KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Artikel 5 Algemene Gebruiksregels
Artikel 6 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 7 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 8 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doelstelling
1.2 Ligging Plangebied En Begrenzing Plangebied
1.3 Het Geldende Bestemmingsplan
1.4 Opzet Bestemmingsplan
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande En Toekomstige Situatie
2.1 Huidige Situatie
2.2 Nieuwe Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal/regionaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Planologische En Milieutechnische Randvoorwaarden
4.1 Ladder Voor Duurzame Verstedelijking
4.2 Archeologie En Cultuurhistorie
4.3 Bodem
4.4 Externe Veiligheid
4.5 Flora En Fauna
4.6 Geluid
4.7 Luchtkwaliteit
4.8 Bedrijven En Milieuzonering
4.9 Parkeren
4.10 Waterparagraaf
Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten
5.1 Algemene Juridische Opzet
5.2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Vooroverleg Ex Artikel 3.1.1. Bro
7.2 Zienswijzen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 2 Quickscan Natuurwetgeving
Bijlage 3 Standaard Waterparagraaf

Kom Zuid, herziening Van Meerveldstraat

Bestemmingsplan - Gemeente Putten

Vastgesteld op 05-07-2018 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Kom Zuid, herziening Van Meerveldstraat met identificatienummer NL.IMRO.0273.BPBKMeerveldstr-VA01 van de gemeente Putten;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan- en uitbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 bebouwing

één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken;

1.7 bebouwingspercentage

een percentage, dat per perceel de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.8 bedrijf aan huis

het bedrijfsmatig uitoefenen van bedrijfsactiviteiten:

  • die in de van deze regels deel uitmakende bijlage ‘Staat van Bedrijfsactiviteiten’ zijn aangeduid als categorie 1, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft de gevolgen voor de omgeving;
  • die geen horeca of detailhandel zijn, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit,

in de woning en de daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie;

1.9 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.10 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

1.11 beroep aan huis

het beroepsmatig uitoefenen van activiteiten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, maatschappelijk en daarmee gelijk te stellen gebied, in de woning en de daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie;

1.12 bestaande bebouwing

legale bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning;

1.13 bestaand gebruik

het legale gebruik van gronden en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.14 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch en functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.17 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk; alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.18 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.19 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogten liggende vloeren of balklagen is begrensd, onder welk gedeelte niet is begrepen een vliering;

1.20 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.21 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.22 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.23 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.24 bruto vloeroppervlak

de som van de buitenwerks en horizontaal gemeten oppervlakten van de inpandige vloeren;

1.25 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.26 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door de ligging en/of omvang en/of in architectonisch en/of constructief opzicht dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.27 peil

  1. a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst;
    de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

1.28 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.29 standplaats

een kavel bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven of op andere instellingen van de gemeente kunnen worden aangesloten;

1.30 voorgevel

de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, die gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.31 voorgevelbouwgrens

de langs de weg gelegen bouwgrens van een bouwvlak, waarin of waarachter zich de voorgevel van de woning bevindt;

1.32 wonen

het gehuisvest zijn in een woning;

1.33 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, niet zijnde een bijzondere woonvorm, en/of voor de huisvesting van maximaal vier personen wanneer er daarnaast geen huishouden in het gebouw is ondergebracht.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze bestemmingsregels wordt als volgt gemeten:

  1. a. de bouwhoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  2. b. de goothoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  3. c. de oppervlakte van een bouwwerk:
    tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
  4. d. de inhoud van een bouwwerk:
    tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
  5. e. afstanden:
    afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot (zijdelingse) (bouw)perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 1 m wordt overschreden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, al dan niet in combinatie met een beroep aan huis, waarvan de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een beroep aan huis niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte met een maximum van 45 m² van de desbetreffende woning en de daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen;

met de daarbij behorende:

  1. b. bijgebouwen, aan- en uitbouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. c. tuinen en erven;

met dien verstande dat:

  1. d. ten minste 2,0 parkeerplaatsen per woning dienen te worden aangelegd en in stand gehouden.

3.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de in lid 3.1 genoemde doeleinden.

Voor het bouwen van gebouwen/bouwwerken gelden de volgende regels:

3.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid,

van het bepaalde in:

  1. 1. lid 3.2.1 onder a:
    ten behoeve van het bouwen met de voorgevel op ten hoogste 3 m achter de aangegeven voorgevelbouwgrens;
  2. 2. lid 3.2.1 onder c:
    ten behoeve van het bouwen op een afstand van ten minste 1 m tot de zijdelingse bouwperceelgrens, mits de onderlinge afstand van niet-aaneengebouwde woningen ten minste 2 m bedraagt;
  3. 3. lid 3.2.1 onder d:
    voor een grotere goot- en/of bouwhoogte tot maximaal 6 m respectievelijk 10 m;
  4. 4. lid 3.2.2 onder a:
    voor het bouwen van bijgebouwen, carports en aan- en uitbouwen op de gronden welke niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', mits het bebouwingspercentage niet meer bedraagt als is aangegeven in lid 3.2.2 onder b;
  5. 5. lid 3.2.2 onder b:
    voor het vergroten van de bebouwde oppervlakte tot maximaal 60 m², mits het bebouwingspercentage niet meer bedraagt dan 50%.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden ten behoeve van:

  1. a. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
  2. b. de uitoefening van bedrijf aan huis;
  3. c. het gebruik van een groter vloeroppervlak in het hoofdgebouw, alsmede aan- en uitbouwen en bijgebouwen, dan 45 m2 ten behoeve van de uitoefening van beroep aan huis.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. lid 3.4 onder b ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis, mits:
    1. 1. de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte ten behoeve van een bedrijf aan huis, in voorkomend geval samen met de bruto vloeroppervlakte als bedoeld onder b, niet meer bedraagt dan 30% van de totale bruto vloeroppervlakte van de desbetreffende woning en de daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen;
    2. 2. op de bij de desbetreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van het bedrijf plaatsvindt;
    3. 3. in de omgeving van de desbetreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande, dat:
      • het parkeren ten behoeve van het bedrijf zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden, en
      • behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de desbetreffende woning mogen plaatsvinden;
    4. 4. de bedrijfsactiviteiten door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, het woonkarakter van de woning en de omgeving niet onevenredig aantasten en daardoor geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan voor aangrenzende percelen betreffende beschaduwing, privacy en gebruiksmogelijkheden van die percelen;
  2. b. lid 3.4 onder c ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of bedrijf tot een gezamenlijke vloeroppervlakte in het hoofdgebouw alsmede aan- en uitbouwen en bijgebouwen van niet meer dan 60 m² en mits dit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene Gebruiksregels

5.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting;
  2. b. het gebruiken of laten gebruiken van bijgebouwen ten behoeve van (zelfstandige) bewoning.

