder de bestemming 'Agrarisch – 8'. Voor deze gronden is op 11 juli 2013 een omgevingsvergunning verleend met kenmerk 0269201300346 voor het bouwen van een opslagruimte voor landbouwwerktuigen. De gebouwen zijn conform de vergunning gebouwd. Het bouwvlak op deze gronden ligt echter niet langer conform de legale bestaande situatie, waardoor de gebouwen aan de oostkant nu deels buiten het bouwvlak liggen. Er dient dus een uitbreiding van het bouwvlak plaats te vinden conform de feitelijk bestaande situatie, zodat alle gebouwen binnen het bouwvlak vallen.

Verbeelding
In de verbeelding wijzigt het bouwvlak conform de blauwe omlijning. Het deel van de enkelbestemming dat na het verleggen van het bouwvlak binnen het bouwvlak komt te liggen wijzigt ook van 'Agrarisch - 1' naar 'Agrarisch - 8'. De dubbelbestemming van het parapluplan en gebiedsaanduiding blijven intact.

afbeelding "i_NL.IMRO.0269.VP002-VG01_0038.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0269.VP002-VG01_0039.png"

Oude situatie Nieuwe situatie

2.21 Voskuilerdijk 19 In Hattemerbroek

Langs de Voskuilerdijk 19 is een vergunningsaanvraag ingediend voor het oprichten van een tijdelijke schuilhut. Deze tijdelijke vergunning met kenmerk 0269201900382 is verleend tot en met 11 september 2029. Het gaat hier om de verplaatsing en vernieuwing van een reeds bestaande schuilhut in het puntje van het perceel. Deze locatie, liggende binnen het bestemmingsplan 'Buitengebied, aansluiting A28' uit 2018, is niet langer geschikt in verband met de nieuwe ontsluiting van de A28. Met de eigenaar is in het voortraject een permanente schuilhut afgesproken. De enige weg voor een permanente schuilhut is een bestemmingsplanherziening of omgevingsvergunning uitgebreide procedure. Dit zijn langlopende trajecten die voor een snelle bouw destijds geen opties waren. Vandaar dat is gekozen voor een tijdelijke omgevingsvergunning. Ter hoogte van de nieuwe schuur dient een nadere aanduiding 'schuilhut' of 'veldschuur' te worden opgenomen op de verbeelding. De oppervlakte van de schuilhut bedraagt 30 m2 met een bouwhoogte van maximaal 2,70m.

Verbeelding
Op de verbeelding wordt enkel een functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur' toegevoegd. De agrarische bestemming en archeologische dubbelbestemming van het parapluplan blijven intact. Voor de agrarische bestemming is uit praktische overwegingen de bestemming 'Agrarisch - 1' van het bestemmingsplan 'Buitengebied' aangehouden, die inhoudelijk vrijwel gelijkluidend is aan de agrarische bestemming uit het bestemmingsplan Buitengebied, aansluiting A28.

afbeelding "i_NL.IMRO.0269.VP002-VG01_0040.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0269.VP002-VG01_0041.png"

Oude situatie Nieuwe situatie

2.22 Stationsweg 134 In Wezep

Het perceel aan de Stationsweg 134 is gelegen in het bestemmingsplan 'Buitengebied 2007' en heeft de bestemming 'Natuur – 1'. Op het perceel bevindt zich echter al jaren een horecabedrijf. Hiervoor is eind 1985/begin 1986 een vergunnning verleend.

Dit horecabedrijf is in de huidige situatie niet juist bestemd. Het huidige gebruik valt onder de beschermende werking van het (legaliserende) gebruiksovergangsrecht van de voorgaande bestemmingsplannen 'Buitengebied Oldebroek - Zuid' uit 2004 en 'Buitengebied 2007' uit 2009. Derhalve dient de bestemming 'Natuur – 1' te wijzigen naar de bestemming 'Horeca' voor het perceel F 4294.

