KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Bedrijventerrein
Artikel 5 Centrum - 1
Artikel 6 Centrum - 2
Artikel 7 Cultuur En Ontspanning
Artikel 8 Detailhandel
Artikel 9 Gemengd - 1
Artikel 10 Gemengd - 2
Artikel 11 Groen
Artikel 12 Kantoor
Artikel 13 Maatschappelijk - 1
Artikel 14 Maatschappelijk - 2
Artikel 15 Maatschappelijk - 3
Artikel 16 Recreatie - Volkstuin
Artikel 17 Sport
Artikel 18 Tuin
Artikel 19 Verkeer
Artikel 20 Verkeer - Railverkeer
Artikel 21 Water
Artikel 22 Wonen
Artikel 23 Wonen - Garagebox
Artikel 24 Leiding - Gas
Artikel 25 Waarde - Archeologie 1
Artikel 26 Waarde - Archeologie 2
Artikel 27 Waarde - Archeologie 3
Artikel 28 Waarde - Cultuurhistorie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 29 Anti-dubbeltelregel
Artikel 30 Algemene Bouwregels
Artikel 31 Algemene Gebruiksregels
Artikel 32 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 33 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 34 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 35 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 36 Overgangsrecht
Artikel 37 Slotregel
Bijlagen
Bijlage 1 Lijst Gemengde Activiteiten
Bijlage 2 Lijst Bedrijfsactiviteiten Gemengd Gebied
Bijlage 3 Lijst Bedrijventerrein
Bijlage 4 Lijst Cultuur En Ontspanning
Bijlage 5 Lijst Horeca-activiteiten
Bijlage 6 Lijst Maatschappelijke Voorzieningen
Bijlage 7 Lijst Sport
Bijlage 8 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten Aan Huis
Bijlage 9 Parkeernormen
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
1.2 Aanleiding Bestemmingsplan
1.3 Doelstelling
1.4 Aanpak
1.5 Ligging Plangebied
1.6 Geldende Bestemmingsplannen
Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plan
2.1 Ontstaansgeschiedenis En Ontwikkeling
2.2 Cultuurhistorische Waarden
2.3 Stedenbouwkundige Karakteristiek
2.4 Ruimtelijke Dragers
2.5 Bodemaspecten
2.6 Openbare Ruimte
2.7 Wonen
2.8 Economische Activiteiten
2.9 Voorzieningen
2.10 Nieuwe Ontwikkelingen
Hoofdstuk 3 Beleidskaders
3.1 Rijk
3.2 Provincie
3.3 Waterschap
3.4 Gemeente
Hoofdstuk 4 Beschrijving Bestemmingsplan
4.1 Systematiek
4.2 Toedeling Van Bestemmingen
Hoofdstuk 5 Haalbaarheid En Afweging
5.1 Het Rijksbelang
5.2 Het Provinciale Belang
5.3 Het Waterschapsbelang
5.4 Onderzoek
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Algemeen
6.2 Procedure
6.3 Verbeelding En Regels
6.4 Vergelijking Met Geldende Bestemmingsplan
6.5 Reikwijdte Bestemmingsplan
6.6 Handhaving
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
8.1 Inspraak
8.2 Vooroverleg
8.3 Zienswijzen
Bijlagen Bij De Toelichting
Bijlage 1 Reactie Provincie
Bijlage 2 Reactie Waterschap
Bijlage 3 Reactie Veiligheidsregio
Bijlage 4 Reactie Gasunie
Bijlage 5 Reactie Liander
Bijlage 6 Reactie Commissie Cultuurhistorie
Bijlage 7 Rapport Externe Veiligheid Odra
Bijlage 8 Overzicht Bestaande Winkels En Publieksgerichte Dienstverlening In Centrum - 2
Bijlage 9 Overzicht Bestaande Winkels En Publieksgerichte Dienstverlening In Gemengd - 1

Dieren 2017, Woongebieden-Noord

Bestemmingsplan - gemeente Rheden

Vastgesteld op 22-05-2019 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Dieren 2017, Woongebieden-Noord van de gemeente Rheden;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0275.BPDN2017-VA01 met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van de aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aanduidingsvlak

een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden;

1.6 achtergevel

de gevel van een gebouw, die is gesitueerd tegenover de voorgevel van het betreffende gebouw;

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde;

1.8 bed and breakfast

het tegen betaling bieden van kortstondig toeristisch verblijf en ontbijt aan huis;

1.9 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren,

inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen, en waarbij de bijbehorende kantoorfunctie niet meer dan 30% van het bedrijfs- vloeroppervlak in beslag neemt;

1.10 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.11 bedrijfsvloeroppervlak

de gezamenlijke vloeroppervlakte van verkoopruimten, magazijnen, bergingen, kantoren en verblijfsruimten en de overige voor de bedrijfsvoering benodigde vloeroppervlakte. Dit wordt gemeten in het pand, op de vloer van de ruimten die (kunnen) worden gebruikt voor bedrijfsmatige activiteiten;

1.12 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw op een terrein kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.13 begeleid wonen

24-uurs zorg, begeleiding en ondersteuning (inclusief toezicht) welke in hetzelfde gebouw wordt gecombineerd met bijbehorende woon- en verblijfsvormen, bestemd voor personen waarvoor 24 uurs zorg, begeleiding en ondersteuning als bedoeld in de Jeugdwet, is vastgelegd in een besluit (Awb) afgegeven door de gemeente; bij het vervallen van de genoemde wet en regelgeving, treedt hiervoor in de plaats de wet- of regelgeving welke dient ter opvolging van deze wet en regelgeving op dit onderdeel;

1.14 beroep aan huis

een juridisch, administratief, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig, therapeutisch of (para)medisch beroep, alternatieve geneeswijzen daaronder begrepen, of daarmee gelijk te stellen activiteiten die in een woning dan wel (vrijstaand) bijgebouw worden uitgeoefend, inclusief ondergeschikte detailhandel;

1.15 beschikbaar bedrijfsvloeroppervlakte

de aanwezige en de aangeboden bedrijfsvloeroppervlakte voor detailhandel;

1.16 bestaand

zoals legaal aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan;

1.17 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.18 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.19 bijgebouw

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.20 bijzondere maatschappelijke voorzieningen

voorzieningen al dan niet op non-profit basis op het gebied van welzijn, gezondheidszorg en buurtfuncties zoals (para)medische voorzieningen, kinderopvang, bibliotheek, een (deels) zorggerelateerd restaurant, zorggerelateerde kleinschalige detailhandel en zorggerelateerde activiteiten gericht op uiterlijke verzorging dan wel een postagentschap;

1.21 bijzondere woonvorm

een woonvorm waar bewoners zelfstandig wonen met, op basis van de Zorgverzekeringswet en/of Wet maatschappelijke ondersteuning besluit verzorging, verpleging en/of (al dan niet 24-uurs) begeleiding, en daar niet verblijven met het doel om ter plekke therapeutisch behandeld te worden; bij het vervallen van de genoemde wet en regelgeving, treedt hiervoor in de plaats de wet- of regelgeving welke dient ter opvolging van deze wet en regelgeving op dit onderdeel ;

1.22 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.23 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.24 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren is begrensd;

1.25 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.26 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

1.27 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.28 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen metaal of ander materiaal die (in)direct met de grond is verbonden hetzij (in)direct steun vindt in of op de grond en bedoeld om ter plaatse te functioneren;

1.29 bovenbouw

een gedeelte van een hoofdgebouw dat moet passen binnen de contour die ontstaat door:

  1. a. een verticale verlenging van twee zijden van het op de verbeelding aangegeven bouwvlak met 1,20 meter, gerekend vanaf de bovenkant van de onderliggende bouwlaag, gevolgd door een schuin vlak met een binnenhoek van 60 graden, en
  2. b. een verticale verlenging van de overige zijden;

en welke contour slechts mag worden doorbroken door dakkapellen.
(Binnen deze contour kunnen zich mogelijk één of meer bouwlagen bevinden die niet worden meegeteld bij het aantal bouwlagen bedoeld in de artikelen in hoofdstuk 2 van deze regels);

1.30 cultuur en ontspanning

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op spel, vermaak en ontspanning;

1.31 daghoreca

een type horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag verstrekken van kleinere maaltijden, broodjes, hapjes, ijs, gebak, koffie, thee, niet-alcoholische dranken en zwak alcoholische dranken en ondersteunend is aan en wat openingstijden betreft in het algemeen vergelijkbaar is met winkels, zoals een ijssalon, koffiehuis of tearoom;

1.32 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop, het verkopen of bewaren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; dienstverlening door een horecabedrijf wordt hieronder niet begrepen, al dan niet in combinatie met ondergeschikte daghoreca welke direct gerelateerd is aan de ter plaatse aanwezige detailhandel; hieronder wordt eveneens niet begrepen een niet voor particulieren toegankelijk detailhandelsbedrijf dat zich uitsluitend toelegt op postorderactiviteiten en/of verkoop via Internet;

1.33 detailhandel in weggebonden artikelen

detailhandel in een assortiment goederen dat is gebaseerd op de behoeftes van een automobilist of diens passagiers;

1.34 deskundig archeoloog

de door burgemeester en wethouders aangewezen regioarcheoloog, bedrijven die onder het overgangsrecht tot 1 juli 2017 een vergunning hebben alsmede bedrijven die zijn gecertificeerd overeenkomstig de bepalingen van de Erfgoed wet;

1.35 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals bankfilialen, reisbureaus, stomerij; detailhandel wordt hieronder niet begrepen;

1.36 diepwortelende beplanting

beplanting met een wortelstelsel dat meer dan 0,5 m onder het maaiveld reikt of dat naar verwachting in de toekomst zal doen;

1.37 dove gevel

een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte;

1.38 evenement

een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de open lucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze en/of sportieve, of daarmee gelijk te stellen activiteiten zoals markten, braderieën, beurzen, kermissen, festiviteiten, wedstrijden, bijeenkomsten en festival;

1.39 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.40 hogere waarde

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige ruimten of geluidsgevoelige terreinen, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.41 hoofdgebouw

een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.42 huishouden

een alleenstaande dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren waarbij sprake is van continuïteit in samenstelling en onderlinge verbondenheid;

1.43 horecabedrijf

een bedrijf gericht op het verstrekken van logies, maaltijden, spijzen of van dranken, met daaraan ondergeschikt het exploiteren van zaalruimten inclusief de daarbij behorende terrassen, zoals een hotel, restaurant, afhaalcentrum, cafetaria of café;

1.44 hotel

een accommodatie met slaapplaatsen voor logiesverstrekking in overwegend één- en tweepersoonskamers tegen boeking per nacht, waar afzonderlijke maaltijden, kleine etenswaren en dranken kunnen worden verstrekt aan gasten en passanten. Ook appartementen met hoteldienstverlening worden hieronder begrepen;

1.45 instellingswonen

24-uurs zorg, begeleiding en ondersteuning (inclusief toezicht) welke in hetzelfde gebouw wordt gecombineerd met bijbehorende woon- en verblijfsvormen bestemd voor personen waarvoor 24-uurs zorg, begeleiding en ondersteuning in een instelling als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet langdurige zorg is vastgesteld in een indicatiebesluit van het Centrum indicatiestelling zorg dan wel in een daartoe strekkend gemeentelijk besluit voortvloeiende uit de Wet maatschappelijke ondersteuning, en waar naast (eventuele) privéruimten ook gemeenschappelijke ruimten en zorgruimten aanwezig zijn; bij het vervallen van de genoemde wet en regelgeving, treedt hiervoor in de plaats de wet- of regelgeving welke dient ter opvolging van deze wet en regelgeving op dit onderdeel;

1.46 internetdetailhandel

detailhandel waarbij het te koop aanbieden van goederen plaatsvindt via het internet;

1.47 jongerenontmoetingsplek

een openbare voorziening voor jongeren met een zitgelegenheid en een beschutting tegen regen en wind;

1.48 kamerverhuur

het geheel of gedeeltelijk verhuren van een woning of woongebouw -niet zijnde een ruimte in een vrijstaand bijgebouw- via kameruitgifte, waarbij kamers geen zelfstandige woonruimte vormen door het ontbreken in deze kamers van de al dan niet gedeeltelijke combinatie van een kookgelegenheid, een wasgelegenheid (sanitair en/of witgoedvoorzieningen) en een toilet, en waarbij geen sprake is van voorzieningen voor verzorging en begeleiding;

1.49 kantoor

een ruimte, of bij elkaar horende ruimten, die bestemd zijn om voornamelijk te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden of dienstverlening zoals een accountantskantoor, adviesbureau of een ontwerpbureau;

1.50 kap

een geheel of gedeeltelijke niet horizontale dakconstructie gevormd door ten minste twee schuin hellende dakschilden;

1.51 kleinschalig ambachtelijk bedrijf

bedrijf waarbij niet meer dan drie mensen individuele goederen voor een belangrijk deel in handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen geheel naar de specifieke wensen van de opdrachtgever tevens eindgebruiker. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van toestellen of machinaal gereedschap, echter de productie vindt niet gestandaardiseerd plaats, er is geen massa- of serieproductie en de goederen worden niet geproduceerd voor verdere toepassing in een ander bedrijf;

1.52 maaiveld

de bovenkant van het aansluitende afgewerkte terrein dat een bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein het gemiddelde van die bovenkanten wordt aangehouden;

1.53 maatschappelijke voorzieningen

voorzieningen van sociale, culturele, (para-)medische, educatieve dan wel levensbeschouwelijke aard;

1.54 maximum aantal wooneenheden

op de verbeelding weergegeven aanduiding welke bepalend is voor het maximum toegestane aantal woningen;