Artikel 6 Algemene Afwijkingsregels

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
    1. a. de in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
    2. b. het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
    3. c. het bepaalde in het plan en toestaan dat bouwgrenzen met maximaal 1,5 m worden overschreden indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
    4. d. het bepaalde in het plan voor het bouwen van bouwwerken ten algemenen nutte, zoals telefooncellen, wachthuisjes voor verkeersdiensten, schuilgelegenheden en schaftlokalen, alsmede van kleine utilitaire gebouwen, zoals transformatorstations, gemalen en gasdrukregel- en meetstations, mits de oppervlakte niet meer zal bedragen dan 25 m² en de bouwhoogte niet meer dan 4 m;
    5. e. het bepaalde in het plan voor het bouwen van antennes, waarvan de bouwhoogte ten hoogste 10 m mag bedragen.
  2. 2. De onder 1 bedoelde afwijking bij een omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
    1. a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    2. b. het bebouwingsbeeld;
    3. c. de verkeersveiligheid.
  3. 3. Bij de toepassing van deze bevoegdheid dienen de effecten op het woongenot van aangrenzende percelen, de milieuhinder, de mate van verkeersaantrekking, eventuele parkeeroverlast, buitenopslag van goederen en reclame-uitingen bij de beoordeling te worden betrokken.

Artikel 7 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, voor zover daaraan behoefte bestaat en zulks het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het in het plan begrepen gebied niet schaadt, de ligging van bestemmingsvlakken en bouwvlakken en aanduidingen te wijzigen, zodanig dat:

  1. a. de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot, en
  2. b. geen van de grenzen met meer dan 10 m wordt verschoven.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 8 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Kom Zuid, herziening Van Meerveldstraat'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doelstelling

In het Speelruimteplan-14 van de gemeente Putten is een visie neergezet voor de toekomstige inrichting van speelruimte in Putten, voor de periode 2015 - 2024. Hierbij is kritisch gekeken naar de bestaande 62 formele speelplekken in de gemeente. In het Speelruimteplan is voorgesteld om een aantal formele speelplekken op te heffen. In de directe omgeving liggen voldoende alternatieven om te spelen en de op te heffen speelplekken worden daarbij niet of slechts in beperkte mate onderscheidend of onmisbaar geacht. Vanwege de benodigde kosten voor onderhoud is het in dat geval wenselijk dergelijke plekken op te heffen.

Dit is onder andere het geval voor een speelterreintje langs de Van Meerveldstraat in de bebouwde kom van Putten. Het speelterrein op deze locatie zal worden gesloopt. In plaats van het speelterreintje, wordt het mogelijk gemaakt om één woning op het betreffende perceel te bouwen.

Het voorliggende bestemmingsplan borgt deze ontwikkeling juridisch-planologisch.

1.2 Ligging Plangebied En Begrenzing Plangebied

De speelplaats ligt langs de Van Meerveldstraat, in de buurt Putter-Eng aan de zuidzijde van Putten. De locatie wordt omsloten door woningen. Ten noorden van het plangebied ligt basisschool Ichthus. Ten westen van het gebied ligt het park De Groene Scheg. In de onderstaande afbeeldingen is de locatie van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBKMeerveldstr-VA01_0001.png"
Afbeelding - Globale locatie plangebied (bron: www.bing.com/maps)

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBKMeerveldstr-VA01_0002.png"

Afbeelding - Ligging speellocatie (bron: www.bing.com/maps)

1.3 Het Geldende Bestemmingsplan

Het onderhavige perceel valt onder het regime van het bestemmingsplan 'Kom Zuid', dat op 8 januari 2009 is vastgesteld en door Gedeputeerde Staten bij besluit van 7 mei 2009 is goedgekeurd. De locatie heeft momenteel de bestemming 'Verkeers- en verblijfsdoeleinden'. Het geldende bestemmingsplan ter plaatse van het plangebied is in onderstaande afbeelding weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBKMeerveldstr-VA01_0003.png"

Afbeelding - Uitsnede plangebied in bestemmingsplan 'Kom Zuid' (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

De terreinen rondom het plangebied zijn vooral bestemd als 'Woondoeleinden', met een maximale goot- en bouwhoogte van 4 en 8 meter. De onderhavige locatie zal ook een woonbestemming krijgen in het voorliggende bestemmingsplan.

1.4 Opzet Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan bestaat uit drie delen:

  1. 1. de toelichting: hierin worden de overwegingen beschreven die hebben geleid tot het geven van een bepaalde bestemming aan een stuk grond evenals een uitleg van de gebruikte bestemmingen;
  2. 2. de planregels: hierin wordt per bestemming een omschrijving gegeven van het toegestane gebruik en de toegestane bebouwing van de in dit plan begrepen gronden, en;
  3. 3. een verbeelding: met daarop aangegeven de bestemmingen van alle gronden.

De toelichting is als volgt opgebouwd:

  • hoofdstuk 2 Beschrijving bestaande en toekomstige situatie staat stil bij de huidige en toekomstige situatie van het plangebied.
  • In hoofdstuk3 Beleidskader is een beknopt overzicht opgenomen van de belangrijkste beleidsvisies van andere overheden die relevant zijn voor het plangebied;
  • de gevolgen of effecten op de planologische- en milieutechnische aspecten worden in hoofdstuk 4 Planologische en milieutechnische randvoorwaardenbeschreven;
  • in hoofdstuk 5 Juridische aspecten worden de gehanteerde bestemmingen met bijbehorende regeling beschreven;
  • hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid, heeft betrekking op de economische uitvoerbaarheid van het plan;
  • hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid behandelt ten slotte de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande En Toekomstige Situatie

2.1 Huidige Situatie

De Van Meerveldstraat is een rustige, doodlopende straat. Het plangebied wordt omgeven door diverse woningen. Aan de westzijde van het plangebied zijn woningen aan de Van Meerveldstraat gelegen. Aan de noord- en oostzijde van de speelplaats zijn woningen aan de Van Oldenbarneveldstraat gelegen.

Direct naast de speelplaats, aan de westzijde, liggen zes openbare parkeerplaatsen. De speelplaats wordt omgeven door een haag. De speelplaats bestaat uit onverhard oppervlakte met een aantal voorzieningen voor jonge kinderen in de leeftijd tot 4 jaar.

Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 400 m². De breedte van de kavel is circa 23 meter, de kaveldiepte is iets minder dan 20 meter. In de onderstaande afbeelding is het speelterreintje weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBKMeerveldstr-VA01_0004.png"

Afbeelding – Huidige situatie (bron: www.google.nl/maps)

De bebouwing aan de westzijde van de Van Meerveldstraat wordt gekenmerkt door vrijstaande woningen met voorgevelbreedtes van 7 á 8 meter, op kavels van circa 14 meter breed. Aan de oostzijde van de weg, direct naast de speelplaats, ligt perceel Van Meerveldstraat 17 dat afwijkt van deze woningen. Dit kavel is ruim 20 meter breed en er staat een woning op van 12,5 meter breed.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBKMeerveldstr-VA01_0005.png"

Afbeelding - Ligging huidige vrijstaande woning naast het speelveldje

2.2 Nieuwe Situatie

De speelvoorzieningen op het perceel zullen worden gesloopt. Het terrein zal een woonbestemming toegekend krijgen en door de gemeente te koop worden aangeboden.