Verbeelding
Binnen het blauw omlijnde vlak wijzigt de enkelbestemming in 'Horeca'. De dubbelbestemming van het parapluplan en gebiedsaanduiding blijven intact.

afbeelding "i_NL.IMRO.0269.VP002-VG01_0042.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0269.VP002-VG01_0043.png"

Oude situatie Nieuwe situatie

2.23 Groote Woldweg 79 In Oosterwolde

Voor de Groote Woldweg 79 is op 2 maart 2021 een principeverzoek ingediend voor het realiseren van een nieuwe bedrijfswoning, het legaliseren van een kleinschalig garagebedrijf en het oprichten van een nieuwe stal van ca. 150 m2 ten behoeve van het houden van pony's. Bij brief d.d. 21 juli 2021 is in principe planologisch medewerking verleend voor dit initiatief. Het perceel valt binnen de begrenzing van het bestemmingsplan Buitengebied 2007 en kent de bestemming 'Agrarisch – 4', waarbij een klein deel van het perceel de bestemming 'Horeca' heeft. In een deel van de bestaande woning was van oudsher namelijk een café gevestigd. In deze brief is bij de randvoorwaarden aangegeven dat door de grote verscheidenheid aan functies de bestaande horecabestemming wordt opgeheven in een volgend veegplan, om tot een goede ruimtelijke ordening te komen. De horecabestemming zal derhalve worden omgezet naar een 'Agrarisch – 4' bestemming.

Verbeelding
De beide horecabestemmingen worden verwijderd. Het gedeelte aan de westijzijde van de weg wordt toegevoegd aan het daar rondom opgenomen bouwvlak binnen de bestemming 'Agrarisch - 4'. De parkeerplaats aan de oostzijde van de weg krijgt de bestemming 'Agrarisch - 1', net als de aldaar omliggende gronden. Het relatieteken wordt verwijderd.

De archeologische dubbelbestemming van het parapluplan blijft gehandhaafd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0269.VP002-VG01_0044.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0269.VP002-VG01_0045.png"

Oude situatie Nieuwe situatie

2.24 Beschermingszone Langs Zuidelijke Reevediepdijk

Op verzoek van het Waterschap worden de uitgevoerde werkzaamheden voor Ruimte voor de rivier in Kampen in dit bestemmingsplan vertaald. Door middel van dit veegplan is langs de zuidelijke Reevediepdijk een beschermingszone opgenomen. Deze beschermingszone is als 'vrijwaringszone - dijk' in het veegplan aangeduid. De beschermingszone is, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en de verbetering van de op aangrenzende gronden gelegen waterkering.

De beschermingszone sluit met de wijziging aan bij de regeling in het aangrenzende gebied in gemeente Kampen.

Ter plaatse gelden nu de bestemmingen 'Agrarisch- 1' en 'Water'. Deze blijven gelden via het veegplan.

Verbeelding

In de verbeelding is voor de gronden, zoals die in onderstaande afbeelding zijn opgenomen, een aanduiding 'vrijwaringszone - dijk' toegevoegd. De bestemming 'Agrarisch - 1' en 'Water' blijven hetzelfde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0269.VP002-VG01_0046.png"

2.25 Bovenmolenweg 10, 10a In Oldebroek

Op 16 mei 2012 is een omgevingsvergunning verleend voor het vervangen van schuren op het perceel aan de Bovenmolenweg 10a in Oldebroek. Op de daarbij aangeleverde tekeningen is te zien dat nummers 10 en 10a zijn gesplitst. Dat is destijds door de gemeente geaccepteerd door middel van het verlenen van de vergunning voor het vervangen van schuren voor het perceel Bovenmolenweg 10a. Daarnaast zijn de schuren van nummer 10 niet bij de vergunningsaanvraag betrokken, omdat nummers 10 en 10a als aparte woonpercelen zijn aangemerkt. Ook bij de verleende omgevingsvergunning d.d. 6 april 2017 voor het uitbreiden van de woning aan de Bovenmolenweg 10 is de woning als gesplitste woning aangemerkt. De situatie is dan ook onder het overgangsrecht komen te vallen en dient met dit veegplan conform de bestaande feitelijke situatie te worden gewijzigd.