1.55 nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.56 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door onderlinge samenhang en

beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur, zoals geologische, geomorfologische, bodemkundige en/of biologische elementen;

1.57 nutsvoorziening

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

1.58 onderbouw

een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven maaiveld is gelegen (en waarbinnen zich één of meer bouwlagen kunnen bevinden die niet worden meegeteld bij het aantal bouwlagen zoals bedoeld in de artikelen in hoofdstuk 2 van deze regels);

1.59 ondergeschikte dakkapel

dakkapel welke door zijn maatvoering als ondergeschikt deel van een gebouw kan worden aangemerkt, zijnde een dakkapel welke niet breder is dan 50% van de breedte van het betreffende gebouw tot een maximale breedte van 3 m, en met een fronthoogte van niet meer dan 1,75 m gemeten vanaf de voet dakkapel tot aan het hoogste punt van de dakkapel;

1.60 ondergeschikte detailhandel

detailhandel die voortvloeit uit een andere ter plaatse toegelaten bedrijfs- of beroepsactiviteit en daarmee een directe relatie heeft bijvoorbeeld omdat de producten ter plaatse worden vervaardigd of gebruikt, waarbij de detailhandel in ruimtelijk, functioneel en inkomensverwervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de bedrijfs- of beroepsactiviteit die qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend of nagenoeg geheel als zodanig herkenbaar blijft;

1.61 oorspronkelijke achtergevel van een hoofdgebouw

de achtergevel van het hoofdgebouw zoals deze ten tijde van de afronding van de bouwwerkzaamheden, overeenkomstig de voor het hoofdgebouw verleende vergunning, is opgeleverd met uitzondering van in bouwkundige zin van het hoofdgebouw te onderscheiden aangebouwde bouwwerken waarin slechts ondergeschikte functies plaatsvinden;

1.62 opslag

het opbergen van goederen - inclusief (vloei)stoffen en materialen - met de bedoeling en op een dergelijke wijze, dat men later weer over de goederen kan beschikken;

1.63 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

1.64 overige bouwwerken

bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.65 pension

een accommodatie met slaapplaatsen voor logiesverstrekking in overwegend één- en tweepersoonskamers tegen boeking per nacht, waar afzonderlijke maaltijden, kleine etenswaren en dranken kunnen worden verstrekt aan gasten maar niet aan passanten, en niet zijnde een hotel. Onder een pension wordt in elk geval niet begrepen (tijdelijk) wonen al dan niet in de vorm van niet-toeristische kamerverhuur;

1.66 permanente bewoning

gebruik van (een deel van) een gebouw als hoofdverblijf;

1.67 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.68 professioneel vuurwerk

vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk;

1.69 seksinrichting

een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder een hiervoor bedoelde inrichting worden in elk geval verstaan: een bordeel, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub en erotische massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar;

1.70 speelvoorziening

een openbaar terrein zoals een trapveld, basketbalterrein, voetbalkooi of skatevoorziening dan wel een terrein van vergelijkbare omvang waarop diverse speeltoestellen aanwezig zijn;

1.71 standplaats

het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of het anderszins aanbieden van goederen en diensten, gebruikmakend van fysieke middelen zoals een kraam, een wagen of een tafel;

1.72 straatmeubilair

hieronder wordt mede verstaan: (ondergrondse) inzamelbakken voor huishoudafval, - papier, glas-, kleding en andere afvalbakken, toegangsconstructies voor ondergronde voorzieningen, werken van beeldende kunst, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, alsmede abri's en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen;

1.73 terras

een voor het publiek toegankelijk onbebouwd, onoverdekt buitenterrein dat onderdeel uitmaakt van een (horeca)bedrijf;

1.74 verkoopvloeroppervlakte

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.75 volkstuinen

een samenhangend geheel van tuinen, waarop als liefhebberij voedings- en siergewassen worden geteeld;

1.76 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.77 vuurwerkbedrijf

inrichting waar professioneel vuurwerk en/of meer dan 10.000 kg consumenten- vuurwerk aanwezig is.

1.78 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening.

1.79 woning

een complex van ruimten bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, bijzondere woonvormen daaronder begrepen alsmede in combinatie daarmee de verhuur van kamers aan maximaal twee personen welke niet tot het huishouden behoren en welke geen duurzame huishouding voeren, en niet zijnde een woonwagen;

1.80 woonwagen

een voor de huisvesting van personen bestemde woonruimte die is geplaatst op een woonwagenstandplaats en die in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

1.81 zorgaccommodatie

een accommodatie met de zorgfunctie als hoofdtaak waarbij de sociaal-medische opvang van personen, welke ter plaatse niet woonachtig zijn, wordt gecombineerd met activiteiten in het kader van dagopvang, en waarbij al dan niet ter plekke sprake is van de huisvesting van een huishouden waarvan één of meerdere personen invulling geven aan de betreffende zorgfunctie van de accommodatie;

1.82 zorgwoning

woning die blijkens aard en inrichting geschikt en bedoeld is voor het verlenen van professionele zorg annex professionele ondersteuning aan de bewoners.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het maaiveld tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, tenzij in deze regels anders is bepaald, waarbij de goot ter plaatse van een dakafronding in de zin van een wolfseindendak niet wordt meegerekend en met uitzondering van ondergeschikte dakkapellen;

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het maaiveld tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 het bebouwingspercentage

De in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bouwvlak dan wel aanduidingsvlak tot de oppervlakte van dat bouwvlak dan wel aanduidingsvlak, per bouwperceel;

2.7 het verlengde van de achtergevel van een gebouw

de evenwijdig aan de achtergevel doorgetrokken lijn van de feitelijke achtergevel van een gebouw tot aan de perceelsgrens van het perceel waarop het gebouw is geplaatst.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    1. 1. bedrijfsactiviteiten genoemd in Bijlage 2 Lijst bedrijfsactiviteiten gemengdgebied;
  2. b. In aanvulling op het bepaalde onder a zijn de gronden tevens bestemd voor:
    1. 1. de verkoop van motorbrandstoffen, evenwel met uitzondering van de verkoop van lpg, met bijbehorende detailhandel in weggebonden artikelen tot een verkoopvloeroppervlakte van 30 m², ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';
    2. 2. een brandweerkazerne, ter plaatse van de aanduiding 'brandweerkazerne';
    3. 3. een telecommunicatiebedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - telecommunicatiebedrijf';
    4. 4. een gasontvangststation ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gasontvangststation';
    5. 5. een hoveniersbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'hoveniersbedrijf'.
  3. c. In aanvulling op het bepaalde onder a en b geldt dat:
    1. 1. uitsluitend detailhandel in de vorm van productiegebonden dan wel ondergeschikte detailhandel is toegestaan, tenzij het betreft de verkoop van motorbrandstoffen.
  4. d. De gronden zijn tevens bestemd voor parkeer- en groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, hemelwaterinfiltratievoorzieningen en rioleringswerken, watergangen en waterpartijen, straatmeubilair en andere bijbehorende voorzieningen, alsmede voor de ontsluiting van direct aangrenzende percelen.

3.2 Bouwregels

Op de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mogen gebouwen en overige bouwwerken worden gebouwd.

3.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
    1. 1. lid 3.2.2 onder d ten behoeve van een vermeerdering van de bouwhoogte tot 6 m.
    2. 2. in lid 3.2.3 onder c ten behoeve van een vermeerdering van de bouwhoogte tot 10 m voor die bouwwerken die noodzakelijk zijn voor de bedrijfsvoering.
  2. b. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:
    1. 1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de stedenbouwkundige karakteristiek van het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. geen onevenredige aantasting plaats vindt ten aanzien van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    3. 3. de vermeerdering dan wel vermindering bijdraagt aan een substantiële verbetering van de architectonische dan wel technische situatie dan wel aan de ruimtelijke aansluiting op de belendende percelen.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in elk geval gerekend:

  1. a. Het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken voor detailhandel anders dan in de vorm van productiegebonden detailhandel dan wel in de vorm van ondergeschikte detailhandel.
  2. b. Het (doen of laten) gebruiken van de gebouwen voor kantoren, anders dan ter plekke bedrijfsgebonden kantoorfuncties tot een maximum van 30% van het bedrijfsvloeroppervlak.
  3. c. Het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor zover gelegen buiten het bouwvlak en niet behorende bij woningen, anders dan als stallings- of opslagruimte.
  4. d. Het gebruik van niet bebouwde grond vóór de bebouwing aan de wegzijde als opslagterrein.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
    1. 1. lid 3.1 onder a om bedrijfsactiviteiten toe te staan die niet zijn genoemd in Bijlage 2 Lijst bedrijfsactiviteiten gemengd gebied en die naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bedrijfsactiviteiten die wel in de lijst zijn opgenomen.
  2. b. De onder a opgenomen bevoegdheid kan niet worden toegepast ten behoeve van:
    1. 1. bedrijfsactiviteiten van zelfstandige kantoren, horecabedrijven en detailhandelsbedrijven.
  3. c. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de milieusituatie;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    5. 5. de sociale veiligheid;
    6. 6. de externe veiligheid.

Artikel 4 Bedrijventerrein

4.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor´Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijfsactiviteiten genoemd in Bijlage 3 Lijst bedrijventerrein, waarbij geldt dat:
    1. 1. bedrijfsactiviteiten alsmede opslagen en installaties van categorie 1 zijn toegelaten ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 1';
    2. 2. bedrijfsactiviteiten alsmede opslagen en installaties van categorie 1 en 2 zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2';
    3. 3. bedrijfsactiviteiten alsmede opslagen en installaties van categorie 1, 2 en 3.1 zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1';
    4. 4. bedrijfsactiviteiten alsmede opslagen en installaties van categorie 1, 2, 3.1 en 3.2 toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2';
    5. 5. bedrijfsactiviteiten alsmede opslagen en installaties van categorie 1, 2, 3.1, 3.2 en 4.1 toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1'.
  2. b. In aanvulling op het bepaalde onder a is zijn de gronden tevens bestemd voor:
    1. 1. een rijwielfabriek ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - rijwielfabriek', met dien verstande dat een spuiterij alleen is toegelaten binnen de aanduidingen 'bedrijf tot en met categorie 3.2' en 'bedrijf tot en met categorie 4.1'.
    2. 2. inkoop-, verkoop, reparatie en stalling van caravans alsmede detailhandel in recreatieartikelen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - caravanhandel'.
  3. c. In aanvulling op het bepaalde onder a geldt dat:
    1. 1. ondergeschikte productiegebonden detailhandel is toegestaan;
    2. 2. bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen niet zijn toegestaan;
    3. 3. bedrijven als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht niet zijn toegestaan;
    4. 4. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
    5. 5. inrichtingen die genoemd zijn in bijlage C en D van het Besluit m.e.r. niet zijn toegestaan;
  4. d. De gronden zijn tevens bestemd voor verkeers- en parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, hemelwaterinfiltratievoorzieningen en rioleringswerken, watergangen en waterpartijen, straatmeubilair en andere bijbehorende voorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op de voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden mogen gebouwen en overige bouwwerken worden gebouwd.

4.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
    1. 1. lid 4.2.1 onder e ten behoeve van een vermeerdering dan wel een vermindering van de aangegeven hoogtemaatvoering met niet meer dan 5%;
    2. 2. lid 4.2.2 onder c ten behoeve van een vermeerdering van de bouwhoogte tot 10 m voor die bouwwerken die noodzakelijk zijn voor de bedrijfsvoering.
  2. b. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:
    1. 1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de stedenbouwkundige karakteristiek van het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt ten aanzien van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    3. 3. de vermeerdering dan wel vermindering bijdraagt aan een substantiële verbetering van de architectonische dan wel technische situatie dan wel aan de ruimtelijke aansluiting op de belendende percelen.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. Het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken voor detailhandel anders dan in de vorm van productiegebonden detailhandel dan wel in de vorm van ondergeschikte detailhandel.
  2. b. Het (doen of laten) gebruiken van de gebouwen voor kantoren, anders dan ter plekke bedrijfsgebonden kantoorfuncties tot een maximum van 30% van het bedrijfsvloeroppervlak.
  3. c. Het gebruik van niet bebouwde grond vóór de bebouwing aan de wegzijde als opslagterrein.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 onder a om de vestiging van bedrijfsactiviteiten toe te staan die niet zijn genoemd in Bijlage 3 Lijst bedrijventerrein of die volgens die bijlage van een hogere categorie zijn, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot een reeds toegelaten categorie, met dien verstande dat:
    1. 1. bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen niet zijn toegestaan;
    2. 2. bedrijven als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht niet zijn toegestaan;
    3. 3. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
    4. 4. inrichtingen die genoemd zijn in bijlage C en D van het Besluit m.e.r. niet zijn toegestaan.
  2. b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de milieusituatie;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    5. 5. de sociale veiligheid;
    6. 6. de externe veiligheid.