De locatie is beoordeeld op steden bouwkundige randvoorwaarden. Hieruit is gebleken dat gezien de stedenbouwkundige structuur van de woonstraat, de bouw van een vrijstaande woning op het huidige speelveldje een reële mogelijkheid is, mits dit op een passende wijze gebeurt. In de planregels wordt aangesloten bij de planregels die gelden voor de woning aan de Van Meerveldstraat 17.

De openbare parkeerplaatsen aan de westzijde van het plangebied worden vervangen door twee openbare langsparkeerplaatsen, met een keergelegenheid, gesitueerd voor de nieuwe woning. Met de bouw van een nieuwe woning op de locatie kan op eigen terrein worden voldaan aan de parkeerkencijfers (zie paragraaf 4.9).

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

De kaders van het rijksbeleid zijn opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte(SVIR) die op 13 maart 2012 door de Minister van I&M is vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt de Nota Ruimte en heeft als uitgangspunt 'Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig'.

De SVIR omvat drie hoofddoelen, die als volgt zijn geformuleerd:

  1. 1. Concurrerend
    Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  2. 2. Bereikbaar
    Het verbeteren en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  3. 3. Leefbaar en veilig
    Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Voor een aanpak die Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig maakt, moet het roer in het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid om. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. De nationale belangen hebben onder andere betrekking op ruimte voor waterveiligheid, behoud van nationale unieke cultuurhistorische kwaliteiten en ruimte voor een nationaal netwerk van natuur.

De juridische borging van de nationale belangen is vastgelegd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel de AMvB Ruimte genoemd, is op 22 augustus 2011 vastgesteld en in oktober 2012 aangevuld. Het Barro heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. De AMvB is het inhoudelijke beleidskader van het rijk waaraan ruimtelijke besluiten op provinciaal en gemeentelijk niveau moeten voldoen. Dat betekent dat de AMvB regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden. Daarnaast kan zij aan de gemeente opdragen in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.

De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau. Inhoudelijk gaat het om nationale belangen die samenhangen met het beschermen van ruimtelijke functies, zoals natuur in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), of met het vrijwaren van functies. Het besluit bevat alleen die nationale ruimtelijke belangen, die via het stellen van regels aan de inhoud of toelichting van bestemmingsplannen (of daarmee vergelijkbare besluiten) beschermd kunnen worden.

Het onderhavige plan is niet in strijd met enig nationaal belang uit het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.

3.2 Provinciaal/regionaal Beleid

3.2.1 Omgevingsvisie en Omgevingsverordening

De Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Gelderland zijn op 18 oktober 2014 in werking getreden en in december 2015 geactualiseerd. Het betreft een integrale visie, niet alleen op het gebied van de ruimtelijke ordening, maar ook voor waterkwaliteit en veiligheid, bereikbaarheid, economische ontwikkeling, natuur en milieu, inclusief de sociale gevolgen daarvan. De Omgevingsvisie is de vervanger van het streekplan en Ruimtelijke Verordening Gelderland. De Omgevingsverordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en bevat algemene verbindende voorschriften.

Het plangebied is gelegen in de regio Noord-Veluwe. Dit gebied wordt gekenmerkt door:

  • rust en ruimte;
  • afwisselend landschap: water, boerenland, steden, dorpen, bos en hei;
  • een rijke cultuurhistorie;
  • gastvrijheid en mensen die omzien naar elkaar;
  • de recreatieve en toeristische sector en zorg;
  • goede verbindingen met omringende regio's.

Wonen in Noord-Veluwe
Een sterke gemeentelijke regie en regionale afstemming zijn op de woningmarkt onmisbaar: de gemeente stelt bestemmingsplannen vast, maakt afspraken met corporaties en andere partijen en koopt eventueel grond. Het inzicht groeit dat op termijn een vorm van strategisch voorraadbeheer nodig is. Dit beheer is gericht op alle woningen binnen een gemeente en liefst afgestemd met de regio. Dit is nodig om vraag en aanbod met elkaar in balans te brengen en houden. Dit vraagt om kennis van de kansen en mogelijkheden voor:

  • aanpassing van de bestaande voorraad;
  • sloop met vervangende nieuwbouw;
  • verdunning;
  • functieverandering van bestaand vastgoed.

Op basis van deze kennis kan de meest geschikte locatie bepaald worden voor:

  • eventuele nieuwbouw;
  • het benutten van mogelijkheden in de bestaande voorraad;
  • functieverandering.

Het opheffen van het speelterrein langs de Van Meerveldstraat in lijn met de Leidraadspeelruimteplan 14 - Over spelen en ontmoeten (zie paragraaf 3.3.3) en het toevoegen van een woningbouwmogelijkheid op deze locatie is niet in strijd met de Omgevingsvisie of de Omgevingsverordening.

3.2.2 Omgevingsagenda 2015 - 2020 "Werken in het groen"

In de Omgevingsagenda geven de acht gemeenten van de Noord-Veluwe – Elburg, Ermelo, Harderwijk, Nunspeet, Oldebroek en Putten – aan waarop zij regionaal willen samenwerken in de periode 2015-2020. Bij het bepalen van de regionale opgaven in deze agenda is de inhoud van de Omgevingsvisie Gelderland en de inbreng daarvoor vanuit de Noord-Veluwse gemeenten uitgangspunt geweest. In de omgevingsagenda wordt de richting bepaald voor regionale samenwerking op grote opgaven in het gebied voor de periode tot 2020.

De vier opgaven in de Omgevingsagenda zijn:

  1. 1. Versterken toeristisch product
    Doel: Een aantrekkelijk gebied met een sterk toeristisch product. Hierdoor ontvangt de regio een hoger aantal bezoekers (zowel vakantiegangers als dagrecreanten) en is de gemiddelde verblijfsduur van bezoekers langer. De regio focust op de binnenlandse én buitenlandse toerist en wil het aantal bezoekers laten toenemen met 5%.
  2. 2. Vitaliseren buitengebied
    Doel: Een vitaal buitengebied met een sterke landbouw in combinatie met nieuwe functies om het voorzieningenniveau, de werkgelegenheid en de sociale verbondenheid in het buitengebied en kleine kernen te behouden.
  3. 3. Verbeteren economische infrastructuur
    Doel: Een verbeterde economische infrastructuur die als basis kan dienen voor economische ontwikkeling en behoud van de werkgelegenheid. Gestreefd wordt naar (het behouden van) sterke sectoren binnen de regio met voldoende diversiteit, aansluiting bij kansrijke ontwikkelingen en bewegingen buiten de regio en het bevorderen van werkgelegenheid aan de onderkant van de arbeidsmarkt.
  4. 4. Stimuleren klimaat neutrale regio
    Versnelling van de transitie naar een duurzame energiehuishouding, het gebruik van groene grondstoffen in combinatie met het stimuleren van een circulaire economie, verbetering van de concurrentiepositie en stimulering van de lokale werkgelegenheid.