Verbeelding

In onderstaande afbeelding komt met het veegplan ter plaatse van de Bovenmolenweg 10 en 10a een 'Wonen - 2' bestemming. Ook wordt hier het bouwvlak omheen gelegd. De maatvoering 'maximaal aantal wooneenheden: 8' die vanuit het bestemmingsplan 'Buitengebied 2007' op het gehele woonbestemmingsvlak lag, valt ter plaatse van dit bestemmingsvlak 'Wonen - 2' weg. Deze maatvoering wordt voor naastgelegen bestemming daardoor ook gewijzigd naar een aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden: 5' en een aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden: 2'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0269.VP002-VG01_0047.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0269.VP002-VG01_0048.png"

Oude situatie Nieuwe situatie

2.26 Groote Woldweg 67, 67a In Oosterwolde

Bij het perceel aan de Groote Woldweg 67 en 67A wijzigt het aantal wooneenheden dat is toegestaan van twee naar drie. In 2008 is door de gemeente bevestigd dat het bijgebouw op deze locatie kan worden gezien als zelfstandige woning. De bewoning van dit bijgebouw is zodoende door de gemeente gelegaliseerd. Het achterste bijgebouw is een vrijstaande woning (daarvoor een Wonen – 1 bestemming) en het voorstel witte boerderij is de twee onder een kapwoning (daarvoor een Wonen – 2 bestemming).

Verbeelding

Ter plaatse van de blauwe omlijning is de woonbestemming en het bouwvlak opgedeeld. Het linker deel van de twee woonbestemmingen betreft een 'Wonen - 1' bestemming , het rechterdeel betreft een 'Wonen - 2' bestemming. Aan de linkerkant is ook een smal deel woonbestemming toegevoegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0269.VP002-VG01_0049.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0269.VP002-VG01_0050.png"

Oude situatie Nieuwe situatie

2.27 Bovenheigraaf 76 In Oldebroek

Op 16 april 2020 is een omgevingsvergunning verleend voor het veranderen van de woning en het uitbreiden van een bijgebouw op het perceel aan de Bovenheigraaf 76 in 't Loo Oldebroek. Onder de bestaande situatie is de woonbestemming te klein vergeleken met de woning en bijbehorende bijgebouwen op dit perceel. De woonbestemming dient te worden verlegd conform de vergunde situatie voor dit perceel.

Verbeelding

De nieuwe woonbestemming en het bouwvlak zijn op basis van de vergunde situatie ingetekend. Het gaat hierbij om de woonbestemming 'Wonen – 1' en bijbehorend bouwvlak.

afbeelding "i_NL.IMRO.0269.VP002-VG01_0051.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0269.VP002-VG01_0052.png"

Oude situatie Nieuwe situatie

2.28 Portsweg 2 In Wezep

De locatie aan de Portsweg 2 in Wezep heeft op dit moment een 'Wonen – 1' bestemming conform het bestemmingsplan Buitengebied 2007. Deze woonbestemming is voorzien van een bouwvlak. In het voorgaande bestemmingsplan Oldebroek Zuid was op de locatie Portsweg 2 in Wezep aan de kant van de Bovenheigraaf eveneens een bouwvlak gelegen. In het voorontwerp van het bestemmingsplan Buitengebied 2007 hadden deze gronden echter geen bouwvlak meer en waren zij slechts voorzien van een agrarische bestemming. Vanaf het jaar 2000 waren de gronden vlak achter de woonbestemming bij de Portsweg 2 reeds in gebruik als tuin. Het langgerekte stuk grond achter de woonbestemming was dus deels in gebruik als erf/tuin en deels in gebruik als agrarische grond waar geen bebouwing op staat. Hierom is de woonbestemming van deze locatie richting het noordwesten vergroot, conform de bestaande feitelijke situatie op deze gronden. Het stuk grond gelegen aan de Bovenheigraaf houdt de agrarische bestemming.