Artikel 5 Centrum - 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Centrum - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    1. 1. detailhandel en dienstverlening op de beganegrond;
    2. 2. horeca-activiteiten van categorie 1a genoemd in Bijlage 5 Lijsthoreca-activiteiten;
    3. 3. woningen op de verdiepingen;
    4. 4. standplaatsen, terrassen, evenementen en een weekmarkt;
    5. 5. een beroep aan huis als genoemd in artikel 1.14 of een bedrijfsactiviteit genoemd in Bijlage 8 Lijst van bedrijfsactiviteiten aan huis;
    6. 6. kamerverhuur aan meer dan twee personen, met dien verstande dat:
      • kamerverhuur uitsluitend is toegestaan in aanvulling op het gebruik als woning als bedoeld in artikel 1.79;
      • niet meer dan 1% van de woningen in het plan mag worden aangewend voor kamerverhuur;
      • de onderlinge afstand tussen de kamerverhuurpanden niet minder dan 50 m mag bedragen.
  2. b. In aanvulling op het bepaalde in lid a zijn de gronden tevens bestemd voor:
    1. 1. detailhandel en dienstverlening op de verdieping ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - detailhandel op verdieping';
    2. 2. kantoren op de verdieping ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van kantoor - kantoor op verdieping';
    3. 3. horeca-activiteiten van categorie 1b genoemd in Bijlage 5 Lijsthoreca-activiteiten op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - 1b', waarbij geldt dat:
      • per aanduidingsvlak niet meer dan 1 horecabedrijf is toegelaten;
    4. 4. horeca-activiteiten van categorie 1b en 2a genoemd in Bijlage 5 Lijsthoreca-activiteiten op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - 2a', waarbij geldt dat:
      • een hotel of pension niet is toegelaten;
      • per aanduidingsvlak niet meer dan 1 horecabedrijf is toegelaten;
    5. 5. zalenverhuur van categorie 2b genoemd in Bijlage 5 Lijst horeca-activiteiten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - zalenverhuur';
    6. 6. een woning op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
    7. 7. een theater ter plaatse van de aanduiding 'theater';
    8. 8. garageboxen ter plaatsen van de aanduiding 'garagebox';
    9. 9. kamergewijze verhuur zonder een relatie met het gebruik als woning, voor zover legaal bestaand op het tijdstip van de vaststelling van dit plan.
  3. c. In afwijking van het bepaalde in lid a zijn geen woningen op de verdieping toegelaten ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten'.
  4. d. De gronden zijn tevens bestemd voor wegen, verkeers- en parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, hemelwater- infiltratievoorzieningen en rioleringswerken, watergangen en waterpartijen, straatmeubilair en andere bijbehorende voorzieningen.

5.2 Bouwregels

Op de voor 'Centrum - 1' aangewezen grond mogen gebouwen en overige bouwwerken worden gebouwd.

5.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Gebruik van ruimten binnen de woning dan wel een (vrijstaand) bijgebouw ten behoeve van de uitoefening van een beroep aan huis of een bedrijfsactiviteit als genoemd in Bijlage 8 Lijst van bedrijfsactiviteiten aan huis is toegestaan mits:
    1. 1. de activiteit wordt uitgeoefend door in ieder geval de bewoner van de woning, en naast de bewoner is tegelijkertijd niet meer dan 1 persoon werkzaam;
    2. 2. de ruimte(n) waar de activiteiten plaatsvinden niet groter is dan 50 m², gemeten vanaf de binnenzijde van (scheidings)muren;
    3. 3. buiten de ruimte als bedoeld onder 2 geen opslag plaatsvindt en geen beroeps- of bedrijfsactiviteiten worden uitgeoefend, met uitzondering van activiteiten die verband houden met het uitoefenen van een bed and breakfast of van gastouderschap;
    4. 4. de uiterlijke verschijningsvorm van de woning behouden blijft waarbij reclame uitingen zich beperken tot een onverlichte oppervlakte van niet meer dan 0,50 m2 en deze niet hoger worden aangebracht dan tot 1,5 m boven het maaiveld;
    5. 5. het gebruik geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu heeft;
    6. 6. ten behoeve van de activiteit wordt voldaan aan het gestelde in artikel 31.2Parkeren;
    7. 7. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer.
  2. b. Behoudens het gestelde onder a is het verboden vrijstaande bijgebouwen ten dienste van functies als bedoeld in lid 5.1 onder a en b, voor zover gelegen buiten het bouwvlak en niet behorende bij woningen, anders te gebruiken dan als stallings- of opslagruimte.
  3. c. Voor het gebruik van de buitenruimte voor terrassen geldt dat:
    1. 1. de terrassen moeten zijn gesitueerd voor het hoofdgebouw dan wel voor het verlengde van de achterzijde van het hoofdgebouw;
    2. 2. de gezamenlijke oppervlakte van de terrassen mag per bedrijf niet meer dan 30 m2 bedragen;
    3. 3. het bepaalde in artikel 31.2 Parkeren onverkort van toepassing is.
  4. d. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van niet bebouwde grond vóór de bebouwing aan de wegzijde als opslagterrein.

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
    1. 1. lid 5.1 om een vorm van horeca toe te staan die niet is genoemd in de Bijlage 5Lijst horeca-activiteiten of die volgens die lijst van een hogere categorie is, voor zover de betrokken horeca-activiteit naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de reeds toegelaten categorie;
    2. 2. lid 5.1 en een beroep aan huis toestaan dat naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met de beroepen aan huis als genoemd in genoemd in artikel 1.14, waarbij het gestelde in lid 5.3 onder a sub 1 tot en met 7 van overeenkomstige toepassing is;
    3. 3. lid 5.1 en een activiteit toestaan die niet is genoemd in Bijlage 8 Lijst vanbedrijfsactiviteiten aan huis en die naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met de bedrijfsactiviteiten die wel in die lijst zijn opgenomen, waarbij het gestelde in lid 5.3 onder a sub 1 tot en met 7 van overeenkomstige toepassing is.
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - afwijkingsgebied t.b.v. meewerken aan horecavestingen' bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
    1. 1. lid 5.1 en horeca-activiteiten op de begane grond toestaan die worden genoemd in categorie 1b in Bijlage 5 Lijst horeca-activiteiten, dan wel een vorm van horeca toestaan die niet is genoemd in die lijst of volgens die lijst van een hogere categorie is, voor zover de betrokken horeca-activiteit naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot categorie 1b;
    2. 2. lid 5.3 onder c sub 2 en terrassen toestaan met een oppervlakte groter dan 30 m².
  3. c. Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid a en b kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de milieusituatie;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    5. 5. de sociale veiligheid;
    6. 6. de externe veiligheid.

Artikel 6 Centrum - 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Centrum - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    1. 1. detailhandel op de beganegrond tot een gezamenlijk beschikbaar bedrijfsvloeroppervlakte van 5.000 m² binnen deze bestemming;
    2. 2. dienstverlening op de beganegrond;
    3. 3. horeca-activiteiten van categorie 1a genoemd in Bijlage 5 Lijsthoreca-activiteiten op de beganegrond;
    4. 4. woningen op de verdiepingen;
    5. 5. standplaatsen, terrassen en evenementen;
    6. 6. een beroep aan huis als genoemd in artikel 1.14 of een bedrijfsactiviteit genoemd in Bijlage 8 Lijst van bedrijfsactiviteiten aan huis;
    7. 7. kamerverhuur aan meer dan twee personen, met dien verstande dat:
      • kamerverhuur uitsluitend is toegestaan in aanvulling op het gebruik als woning als bedoeld in artikel 1.79;
      • niet meer dan 1% van de woningen in het plan mag worden aangewend voor kamerverhuur;
      • de onderlinge afstand tussen de kamerverhuurpanden niet minder dan 50 m mag bedragen.
  2. b. In aanvulling op het bepaalde in lid a zijn de gronden tevens bestemd voor:
    1. 1. horeca-activiteiten van categorie 1b en 2a genoemd in Bijlage 5 Lijsthoreca-activiteiten op de beganegrond ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - 2a', waarbij geldt dat:
      • een hotel of pension niet is toegelaten;
      • per aanduidingsvlak niet meer dan 1 horecabedrijf is toegelaten;
    2. 2. een woning op de beganegrond ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
    3. 3. maatschappelijke voorzieningen genoemd in Bijlage 6 Lijst maatschappelijkevoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
    4. 4. (para)medische praktijkruimten, medische klinieken en ruimten voor dagbehandeling ter plaatse van de aanduiding 'gezondheidszorg';
    5. 5. een kantoor op de verdieping ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van kantoor - kantoor op de verdieping';
    6. 6. kamergewijze verhuur zonder een relatie met het gebruik als woning, voor zover legaal bestaand op het tijdstip van de vaststelling van dit plan.
  3. c. De gronden zijn tevens bestemd voor wegen, verkeers- en parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, hemelwaterinfiltratievoorzieningen en rioleringswerken, watergangen en waterpartijen, straatmeubilair en andere bijbehorende voorzieningen.

6.2 Bouwregels

Op de voor 'Centrum - 2' aangewezen gronden mogen gebouwen en overige bouwwerken worden gebouwd.

6.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Gebruik van ruimten binnen de woning dan wel een (vrijstaand) bijgebouw ten behoeve van de uitoefening van een beroep aan huis of een bedrijfsactiviteit als genoemd in Bijlage 8 Lijst van bedrijfsactiviteiten aan huis is toegestaan mits:
    1. 1. de activiteit wordt uitgeoefend door in ieder geval de bewoner van de woning, en naast de bewoner is tegelijkertijd niet meer dan 1 persoon werkzaam;
    2. 2. de ruimte(n) waar de activiteiten plaatsvinden niet groter is dan 50 m², gemeten vanaf de binnenzijde van (scheidings)muren;
    3. 3. buiten de ruimte als bedoeld onder 2 geen opslag plaatsvindt en geen beroeps- of bedrijfsactiviteiten worden uitgeoefend, met uitzondering van activiteiten die verband houden met het uitoefenen van een bed and breakfast of van gastouderschap;
    4. 4. de uiterlijke verschijningsvorm van de woning behouden blijft waarbij reclame uitingen zich beperken tot een onverlichte oppervlakte van niet meer dan 0,50 m2 en deze niet hoger worden aangebracht dan tot 1,5 m boven het maaiveld;
    5. 5. het gebruik geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu heeft;
    6. 6. ten behoeve van de activiteit wordt voldaan aan het gestelde in artikel 31.2Parkeren;
    7. 7. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer.
  2. b. Behoudens het gestelde onder a is het verboden vrijstaande bijgebouwen ten dienste van functies als bedoeld in lid 6.1 sub a onder 1, 2 en 3 en sub b onder 1 en 3, voor zover gelegen buiten het bouwvlak en niet behorende bij woningen, anders te gebruiken dan als stallings- of opslagruimte.
  3. c. Voor het gebruik van de buitenruimte voor terrassen geldt dat:
    1. 1. de terrassen moeten zijn gesitueerd voor het hoofdgebouw dan wel voor het verlengde van de achterzijde van het hoofdgebouw;
    2. 2. de gezamenlijke oppervlakte van de terrassen mag per bedrijf niet meer dan 30 m2 bedragen;
    3. 3. het bepaalde in artikel 31.2 Parkeren onverkort van toepassing is.
  4. d. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van niet bebouwde grond vóór de bebouwing aan de wegzijde als opslagterrein.

6.4 Afwijken van de gebruiksregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
    1. 1. lid 6.1 om een maatschappelijke voorziening toe te staan die niet is genoemd in Bijlage 6 Lijst maatschappelijke voorzieningen en die naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met de maatschappelijke voorzieningen die wel in de lijst zijn opgenomen;
    2. 2. lid 6.1 om een vorm van horeca toe te staan die niet is genoemd in Bijlage 5Lijst horeca-activiteiten of die volgens die bijlage van een hogere categorie is, voor zover de betrokken activiteit naar aard en invloed op de omgeving geacht kan te worden behoren tot een reeds toegelaten categorie;
    3. 3. lid 6.1 en een beroep aan huis toestaan dat naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met de beroepen aan huis als genoemd in genoemd in artikel 1.14, waarbij het gestelde in lid 6.3 onder a sub 1 tot en met 7 van overeenkomstige toepassing is;
    4. 4. lid 6.1 en een activiteit toestaan die niet is genoemd in Bijlage 8 Lijst vanbedrijfsactiviteiten aan huis en die naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met de bedrijfsactiviteiten die wel in die lijst zijn opgenomen, waarbij het gestelde in lid 6.3 onder a sub 1 tot en met 7 van overeenkomstige toepassing is;
    5. 5. lid 6.1 voor het vergroten van het gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlak voor detailhandel indien wordt aangetoond dat:
      • geen negatief effect ontstaat voor het bestaande voorzieningenniveau ter plaatse van de bestemming 'Centrum - 1';
      • binnen de bestemming 'Centrum - 1' geen geschikte locatie voorhanden is of te realiseren is.
  2. b. Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid a kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de milieusituatie;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    5. 5. de sociale veiligheid;
    6. 6. de externe veiligheid.

Artikel 7 Cultuur En Ontspanning

7.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    1. 1. een speeltuin ter plaatse van de aanduiding 'speeltuin'.
  2. b. De gronden zijn tevens bestemd voor verkeers- en parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, groenvoorzieningen, hemelwaterinfiltratievoorzieningen en rioleringswerken, watergangen en waterpartijen, straatmeubilair en andere bijbehorende voorzieningen.

7.2 Bouwregels

Op de voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden mogen gebouwen en overige bouwwerken worden gebouwd.