In de komende tijd zullen de concrete projecten bij de vier integrale opgaven worden bepaald en uitgewerkt.

De onderhavige ontwikkeling is niet in strijd met de uitgangspunten in de Omgevingsagenda.

3.2.3 Landschapsontwikkelingsplan Ermelo - Putten

De gemeenteraadraad van de gemeente Putten heeft op 9 juni 2011 het Landschapsontwikkelingsplan Ermelo-Putten 2011-2021 vastgesteld. Dit landschapsontwikkelingsplan (LOP) beschrijft het landschapsbeleid voor de komende 10 tot 15 jaar. Het plangebied bestaat uit het buitengebied van de gemeente Ermelo en Putten, de kleine kernen en de randen van de kernen Ermelo en Putten. Het Landschapsontwikkelingsplan is in overleg met alle betrokkenen – bestuurders, beleidsmakers, bewoners en organisaties – tot stand gekomen.

In het Landschapsontwikkelingsplan Ermelo-Putten 2011-2021 geven de gemeenten Ermelo en Putten hun visie op het landschap in de gemeenten. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen vier zones, namelijk de open randmerenzone, het 'agrarisch werklandschap' op de flank van het Veluwemassief, het bosrijke Veluwemassief met agrarische enclaves en het beekdal van de Leuvenumse/Staverdense Beek. Deze zones hebben elk een eigen karakteristiek die behouden wordt en verder wordt ontwikkeld en verbeterd. Deze karakteristiek vormt tevens het kader voor ruimtelijke ontwikkelingen.

Op hoofdlijnen is de visie gericht op:

  1. 1. actieve ontwikkeling van een landschappelijk raamwerk in gebieden waar veel ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden (met name nieuwe dorpsranden en recreatiegebieden);
  2. 2. behoud en versterking van waardevolle landschappen door beheer en herstel van landschapselementen;
  3. 3. een landschappelijk kader voor te realiseren ecologische verbindingszones (combinatie versterking natuur én landschap);
  4. 4. verbeteren beeldkwaliteit van onder meer dorpsentrees en nieuwe en bestaande bebouwing en erven.

De onderhavige ontwikkeling is niet in strijd met het Landschapsontwikkelingsplan Ermelo – Putten 2011 – 2021.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Toekomstvisie Putten

Voor het gehele gemeentelijk grondgebied is de 'Toekomstvisie Putten' opgesteld. Met deze Toekomstvisie legt de gemeenteraad van Putten haar speerpunten voor de komende 10 tot 15 jaar neer. Speerpunten die tot stand zijn gekomen in een proces waarin de discussie met de gemeenschap nadrukkelijk is gezocht. In deze Toekomstvisie is een antwoord gegeven op de volgende vragen:

  1. 1. Wat voor samenleving wil Putten in 2030 zijn?
  2. 2. Wat is dan de kerntaak en -rol van de gemeente Putten?
  3. 3. Wat is de rol van de bewoners, ondernemers en (maatschappelijke) organisaties binnen de Puttense gemeenschap?

De Toekomstvisie Putten is een samenbundeling van richtinggevende ideeën en visies voor de toekomst van Putten. Met de visie geeft de gemeenteraad het bestuur een richtsnoer om naar te handelen. Dit maakt het mogelijk over 'de waan van de dag' heen te stappen en in te zetten op een koers die Putten ook in de toekomst actueel en urgent houdt voor haar gemeenschap. De toekomstvisie dient daarmee als basis voor de uitvoering van de gemeentelijke (beleids)programma's in de komende 10 tot 15 jaar.

De toekomstige samenleving van Putten is gestoeld op thema's die sterk naar voren zijn gekomen in het discussiëren over de toekomst van Putten. Het gaat om de volgende thema's:

  • een sociale vitale gemeenschap voor jong en oud;
  • een samenleving in een groene en gastvrije omgeving met ruimte voor rust en dynamiek;
  • een samenleving om je hele leven in te kunnen wonen;
  • een samenleving waarin ruimte is voor creativiteit en innovatie.
  • een samenleving waarin inwoners hun hele leven kunnen wonen;
  • huisvesting voor ouderen en starters krijgt extra aandacht;
  • inwoners, maatschappelijke organisaties en gemeentelijk bestuur zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor goede woonmogelijkheden;
  • Putten wil een duurzame samenleving zijn. Wonen voor het leven.

In het kader van deze thema's zijn voor dit bestemmingsplan de volgende speerpunten van belang:

  • het faciliteren van de inwoners om zo lang mogelijk in de eigen woning te wonen;
  • het afstemmen van het woningaanbod op de behoefte binnen de gemeente. Er wordt ruimte gelaten aan particuliere initiatieven;
  • het afstemmen van de nieuwbouw op de vraag vanuit de meest kwetsbare groeperingen;
  • binnen het nieuwbouwprogramma wordt ruimte gelaten voor eigen initiatieven vanuit bewoners en organisaties;
  • het handelen van de gemeente wordt getoetst/gemotiveerd vanuit het oogpunt van een duurzame samenleving. Ook de vraag van andere partijen wordt hieraan getoetst.

De voorliggende ontwikkeling is niet in strijd met de uitgangspunten van de toekomstvisie.

3.3.2 Structuurvisie Putten 2030

De gemeenteraad van Putten heeft op 5 maart 2015 de Structuurvisie Putten 2030 gewijzigd vastgesteld. De Structuurvisie Putten 2030 is opgesteld met de boodschap van de Toekomstvisie Putten als leidraad. Deze is gerelateerd aan actueel beleid ten aanzien van de verschillende beleidsvelden en vervolgens vertaald in een visie op de ruimtelijke ontwikkeling. De inhoud van de structuurvisie is leidend en in principe bindend voor het handelen van de gemeente richting initiatiefnemers, en nieuwe bestemmingsplannen moeten inhoudelijk passen binnen de visie van de structuurvisie.

Wonen - kwantitatief
In de gemeente Putten wordt gebouwd voor de lokale woningbehoefte. Putten hanteert daarbij de ladder van duurzame verstedelijking. Dat wil zeggen dat eerst wordt gekeken naar inbreidingsmogelijkheden en vervolgens pas naar uitbreidingsmogelijkheden. Het dorp Putten is de kern waar nieuwe woningbouw plaatsvindt.

Wonen - kwalitatief
In de gemeente Putten is plek voor jong en oud en is het mogelijk om er je hele leven te wonen. Putten richt zich daarbij primair op de behoeften van de eigen bevolking. Starters, senioren en mensen met een beperking krijgen daarbij extra aandacht om hun positie op de arbeidsmarkt te versterken.

