Bestemmingsplan Ellecom, Eikenstraat ongenummerd, Eikenstraat 3 en Buitensingel 60
Bestemmingsplan - gemeente Rheden
Vastgesteld op 28-11-2017 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan Ellecom, Eikenstraat ongenummerd, Eikenstraat 3 en Buitensingel 60 van de gemeente Rheden;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0275.BP2015EllecomLandg-VA01 met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
de grens van de aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aanduidingsvlak
een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden;
1.6 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van agrarische producten door middel van het telen van gewassen of het houden dan wel fokken van dieren;
1.7 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde;
1.8 bed and breakfast
het tegen betaling bieden kortstondig toeristisch verblijf en ontbijt aan huis;
1.9 bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen, en waarbij de bijbehorende kantoorfunctie niet meer dan 30% van het bedrijfsvloeroppervlak in beslag neemt;
1.10 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.11 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw op een terrein kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.12 beroep aan huis
een juridisch, administratief, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig, therapeutisch of (para)medisch beroep, alternatieve geneeswijzen daaronder begrepen, of daarmee gelijk te stellen activiteiten die in een woning dan wel (vrijstaande) bijbehorende bouwwerken worden uitgeoefend, inclusief ondergeschikte detailhandel;
1.13 beschermd wonen
24-uurs zorg, begeleiding en ondersteuning (inclusief toezicht) welke in hetzelfde gebouw wordt gecombineerd met bijbehorende woon- en verblijfsvormen, bestemd voor personen waarvoor 24 uurs zorg, begeleiding en ondersteuning als bedoeld in de Wet op de Jeugdzorg, is vastgelegd in een besluit (Awb) afgegeven door de gemeente;
1.14 bestaand
zoals legaal aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan;
1.15 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.16 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.17 bijgebouw
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.18 boomkwekerij
een agrarisch bedrijf dat is gericht op het telen van laan- en sierbomen, vruchtbomen en (sier)heesters;
1.19 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.20 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.21 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren is begrensd;
1.22 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.23 bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel;
1.24 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.25 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen metaal of ander materiaal die (in)direct met de grond is verbonden hetzij (in)direct steun vindt in of op de grond;
1.26 bovenbouw
een gedeelte van een hoofdgebouw dat moet passen binnen de contour die ontstaat door:
- a. een verticale verlenging van twee zijden van het op de verbeelding aangegeven bouwvlak met 1,20 meter, gerekend vanaf de bovenkant van de onderliggende bouwlaag, gevolgd door een schuin vlak met een binnenhoek van 60 graden, en
- b. een verticale verlenging van de overige zijden;
en welke contour slechts mag worden doorbroken door dakkapellen.
(Binnen deze contour kunnen zich mogelijk één of meer bouwlagen bevinden die niet worden meegeteld bij het aantal bouwlagen bedoeld in de artikelen in hoofdstuk 2 van deze regels);
1.27 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop, het verkopen of bewaren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; dienstverlening door een horecabedrijf wordt hieronder niet begrepen, al dan niet in combinatie met ondergeschikte daghoreca welke direct gerelateerd is aan de ter plaatse aanwezige detailhandel;
1.28 deskundig archeoloog
een door burgemeester en wethouders als zodanig aangewezen archeoloog die voldoet aan de door en krachtens de Monumentenwet 1988 gestelde kwalificaties en eisen dan wel een gecertificeerde archeologische instantie of op archeologisch gebied gecertificeerd bedrijf;
1.29 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen; detailhandel wordt hieronder niet begrepen;
1.30 diepwortelende beplanting
beplanting met een wortelstelsel dat meer dan 0,5 m onder het maaiveld reikt of dat naar verwachting in de toekomst zal doen;
1.31 evenement
periodieke en/of incidentele manifestatie zoals een (ruil)beurs, concert, (jaar)markt, kermis, circus, taptoe, sportmanifestatie, (buurt)feest;
1.32 extensief recreatief medegebruik
vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, paardrijden, (water) fietsen en kanoën al dan niet met bijbehorende voorzieningen zoals paden, banken, picknicktafels, wegbewijzering e.d.;
1.33 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.34 grondgebonden agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf dat gericht is op het ontwikkelen van activiteiten, waarbij de productie geheel of nagenoeg geheel (minstens 50%) afhankelijk is van het producerend vermogen van de grond (als productiemiddel) waar het bedrijf over kan beschikken;
1.35 hoofdgebouw
een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.36 huishouden
een alleenstaande dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren waarbij sprake is van continuïteit is in samenstelling en onderlinge verbondenheid;
1.37 hobbymatig houden van vee
het niet bedrijfsmatig en voor eigen particulier en hobbymatig gebruik houden van geringe aantallen vee zoals koeien, paarden en schapen;
1.38 kap
een geheel of gedeeltelijke niet horizontale dakconstructie gevormd door ten minste twee schuin hellende dakschilden;
1.39 kleinschalig ambachtelijk bedrijf
bedrijf waarbij niet meer dan drie mensen individuele goederen voor een belangrijk deel in handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen geheel naar de specifieke wensen van de opdrachtgever tevens eindgebruiker. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van toestellen of machinaal gereedschap, echter de productie vindt niet gestandaardiseerd plaats, er is geen massa- of serieproductie en de goederen worden niet geproduceerd voor verdere toepassing in een ander bedrijf;
1.40 maaiveld
de bovenkant van het aansluitende afgewerkte terrein dat een bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein het gemiddelde van die bovenkanten wordt aangehouden;
1.41 maatschappelijke voorzieningen
voorzieningen van sociale, culturele, (para-)medische, educatieve dan wel levensbeschouwelijke aard;
1.42 maximum aantal wooneenheden
op de verbeelding weergegeven aanduiding welke bepalend is voor het maximum toegestane aantal woningen;
1.43 nadere eis
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;
1.44 natuurwaarde
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door onderlinge samenhang en
beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur, zoals geologische, geomorfologische, bodemkundige en/of biologische elementen;
1.45 nutsvoorziening
een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;
1.46 onderbouw
een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven maaiveld is gelegen (en waarbinnen zich één of meer bouwlagen kunnen bevinden die niet worden meegeteld bij het aantal bouwlagen zoals bedoeld in de artikelen in hoofdstuk 2 van deze regels);
1.47 ondergeschikte dakkapel
dakkapel welke door zijn maatvoering als ondergeschikt deel van een gebouw kan worden aangemerkt, zijnde een dakkapel welke niet breder is dan 50% van de breedte van het betreffende gebouw tot een maximale breedte van 3 m, en met een fronthoogte van niet meer dan 1,75 m gemeten vanaf voet dakkapel tot aan het hoogste punt van de dakkapel;
1.48 ondergeschikte detailhandel
detailhandel die voortvloeit uit een andere ter plaatse toegelaten bedrijfs- of beroepsactiviteit en daarmee een directe relatie heeft bijvoorbeeld omdat de producten ter plaatse worden vervaardigd of gebruikt, waarbij de detailhandel in ruimtelijk, functioneel en inkomensverwervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de bedrijfs- of beroepsactiviteit die qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend of nagenoeg geheel als zodanig herkenbaar blijft;
1.49 opslag
het opbergen van goederen - inclusief (vloei)stoffen en materialen - met de bedoeling en op een dergelijke wijze, dat men later weer over de goederen kan beschikken;
1.50 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;
1.51 overige bouwwerken
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.52 pension
een accommodatie met slaapplaatsen voor logiesverstrekking in overwegend één- en tweepersoonskamers tegen boeking per nacht , waar afzonderlijke maaltijden, kleine etenswaren en dranken kunnen worden verstrekt aan gasten maar niet aan passanten, en niet zijnde een hotel. Onder een pension wordt in elk geval niet begrepen (tijdelijk) wonen al dan niet in de vorm van niet-toeristische kamerverhuur;
1.53 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.54 professioneel vuurwerk
vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk;
1.55 seksinrichting
een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder een hiervoor bedoelde inrichting worden in elk geval verstaan: een bordeel, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub en erotische massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar;
1.56 speelveld
een openbaar terrein zoals een trapveld, basketbalterrein of skatevoorziening dan wel een terrein van vergelijkbare omvang waarop diverse speelvoorzieningen aanwezig zijn;
1.57 straatmeubiliair
hieronder wordt mede verstaan: (ondergrondse) inzamelbakken voor huishoudafval, - papier, glas-, kleding en andere afvalbakken, toegangsconstructies voor ondergronde voorzieningen, werken van beeldende kunst, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, alsmede abri's en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen;
1.58 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;
1.59 wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening.
1.60 woning
een complex van ruimten bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, bijzondere woonvormen daaronder begrepen alsmede in combinatie daarmee de verhuur van kamers aan maximaal twee personen welke niet tot het huishouden behoren en welke geen duurzame huishouding voeren, en niet zijnde een woonwagen;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het maaiveld tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, tenzij in deze regels anders is bepaald, waarbij de goot ter plaatse van een dakafronding in de zin van een wolfseindendak niet wordt meegerekend en met uitzondering van ondergeschikte dakkapellen;
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het maaiveld tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, tenzij in deze regels anders is bepaald, met uitzondering van:
- a. ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
- b. ondergeschikte dakkapellen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het maaiveld, tenzij in deze regels anders is bepaald;
2.6 het bebouwingspercentage
de in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bouwvlak dan wel aanduidingsvlak tot de oppervlakte van dat bouwvlak dan wel aanduidingsvlak, per bouwperceel;
2.7 het verlengde van de voorgevel van een gebouw
de evenwijdig aan de voorgevel doorgetrokken lijn van de feitelijke voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrens van het perceel waarop het gebouw is geplaatst.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Natuur En Landschap
3.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor 'Agrarisch met waarden - natuur en landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- 1. het grondgebonden agrarisch gebruik van de gronden met behoud van het visueel open karakter van het landschap, echter met uitzondering van het gebruik als boomkwekerij, kwekerij, intensieve veehouderij en paardenfokkerij;
- 2. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwetenschappelijke waarden;
- 3. ondergeschikt extensief recreatief medegebruik
- 4. bedrijfswoningen;
- 5. het hobbymatig houden van dieren.
- b. De gronden zijn tevens bestemd voor gebiedsontsluitings- en erftoegangswegen, paden, groenvoorzieningen, sloten, waterhuishoudkundige voorzieningen, hemelwaterinfiltratievoorzieningen en rioleringswerken en andere bijbehorende voorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op de voor 'Agrarisch met waarden - natuur en landschap' aangewezen gronden mogen gebouwen en overige bouwwerken worden gebouwd.
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden op de tot Agrarisch met waarden - natuur en landschap bestemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
- 1. het beplanten van gronden met houtgewas;
- 2. het vellen en/of rooien van houtgewas en waardevolle houtopstanden, of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas ten gevolge kunnen hebben, behoudens bij wijze van verzorging;
- 3. het afgraven, egaliseren, aanvullen of ophogen van gronden;
- 4. het aanleggen en verharden van (bedrijfs-)wegen en paden of het aanbrengen van andere oppervlakte verhardingen;
- 5. het aanbrengen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies;
- 6. het wijzigen van de waterhuishouding of de grondwaterstand en/of het vergroten van de toe- of afvoer van water door bijvoorbeeld het afdammen, stuwen, bemaling en onderbemaling, het draineren van gronden, het graven, dempen of anderszins vergroten en verbeteren van waterlopen, sloten en greppels en het aanbrengen van hemelwaterinfiltratievoorzieningen.
- b. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien de landschappelijke en cultuurhistorische waarden, zoals omschreven in Bijlage 1 Inrichtings- enbeeldkwaliteitsplan Eikenstraat ongenummerd, Bijlage 2 FunctieveranderingsplanEikenstraat 3, Bijlage 3 Inrichtings- en beeldkwaliteitsplan Buitensingel 60 en Bijlage 4 Inrichtingsplan bergingslocaties en natuurlijke waarden niet onevenredig worden aangetast en uit natuurwaardenonderzoek is gebleken dat er geen effecten zijn op de flora en fauna.
- c. Geen omgevingsvergunning is vereist voor:
- 1. werkzaamheden waarvoor op grond van meer specifieke regelgeving vergunning, vrijstelling, ontheffing of afwijking noodzakelijk is en waarvan deze specifieke regelgeving, vergunning, vrijstelling, ontheffing of afwijking dezelfde waarden beoogt te beschermen als deze omgevingsvergunning;
- 2. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
- 3. werken en werkzaamheden, waarmee rechtens is of mag worden begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
- 4. werken en werkzaamheden die in overeenstemming zijn met Bijlage 1Inrichtings- en beeldkwaliteitsplan Eikenstraat ongenummerd, Bijlage 2Functieveranderingsplan Eikenstraat 3, Bijlage 3 Inrichtings- enbeeldkwaliteitsplan Buitensingel 60 en/of Bijlage 4 Inrichtingsplanbergingslocaties.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan:
- a. het houden van meer dan 300 melkkoeien en 168 stuks vrouwelijk jongvee of het houden van dieren van een andere diercategorie, zoals opgenomen in de verleende vergunning Wet Natuurbescherming (d.d. 27-5-2015, kenmerk 2014-001864) , ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van Agrarisch met waarden - melkveehouderij';
- b. het houden van melkkoeien en vrouwelijk jongvee op een ander stalsysteem, ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van Agrarisch met waarden - melkveehouderij', waarbij de totale ammoniakemissie hoger is dan de vergunde ammoniakemissie op basis van de verleende vergunning Wet Natuurbescherming (d.d. 27-5-2015, kenmerk 2014-001864), waarbij de ammoniakemissie wordt bepaald op basis van de actuele ammoniak emissiefactoren, zoals opgenomen in de Regeling ammoniak en veehouderij;
- c. het (doen of laten) gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van de opslag van mest in mestzakken en foliebassins;
Artikel 4 Natuur
- a. De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- 1. de instandhouding en ontwikkeling van de landschappelijke, aardwetenschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden;
- 2. houtproductie;
- 3. faunabeheer
- b. De gronden zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige voorzieningen, hemelwaterinfiltratievoorzieningen en rioleringswerken, watergangen en waterpartijen, straatmeubiliair en andere bijbehorende voorzieningen, extensief recreatief medegebruik, alsmede voor de ontsluiting van direct aangrenzende percelen.
4.1 Bouwregels
Op de voor Natuur aangewezen gronden mogen geen gebouwen of overige bouwwerken worden gebouwd met uitzondering van afrasteringen en bouwwerken ten behoeve van informatievoorzieningen en extensief recreatief medegebruik.
4.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden op de tot Natuur bestemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
- 1. het beplanten van gronden met houtgewas;
- 2. het vellen en/of rooien van houtgewas en waardevolle houtopstanden, of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas ten gevolge kunnen hebben, behoudens bij wijze van verzorging;
- 3. het afgraven, egaliseren, aanvullen of ophogen van gronden;
- 4. het aanleggen en verharden van (bedrijfs-)wegen en paden of het aanbrengen van andere oppervlakte verhardingen;
- 5. het aanbrengen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies;
- 6. het wijzigen van de waterhuishouding of de grondwaterstand en/of het vergroten van de toe- of afvoer van water door bijvoorbeeld het afdammen, stuwen, bemaling en onderbemaling, het draineren van gronden, het graven, dempen of anderszins vergroten en verbeteren van waterlopen, sloten en greppels en het aanbrengen van hemelwaterinfiltratievoorzieningen.
- b. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien de landschappelijke waarden, zoals omschreven in Bijlage 2 Functieveranderingsplan Eikenstraat 3 en Bijlage 4 Inrichtingsplan bergingslocaties, en natuurlijke waarden niet onevenredig worden aangetast en uit natuurwaardenonderzoek is gebleken dat er geen effecten zijn op de flora en fauna.
- c. Geen omgevingsvergunning is vereist voor:
- 1. werkzaamheden waarvoor op grond van meer specifieke regelgeving vergunning, vrijstelling, ontheffing of afwijking noodzakelijk is en waarvan deze specifieke regelgeving, vergunning, vrijstelling, ontheffing of afwijking dezelfde waarden beoogt te beschermen als deze omgevingsvergunning;
- 2. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
- 3. werken en werkzaamheden, waarmee rechtens is of mag worden begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
- 4. werken en werkzaamheden die in overeenstemming zijn met Bijlage 2Functieveranderingsplan Eikenstraat 3 en/of Bijlage 4 Inrichtingsplanbergingslocaties .
Artikel 5 Tuin
5.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen.
- b. De gronden zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige voorzieningen, hemelwaterinfiltratievoorzieningen en rioleringswerken, watergangen en waterpartijen, straatmeubiliair en andere bijbehorende voorzieningen, extensief recreatief medegebruik alsmede voor de ontsluiting van direct aangrenzende percelen.
5.2 Bouwregels
Op de voor Tuin aangewezen gronden mogen uitsluitend overige bouwwerken worden gebouwd evenwel met uitzondering van overkappingen.
Artikel 6 Verkeer - Erf
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Erf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de ontsluiting van aangrenzende woningen en bijgebouwen;
- b. groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, hemelwaterinfiltratievoorzieningen en rioleringswerken, straatmeubiliair en andere bijbehorende voorzieningen.
6.2 Bouwregels
Op de voor 'Verkeer - Erf' aangewezen gronden mogen uitsluitend overige bouwwerken worden gebouwd evenwel met uitzondering van overkappingen en erf- en perceelsafscheidingen.
Artikel 7 Wonen
7.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- 1. woningen;
- 2. een beroep aan huis als genoemd in artikel 1.12 of een bedrijfsactiviteit genoemd in Bijlage 5 Lijst van bedrijfsactiviteiten aan huis;
- b. De gronden zijn tevens bestemd voor parkeer- en groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, hemelwaterinfiltratievoorzieningen en rioleringswerken, watergangen en waterpartijen, straatmeubiliair en andere bijbehorende voorzieningen, alsmede voor de ontsluiting van direct aangrenzende percelen.
7.2 Bouwregels
Op de voor Wonen aangewezen gronden mogen gebouwen en overige bouwwerken worden gebouwd.
7.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- 1. 7.2.1 onder c ten behoeve van een vermeerdering dan wel een vermindering van de aangegeven hoogtemaatvoering met niet meer dan 5%;
- 2. 7.2.2 onder g ten behoeve van een vermeerdering van de bouwhoogte tot 6 m.
- b. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:
- 1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van cultuurhistorische- en stedenbouwkundige karakteristiek van het het straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. geen onevenredige aantasting plaats vindt ten aanzien van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- 3. de vermeerdering dan wel vermindering bijdraagt aan een substantiële verbetering van de architectonische dan wel technische situatie dan wel aan de ruimtelijke aansluiting op de belendende percelen.
7.4 Specifieke gebruiksregels
- a. Gebruik van ruimten binnen de woning dan wel een (vrijstaand) bijbehorend bouwwerk ten behoeve van de uitoefening van een beroep aan huis of een bedrijfsactiviteit als genoemd in Bijlage 5 Lijst van bedrijfsactiviteiten aan huis is toegestaan mits:
- 1. de activiteit wordt uitgeoefend door in ieder geval de bewoner van de woning, en naast de bewoner is tegelijkertijd niet meer dan 1 persoon werkzaam;
- 2. de ruimte(n) waar de activiteiten plaatsvinden niet groter is dan 50 m², gemeten vanaf de binnenzijde van (scheidings)muren;
- 3. buiten de ruimte als bedoeld onder 2 geen opslag plaatsvindt en geen beroeps-of bedrijfsactibviteiten worden uitgeoefend, met uitzondering van activiteiten die verband houden met het uitoefenen van een bed and breakfast of van gastouderschap;
- 4. de uiterlijke verschijningsvorm van de woning behouden blijft, waarbij reclame uitingen zich beperken tot een onverlichte oppervlakte van niet meer dan 0,50 m2 en deze niet hoger worden aangebracht dan tot 1,5 m boven het maaiveld;
- 5. het gebruik geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu heeft;
- 6. ten behoeve van de activiteit wordt voldaan aan het gestelde in Bijlage 6Parkeernormen;
- 7. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer.
- b. Behoudens het gestelde onder a, is het verboden bijgebouwen, gelegen buiten het bouwvlak, anders te gebruiken dan ten dienste van het hoofdgebouw.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- 1. lid 7.1 onder a sub 2 om een beroep aan huis toe te staan dat naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met de beroepen aan huis zoals genoemd in artikel 1.12 waarbij het gestelde in lid 7.4 onder a sub 1 tot en met 7 van overeenkomstige toepassing is;
- 2. lid 7.1 onder a sub 2 om bedrijfsactiviteiten toe te staan die niet zijn genoemd in Bijlage 5 Lijst van bedrijfsactiviteiten aan huis en die naar aard en invloed vergelijkbaar zijn met bedrijfsactiviteiten die wel in de lijst zijn opgenomen, waarbij het gestelde in lid 7.4 onder a sub 1 tot en met 7 van overeenkomstige toepassing is;
- b. omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de milieusituatie;
- 3. de verkeersveiligheid;
- 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- 5. de sociale veiligheid;
- 6. de externe veiligheid;
- 7. cultuurhistorische waarden;
- 8. landschappelijke waarden;
- 9. stedenbouwkundige waarden.
Artikel 8 Waarde - Archeologie 1
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor gronden met een hoge archeologische verwachtingswaarde en voor gronden met een bekende archeologische vindplaats.
8.2 Bouwregels
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
- a. Behoudens het onder c bepaalde dient, bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 100 m² en waarbij dieper wordt gegraven dan 30 cm, de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
- b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door de erkend archeoloog;
- 4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
- c. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Ter plaatse van de aangewezen gronden is het verboden om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende vergunning de volgende werken en werkzaamheden groter dan 100 m² en waarbij dieper wordt gegraven dan 30 cm, uit te (laten) voeren:
- 1. het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden;
- 2. het ophogen van de gronden met meer dan 100 cm (waarbij het in de aanhef genoemde dieper graven dan 30 cm niet geldt), tenzij die werkzaamheden voortvloeien uit een verleende omgevingsvergunning;
- 3. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van sleufdrainage, ontginnen, frezen en aanbrengen van heipalen;
- 4. het aanbrengen van diepwortelende beplanting alsmede het verwijderen van stobben;
- 5. het graven, verdiepen of verbreden van greppels, sloten, vijvers, beken en andere watergangen;
- 6. het verlagen van het grondwaterpeil of het veranderen van de samenstelling van het grondwater;
- 7. het aanbrengen of vervangen van riolering en ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatie- of andere leidingen dan de daarmee verband houdende constructies;
- 8. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden van het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik;
- 9. het slopen van ondergrondse gebouwen of een gedeelte daarvan;
- 10. het afdekken en/of overbouwen van archeologische vindplaatsen.