Artikel 8 Detailhandel

8.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    1. 1. detailhandel;
    2. 2. een beroep aan huis als genoemd in artikel 1.14 of een bedrijfsactiviteit genoemd in Bijlage 8 Lijst van bedrijfsactiviteiten aan huis;
    3. 3. kamerverhuur aan meer dan twee personen, met dien verstande dat:
      • kamerverhuur uitsluitend is toegestaan in aanvulling op het gebruik als woning als bedoeld in artikel 1.79;
      • niet meer dan 1% van de woningen in het plan mag worden aangewend voor kamerverhuur;
      • de onderlinge afstand tussen de kamerverhuurpanden niet minder dan 50 m mag bedragen.
  2. b. In aanvulling op het bepaalde onder a zijn de gronden tevens bestemd voor:
    1. 1. woningen op de verdieping ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - wonen op verdieping';
    2. 2. horeca-activiteiten van de categorie 1a genoemd in Bijlage 5 Lijsthoreca-activiteiten op de beganegrond ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - 1a', waarbij geldt dat:
      • per aanduidingsvlak niet meer dan 1 horecabedrijf is toegelaten;
    3. 3. dienstverlening ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' met dien verstande dat het uitoefenen van een baliefunctie uitsluitend op de begane- grond is toegelaten;
    4. 4. maatschappelijke voorzieningen van categorie 1 als genoemd in Bijlage 6 Lijstmaatschappelijke voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
    5. 5. groothandel in koffie en thee ter plaatse van de aanduiding 'groothandel'.
    6. 6. (para)medische praktijkruimten, medische klinieken en ruimten voor dagbehandeling ter plaatse van de aanduiding 'gezondheidszorg'.
  3. c. De gronden zijn tevens bestemd voor verkeers- en parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, hemelwaterinfiltratievoorzieningen en rioleringswerken, watergangen en waterpartijen, straatmeubilair en andere bijbehorende voorzieningen.

8.2 Bouwregels

Op de voor 'Detailhandel' aangewezen gronden mogen gebouwen en overige bouwwerken worden gebouwd.

8.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Gebruik van ruimten binnen de woning dan wel een (vrijstaand) bijgebouw ten behoeve van de uitoefening van een beroep aan huis of een bedrijfsactiviteit als genoemd in Bijlage 8 Lijst van bedrijfsactiviteiten aan huis is toegestaan mits:
    1. 1. de activiteit wordt uitgeoefend door in ieder geval de bewoner van de woning, en naast de bewoner is tegelijkertijd niet meer dan 1 persoon werkzaam;
    2. 2. de ruimte(n) waar de activiteiten plaatsvinden niet groter is dan 50 m², gemeten vanaf de binnenzijde van (scheidings)muren;
    3. 3. buiten de ruimte als bedoeld onder 2 geen opslag plaatsvindt en geen beroeps- of bedrijfsactiviteiten worden uitgeoefend, met uitzondering van activiteiten die verband houden met het uitoefenen van een bed and breakfast of van gastouderschap;
    4. 4. de uiterlijke verschijningsvorm van de woning behouden blijft waarbij reclame uitingen zich beperken tot een onverlichte oppervlakte van niet meer dan 0,50 m2 en deze niet hoger worden aangebracht dan tot 1,5 m boven het maaiveld;
    5. 5. het gebruik geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu heeft;
    6. 6. ten behoeve van de activiteit wordt voldaan aan het gestelde in artikel 31.2Parkeren;
    7. 7. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer.
  2. b. Behoudens het gestelde onder a is het verboden vrijstaande bijgebouwen ten dienste van functies als bedoeld in lid 8.1 onder a en b, voor zover gelegen buiten het bouwvlak en niet behorende bij woningen, anders te gebruiken dan als stallings- of opslagruimte.
  3. c. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van niet bebouwde grond vóór de bebouwing aan de wegzijde als opslagterrein.

8.4 Afwijken van de gebruiksregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
    1. 1. lid 8.1 en een beroep aan huis toestaan dat naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met de beroepen aan huis als genoemd in genoemd in artikel 1.14, waarbij het gestelde in lid 8.3 onder a sub 1 tot en met 7 van overeenkomstige toepassing is;
    2. 2. lid 8.1 en een activiteit toestaan die niet is genoemd in Bijlage 8 Lijst vanbedrijfsactiviteiten aan huis en die naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met de bedrijfsactiviteiten die wel in die lijst zijn opgenomen, waarbij het gestelde in lid 8.3 onder a sub 1 tot en met 7 van overeenkomstige toepassing is.
  2. b. Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid a kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt:
    1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de milieusituatie;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    5. 5. de sociale veiligheid;
    6. 6. de externe veiligheid.

Artikel 9 Gemengd - 1

9.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    1. 1. woningen;
    2. 2. detailhandel op de begane grond tot een gezamenlijk beschikbaar bedrijfsvloeroppervlakte van 5.000 m² binnen deze bestemming;
    3. 3. horeca-activiteiten categorie 1a genoemd in Bijlage 5 Lijst horeca-activiteiten op de beganegrond;
    4. 4. maatschappelijke activiteiten, dienstverlenende activiteiten en activiteiten op het gebied van cultuur en ontspanning genoemd in Bijlage 1 Lijst gemengdeactiviteiten, met dien verstande dat het uitoefenen van de baliefunctie uitsluitend op de beganegrond van het hoofdgebouw is toegestaan;
    5. 5. bedrijfsactiviteiten van categorie 1 genoemd in Bijlage 2 Lijstbedrijfsactiviteiten gemengd gebied;
    6. 6. een beroep aan huis als genoemd in artikel 1.14 of een bedrijfsactiviteit genoemd in Bijlage 8 Lijst van bedrijfsactiviteiten aan huis;
    7. 7. kamerverhuur aan meer dan twee personen, met dien verstande dat:
      • kamerverhuur uitsluitend is toegestaan in aanvulling op het gebruik als woning als bedoeld in artikel 1.79;
      • niet meer dan 1% van de woningen in het plan mag worden aangewend voor kamerverhuur;
      • de onderlinge afstand tussen de kamerverhuurpanden niet minder dan 50 m mag bedragen.
  2. b. In aanvulling op het bepaalde onder a zijn de gronden tevens bestemd voor:
    1. 1. detailhandel en dienstverlening op de verdieping ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - detailhandel op verdieping', waarbij het bedrijfsvloeroppervlak van detailhandelsbedrijven onderdeel uitmaakt van het gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlak als bedoeld onder a;
    2. 2. horeca-activiteiten van de categorieën 1a, 1b en 2a, genoemd in Bijlage 5 Lijsthoreca-activiteiten op de beganegrond ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - 2a', waarbij geldt dat:
      • een hotel of pension niet is toegelaten;
      • per aanduidingsvlak niet meer dan 1 horecabedrijf is toegelaten;
    3. 3. (para)medische praktijkruimten, medische klinieken en ruimten voor dagbehandeling ter plaatse van de aanduiding 'gezondheidszorg';
    4. 4. kamergewijze verhuur zonder een relatie met het gebruik als woning, voor zover legaal bestaand op het tijdstip van de vaststelling van dit plan.
  3. c. De gronden zijn tevens bestemd voor parkeer- en groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, hemelwaterinfiltratievoorzieningen en rioleringswerken, watergangen en waterpartijen, straatmeubilair en andere bijbehorende voorzieningen, alsmede voor de ontsluiting van direct aangrenzende percelen.

9.2 Bouwregels

Op de voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden mogen gebouwen en overige bouwwerken worden gebouwd.

9.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
    1. 1. lid 9.2.2 onder d ten behoeve van een vermeerdering van de bouwhoogte tot 6 m.
  2. b. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:
    1. 1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de stedenbouwkundige karakteristiek van het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. geen onevenredige aantasting plaats vindt ten aanzien van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    3. 3. de vermeerdering dan wel vermindering bijdraagt aan een substantiële verbetering van de architectonische dan wel technische situatie dan wel aan de ruimtelijke aansluiting op de belendende percelen.

9.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Gebruik van ruimten binnen de woning dan wel een (vrijstaand) bijgebouw ten behoeve van de uitoefening van een beroep aan huis of een bedrijfsactiviteit als genoemd in Bijlage 8 Lijst van bedrijfsactiviteiten aan huis is toegestaan mits:
    1. 1. de activiteit wordt uitgeoefend door in ieder geval de bewoner van de woning, en naast de bewoner is tegelijkertijd niet meer dan 1 persoon werkzaam;
    2. 2. de ruimte(n) waar de activiteiten plaatsvinden niet groter is dan 50 m², gemeten vanaf de binnenzijde van (scheidings)muren;
    3. 3. buiten de ruimte als bedoeld onder 2 geen opslag plaatsvindt en geen beroeps- of bedrijfsactiviteiten worden uitgeoefend, met uitzondering van activiteiten die verband houden met het uitoefenen van een bed and breakfast of van gastouderschap;
    4. 4. de uiterlijke verschijningsvorm van de woning behouden blijft waarbij reclame uitingen zich beperken tot een onverlichte oppervlakte van niet meer dan 0,50 m2 en deze niet hoger worden aangebracht dan tot 1,5 m boven het maaiveld;
    5. 5. het gebruik geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu heeft;

ten behoeve van de activiteit wordt voldaan aan het gestelde in artikel 31.2;

    1. 1. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer.
  1. b. Behoudens het gestelde onder a, is het verboden bijgebouwen, gelegen buiten het bouwvlak, anders te gebruiken dan ten dienste van het hoofdgebouw.
  2. c. Behoudens het gestelde onder a is het verboden vrijstaande bijgebouwen ten dienste van functies als bedoeld in lid 9.1 onder a sub 2 tot en met 5 en onder b sub 1 tot en met 3, voor zover gelegen buiten het bouwvlak en niet behorende bij woningen, anders te gebruiken dan als stallings- of opslagruimte.
  3. d. Voor het gebruik van de buitenruimte voor terrassen geldt dat:
    1. 1. de terrassen moeten zijn gesitueerd voor het hoofdgebouw dan wel voor het verlengde van de achterzijde van het hoofdgebouw;
    2. 2. de gezamenlijke oppervlakte van de terrassen mag per bedrijf niet meer dan 30 m2 bedragen;
    3. 3. het bepaalde in artikel 31.2 onverkort van toepassing is.
  4. e. Tot een strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van niet bebouwde grond vóór de bebouwing aan de wegzijde als opslagterrein.

9.5 Afwijken van de gebruiksregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
    1. 1. lid 9.1 onder a sub 4 en activiteiten toestaan die niet zijn genoemd in Bijlage 1Lijst gemengde activiteiten met dien verstande dat:
      • de activiteiten betrekking hebben op een maatschappelijke voorziening, een dienstverlenende voorziening dan wel op een voorziening op het gebied van cultuur en ontspanning;
      • de activiteiten naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met activiteiten die wel zijn opgenomen in Bijlage 1 Lijst gemengde activiteiten;
    2. 2. lid 9.1 onder a sub 5 en activiteiten toestaan die niet zijn genoemd in Bijlage 2Lijst bedrijfsactiviteiten gemengd gebied of die volgens die lijst van een hogere categorie zijn, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de reeds toegelaten categorie;
    3. 3. lid 9.1 onder a sub 3 en activiteiten toestaan die niet zijn genoemd in Bijlage 5Lijst horeca-activiteiten of die volgens die lijst van een hogere categorie zijn, voor zover de betrokken horeca-activiteiten naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de reeds toegelaten categorie;
    4. 4. lid 9.1 onder a sub 6 en een beroep aan huis toestaan dat naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met de beroepen aan huis zoals genoemd in artikel 1.14 waarbij het gestelde in lid 9.4 onder a sub 1 tot en met 7 van overeenkomstige toepassing is;
    5. 5. lid 9.1 onder a sub 6 en een activiteit toestaan die niet is genoemd in Bijlage 8Lijst van bedrijfsactiviteiten aan huis en die naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met de bedrijfsactiviteiten die wel in die lijst zijn opgenomen, waarbij het gestelde in lid 9.4 onder a sub 1 tot en met 7 van overeenkomstige toepassing is.
  2. b. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de milieusituatie;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    5. 5. de sociale veiligheid;
    6. 6. de externe veiligheid.

Artikel 10 Gemengd - 2

10.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    1. 1. woningen;
    2. 2. een beroep aan huis als genoemd in artikel1.14 of een bedrijfsactiviteit genoemd in Bijlage 8 Lijst van bedrijfsactiviteiten aan huis;
    3. 3. kamerverhuur aan meer dan twee personen, met dien verstande dat:
      • kamerverhuur uitsluitend is toegestaan in aanvulling op het gebruik als woning als bedoeld in artikel 1.79;
      • niet meer dan 1% van de woningen in het plan mag worden aangewend voor kamerverhuur;
      • de onderlinge afstand tussen de kamerverhuurpanden niet minder dan 50 m mag bedragen.
  2. b. In aanvulling op het bepaalde onder a zijn de gronden tevens bestemd voor:
    1. 1. horeca-activiteiten van categorie 1a, 1b en 2a genoemd in Bijlage 5 Lijsthoreca-activiteiten op de beganegrond ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - 2a', waarbij geldt dat:
      • per aanduidingsvlak niet meer dan 1 horecabedrijf is toegelaten;
    2. 2. horeca-activiteiten van categorie 1a, 1b, 2a en 2b genoemd in Bijlage 5 Lijsthoreca-activiteiten op de beganegrond ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - 2b', waarbij geldt dat:
      • zalenverhuur niet is toegelaten;
      • per aanduidingsvlak niet meer dan 1 horecabedrijf is toegelaten;
    3. 3. horeca-activiteiten van categorie 1a en 1b genoemd in Bijlage 5 Lijsthoreca-activiteiten op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - Roodborstlaan', waarbij geldt:
      • niet meer dan 3 horecabedrijven zijn toegelaten;
      • in niet meer dan 2 horecabedrijven tevens horeca-activiteiten van categorie 2a genoemd in Bijlage 5 Lijst horeca-activiteiten zijn toegelaten;
      • een hotel of pension niet is toegelaten;
    4. 4. detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' uitsluitend voor zover het betreft de beganegrond;
    5. 5. dienstverlening ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' met dien verstande dat het uitoefenen van een baliefunctie uitsluitend op de begane- grond is toegelaten;
    6. 6. (para)medische praktijkruimten, medische klinieken en ruimten voor dagbehandeling ter plaatse van de aanduiding 'gezondheidszorg';
    7. 7. maatschappelijke voorzieningen van categorie 1 als genoemd in Bijlage 6 Lijstmaatschappelijke voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk'.
    8. 8. kamergewijze verhuur zonder een relatie met het gebruik als woning, voor zover legaal bestaand op het tijdstip van de vaststelling van dit plan.
  3. c. De gronden zijn tevens bestemd voor parkeer- en groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, hemelwaterinfiltratievoorzieningen en rioleringswerken, watergangen en waterpartijen, straatmeubilair en andere bijbehorende voorzieningen, alsmede voor de ontsluiting van direct aangrenzende percelen.