De onderhavige ontwikkeling, waarbij het speelterrein langs de Van Meerveldstraat wordt opgeheven en een woningbouwmogelijkheid wordt toegevoegd, sluit goed aan bij de uitgangspunten van de Structuurvisie Putten 2030.

3.3.3 Leidraad speelruimteplan 14 - Over spelen en ontmoeten

Het Speelruimteplan-14 richt zich op de toekomstige inrichting van speelruimte in de gemeente Putten voor de periode 2015-2024 en schetst een wenselijk streefbeeld voor het jaar 2024. In de in dit rapport opgestelde visie voor speelruimte worden de uitgangspunten en bevindingen uit de analyse vertaald naar een concreet advies per buurt.

Deze visie uit zich in een eindbeeld voor de gewenste spreiding, diversiteit en verdeling van speelruimte over de gemeente. Het daaruit te onttrekken advies per buurt bestaat vervolgens uit een serie aanbevelingen op speelplekniveau.

In de gemeente Putten liggen 62 formele speelplekken die beheerd en onderhouden worden door de gemeente Putten. Deze speelplekken liggen verspreid over de tien buurten. In het Speelruimteplan is voorgesteld om een aantal formele speelplekken op te heffen. In de directe omgeving liggen voldoende alternatieven om te spelen en de op te heffen speelplekken worden daarbij niet of slechts in beperkte mate onderscheidend of onmisbaar geacht. Vanwege de benodigde kosten voor onderhoud is het in dat geval wenselijk dergelijke plekken op te heffen. Voor andere speelplekken wordt voorgesteld op deze om te vormen naar informele speelruimte of om ze te behouden als formele speelplek. Daarnaast worden nieuwe speellocaties voorgesteld.

In de onderstaande afbeelding is een overzicht weergegeven van de voorgestelde maatregelen in de Leidraad speelruimteplan 14. De speellocatie langs de Meerveldstraat (aangegeven met een pijl in onderstaande afbeelding) is één van de vijf formele speelplekken waarvan wordt voorgesteld om deze op te heffen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBKMeerveldstr-VA01_0006.jpg"

Afbeelding - Samenvattende kaart met voorgestelde ingrepen per buurt. Bron: Leidraad speelruimteplan 14

Uit onderzoek is gebleken dat het aantal 0-4 jarigen relatief laag is in de buurt, terwijl er voor deze doelgroep wel veel speelplekken zijn. Hierdoor is voor maar liefst elke 11 kinderen van 0-4 jaar een formele speelplek. Daarnaast zijn de vier losse speelplekken verspreid over het park de Groene Scheg goed bereikbaar vanuit de buurt.

De gewenste ontwikkeling is in lijn met het Speelruimteplan-14.

3.3.4 Inbreidingsnotitie 2015

Om te bepalen of met nieuwe plannen sprake is van 'goede ruimtelijke ordening', zijn in de notitie spelregels opgenomen voor nieuwe ontwikkelingen. Het gaat om de volgende afwegingen:

  • Ruimtelijke afweging (wat, waar en waarom daar):
    1. 1. planologisch; omdat ruimte in de bebouwde kom schaars is moeten de diverse ruimtelijke relevante belangen op een rij worden gezet en onderling worden afgewogen. Belangen kunnen soms ook tegengesteld zijn. Uit een goede belangenafweging moet duidelijk worden welke functie waar gewenst is, en waarom die functie nodig is (nut en noodzaak) en waarom juist op die plek;
    2. 2. het bouwplan moet stedenbouwkundig acceptabel zijn. In de 'Stedenbouwkundige Randvoorwaarden voor de Bebouwde Kom van Putten' (SRBK die onderdeel uitmaken van de Inbreidingsnotitie) worden daarvoor stedenbouwkundige handvatten gegeven;
  • Milieutechnische afweging:
    1. 1. natuur en landschap;
    2. 2. milieu (bodemkwaliteit, geluid en dergelijke);
    3. 3. water;
    4. 4. infrastructuur, verkeer en vervoer en bereikbaarheid;
    5. 5. cultuurhistorisch erfgoed (archeologie, monumenten e.d.);
    6. 6. duurzame realisatie;
  • Financiële afweging:
    1. 1. is het plan financieel haalbaar;
    2. 2. is er een exploitatieplan nodig;
    3. 3. exploitatieovereenkomst;
  • Volkshuisvestelijke afweging:
    1. 1. het bouwplan moet passen binnen het gemeentelijke woningbouwprogramma;
    2. 2. categorisering van de woningen;
  • Maatschappelijk draagvlak:
    1. 1. tijdig informeren belanghebbenden;
    2. 2. verkrijgen acceptatie/draagvlak voor belanghebbende.

Het plangebied is niet opgenomen in de Inbreidingsnotitie 2015. Dit wil echter niet zeggen dat er geen ontwikkeling mogelijk is op deze locatie. De locatie is om die reden beoordeeld op de stedenbouwkundige randvoorwaarden. Hieruit is geconcludeerd dat wanneer wordt gekeken naar de stedenbouwkundige structuur van het woonstraatje, de bouw van een vrijstaande woning op het overbodige speelveldje een reële mogelijkheid is, mits dit op een passende wijze gebeurt. In dit kader moet worden aangesloten bij de naastgelegen woning aan de Van Meerveldstraat 17. Hiermee is rekening gehouden in de planverbeelding en regels in dit bestemmingsplan (zie hoofdstuk 5).

Ten aanzien van de spelregels voor nieuwe ontwikkelingen waarmee een goede ruimtelijke ordening wordt aangetoond, wordt in hoofdstuk 4 daarnaast ingegaan op relevante planologische en milieutechnische randvoorwaarden. In hoofdstuk 6 en 7 wordt ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

3.3.5 Parkeernota

De Nota Parkeernormen van de gemeente Putten is opgesteld als uitwerking van het geactualiseerde parkeerbeleid van de gemeente. Deze nota beoogt het vastleggen van de Puttense parkeernormen en het bepalen van een transparant en eenduidig toepassingskader. De Nota betreft een actualisering van de parkeernormen uit de Parkeernota Centrum Putten uit 2008, waaraan is toegevoegd hoe met deze parkeernormen moet worden omgegaan.

In de Parkeernota zijn aan de hand van de parkeerkencijfers van de C.R.O.W. parkeernormen opgenomen. Op basis van de omgevingsadressendichtheid in Putten is ervoor gekozen om de CROW-parkeerkencijfers voor weinig stedelijke gebieden (4) als uitgangspunt te hanteren.

In Putten is ervoor gekozen om de verscheidenheid aan woningen die CROW hanteert bij haar kencijfers te vereenvoudigen en te relateren aan het bruto vloeroppervlak achter de voordeur (m2 bvo). CROW relateert de kencijfers aan de prijsklasse en type. Ook het onderscheid tussen koop of huur wordt niet gehanteerd aangezien dit verschil nauwelijks relevant is voor de parkeerbehoefte als de woninggrootte wordt meegerekend.