- b. Het onder a opgenomen verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:
- 1. welke op het tijdstip waarop het plan van kracht is, in uitvoering zijn, of mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
- 2. waarvoor op grond van meer specifieke regelgeving vergunning of afwijking noodzakelijk is;
- 3. die van geringe omvang zijn dan wel het normale onderhoud betreffen.
- c. De vergunning wordt niet verleend:
- 1. indien werken of werkzaamheden geen verband houden met het toegestane gebruik in de gegeven bestemming;
- 2. indien hierdoor, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen, de archeologische waarden van de gronden onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
- 3. dan nadat een advies is ontvangen van een erkend archeoloog of een deskundig bureau over het door de aanvrager aan burgemeester en wethouders over te leggen rapport, waarin de archeologische waarden van de gronden naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
- d. In afwijking van het bepaalde in c kan de vergunning om zwaarwichtige redenen, voor een deel van de werken of werkzaamheden, alsnog worden verleend onder de voorwaarde dat voorafgaande aan de uitvoering van de vergunning adequaat archeologisch onderzoek plaatsvindt.
Artikel 9 Waarde - Archeologie 2
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor gronden met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde.
9.2 Bouwregels
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
- a. Behoudens het onder c bepaalde dient, bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 250 m² en waarbij dieper wordt gegraven dan 30 cm, de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
- b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door de erkend archeoloog;
- 4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
- c. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Ter plaatse van de aangewezen gronden is het verboden om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende vergunning de volgende werken en werkzaamheden groter dan 250 m² en waarbij dieper wordt gegraven dan 30 cm, uit te (laten) voeren:
- 1. het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden;
- 2. het ophogen van de gronden met meer dan 100 cm (waarbij het in de aanhef genoemde dieper graven dan 30 cm niet geldt), tenzij die werkzaamheden voortvloeien uit een verleende omgevingsvergunning;
- 3. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van sleufdrainage, ontginnen, frezen en aanbrengen van heipalen;
- 4. het aanbrengen van diepwortelende beplanting alsmede het verwijderen van stobben;
- 5. het graven, verdiepen of verbreden van greppels, sloten, vijvers, beken en andere watergangen;
- 6. het verlagen van het grondwaterpeil of het veranderen van de samenstelling van het grondwater;
- 7. het aanbrengen of vervangen van riolering en ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatie- of andere leidingen dan de daarmee verband houdende constructies;
- 8. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden van het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik;
- 9. het slopen van ondergrondse gebouwen of een gedeelte daarvan;
- 10. het afdekken en/of overbouwen van archeologische vindplaatsen.
- b. Het onder a opgenomen verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:
- 1. welke op het tijdstip waarop het plan van kracht is, in uitvoering zijn, of mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
- 2. waarvoor op grond van meer specifieke regelgeving vergunning of afwijking noodzakelijk is;
- 3. die van geringe omvang zijn dan wel het normale onderhoud betreffen.
- c. De vergunning wordt niet verleend:
- 1. indien werken of werkzaamheden geen verband houden met het toegestane gebruik in de gegeven bestemming;
- 2. indien hierdoor, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen, de archeologische waarden van de gronden onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
- 3. dan nadat een advies is ontvangen van een erkend archeoloog of een deskundig bureau over het door de aanvrager aan burgemeester en wethouders over te leggen rapport, waarin de archeologische waarden van de gronden naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
- d. In afwijking van het bepaalde in c kan de vergunning om zwaarwichtige redenen, voor een deel van de werken of werkzaamheden, alsnog worden verleend onder de voorwaarde dat voorafgaande aan de uitvoering van de vergunning adequaat archeologisch onderzoek plaatsvindt.
Artikel 10 Waarde - Archeologie 3
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor gronden met een lage archeologische verwachtingswaarde en waterbodems.
10.2 Bouwregels
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
- a. Behoudens het onder c bepaalde dient, bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 2500 m² en waarbij dieper wordt gegraven dan 30 cm, de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
- b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door de erkend archeoloog;
- 4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
- c. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Ter plaatse van de aangewezen gronden is het verboden om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende vergunning de volgende werken en werkzaamheden groter dan 2500 m² en waarbij dieper wordt gegraven dan 30 cm, uit te (laten) voeren:
- 1. het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden;
- 2. het ophogen van de gronden met meer dan 100 cm (waarbij het in de aanhef genoemde dieper graven dan 30 cm niet geldt), tenzij die werkzaamheden voortvloeien uit een verleende omgevingsvergunning;
- 3. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van sleufdrainage, ontginnen, frezen en aanbrengen van heipalen;
- 4. het aanbrengen van diepwortelende beplanting alsmede het verwijderen van stobben;
- 5. het graven, verdiepen of verbreden van greppels, sloten, vijvers, beken en andere watergangen;
- 6. het verlagen van het grondwaterpeil of het veranderen van de samenstelling van het grondwater;
- 7. het aanbrengen of vervangen van riolering en ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatie- of andere leidingen dan de daarmee verband houdende constructies;
- 8. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden van het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik;
- 9. het slopen van ondergrondse gebouwen of een gedeelte daarvan;
- 10. het afdekken en/of overbouwen van archeologische vindplaatsen.
- b. Het onder a opgenomen verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:
- 1. welke op het tijdstip waarop het plan van kracht is, in uitvoering zijn, of mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
- 2. waarvoor op grond van meer specifieke regelgeving vergunning of afwijking noodzakelijk is;
- 3. die van geringe omvang zijn dan wel het normale onderhoud betreffen.
- c. De vergunning wordt niet verleend:
- 1. indien werken of werkzaamheden geen verband houden met het toegestane gebruik in de gegeven bestemming;
- 2. indien hierdoor, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen, de archeologische waarden van de gronden onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
- 3. dan nadat een advies is ontvangen van een erkend archeoloog of een deskundig bureau over het door de aanvrager aan burgemeester en wethouders over te leggen rapport, waarin de archeologische waarden van de gronden naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
- d. In afwijking van het bepaalde in c kan de vergunning om zwaarwichtige redenen, voor een deel van de werken of werkzaamheden, alsnog worden verleend onder de voorwaarde dat voorafgaande aan de uitvoering van de vergunning adequaat archeologisch onderzoek plaatsvindt.
Artikel 11 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. water, waterhuishoudkundige - en waterstaatsdoeleinden, en het beheer en onderhoud ervan;
- b. de afvoer en berging van water, ijs en sediment;
- c. de vergroting, de bescherming en het behoud van de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit.
11.2 Bouwregels
Op de in lid 11.1 bedoelde gronden mag, in afwijking van de regels behorende bij de ter plaatse geldende bestemming, niet worden gebouwd, met uitzondering van:
- a. bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van het in lid 11.1 vermelde gebruik en met een maximale bouwhoogte van 5 meter;
- b. de gedeeltelijke of gehele vervangende herbouw/vernieuwing van een bouwwerk, mits de oppervlakte van het bouwwerk niet wordt vergroot ten opzichte van de bestaande oppervlakte;
- c. bouwwerken die in overeenstemming zijn met Bijlage 1 Inrichtings- enbeeldkwaliteitsplan Eikenstraat ongenummerd, Bijlage 2 FunctieveranderingsplanEikenstraat 3, Bijlage 3 Inrichtings- en beeldkwaliteitsplan Buitensingel 60 en/of Bijlage 4 Inrichtingsplan bergingslocaties;
- d. gebouwen en bouwwerken waarvoor op grond van artikel 6.12 lid 2 van het Waterbesluit geen watervergunning is vereist.
11.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), indien vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van het oppervlaktewaterlichaam .
11.4 Specifieke gebruiksregels
In van geval strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor op de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 12 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 13 Algemene Bouwregels
13.1 Algemene regels
- a. Gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen bouwvlakken, tenzij in deze regels anders is bepaald.
- b. Bij het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen een bouwvlak worden buiten beschouwing gelaten:
- 1. ondergeschikte bouwdelen als funderingen, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, dakoverstekken, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en goten mits het bouwvlak met niet meer dan 0,5 meter wordt overschreden;
- 2. erkers, luifels, balkons en brandtrappen voor zover zij ondergeschikt zijn aan de gevel van het hoofdgebouw, mits het bouwvlak met niet meer dan 1,5 meter wordt overschreden;
- 3. entreepartijen op de begane grond, voor zover zij ondergeschikt zijn aan de gevel van het hoofdgebouw mits het bouwvlak met niet meer dan 1,5 meter wordt overschreden.
- c. Het bepaalde onder b geldt tevens in situaties waarbij hierdoor een bestemmingsgrens wordt overschreden.
- d. Een bouwvlak mag volledig worden bebouwd tenzij daaraan een maximum is gesteld.
- e. Bij het bepaalde ten aanzien van de bouwhoogte worden buiten beschouwing gelaten: liftschachten, trappenhuizen, balustrades, balkonhekken en opbouwen voor technische installaties en dergelijke.
13.2 Nutsvoorzieningen
Binnen de bestemmingen als gegeven in Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels zijn toegestaan gebouwen ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een goothoogte van maximaal 3,5 meter en een bouwhoogte van maximaal 5 meter en maximale oppervlakte van 10 m².
13.3 Ondergronds bouwen
- a. Binnen de bestemmingen als gegeven in Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels is het ondergronds bouwen toegestaan, voor zover uit geohydrologisch onderzoek blijkt dat geen negatieve gevolgen optreden voor het grondwatersysteem, voor:
- 1. ruimten die een functionele eenheid vormen met en/of dienstbaar zijn aan de toegestane functies;
- 2. voorzieningen voor het ter plaatse bergen of infiltreren van hemelwater en/of huishoudelijk afvalwater.
- b. Constructies ten behoeve van de ontsluiting van de ondergrondse ruimte zijn slechts toegestaan binnen het betreffende bouwperceel.
- c. Binnen de bestemmingen als gegeven in Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels mogen bouwwerken worden gebouwd met een diepte van maximaal 4 meter respectievelijk 6 meter voor rioleringswerken respectievelijk voor het ter plaatse bergen of infiltreren van hemelwater en/of huishoudelijk afvalwater.
- d. Ondergrondse bouwwerken als bedoeld onder a en onder b worden bij het toepassen van deze regels niet betrokken bij de in de regels aangegeven maten en afmetingen, voor zover het betreft de bouwgedeeltes welke zijn gelegen onder het maaiveld, tenzij hierover in deze regels expliciet iets anders is bepaald.
- e. In afwijking van het bepaalde in lid a is ten aanzien van de nieuw te bouwen gebouwen die zijn weergegeven in de inrichtingsplannen zoals opgenomen in Bijlage 1 en Bijlage 2 voldoende vastgesteld dat de bebouwin geen negatieve gevolgen heeft voor het grondwatersysteem.
Artikel 14 Algemene Gebruiksregels
14.1 Strijdig gebruik
- a. Als strijdig met de bestemming of het plan wordt in ieder geval aangemerkt het (doen of laten) gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van:
- 1. het opslaan, lozen of storten, al dan niet ten verkoop, van onbruikbare dan wel aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, materialen, stoffen, voer- of vaartuigen of machines;
- 2. het (doen of laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting dan wel ten behoeve van een escortbedrijf.
- b. Als strijd met de bestemming of het bestemmingsplan wordt niet aangemerkt:
- 1. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daardoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of vrijstelling vereist is en deze is verleend, dan wel een melding is gedaan;
- 2. het aanleggen of het laten aanleggen van kabels en leidingen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en de datacommunicatie, met uitzondering van:
- buisleidingen waarop het Besluit externe veiligheid buisleidingen van toepassing is, tenzij deze in het bestemmingsplan als zodanig zijn bestemd;
- hoogspanningsleidingen, tenzij deze in het bestemmingsplan als zodanig zijn bestemd.
14.2 Landschappelijke inpassing
- a. De gronden mogen uitsluitend worden gebruikt in overeenstemming met het gestelde in Bijlage 1 Inrichtings- en beeldkwaliteitsplan Eikenstraat ongenummerd, Bijlage 2 Functieveranderingsplan Eikenstraat 3, Bijlage 3 Inrichtings- enbeeldkwaliteitsplan Buitensingel 60 en Bijlage 4 Inrichtingsplan bergingslocaties van deze regels waarbij geldt dat:
- 1. binnen twee jaar na start van de bouwwerkzaamheden op Eikenstraat ongenummerd de landschappelijke inpassing zoals opgenomen in Bijlage 1Inrichtings- en beeldkwaliteitsplan Eikenstraat ongenummerd en Bijlage 3Inrichtings- en beeldkwaliteitsplan Buitensingel 60 gereed dient te zijn;
- 2. binnen 6 maanden nadat de locatie Eikenstraat ongenummerd in gebruik is genomen als melkveehouderij moeten de gebouwen en andere bouwwerken aan de Eikenstraat 3 en Buitensingel 60 worden gesloopt overeenkomstig Bijlage 2 Functieveranderingsplan Eikenstraat 3 en Bijlage 3 Inrichtings- enbeeldkwaliteitsplan Buitensingel 60;
- 3. binnen 6 maanden nadat de locatie Eikenstraat ongenummerd in gebruik is genomen moet de waterberging zoals omschreven in Bijlage 4 Inrichtingsplanbergingslocaties zijn gerealiseerd.
- 4. voor de start van de bouwwerkzaamheden van de eerste nieuwe woning op de locatie Eikenstraat 3 0,4 hectare natuurcompensatie is gerealiseerd zoals weergegeven op pagina 19 van Bijlage 2 Functieveranderingsplan Eikenstraat3;
- 5. binnen twee jaar na start bouw van de eerste woning op Eikenstraat 3 de landschappelijke inpassing zoals opgenomen in Bijlage 2Functieveranderingsplan Eikenstraat 3 gereed dient te zijn;
- b. Voor het verwijderen van (delen van) bomen en beplantingen welke zijn aangebracht in het kader van de landschappelijke inpassing zoals bedoeld onder a is een omgevingsvergunning noodzakelijk als bedoeld in artikel 3.3 of 4.2;
- c. indien bomen en beplantingen welke zijn aangebracht in het kader van de landschappelijke inpassing zoals bedoeld onder a door ziekte, calamiteit of anderszins verloren zijn gegaan dient dit schriftelijk gemeld te worden bij burgemeester en wethouders en dient de landschappelijke inpassing binnen een half jaar na constatering daarvan te worden hersteld overeenkomstig het bepaalde onder a;
- d. indien bouw van de tweede en/of derde nieuwe woning op Eikenstraat 3 niet binnen 6 maanden start start na de start van de bouw van de eerste woning dan mag in afwijking van het bepaalde in lid a onder 4:
- 1. de bouwlocatie en privétuin van de nog te realiseren woning tijdelijk of permanent ingericht worden als (bloemenrijk) grasland;
- 2. de nieuw te realiseren erfverharding ten zuiden van de Eikenstraat beperkt worden tot een ontsluiting van de reeds gerealiseerde woning en gemeenschappelijke parkeervoorziening;
- 3. een solitaire boom welke binnen 25 meter staat van een bouwvlak van een nog te realiseren woning binnen vijf naar na start van bouw van de eerste woning op Eikenstraat 3 worden aangeplant in plaats van twee jaar.
- e. De stallen ten behoeve van het houden van vee mogen alleen worden gebruikt wanneer aan de volgende regels wordt voldaan:
- 1. De hoofdverlichting in de stallen is alleen in gebruik tussen 6:00 en 23:00 uur.
- 2. De lichtsterkte mag maximaal 100 lux bedragen op vloerniveau in de stal.
- 3. De armaturen worden op maximaal halverwege de dakhelling of hoger naar binnen gericht opgehangen, zodat er sprake is van verticale lichtuitstroming in plaats van lichtuitstroming naar buiten.
14.3 Parkeren
14.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de gestelde parkeernormen voor zover in die afwijkingsmogelijkheid wordt voorzien in Bijlage 6 Parkeernormen.
Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- a. een bestemmingsgrens en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of verkeersintensiteit daartoe aanleiding geeft;
- b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat een bouwvlak wordt verschoven indien dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, of in het belang is van een technisch of ruimtelijk dan wel cultuurhistorisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken, met dien verstande dat de afwijking maximaal 3 meter mag bedragen en dat de ten hoogst toelaatbare geluidbelasting als bedoeld in de Wet geluidhinder niet wordt overschreden ;
- c. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat schotelantennes worden geplaatst, waarbij aan de zijde van het openbare gebied de afwijking slechts gegeven kan worden voorzover de antenne wordt geplaatst binnen het horizontale en vertikale vlak van een balkon;
- d. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a tot en met d kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de milieusituatie;
- 3. de verkeersveiligheid;
- 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- 5. de sociale veiligheid;
- 6. de externe veiligheid;
- 7. cultuurhistorische waarden;
- 8. landschappelijke waarden;
- 9. stedenbouwkundige waarden.
Artikel 16 Algemene Procedureregels
Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:
- a. het voornemen ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
- b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
- c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder a genoemde termijn;
- d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 17 Overgangsrecht
17.1 Bouwwerken
17.2 Gebruik
Artikel 18 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Ellecom, Eikenstraat ongenummerd, Eikenstraat 3 en Buitensingel 60.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 28 november 2017.
Bijlagen
Bijlage 1 Inrichtings- En Beeldkwaliteitsplan Eikenstraat Ongenummerd
Bijlage 2 Functieveranderingsplan Eikenstraat 3
Bijlage 3 Inrichtings- En Beeldkwaliteitsplan Buitensingel 60
Bijlage 4 Inrichtingsplan Bergingslocaties
Bijlage 5 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten Aan Huis
Bijlage 6 Parkeernormen
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
Het bestemmingsplan bestaat uit een digitale verbeelding (de kaart) en regels. Door het perceel op te zoeken waarover informatie wordt gewenst, kan worden afgelezen welke bestemming het heeft. In een bestemmingsplan worden de gebruiks- en bouwmogelijkheden van gronden en opstallen aangegeven door middel van kleuren en symbolen, waarbij per object regels zijn gegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. Uit het samenstel van de verbeelding en de regels blijkt wat juridisch wordt toegestaan. Een bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting heeft geen juridische status.
1.2 Aanleiding Bestemmingsplan
Landgoed Middachten ligt ten noorden van De Steeg en ten westen van de IJssel. Het landgoed ligt op de overgang van de Veluwezoom naar het IJsseldal. Het landgoed bestaat uit het kasteel met kasteeltuin en grachten, droge bossen op de Veluwezoom, bron- en andere natte bossen en landbouwgronden langs de Middachter Allee en in de uiterwaarden. Ook enkele pachtboerderijen maken deel uit van het landgoed. Op deze boerderijen wordt door de pachters een melkveebedrijf uitgeoefend. De huidige ligging van één van de melkveebedrijven (Borchkeppel, Eikenstraat 3) staat zowel de natuurdoelen als de beoogde agrarische ontwikkelingen op het landgoed in de weg. Daarnaast zijn de bedrijfsgebouwen sterk verouderd en te klein. Ook is er sprake van een zeer klein huiskavel. In overleg met betrokkenen zoals verpachter, de pachtboer, provincie en gemeente is een plan ontwikkeld voor de herschikking van enkele functies op het landgoed. De verplaatsing van de bestaande melkveehouderij Eikenstraat 3 naar een nieuwe locatie aan de Eikenstraat ongenummerd onder de bestaande bronbossen en de snelweg A348 vormt de kern van dit plan. In combinatie met deze ontwikkeling wordt, na de realisatie van de nieuwe boerderij, de agrarische bedrijfsvoering op Eikenstraat 3 en Buitensingel 60 beëindigd. Deze erven krijgen een woonfunctie waarbij op Eikenstraat 3 enkele woningen worden ontwikkeld in het kader van functieverandering. De verplaatsing van de melkveehouderij leidt tot een betere ecologie en een structuurverbetering van de landbouw op het landgoed.
Door de initiatiefnemers is een verzoek tot bestemmingsplanwijziging ingediend. Op basis van het principebesluit van het college is vervolgens gestart met de verdere uitwerkingen van de plannen en een onderzoek naar de haalbaarheid van het bestemmingsplan. Dit heeft geresulteerd in het voorliggende bestemmingsplan.
1.3 Relatie Met De Milieueffectrapportage
Voor een bestemmingsplan dat een melkveehouderij in de beoogde omvang mogelijk maakt geldt dat teven een milieueffectrapportage (hierna m.e.r) moet worden doorlopen. Deze procedure is gestart met het opstellen en publiceren van de Notitie Reikwijdte en Detailniveau. In deze notitie is de aanpak van de m.e.r. beschreven. De notitie is gepubliceerd. Naar aanleiding van de publicatie zijn enkele zienswijzen ingediend. Deze zijn meegenomen bij het opstellen van het Milieueffectrapport (hierna MER), zie Bijlage 27 Zienswijzennota Notitie R en D. Daarnaast is de commissie voor de milieueffectrapportage om (vrijwillig) advies gevraagd (zie Bijlage 26 Advies cie MER opNotitie R en D). De commissie heeft daarbij een bezoek gebracht aan de in het plan opgenomen locaties. Ook het advies van deze commissie is betrokken bij de uitwerking van het MER. Paragraaf 4.1 Milieueffectrapportage gaat nader in op het MER.
1.4 Ligging Plangebied
Het plan is gelegen ten zuiden van de kern Ellecom en heeft betrekking op een drietal locaties. De eerste locatie ligt aan de Buitensingel 60 tussen de kern Ellecom en de snelweg A348. Dit betreft een locatie waar sinds de jaren zeventig een melkveehouderij is gevestigd. De tweede locatie betreft Eikenstraat 3, een boerenerf dat onderdeel uit maakt van een lint met erven tussen de kernen Ellecom en De Steeg. Het erf wordt onderbroken door de Eikenstraat. De derde locatie bestaat uit een bestaand akkerbouwperceel aan de Eikenstraat tussen de bronbossen ten zuiden van Eikenstraat 3 en de A348.
Ligging drie betrokken locaties.
Bron: Bing Maps
1.5 Geldende Bestemmingsplan
Voor onderhavige percelen geldt het bestemmingsplan Landelijk Gebied dat op 27 januari 2009 is vastgesteld en bij besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 december 2010 onherroepelijk is geworden. De percelen hebben hierin de bestemmingen 'Agrarisch gebied met landschappelijke en natuurwaarden' en 'Natuur'.