10.2 Bouwregels

Op de voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden mogen gebouwen en overige bouwwerken worden gebouwd.

10.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
    1. 1. lid 10.2.1 onder f ten behoeve van een vermeerdering dan wel een vermindering van de aangegeven hoogtemaatvoering met niet meer dan 5%;
    2. 2. lid 10.2.2 onder d ten behoeve van een vermeerdering van de bouwhoogte tot 6 m.
  2. b. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:
    1. 1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de stedenbouwkundige karakteristiek van het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. geen onevenredige aantasting plaats vindt ten aanzien van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    3. 3. de vermeerdering dan wel vermindering bijdraagt aan een substantiële verbetering van de architectonische dan wel technische situatie dan wel aan de ruimtelijke aansluiting op de belendende percelen.

10.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Gebruik van ruimten binnen de woning dan wel een (vrijstaand) bijgebouw ten behoeve van de uitoefening van een beroep aan huis of een bedrijfsactiviteit als genoemd in Bijlage 8 Lijst van bedrijfsactiviteiten aan huis is toegestaan mits:
    1. 1. de activiteit wordt uitgeoefend door in ieder geval de bewoner van de woning, en naast de bewoner is tegelijkertijd niet meer dan 1 persoon werkzaam;
    2. 2. de ruimte(n) waar de activiteiten plaatsvinden niet groter is dan 50 m², gemeten vanaf de binnenzijde van (scheidings)muren;
    3. 3. buiten de ruimte als bedoeld onder 2 geen opslag plaatsvindt en geen beroeps- of bedrijfsactiviteiten worden uitgeoefend, met uitzondering van activiteiten die verband houden met het uitoefenen van een bed and breakfast of van gastouderschap;
    4. 4. de uiterlijke verschijningsvorm van de woning behouden wordt, waarbij reclame uitingen zich beperken tot een onverlichte oppervlakte van niet meer dan 50 m2 en deze niet hoger worden aangebracht dan tot 1,5 m boven maaiveld;
    5. 5. het gebruik geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu heeft;
    6. 6. ten behoeve van de activiteit wordt voldaan aan het gestelde in artikel 31.2;
    7. 7. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer.
  2. b. Behoudens het gestelde onder a is het verboden vrijstaande bijgebouwen ten dienste van functies als bedoeld in lid 10.1 onder b, voor zover gelegen buiten het bouwvlak en niet behorende bij woningen, anders te gebruiken dan als stallings- of opslagruimte.

10.5 Afwijken van de gebruiksregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
    1. 1. lid 10.1 onder a en een beroep aan huis toestaan dat naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met de beroepen aan huis zoals genoemd in artikel 1.14 waarbij het gestelde in lid 10.4 onder a sub 1 tot en met 7 van overeenkomstige toepassing is;
    2. 2. lid 10.1 onder a en activiteiten aan huis toestaan die niet zijn genoemd in Bijlage 8 Lijst van bedrijfsactiviteiten aan huis en die naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met bedrijfsactiviteiten die wel in die lijst zijn opgenomen, waarbij het gestelde in lid 10.4 onder a sub 1 tot en met 7 van overeenkomstige toepassing is;
    3. 3. lid 10.1 onder b sub 1 en 2 en horeca-activiteiten toestaan die niet zijn genoemd in Bijlage 5 Lijst horeca-activiteiten of die volgens die lijst van een hogere categorie zijn, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de reeds toegelaten categorie;
    4. 4. lid 10.1 onder b sub 5 en maatschappelijke voorzieningen toestaan die niet zijn genoemd in Bijlage 6 Lijst maatschappelijke voorzieningen of die volgens die lijst van een hogere categorie zijn, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de reeds toegelaten categorie.
  2. b. De onder a opgenomen bevoegdheid kan niet worden toegepast ten behoeve van activiteiten van zelfstandige kantoren, horecabedrijven en detailhandelsbedrijven.
  3. c. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de milieusituatie;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    5. 5. de sociale veiligheid;
    6. 6. de externe veiligheid.

Artikel 11 Groen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, hemelwaterinfiltratievoorzieningen en rioleringswerken alsmede in ondergeschikte mate voor verkeersdoeleinden;
  2. b. doorsnijdende fiets- en voetpaden, hondenuitlaatplaatsen;
  3. c. watergangen en waterpartijen;
  4. d. doorsnijdende wegen ter ontsluiting van de direct aanliggende percelen;
  5. e. bruggen en andere civieltechnische werken;
  6. f. straatmeubilair en andere bijbehorende voorzieningen.

11.2 Bouwregels

Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen uitsluitend overige bouwwerken worden gebouwd.

11.3 Specifieke gebruiksregels

Een bestemmingsvlak mag beperkt worden ingericht voor verkeersdoeleinden en wel tot niet meer dan 1 m gemeten vanaf de bestemmingsgrens van de bestemming 'Groen'.

11.4 Afwijken van de gebruiksregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.3 ten behoeve van een verdergaande inrichting voor verkeersdoeleinden.
  2. b. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:
    1. 1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de stedenbouwkundige karakteristiek van het straatbeeld;
    2. 2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de cultuurhistorische karakteristiek van het straatbeeld;
    3. 3. geen onevenredige aantasting plaats vindt ten aanzien van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 12 Kantoor

12.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    1. 1. kantoren.
  2. b. In aanvulling op het bepaalde onder a zijn de gronden tevens bestemd voor:
    1. 1. (para)medische praktijkruimten, medische klinieken en ruimten voor dagbehandeling ter plaatse van de aanduiding 'gezondheidszorg'.
  3. c. De gronden zijn tevens bestemd voor parkeer- en groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, hemelwaterinfiltratievoorzieningen en rioleringswerken, watergangen en waterpartijen, straatmeubilair en andere bijbehorende voorzieningen, alsmede voor de ontsluiting van direct aangrenzende percelen.

12.2 Bouwregels

Op de voor 'Kantoor' aangewezen gronden mogen gebouwen en overige bouwwerken worden gebouwd.

12.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. Het gebruik van niet bebouwde grond vóór de bebouwing aan de wegzijde als opslagterrein.

Artikel 13 Maatschappelijk - 1

13.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Maatschappelijk - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    1. 1. maatschappelijke activiteiten als genoemd in Bijlage 6 Lijst maatschappelijkevoorzieningen.
  2. b. In aanvulling op het bepaalde onder a zijn de gronden tevens bestemd voor:
    1. 1. kantoren ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
    2. 2. dienstverlening ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
    3. 3. een vergaderaccommodatie ter plaatse van de aanduiding 'vergader- accommodatie';
    4. 4. cultureel medegebruik in de vorm van concerten, studiedagen, lezingen en dergelijke ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - cultureel medegebruik';
    5. 5. (para)medische praktijkruimten, medische klinieken en ruimten voor dagbehandeling ter plaatse van de aanduiding 'gezondheidszorg';
    6. 6. een woning ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
    7. 7. een woning op de verdieping ter plaatse van de aanduiding 'specifiek bouwaanduiding - wonen op verdieping';
    8. 8. detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel'.
  3. c. In afwijking van het bepaalde onder a zijn de gronden ter plaatse van:
    1. 1. de aanduiding 'begraafplaats' uitsluitend bestemd voor een begraafplaats;
  4. d. De gronden zijn tevens bestemd voor parkeer- en groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, hemelwater- infiltratievoorzieningen en rioleringswerken, watergangen en waterpartijen, straatmeubilair en andere bijbehorende voorzieningen.

13.2 Bouwregels

Op de voor 'Maatschappelijk - 1' aangewezen gronden mogen gebouwen en overige bouwwerken worden gebouwd.

13.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
    1. 1. lid 13.2.2 onder d ten behoeve van een vermeerdering van de bouwhoogte tot 6 m.
  2. b. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:
    1. 1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de stedenbouwkundige karakteristiek van het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. geen onevenredige aantasting plaats vindt ten aanzien van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    3. 3. de vermeerdering dan wel vermindering bijdraagt aan een substantiële verbetering van de architectonische dan wel technische situatie dan wel aan de ruimtelijke aansluiting op de belendende percelen.

13.4 Afwijken van de gebruiksregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
    1. 1. lid 13.1 onder a en activiteiten toestaan die niet zijn genoemd Bijlage 6 Lijstmaatschappelijke voorzieningen met dien verstande dat:
      • de activiteiten betrekking hebben op een maatschappelijke voorziening;
      • de activiteiten naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met activiteiten die wel zijn opgenomen in Bijlage 6 Lijst maatschappelijkevoorzieningen.
  2. b. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de milieusituatie;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    5. 5. de sociale veiligheid;
    6. 6. de externe veiligheid.

Artikel 14 Maatschappelijk - 2

14.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Maatschappelijk - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    1. 1. begeleid wonen;
    2. 2. instellingswonen;
    3. 3. wonen indien dit plaatsvindt ter voortzetting van een duurzaam samenleven met de voor instellingswonen geïndiceerde partner;
    4. 4. het wonen in zorgwoningen, uitsluitend indien:
      • dit plaatsvindt in de directe fysieke nabijheid van en in combinatie met begeleid wonen dan wel met instellingswonen, én;
      • de mogelijkheid tot het verkrijgen van extramurale verzorging, verpleging en begeleiding én hotel- en welzijnsdiensten in deze woningen onlosmakelijk onderdeel zijn van het geboden arrangement.
  2. b. In aanvulling op het bepaalde onder a zijn de gronden tevens zijn bestemd voor:
    1. 1. een bedrijfswoning, waarbij geldt dat per bestemmingsvlak niet meer dan 1 bedrijfswoning mag worden gerealiseerd;
    2. 2. bijzondere maatschappelijke voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - bijzondere maatschappelijke voorzieningen'.
  3. c. De gronden zijn tevens bestemd voor parkeer- en groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, hemelwaterinfiltratievoorzieningen en rioleringswerken, watergangen en waterpartijen, straatmeubilair en andere bijbehorende voorzieningen, alsmede voor de ontsluiting van direct aangrenzende percelen.

14.2 Bouwregels

Op de voor 'Maatschappelijk - 2' aangewezen gronden mogen gebouwen en overige bouwwerken worden gebouwd.

14.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2.2 onder d ten behoeve van een vermeerdering van de bouwhoogte tot 6 m.
  2. b. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:
    1. 1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de stedenbouwkundige karakteristiek van het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. geen onevenredige aantasting plaats vindt ten aanzien van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    3. 3. de vermeerdering dan wel vermindering bijdraagt aan een substantiële verbetering van de architectonische dan wel technische situatie dan wel aan de ruimtelijke aansluiting op de belendende percelen.

14.4 Specifieke gebruiksregels

Indien een reeds aangevangen duurzaam samenleven in de instelling zoals bedoeld in lid 13.1 onder a sub 3 wordt beëindigd door vertrek dan wel overlijden van de voor instellingswonen geïndiceerde partner, mag het wonen in de instelling ter plekke worden voortgezet door de achterblijvende partner zonder dat daarvoor een indicatiebesluit van het Centrum voor indicatiestelling zorg is vereist.

Artikel 15 Maatschappelijk - 3

15.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Maatschappelijk - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    1. 1. bibliotheken;
    2. 2. buurt- en clubhuizen;
    3. 3. welzijnsinstellingen;
    4. 4. muziekscholen;
    5. 5. bankfilialen met een baliefunctie;
    6. 6. openbare dienstverlening met een baliefunctie;
    7. 7. (para)medische praktijkruimten.
  2. b. De gronden zijn tevens bestemd voor parkeer- en groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, hemelwaterinfiltratievoorzieningen en rioleringswerken, watergangen en waterpartijen, straatmeubilair en andere bijbehorende voorzieningen, alsmede

15.2 Bouwregels

Op de voor 'Maatschappelijk - 3' aangewezen gronden mogen gebouwen en overige bouwwerken worden gebouwd.

15.3 Afwijken van de gebruiksregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
    1. 1. lid 15.1 en maatschappelijke voorzieningen toestaan die niet zijn genoemd en die naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de wel opgenomen activiteiten.
  2. b. De onder a opgenomen bevoegdheid kan niet worden toegepast ten behoeve van activiteiten van detailhandelsbedrijven, dienstverlenende bedrijven en horecabedrijven.
  3. c. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de milieusituatie;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    5. 5. de sociale veiligheid;
    6. 6. de externe veiligheid.

Artikel 16 Recreatie - Volkstuin

16.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor volkstuinen.
  2. b. De gronden zijn tevens bestemd voor parkeer- en groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, hemelwaterinfiltratievoorzieningen en rioleringswerken, watergangen en waterpartijen, straatmeubilair en andere bijbehorende voorzieningen, alsmede voor de ontsluiting van direct aangrenzende percelen.

16.2 Bouwregels

Op de voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden mogen uitsluitend overige bouwwerken worden gebouwd.