In de navolgende tabel zijn de parkeernormen voor wonen weergegeven:

Wonen centrum overig Putten buiten-
gebied
eenheid waarvan bezoekers-
deel
woning tot 40 m² 0,55 pp 0,7 pp 1,0 pp woning 0,2 pp
woning 40 - 80 m² (niet gestapeld) of
40 - 65 m² gestapeld
1,3 pp 1,6 pp 1,6 pp woning 0,3 pp
woning 80 - 150 m² (niet gestapeld) of
65 - 120 m² gestapeld
1,4 pp 1,9 pp 1,9 pp woning 0,3 pp
woning > 150 m² (niet gestapeld) of
> 120 m² gestapeld
1,6 pp 2,1 pp 2,1 pp woning 0,3 pp
aanleunwoning 1,1 pp 1,2 pp 1,2 pp
woning
0,3 pp
verpleeg/
verzorgingstehuis
0,6 pp 0,6 pp 0,6 pp woning 0,3 pp

Tabel - Parkeernormen wonen

In paragraaf 4.9 wordt ingegaan op het aspect parkeren.

Hoofdstuk 4 Planologische En Milieutechnische Randvoorwaarden

Het milieubeleid is primair bedoeld om een optimale leefomgeving te realiseren. Dit kan er soms toe leiden dat beperkingen worden opgelegd aan gewenste ruimtelijke ontwikkelingen. In onderstaande worden de conclusies voor de verschillende aspecten beschreven.

4.1 Ladder Voor Duurzame Verstedelijking

De Ladder voor duurzame verstedelijking moet worden toegepast als een ruimtelijk besluit voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Als een ruimtelijk besluit, zoals een bestemmingsplan of een omgevingsvergunning met een goede ruimtelijke onderbouwing, voorziet in nieuwe planologische bouwmogelijkheden, dan kwalificeren deze bouwmogelijkheden in beginsel als een “stedelijke ontwikkeling” als bedoeld in artikel 1.1.1 lid 1 aanhef en onder i Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het moet echter wel gaan om bouwmogelijkheden van enige omvang. Uit afdelingsjurisprudentie blijkt dat een stedelijke ontwikkelingen van één extra woning niet als nieuwe stedelijke ontwikkeling kwalificeert. Daarnaast geldt dat de woning binnen de bebouwde kom van Putten wordt gerealiseerd.

Het voorliggende bestemmingsplan sluit goed aan bij de uitgangspunten van de Ladder voor duurzame verstedelijking.

4.2 Archeologie En Cultuurhistorie

Op basis van de archeologische waardenkaart blijkt dat het plangebied en haar nabije omgeving is aangewezen als een gebied met een hoge archeologische verwachting. Dit betekent dat bij bodemingrepen groter dan 100 m² en dieper dan 0,4 m archeologisch onderzoek nodig is. Aangezien deze ondergrenzen bij de realisatie van de nieuwbouwplannen worden overschreden, is een archeologisch inventariserend veldonderzoek uitgevoerd door KSP Archeologie.
afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBKMeerveldstr-VA01_0007.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBKMeerveldstr-VA01_0008.png"

Afbeelding - Uitsnede Archeologische waardenkaart Putten

Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 1 van dit bestemmingsplan. Navolgend wordt ingegaan op de belangrijkste resultaten van het onderzoek.

Conclusies
De hoge archeologische verwachting uit het bureauonderzoek is getoetst door middel van een inventariserend veldonderzoek, verkennende fase. Uit het booronderzoek is gebleken dat de oorspronkelijke podzolbodem onder het plaggendek nog deels aanwezig is en dat het potentiële archeologische sporenniveau vanaf de Bhs-horizont van de podzolbodem intact aanwezig is. Het archeologische sporenniveau wordt verwacht vanaf 80 cm -mv. Op basis hiervan wordt de hoge verwachting voor het plangebied op de archeologische beleidskaart van de gemeente Putten gehandhaafd.

Selectieadvies
Op basis van de intactheid van de bodem in het plangebied kan een archeologische vindplaats aanwezig zijn. Wanneer de geplande graafwerkzaamheden dieper reiken dan 80 cm beneden maaiveld kunnen eventueel aanwezig archeologische resten verloren gaan en is vervolgonderzoek noodzakelijk. KSP Archeologie adviseert een vervolgonderzoek in de vorm van een proefsleuvenonderzoek om vast te stellen of in het plangebied archeologische resten aanwezig zijn en zo ja, welke waardering hieraan gegeven kan worden. Voor dit proefsleuvenonderzoek is een Programma van Eisen (PvE) noodzakelijk dat is goedgekeurd door de bevoegde overheid. In dit PvE wordt de werkwijze en de randvoorwaarden van het proefsleuvenonderzoek vastgelegd.

Advies regioarcheoloog
De regioarcheoloog heeft naar aanleiding van de resultaten van het uitgevoerde onderzoek en de specifieke situatie aangegeven dat het proefsleuvenonderzoek nog niet hoeft te worden uitgevoerd in kader van de bestemmingswijziging. Het onderhavige perceel betreft terrein in eigendom van de gemeente Putten. Het terrein zal pas worden verkocht nadat de archeologische belemmeringen zijn weggenomen.

Geconcludeerd wordt dat ten aanzien van het aspect archeologie het bestemmingsplan uitvoerbaar is.

4.3 Bodem

De onderhavige ontwikkeling heeft in eerste instantie betrekking op het mogelijk maken van één woning in het plangebied. De bodem zal niet direct geroerd worden in kader van deze ontwikkeling, of extra worden belast ten gevolge van dit bestemmingsplan. In het kader van dit bestemmingsplan is dan ook geen onderzoek noodzakelijk naar het aspect bodem.

Op het moment dat van een bouwmogelijkheid gebruik wordt gemaakt, moet aangetoond worden, dat de locatie geschikt is voor de beoogde functie.

Geconcludeerd wordt dat ten aanzien van het aspect bodem- en grondwaterkwaliteit het bestemmingsplan uitvoerbaar is.

4.4 Externe Veiligheid

Externe veiligheid heeft betrekking op de gevaren die mensen lopen als gevolg van aanwezigheid in de directe omgeving van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden bewaard en/of bewerkt, transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd en ondergrondse buisleidingen. De aan deze activiteiten verbonden risico's moeten tot een aanvaardbaar niveau beperkt blijven.

Het wettelijk kader voor risicobedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi). Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is het wettelijke kader vastgelegd in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Het beleid voor ondergrondse buisleidingen is vastgelegd in het Besluit Externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Onderstaande uitsnede van de landelijke Risicokaart (www.risicokaart.nl) toont de ligging van de risicobronnen ten opzichte van het plangebied.
afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBKMeerveldstr-VA01_0009.png"

Afbeelding - Uitsnede risicokaart (bron: www.risicokaart.nl)

Op basis van de Risicokaart blijkt dat er in de directe omgeving geen risicovolle bedrijven aanwezig zijn. Op circa 490 meter ten oosten van het plangebied is een ondergrondse propaantank aanwezig. Deze inrichting ligt op voldoende afstand van het plangebied.