Door het ontbreken van een agrarisch bouwvlak op de locatie Eikenstraat ongenummerd is vestiging van een melkveehouderij op grond van het geldend bestemmingsplan niet mogelijk. Om dit planologisch mogelijk te maken wordt middels deze bestemmingslanplanherziening het agrarisch bouwvlak van Buitensingel 60 verplaatst naar Eikenstraat ongenummerd.
Het gebruik van de bestaande bedrijfswoningen aan de Eikenstraat 3 en de Buitensingel 60 als burgerwoning past niet binnen het geldende bestemmingsplan. Dit is strijdig met de bestemming 'Agrarisch gebied met landschappelijke en natuurwaarden' omdat deze geen burgerwoningen mogelijk maakt. Dit geldt ook voor de realisatie van drie nieuwe woningen in het kader van functieverandering aan de Eikenstraat 3. Voor deze locaties wordt met deze bestemmingsplanherziening de agrarische bestemming gewijzigd in een woonbestemming.
Uitsnede vigerend bestemmingsplan Landelijk Gebied
Bron: gemeente Rheden
Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plan
2.1 De Locatie
Het bestemmingsplan heeft betrekking op (een deel van) de volgende kadastrale percelen:
- Eikenstraat ong., gemeente Dieren, sectie S, nummer 1380 (gedeeltelijk);
- Eikenstraat 3, gemeente Dieren, sectie S, nummer 699 (gedeeltelijk), 1380 (gedeeltelijk) en sectie T nummer 526 (gedeeltelijk);
- Buitensingel 60, gemeente Dieren, sectie S, nummers 776, 1380 (gedeeltelijk), 987 (gedeeltelijk), 988 (gedeeltelijk) en 989 (gedeeltelijk).
Kadastrale kaart locaties Buitensingel 60, Eikenstraat 3 en Eikenstraat ongenummerd
2.1.1 Eikenstraat ong.
De locatie Eikenstraat ongenummerd is op dit moment in gebruik als bouwland (maïs). De locatie is ten opzichte van de omliggende landerijen hoger gelegen in het landschap. Ter hoogte van het perceel is langs de Eikenstraat een bomenrij gelegen. Het perceel is omgeven door weidegronden en sloten. In het erfinrichtingsplan dat is opgenomen in Bijlage 3 Inrichting- en beeldkwaliteitsplan Eikenstraat ongenummerd is de bestaande situatie uitvoerig beschreven.
2.1.2 Eikenstraat 3
Het erf bestaat uit ongeveer negen opstallen. Het hoofdhuis (rijksmonument) en het bakhuisje staan aan de noordoostzijde van de Eikenstraat, de bijgebouwen staan aan de overzijde van de straat. Samen omsluiten ze een (over)erf. Het hoofdhuis en het bakhuisje zijn het meest waardevol en aangewezen als monument. De overige bebouwing (op het overerf) is van veel recentere datum en is niet van bijzondere waarde. Door de grootschaligheid van de bebouwing op het overerf en de situering van de kuilvoeropslagen wordt dit als landschapsontsierend ervaren. Deze liggen immers in het zicht vanaf de openbare weg waarbij landschappelijke inpassing ontbreekt. Hieronder is de ligging van het erf weergegeven.
Huidige inrichting Eikenstraat 3
Bron: Functieveranderingsplan Eikenstraat 3, Buro Lubbers
Voor een nadere analyse van de huidige situatie wordt verwezen naar Bijlage 4Functieveranderingsplan Eikenstraat 3.
2.1.3 Buitensingel 60
Aan de Buitensingel 60 is middenjaren zeventig van de vorige eeuw een melkveehouderij gevestigd. De locatie ligt op een kunstmatige verhoging (terp) in de laag gelegen Ellecomse polder. De bedrijfsbebouwing die bestaat uit een ligboxenstal, een kapschuur en een mestsilo is verouderd en heeft geen specifieke gebiedskenmerken. De bedrijfswoning bestaat uit een bungalow met aangebouwd bijgebouw. De bebouwing van het erf wordt deels door erfbeplanting aan het zicht onttrokken.
Huidige inrichting Buitensingel 60
Bron: Inrichtings- en beeldkwaliteitsplan Buitensingel 60, Buro Lubbers
Voor een nadere analyse van de huidige situatie wordt verwezen naar Bijlage 5Inrichtings- en beeldkwaliteitsplan Buitensingel 60.
2.2 Gewenste Situatie
2.2.1 Inleiding
Op de locatie Eikenstraat ongenummerd. wordt een melkveehouderij gevestigd. Op de locatie Eikenstraat 3 wordt de agrarische bedrijfsvoering beëindigd. De bedrijfsgebouwen worden gesloopt. Dit is een voorwaarde om me te werken aan nieuwe ontwikkelingen. Het erf krijgt in het kader van het functieveranderingsbeleid een woonfunctie waarbij, verdeeld over twee volumes, drie woningen worden ontwikkeld. Op de locatie Buitensingel 60 wordt de agrarische bedrijfsvoering gestaakt en wordt de bedrijfsbebouwing gesloopt. De bedrijfswoning wordt herbestemd tot burgerwoning. De agrarische bedrijfsbestemming wordt verplaatst naar de Eikenstraat ongenummerd.
De opbrengsten van de in dit plan opgenomen ontwikkelingen leveren een bijdrage voor het onderhoud van nauur, omliggende landschapselementen, tuin en park en monumentale gebouwen van Middachten.
In de volgende paragrafen worden de ontwikkelingen per locatie nader toegelicht. Bij de beschijving van de ontwikkeling op Eikenstraat ongenummerd wordt ook ingegaan op de locatiekeuze. De plannen zijn tot stand gebracht na uitvoerig overleg met het Gelders Genootschap, RCE, provincie, gemeente en Monumentenwacht.
2.2.2 Eikenstraat ongenummerd
2.2.3 Eikenstraat 3
In het kader van het beleid voor functieveranderingen wordt op locatie Eikenstraat 3 kleinschalige woningbouw voorzien. Dit kan een landschappelijke en mogelijk ook een maatschappelijke meerwaarde opleveren.
Dit initiatief is vertaald in een functieveranderingsplan. Dit bestaat uit een landschapsplan, een erfinrichtingsplan, een beeldkwaliteitsplan en een beheerparagraaf.
Het erf wordt opnieuw vormgeven. De monumentale boerderij krijgt een woonfunctie en blijft tezamen met het bakhuisje behouden. Er is voor gekozen om ook de kapschuur aan de Eikenstraat te handhaven. Deze levert visueel een meerwaarde door zijn schaal en levert een functionele meerwaarde door de herbestemming als parkeervoorziening. De overige bebouwing op het overerf wordt gesloopt.
Op het overerf worden één vrijstaande en twee geschakelde woningen gerealiseerd. De woningen krijgen een inhoud van maximaal 700 m³. Hierdoor ontstaan twee robuuste nieuwe volumes die over voldoende massa beschikken om het overerf te overbruggen, een relatie met het hoofdhuis te leggen en het erf te omsluiten. De nieuwe invulling draagt bij aan een aanzienlijke afname van de hoeveelheid bebouwing en verharding.
De locatie Eikenstraat 3 wordt zorgvuldig landschappelijk ingepast. De nieuwe woningen krijgen een private tuin aan de woning met een ‘onzichtbare' overgang naar extensieve, collectieve tuin. Aansluitend aan het erf wordt 0,4 hectare ingezet voor natuurcompensatie. Hieronder is een afbeelding opgenomen van de toekomstige situatie.
Toekomstige inrichting Eikenstraat 3
Bron: Inrichtings- en beeldkwaliteitsplan Eikenstraat 3, Buro Lubbers
De invulling van de locatie Eikenstraat 3 is verder uitgewerkt in Bijlage 4Functieveranderingsplan Eikenstraat 3. De ruimtelijke relevante onderdelen hebben een vertaling gekregen in de juridische regeling van dit plan. Ten aanzien van de landschappelijke inrichtingsmaatregelen is een voorwaardelijke verplichting opgenomen.
2.2.4 Buitensingel 60
Op de locatie Buitensingel 60 wordt het grootste deel van de bedrijfsbouwing gesloopt. Het gaat daarbij om een ligboxenstal, een machineberging met jongveestal en een mestsilo. Na sloop van de bebouwing wordt het erf aanzienlijk kleiner. Dit biedt de mogelijkheid om de terp gedeeltelijk af te graven om te voorzien in waterbergingscapaciteit. Door een deel van de bestaande erfbeplanting te verwijderen en nieuwe beplanting aan te brengen wordt het erf visueel en landschappelijk ook verkleind. Ter compensatie van de te kappen beplanting wordt nieuwe erfbeplanting aangebracht rondom de te behouden woning. Daarnaast worden knotwilgensingels uit het cultuurhistorisch waardevolle panorama Bergstein hersteld. Naast de te handhaven bebouwing wordt de mogelijkheid geboden om een bijgebouw te realiseren met een omvang van maximaal 75 m2. Ten zuiden van de nieuwe terp is ruimte voor het realiseren van een uitstapweide voor paarden. Deze past binnen een normaal agrarisch gebruik.
Toekomstige inrichting Buitensingel 60
Bron: Inrichtings- en beeldkwaliteitsplan Eikenstraat 3, Buro Lubbers
De invulling van de locatie Buitensingel 60 is verder uitgewerkt in Bijlage 5 Inrichtings-en beeldkwaliteitsplan Buitensingel 60. De ruimtelijke relevante onderdelen hebben een vertaling gekregen in de juridische regeling van dit plan. Ten aanzien van de landschappelijke inrichtingsmaatregelen is een voorwaardelijke verplichting opgenomen.
2.2.5 Locaties waterberging
Dit plan voorziet in het toevoegen van nieuwe bebouwing (locatie Eikenstraat ongenummerd) in een gebied waar rekening moet worden gehouden met hoog water. De ontwikkeling van dit plan mag niet ten koste gaan van het bergend vermogen van de Ellecomse polder. In overleg met Rijkswaterstaat zijn locaties aangewezen die ten compensatie van de nieuwe bebouwing op Eikenstraat ongenummerd worden afgegraven voor waterberging. Hiermee wordt voldaan aan het beleid zoals opgenomen in het Barro (zie paragraaf 3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijkeordening). De overeengekomen maatregelen zijn weergeven in de notitie die is opgenomen in Bijlage 14 Compensatie waterberging en door een landschapsarchitect verder uitgewerkt (zie Bijlage 6 Inrichtingsplan bergingsgebieden).
Locatie waterberging (strook)
Bron: Eelerwoude
Locatie waterberging (poel)
Bron: Eelerwoude
2.3 Afweging
Het bestaande melkveebedrijf Eikenstraat 3 grenst bovenstrooms direct aan de kwetsbare bronbossen van Landgoed Middachten. Er vinden incidentele lozingen plaats van een mengsel van schoon en vuil water op het grond- en oppervlaktewater van het Faisantenbosch. Dit heeft tot gevolg dat er eutrofiering plaatsvindt. In het kader van het herstel en behoud van de kwetsbare en bijzondere bronmilieus van het Faisantenbosch en het Middachterbos en de behoefte aan een toekomstbestendig agrarisch bedrijf op Landgoed Middachten, is het zeer wenselijk om de agrarische bedrijfsvoering te verplaatsen naar de zuidelijker gelegen locatie aan de Eikenstraat. Verder blijkt dat op de Eikenstraat 3 de agrarische bedrijfsvoering verre van optimaal is vanwege onder andere een beperkte huiskavel, geringe omvang van het bouwperceel, verwevenheid met de openbare weg en de gronden behorende bij het bedrijf verspreid liggen. Hierdoor is een meer diervriendelijke en efficiënte bedrijfsvoering niet goed mogelijk.
De nieuwe locatie Eikenstraat ongenummerd kent op basis van het bestemmingsplan geen bouwmogelijkheden en hiervoor is een bestemmingsplanherziening nodig. Hier kan medewerking aan worden verleend indien op een andere locatie de agrarische bestemming met bouwvlak wordt verwijderd. Hiervoor wordt de locatie Buitensingel 60 ingezet. Aan het plan kan medewerking worden verleend als het agrarisch bouwvlak wordt verplaatst en op deze locatie de landschapsontsierende bedrijfsgebouwen worden gesaneerd. De bedrijfswoning krijgt een woonbestemming met mogelijkheid voor een bijgebouw. Hiermee is sprake van een verplaatsing van het agrarisch bouwvlak en niet van de toevoeging van een agrarisch bouwvlak.
Het beleid voor functieveranderingen kan worden ingezet om aan de Eikenstraat 3 de bestemming te wijzigen naar een woonbestemming. Hierbij wordt in ruil voor de beëindiging van de agrarische locatie en de sloop van de agrarische gebouwen de mogelijkheid geboden om drie woningen terug te bouwen. In paragraaf 3.3.5Functieverandering wordt nader ingegaan op dit specifieke beleid voor functieverandering.
Het bouwvlak van circa 2,2 hectare op de locatie Eikenstraat ongenummerd zoekt aansluiting op de perceelsvorm die historisch bepaald is en waarvan de grens van het perceel gevormd wordt door een watergang. In het bestemmingsplan Landelijk gebied is in de regels een maximum van 1,5 hectare bepaald voor de binnenplanse wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van nieuwe agrarische bouwvlakken. De toelichting geeft aan dat in individuele gevallen van dit maximum kan worden afgeweken door middel van een apart bestemmingsplan. De noodzaak moet dan wel worden onderbouwd. Het voorliggende plan ziet toe op een groot grondgebonden melkveebedrijf waarbij een bouwvlak van 2,2 hectare reëel is. Er is sprake van een bouwprogramma dat niet binnen 1,5 hectare kan worden gerealiseerd. Er is sprake van een compacte bedrijfsopzet en zorgvuldig ruimtegebruik. De benodigde ruimte wordt met name bepaald door het aantal dieren dat zal worden gehouden, de bijbehorende opslag van ruwvoer en de stallingsruimte voor machines. Bovendien volgt de vorm van het bouwvlak de historische perceelsvorm en worden de gebouwen en bouwwerken landschappelijk ingepast met groen. Er is rekening gehouden met landschappelijke en historische kwaliteiten in het buitengebied.
Verder is uit onderzoek niet gebleken dat er belemmeringen aanwezig zijn. In Hoofdstuk 4 Haalbaarheid wordt een en ander toegelicht. Geconcludeerd kan worden dat uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening geen argumenten voorhanden zijn die de gewenste bestemming belemmeren. Het gemeentebestuur werkt derhalve mee aan de hiervoor beschreven gewenste situatie. Daarvoor is onderhavig plan in procedure gebracht.
Hoofdstuk 3 Beleid
In dit hoofdstuk komt vooral het ruimtelijke beleid aan de orde. Bij de beoordeling van de haalbaarheid in Hoofdstuk 4 Haalbaarheid wordt ingegaan op specifiek (sectoraal) beleid.
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 heeft het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (I&M) de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. In de SVIR geeft de Rijksoverheid haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 en de manier waarop zij hiermee om zal gaan. Daarmee biedt het een kader voor beslissingen die de Rijksoverheid in de periode tot 2028 wil nemen, om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden. In de SVIR maakt het Rijk helder welke nationale belangen zij heeft in het ruimtelijk en mobiliteitsdomein en welke instrumenten voor deze belangen door de Rijksoverheid worden ingezet.
Overheden, burgers en bedrijven krijgen de ruimte om oplossingen te creëren. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen. De Rijksoverheid brengt het aantal procedures en regels stevig terug en brengt eenheid in het stelsel van regels voor infrastructuur, water, wonen, milieu, natuur en monumenten. Het Rijk wil de beperkte beschikbare middelen niet versnipperen. Het investeert dáár waar de nationale economie er het meest bij gebaat is, in de stedelijke regio’s rond de main-, brain- en greenports inclusief de achterlandverbindingen. Om nieuwe projecten van de grond te krijgen zoekt het Rijk samenwerking met marktpartijen en andere overheden. Zo lang er geen sprake is van een nationaal belang zal het rijk de beoordeling en uitvoering van ontwikkelingen dus aan de provincies en gemeenten overlaten. De uitgangspunten uit de SVIR zijn juridisch verankerd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). In het Barro is aangegeven welke gebieden, of projecten, van nationaal belang zijn en aanvullende toetsing behoeven. Om te bepalen of sprake is van strijdigheid met de belangen uit de SVIR dient daarom verder getoetst te worden aan het Barro. Verdere toetsing aan ruimtelijke en milieutechnische belangen vindt plaats aan het provinciaal beleid.
3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Op 17 december 2011 is de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte gedeeltelijk in werking getreden. Deze nieuwe AMvB Ruimte heeft de eerdere ontwerp AMvB Ruimte 2009 vervangen. Juridisch wordt de AMvB Ruimte aangeduid als Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro is op 1 oktober 2012 geactualiseerd en is vanaf die datum geheel in werking getreden. Met de inwerkingtreding van het Barro naast het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), is de juridische verankering van de uitgangspunten uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte compleet. In het Barro zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het Barro is deels opgebouwd uit hoofdstukken afkomstig uit de ontwerp AMvB Ruimte die eind 2009 is aangeboden en
deels uit nieuwe onderwerpen. In het Barro wordt een aantal projecten die van nationaal belang zijn genoemd en met behulp van digitale kaartbestanden exact ingekaderd. Per project worden vervolgens regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. Het besluit bepaalt tevens:
"Voor zover dit besluit strekt tot aanpassing van een bestemmingsplan dat van kracht is, stelt de gemeenteraad uiterlijk binnen drie jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit een bestemmingsplan vast met inachtneming van dit besluit."
Volgens de toelichting bij dit artikel geldt als hoofdregel, dat de regels van het Barro alleen van toepassing zijn wanneer na inwerkingtreding van het Barro een nieuw bestemmingsplan voor het eerst nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt binnen de aangegeven projectgebieden. Alleen wanneer het Barro expliciet een aanpassing van bestemmingsplannen vergt, omdat een reeds bestaand bestemmingsplan binnen een of meerdere van de projectgebieden is gelegen, dan moet dat binnen drie jaar gebeuren. In het Barro zijn dertien projecten van nationaal belang beschreven. Het onderhavige project heeft geen gevolgen voor een van deze dertien projecten.
Gemeenten die een bestemmingsplan opstellen dat raakvlakken heeft met een of meerdere belangen van de projecten in het Barro, zullen nauwkeurig de regelgeving van het Barro moeten controleren. Het Barro vormt daarmee een dwingende checklist bij de opstelling van bestemmingsplannen. Bij het Barro zijn kaarten opgenomen welke de genoemde projecten in beeld brengen. De projectlocatie is gelegen in het rivierbed van de IJssel. Hierop is het onderstaande artikel van het Barro van toepassing.
Artikel 2.4.3 (rivierbed)
- 1. Een bestemmingsplan wijst ten opzichte van het daaraan voorafgaande bestemmingsplan alleen nieuwe bestemmingen in een rivierbed aan in het geval er sprake is van:
- a. een zodanige situering van de bestemming dat het veilig en doelmatig gebruik van het oppervlaktewaterlichaam gewaarborgd blijft;
- b. geen feitelijke belemmering voor de vergroting van de afvoercapaciteit van de rivier;
- c. een zodanige situering van de bestemming dat de waterstandverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is, en
- d. een zodanige situering van de bestemming dat de ecologische toestand van het oppervlaktewaterlichaam niet verslechtert.
- 2. Bij toepassing van het eerste lid worden resterende waterstandeffecten of afname van het bergend vermogen gecompenseerd.
- 3. In een bestemmingsplan wordt vastgelegd hoe de effecten op de waterstand en de afname van het bergend vermogen worden gecompenseerd.
De bovengenoemde regels zijn nader uitgewerkt in de Beleidslijn grote rivieren. Deze beleidslijn bevat een afwegingskader waaraan nieuwe activiteiten in het rivierbed van de grote rivieren moeten voldoen. De toepassing van het afwegingskader waarborgt de veiligheid in het achterland; de ruimte die de rivier nodig heeft bij een maatgevende hoogwatersituatie blijft hiermee behouden. Voor nieuwe of uitbreiding van bestaande activiteiten in het rivierbed is in veel gevallen een vergunning op grond van de Waterwet nodig. Een goede doorwerking van het beleid vereist een adequate coördinatie tussen de ruimtelijke ordening en waterveiligheid. De beleidslijn is het instrument dat hierin voorziet.
Op grond van de beleidslijn is op de locatie Eikenstraat ongenummerd het 'bergend regime' van toepassing. Dit geldt voor delen van het rivierbed waar in principe alle activiteiten kunnen worden toegestaan, mits deze voldoen aan de gestelde rivierkundige voorwaarden ('Ja, mits').
Alle activiteiten waarvoor toestemming mogelijk is moeten voldoen aan de voorwaarden dat:
- er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk wordt gewaarborgd;
- er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
- er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is.
- de resterende, blijvende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen duurzaam worden gecompenseerd waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn.
In paragraaf 4.2.8 wordt nader ingegaan op het bergend vermogen van de Ellecomse polder en aangetoond dat de afname van het begend vermogend duurzaam wordt gecompenseerd door elders binnen de Ellecomse polder gronden af te graven.
3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking
In de SVIR is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Doel van de ladder is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. De ladder beoogt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Op 1 oktober 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd en is de ladder voor duurzame verstedelijking daarin als procesvereiste opgenomen.
In de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dient aangegeven te worden dat voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
- b. indien uit de beschrijving blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
- c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.
Uit de 'Handreiking bij de ladder voor duurzame vestedelijking' van het Ministerie van I en A blijkt dat de de ladder moet worden toegepast bij verbindende ruimtelijke plannen waaronder de provinciale verordening. De meeste “ruimte voor ruimte” regelingen maken geen extra stedelijke ontwikkeling mogelijk, maar reduceren bebouwing of verplaatsen die. Toepassing van de ladder is dan niet nodig. Ook in het kader van herontwikkeling van de locatie Eikenstraat 3 is dit aan de orde. Op de locatie Eikenstraat ongenummerd is de Ladder voor duurzame verstedelijking eveneens niet van toepassing omdat de realisatie van een veehouderij niet kan worden aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling.
3.1.4 Erfgoedwet
De historische buitenplaats Middachten aangewezen als beschermd monument en heeft daarmee een status als rijksmonument. De waardering als historische buitenplaats zit hem onder andere in de gaafheid van het 17e eeuws bewaarde hoofdgebouw en de ouderdom van de buitenplaats in combinatie met de compleetheid en gaafheid. De grens van de historische buitenplaats ligt net over de Eikenstraat en de grezen van de boerderij op het erf Eikenstraat 3. Enkel de locatie Eikenstraat 3 maakt dus deel uit van de historische buitenplaats. De locaties Eikenstraat ongenummerd en Buitensingel 60 liggen er dus buiten.