Artikel 17 Sport

17.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor sportvoorzieningen genoemd in Bijlage 7 Lijst sport.
  2. b. In aanvulling op het bepaalde onder a zijn de gronden tevens bestemd voor:
    1. 1. een sporthal ter plaatse van de aanduiding 'sporthal'.
  3. c. De gronden zijn mede bestemd voor parkeer- en groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, hemelwaterinfiltratievoorzieningen en rioleringswerken, watergangen en waterpartijen, straatmeubilair en andere bijbehorende voorzieningen, alsmede voor de ontsluiting van direct aangrenzende percelen.

17.2 Bouwregels

Op de voor 'Sport' aangewezen gronden mogen gebouwen en overige bouwwerken worden gebouwd.

Artikel 18 Tuin

18.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen en parkeervoorzieningen bij de bijbehorende woningen.
  2. b. De gronden zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige voorzieningen, hemelwaterinfiltratievoorzieningen en rioleringswerken, watergangen en waterpartijen, straatmeubilair en andere bijbehorende voorzieningen, alsmede voor de ontsluiting van direct aangrenzende percelen.

18.2 Bouwregels

Op de voor 'Tuin' aangewezen gronden mogen uitsluitend overige bouwwerken worden gebouwd evenwel met uitzondering van overkappingen.

Artikel 19 Verkeer

19.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    1. 1. wegen met de daarbij behorende technische voorzieningen, bouwwerken en gebouwen;
    2. 2. (on)gelijkvloerse kruisingen;
    3. 3. spoorwegen met de daarbij behorende technische voorzieningen, bouwwerken en gebouwen;
    4. 4. geluidwerende voorzieningen;
    5. 5. passages ten behoeve van faunaverkeer (ecoducten en dergelijke).
  2. b. In aanvulling op het bepaalde in lid a zijn de gronden tevens bestemd voor;
    1. 1. garageboxen ter plaatse van de aanduiding 'garageboxen'.
  3. c. De gronden zijn tevens bestemd voor groen- en parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden, speelvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, hemelwaterinfiltratievoorzieningen en rioleringswerken, straatmeubilair en andere bijbehorende voorzieningen.

19.2 Bouwregels

Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen gebouwen en overige bouwwerken worden gebouwd.

Artikel 20 Verkeer - Railverkeer

20.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Verkeer - railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    1. 1. Spoorwegen met de daarbij behorende technische voorzieningen.
    2. 2. (On)gelijkvloerse kruisingen.
    3. 3. Passages ten behoeve van faunaverkeer (ecoducten en dergelijke).
  2. b. De gronden zijn tevens bestemd voor groen- en parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden, waterhuishoudkundige voorzieningen, hemelwater- infiltratievoorzieningen en rioleringswerken, straatmeubilair en andere bijbehorende voorzieningen.

20.2 Bouwregels

Op de voor 'Verkeer - railverkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend overige bouwwerken worden gebouwd.

20.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van de gronden voor geluidwerende voorzieningen.

Artikel 21 Water

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. Watergangen, beken en waterpartijen.
  2. b. Bruggen en andere civieltechnische werken.
  3. c. Het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de natuurlijke waarden.

21.2 Bouwregels

Op de voor 'Water' aangewezen gronden mogen uitsluitend overige bouwwerken worden gebouwd.

Artikel 22 Wonen

22.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    1. 1. woningen;
    2. 2. een beroep aan huis als genoemd in artikel 1.14 of een bedrijfsactiviteit genoemd in Bijlage 8 Lijst van bedrijfsactiviteiten aan huis;
    3. 3. ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats' uitsluitend voor standplaatsen voor woonwagens;
    4. 4. kamerverhuur aan meer dan twee personen, met dien verstande dat:
      • kamerverhuur uitsluitend is toegestaan in aanvulling op het gebruik als woning als bedoeld in artikel 1.79;
      • niet meer dan 1% van de woningen in het plan mag worden aangewend voor kamerverhuur;
      • de onderlinge afstand tussen de kamerverhuurpanden niet minder dan 50 m mag bedragen.
    5. 5. kamergewijze verhuur zonder een relatie met het gebruik als woning, voor zover legaal bestaand op het tijdstip van de vaststelling van dit plan.
  2. b. In aanvulling op het bepaalde in lid a zijn de gronden tevens bestemd voor:
    1. 1. kantoren, uitsluitend voor zover deze functie wordt uitgeoefend in één laag van het gebouw, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - kantoor in 1 laag';
    2. 2. incidenteel cultureel medegebruik ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - cultureel medegebruik';
    3. 3. een vergaderaccommodatie ter plaatse van de aanduiding 'vergader- accommodatie';
    4. 4. opslag van goederen ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
    5. 5. een kantoor ter plaatse van de aanduiding 'kantoor'.
  3. c. De gronden zijn tevens bestemd voor parkeer- en groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, hemelwaterinfiltratievoorzieningen en rioleringswerken, watergangen en waterpartijen, straatmeubilair en andere bijbehorende voorzieningen, alsmede voor de ontsluiting van direct aangrenzende percelen.

22.2 Bouwregels

Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen gebouwen en overige bouwwerken worden gebouwd.

22.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
    1. 1. lid 22.2.1 onder f ten behoeve van een vermeerdering dan wel een vermindering van de aangegeven hoogtemaatvoering met niet meer dan 5%;
    2. 2. 22.2.3 onder g ten behoeve van een vermeerdering van de bouwhoogte tot 6 m.
  2. b. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:
    1. 1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de stedenbouwkundige karakteristiek van het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. geen onevenredige aantasting plaats vindt ten aanzien van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    3. 3. de vermeerdering dan wel vermindering bijdraagt aan een substantiële verbetering van de architectonische dan wel technische situatie dan wel aan de ruimtelijke aansluiting op de belendende percelen.

22.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Gebruik van ruimten binnen de woning dan wel een (vrijstaand) bijgebouw ten behoeve van de uitoefening van een beroep aan huis of een bedrijfsactiviteit als genoemd in Bijlage 8 Lijst van bedrijfsactiviteiten aan huis is toegestaan mits:
    1. 1. de activiteit wordt uitgeoefend door in ieder geval de bewoner van de woning, en naast de bewoner is tegelijkertijd niet meer dan 1 persoon werkzaam;
    2. 2. de ruimte(n) waar de activiteiten plaatsvinden niet groter is dan 50 m², gemeten vanaf de binnenzijde van (scheidings)muren;
    3. 3. buiten de ruimte als bedoeld onder 2 geen opslag plaatsvindt en geen beroeps- of bedrijfsactiviteiten worden uitgeoefend, met uitzondering van activiteiten die verband houden met het uitoefenen van een bed and breakfast of van gastouderschap;
    4. 4. de uiterlijke verschijningsvorm van de woning behouden wordt, waarbij reclame-uitingen zich beperken tot een onverlichte oppervlakte van niet meer dan 0,50 m2 en deze bij grondgebonden woningen niet hoger worden aangebracht dan tot 1,5 m boven maaiveld;
    5. 5. het gebruik geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu heeft;
    6. 6. ten behoeve van de activiteit wordt voldaan aan het gestelde in artikel 31.2;
    7. 7. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer.
  2. b. Behoudens het gestelde onder a, is het verboden bijgebouwen, gelegen buiten het bouwvlak, anders te gebruiken dan ten dienste van het hoofdgebouw, tenzij het bijgebouw is voorzien van een aanduiding als bedoeld in lid 22.1 onder b in welk geval het aangeduide gebruik is toegestaan.

22.5 Afwijken van de gebruiksregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
    1. 1. lid 22.1 onder a sub 2 en een beroep aan huis toestaan dat naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met de beroepen aan huis zoals genoemd in artikel 1.14 waarbij het gestelde in lid 22.4 onder a sub 1 tot en met 7 van overeenkomstige toepassing is;
    2. 2. lid 22.1 onder a sub 2 en bedrijfsactiviteiten toestaan die niet zijn genoemd in Bijlage 8 Lijst van bedrijfsactiviteiten aan huis en die naar aard en invloed vergelijkbaar zijn met bedrijfsactiviteiten die wel in die lijst zijn opgenomen, waarbij het gestelde in lid 22.4 onder a sub 1 tot en met 7 van overeenkomstige toepassing is;
  2. b. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de milieusituatie;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    5. 5. de sociale veiligheid;
    6. 6. de externe veiligheid.

Artikel 23 Wonen - Garagebox

23.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Wonen - garagebox' bestemde gronden zijn bestemd voor garageboxen ten behoeve van de stalling van motorvoertuigen.
  2. b. De gronden zijn tevens bestemd voor parkeer- en groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, hemelwaterinfiltratievoorzieningen en rioleringswerken, watergangen en waterpartijen, straatmeubilair en andere bijbehorende voorzieningen, alsmede voor de ontsluiting van direct aangrenzende percelen.

23.2 Bouwregels

Op de voor 'Wonen - garagebox' aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen worden gebouwd.

Artikel 24 Leiding - Gas

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse hogedruk gastransportleiding met een belemmeringenstrook van 4 meter ter weerszijden van de hartlijn van de leiding.

24.2 Bouwregels

Op of in de voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bedoelde leiding(en) worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid van de noodzakelijke gebouwen ten behoeve van de bestemming.

24.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

24.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
  2. b. Voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, geldt dat de dubbelbestemming 'Leiding-Gas' voorrang krijgt.

24.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding-Gas' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het aanbrengen en rooien van hoogopgaand en/of diepwortelende beplantingen en bomen;
    2. 2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    3. 3. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
    4. 4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
    5. 5. het permanent opslaan van goederen;
    6. 6. Het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
  2. b. Het verbod onder a is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:
    1. 1. waarmee rechtens is of mag worden begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
    2. 2. die het normale onderhoud ten aan zien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
    3. 3. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatieuitwisseling ondergrondse netten;
    4. 4. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
  3. c. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet schaden.
  4. d. Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning, als bedoeld onder a, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

Artikel 25 Waarde - Archeologie 1

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor gronden met een hoge archeologische verwachtingswaarde en voor gronden met een bekende archeologische vindplaats.

25.2 Bouwregels

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  1. a. Behoudens het onder c bepaalde dient, bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 100 m² en waarbij dieper wordt gegraven dan 30 cm, de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundig archeoloog;
    4. 4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
  3. c. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.

25.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Ter plaatse van de aangewezen gronden is het verboden om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende vergunning de volgende werken en werkzaamheden groter dan 100 m² en waarbij dieper wordt gegraven dan 30 cm, uit te (laten) voeren:
    1. 1. het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden;
    2. 2. het ophogen van de gronden met meer dan 100 cm (waarbij het in de aanhef genoemde dieper graven dan 30 cm niet geldt), tenzij die werkzaamheden voortvloeien uit een verleende omgevingsvergunning;
    3. 3. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van sleufdrainage, ontginnen, frezen en aanbrengen van heipalen;
    4. 4. het aanbrengen van diepwortelende beplanting alsmede het verwijderen van stobben;
    5. 5. het graven, verdiepen of verbreden van greppels, sloten, vijvers, beken en andere watergangen;
    6. 6. het verlagen van het grondwaterpeil of het veranderen van de samenstelling van het grondwater;
    7. 7. het aanbrengen of vervangen van riolering en ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatie- of andere leidingen dan de daarmee verband houdende constructies;
    8. 8. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden van het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik;
    9. 9. het slopen van ondergrondse gebouwen of een gedeelte daarvan;
    10. 10. het afdekken en/of overbouwen van archeologische vindplaatsen.
  2. b. Het onder a opgenomen verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:
    1. 1. welke op het tijdstip waarop het plan van kracht is, in uitvoering zijn, of mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
    2. 2. waarvoor op grond van meer specifieke regelgeving vergunning of afwijking noodzakelijk is;
    3. 3. die van geringe omvang zijn dan wel het normale onderhoud betreffen.
  3. c. De vergunning wordt niet verleend:
    1. 1. indien werken of werkzaamheden geen verband houden met het toegestane gebruik in de gegeven bestemming;
    2. 2. indien hierdoor, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen, de archeologische waarden van de gronden onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
    3. 3. dan nadat een advies is ontvangen van een deskundig archeoloog of een deskundig bureau over het door de aanvrager aan burgemeester en wethouders over te leggen rapport, waarin de archeologische waarden van de gronden naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
  4. d. In afwijking van het bepaalde in c kan de vergunning om zwaarwichtige redenen, voor een deel van de werken of werkzaamheden, alsnog worden verleend onder de voorwaarde dat voorafgaande aan de uitvoering van de vergunning adequaat archeologisch onderzoek plaatsvindt.

Artikel 26 Waarde - Archeologie 2

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor gronden met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde.

26.2 Bouwregels

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  1. a. Behoudens het onder c bepaalde dient, bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 250 m² en waarbij dieper wordt gegraven dan 30 cm, de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundig archeoloog;
    4. 4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
  3. c. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.