Verbeelding

Ter plaatse van de blauwe omlijning wijzigt het bestemmingsvlak van het bestemmingsplan Buitengebied 2007 conform bestaand feitelijk gebruik. Hierbij krijgt het bestemmingsvlak de bestemming 'Wonen - 1'. Het bouwvlak en de maatvoeringsaanduiding 'maximaal aantal wooneenheden = 3' wijzigen eveneens.

afbeelding "i_NL.IMRO.0269.VP002-VG01_0053.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0269.VP002-VG01_0054.png"

Oude situatie Nieuwe situatie

2.29 Winterdijk 32 In Oosterwolde

In het bestemmingsplan Buitengebied 2007 is de bestemming 'Wonen – 1' onterecht te strak ingetekend. Er is bij intekening van deze woonbestemming niet goed gekeken naar het bestaande feitelijke gebruik op deze locatie. De woonbestemming wordt middels dit veegplan ruimer ingetekend conform het bestaande feitelijke gebruik.

Verbeelding

Het bouwvlak en de woonbestemming is gewijzigd, zoals op onderstaande afbeeldingen is weergeven. Er is sprake van een bestemmingsvlak 'Wonen' rondom het plan, terwijl te plaatse van het pand een bestemmingsvlak 'Wonen -1' ligt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0269.VP002-VG01_0055.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0269.VP002-VG01_0056.png"

Oude situatie Nieuwe situatie

2.30 Vierhuizenweg 2a En 4 In Oldebroek

Eind jaren negentig heeft de gemeente een bouwvergunning afgegeven voor de woning Zuiderzeestraatweg 281 (voor 1 woning) (dit betreft het oude adres van de Vierhuizenweg 2a en 4). Bij de toezichtcontrole in 2002 is opgemerkt dat er van de woning inpandig een twee-onder-één-kap woning is gemaakt. Er is geen vergunning verleend voor het splitsen van die woning. De toen opgemerkte (strijdige) verandering heeft geen handhavingsactie als vervolg gehad. De eigenaar van het perceel is toen in 2002/2003 vanuit handhaving niet aangeschreven door de gemeente. Het gevolg is daardoor dat het gebruik (de bewoning) van het gebouw en het bouwen (bouwkundige scheiding) onder het overgangsrecht zijn komen te vallen van het toen geldende bestemmingsplan Buitengebied.

Oldebroek-Zuid (uit 2005). In de periode 2007-2011 is een nieuw bestemmingsplan, te weten het bestemmingsplan Buitengebied 2007, voor een groot gedeelte van het buitengebied vastgesteld. In dat bestemmingsplan is het perceel Zuiderzeestraatweg 281 bestemd als Wonen-1 (bedoeld voor maximaal 1 vrijstaande woning). Dat bestemmingsplan geldt thans nog steeds, terwijl ter plekke de gesplitste woning aanwezig is en deze eveneens als zodanig dubbel in gebruik is. De situatie is zodoende eveneens onder het overgangsrecht van het bestemmingsplan Buitengebied 2007 komen te vallen. Gelet op het bovenstaande zijn er dus twee woningen toegestaan op deze locatie, in plaats van slechts één woning. Bovenstaande is in 2020 door de gemeente bevestigd aan de eigenaren van deze locatie. Het adres is later gewijzigd naar de Vierhuizenweg 2a en 4.

Daarnaast wordt de woonbestemming verlegd over de tuin van Vierhuizenweg 4, welke gronden al zo lang als tuin worden gebruikt en zich onderscheiden van de nabij gelegen agrarische gronden dat het gebruik van deze gronden als tuin onder het overgangsrecht is komen te vallen.

Verbeelding

Ter plaatse van de blauwe omlijning is de maatvoering gewijzigd van 'maximaal aantal wooneenheden = 4' naar 5 wooneenheden. Daarnaast is de woonbestemming aan de zuidelijke kant deels uitgebreid. De woonbestemming stopt ter hoogte van de agrarische gronden. Het bouwvlak wijzigt niet.

afbeelding "i_NL.IMRO.0269.VP002-VG01_0057.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0269.VP002-VG01_0058.png"

Oude situatie Nieuwe situatie

2.31 Het Kooiveen 7 T/m 17 In Oldebroek

De gronden zijn in 2013/2014 verkocht door de gemeente als zijnde groen. Nu deze gronden als zijnde tuin worden gebruikt krijgen deze gronden eveneens een woonbestemming. Op deze manier wordt aangesloten bij de woonbestemming van de betreffende percelen.