Een deel van de bebouwing op het erf Eikenstraat is ook bouwkundig als monument aangewezen. Het gaat daarbij om de boerderij 'Borgh Keppel' en het bakhuisje. De boerderij en het bakhuisje zijn aangezen:
- vanwege de beeldbepalende en karakteristieke situering aan het begin van de Eikenstraat;
- vanwege de vrij gaaf bewaarde en in twee periodes tot stand gekomen hoofdvorm, de detaillering en het materiaalgebruik;
- vanwege de ensemblewaarde;
- vanwege de functioneel-ruimtelijke relatie met de andere onderdelen van de buitenplaats.
Op grond van het overgangsrecht dat is opgenomen in de Erfgoedwet is te zijner tijd een monumentenvergunning noodzakelijk. Wanneer in 2019 de Omgevingswet in werking treedt is vergunning noodzakelijk op grond van deze wet. Ook vanuit het Besluit ruimtelijk ordening (Bro) is een cultuurhistorische afweging verplicht. In paragraaf 4.2.9 wordt nader ingegaan op cultuurhistorische waarden.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Omgevingsvisie Gelderland
Provinciale staten hebben op 9 juli 2014 de Omgevingsvisie vastgesteld en op 24 september 2014 de Omgevingsverordening. De Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening zijn vervolgens op 17 oktober 2014 in werking getreden. De provincie kiest er in de Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:
- een duurzame economische structuur;
- het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.
De opzet van de omgevingsvisie is opgehangen aan drie invalshoeken: dynamisch, mooi en divers. De provincie Gelderland is een dynamische provincie in een prachtige setting, met een grote diversiteit. Dynamisch duidt op economische ontwikkelingsaspecten zoals innovatie, duurzaamheid en bereikbaarheid en hoe de provincie afspraken maakt over wonen en werken. Mooi staat voor de natuurdoelen en de kwaliteiten die de provincie wil borgen en verder wil ontwikkelen. Divers gaat over het herkennen van de regionale verschillen in maatschappelijke vraagstukken en het koesteren van de regionale identiteit.
Het plangebied ligt in de Groene Ontwikkelingszone (GO). De provincie en haar partners streven samen naar een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden. De GO heeft een dubbele doelstelling. Er is ruimte voor verdere economische ontwikkeling in combinatie met een (substantiële) versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden.
De GO bestaat uit terreinen met een andere bestemming dan bos of natuur die ruimtelijk vervlochten zijn met het Gelders Natuurnetwerk (GNN). Het gaat vooral om landbouwgrond, maar ook om terreinen voor verblijfs- en dagrecreatie, infrastructuur, woningen en bedrijven. De Ecologische verbindingszones maken deel uit van de GO, evenals weidevogelgebieden en ganzenfoerageergebieden. Enkele weidevogelreservaten maken deel uit van het GNN. Door de samenhang met de aangrenzende en inliggende natuur van het GNN herbergt de GO ook kenmerkende natuurwaarden.
In de Groene Ontwikkelingszone heeft de provincie de volgende doelstellingen:
- de samenhang tussen de natuurgebieden bevorderen en daarmee het Gelders Natuurnetwerk versterken en overgangen tussen natuurbestemmingen en andere functies zoneren;
- ruimte bieden voor de verdere ontwikkeling van functies die hier aanwezig zijn en passen, in het bijzonder de grondgebonden landbouw, het landgoedbedrijf en extensieve openluchtrecreatie;
- kansen bieden voor creatieve functiecombinaties ter versterking van het natuurlijke systeem door een versterking van de kernkwaliteiten van natuur en landschap in combinatie met stedelijke functies waaronder verblijfsrecreatie;
- beschermen van bos;
- specifieke weidevogel- en ganzenfoerageergebieden beschermen.
De provincie nodigt de Gelderse samenleving uit om in de Groene Ontwikkelingszone (GO) initiatieven te ontwikkelen die bijdragen aan de realisatie van deze dubbele doelstelling. Vanwege de dubbele doelstelling is er in de GO ruimte voor nieuwe ontwikkelingen en voor een uitbreiding van bestaande bedrijven, woningen en bouwwerken en andere functies. Voor landbouw, het landgoedbedrijf en extensieve openluchtrecreatie ligt hier ontwikkelingsruimte, waarbij de kernkwaliteiten per saldo niet significant worden aangetast.
De omgevingsvisie is niet bindend bij het vaststellen van een bestemmingsplan. De juridische doorwerking van de visie vindt plaats in de regels van de provinciale ruimtelijke verordening (zie volgend paragraaf). Binnen de provinciale omgevingsverordening zijn regels opgenomen welke bindend zijn voor het bestemmingsplan.
3.2.2 Omgevingsverordening Gelderland
Het ruimtelijke beleid van de provincie zoals dat in de Omgevingsvisie Gelderland is verwoord, is deels verankerd in de Omgevingsverordening Gelderland. Deze verordening is bindend voor de gemeente. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.
De omgevingsverordening is op 24 september 2014 door Provinciale Staten van Gelderland (PS) vastgesteld en op 17 oktober 2014 in werking getreden. In de omgevingsverordening is de omgevingsvisie vertaald in regels en vormt daarmee het juridisch bindende toetsingskader.
In hoofdstuk 2 zijn de regels ten aanzien van wonen en de veehouderij opgenomen. In paragraaf 2.5.2 zijn specifiek de regels voor de grondgebonden veehouderij opgenomen, waarbij onderscheidt wordt gemaakt tussen nieuwvestiging, uitbreiding en nevenactiviteiten. In paragraaf 2.2.1 zijn de regels voor het realiseren van nieuwe woningen opgenomen. Voor deze situatie zijn de regels voor nieuwvestiging en wonen van belang. Gelet op de ligging van het plangebied in de Groene Ontwikkelingszone zijn ook deze regels relevant.
3.2.3 Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik
Als juridische basis gebruikt de provincie de ladder voor duurzame verstedelijking die het Rijk heeft vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In elk bestemmingsplan dat voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling dienen gemeenten volgens de rijksladder aan de hand van drie stappen de locatiekeuze te motiveren. Deze rijksladder is van provinciaal belang. Aangezien de juridische borging van de ladder al geregeld is in het Bro, heeft de provincie de ladder niet nogmaals opgenomen in de provinciale omgevingsverordening.
Voor een goede afweging van keuzes voor locaties van nieuwe gebouwen staat de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik centraal. Met deze ladder wordt een transparante besluitvorming en een zorgvuldige ruimtelijke afweging nagestreefd. Het gaat om het tijdig afwegen van kansen en mogelijkheden om bestaande gebouwen te benutten bij overwegingen van nieuwe bebouwing. De rijksladder heeft betrekking op stedelijke ontwikkelingen. De provincie wil onderzoeken of de ladder ook voor landelijke functies kan worden uitgewerkt. Vooruitlopend daarop spreekt de provincie nu al van de ladder voor duurzaam ruimtegebruik.
De ambitie van de provincie is om bij de toepassing van de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik expliciet aandacht te schenken aan de borging van ruimtelijke kwaliteit of kwaliteit van de leefomgeving. Daarbij is het al goed om de ladder zelf als een kwaliteitsinstrument aan te merken, gericht op behoefte en locatie. Bijvoorbeeld bij ruimtelijke initiatieven in stedelijk en in het landelijk gebied en in overgangsgebieden als de stads- en dorpsrandzones. Het is van belang dat er een goede match ontstaat tussen de kwaliteiten van het ruimtelijk initiatief en de kwaliteiten van de (uiteindelijk gekozen) locatie en het omliggende gebied. De uitdaging waar de provincie en partners gezamenlijk voor staan is om kwaliteit - indien mogelijk en gewenst extra kwaliteit - toe te voegen, beleefbaar te maken en houden. Algemene stelregel is: streef naar een goed evenwicht tussen ontwikkelingsruimte en de kwaliteitsprestatie c.q. investering in kwaliteit van de leefomgeving.
In Hoofdstuk 2 Beschrijving van het plan is het initiatief beschreven. Er is ingegaan op de kwaliteit die het onderhavige project toevoegt voor de omgeving en het landgoed Middachten. Ook is er aandacht besteed aan de landschappelijke inpassing. Verder wordt in paragraaf 3.2.2 Omgevingsverordening Gelderland nader ingegaan op de kwalitatieve en kwalitatieve vraag in relatie tot de ladder voor duurzaam ruimtegebruik. Gezien het bovenstaande wordt voldaan aan de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik.
3.2.4 Gelders plussenbeleid
Provinciale Staten hebben 1 maart het Plussenbeleid vastgesteld. Het Plussenbeleid geeft kaders voor bestemmingsplannen. Het geeft aan hoe bij uitbreidingen van niet-grondgebonden veehouders meer oog moet zijn voor duurzaamheid. Dit door een goede dialoog met de omgeving over de uitbreiding. En ook door aanvullende investeringen in maatregelen voor dierwelzijn, milieu en/of ruimtelijke kwaliteit te vereisen. Aangezien dit plan enkel een grondgebonden melkveehouderij mogelijk maakt is het plussenbeleid niet van toepassing.
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Landschapsontwikkelingsplan
De gemeenten Rheden en Rozendaal hebben in 2007 gezamenlijk een landschapsontwikkelingsplan (LOP) opgesteld en vastgesteld. De doelstellingen in het LOP zijn gericht op de functies landbouw, natuur en recreatie. Het LOP bestaat uit vier delen:
- 1. inventarisatie en analyse;
- 2. scenario's en landschapsvisie;
- 3. uitvoeringsprogramma;
- 4. communicatieproces.
De landschapsvisie (deel 1 en 2) beschrijft hoe de gemeente(s) met het landschap om willen gaan, het landschap waarin gewerkt, gewoond en gerecreëerd wordt. De activiteiten in het landelijk gebied bepalen het uiterlijk van het landschap en die activiteiten wijzigen in de loop der tijd.
De locatie Eikenstraat 3 is gelegen in de overganszone tussen de Veluwe en het IJsseldal. De doelstellingen voor dit gebied zijn:
- behoud van het landelijke karakter;
- behoud van het kleinschalige en afwisselende karakter;
- behoud van de cultuurhistorische waarden;
- afwisseling gebruiksvormen en de concentratie van transportwegen in acht houden;
- grondgebonden landbouw behouden als hoofdfunctie;
- bij landgoederen en agrarische bedrijven het recreatieve aspect uitbouwen.
De locaties Eikenstraat ongenummerd en Buitensingel 60 zijn gelegen in het IJsseldal dat gekenmerkt wordt door het agrarische karakter. Hiervoor gelden de volgende doelstellingen:
- behoud van het agrarische karakter;
- behouden of versterken van de karakteristieke kenmerken van het IJsseldal, zoals weiden, hagen en bomenrijen, sloten, plassen en IJsselstragen, pollen en de relatie met de IJssel;
- grondgebonden landbouw is de hoofdfuctie;
- verbeteren van de recreatieve toegankelijkheid.
In dit project is met name ingezet op het behoud van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden en het behoud van de grondgebonden landbouw als hoofdfunctie in het IJsseldal. Dit is verder uitgewerkt in Bijlage 3 Inrichting- enbeeldkwaliteitsplan Eikenstraat ongenummerd, Functieveranderingsplan Eikenstraat 3 en Bijlage 5 Inrichtings- en beeldkwaliteitsplan Buitensingel 60.
Het landelijke karakter blijft behouden. De melkveehouderij draagt er aan bij dat het agrarisch grondgebruik ook op de langere termijn in stand kan blijven. Bestaande landschapselementen blijven in tact en nieuwe worden toegevoegd. Rond de locatie Eikenstraat 3 blijven cultuurhistorische waarden in tact. Door grootschalige bedrijfsgebouwen binnen een historische erf, onderdeel van een historische buitenplaats, te slopen en kleinere bouwvolumes terug te bouwen komen de cultuurhistorische waarden van het oorspronkelijke erf beter tot hun recht. Daarnaast wordt gekeken naar de aanleg van een struinpad op een deel van het oorspronkelijke erf. Rond de erven Eikenstraat ongenummerd en Buitensingel 60 wordt nieuwe beplanting aangebracht die aansluit op streefbeeld uit het landschapsontwikkelingsplan. De ontwikkeling is in overeenstemming met het Landschapsontwikkelingsplan.
3.3.2 Bestemmingsplan Landelijk gebied
In het bestemmingsplan hebben de drie locaties een agrarische bestemming evenals de weidegronden daaromheen. Het gebruik van de locaties Eikenstraat 3 en Buitensingel 60 voor wonen past niet binnen de agrarische bestemming. Dit geldt ook voor de toevoeging van extra woningen aan de Eikenstraat 3. Doordat op de locatie eikenstraat ong. een bouwvlak ontbreekt kan hier geen nieuw bedrijf gevestigd worden. De nieuwe ontwikkeling is in strijd met het vigerende bestemmingsplan Landelijk gebied. Via een wijzigingsbevoegdheid is functieverandering mogelijk. Deze regeling is gezien het bouwprogramma en de hoeveelheid te slopen vierkante meters niet toereikend. Dit betekent dat een bestemmingsplanherziening moet worden doorlopen.
3.3.3 Beeldkwaliteitsplan Landelijk Gebied
Het plangebied valt binnen het deelgebied “Uiterwaarden van de IJssel”. Hierin is het volgende opgenomen:
- Beplanting langs kavelgrenzen behouden, m.n. in noordelijke deel
- Openheid richting rivier behouden
- Compacte erfinrichting, een ontsluiting per erf
- Erfbeplanting inpassen in bestaande beplantingsstructuren
- Erfafscheiding in de vorm van hagen
- Sparen bestaande waardevolle erfbeplanting
- Aanleg recreatieve paden bij herontwikkeling gebieden
- Kleinschalige verblijfsrecreatie in bestaande bebouwing
- Bij bedrijfsbeëindiging en omvorming van een agrarische bestemming tot een woonbestemming bebouwing clusteren tot grotere eenheden, waardoor de karakteristiek van woongebouw met bedrijfsgebouwen behouden blijft.
De voorgestelde inrichting sluit ten aanzien van de ontwikkelingen op Eikenstraat 3 en Buitensingel 60 volledig aan bij het beeldkwaliteitsplan. De ontwikkeling van Eikenstraat ongenummerd is echter niet geheel in overeenstemming met het streven om de openheid richting de rivier te behouden. Enerzijds draagt de toevoeging van een nieuw erf in het gebied met de bijbehorende landschappelijke inpassing bij aan een verdichting van het open gebied. Anderzijds levert het plan wel een bijdrage aan het behoud van de melkveehouderij als belangrijke gebruiksfunctie van de uiterwaarden. Daar komt bij dat het nieuwe erf geen belemmering vormt voor een waardevolle zichtlijn.
3.3.4 Woonvisie 2014-2020
De gemeente Rheden heeft voor de komende jaren de volgende speerpunten in het woonbeleid geformuleerd:
- betaalbaarheid
- aantrekkelijke woonmilieus
- bouwen voor behoefte
- toekomstbestendig wonen: levensloopgeschikt en duurzaam
Ten opzichte van de woonvisie 2009 t/m 2013 is in de vigerende woonvisie meer nadruk gelegd op betaalbaarheid en wordt er daarom ingezet op de realisatie van huurwoningen. Dit geldt met name voor grotere woningbouwlocaties met meer dan 15 woningen. Op deze locaties dient in principe 35% in de huursector gerealiseerd te worden. Op onderhavige locatie is geen sprake van het realiseren van 15 woningen of meer. Het betreft hier een kleine woningbouwlocatie met vrijstaande en/of geschakelde woningen waarbij de nieuwbouw past bij het karakter en de identiteit van een voormalig agrarisch erf. Dit past bij het tweede speerpunt van de woonvisie om aantrekkelijke woonmilieus te realiseren. Tevens wordt bij het realiseren van een vrijstaande en twee geschakelde woningen in het landelijke gebied voldaan aan de doelstelling om voor deze woonvisie periode een accent te leggen op grondgebonden woningen en wordt een deel van de behoefte aan landelijk wonen ingevuld. Deze locatie wordt in de woonvisie niet aangeduid als locatie waarbij extra inzet moet worden gepleegd op levensloopgeschikt bouwen vanwege het ontbreken van centrum- en zorgvoorzieningen.
3.3.5 Functieverandering
De gemeente Rheden heeft in 2013 Functieveranderingenbeleid vastgesteld. Hierin zijn de randvoorwaarden bij functieverandering van agrarische en niet-agrarische bedrijven in het buitengebied van de gemeente Rheden vastgelegd. Voor functieverandering naar wonen gelden de volgende algemene uitgangspunten:
Begripsbepalingen
- Wooneenheid: elke zelfstandige woning binnen een gebouw.
- Gebouw: pand waarin 1 of meer wooneenheden zijn ondergebracht (vrijstaande woning, twee-of meer woningen onder één kap)
Aantal wooneenheden en gebouwen
- Het aantal wooneenheden is gekoppeld aan het aantal m2 sloop, waarbij een maximum geldt van vijf wooneenheden.
- Het aantal gebouwen is gekoppeld aan het aantal m2 sloop, waarbij een maximum geldt van twee gebouwen.
- De bestaande dienstwoning mag gehandhaafd blijven en telt niet mee in het aantal toegestane wooneenheden of gebouwen.
- Indien de bestaande dienstwoning deel uitmaakt van een monumentaal of karakteristiek hoofdgebouw met daarin ook bedrijfsruimte, dan wordt dit hoofdgebouw als geheel niet meegerekend in het aantal toegestane gebouwen.
Functiedifferentiatie
- Uitgangspunt is versterking van de gebiedsfunctie. Om dit te stimuleren worden de mogelijkheden voor wonen binnen de deelgebieden Veluwe en IJsselvallei ingeperkt ten opzichte van de andere deelgebieden. Wonen is hier geen primaire functie want het heeft geen toegevoegde waarde voor de betreffende gebiedsfuncties. (zie paragraaf 2.6 Beleidskoers).
Hergebruik-nieuwbouw (van niet monumentale of karakteristieke panden)
- Hergebruik is uitgangspunt tenzij dit om redenen van beeldkwaliteit of bouwtechnische kwaliteit niet mogelijk danwel wenselijk is.
- Binnen de uiterwaarden is nieuwbouw niet op voorhand toegestaan. Dit zal per geval beoordeeld worden aan de hand van de Waterwet en het Barro.
- Een combinatie van hergebruik en nieuwbouw is mogelijk.
Bij het realiseren van woningen of woongebouwen geldt:
- Bij elke wooneenheid zijn bijgebouwen met een maximale oppervlakte van 75 m2 toegestaan.
- Voor het uitoefenen van een beroep aan huis gelden de regels zoals deze zijn opgenomen in Bestemmingsplan Landelijk gebied.
In het onderstaande schema’s is aangegeven welke mogelijkheden er binnen de verschillende deelgebieden zijn voor het realiseren van woningen per deelgebied. Het onderstaande schema laat de mogelijkheden bij sloop en vervangende nieuwbouw zien. Het plangebied is gelegen in de overganszone.
Maatwerk
Voor alle functieveranderingsopgaven geldt dat kwaliteit gaat boven kwantiteit. In uitzonderingsgevallen kan afgeweken worden van de hiervoor genoemde regels. De initiatiefnemer zal in dat geval aan moeten tonen waarom in dat geval een afwijking kan worden verantwoord, bijvoorbeeld vanwege maatschappelijk belang, duurzaamheid, landschap- en natuurwinst, het oplossen van een ruimtelijk of milieuhygiënisch knelpunt etc. Hierbij zal evenredig compensatie plaatsvinden.
Compensatie
Een voorwaarde voor elke functieverandering is dat het een bijdrage levert aan de kwaliteit van de omgeving. Met een goede landschappelijke inpassing van nieuwe ontwikkelingen kan een ruimtelijke meerwaarde gecreëerd worden. Elke functieverandering dient daarom gepaard te gaan met een landschappelijke inpassing van het erf en compensatie. Hiervoor dient de initiatiefnemer een functieveranderingsplan op te stellen. Voor dit project is een functieveranderingsplan opgesteld voor de locatie Eikenstraat 3. Dit plan is opgenomen in Bijlage 4.
Toets Eikenstraat 3
De locatie Eikenstraat 3 ligt in een overgangszone. Hiervoor geldt dat bij sloop van meer dan 1.500 m² aan agrarische gebouwen maximaal 50% van de gesloopte oppervlakte kan worden nieuw gebouwd in twee gebouwen van maximaal 1.400 m³ en maximaal vier wooneenheden. De initiatiefnemer heeft er voor gekozen om drie wooneenheden te realiseren in twee nieuwe gebouwen. Uit onder andere het overleg met het Geldersch Genootschap is gebleken dat grotere volumes, beter passend zijn op deze locatie om te zorgen voor een goede verhouding tussen erf en overerf.
In het beleid is de voorwaarde opgenomen dat 25% van de financiële meerwaarde die met de woningbouwontwikkeling gecreëerd wordt, ingezet moet worden voor bijdrage aan de kwaliteitsverbetering van het buitengebied. Dit is de in het beleid bedoelde compensatie.
De benodigde extra ruimtelijke kwaliteit is gevonden in de volgende maatregelen:
- landschappelijke inpassing erf en landschappelijke versterking gronden Buitensingel 60;
- herbestemming, afwaardering en inrichting natuurstrook op waterbergingslocatie langs bestaande watergang tussen bronbossen en nieuwbouwlocatie Eikenstraat ongenummerd;
- restauratie monumentale boerderij Eikenstraat 3.
De hiermee gepaard gaande kosten bedragen 25% van de opbrengst die de functieverandering genereert. Hiermee wordt voldaan aan de criteria uit het gemeentelijke functieveranderingenbeleid.
Hoofdstuk 4 Haalbaarheid
Wanneer een bestemmingsplan wordt vervaardigd, dient dit plan binnen de planperiode uitvoerbaar te zijn. De uitvoerbaarheid wordt mede onderzocht door het te toetsen aan regelgeving, aan beleid van andere overheden en aan de uitkomsten van onderzoeken. In dit hoofdstuk worden de (nieuwe) mogelijkheden die onderhavig bestemmingsplan bevat, daaraan getoetst. Daarbij wordt opgemerkt dat toets aan Rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid reeds in het vorige hoofdstuk aan bod is gekomen.