Onderzoek naar externe veiligheid is in het kader van dit bestemmingsplan niet nodig en het aspect staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.

4.5 Flora En Fauna

In opdracht van de gemeente Putten heeft LievenseCSO Milieu B.V. een Quickscan Natuurwetgeving uitgevoerd voor het plangebied aan de Van Meerveldstraat (ongenummerd) in Putten. Doel van de quickscan is het bepalen of beschermde waarden op de locatie aanwezig zijn én of de herontwikkeling van de locatie negatieve effecten heeft op deze waarden. De quickscan of vooronderzoek is geen soortgerichte inventarisatie, maar de eerste fase in het kader van de procedure van de Wet natuurbescherming (hierna Wn, zie bijlage 1). De Wn voorziet vanaf 1 januari 2017 in het wettelijk kader voor de bescherming van Natura 2000-gebieden, planten- en diersoorten en houtopstanden.

Het volledige onderzoek is opgenomen in Bijlage 2. Navolgend wordt ingegaan op de belangrijkste conclusies en adviezen uit het onderzoek.

Conclusies
Op basis van deze quickscan wordt geen toetsing van de effecten van de ontwikkeling op beschermde natuurgebieden (Natura 2000-gebied en/ of het Natuurnetwerk Nederland) noodzakelijk geacht.

Op basis van deze quickscan wordt geconstateerd dat het onderzoeksgebied potentieel habitat biedt voor een aantal (algemene) beschermde soorten; broedvogels. Indien rekening wordt gehouden met het broedseizoen van vogels worden geen negatieve effecten verwacht op beschermde soorten vanuit de Wet natuurbescherming. Nader onderzoek of ontheffing is dan ook niet noodzakelijk. Wel dient te allen tijde rekening te worden gehouden met de zorgplicht. Tijdens de uitvoering dient men bijvoorbeeld alert te zijn op aanwezigheid van fauna en deze, indien noodzakelijk, te verplaatsen. Bij onvoorziene situaties dient daarnaast contact opgenomen te worden met een ter zake kundige.

Advies
Geadviseerd wordt verstorende werkzaamheden buiten de kwetsbare periodes van de aanwezige soorten uit te laten voeren. Voor broedvogels wordt geadviseerd de verstorende werkzaamheden buiten het broedseizoen (doorgaans tussen 15 maart en 15 augustus) uit te laten voeren. Wordt er wel in het broedseizoen gewerkt dan dient voorafgaand aan de werkzaamheden een deskundige op het gebied van vogels te worden ingezet. De deskundige stelt vast of er broedsels aanwezig zijn en zo ja of deze worden verstoord door de toekomstige werkzaamheden. Het resultaat van deze controle kan gevolgen hebben voor de uitvoering en planning indien er broedsels worden aangetroffen.

Voorts wordt geadviseerd met de verlichting (tijdens de werkzaamheden) rekening te houden met soorten die gevoelig zijn voor licht (bijvoorbeeld vleermuizen). Dit kan door het licht zo veel mogelijk te richten, zo min mogelijk tijdens de nacht en schermer te werken en strooilicht zo veel mogelijk te beperken.

Het aspect flora en fauna vormt daarmee geen belemmering voor het onderhavige bestemmingsplan.

4.6 Geluid

Op basis van het voorliggende bestemmingsplan wordt een geluidsgevoelig object (een woning) mogelijk gemaakt. Het plangebied wordt echter omgeven door bestaande woningen en er zijn geen wegen die een geluidszone hebben in de directe omgeving van het plangebied.

Het aspect geluid vormt daarmee geen belemmering voor het onderhavige bestemmingsplan.

4.7 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer is opgenomen dat gemeenten bij de uitoefening van bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit grenswaarden in acht dienen te nemen ten aanzien van onder andere stikstofdioxide NO2 en fijnstof PM10 (zwevende deeltje).
Om niet voor alle (kleine) ontwikkelingen een onderzoek naar de luchtkwaliteit uit te hoeven voeren is de Ministeriële regeling ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) opgesteld. Deze regeling heeft als doel om plannen met een beperkte omvang vrij te stellen van onderzoek omdat deze ‘niet in betekenende mate bijdragen’ aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. De regeling is alleen van toepassing voor woningbouw- en kantorenlocaties en enkele inrichtingen.

Het mogelijk maken van één nieuwe woning leidt niet tot een ruimtelijke wijziging die in het kader van de Wet luchtkwaliteit nader onderzoek behoeft.

4.8 Bedrijven En Milieuzonering

In het kader van het voorliggende bestemmingsplan is het van belang inzichtelijk te maken of er sprake is van een goede milieuzonering: de overheid dient er op toe te zien dat er voldoende afstand in acht wordt genomen tussen functies die hinder of gevaar veroorzaken (bijvoorbeeld bedrijven), en de (gevoelige) functies die daar last van hebben (bijvoorbeeld woningen). Die afstand moet ook weer niet onnodig groot zijn, omwille van een efficiënt ruimtegebruik.

Om dit inzichtelijk te maken wordt uitgegaan van de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering 2009' van de Vereniging Nederlands Gemeenten (VNG). Hierbij gaat het om de in deze publicatie opgenomen categorisering van bedrijfstypen en de daarbij behorende richtafstanden ten opzichte van woonbebouwing (uitgaande van een rustige woonwijk). De VNG-publicatie is een algemeen geaccepteerd instrument om na te gaan of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening in situaties waar woningen dicht bij bedrijven worden voorzien.

Het voorliggende bestemmingsplan maakt een gevoelige bestemming mogelijk, namelijk een woning. Daarnaast zijn in de directe inrichtingen van het plangebied geen bedrijfsinrichtingen gevestigd. Aan de Van Oldenbarneveltstraat 70 is een basisschool gevestigd, Basisschool Met de Bijbel. Deze school heeft een milieucategorie 2 en een richtafstand van 30 meter voor geluid. Deze ligt op circa 50 meter afstand van het plangebied en vormt daarmee geen belemmering voor de onderhavige ontwikkeling.

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor het onderhavige plangebied.

4.9 Parkeren

De aan de wegzijde gelegen parkeerplaatsen zijn qua parkeernormering niet nodig. In aanvulling hierop het volgende:

Het uitgangspunt is dat het parkeren op eigen terrein moet worden opgelost. In de gemeentelijke parkeernota word de parkeerbevoefte gerelateerd aan de grootte van de woning. Deze parkeernormen zijn gebaseerd op de parkeerkencijfers van het CROW (zie ook paragraaf 3.3.5).