Verbeelding

Ter plaatse van de lichtblauwe omlijning is de woonbestemming uitgebreid. De bestemming betreft een bestemming Wonen - 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0269.VP002-VG01_0059.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0269.VP002-VG01_0060.png"

Oude situatie Nieuwe situatie

2.32 Groote Woldweg 83 In Oosterwolde

In juni 2004 is een bouwvergunning verleend voor deze locatie. Deze beschikking ziet op het vergroten van de woning. Op de tekening die daarbij is geleverd is geen indeling van nummer 83 te zien, waarmee niet duidelijk is hoe de woning inpandig was verdeeld. Dit heeft de gemeente destijds geaccepteerd. In juni 2005 heeft er een eindcontrole plaatsgevonden naar aanleiding van de bouwvergunning uit 2004. Tijdens deze controle is niets vastgelegd over een eventuele strijdige verandering. In 2004 is er dan ook een situatie vergund waarbij van een doorgang tussen de twee woongedeelten geen sprake meer was. Feitelijk is er dan ook sinds 2004/2005 al sprake van twee zelfstandige wooneenheden in het pand. De woonbestemming wordt dan ook verlegd conform de bestaande feitelijke situatie op dit perceel.

Verbeelding

Ter plaatse van de lichtblauwe omlijning is de nieuwe situatie ingetekend voor het woonbestemmingsvlak en het bouwvlak. De 'Wonen – 1' bestemming van het bestemmingsplan Buitengebied 2007 wordt verlegd conform de feitelijke situatie. De maatvoering 'maximaal aantal wooneenheden: 2' gelegen op deze gronden wordt verhoogd naar '3'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0269.VP002-VG01_0061.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0269.VP002-VG01_0062.png"

Oude situatie Nieuwe situatie

Hoofdstuk 3 Beleid

Het beleid dat van toepassing is voor het plangebied, is uitgebreid beschreven in de onherroepelijke omgevingsvergunningen, alsmede in de geldende bestemmingsplannen (bestemmingsplan Buitengebied 2007, het bestemmingsplan Oldebroek Dorp 2009 en het bestemmingsplan Oosterwolde Dorp 2005) die van toepassing zijn bij de onherroepelijke omgevingsvergunningen en de diverse locaties waarvoor een ambtshalve omissie wordt hersteld. Het plan is gericht op de vertaling van onherroepelijke omgevingsvergunningen, alsmede van diverse ambtshalve omissies, waarbij geen nieuwe bouw- en gebruiksmogelijkheden worden mogelijk gemaakt. Daarom wordt het niet noodzakelijk geacht om in dit bestemmingsplan het beleid opnieuw op te nemen en te verantwoorden.

Hoofdstuk 4 Onderzoek Aspecten

Op grond van het bepaalde in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het bij het opstellen van een bestemmingsplan verplicht om inzicht te bieden in de relevante planologische en milieuhygiënische aspecten. Als een bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, moet worden aangetoond dat dit haalbaar is in relatie tot de planologische en milieuhygiënische aspecten.

De bestaande ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied wijzigt niet inhoudelijk. Met dit bestemmingsplan worden uitsluitend onherroepelijke omgevingsvergunningen alsmede diverse ambtshalve omissies hersteld. Er wordt niet in sloop- en/of bouwwerkzaamheden voorzien. Daarmee worden dus geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt en is een nadere onderbouwing met onderzoek dan ook niet nodig.

In het kader van de watertoets dient tijdig overleg met het Waterschap plaats te vinden. Het plan is gericht op de vertaling van onherroepelijke omgevingsvergunningen, alsmede van diverse ambtshalve omissies, waarbij geen nieuwe bouw- en gebruiksmogelijkheden worden mogelijk gemaakt. Het plan heeft dan ook geen effect op de waterhuishouding.

Het veegplan is gemeld bij het Waterschap en als concept voorbesproken. Het Waterschap heeft geen opmerkingen geplaatst en geeft een positief wateradvies.