4.1 Milieueffectrapportage
Op 1 april 2011 is het nieuwe Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Uit dit besluit blijkt dat toetsing aan de drempelwaarden in de D-lijst ontoereikend is om de vraag te beantwoorden of een m.e.r.-beoordelingsprocedure moet worden doorlopen. Indien een activiteit een omvang heeft die onder de grenswaarden ligt, dient op grond van de selectiecriteria in de EEG-richtlijn milieu-effectbeoordeling te worden vastgesteld of belangrijke nadelige gevolgen van de activiteit voor het milieu kunnen worden uitgesloten. Pas als dat het geval is, is de activiteit niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig. In het kader van de wijziging van het Besluit m.e.r. is een handreiking opgesteld. Deze handreiking geeft aan hoe moet worden vastgesteld of een activiteit, met een omvang onder de drempelwaarde, toch belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu heeft. In de handreiking is opgenomen dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D-lijst en die een omvang hebben die beneden de drempelwaarden liggen een toets moet worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gebruikt. Uit deze toets kunnen twee conclusies volgen:
- 1. belangrijke nadelige milieueffecten zijn uitgesloten;
- 2. of belangrijke nadelige milieueffecten zijn niet uit te sluiten.
In het eerste geval is de activiteit niet m.e.r.(-beoordelings)-plichtig in het andere geval dient een m.e.r.-beoordeling te worden uitgevoerd en de bijbehorende procedure te worden gevolgd. Die toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieu-effectbeoordeling. Daarbij dient ook rekening te worden gehouden met cumulatieve effecten.
Dit plan voorziet in de vestiging van een melkveehouderij met 300 stuks melkvee en bijbehorend jongvee.
De beoordelingsplicht geldt vanaf een toename van 200 melkkoeien en 140 stuks jongvee, waarmee de ontwikkeling m.e.r.-beoordelingsplichtig is. Gelet op de beoordelingsplicht alsmede de mogelijke toename van ammoniakdepositie op beschermde natuurgebieden wordt/is voor dit plan een m.e.r.-procedure doorlopen. In een MER-rapport (Bijlage Milieueffectrapport) zijn de effecten van de beoogde ontwikkeling op het landschap, natuurwaarde, milieu, etc. inzichtelijk worden gemaakt.
Uit het MER zijn geen belemmering naar voren gekomen voor de uitvoering van dit bestemmingsplan. Mogelijke effecten door toename van ammoniakdepositie op beschermde natuurgebieden wordt teniet gedaan door extern te salderen. Daarbij wordt een vergunning van een andere locatie (deels) ingetrokken. Negatieve effecten op landschap en cultuurhistorie zijn beperkt door te investeren in een goede landschappelijke inpassing en de omgeving van de bedrijfslocatie.
4.2 Onderzoeken
Onderstaand wordt gemotiveerd of het plan past binnen de vigerende regelgeving. De daartoe verrichte onderzoeken en de onderzoeksresultaten worden beschreven.
4.2.1 Geluid
Kader
De Wet geluidhinder is voor het onderdeel weg- en railverkeerslawaai van toepassing op geluidgevoelige gebouwen die zijn geprojecteerd binnen zones van (al dan niet) in het plangebied gelegen wegen. Wegen die deel uitmaken van een woonerf en van een 30-kilometer zone zijn daarvan uitgezonderd. Aan de orde is het toelaten van woningen waar deze geluidgevoelige functie voorheen niet was toegelaten, binnen de zone van wegen waarop de Wet geluidhinder van toepassing is.
De streefwaarde voor geluidbelasting die wordt veroorzaakt op de gevel bedraagt zowel in binnenstedelijk als in een buitenstedelijk gebied 48 dB. In een binnenstedelijke situatie kunnen hogere grenswaarden worden vastgesteld tot en met 63 dB. In een buitenstedelijk gebied tot en met 53 dB. De locatie waarop onderhavig bestemmingsplan betrekking heeft, is gelegen in buitenstedelijk gebied.
Beoordeling
Eikenstraat ongenummerd
De op te richten bebouwing van de melkveehouderij aan de Eikenstraat ong. bestaat naast de stallen ook uit een bedrijfswoning. Uit het akoestisch onderzoek (Akoestisch Onderzoek Landgoed Middachten, Sain milieuadvies, 16 december 2015, kenmerk 2014-3055-0 zie Bijlage 12 Akoestisch onderzoek) blijkt dat de geluidsbelasting op de gevel ten gevolge van het wegverkeer gevolge van zowel de A348 als de Eikenstraat voldoet aan de voorkeursgrenswaarde. De bedrifjwoning kan gebouwd worden zonder verdere procedures in het kader van de Wet geluidhinder.
Eikenstraat 3
Op de locatie Eikenstraat 3 worden een drietal nieuwe woningen gerealiseerd. Deze woningen worden aangemerkt als een geluidsgevoelig object. De Eikenstraat wordt ter hoogte van het erf ingericht als een woonerf. De woningen zijn hiermee niet gelegen in een zone van een weg waarop de Wet geluidhinder van toepassing is.
Buitensingel 60
Op de locatie Buitensingels 60 worden geen nieuwe geluidsgevoelige objecten mogelijk gemaakt.
Conclusie
Het plan voldoet aan het gestelde in de Wet geluidhinder.
4.2.2 Bodem
Kader
Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen niet meer dan 5 jaar oud zijn. Indien er sprake is van bouwactiviteiten is ook in het kader van de bouwvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig. In de praktijk worden deze onderzoeken vaak gecombineerd.
Beoordeling
Eikenstraat ongenummerd
Voor dit bestemmingsplan is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd voor de locatie van de nieuw te bouwen boerderij, genaamd 'Verkennend bodemonderzoek Eikenstraat ong te Ellecom, Klijn Bodemonderzoek B.V., 22 februari 2016, projectnummer 16KL037a' (zie Bijlage 8) . Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat er, vanuit milieuhygiënisch oogpunt gezien, geen belemmering zijn voor de bestemmingsplanherziening en de toekomstige aanvraag voor een omgevingsvergunning.
Eikenstraat 3
Voor dit bestemmingsplan is een verkennend bodem- en asbestonderzoek uitgevoerd voor de locatie van de nieuw te bouwen woningen, genaamd 'Verkennend bodem- en asbestonderzoek Eikenstraat tegenover 3 te Ellecom , Klijn Bodemonderzoek B.V., 25 februari 2016, projectnummer 16KL037' (zie Bijlage 8). Dit onderzoek is nadien aangevuld (Bijlage 10 Aanvullend bodemonderzoek Eikenstraat 3). Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat er, vanuit milieuhygiënisch oogpunt gezien, geen belemmering is voor de bestemmingsplanherziening en de toekomstige aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de nieuw te bouwen woningen.
Buitensingel 60
In het kader van de verwerving van de locatie Buitensingel 60 is in 2012 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd, genaamd 'Verkennend bodemonderzoek Buitensingel 60, BOOT organiserend ingenieursburea BV, 28 augustus 2012, documentnummer P12-0342-008' (zie Bijlage 11). Milieuhygiënisch zijn er geen belemmeringen voor het hergebruik van de locatie met uitzondering van het onderstaande.
Op basis van het bodemonderzoek kan niet uitgesloten worden dat er asbest in de bodem aanwezig is. Er dient een 'asbest in de bodemonderzoek' uitgevoerd te worden. Dit kan worden uitgesteld tot na de sloop van de nog te slopen schuren. In de omgevingsvergunning wordt een voorwaarde opgenomen dat het onderzoek uitgevoerd moet zijn voordat met de bouw mag worden begonnen.
Conclusie
Vanuit het aspect bodem is geen sprake van belemmeringen voor de vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan.
4.2.3 Milieuzonering
Kader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang om te kijken naar de omliggende functies in relatie tot de nieuwe functie.
De VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering is toegesneden op de specifieke omstandigheden in de gemeente. De indeling van de gemeente in omgevingstypen, een systematiek voor het variëren van hinderafstanden ten opzichte van een omgevingstype en een lijst waarin alle, nader gespecificeerde, typen van inrichtingen zijn opgenomen, is vastgelegd in de notitie Milieuzonering welke deel uitmaakte van het raadsbesluit van 24 mei 2004 inzake de werkwijze bij de actualisering van de bestemmingsplannen.
Deze werkwijze is 27 april 2010 bij raadsbesluit bevestigd bij de vaststelling van een nieuwe inrichtingslijst gebaseerd op het de laatste VNG-uitgave in 2009.
De toetsing of volgens die systematiek kan worden meegewerkt aan het leggen van een bedrijfs/woonbestemming, wordt voortgezet in de digitale bestemmingsplannen zoals die thans worden vervaardigd. Aldus wordt een ruimtelijke scheiding bereikt tussen hindergevoelige en hinderveroorzakende functies.
Beoordeling
Eikenstraat ongenummerd
Op de locatie Eikenstraat ongenummerd wordt een melkveehouderij mogelijk gemaakt. Op grond van de VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering gelden de volgende adviesafstanden tot gevoelige functies als woningen van derden:
- geur 100 meter;
- stof 30 meter;
- geluid 30 meter;
- gevaar 0 meter.
Het dichtstbijzijnde, geurgevoelige object ligt op 340 meter afstand. Aan de adviesafstanden wordt ruimschoots voldaan.
Eikenstraat 3 en Buitensingel 60
Voor de locaties Eikenstraat 3 en Buitensingel 60 betekent milieuzonering het volgende. Het plan voorziet in het beëindigen van de melkveehouderijen aan de Eikenstraat 3 en Buitensingel 60. Het bedrijfsmatig houden van dieren wordt door deze planvorming beëindigd. De vrijkomende erven krijgen een woonfunctie waarbij op Eikenstraat 3 een drietal woningen worden toegevoegd en ook de voormalige boerderij Eikenstraat 3 en bedrijfswoning Buitensingel 60 een woonbestemming krijgen. De bewoners van Buitensingel 60 krijgen de ruimtelijke mogelijkheid, om hobbymatig enkele paarden (maximaal 6 paarden) te houden.
Het bestemmingsplan maakt ook een mestopslag en een uitloopmogelijkheid voor paarden mogelijk deze liggen echter op aanzienlijk meer afstand dan 100 en meer dan 50 meter van woningen van derden. Ten aanzien van milieuzonering zijn er geen belemmeringen voor deze functies.
In de nabijheid van de nieuwe woningen zijn geen bedrijven gelegen. Ten aanzien van milieuzonering zijn er dan ook geen belemmeringen.
Conclusie
Vanuit het aspect milieuzonering is geen sprake van belemmeringen voor de vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan.
4.2.4 Luchtkwaliteit
Kader
Door de uitstoot van uitlaatgassen door onder andere de industrie en het verkeer komen schadelijke stoffen in de lucht. Bij bepaalde nieuwe ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse. De luchtkwaliteitsnormen in de Nederlandse wetgeving zijn gebaseerd op de Europese luchtkwaliteitseisen. Sinds 11 juni 2008 geldt de richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa (Pb EG L 152). Vooruitlopend op deze nieuwe Europese richtlijn is op 15 november 2007 reeds de zogenoemde Wet luchtkwaliteit van kracht geworden, officieel titel 5.2 van de Wet milieubeheer. De Wet luchtkwaliteit bevat de Europese luchtkwaliteitseisen en de basisverplichtingen op grond van de richtlijn, namelijk: plannen, maatregelen, het beoordelen (meten en berekenen) van de luchtkwaliteit, verslaglegging en rapportage. De uitvoeringsregels die behoren bij de wet zijn vastgelegd in algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen.
Gelijktijdig met de Wet luchtkwaliteit is in 2007 ook de Algemene Maatregel van Bestuur Niet in betekende mate (Besluit NIBM) in werking getreden. In het Besluit NIBM en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip niet in betekende mate. Met het ingaan van het NSL gelden er per 1 augustus 2009 nieuwe grenzen voor wat niet in betekende mate is: het begrip is nu gedefinieerd als 3% en minder van de grenswaarde voor NO2 en PM10. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. In de praktijk zal daarom voor de nieuwbouw tot ongeveer 1.500 woningen geen onderzoek meer nodig zijn.
In mei 2010 heeft InfoMil de 'Handreiking bij beoordelen fijn stof bij veehouderijen' gepubliceerd. Deze handleiding is bedoeld als ondersteuning voor de gemeente als bevoegd gezag, bij het beoordelen van vergunningaanvragen voor nieuwe vestigingen en uitbreidingen, die van invloed kunnen zijn op de luchtkwaliteit. De handreiking geeft op basis van rekenvoorbeelden aan wanneer een project als NIBM beschouwd kan worden.
Beoordeling
Eikenstraat ongenummerd
In het onderhavige project is er sprake van een veestapel van 300 stuks melkvee en 168 stuks jongvee waarbij beweiding wordt toegepast. Volgens de lijst Emissiefactoren fijnstof voor veehouderij, versie juli 2010, bedraagt de fijnstofemissie:
Melkvee 300 x 148 g/dier/jaar = 44.400 g/jaar
Jongvee 168 x 38 g/dier/jaar = 6.384 g/jaar
Totaal 50.784 g/jaar
Toetsing zou plaats moeten vinden op een afstand van circa 300 meter (dichtstbij gelegen gevoelige object). De handreiking bij beoordelen fijn stof bij veehouderijen geeft grenswaarden ten aanzien van de totale emissie bij afstanden oplopend van 70 – 160 meter. Bij 70 meter is de NIBM-vuistregelgrens 324.000 g/jaar oplopend tot 1.376.000 g/jaar bij 160 meter. Een fijnstofemissie van 50.784 g/jaar zoals in het onderhavige geval op 300 meter zal als niet in betekende mate worden aangemerkt.
Eikenstraat 3 en Buitensingel 60
Dit bestemmingsplan voorziet in de bouw van drie woningen op de locatie Eikenstraat 3. Ook wordt de agrarisch bedrijfsvoering op Eikenstraat 3 en Buitensingel 60 gestaakt. De ontwikkelingen op Eikenstraat 3 en Buitensingel 60 vanllen in de categrorie 'niet in betekenende mate'. Verder onderzoek naar het effect van dit plan op de luchtkwaliteit kan daarom achterwege blijven.
Conclusie
Vanuit het aspect luchtkwaliteit is geen sprake van belemmeringen voor de vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan.
4.2.5 Gezondheid
Kader
De GGD adviseert aan gemeente om planontwikkelingen bij voorkeur een afstand van minimaal 250 meter aan te houden tussen veehouderijen en een bebouwde kom of specfieke gevoleige bestemmingen zoals een nieuwe veehouderij. Indien een ontwikkeling op kortere afstand ligt dan 250 meter dan wordt een aanvullende risicobeoordeling voorgesteld.
Beoordeling en conclusie
Binnen 250 meter van de locatie Eikenstraat ongenummerd zijn geen gevoelige functies gelegen. Dit aspect vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan. Op de twee andere planlocaties vinden geen activiteiten plaats die een mogelijk risico kunnen vormen voor de gezondheid.
4.2.6 Externe veiligheid
Kader
Externe veiligheid gaat over het beperken van de blootstelling van mensen aan een verhoogd gevaar als gevolg van activiteiten met gevaarlijke stoffen. De aan de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen verbonden risico's moeten volgens het beleid externe veiligheid aanvaardbaar blijven. De wet- en regelgeving voor externe veiligheid is dan ook gestoeld op een risicobenadering.
Het gaat in de eerste plaats over de persoonlijke veiligheid van de individuele burger, oftewel het plaatsgebonden risico. Dit is de overlijdenskans die een persoon loopt, door op een bepaalde afstand van een inrichting of een transportroute permanent aanwezig te zijn. In de tweede plaats gaat het om de kans op een groep dodelijke slachtoffers door een ongeval met een gevaarlijke stof, ofwel het groepsrisico. Dit risico drukt de kans uit op een ramp van bepaalde omvang in doden.
Voor transportassen zijn regels vastgelegd in de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (CRNVGS), voor buisleidingen in het Besluit externe veiligheid buisleiding (BEVB) en voor bedrijven in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI). Alle drie de besluiten hanteren dezelfde risicobenadering. Voor het plaatsgebonden risico geldt een grens- en een richtwaarde. De beoordeling van het groepsrisico vindt niet plaats door toetsing aan een vaste norm, maar door middel van het afleggen van een verantwoording. Het bevoegd gezag beoordeelt hierbij de aanvaardbaarheid van het groepsrisico in het bestemmingsplan. Met ingang van 1 april 2015 treedt het Besluit transport externe veiligheid in werking.
Beoordeling
Aan de hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven. In de volgende afbeelding is een uitsnede van de Risicokaart weergegeven.
Uitsnede risicokaart
Bron: Risicokaart Nederland
Uit de inventarisatie blijkt dat:
- het plangebied zich niet bevindt binnen de risicocontour van Bevi- en Brzo- inrichtingen dan wel inrichtingen die vallen onder het Vuurwerkbesluit (plaatsgebonden risico).
- het plangebied zich niet bevindt in een gebied waarbinnen een verantwoording van het groepsrisico nodig is.
- het plangebied niet gelegen is binnen de veiligheidsafstanden van het vervoer gevaarlijke stoffen.
- het plangebied niet gelegen is binnen de veiligheidsafstanden van buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.
Voor ruimtelijke ordening in relatie tot de transportroutes is er het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) ontstaan. Dit besluit is gebaseerd op de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de Wet milieubeheer. Gelet op de afstanden van de nieuw op te richten woningen tot de verschillende routes worden hierbij geen knelpunten voorzien.
Conclusie
Gezien het bovenstaande wordt de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt uit een oogpunt van veiligheidsrisico's als een acceptabele ontwikkeling gezien. Ten slotte wordt ten overvloede opgemerkt dat de voorgenomen ontwikkeling zelf geen risico vormt uit het oogpunt van externe veiligheid.
4.2.7 Verkeer
Verkeersbewegingen
De bestaande wegen rondom het plangebied hebben een zodanig capaciteit dat de verkeersafwikkeling en de verkeersintensiteit op deze straten niet negatief beïnvloed zullen worden door het toevoegen van drie woningen op de locatie Eikenstraat 3 en een verplaatsing van de melkveehouderij naar Eikenstraat ongenummerd. Voor de ontsluiting van de locatie Eikenstraat ongenummerd is voorzien in een tweetal
inritten. Rond de nieuwe bebouwing is voldoende erfverharding aanwezig om te kunnen manouvreren met landbouwvoeruigen en vrachtauto's.
Parkeren
Voldaan moet worden aan de normen met betrekking tot de aanwezigheid van voldoende parkeergelegenheid op de drie locaties die in dit plan zijn betrokken. Op basis van de (maximale) mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, heeft een voorlopige toets plaatsgevonden. Voor de woningen op de locatie Eikenstraat 3 wordt per woning 1,6 parkeerplaats gerealiseerd in de te behouden kapschuur, zie volgende afbeelding.
Parkeeroplossing Eikenstraat 3
Bron: Bureau Lubbers
Op de locatie Eikenstraat ongenummerd wordt voorzien in een tweetal parkeerplaatsen bij de bedrijfswoning. Voor het stallen van de traktoren en landbouwmachines is voorzien in een werktuigenberging. Op de locatie Buitensingel 60 is voldoende ruimte aanwezig om op eigen terrein enkele auto's te stallen.
Conclusie
De bestaande infrastructuur is geschikt voor de ontsluiting van de toekomstige woonerven en de melkveehouderij. Op de in het plan betrokken locaties wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Het aspect verkeer vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.
4.2.8 Water
Het aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en waterlast voorkomen worden en kan ook de kwaliteit van het water hoog gehouden worden. Daarom is het noodzakelijk dat gebiedseigen water zo lang mogelijk in het gebied zelf blijft. Dit gebeurt door middel van het afkoppelen van het schone hemelwater (regen) wat op verhardingen valt zo bijvoorbeeld de daken.
Per 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Ook in deze wet is afstemming van ruimtelijke ontwikkelingen en water voor ruimtelijke plannen opgenomen. In de onderstaande tabel wordt aangegeven welke waterthema's voor het bestemmingsplan relevant zijn. Na de tabel volgt een toelichting op de relevante aspecten.
Thema | Toetsvraag | Relevant |
Hoofdthema's | ||
Veiligheid | In het plangebied liggen geen gronden die behoren tot zomer- en/of winterbed van de IJssel. De beleidslijn Ruimte voor de Rivier is niet aan de orde. | Ja |
Riolering en afvalwaterketen | 1. Voorkomen dient te worden dat schoon regenwater wordt afgevoerd via het riool (vasthouden-bergen-afvoeren) 2. In het plangebied ligt riolering en een drukriolering van de gemeente. 3. Er is toename van afvalwater (DWA) | 1. Ja 2. Nee 3. Ja |
Wateroverlast (oppervlaktewater) | 1. Er is toename van verhard oppervlak met meer dan 500 m² dat op de planlocatie moet worden verwerkt. 2. In het plangebied bevinden zich geen natte en laag gelegen gebieden, beekdalen en/of overstromingsvlaktes. | 1. Ja 2. Ja |
Grondwateroverlast | 1. In het plangebied is sprake van een grondwaterfluctuatiezone. 2. Het gebied is aangemerkt als kwelgevoelig. Mogelijk kan kwel optreden in de laaggelegen gebieden. | 1. Ja 2. Ja |
Oppervlaktewaterkwaliteit | Het plangebied ligt nabij de IJssel. In de omgeving van het plangebied is oppervlaktewater aanwezig. De kwaliteit van geloosd of geïnfiltreerd hemelwater moet voldoen aan bepaalde eisen. | Ja |
Grondwaterkwaliteit | Binnen het plangebied ligt geen grondwaterbeschermingsgebied voor een drinkwatervoorziening of infiltratiegebied voor (kwelafhankelijk) natuurgebied. | Nee |
Volksgezondheid | 1. Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. 2. In het plangebied bevinden zich geen gemengde riooloverstorten. | 1. Ja 2. Nee |
Verdroging | 1. Het plangebied bevat geen hydrologische beïnvloedingszones rond natuurgebieden of ecologische wateren. 2. In de omgeving is wel geen gebied aangemerkt als (gering) verdroogd. | 1. Ja 2. Ja |
Natte Natuur | 1. Het plangebied bevat geen hydrologische beïnvloedingszones rond natuurgebieden of ecologische wateren. 2. Het plangebied grenst niet aan een gebied met kwelafhankelijke land- en waternatuur. | 1. Ja 2. Ja |
Inrichting en Beheer | 1. De openbare rioleringswerken zijn in beheer bij de gemeente. 2. Binnen het plangebied bevinden zich geen oppervlaktewateren van het waterschap. 3. Het plangebied betreft voor het grootste deel particulier terrein dat in beheer is bij Landgoed Middachten | 1. Ja 2. Nee 3. Ja |
Aandachtsthema's | ||
Recreatie | In het plangebied bevinden zich geen watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt. | Nee |
Cultuurhistorie | Er zijn geen cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig. | Nee |
In de onderstaande tekst wordt aangegeven in hoeverre waterhuishoudkundige aspecten voor het bestemmingsplan relevant zijn.