26.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Ter plaatse van de aangewezen gronden is het verboden om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende vergunning de volgende werken en werkzaamheden groter dan 250 m² en waarbij dieper wordt gegraven dan 30 cm, uit te (laten) voeren:
    1. 1. het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden;
    2. 2. het ophogen van de gronden met meer dan 100 cm (waarbij het in de aanhef genoemde dieper graven dan 30 cm niet geldt), tenzij die werkzaamheden voortvloeien uit een verleende omgevingsvergunning;
    3. 3. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van sleufdrainage, ontginnen, frezen en aanbrengen van heipalen;
    4. 4. het aanbrengen van diepwortelende beplanting alsmede het verwijderen van stobben;
    5. 5. het graven, verdiepen of verbreden van greppels, sloten, vijvers, beken en andere watergangen;
    6. 6. het verlagen van het grondwaterpeil of het veranderen van de samenstelling van het grondwater;
    7. 7. het aanbrengen of vervangen van riolering en ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatie- of andere leidingen dan de daarmee verband houdende constructies;
    8. 8. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden van het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik;
    9. 9. het slopen van ondergrondse gebouwen of een gedeelte daarvan;
    10. 10. het afdekken en/of overbouwen van archeologische vindplaatsen.
  2. b. Het onder a opgenomen verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:
    1. 1. welke op het tijdstip waarop het plan van kracht is, in uitvoering zijn, of mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
    2. 2. waarvoor op grond van meer specifieke regelgeving vergunning of afwijking noodzakelijk is;
    3. 3. die van geringe omvang zijn dan wel het normale onderhoud betreffen.
  3. c. De vergunning wordt niet verleend:
    1. 1. indien werken of werkzaamheden geen verband houden met het toegestane gebruik in de gegeven bestemming;
    2. 2. indien hierdoor, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen, de archeologische waarden van de gronden onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
    3. 3. dan nadat een advies is ontvangen van een deskundig archeoloog of een deskundig bureau over het door de aanvrager aan burgemeester en wethouders over te leggen rapport, waarin de archeologische waarden van de gronden naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
  4. d. In afwijking van het bepaalde in c kan de vergunning om zwaarwichtige redenen, voor een deel van de werken of werkzaamheden, alsnog worden verleend onder de voorwaarde dat voorafgaande aan de uitvoering van de vergunning adequaat archeologisch onderzoek plaatsvindt.

Artikel 27 Waarde - Archeologie 3

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor gronden met een lage archeologische verwachtingswaarde en waterbodems.

27.2 Bouwregels

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  1. a. Behoudens het onder c bepaalde dient, bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 2500 m² en waarbij dieper wordt gegraven dan 30 cm, de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundig archeoloog;
    4. 4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
  3. c. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.

27.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Ter plaatse van de aangewezen gronden is het verboden om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende vergunning de volgende werken en werkzaamheden groter dan 2500 m² en waarbij dieper wordt gegraven dan 30 cm, uit te (laten) voeren:
    1. 1. het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden;
    2. 2. het ophogen van de gronden met meer dan 100 cm (waarbij het in de aanhef genoemde dieper graven dan 30 cm niet geldt), tenzij die werkzaamheden voortvloeien uit een verleende omgevingsvergunning;
    3. 3. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van sleufdrainage, ontginnen, frezen en aanbrengen van heipalen;
    4. 4. het aanbrengen van diepwortelende beplanting alsmede het verwijderen van stobben;
    5. 5. het graven, verdiepen of verbreden van greppels, sloten, vijvers, beken en andere watergangen;
    6. 6. het verlagen van het grondwaterpeil of het veranderen van de samenstelling van het grondwater;
    7. 7. het aanbrengen of vervangen van riolering en ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatie- of andere leidingen dan de daarmee verband houdende constructies;
    8. 8. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden van het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik;
    9. 9. het slopen van ondergrondse gebouwen of een gedeelte daarvan;
    10. 10. het afdekken en/of overbouwen van archeologische vindplaatsen.
  2. b. Het onder a opgenomen verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:
    1. 1. welke op het tijdstip waarop het plan van kracht is, in uitvoering zijn, of mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
    2. 2. waarvoor op grond van meer specifieke regelgeving vergunning of afwijking noodzakelijk is;
    3. 3. die van geringe omvang zijn dan wel het normale onderhoud betreffen.
  3. c. De vergunning wordt niet verleend:
    1. 1. indien werken of werkzaamheden geen verband houden met het toegestane gebruik in de gegeven bestemming;
    2. 2. indien hierdoor, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen, de archeologische waarden van de gronden onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
    3. 3. dan nadat een advies is ontvangen van een deskundig archeoloog of een deskundig bureau over het door de aanvrager aan burgemeester en wethouders over te leggen rapport, waarin de archeologische waarden van de gronden naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
  4. d. In afwijking van het bepaalde in c kan de vergunning om zwaarwichtige redenen, voor een deel van de werken of werkzaamheden, alsnog worden verleend onder de voorwaarde dat voorafgaande aan de uitvoering van de vergunning adequaat archeologisch onderzoek plaatsvindt.

Artikel 28 Waarde - Cultuurhistorie

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bevordering van het open stedenbouwkundig karakter van de gronden, het stratenpatroon, de parkachtige inrichting van het openbaar groen, het representatieve straatbeeld alsmede voor de instandhouding en bevordering van de aanwezige cultuurhistorische waarden. De gronden met de bestemming 'Tuin' worden daarom voor wat betreft het vergunningvrij bouwen geacht geen deel uit te maken van het erf bij het hoofdgebouw.

28.2 Bouwregels

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden -in afwijking van het hierover gestelde in de andere met de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' samenvallende bestemming(en) de volgende regels:

  1. a. De gronden met de bestemming 'Tuin' en de overige - anders bestemde - gronden gelegen tussen het openbare gebied en de voorgevels van de hoofdgebouwen en het verlengde hiervan, dienen vrij van gebouwen en overkappingen te blijven.
  2. b. De bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen op de onder a bedoelde gronden, mag niet meer dan 1 m bedragen.
  3. c. De bouwhoogte van vrijstaande reclame uitingen mag niet meer dan 1,50 m bedragen en de breedte van vrijstaande reclame uitingen mag niet meer dan 1 m bedragen.
  4. d. In overige gevallen mag de bouwhoogte van andere bouwwerken niet meer dan 6 m bedragen.
  5. e. Afwijkingen in afmetingen zoals die legaal bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen gehandhaafd worden.

28.3 Nadere eisen

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, afmeting en uitvoering (mate van transparantie) van de overige bouwwerken ten behoeve van de instandhouding en bevordering van het open stedenbouwkundig karakter van de gronden, het representatieve straatbeeld en de instandhouding en bevordering van aanwezige cultuurhistorische waarden.
  2. b. Voor het stellen van een nadere eis geldt de in artikel 35 vermelde voorbereidingsprocedure.

28.4 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 28.2 onder b ten behoeve van een vermeerdering van de bouwhoogte tot 2 m, voor zover het niet betreft de bestemming Tuin.
  2. b. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:
    1. 1. dit noodzakelijk is uit oogpunt van beveiliging;
    2. 2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de stedenbouwkundige karakteristiek, de representativiteit van het straat- en bebouwingsbeeld en de aanwezige cultuurhistorische waarden.

28.5 Specifieke gebruiksregels

  1. a. De gronden gelegen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw en de openbare weg mogen niet worden gebruikt voor het parkeren van motorvoertuigen.
  2. b. Het gebruik van grond en bouwwerken dat legaal bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  3. c. In het geval strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor op de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

28.6 Afwijken van de gebruiksregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 28.5 onder a ten behoeve van het parkeren van motorvoertuigen op de gronden vóór de voorgevel.
  2. b. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:
    1. 1. onvoldoende parkeermogelijkheden aanwezig zijn door de feitelijke situering van het hoofdgebouw op het perceel;
    2. 2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het open stedenbouwkundig karakter en het representatieve straatbeeld en de aanwezige cultuurhistorische waarden;
    3. 3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt ten aanzien van de gebruiks- mogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 29 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 30 Algemene Bouwregels

30.1 Algemene regels

  1. a. Gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen bouwvlakken, tenzij in deze regels anders is bepaald.
  2. b. Bij het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen een bouwvlak worden buiten beschouwing gelaten:
    1. 1. ondergeschikte bouwdelen als funderingen, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, dakoverstekken, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en goten mits het bouwvlak met niet meer dan 0,5 meter wordt overschreden;
    2. 2. erkers, luifels, balkons en brandtrappen voor zover zij ondergeschikt zijn aan de gevel van het hoofdgebouw, mits het bouwvlak met niet meer dan 1,5 meter wordt overschreden;
    3. 3. entreepartijen op de begane grond, voor zover zij ondergeschikt zijn aan de gevel van het hoofdgebouw mits het bouwvlak met niet meer dan 1,5 meter wordt overschreden.
  3. c. Het bepaalde onder b geldt tevens in situaties waarbij hierdoor een bestemmingsgrens wordt overschreden.
  4. d. Een bouwvlak mag volledig worden bebouwd tenzij daaraan een maximum is gesteld.
  5. e. Bij het bepaalde ten aanzien van de bouwhoogte worden buiten beschouwing gelaten: liftschachten, trappenhuizen, balustrades, balkonhekken en opbouwen voor technische installaties en dergelijke.

30.2 Nutsvoorzieningen

Binnen de bestemmingen als gegeven in Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels zijn toegestaan gebouwen ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een goothoogte van maximaal 3,5 meter en een bouwhoogte van maximaal 5 meter en maximale oppervlakte van 10 m².

30.3 Ondergronds bouwen

  1. a. Binnen de bestemmingen als gegeven in Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels is het ondergronds bouwen toegestaan, voor zover uit geohydrologisch onderzoek blijkt dat geen negatieve gevolgen optreden voor het grondwatersysteem, voor:
    1. 1. ruimten die een functionele eenheid vormen met en/of dienstbaar zijn aan de toegestane functies, tot een diepte van maximaal 4 meter;
    2. 2. voorzieningen voor het ter plaatse bergen of infiltreren van hemelwater en/of huishoudelijk afvalwater, tot een diepte van maximaal 6 meter.
  2. b. Constructies ten behoeve van de ontsluiting van de ondergrondse ruimte zijn slechts toegestaan binnen het betreffende bouwperceel.
  3. c. In afwijking van het bepaalde onder a geldt voor de bestemmingen gelegen binnen de aanduiding 'milieuzone - boringsvrije zone (grondwaterbescherming)' het gestelde in artikel 32.1.
  4. d. Ondergrondse bouwwerken als bedoeld onder a en onder b worden bij het toepassen van deze regels niet betrokken bij de in de regels aangegeven maten en afmetingen, voor zover het betreft de bouwgedeeltes welke zijn gelegen onder het maaiveld, tenzij hierover in deze regels expliciet iets anders is bepaald.

Artikel 31 Algemene Gebruiksregels

31.1 Strijdig gebruik

  1. a. Als strijdig met de bestemming of het plan wordt in ieder geval aangemerkt het (doen of laten) gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van:
    1. 1. het opslaan, lozen of storten, al dan niet ten verkoop, van onbruikbare dan wel aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, materialen, stoffen, voer- of vaartuigen of machines;
    2. 2. het (doen of laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting;
    3. 3. het gebruiken of laten gebruiken ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties dan wel als markt of standplaats.
  2. b. Gebruik dat afwijkt van het bepaalde onder a sub 3 echter waarvoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of vrijstelling is verleend, dan wel waarvoor een melding is gedaan, mag worden gehandhaafd.
  3. c. Als strijdig met de bestemming of het bestemmingsplan wordt niet aangemerkt:
    1. 1. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daardoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of vrijstelling vereist is en deze is verleend, dan wel een melding is gedaan;
    2. 2. het aanleggen of het laten aanleggen van kabels en leidingen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en de datacommunicatie, met uitzondering van:
      • buisleidingen waarop het Besluit externe veiligheid buisleidingen van toepassing is, tenzij deze in het bestemmingsplan als zodanig zijn bestemd;
      • hoogspanningsleidingen, tenzij deze in het bestemmingsplan als zodanig zijn bestemd.

31.2 Parkeren

31.3 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. Het (doen of laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting mits:
    1. 1. het totaal aantal seksinrichtingen op het grondgebied van de gemeente niet meer dan 1 bedraagt;
    2. 2. de totale maximale oppervlakte van de inrichting niet meer dan 250 m² bedraagt;
    3. 3. geen onevenredige negatieve gevolgen ontstaan voor aangrenzende percelen betreffende privacy en gebruiksmogelijkheden van die percelen;
    4. 4. de activiteiten binnen de inrichting daarbuiten niet zintuiglijk waarneembaar zijn;
    5. 5. in de omgeving van de betreffende inrichting geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat:
      • het parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
      • behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsmatige activiteit in de openbare ruimte rond de inrichting mogen plaatsvinden;
    6. 6. de activiteiten van de inrichting door hun aard en visuele aspecten zoals reclame-uitingen en technische of andere installaties, het woon- en leefmilieu niet onevenredig aantasten;
    7. 7. de vestiging niet plaatsvindt :
      • in een gebied waar het wonen de hoofdfunctie is;
      • binnen een straal van 200 rondom scholen, kerken en moskeeën.
  2. b. het bepaalde in 31.1 lid a onder 3 indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de milieusituatie;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    5. 5. de sociale veiligheid;
    6. 6. de externe veiligheid.
  3. c. De gestelde parkeernormen voor zover in die afwijkingsmogelijkheid wordt voorzien in Bijlage 9 Parkeernormen.

Artikel 32 Algemene Aanduidingsregels

32.1 milieuzone - boringsvrije zone (grondwaterbescherming)

32.2 overige zone - stedenbouwkundig waardevol

32.3 veiligheidszone - niet-gesprongen explosieven

Artikel 33 Algemene Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. Een bestemmingsgrens en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of verkeersintensiteit daartoe aanleiding geeft.
  2. b. De bestemmingsbepalingen en toestaan dat een bouwvlak wordt verschoven indien dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, of in het belang is van een technisch of ruimtelijk dan wel cultuurhistorisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken, met dien verstande dat de afwijking maximaal 3 meter mag bedragen en dat de ten hoogst toelaatbare geluidbelasting als bedoeld in de Wet geluidhinder niet wordt overschreden.
  3. c. De bestemmingsbepalingen en toestaan dat geluidwerende voorzieningen worden gerealiseerd tot een hoogte van 3 meter.
  4. d. De bestemmingsbepalingen en toestaan dat schotelantennes worden geplaatst, waarbij aan de zijde van het openbare gebied de afwijking slechts gegeven kan worden voorzover de antenne wordt geplaatst binnen het horizontale en verticale vlak van een balkon.
  5. e. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a tot en met d kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de milieusituatie;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    5. 5. de sociale veiligheid;
    6. 6. de externe veiligheid.