4.1 Milieueffectbeoordeling

Algemeen
Milieueffectbeoordeling is een wettelijk instrument met als doel het aspect milieu een volwaardige plaats in deze integrale afweging te geven. Een bestemmingsplan kan op drie manieren met milieueffectbeoordeling in aanraking komen:

  1. 4. op basis van artikel 7.2a, lid 1, van de Wet milieubeheer (Wm) (als wettelijk plan); er ontstaat een plicht om een milieueffectrapport op te stellen wanneer er een passende beoordeling op basis van art. 2.8, lid 1, van de Wet natuurbescherming (Wnb) nodig is;
  2. 5. op basis van Besluit milieueffectrapportage (hierna: het Besluit mer); er ontstaat een plicht om een milieueffectrapport op te stellen voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van het Besluit mer waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 3 (plannen), en
  3. 6. op basis van eveneens het Besluit mer; er ontstaat een plicht om een milieueffectrapport op te stellen dan wel te beoordelen of een dergelijk rapport moet worden opgesteld voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van het Besluit mer waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 4 (besluiten).

In het Besluit mer neemt het bestemmingsplan een bijzondere positie in, want het kan namelijk tegelijkertijd opgenomen zijn in kolom 3 en in kolom 4 in de onderdelen C en D van de bijlage van het Besluit mer. Of het bestemmingsplan in deze gevallen voldoet aan de definitie van het plan uit kolom 3 of aan de definitie van het besluit uit kolom 4 is afhankelijk van de wijze waarop de activiteit in het bestemmingsplan wordt bestemd. Als voor de activiteit eerst één of meerdere uitwerkings- of wijzigingsplannen moeten worden vastgesteld dan is sprake van 'kaderstellend voor' en voldoet het bestemmingsplan aan de definitie van het plan. Is de activiteit geheel of gedeeltelijk als eindbestemming opgenomen, dan voldoet het aan de definitie van het besluit.

Een belangrijk element in het Besluit mer is het (in feite) indicatief maken van de gevalsdefinities (de drempelwaarden in kolom 2 in onderdeel D van de bijlage van het Besluit mer). Dit betekent dat het bevoegd gezag niet langer kan volstaan met de mededeling in het besluit dat de omvang van de activiteit onder de drempelwaarde ligt en dus geen milieueffectbeoordeling noodzakelijk is. Onder de nu geldende regeling moet een motivering worden gegeven. Voor deze toets wordt de term vormvrije milieueffectbeoordeling gehanteerd.

Situatie plangebied
Het plan voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen en/of dat er bouw- en gebruiksmogelijkheden worden toegevoegd middels regels aan het plangebied van het plan. Het plan kan niet worden gezien als een stedelijke ontwikkeling. Gelet hierop is er geen (directe) plicht om een milieueffectrapport op te stellen of een milieueffectbeoordeling uit te voeren.

Gelet op het feit dat het plan niet voorziet in nieuwe bouw- en gebruiksmogelijkheden in het plangebied zijn er ook geen significant negatieve effecten die kunnen optreden op Natura 2000-gebieden. Dit betekent dat er geen passende beoordeling op grond van de Wet natuurbescherming voor het plan verplicht is en er derhalve, via dit spoor, ook geen sprake is van een plicht tot het opstellen van een milieueffectrapport.

Conclusie
Voor het plan hoeft geen milieueffectrapport te worden opgesteld.

Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten

5.1 Algemeen

In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op het plangebied, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het maken van het juridische deel van het bestemmingsplan: de verbeelding en de regels. In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de opzet van dit juridische deel. Daarnaast wordt een verantwoording gegeven van de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom een bepaalde functie ergens is toegestaan en waarom bepaalde bebouwing daar acceptabel is.

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De digitaliseringsverplichting geldt vanaf 1 januari 2010. In de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen. Naast de SVBP zijn ook het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten normerend bij het vastleggen en beschikbaar stellen van bestemmingsplannen.

5.2 Opzet Veegplan

Het voorliggende bestemmingsplan Tweede veegplan Oldebroek is een gedeeltelijke herziening van het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2007, het bestemmingsplan Oldebroek Dorp 2009 en het bestemmingsplan Oosterwolde Dorp 2005. Vanwege de leesbaarheid is er echter voor gekozen om de opzet van het bestemmingsplan zo veel mogelijk gelijk te houden aan een 'regulier' bestemmingsplan en duidelijk te markeren waar wijzigingen hebben plaatsgevonden. De herziening is opgesteld op basis van de landelijke standaarden (SVBP 2012).