Veiligheid
De locaties Eikenstraat ongenummerd en Buitensingel 60 zijn gelegen in het winterbed van de IJssel. Voor beide locaties geldt echter dat de beganegrondvloer van zowel de bestaande en toekomstige bebouwing aanzienlijk hoger ligt dan het maaiveld van de omliggende gronden. Zo is het erf Buitensingel 60 op een bestaande terp gelegen. Deze wordt in het kader van deze ontwikkeling wel deels afgegraven omdat het erf na sloop van de voormalige bedrijfsbebouwing aanzienlijk kleiner wordt. De onderstaande doorsnede van de toekomstige situatie illustreert dit goed.
Doorsnede toekomstige situatie Buitensingel 60
Bron: Bureau Lubbers
Uit een hoogtekaart (zie Bijlage 13 Hoogtekaart Middachterbroek) blijkt dat de beoogde nieuwbouwlocatie aanzienlijk hoger in het landschap is gelegen dan de omliggende weidegronden. Gelet op deze hoogteligging zijn er geen onaanvaardbare veiligheidsrisico's. De waterstand van de IJssel kan hoog zijn, tot 10,80 m + NAP in Ellecom (hoogwater 1993 c.q. 1995). Nadien zijn er diverse projecten uitgevoerd om de rivier meer ruimte te geven. In dit project wordt rekening gehouden met hoge waterstanden door met het peil van de nieuwe bebouwing op Eikenstraat ong. rekening te houden met de te verwachten waterstanden.
Door Rijkswaterstaat worden geen minimale eisen gesteld ten aanzien van het peil van de nieuwe gebouwen. Door de initiatiefnemers is een afweging gemaakt tussen enerzijds het risico op extreem hoge waterstanden en anderzijds de kosten voor het treffen van compenserende maatregelen. Op basis hiervan wordt bij de bouw van de woning en de agrarische bebouwing op Eikenstraat ongenummerd uitgegaan van een peil van 11,40 m + NAP. Daarbij is in ogenschouw genomen dat door een aanzienlijk pakket aan materegelen in het kader van het project 'Ruimte voor de rivier' de kans op dat het water hoogten bereikt als in 1993 en 1995 is afgenomen.
De ontwikkeling van dit plan mag niet ten koste gaan van het bergend vermogen van de Ellecomse polder. In overleg met Rijkswaterstaat zijn locaties aangewezen die ten compensatie van de nieuwe bebouwing op Eikenstraat ongenummerd worden afgegraven voor waterberging. Hiermee wordt voldaan aan het beleid zoals opgenomen in het Barro (zie paragraaf 3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijkeordening). De overeengekomen maatregelen zijn weergeven in de notitie die is opgenomen in Bijlage 14 Compensatie waterberging. In de regels is een voorwaardelijke verplichting opgenomen om de realisatie van de maatregelen voor waterberging te verzekeren. Daarnaast is een Waterwetvergunning vereist. Rijkswaterstaat is in deze bevoegd gezag.
Riolering
Afvoer van schoon regenwater via het riool moet voorkomen worden (vasthouden-bergen-afvoeren). Op de locatie Eikenstraat 3 wordt huishoudelijk afvalwater ingezameld en afgevoerd via riolering. Voor afvoer van afvalwater naar de openbare riolering is de gemeentelijke aansluitverordening van toepassing. De riolering in het gebied moet het afvalwater doelmatig inzamelen en afvoeren. Om riooloverstortingen (bij regenbuien) op oppervlaktewater te beperken moet de riolering voldoende bergingscapaciteit hebben. Dit wordt onder andere bereikt door hemelwater niet af te voeren via de riolering voor huishoudelijk afvalwater.
Op de locatie Eikenstraat 3 en Buitengsingel 60 is riolering aanwezig. Het is niet toegestaan grondwater af te voeren via het (gemengde) riool. Bij nieuwe ontwikkelingen moet met hemelwater worden omgegaan overeenkomstig de provinciale beslisboom hemelwater (hergebruik, infiltratie, afvoeren). Het hemelwater en huishoudelijk afvalwater dient van elkaar gescheiden te blijven. In het plan zijn alle rioleringsvoorzieningen toegestaan (onder andere boven- en ondergrondse infiltratievoorzieningen). Ter voorkoming van bodem- en/of grondwaterverontreiniging moeten uitlogende en/of verontreinigende materiaaltoepassingen vermeden worden.
Op de locatie Eikenstraat ongenummerd wordt het spoelwater van de melkstal geloosd op de kelders onder de stal en gelijktijdig met de mest afgevoerd. Voor het huishoudelijk afvalwater wordt een eigen voorziening (IBA3) getroffen om dit te reinigen alvorens dit wordt geloosd op het oppervlakte water.
Wateroverlast
Hemelwater van woningdaken en terreinverhardingen wordt binnen de planlocatie verwerkt. In het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden. Het gaat daarbij om een waterloop tussen de bronbossen en het nieuwe erf Eikenstraat ongenummerd. Langs deze waterloop wordt een stuk grond afgegraven om waterberging te realiseren. Deze functie wordt gecombineerd met de ontwikkeling van nieuwe natuur. De nieuwe bebouwing op Eikenstraat ongenummerd wordt opgericht in een gebied dat tevens is bestemd voor waterberging. Bij zeer uitzonderlijke waterstanden van de IJssel kan dit overlast betekenen. Door Eelerwoude, zie Bijlage15 Effecten waterhuishouding, is een rapport opgesteld waarin de effecten in kaart zijn gebracht. Op basis hiervan zijn verder geen effecten te voorzien.
Grondwateroverlast
Locatie Eikenstraat ongenummerd:
Deze locatie ligt op een hoge akker in de Ellecomse polder. Hierdoor is de grondwaterstand relatief diep. De gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) bedraagt bij deze locatie volgens de modelberekeningen uit het inrichtingsplan Middachterbroek en Ellecomse polder in de toekomstige situatie 1,5 – 1,75 m. onder de bovenkant van de huidige akker. De bovenkant van de akker bevindt zich volgens het AHN2 op ca. 11,40 m. +NAP. De hoogte van de grondwaterstand wordt daarom geschat op 9,65 - 9,90 m. +NAP. Deze hoogte is gecontroleerd aan de hand van in de winter van 2012 gemeten grondwaterstanden. De hoogte van het erf zal op de hoogte van de kop van de akker worden aangelegd op ca. 11,43 m. +NAP.
Over het algemeen wordt geadviseerd om bij de aanleg van woningen het vloerpeil minimaal 80 cm boven het grondwater te houden. In dit geval wordt ruim aan deze eis voldaan. Tijdens de aanleg van de mestkelder dient tijdelijk grondwaterbemaling te worden toegepast. Omdat de kelder waterdicht wordt afgewerkt wordt geen permanente ontwatering van de bodem noodzakelijk geacht om de kelder droog te houden. Er dient bij de aanleg van de woningen en kelders wel rekening te worden gehouden met het risico op opdrijven van de mestkelder en instroming van grondwater in kruipruimten bij hoge kweldruk tijdens inundatie van de Ellecomse polder. Hier zal bij de uitwerking van het bouwplan rekening mee gehouden moeten worden.
Locatie Eikenstraat 3:
Deze locatie ligt aan de voet van de stuwwal van de Veluwe. Ter hoogte van de geplande bebouwing is op 2-2-2016 een grondwaterstand van 1,5 m. onder maaiveld gemeten (bron: Bodemonderzoek bureau Klijn, 2016). De bodemhoogte van de locatie wordt volgens het AHN geschat op 12,50 m. +NAP.
Over het algemeen wordt geadviseerd om bij de aanleg van woningen het vloerpeil minimaal 80 cm boven het grondwater te houden. In dit geval wordt ruim aan deze eis voldaan. Wanneer een eventuele kelder wordt aangelegd dient tijdelijk grondwaterbemaling te worden toegepast. Omdat de kelder waterdicht wordt afgewerkt wordt geen permanente ontwatering van de bodem noodzakelijk geacht om de kelder droog te houden. Er dient bij de aanleg van de woningen en kelders mogelijk wel rekening te worden gehouden met het risico op opdrijven van de kelder en instromen van grondwater in kruipruimtes bij hoge kweldruk. Hier zal bij de uitwerking van het bouwplan rekening mee gehouden moeten worden.
Locatie Buitensingel 60 :
Deze locatie ligt op een terp in de Ellecomse polder. Hierdoor is de grondwaterstand relatief diep. De gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) bedraagt op deze locatie volgens de modelberekeningen uit het inrichtingsplan Middachterbroek en Ellecomse polder in de toekomstige situatie 1,75 – 200 cm onder de hoogte van het erf. De hoogte van het erf bedraagt volgens het AHN2 (bron: www.ahn.nl) ca. 10,10 m. +NAP. Dit komt overeen met een grondwaterstand van ca. 8,10 – 8,35 m. +NAP. Deze grondwaterstand is gecontroleerd aan de hand van in de winter van 2012 gemeten grondwaterstanden.
Over het algemeen wordt geadviseerd om bij de aanleg van woningen het vloerpeil minimaal 80 cm boven het grondwater te houden. In dit geval wordt ruim aan deze eis voldaan. Er zijn op deze locatie geen concrete bouwplannen. Wanneer bij een mogelijk toekomstige vervanging van de woning een eventuele kelder wordt aangelegd dient tijdelijk grondwaterbemaling te worden toegepast. Omdat de kelder waterdicht wordt afgewerkt wordt geen permanente ontwatering van de bodem noodzakelijk geacht om de kelder droog te houden.
Oppervlaktewaterkwaliteit
De kwaliteit van geloosd of geïnfiltreerd hemelwater moet voldoen aan bepaalde eisen. Om dit te waarborgen mag vervuild water ten gevoge van perssappen uit de kuilvoeropslagen op Eikenstraat ongenummerd niet worden geloosd op het oppervlakte water. Via een voorziening, die is omschreven in het MER, wordt dit vervuilde water afgevoerd naar de kelders onder de ligboxenstal. Door de beëindiging van de agrarische activiteiten op Eikenstraat 3 en Buitensingel 60 worden op die locaties bronnen die het oppervlakte water (kunnen) vervuilen weggenomen.
Grondwaterkwaliteit
De grondwaterkwaliteit wordt verbeterd omdat op de locatie Eikenstraat 3 een bestaande vervuilingsbron wordt weggenomen.
Verdroging
De verdroging in het gebied wordt middels zelfstandige projecten opgepakt. De beëinging van de veehoduerij op Eikenstraat 3 levert een aanvullende bijdrage aan het verminderen van de verdroging van de bronbossen. De toename van verharding door de realisatie van een nieuw erf op Eikenstraat ongenummerd heeft geen negatief effect. In de huidige situatie infiltreert regenwater ongehinderd in de bodem. In de nieuwe situatie wordt dit water opgevangen in een berging waarna het ook in de bodem kan infiltreren. Hiermee leidt de ontwikkeling op Eikenstraat ongenummerd ook niet tot extra verdroging.
Natte natuur
De omstandigheden in de bronbossen ten zuiden van Eikenstraat 3 worden middels dit plan aanzienlijk verbeterd doordat een bron die zorg voor eutrofiëring wordt weggenomen. Ten opzichte van de waardevolle bronbossen ligt het nieuwe erf op Eikenstraat ongenummerd benedenstrooms. Bovendien worden op Eikenstraat ongenummerd aanvullende maatregelen getroffen om te voorkomen dat vervuild erfwater op het oppervlaktewater en zo vervolgens in de natuur komt.
Op deze kaart is te zien dat de zuidoostzijde van bouwlocatie Eikenstraat 3 grenst aan het Kooibos, Fazantenbos en bosperceel Avegoor (zie volgende kaart). Deze percelen staan bekend als de Middachter bronbossen. Met name het Fazantenbos herbergt verschillende verdrogingsgevoelige vegetatietypen, waaronder het Vogelkers-Essenbos, Eiken-Haagbeukenbos en Elzenbronbos (Hanhart, e.a., 2005).
Deze vegetatietypen zijn afhankelijk van de toestroming van kwelwater dat vanuit noordoostelijke richting vanuit de Veluwe richting het Fazantenbos stroomt. Dankzij het feit dat het maaiveld en oppervlaktewaterpeil in de bronbossen lager is dan in het toestromende grondwater, vindt er kwel plaats. Tijdens de kwel worden onder de bronbossen gelegen kalkhoudende leemlagen doorstroomt, waardoor het opwellende water kalkrijk is. Deze omstandigheden maken dit natuurgebied gevoelig voor verdroging.
Locatie natte natuur en HEN-beken
bron: Provincie Gelderland Omgevingsvisie 2015 – gldanders.planoview.nl) en geplande bouwlocaties
Ten zuidoosten van de locatie Eikenstraat 3 bevindt zich de Oude Ruitersbeek. Deze Hen-beek wordt gevoed door de bronnen en kwelsloten in het Fazantenbos.
Bouwlocatie Eikenstraat 3:
Bouwlocatie Eikenstraat 3 grenst aan de zuidoostzijde direct aan het Fazantenbos. Door deze ligging bevindt het Fazantenbos zich in het infiltratiegebied van het opwellende kwelwater.
Verdroging kwantitatief:
Door het feit dat bestaande schuren worden gesloopt en erfverharding zal worden verwijderd, zal de verharde oppervlakte op dit perceel aanzienlijk afnemen. Hierdoor zal de grootte van de infiltratie in de bodem en hierdoor de geconstateerde verdroging van de bronbossen afnemen.
Verdroging kwalitatief:
Doordat het perceel grotendeels wordt ingericht als tuin/natuur, zal de kwaliteit van het toestromende grondwater verbeteren ten opzichte van de situatie in het verleden, waarbij mestresten van het verharde erf afspoelden en via het grondwater richting de bronbossen kon stromen. Dit heeft in het verleden aanleiding gegeven tot hoge stikstofgehalten in dit deel van de bronbossen.
Bij de aanleg van kelders op dit perceel kan de mogelijkheid dat een leemlaag wordt doorgraven niet worden uitgesloten. Daarom zal bij de bouw van een kelder worden gecontroleerd of er sprake is van doorgraving van een leemlaag. Wanneer dit het geval zou zijn, wordt deze leemlaag hersteld, zodat er geen wijziging van kwelstromen zal optreden (zie aparte toelichting over doorgraving leemlaag
Eikenstraat 3).
Effect op Hen-beken:
In het verleden was er regelmatig sprake van een witte neerslag in de Oude Ruitersbeek ten gevolge van de ongewilde afspoeling van mestresten en spoelwater van melktanks vanuit de vroegere boerderij Eikenstraat 3. Door de verplaatsing van de boerderij Eikenstraat 3 naar Eikenstraat ongenummerd is deze ongewenste situatie niet langer aanwezig.
Bouwlocatie Eikenstraat ongenummerd:
Bouwlocatie Eikenstraat ongenummerd bevindt zich 130 m. ten zuiden van het bosperceel met natte natuur Avegoor. Het bevindt zich ca. 45 m. ten westen van de Hen-beek: de Oude Ruitersbeek.
Verdroging kwantitatief en kwalitatief:
Door het aanbrengen van erfverharding en daken, zal de infiltratie in de bodem in eerste instantie afnemen. Het afstromende regenwater van het verharde erft en daken wordt echter richting een nieuw aan te leggen bergingssloot geleid, zodat het alsnog in de bodem zal infiltreren. Alleen bij een dagneerslag groter dan 40 mm, zal er water vanuit de bergingsloot overstorten in de aangrenzende sloot aan de zuidzijde. Dit is in de huidige situatie ook het geval. Er is dus netto geen sprake van minder infiltratie van regenwater.
Regenwater dat op de nieuwe kuilplaats valt, zal niet naar de bergingsloot worden geleid, maar zal in de mestkelder worden opgevangen. De oppervlakte van de kuil en aangrenzende verharde oppervlakte, is echter relatief gering ten opzichte van de gehele bouwlocatie. Gezien deze betrekkelijk geringe afname van de hoeveelheid infiltrerend regenwater op de bouwkavel in combinatie met de relatief grote afstand tot het bronbos Avegoor en Fazantenbos, wordt de verdrogende invloed van de
aanleg van gebouwen en erfverharding verwaarloosbaar geacht. Naast de aanleg van de bouwlocatie worden door het waterschap Rijn en IJssel anti-verdrogingsmaatregelen in de aangrenzende Middachterbroek voorzien, waarvan het positieve effect op de kwel in de percelen natte natuur vele malen groter wordt geacht.
Effect op Hen-beken:
Bij grote hoeveelheden neerslag wordt gebruik gemaakt van een overstort op de Oude Ruitersbeek (zie paragraaf 5.18). Het effect van deze overstort op de waterkwaliteit van de Oude Ruitersbeek wordt om de onderstaande redenen gering geacht:
- In principe is het water van het erf schoon. Door de scheiding van de afvoer van regenwater op en rondom de kuil en de afvoer van regenwater op het overige erf, zal oppervlaktewater met kuilsappen in de mestkelder worden geborgen en zullen deze niet in de bergingsloot terechtkomen.
- Eventuele mestresten die via de wielen van landbouwvoertuigen op het erf zijn achtergebleven worden door de grote hoeveelheid neerslag sterk verdund. Hierdoor zullen de concentraties nutrienten of organische stof in het beekwater gering zijn.
- Tijdens een dagneerslag van meer dan 40 mm kan de kleiige bovengrond van aangrenzende akkers en graslanden de neerslag niet geheel opnemen. Niet geïnfiltreerd regenwater zal daarom over maaiveld naar sloten en vervolgens naar de Oude Ruitersbeek stromen. Doordat de akkers en graslanden regelmatig worden bemest, zullen er na injecteren van mest altijd mestresten op het maaiveld aanwezig blijven. Na beweiding zal er op het land ook mestresten op het maaiveld achterblijven. Deze mestresten zullen na zware neerslag door het over maaiveld afstromende water in de sloten en vervolgens in de beek terecht komen. Het over maaiveld afstromende regenwater zal naar verwachting meer organisch stof en nutriënten bevatten dan het water van het erf. De bijdrage van het in principe schone erfwater, dat voor een deel overstort op het oppervlaktewater, zal daarom verwaarloosbaar zijn ten opzichte de bijdrage van afstromend water van de landbouwpercelen.
- Met name wanneer de bergingsloot is begroeid met o.a. riet en lisdodde, zullen grove delen (brokken stro en stalmest) in de sloot achterblijven en bezinken. Deze zullen daarom naar verwachting niet overstorten in het oppervlaktewater.
Bouwlocatie Buitensingel 60:
Deze locatie bevindt zich op een afstand van 500 m. vanaf de percelen met natte natuur en ca. 440 meter vanaf de Ruiters-Aa.
Verdroging kwantitatief en kwalitatief:
Gezien de aard omvang van de hier voorziene maatregelen (sloop bestaande agrarische gebouwen en deels afgraven terp) en grote afstand tot de percelen natte natuur, wordt het verdrogende effect op natte natuur verwaarloosbaar geacht.
Effect op Hen-beken:
De locatie grenst aan de westzijde aan de Ellecomse beek, die zuidwaarts afwatert op de Hen-beek de Ruiters Aa. Doordat het agrarisch gebruik van het erf verandert in een woon-bestemming zal er niet langer sprake kunnen zijn van eventuele afstroming van meststoffen vanaf het erf richting de Ellecomse beek en vervolgens in de Ruiters-Aa.
Inrichting en beheer
De openbare rioleringswerken in het plangebied zijn in beheer bij de gemeente. Voorwaarden voor aansluiting op het openbare riool zijn vastgelegd in de gemeentelijke aansluitverordening. In het plangebied bevinden zich geen oppervlaktewateren van het waterschap.
4.2.9 Cultuurhistorie
Algemeen
De locaties waarop dit bestemmingsplan betrekking heeft, liggen niet in een beschermd dorpsgezicht. De bestaande boerderij op Eikenstraat 3 is wel aangezen als beschermd monument. De locaties Eikenstraat 3 en Eikenstraat ongenummerd liggen op ruim één kilometer ten oosten van Kasteel Middachten. Buitensingel 60 ligt op nog grotere afstand. Het kasteel en de tuinen zijn Rijksmonument. Het kasteel had vroeger uitgebreide landerijen. Deze behoren nu nog grotendeels tot het landgoed. De gebouwen die tot het kasteel behoren worden herkend aan de kleurstelling: rood en wit. De boerderij op Eikenstraat 3 betreft een pachtboerderij van het landgoed. De boerderij Buitensingel 60 is in het kader van dit project door het landgoed verworven en heeft eerder nooit deel uitgemaakt van Landgoed Middachten.
Het landgoed Middachten is als geheel cultuurhistorisch van onschatbare waarde. Het is immers een rijksbeschermde historische buitenplaats met maar liefst 40 complexnummers. Deze waarden kunnen alleen behouden blijven als voldoende economische dragers aanwezig zijn. Met name de grondgebonden landbouw vervult hierbij door afdracht van pacht en het beheer van de agrarische gronden een essentiële rol. Ook de ontwikkeling van nieuwe woningen binnen het landgoed draagt hier aan bij.
Eikenstraat ong.
De locatie Eikenstraat ongenummerd is onbebouwd. Er zijn ter plaatse geen cultuurhistorische elementen aanwezig. De agrarische hoeves van het Landgoed Middachten hebben zich in het verleden ontwikkeld langs een lint dat globaal loopt van Eikenstraat 3 tot aan het Kasteel Middachten op de overgang van de hogere gronden naar de lagere delen langs de IJssel. Uit het in kader van dit project uitgevoerde archeologisch onderzoek is overigens wel gebleken dat in de periode daarvoor waarschijnlijk wel sprake is geweest van bewoning (zie paragraaf 4.2.10).
Eikenstraat 3
Op de locatie Eikenstraat 3 is de boerderij Borghkeppel gelegen. In opdracht van Landgoed Middachten heeft Stichting In Arcadië een cultuurhistorisch onderzoek naar de locatie Borch Keppel uitgevoerd (Boerderij Borghkeppel te Ellecom, Cultuurhistorische analyse d.d. 25 augustus 2014). Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 17. De belangrijkste conclusies zijn weergegeven op pagina 16 van het rapport:
"De boerderij Borghkeppel behoort sinds 1620 tot het landgoed Middachten. De boerderij maakt geen onderdeel uit, en heeft nooit onderdeel uitgemaakt, van de historische buitenplaats Avegoor. Wel is er door de ligging van de boerderij en de gebeurtenissen in W.O.II een relatie met landgoed Avegoor.