In de Parkeernota zijn voor de bebouwde kom (overig Putten) de volgende parkeernormen opgenomen:

- woning 80 – 150 m² 1,9 parkeerplaats/woning
- woning > 150 m² 2,1 parkeerplaats/woning

Met het verwijderen van de zes bestaande parkeerplaatsen langs het speelveldje, komen deze parkeermogelijkheden te vervallen. Er is echter gebleken dat deze parkeerplaatsen spaarzaam worden gebruikt.
Naar aanleiding van de zienswijzen (zie paragraaf 7.2) worden ter vervanging van de zes gestoken parkeerplaatsen ten minste twee langsparkeerplaatsen voor de nieuwe woning aangelegd. Eén van de parkeergelegenheden wordt ingericht als een 'keergelegenheid' voor personenauto's en busjes.

Op grond van het voorliggende bestemmingsplan wordt de realisatie van een vrijstaande mogelijk gemaakt. Bij de nieuwe woning zullen twee auto's op eigen erf geparkeerd kunnen worden. Daarmee is de parkeervraag bijna volledig opgevangen. Daarnaast zijn er voldoende mogelijkheden om langs de straat voor de woning te parkeren, ter plaatse van de huidige parkeerplaatsen.

Op grond van de normen uit de Parkeernota, wordt geconcludeerd dat er voldoende parkeerplaatsen beschikbaar zullen zijn voor de nieuwe woning.

4.10 Waterparagraaf

Algemeen
Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten.

De Watertoets
De waterbeheerder voor deze locatie is het Waterschap Vallei en Veluwe. Op 30 maart 2017 is voor de bestemmingswijziging aan de Veenweg 10 de digitale watertoets doorlopen. Via de digitale watertoets is beoordeeld of en welke waterbelangen voor het plan relevant zijn.

Uit de Watertoets is gebleken dat in het plangebied geen belangrijke oppervlaktewateren (zogenaamde primaire of A- watergangen), waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging liggen. Dit betekent dat dit plan geen essentiële waterbelangen raakt. Op basis daarvan wordt door het waterschap voor het onderhavige plan een positief wateradvies gegeven.

In Bijlage 3 zijn de resultaten van de Watertoets opgenomen.

Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten

5.1 Algemene Juridische Opzet

In dit hoofdstuk worden, voor zover dit nodig en wenselijk wordt geacht, de van het bestemmingsplan deel uitmakende regels van een nadere toelichting voorzien. De regels behorende bij dit bestemmingsplan geven inhoud aan de aangegeven bestemming. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd mag worden.

Bij de opzet van het bestemmingsplan is getracht de regeling zo duidelijk en eenvoudig mogelijk te houden. Bij het opstellen van de regels is zoveel mogelijk aangesloten bij de regels voor de bestemming 'Woondoeleinden' uit het geldende bestemmingplan 'Kom Zuid' (zie paragraaf 1.3), die van toepassing zijn voor de woningen aan de Van Meerveldstraat die direct om het plangebied uit het voorliggende bestemmingsplan zijn gelegen. De regels uit dit bestemmingsplan voldoen aan de standaardeisen van de gemeente.

In het bestemmingsplan 'Kom Zuid' werd gewerkt met aanduidingen voor bouwklassen voor de woningen en bijgebouwen om de toegestane goothoogte, bouwhoogte en het bebouwingspercentage aan te geven op de planverbeelding. In het voorliggende bestemmingsplan wordt daarentegen de goot- en bouwhoogte in meters op de planverbeelding aangegeven, en worden met een aanduiding 'bijgebouwen' specifieke voorwaarden voor bijgebouwen geregeld.

5.2 Bestemmingsregels

In dit bestemmingsplan is enkel sprake van de bestemming 'Wonen'.

Wonen
Ter plaatse van de bestemming 'Wonen' zijn de gronden bestemd voor wonen, bijgebouwen en tuinen en erven. De gebouwen mogen alleen binnen het bouwvlak worden gerealiseerd. Op de planverbeelding is onder andere aangegeven wat het aantal woningen is (in het voorliggende bestemmingsplan gaat het om één woning) en de maximale goot- en bouwhoogte. Tevens gelden afstandsmaten waaraan bijgebouwen en dergelijke moeten voldoen. Voor de voorgevelbouwgrens is maximaal één uitbouw toegestaan. Middels de aanduiding 'bijgebouwen' is aangegeven waar bijgebouwen, carports en aan- en uitbouwen mogen worden gebouwd. Ter plaatse van deze aanduiding geldt een maximaal bebouwingsoppervlakte van 50%.

Beroepen aan huis zijn binnen deze bestemming toegestaan. De oppervlakte hiervoor mag niet meer bedragen dan 45 m² of 30% van de bestaande woning.

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan dient op grond van artikel 6.12. 1 Wro onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan.

De gronden zoals opgenomen in het bestemmingsplan zijn eigendom van de gemeente en het project betreft een gemeentelijk initiatief. Het opstellen van het bestemmingsplan wordt bekostigd uit gemeentelijke middelen. Ten behoeve van de realisering van dit bestemmingsplan hoeven geen ingrijpende infrastructurele voorzieningen te worden getroffen. Eventuele toekomstige kosten die gemoeid zijn bij dit plan zullen via overeenkomsten worden verhaald op de initiatiefnemer.

Er hoeft voor dit bestemmingsplan geen exploitatieplan te worden vastgesteld. De economische uitvoerbaarheid van het plan is verzekerd.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

7.1 Vooroverleg Ex Artikel 3.1.1. Bro

Voor dit plan is geen vooroverleg nodig. Het plan voorziet enkel in de realisatie van een enkele woning binnen de bebouwde kom.

7.2 Zienswijzen

Het ontwerp van het bestemmingsplan 'Kom Zuid, herziening Van Meerveldstraat' heeft van 11 december 2017 tot 23 januari 2018 in het gemeentehuis ter inzage gelegen. Tijdens de inzage termijn konden over het ontwerpbestemmingsplan zienswijzen ingediend worden bij de gemeenteraad.

Naar aanleiding van het ontwerpbestemmingsplan zijn er drie zienswijzen ontvangen. De inhoud van de zienswijzen en de beoordeling van de zienswijzen zijn weergegeven in een afzonderlijke bijlage 'Samenvatting en beoordeling zienswijzen naar aanleiding van het ontwerpbestemmingsplan Kom Zuid, herziening Van Meerveldstraat'. Deze bijlage maakt deel van van het Vaststellingsbesluit dat bij dit bestemmingsplan is gevoegd.
Naar aanleiding van de zienswijzen is besloten om, ter compensatie van de zes gestoken parkeerplaatsen die komen te vervallen, enkele langsparkeerplaatsen aan te leggen. Tijdens de raadsvergadering heeft de wethouder toegezegd dat één van die gelegenheden zal worden ingericht als een 'keermogelijkheid' voor auto's en busjes.

De gemeenteraad van de gemeente Putten heeft het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld. Voor de inhoud van het besluit wordt verwezen naar het Vaststellingsbesluit.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 1 Archeologisch onderzoek

Bijlage 2 Quickscan Natuurwetgeving

Bijlage 2 Quickscan Natuurwetgeving

Bijlage 3 Standaard Waterparagraaf

Bijlage 3 Standaard waterparagraaf