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze verbeelding kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

1. Inleidende regels;

2. Bestemmingsregels;

3. Algemene regels;

4. Overgangs- en slotregels.

5.3 De Verbeelding

Alle percelen, bestemmingen en gebiedsaanduidingen zijn onder andere uit het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2007 op de verbeelding van het Tweede veegplan Oldebroek overgenomen, zodat het plan een zo compleet mogelijk beeld van alle regelingen in het buitengebied geeft.

5.4 Verantwoording Regels

Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden.

Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. In deze paragraaf worden de gemaakte keuzes nader onderbouwd.

5.5 Handhaving

Uit de jurisprudentie zoals die door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State is gevormd, blijkt dat de gemeente haar handhavingstaak serieus moet nemen. Handhaving is een verplichting, waarvan alleen mag worden afgezien als er concreet zicht is op legalisatie van de overtreding, dan wel als handhaving zodanig onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.

In de gemeentelijke beleidsnota 'Integrale handhaving gemeente Oldebroek 2009' neemt naleving van bestemmingsplannen een belangrijke plaats in. Handhaving is voor de gemeente meer dan alleen met bestuurlijke sancties optreden tegen overtredingen. Er wordt ook grote waarde gehecht aan preventie door middel van communicatie en voorlichting naar burgers en bedrijven, advisering, stimulering, toezicht en zichtbaar optreden.

Daar waar overtredingen worden geconstateerd, treedt de gemeente zo vroeg mogelijk op. Als de overtreder de overtreding niet vrijwillig beëindigt, dan maakt de gemeente gebruik van de haar ter beschikking staande handhavingsinstrumenten. Van handhaving kan alleen worden afgezien in situaties waarin dit op grond van de jurisprudentie is toegelaten.

Blijkens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is het verboden om gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met een bestemmingsplan. Een overtreding hiervan is een strafbaar feit. Strafrechtelijk optreden is complementair op bestuursrechtelijke handhaving en kan met name ingezet worden bij overtredingen waarvan de gevolgen niet ongedaan gemaakt kunnen worden. Een voorbeeld hiervan is het kappen van houtwallen. Ook bij overtredingen die zich telkens weer herhalen en bij kortdurende overtredingen is deze aanpak wenselijk.

Hoofdstuk 6 Economische En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

6.1 Algemeen

Op basis van de voorgaande hoofdstukken kan worden geconcludeerd dat het plan, gelet op het planologische beleid en de omgevingssituatie ter plaatse uitvoerbaar kan worden geacht. Geconcludeerd wordt dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

6.2 Economische Uitvoerbaarheid

Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.

Op grond van artikel 6.12 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Van een dergelijk project of ontwikkeling is in dit geval geen sprake, omdat het niet voldoet aan onder andere het begrip bouwplan als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid, van de Wro en zoals aangewezen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Er zijn voor de gemeente geen uitvoeringskosten waarvoor een specifiek onderzoek naar economische aspecten moet worden uitgevoerd. Het plan is gericht op de vertaling van onherroepelijke omgevingsvergunningen, alsmede van diverse ambtshalve omissies, waarbij geen nieuwe bouw- en gebruiksmogelijkheden worden mogelijk gemaakt. Er is daarom geen sprake van een bouwplan (artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening). Overige kosten zijn op grond van de legesverordening op de initiatiefnemers verhaald bij het verlenen van de omgevingsvergunningen. In de bijgevoegde ruimtelijke onderbouwingen is nader ingegaan op de economische uitvoerbaarheid van dat specifieke plan. De economische uitvoerbaarheid is hiermee voldoende gewaarborgd.

De gemeenteraad moet bij het vaststellen van het bestemmingsplan wel expliciet het besluit nemen om geen exploitatieplan vast te stellen (artikel 6.12, tweede lid, Wro). De economische uitvoerbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan is daarom niet in het geding.

6.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

6.3.1 Vooroverleg

In het kader van het wettelijke verplichte overleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt de toelichting van dit bestemmingsplan kortgesloten met de gebruikelijke partners, waaronder de provincie Gelderland en overige relevante organisaties.