De ruimtelijke hoofdstructuur van Borghkeppel bestaand uit; de boerderij met bakhuis, de Eikenstraat, overerf en omringende landbouwgronden. Deze structuur dateert in essentie al uit de Middeleeuwen en is door de eeuwen heen niet gewijzigd. De Eikenstraat maakt sinds de 17e eeuw onderdeel uit van het historische lanenstelsel van landgoed Middachten. De voortuin en de flankerende open landbouwgronden hebben vanwege hun kenmerkende openheid een markant contrast met het Huispark van Avegoor en de zuidelijker gelegen bronbossen. De boerderij Borghkeppel met toebehoren speelt geen rol in de tuin- en parkaanleg van Landgoed Avegoor zoals ontworpen in 1843 en later.
De gaaf bewaard gebleven hoofdstructuur van Borghkeppel met de rijksmonumentale opstallen heeft als geheel een hoge cultuurhistorische waarde. Als er meer in detail naar de samenstellende onderdelen wordt gekeken ont-staat er een genuanceerder beeld. Het enige oudere element op het over-erf is een restant van een kapberg. Hoewel geen bouwhistorisch onderzoek is verricht lijkt dit element op het eerste gezicht cultuurhistorisch waardevol. De in de tweede helft van de 20e eeuw bijgebouwde moderne bouwwerken ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering op het over-erf en de knechtswoning hebben vanuit cultuurhistorisch oogpunt een indifferente cultuurhistorische waarde."
Door bureau Lubbers is een functieveranderingsplan opgesteld (zie Bijlage 4Functieveranderingsplan Eikenstraat 3) waarin is omschreven op welke wijze het erf wordt herontwikkeld. Uit dit plan blijkt dat de bestaande cultuurhistorische waarden leidend zijn voor de nieuwe invulling. De cultuurhistorisch waardevolle elementen van het erf worden behouden en landschapsontsierende bebouwing wordt gesloopt en maakt plaats voor enkele nieuwe woningen. Hierdoor neemt het bouwvolume op het overerf aanzienlijk af. Daarnaast is de nieuwbouw van een aanzienlijke hogere beeldkwaliteit waarbij zowel de vorm, situering en materiaalgebruik verwijzen naar het verleden. Na realisatie van de plannen komen de historische elementen op het erf beter tot de verf. Vanuit cultuurhistorie is dit dan ook een aanzienlijke verbetering van de situatie. Voor een verdere toelichting wordt ook verwezen naar paragraaf 2.2.3.
Buitensingel 60
De locatie Buitensingel 60 ligt in de zichtlijn van het oude Bergstein. Daarom is door Stichting in Arcadië cultuurhistorisch onderzoek gedaan naar de zichtlijnen van Bergstein, opdat deze mogelijk hersteld c.q. verbeterd kunnen worden. De conclusie uit het rapport (Panoramazicht Bergstein te Ellecom, cultuurhistorische analyse d.d. 25 augustus 2014) luidt: "Het panoramazicht is omstreeks
1851 bewust aangelegd. Het panorama zelf bestaat uit drie delen:
- De overgangszone tussen de Buitensingel en Ruitersbeek is bewust van randbeplanting voorzien om het panoramazicht in te kaderen.
- Het noordoostelijke zicht over de gronden heen die niet tot het bezit van Bergstein behoorden en dat gericht was op de Maartenskerk van Doesburg;
- De zuidwestelijke weilanden die omstreeks 1851 zijn omgevormd tot een parkweide waartoe de bestaande knotwilgensingels werden weggehaald en vervangen door een stoffering van het landschap met solitaire bomen en boomgroepen.
Het panoramazicht is nog nagenoeg gaaf aanwezig en beleefbaar. Het erf Buitengsingel 60 is gerealiseerd tussen de zichtlijnen op en langs de solitaire bomen aan de zuidwestzijde en zicht op de Maartenskerk aan de noordoost-zijde en verstoort het zicht op de Maartenskerk niet. De erfbeplanting onttrekt bebouwing grotendeels aan het zicht. Met de uitvoering van dit plan wordt het erf Buitensingel 60 aanzienlijk verkleind. Daarbij wordt de huidige ontsierende bedrijfsbebouwing in de vorm van een kapschuur en een ligboxenstal gesloopt. Dit levert een bijdrage aan de cultuurhistorische waarde van het Panoramazicht Bergstein.
Ter compensatie van de vermindering van het waterbergend vermogen van de Ellecomse polder wordt onder andere een poel gegraven. Deze poel is obinnen de zogenaamde bolletjes contour van de complex historische buitenplaats Middachtenen is als tuin- en parkaanleg beschermd als Rijksmonument. In Bijlage 18Cultuurhistorische effecten poel Middachten worden de effecten van dit de aanleg van deze poel op het beschermde Rijksmonument beschreven. Hieruit blijkt dat de aanleg van poelen een betrekkelijk nieuw fenomeen is in het gebied van de Middachterbroek. De eerste poel in het gebied is aangelegd in 2014 in het kader van het vernattingsproject. Ondank het feit het gebied van oudsher geen poelen kent, zijn de effecten van het project op de beoogde locatie zodanig minimaal dat er geen sprake is van schade aan het landschapsbeeld en de cultuurhistorische waarde van het gebied.
Gelet op het voorgaande wordt de conclusie getrokken dat de cultuurhistorische waarden op de locaties Eikenstraat 3 en rond het Panoramzicht Bergstein versterkt worden. Op de locatie Eikenstraat ongenummerd wordt een nieuwe boerderij gerealiseerd. Door een zorgvuldige landschappelijk inbedding wordt voldoende rekening gehouden met cultuurhistorische waarden in de omgeving. Indien het totale project in ogenschouw wordt genomen is er sprake van een versterking van cultuurhistorische waarden.
4.2.10 Archeologie
Niet alleen het bovengronds zichtbare kan een waarde vertegenwoordigen. Ook het behoud en de kennis van archeologische waarden vertegenwoordigt een waarde.
De bescherming van deze waarden is per 1 september 2007 wettelijk verankerd in de Monumentenwet 1988. Gemeenten moeten zorgdragen dat in de bestemmingsplannen het belang van de archeologische monumentenzorg wordt meegewogen. Gebeurt dit niet of onvoldoende, dan kan de provincie archeologische attentiegebieden aanwijzen waarvoor de gemeente binnen een door de provincie te bepalen termijn archeologievriendelijke bestemmingsplannen moet hebben vastgesteld. De gemeenteraad heeft in 2008 de archeologienota Uitgediept vastgesteld. Hierin wordt een aantal beleidsvoornemens ten aanzien van archeologie verwoord. Archeologie wordt op grond van deze nota voortaan beschermd via de bestemmingsplannen. Dit laat onverlet dat mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd zijn beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient terstond te gebeuren. Of een vondst van archeologische resten uiteindelijk moet leiden tot behoud van deze resten of een opgraving wordt door de regioarcheoloog bepaald aan de hand van de in de archeologienota uitgewerkte selectiemethode.
Op 26 februari 2013 heeft de gemeenteraad van Rheden de geactualiseerde archeologische verwachtings- en beleidskaart met toelichting vastgesteld, ter vervanging van de verwachtings- en advieskaart die op 28 juni 2008 is vastgesteld. In het op 15 april 2014 vastgestelde 'Parapluplan Archeologie Rheden 2013 en aanpassing regels Buitenplaatsen' is de geactualiseerde archeologische verwachtings- en beleidskaart planologisch geregeld. Zowel op de in dit plan betrokken locaties heeft archeologisch onderzoek plaatsgevonden.
Eikenstraat ongenummerd
Op deze locatie heeft in het najaar van 2015 een archeologisch booronderzoek plaatsgevonden (zie Bijlage 19 Verkennend archeologisch onderzoek 3 locaties). Op basis van de verwachting uit dit onderzoek heeft in het voorjaar van 2016 een inventariserend veldonderzoek in de vorm van proefsleuven plaatsgevonden (zie Bijlage 20 Proefsleuvenonderzoek Eikenstraat ongenummerd). Het primaire doel van dit onderzoek was het toetsen en aanvullen van de gespecificeerde archeologische verwachting voor het onderzochte gebied, waarbij het in eerste instantie ging om het (al dan niet) vaststellen van de aanwezigheid van archeologische grondsporen. Voorts diende het onderzoek zich te richten op de aard, omvang, datering, kwaliteit (gaafheid en conservering) en diepteligging van eventueel aanwezige archeologische grondsporen en resten. Tijdens het proefsleuvenonderzoek zijn diverse grondsporen aangetroffen die vondstmateriaal bevatten dat hoofdzakelijk in de Late Middeleeuwen (12e t/m 14e eeuw) te dateren is. Op basis van de resultaten van het proefsleuvenonderzoek is vastgesteld dat sprake is van een archeologische vindplaats (nederzetting) uit deze periode. Het verbrande bot dat uit een kleine kuil is verzameld, is door middel van een 14C-datering in de Midden of Late IJzertijd gedateerd. Op basis hiervan is geconcludeerd dat het gaat om een crematiegraf, mogelijk een onderdeel van een groter grafveld. De vindplaats is zowel door de hoge fysieke kwaliteit als op basis van de informatiewaarde behoudenswaardig. Gelet op de aanwezige archeologische waarden vindt voor de realisatie van de nieuwe bebouwing een opgraving plaats. Dit staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
Eikenstraat 3
Op de locatie Eikenstraat 3 is een archeologisch bureauonderzoek en een verkennend boordonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 19 Verkennend archeologisch onderzoek 3locaties). Hieruit blijkt dat deze locatie op de overgang ligt van droge dekzand- op smeltwaterafzettingen naar verspoelde, nattere zandgronden. De noordoostzijde maakt deel uit van het laat-middeleeuwse erf Borg Keppel (15e eeuw). Binnen het plangebied hebben met zekerheid een schaapskooi en een hooimijt uit de 17e/18e eeuw of ouder gestaan. Na sloop van de opstallen vindt vervolgonderzoek plaats. Dit vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
Buitensingel 60
De locatie Buitensingel 60 is gelegen op een terp die is aangebracht in de jaren zeventig van de vorige eeuw. Uit het onderzoek (zie Bijlage 19 Verkennendarcheologisch onderzoek 3 locaties) blijkt dat met de uitvoering van dit plan geen lagen met een archeologische verwachting worden geraakt.
Locaties watercompensatie
Ter compensatie van het oprichten van nieuwe bebouwing ter plaatse van Eikenstraat ongenummerd vindt compensatie van waterberging plaats. Hiervoor wordt, naast gedeeltelijke afgraving van de terp Buitensingel 60, een strook grond langs de bronbossen afgegraven en een poel aangelegd. Op beide locaties heeft archeologisch onderzoek plaatsgevonden (zie Bijlage 21 Verkennend archeologisch onderzoekwaterberging). Tijdens het veldonderzoek zijn geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van (een) intacte archeologische vindplaats(en) aangetroffen.
Gelet op het voorgaande vormt het aspect archeologie geen belemmering voor de uitvoering van het plan mits de aanbevelingen uit de hierboven beschreven onderzoeksrapporten in acht worden genomen.
4.2.11 Ecologie
Hoofdstuk 5 Beschrijving Bestemmingsplan
De regels en de verbeelding zijn dusdanig van opzet, dat de ruimtelijke uitgansgpunten van het plan worden gewaarborgd.
Het Functieveranderingsplan voor Eikenstraat 3 en de inrichtings en beeldkwaliteitsplannen voor de locaties Eikenstraat ongenummerd en Buitengsingel 60 zijn als voorwaarde gekoppeld aan de regels van het bestemmingsplan. Daarnaast is in de regels vastgelegd dat binnen een termijn van zes maanden na de ingebruikname van Eikenstraat ongenummerd de voormalgie agrarische gebouwen en andere bouwwerken aan de Eikenstraat 3 en Buitensingel 60 zijn gesloopt.
De landschappelijke inpassing en de sloop van een deel van de bebouwing op Eikenstraat 3 en Buitensingel 60 maakt dus een juridisch onderdeel uit van de planopzet. Van belang is, dat daarnaast de welstandsnota een zelfstandig toetsingskader vormt. Naast een toets aan het bestemmingsplan en bijbehorend landschaps- en beeldkwaliteitsplan, zal bij de beoordeling van concrete bouwplannen dus ook een toets aan de welstandsnota plaats vinden.
De te realiseren melkveehouderij op de locatie Eikenstraat ongenummerd is bestemd als Agrarisch met waarden - natuur en landschap. Het gebied waar bebouwing en erfverhadering mag worden gerealiseerd is voorzien van een bouwvlak. Vanwege het feit dat de maximale mogelijkheden die het plan biedt onderzocht moet zijn in de m.e.r. één op één vertaald moet worden in het bestemmingsplan is het uitgangspunt om zowel de maximale dieraantallen als de maximale ammoniakemissie en maximale bebouwingsoppervlakte in vierkante meters staloppervlak vast te leggen. Dit heeft vorm gekregen door een directe relatie te leggen met de aan de melkveehouderij verleende vergunning op grond van de Wet Natuurbescherming.
De woningen op Eikenstraat 3 en Buitensingel 60 zijn geregeld binnen de bestemming Wonen. De situering van de woningen is per woning dan wel per woongebouw geregeld, waarbij op de verbeelding is aangegeven of het een vrijstaande woning of een geschakelde woning betreft. De goot- en bouwhoogtes van de nieuwe woningen zijn per bouwvlak bepaald. Voor de bestaande woningen geldt dat de bestaande situering en de bestaande maatvoeringen uitgangspunt zijn.
Bijgebouwen mogen binnen en, waar van toepasing, buiten het bouwvlak worden gebouwd. De te hanhaven kapschuur is daarnaast aangegeven met de aanduiding 'bijgebouw'. Echter, voor een groot deel van de percelen bij de woningen geldt, dat de bestemming Tuin is opgenomen. Deze bestemming is toegekend aan de perceelsgedeelten waarvoor bebouwing met gebouwen/overkappingen vanwege de ruimtelijke uitstraling uitdrukkelijk niet gewenst wordt gevonden. Vanuit stedenbouwkundig en landschappelijk oogpunt voor is gekozen om de bestaande kapschuur in te richten voor parkeren. Dit is aangegeven op de verbeelding.
Het verharde gedeelte van het overerf dat dient als ontsluiting voor de nieuw te bouwen woningen en de bestaande kapschuur is bestemd als Verkeer - Erf.
Ten aanzien van verlichting geldt dat de stallen ten behoeve van het houden van vee alleen mogen worden gebruikt wanneer de hoofdverlichting alleen in gebruik is tussen 6:00 en 23:00. Daarbij geldt dat de lichtsterkte op vloerniveau van de stal maximaal 100 lux mag bedragen en dat de armaturen voor de verlichting op maixmaal halverwege de dakhelling of hoger naar binnen gericht moeten worden opgehangen om lichtuitstraling naar buiten te voorkomen.
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Algemeen
Een bestemmingsplan is een juridisch instrument waarbij de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de grond en de opstallen zijn vastgelegd. Het plan is voor iedereen juridisch bindend: burger, bedrijf of overheid.
In de digitale omgeving zijn de bestemming en de daarbij geldende regels reeds gekoppeld. Daarnaast kan gebruik worden gemaakt van een verbeelding op papier. Nadat op de verbeelding de locatie is opgezocht waarover informatie wordt gewenst, kan in de regels worden nagelezen welke mogelijkheden zijn vastgelegd. Uit het samenstel van de verbeelding en de regels blijkt wat wordt toegelaten. De digitale versie is bindend bij een verschil met de papieren versie.
De toelichting is een beschrijving van de keuzes die in het bestemmingsplan zijn gemaakt en bevat de resultaten van het overleg met gemeenten, waterschappen en diensten van de provincie en rijk wiens belangen in het plan in geding zijn.
Per 1 januari 2010 geldt de verplichting dat bestemmingsplannen volgens een landelijke digitale opzet (digitale standaarden) worden opgesteld. De Wro geeft voorts een aantal verplichtingen, die bij de totstandkoming van een bestemmingsplan gevolgd moeten worden. Daarmee wijkt onderhavig bestemmingsplan in de (benaming) van bestemmingen, gebruikte symbolen en de (opbouw) van regels af van de systematiek zoals die voorheen is gehanteerd. Aansluiting is gezocht bij het recent is procedure gebrachte bestemmingsplan 'De Steeg 2015'. Daarnaast heeft gelet op de specifieke wensen ten aanzien van de voorliggende locatie maatwerk plaatsgevonden.
6.2 Procedure
De tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan met de daarbij behorende stukken en het ontwerpbesluit, moet worden gepubliceerd waarbij de gelegenheid wordt geboden om zienswijzen in te dienen bij de gemeenteraad. Nadat de gemeenteraad een besluit over de vaststelling van dit bestemmingsplan heeft genomen, ligt het plan wederom ter inzage. Belanghebbenden die een zienswijze hebben ingediend, evenals belanghebbenden die niet kunnen worden verweten geen zienswijze te hebben ingediend, kunnen dan in beroep gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Tegen de wijzigingen die bij de vaststelling in het bestemmingsplan zijn aangebracht, kan iedere belanghebbende beroep instellen. De herziening treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als geen beroep is ingesteld.
Is wel beroep ingesteld dan treedt de herziening ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak op het beroepschrift.
6.3 Verbeelding En Regels
De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridisch bindend deel van het bestemmingsplan. Ze moeten in samenhang worden bezien en toegepast.
6.3.1 Verbeelding
Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemmingen de gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Ter nadere invulling c.q. verbijzondering van deze bestemmingen is de verbeelding voorzien van aanduidingen. Op basis van de aanduidingen worden functies aan de bestemming toegevoegd of verwijderd, of worden aanwijzingen gegeven ten aanzien van aantallen of maatvoeringen. De verbeelding moet worden bezien in samenhang met de regels. Voor de verdere uitleg hiervan wordt verwezen naar onderstaande uitleg onder 6.3.2.
Voor de beschrijving van het bestemmingsplan wordt verwezen naar Hoofdstuk 5 .
6.3.2 Regels
De planregels zijn verdeeld over vier hoofdstukken:
Inleidende regels
In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de planregels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de planregels te waarborgen. Ook is de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels bepaald (artikel 2);
Bestemmingsregels
In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Per bestemming is het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels en, eventueel, ook een aanlegvergunningstelsel opgenomen.
Als er dubbelbestemmingen zijn worden die ook in dit hoofdstuk opgenomen. Die komen, ook in alfabetische volgorde, achter de bestemmingsregels. Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen de (mogelijke) afwijkingsmogelijkheden met betrekking tot de bouw en/of het gebruik.
Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsregels ook in andere regels relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moeten worden. Alleen zo ontstaat een volledig beeld van hetgeen is geregeld.
Algemene regels
In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Denk aan de anti-dubbeltelregel en de regels met betrekking tot mogelijke binnenplanse afwijkingen. Een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid is, zoals het woord het al zegt, een mogelijkheid in het bestemmingsplan zelf om af te wijken van de regels uit datzelfde bestemmingsplan. Dit in tegenstelling tot 'buitenplanse' afwijkingsmogelijkheden.
De (bestemmings)regels moeten altijd in samenhang met de algemene regels worden gelezen vóórdat op basis van de bestemmingregels interpretaties worden verricht.
In dit hoofdstuk worden ook regels gegeven over het ondergronds bouwen. Daarbij zal in voorkomende gevallen door middel van een geohydrologische onderzoek aangetoond moeten worden dat grondwaterstromen niet worden verstoord.
De oppervlakte van een ondergrondse ruimte wordt niet meegeteld indien een maximum is gesteld.
Ten aanzien van de vereiste parkeergelegenheid op het bijbehorende terrein, wordt verwezen naar de bijlage Parkeernormen bij onderhavig plan. Wat voldoende is, wordt op basis van de normen van niet alleen bepaald bij de beoordeling van een bouwaanvraag, maar ook bij een wijziging in het gebruik.
Overgangs- en slotregels
In het laatste hoofdstuk wordt het overgangsrecht geregeld en wordt bepaald hoe het bestemmingsplan heet (de slotregel).
Voor zover relevant worden de planregels hierna nog artikelsgewijs nader toegelicht.
Begrippen
Voor een goede uitleg van de regels moeten de begripsbepalingen correct worden toegepast. Zij bieden uitsluitsel over de gebruikte termen en zijn doorslaggevend bij de interpretatie van de regels.
Ten aanzien van het begrip 'bijgebouw' kan nog worden opgemerkt dat expliciet niet is gekozen voor de term 'bijbehorend bouwwerk' waar in de Wabo van wordt gesproken. Dit vloeit voort uit de keuze om in beginsel geen functieonderscheid voor te schrijven tussen hoofd- en bijgebouw.
Opgemerkt wordt dat een carport onder het begrip overkapping valt.
Wijze van meten
Dit artikel geeft aan hoe dient te worden gemeten. Bij het toepassen van de betreffende regels (zoals opgenomen in de algemene aanduidingsregels van dit plan) dient dus te worden gemeten conform de aangegeven meetmethodiek.
Agrarisch met waarden- Natuur en landschap
Deze bestemming ziet op de gronden welke niet bij de woonpercelen behoren en een agrarisch gebruik c.q. een agrarische uitstraling kennen/gaan kennen.
De omvang van de melkveehouderij aan de Eikenstraat ongenummerd is specifiek vastgelegd om mogelijke effecten op Natura 2000 ten gevolge van stikstofdepositie uiut te sluiten.
Landschappelijke inpassing dient plaats te vinden zoals aangegeven in de aan de regels gekoppelde inrichtingsplannen.
Verder kent het plan ook hier de vereiste van een omgevingsvergunning voor nader genoemde werken en werkzaamheden. Van belang is, dat beplantingen en bomen die worden aangebracht in het kader van de landschappelijke inpassing, niet vergunningsplichtig zijn. Het verwijderen daarvan evenwel is wel vergunningsplichtig.
Tuin
Binnen deze bestemming zijn geen gebouwen toegestaan. Landschappelijke inpassing dient plaats te vinden zoals aangegeven in de aan de regels gekoppelde inrichtingsplannen.
Verder kent het plan ook hier de vereiste van een omgevingsvergunning voor nader genoemde werken en werkzaamheden. Van belang is, dat beplantingen en bomen die worden aangebracht in het kader van de landschappelijke inpassing, niet vergunningsplichtig zijn. Het verwijderen daarvan evenwel is wel vergunningsplichtig.