Provincie Gelderland
In kader van vooroverleg heeft de gemeente het plan op 24 maart 2022 besproken met de provincie Gelderland in het periodieke overleg. Zij heeft gereageerd op het plan en heeft aangegeven geen opmerkingen en/of aanvullingen op het plan te hebben.

Waterschap Vallei & Veluwe
Het onderhavig plan is gecheckt op de website www.dewatertoets.nl. Een digitale watertoets bleek niet vereist aangezien het plan geen veranderingen in de waterhuishouding met zich mee brengt. Het onderhavig plan is voorbesproken met het waterschap op dinsdag 16 november 2021 in het periodieke wateroverleg. Het waterschap heeft een positief wateradvies gegeven ( zie voor meer informatie over de watertoets Hoofdstuk 4 Onderzoek aspecten aanhef).

6.3.2 Inspraak

Gelet op de aard van het voorliggende veegplan is afgezien van het houden van inspraak.

6.3.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplanplan is op 5 juli 2022 gepubliceerd in de plaatselijke Huis aan Huis en het landelijke Gemeenteblad en heeft vanaf woensdag 6 juli 2022 tot en met dinsdag 16 augustus 2022 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode van zes weken zijn totaal zeven zienswijzen ontvangen. Op grond van de Algemene wet bestuursrecht is het besluit genomen om de ontvangen zienswijzen ontvankelijk te verklaren. De zienswijzen zijn tijdig ontvangen en daarom zijn deze zienswijzen ontvankelijk. De zienswijzen zijn samengevat en van een reactie voorzien in de bijlage "Nota van beantwoording zienswijze ontwerpbestemmingsplan Tweede veegplan Oldebroek". Daarnaast zijn er naar aanleiding van het persbericht van 12 juli 2022 van het college van Oldebroek ook nog extra verzoeken ontvangen, ten behoeve van het ontwerpbestemmingsplan Tweede veegplan Oldebroek. Ook deze verzoeken zijn meegenomen bij het gewijzigd vaststellen van het ontwerpbestemmingsplan Tweede veegplan Oldebroek door de gemeenteraad van Oldebroek.

Naar aanleiding van de ontvangen zienswijzen is het ontwerpbestemmingsplan aangevuld en aangepast, maar ook door de extra ontvangen verzoeken die voldoen aan het uitgangspunt van dit bestemmingsplan (daarbij moet het gaan om een overgangsrecht situatie of er is al eerder door het college van Oldebroek een omgevingsvergunning verleend heeft in afwijking van het geldende bestemmingsplan). Aan de hand van enkele zienswijzen is het bestemmingsplan aangevuld en aangepast, namelijk voor de volgende locaties:

  1. 1. Mheneweg Zuid 15A in Oldebroek
  2. 2. Bovenheigraaf 108, 108A, 108B en 110 in Oldebroek
  3. 3. Zuiderzeestraatweg 254 in Oldebroek

Aan de hand van de volgende verzoeken is het bestemmingsplan aangevuld, daarbij gaat het om de volgende locaties:

  1. 1. Bovenmolenweg 10 en 10a in Oldebroek
  2. 2. Groote Woldweg 67 en 67A in Oosterwolde
  3. 3. Portsweg 2 in Wezep
  4. 4. Bovenheigraaf 76 in 't Loo Oldebroek
  5. 5. Winterdijk 32 in Oosterwolde
  6. 6. Vierhuizenweg 2a en 4 in Oldebroek
  7. 7. Het Kooiveen 7 tot en met 15 (enkel oneven huisnummers) in Oldebroek
  8. 8. Groote Woldweg 83 en 83a in Oosterwolde

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Kom

Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten kom

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Buitengebied

Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten buitengebied

Bijlage 3 Archeologische Beleidskaart

Bijlage 3 Archeologische beleidskaart

Bijlage 4 Staat Van Horecaactiviteiten

Bijlage 4 Staat van horecaactiviteiten

Bijlage 1 Nota Van Beantwoording Zienswijzen Ontwerpbestemmingsplan

Bijlage 1 Nota van beantwoording zienswijzen ontwerpbestemmingsplan