Wonen
Deze bestemming betreft zowel de bestaande als de geprojecteerde woningen met uitzondering van de bedrijfswoning op Eikenstraat ongenummerd.
Ingevolge de begripsbepaling van het begrip woning moet sprake zijn van een huishouden. Onder het begrip huishouden wordt niet alleen een gezin verstaan. Ook minder traditionele woonvormen verdragen zich met de bestemming Wonen, mits sprake is van nagenoeg zelfstandige bewoning met een zekere mate van verbondenheid tussen de bewoners. De nadruk ligt op het wonen en niet op het bieden van zorg en begeleiding. Een instelling die zich richt op bijvoorbeeld het begeleiden van mensen met een verstandelijke of lichamelijke beperking die in groepsverband samen wonen en gebruik maken van gemeenschappelijke voorzieningen, geen permanente begeleiding behoeven en waarbij het de bedoeling is dat zij zo zelfstandig mogelijk functioneren, ook al is 24 uur per dag begeleiding aanwezig, past binnen dit begrip. Voor de inzichtelijkheid is daartoe het begrip bijzondere woonvorm opgenomen in het bestemmingsplan. Een instelling waar de behandeling van de bewoners voorop staat, past derhalve niet binnen de bestemming. Wel binnen de bestemming past bijvoorbeeld een woongroep van mensen met een beperking die elders worden behandeld.
Ten aanzien van zorgwoningen kan nog worden opgemerkt, dat ook deze binnen de bestemming 'wonen' standaard mogelijk zijn. De zorgwoning is een verbijzondering van het bredere begrip 'woning'.
Per bouwvlak is in beginsel 1 woning is toegestaan, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven. De aantallen zijn afgestemd op de geprojecteerde woningen respectievelijk op de al aanwezige woningen. De benaming van de aanduidingmaximum aantal wooneenheden vloeit voort uit de keuze die in de landelijke standaard is gemaakt. De term 'wooneenheden' heeft in deze geen op zichzelf staande betekenis, gedoeld wordt op het aantal woningen. De aanduiding 'vrijstaand' spreekt voor zich.
Verder is het toegelaten dat een bewoner aan huis een beroep of bedrijf uitoefent. Hiervoor gelden voorwaarden. De aan huis gebonden beroepen zijn krachtens jurisprudentie standaard toegestaan; in de begripsbepalingen is aangegeven om welke beroepen het gaat. De bedrijfsactiviteiten aan huis vormen een aanvulling hierop. In de Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis - opgenomen als Bijlage5 Lijst van bedrijfsactiviteiten aan huis na te lezen welke bedrijven dit betreft. Als een beroep niet past binnen de begripsbepaling dan wel een bedrijf niet voorkomt op deze lijst is afwijking eventueel mogelijk mits voldaan wordt aan de aangegeven criteria. Opgemerkt wordt dat ten aanzien van de vereiste parkeergelegenheid op het bijbehorende terrein, derhalve ook bij de uitoefening van een bedrijf of beroep aan huis, voorwaarden zijn gesteld. In deze bijlage zijn onder andere bruikbaarheidsvereisten en de normen per functie vastgelegd.
Er is een onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen en bijgebouwen. De hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, de bijgebouwen (en overkappingen) mogen daarnaast ook gebouwd worden op de gronden buiten het bouwvlak. Van belang is dat het verschil met het hoofdgebouw bestaat uit een bouwkundige/architectonische ondergeschiktheid. Functionele ondergeschiktheid is op basis van het bestemmingsplan uitdrukkelijk niet aan de orde. Op het overerf van Eikenstraat 3 zijn vrijstaande bijgebouwen niet toegestaan. De functie van de bijgebouwen is om stedenbouwkundige, landschappelijke en cultuurhistorische reden ondergebracht in de te behouden kapschuur. Voor de locatie Buitensingel 60 is een ruimere bijgebouwenregeling opgenomen om het hobbymatig houden van enkele paarden mogelijk te maken.
Waarde - Archeologie
Deze dubbelbestemmingen zijn gebaseerd op het archeologiebeleid in de gemeente Rheden.
In de regels van de verschillende dubbelbestemmingen wordt de bescherming van de archeologische waarden geregeld via een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (voorheen de aanlegvergunning). Zonder een dergelijke vergunning mag niet zomaar de grond worden geroerd, en daardoor blijven de (mogelijke) archeologische waarden in de grond onaangeroerd. De vergunningsplicht ziet er op toe dat éérst inzicht ontstaat in de mogelijke waarde van de bodem waarna, op basis van een afweging, alsnog een vergunning afgegeven kan worden voor het roeren van de bodem. Om inzicht in de mogelijke waarde van de bodem op het gebied van archeologie te verkrijgen is onderzoek nodig. Dit onderzoek zal vaak een archeologisch bureauonderzoek zijn gevolgd door een archeologisch booronderzoek. Deze dienen uitgevoerd te worden door deskundige onderzoekers die voldoen aan de benodigde certificeringen. Op basis van die eerste onderzoeken kan vervolgonderzoek nodig zijn (proefsleuvenonderzoek en eventueel opgraven). Indien aangetoond kan worden dat binnen (bepaalde delen van) het te onderzoeken gebied geen archeologische waarden meer aanwezig kunnen zijn, kan (met betrekking tot deze delen) worden afgezien van archeologisch onderzoek.
Voor de verschillende te onderscheiden gebieden geldt dat een omgevingsvergunning nodig is voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (voorheen aanlegvergunning genaamd). Waarbij de oppervlakte van de bodemingreep en de diepte ervan bepalen of een omgevingsvergunning nodig is of niet. Er moet dus aan beide criteria worden voldaan voordat een omgevings- vergunning nodig is. De diepte is daarbij maatgevend op het diepste punt (dus een ingreep boven de maatgevende oppervlakte en op één punt dieper dan de maatgevende diepte is vergunningplichtig).
De volgende gebieden worden onderscheiden waarbij per gebied het maatgevend minimale oppervlakte (in vierkante meters) wordt aangegeven als ook de maatgevende diepte (in strekkende centimeters).
Verwachtingswaarde | categorie-indeling volgens archeologische beleidskaart | onderzoek noodzakelijk bij bodemingrepen | Dubbelbestemming |
terrein van cultuurhistorische waarde, opgehoogd erf, buitenplaats, kasteelterrein, kern historische nederzetting | aandachtsgebied | groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm | Waarde - Archeologie 1 |
hoge verwachting, waarschijnlijk goede conservering | aandachtsgebied | groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm | Waarde - Archeologie 1 |
hoge verwachting, mogelijk goede conservering | aandachtsgebied | groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm | Waarde - Archeologie 1 |
middelhoge verwachting | onderzoeksgebied | groter dan 250 m2 en dieper dan 30 cm | Waarde - Archeologie 2 |
lage verwachting | archeologisch gebied met lage verwachting | groter dan 2500 m2 en dieper dan 30 cm | Waarde - Archeologie 3 |
water | waterbodems | groter dan 2500 m2 en dieper dan 30 cm | Waarde - Archeologie 3 |
bekende archeologische vindplaatsen en een straal van 25 m daaromheen | groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm | Waarde - archeologie 1 |
Specifiek ten aanzien van het voorliggende plan kan worden vermeld dat reeds archeologisch onderzoek is verricht. Aan een deel van de regeling is dus al invulling gegeven. Uit het onderzoek is naar voren gekomen, dat op bepaalde plekken opgraven noodzakelijk zal zijn.
Anti-dubbeltelregel
Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze zou zich kunnen voordoen indien een deel van een bouwperceel dat al bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage was betrokken wederom bij een dergelijke berekening, doch nu ten behoeve van een ander bouwperceel wordt betrokken.
Algemene bouwregels
Voor diverse geringe bouwonderdelen geldt, dat deze bij de toets aan de planregels als zodanig buiten beschouwing worden gelaten. Daarnaast is een regeling voor ondergronds bouwen opgenomen. Hoofdregel is, dat hetgeen bovengronds is toegestaan, ook ondergronds kan worden toegestaan. Daarnaast zijn enkele verbijzonderingen opgenomen. De tekst van de regeling volgt uit het Bro. Dit laat wel onverlet het feit dat er geen negatieve geohydrologische gevolgen verwacht mogen worden.
Algemene gebruiksregels
Voor de redactie van dit artikel is de algemene formulering aangehouden. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. In beginsel is de bestemmingsomschrijving van de betreffende bestemming bepalend.
In verband met het schrappen van het bordeelverbod is expliciet opgenomen dat onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening in ieder geval wordt verstaan het (laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting. Om discussie te voorkomen is dit expliciet opgenomen. Met deze regeling wordt aangesloten bij het beleid van de gemeente Rheden om dit niet toe te laten in onderhavige kern.
Ten aanzien van de landschappelijke inpassing van de verschillende locaties en de sloop van de bedrijfsbebouwing op Eikenstraat 3 en Buitensingel 60 is een geborgde fasering opgenomen.
De regeling bevat ook een verwijzing naar de opgenomen regels over het verrichten van werken en werkzaamheden (voorheen: aanlegvergunningenstelsel). Het verwijderen van de landschappelijke inpassing wordt hiermee tegengegaan. Het aanleggen van de landschappelijke inpassing is overigens niet vergunningsplichtig.
Landschappelijke inpassing die om enigerlei reden verloren is gegaan dient binnen een half jaar na constatering te worden hersteld.
Met de omschreven regeling is beoogd te komen tot een integraal stelsel dat ziet op de totstandkoming en instandhouding van de gehele landschappelijke inpassing.
Verder wordt nog voorzien in een regeling ten aanzien van het parkeren en de parkeernormen. De parkeernormen zijn voor alle bestemmingen van toepassing. Zij zijn als bijlage bij de regels opgenomen en maken als zodanig onderdeel uit van de regels van het voorliggende bestemmingsplan.
Ten aanzien van verlichting zijn in de algemene gebruiksregels bepalingen opgenomen om lichtsuitstraling naar buiten zoveel mogelijk te beperken.
Algemene afwijkingsregels
Aan burgemeester en wethouders wordt hier de bevoegdheid gegeven om af te wijken van de bestemmingsregels. Evident is dat niet alle afwijkingsregels op alle bestemmingen van toepassing zijn. Voorts is van belang dat het bestaan van de bevoegdheid niet mag leiden tot een automatisme in het afwijken: conform de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moeten burgemeester en wethouders de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen afwegen. Overigens is de bevoegdheid beperkt in die zin dat geen omgevingsvergunning voor afwijken mag worden verleend indien onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een aantal met name genoemde belangen.
Algemene procedureregels
Op het stellen van nadere eisen zijn de algemene procedureregels van toepassing. Het is nodig deze in het bestemmingsplan te regelen omdat de Awb hierin niet voorziet.
Overgangsrecht
De redactie van dit recht volgt uit het Bro. Bij het overgangsrecht wordt onderscheid gemaakt naar bouwwerken en gebruik.
Bij bouwwerken gaat het er om of ze op de peildatum in enigerlei opzicht afwijken van het plan. Doorgaans betreffen die afwijkingen de bouwregels. Ze mogen gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd of na een calamiteit worden herbouwd, mits de bestaande afwijkingen naar hun aard niet worden vergroot. Bij de vraag of de afwijking wordt vergroot kan ook het gebruik relevant zijn. Van de mogelijkheid tot gedeeltelijke vernieuwing of verandering zijn uitgesloten de illegale bouwwerken. Daaronder worden verstaan de bouwwerken die zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning - voor zover vereist - zijn gebouwd in strijd met het toen geldende bestemmingsplan.
Voor een vergroting van de inhoud van een bouwwerk met niet meer dan 5% kan met een omgevingsvergunning eenmalig worden afgeweken. Peildatum voor bouwwerken is het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.
Ten aanzien van het gebruik is bepaald dat bestaand, met het plan strijdig gebruik mag worden voortgezet. Een uitsluitingsclausule is opgenomen voor gebruik dat al in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. Deze regel laat de wrakingsjurisprudentie onverlet.
6.4 Reikwijdte Bestemmingsplan
Om te beoordelen of een ontwikkeling kan worden gerealiseerd, is het soms niet voldoende om alleen af te gaan op de inhoud van het bestemmingsplan. Ook indien het bestemmingsplan een ontwikkeling toestaat, kan het voorkomen dat andere regelgeving of dat gesloten verdragen de daadwerkelijke uitvoering verhinderen of pas na bijvoorbeeld vergunningverlening of onderzoek mogelijk maken.
De kaders die het bestemmingsplan biedt ten aanzien van nieuwe bouwmogelijkheden/bouwplaninitiatieven, bieden geen garantie voor de te verlenen omgevingsvergunning voor het bouwen. Bouwplannen zullen naast de toets aan onderhavig bestemmingsplan tevens worden getoetst aan, en dienen te voldoen aan, zowel het landelijke Bouwbesluit als de bouwverordening (vastgesteld door de gemeenteraad). Daarbij adviseert de (onafhankelijke) welstandscommissie of het bouwplan op basis van de Welstandsnota (vastgesteld door de gemeenteraad) voldoet aan redelijke eisen van welstand.
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
De ontwikkelingen die dit bestemmingplan mogelijk maakt leiden per saldo tot een positief saldo van € 104.500.
Exploitatie ontwikkelingen | |
Opbrengsten | € 1.800.000 |
Kosten | -€ 1.695.500 |
Saldo | € 104.500 |
De opbrengsten worden gegenereerd uit het uitgeven van grond in erfpacht voor de nieuw te bouwen boerderij en de woning locaties, alsmede huurinkomsten. De jaarlijkse canons en huren zijn hierbij gekapitaliseerd.
De kosten hebben betrekking op algemene bestemmingsplan (incl. MER) kosten, inbrengwaarden gronden, kosten ontwikkeling, sloop en bouwrijp maken, kosten afgraven t.b.v. waterberging, kosten erf inrichting, afwaardering gronden en financiering- en risico kosten.
De ontwikkeling voldoet aan de voorwaarden welke in de notitie rekenmethode compensatie functieveranderingen buitengebied van de gemeente Rheden worden gesteld. De te nemen compensatiemaatregelen zijn omschreven in paragraaf 3.3.5 van deze toelichting. Zij zijn als kostenpost betrokken bij de totale exploitatieopzet.
Het perceel is geen eigendom van de gemeente en de particuliere eigenaar draagt de
kosten van het bouwplan en eventuele gemeentelijke maatregelen op het perceel of in
het openbaar gebied. De eigenaar vrijwaart de gemeente van planschade. Daarmee is
het verhaal van kosten voldoende verzekerd en behoeft geen exploitatieplan te
worden vastgesteld. Realisatie binnen de planperiode door de eigenaar is reëel. De
ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt betreft een bouwplan waarvoor
op grond van de Wro een grondexploitatieplan behoeft te worden opgesteld, tenzij de
kosten anderszins zijn verzekerd. Dat laatste is hier het geval.
Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
8.1 Vooroverleg En Inspraak
kader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening wordt vooroverleg gepleegd met de besturen van de betrokken gemeenten, waterschappen en met diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor een goede ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in geding zijn.
Van de kant van de provincie Gelderland en het rijk is bericht in welke gevallen zij vooroverleg nodig vinden.
beoordeling
In het kader van het bepaalde in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening heeft overleg plaatsgevonden met de volgende instanties:
a. Provincie Gelderland
b. Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland - Midden
c. Waterschap Rijn en IJssel
d. Rijkswaterstaat Oost-Nederland
De resultaten van het vooroverleg zijn hieronder samengevat weergegeven. Daarbij is tevens de gemeentelijke reactie hierop weergegeven. Verder zijn de reacties als bijlage opgenomen bij deze toelichting.
ad a. Provincie Gelderland
Opmerkingen
Het plangebied ligt voor het overgrote deel in de Groene Ontwikkelingszone. Het gaat daarbij om agrarische erven en agrarische productiegrond. In artikel 4.2.2 van de Omgevingsvisie is als doelstelling genoemd:
'Ruimte bieden voor de verdere ontwikkeling van functies die hier aanwezig zijn en passen, in het bijzonder de grondgebonden landbouw, het landgoedbedrijf en de extensieve openluchtrecreatie'.
De natuurwaarden in het gebied ten zuiden van Ellecom worden negatief beïnvloed door de aanwezigheid van het erf aan Eikenstraat 3. Verplaatsing van het erf is van groot belang voor de instandhouding van deze natuur. In de bijlage 'passende beoordeling' is het positieve effect op de natuur van de bedrijfsverplaatsing correct omschreven. Daarnaast is van belang dat het plan nieuwe natuur toevoegt in de Groene Ontwikkelingszone.
Geconcludeerd wordt dat het beleid goed dis verwekt in het plan. Er is sprake van een passende functie in combinatie met versterking van de natuurwaarden.
Reactie
Deze opmerkingen ondersteunen het plan en leidt dan ook niet tot aanpassing van het plan.
Opmerkingen
Artikel 3.4.1 van de Omgevingsverordening geeft aan dat de provincie zich bij grondgebonden landbouw onder meer richt op ondersteuning van een goede verkavelingsstructuur, ruimtelijke kwaliteit bij groei van grondgebonden veehouderijbedrijven en het bevorderen van de weidegang. Er is sprake van de verplaatsing van een grondgebonden agrarisch bedrijf. De bedrijfsomvang van een grondgebonden bedrijf is niet begrensd in het provinciaal beleid. Getoetst wordt op ruimtelijke aanvaardbaarheid en een goede landschappelijke inpassing. Omschakeling naar een niet-grondgebonden bedrijf is niet toegestaan (artikel 2.5.2.2 Omgevingsverordening).
Dit beleid is goed verwerkt in het plan. De verplaatsing is van groot belang voor de natuurwaarden én voor het goed functioneren van het agrarische bedrijf. De verkaveling wordt sterk verbeterd en de weidegang wordt vergemakkelijkt. Er is een goede afweging gemaakt over locatiekeuze en landschappelijke inpassing.
Reactie
Deze opmerkingen ondersteunen het plan en leidt dan ook niet tot aanpassing van het plan.
ad b. Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland - Midden
Opmerkingen
Voor wat betreft fysieke veiligheid wordt opgemerkt dat het plangebeid op een dusdanige afstand ligt van risicobronnen dat er geen aanleiding is voor advisering over rampenbestrijding. Wel dient bij de uitwerking aanvullend advies gevraagd te worden over bluswatervoorzieningen en bereikbaarheid op planniveau voor de brandweer .
Reactie
Bij de uitvoering zal worden gevraagd om bedoelde aanvullende advisering.
Opmerkingen
Uit oogpunt van gezondheid is in het voorontwerpbestemmingsplan vooral de afstand tussen de nieuwe locatie voor de veehouderij en de gevoelige bestemmingen van belang. Dit punt is meegenomen in de toelichting en de afstand blijkt voldoende. De afstand van de veehouderj tot de woonkern Ellecom is zelfs groter dan voorheen. Er is daarom geen bezwaar of aanleiding voor aanvullend advies.
Reactie
Deze opmerking nemen wij gelet op de inhoud voor kennisgeving aan.
ad c. Waterschap Rijn en IJssel
Opmerkingen
Het waterschap kan instemmen met het plan. Wel waren er nog vragen over de onderhoudsstrook die blijkens het inrichtingsplan is gelegen op het erf van de nieuwe bedrijfslocatie.
Reactie
Over de onderhoudsstrook heeft nader overleg plaatsgevonden met het waterschap. Op basis van het overleg met het waterschap is het inrichtingsplan aangepast. Er is in het inrichtingsplan na aanpassing uitgegaan van een draaicirkel van 6 meter. Daarnaast is de noordelijke beplanting buiten het schouwpad gelaten en is overeengekomen dat het schouwpad obstakelvrij blijft ten behoeve van onderhoudswerkzaamheden. Op basis van deze aanpassingen heeft het waterschap aangegeven in te stemmen met de voorgenomen ontwikkeling.
ad d. Rijkswaterstaat Oost-Nederland
Opmerkingen
Rijkswaterstaat heeft geen opmerkingen ten aanzien van het plan.
Reactie
Gelet op de inhoud wordt dit voor kennisgeving aangenomen.
conclusie
De gemaakte opmerkingen hebben niet geleid tot aanpassingen van het plan. Het plan is in procedure gebracht overeenkomstig de aangegeven reacties.
8.2 Inspraakreacties
Het voorontwerpbestemmingsplan heeft met het ontwerpbesluit van 19-01-2017 tot en met 15-02-2017 voor een ieder ter inzage gelegen. De tervisielegging is bekendgemaakt op de gemeentelijke pagina, de Rhedenaar, in een huis-aan-huis blad, de Staatscourant en op de gemeentelijke website www.rheden.nl. Via www.ruimtelijkeplannen.nl konden ze worden ingezien en worden gedownload. De verbeelding op papier lag tevens ter inzage in het gemeentehuis.
Op het voorontwerpbestemmingsplan zijn enkele inspraakreacties ingekomen. Voor de behandeling en beantwoording van de inspraakreacties wordt verwezen naar de Inspraaknota zoals is opgenomen als bijlage 31 van dit plan.
8.3 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan met bijbehorende ontwerpmilieueffectrapportage heeft van 15-06-2017 tot en met 27-07-2018 voor eenieder ter inzage gelegen. De tervisielegging is bekendgemaakt op de gemeentelijke pagina van het huis-aan-huisblad de Regiobode, in de Staatscourant en op de gemeentelijke website www.rheden.nl. Via www.ruimtelijkeplannen.nl konden ze worden ingezien en worden gedownload. De papieren versie van de stukken lagen tevens ter inzage op het gemeentehuis.
Op het ontwerpbestemmingsplan zijn 41 zienswijzen ingekomen. De beantwoording van de ingekomen zienswijzen is nader uitgewerkt in de Nota van zienswijzen die door een ieder kan worden ingezien.
De ingekomen zienswijzen hebben op enkele onderdelen tot aanpassingen hebben geleid. Het gaat vooral om de volgende onderdelen:
- Het opnemen van voorwaarden ten aanzien van de tijdtippen van gebruik, van de lichtsterkte en van de lichtuitstromimng van de hoofdverlichting in de stallen. Dit om het voorkomen van lichtoverlast te garanderen;
- Het aanvullen/corrigeren van de plantoelichting en van de MER op enkele punten (feitelijk, redactioneel);
- Het aanvullen van de bijlagen met een tweetal onderzoeken.
In de Nota van Wijzigingen zijn de wijzigingen nader weergegeven. Ook deze kan door een ieder worden ingezien.