Artikel 34 Algemene Wijzigingsregels

  1. a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere aanduidingen met betrekking tot de functie van de verbeelding te verwijderen, indien het betreffende gebruik gedurende ten minste 1 jaar is beëindigd.
  2. b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere aanduidingen met betrekking tot de functie van/op de verbeelding geheel te wijzigen, met dien verstande dat:
    1. 1. deze bevoegdheid uitsluitend van toepassing is op gronden met de bestemming 'Gemengd - 1', 'Gemengd - 2', 'Kantoor' en Maatschappelijk - 1';
    2. 2. deze strekt ter gehele vervanging van een aanduiding;
    3. 3. de nadere aanduiding betrekking heeft op maatschappelijke activiteiten exclusief maatschappelijke voorzieningen als bedoeld in artikel 14.1 onder a , dienstverlenende activiteiten en activiteiten op het gebied van cultuur en ontspanning;
    4. 4. de toe te laten activiteiten naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met reeds toegestane activiteiten waarvan de aanduiding wordt vervangen;
    5. 5. voorzien wordt in voldoende parkeerplaatsen overeenkomstig het bepaalde in artikel 31.2 Parkeren;
  3. c. De wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast onder de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting plaats vindt van:
    1. 1. de woonsituatie;
    2. 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de sociale veiligheid;
    5. 5. de milieusituatie;
    6. 6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  4. d. Een wijzigingsplan wordt niet eerder vastgesteld dan nadat is aangetoond dat het plan uitvoerbaar is, waaronder wordt begrepen de milieutechnische-, de waterhuishoudkundige-, de archeologische-, de cultuurhistorische, de ecologische-, de verkeerstechnische toelaatbaarheid en de stedenbouwkundige inpasbaarheid.

Artikel 35 Algemene Procedureregels

Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:

  1. a. Het voornemen ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage.
  2. b. De terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze.
  3. c. De bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder a genoemde termijn.
  4. d. Burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 36 Overgangsrecht

36.1 Bouwwerken

36.2 Gebruik

Artikel 37 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Dieren 2017, Woongebieden-Noord.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van ……………

Bijlagen

Bijlage 1 Lijst Gemengde Activiteiten

Bijlage 2 Lijst Bedrijfsactiviteiten Gemengd Gebied

Bijlage 3 Lijst Bedrijventerrein

Bijlage 4 Lijst Cultuur En Ontspanning

Bijlage 5 Lijst Horeca-activiteiten

Bijlage 6 Lijst Maatschappelijke Voorzieningen

Bijlage 7 Lijst Sport

Bijlage 8 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten Aan Huis

Bijlage 9 Parkeernormen

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

In een bestemmingsplan worden de gebruiks- en bouwmogelijkheden van gronden en opstallen vastgelegd. Een bestemmingsplan bestaat uit een digitale verbeelding (de kaart) en regels. Uit het samenspel van de verbeelding en de regels blijkt wat het bestemmingsplan juridisch toelaat.

Door het perceel op te zoeken waarover informatie wordt gewenst, kan worden afgelezen welke bestemming het heeft en wat de mogelijkheden zijn.

Het digitale plan is bij een verschil ten opzichte van de papieren versie leidend.

Een bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting heeft geen juridische status, echter is deze wel relevant voor de onderbouwing van de gemaakte keuzes en de interpretatie van het bestemmingsplan.

1.2 Aanleiding Bestemmingsplan

Gemeenten zijn volgens de Wet ruimtelijke ordening verplicht om voor hun hele grondgebied bestemmingsplannen vast te stellen. Het bestemmingsplan is bindend voor zowel overheid als burgers en bedrijven. Gemeenten dienen volgens de Wet ruimtelijke ordening zorg te dragen voor actuele bestemmingsplannen, waarbij momenteel wordt uitgegaan van een tienjaarse actualisatieverplichting. Met het voorliggende bestemmingsplan wordt hier invulling aan gegeven.

1.3 Doelstelling

Dit bestemmingsplan wil een actueel juridisch-planologische kader bieden voor de mogelijkheden die in de geldende bestemmingsplannen werden geboden. Voor het overgrote deel van het plangebied geldt bestemmingsplan Dieren-Noord, welk plan niet één op één kan worden overgezet in een hedendaags digitaal bestemmingsplan. Ook daardoor kunnen op perceelsniveau verschillen optreden.

Verschillen kunnen ook optreden vanwege de doelstelling om wijzigingen die zich sinds de vaststelling van het geldende bestemmingsplan hebben voorgedaan in wet- en regelgeving en het beleid van de verschillende overheden, op die gebieden die van belang zijn voor dit bestemmingsplan, te verwerken. Uitgangspunt blijft een flexibel bestemmingsplan waarin de bouwmogelijkheden zijn afgestemd op de stedenbouw- kundige en cultuurhistorische waarden zoals die in het geldende bestemmingsplan zijn vastgelegd. Daarbij is rekening gehouden met de wijzigingen die zijn opgetreden sinds het van rechtskracht worden van de diverse plannen.

1.4 Aanpak

Werkwijze

Hoe de tienjaarse actualisering van de bestemmingsplannen wordt opgepakt, is door burgemeester en wethouders vastgelegd. Deze werkwijze is ter kennis gebracht van de gemeenteraad en daarna op 11 maart 2015 gepubliceerd. Hierin is onder andere vastgelegd hoe om te gaan met bestaand en nog vast te stellen beleid. Zo nodig wordt later een herziening van het bestemmingsplan in procedure gebracht ter implementatie van nieuw of aanvullend beleid. Daarnaast zal in een standaard- planmethodiek worden beschreven hoe gehandeld wordt bij het vervaardigen van bestemmingsplannen en is een gebiedsindeling vastgelegd.


De gemeenteraad heeft op 26 mei 2015 de Nota Standaardplanmethodiek bestemmings- plannen dorpen Rheden 2015 vastgesteld.

Daarin is onder andere beschreven:

  • hoe de omzetting van de geldende bestemmingen naar de nieuwe bestemmingen plaatsvindt, waarbij ook is ingegaan op de 'vertaling' van de Beschrijving-in-Hoofd- lijnen in de regels van de nieuwe bestemmingsplannen;
  • welke wijzigingen plaatsvinden vanwege regelgeving, beleid, nieuwe inzichten;
  • hoe de bestemmingsplannen vorm krijgen;
  • dat de geldende mogelijkheden uitgangspunt zijn doch op perceelsniveau opnieuw een ruimtelijke afweging wordt gemaakt en dat het aantal woningen gefixeerd wordt;
  • dat bij diverse onderwerpen te verwachten is dat vastgesteld beleid kan leiden tot een aanpassing in de methodiek;
  • hoe wordt omgegaan met particuliere verzoeken.

In hoofdstuk 4 worden de mogelijkheden die in het bestemmingsplan worden geboden kort beschreven waarbij een vergelijk wordt gemaakt met de geldende mogelijkheden.


Tegelijk met het besluit aangaande de Nota Standaardplanmethodiek bestemmings- plannen dorpen Rheden 2015 stelde de gemeenteraad de Nota Milieuzonering Rheden 2015 alsmede de Nota Parkeernormen Rheden 2015 vast zodat ook op die gebieden een actuele basis beschikbaar was voor het vervaardigen van onderhavig bestemmingsplan.

Deze drie nota's zijn op 10 juni 2015 bekendgemaakt en (ook digitaal) ter inzage gelegd.

het plangebied

Om reden van overzichtelijkheid en eenduidigheid is het uitgangspunt om te komen tot één bestemmingsplan voor de woongebieden van Dieren ten noorden van de spoorlijn. Daarom worden in dit bestemmingsplan ook herzieningen en bestemmings- plannen meegenomen die jonger zijn dan 10 jaar. Het plangebied is iets vergroot aan de zuidwestelijke rand en aan de noordoostelijke rand door groenvoorzieningen en waterpartijen mee te nemen. In het zuidwesten vervallen daardoor een aantal inhammen in het plangebied zodat een nagenoeg rechte plangrens ontstaat. In het noordoosten loopt het plangebied nu tot de toeristische spoorlijn.

In het zuiden sluit het plangebied aan bij het bestemmingsplan Dieren-Midden, locatie Stationsgebied en het inpassingsplan Traverse Dieren. Voor de industrieterreinen aan de oostzijde van Dieren geldt dat zij zijn opgenomen in het bestemmingsplan Bedrijventerrein Kanaalzone.

Voor de woongebieden ten zuiden van de spoorlijn wordt eveneens een actueel bestemmingsplan in procedure genomen.

1.5 Ligging Plangebied

Het bestemmingsplan heeft betrekking op het noordelijke deel van het dorp Dieren. Aan de noordzijde wordt het plangebied begrenst door het open gebied richting Laag-Soeren. Ten oosten van het plangebied liggen het Apeldoorns Kanaal en bedrijfsterreinen. De spoorlijn en de doorgaande autoroute Arnhem-Zutphen vormt de zuidelijke grens. Aan de westzijde grenst het plangebied aan de Veluwezoom.


De ligging van het dorp is op de volgende afbeelding weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPDN2017-VA02_0001.jpg"

1.6 Geldende Bestemmingsplannen

De begrenzing van het plangebied is hieronder afgebeeld. Daarbinnen is aangegeven welke bestemmingsplannen nu gelden. Ook gelden bestemmingsplannen die niet zijn gekoppeld aan een bepaald gebied in het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPDN2017-VA02_0002.png"

nr. naam vastgesteld
U.i.H. Uitbreidingsplan in Hoofdzaken 30-11-1951
113 Dieren Noord-Oost (globaal plan) 23-20-1971
202 Uitwerkingsplan 2de fase 2de plandeel 11-04-1978
D7 Calluna 1979 25-03-1980
D68 De Veldkuil 1983 27-09-1983
D80 Gazelle 1983 28-02-1984
D127 Beverode, herziening 2 26-08-1986
D160 Dorpsvernieuwingsplan Dieren-Zuid 27-03-1993
DN Dieren-Noord 18-12-2007
LG1 Landelijk Gebied 27-01-2009
DN2 Dieren-Noord, 1e herziening, locatie Treubstraat 70-70a 15-12-2009
DN3 Dieren-Noord, locatie schoolterrein Admiraal Helfrichlaan 23-11-2010
DN4 Dieren-Noord, locatie Johan Wagenaarplein 29-03-2012
DN7 Dieren-Noord, locatie Enkweg 30A 24-01-2012
DN9 Dieren-Noord, locatie Spankerenseweg 22 24-04-2012
DN10 Dieren-Noord, locatie bergingen Schweer bey der Beckehof 28-02-2012
DN11 Dieren-Noord, locatie Breukinklaan 52 04-09-2012
DN12 Dieren-Noord, locatie Harderwijkerweg nabij 220 te Dieren 16-12-2014
BPDieren Dieren, Witte vlekken
locatie Admiraal Helfrichlaan/Beverodelaan
locatie Buitensingel/Wilhelminaweg
locatie Spankerenseweg 20
locatie Buitensingel 45a en 45b
locatie Harderwijkerweg/Burgemeester Bloemersweg
19-06-2013
DS2 Bedrijventerrein Kanaalzone 19-06-2013
- 1e algehele herziening van de bestemmingsplannen Laag- Soeren, Dieren-Noord, Dieren-Zuid, Spankeren, De Steeg en Ellecom, Rheden-West, Velp-Zuid, Velp-Midden, Velp-Noord 29-06-2010
- Parapluplan Archeologie Rheden 2013 en aanpassing regeling Buitenplaatsen 15-04-2014

Op twee locaties in het plangebied zijn recentelijk afzonderlijke procedures gevolgd. Deze locaties zijn niet opgenomen in het voorontwerpbestemmingsplan. Het gaat om de volgende locaties:

  • Buitensingel hoek Wilhelminaweg (coördinatieregeling supermarkt);
  • Diderna 40 (bestemmingsplan uitbreiden winkelpand).

Daarnaast zijn over diverse locaties gesprekken gaande over een mogelijk nieuwe ontwikkeling. Redelijkerwijs zijn herzieningen te verwachten bij de tehuizen Beverode en Gelders Hof gelet op de ontwikkelingen in de ouderenzorg. Ook voor het gemeentelijke eigendom Bloemershof ligt een ontwikkeling in de lijn der verwachting. Voor de gemeentelijke gronden ten noorden van de Imboslaan is inmiddels besloten dat gestart kan worden met een ontwikkeling naar woningbouw. Daarbij ligt de omvang van het ontwikkelingsgebied nog niet vast, dit hangt mede af van het overleg met de buurt. Vooralsnog wordt de locatie van de vm. Imbosmavo buiten onderhavig bestemmingsplan gehouden.

Voor de andere locaties is in dit ontwerpbestemmingsplan nog uitgegaan van de huidige mogelijkheden.

Afhankelijk van de voortgang van de betreffende procedure of ontwikkeling zullen de locaties in het ontwerpbestemmingsplan of in het vast te stellen bestemmingsplan worden opgenomen.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plan

2.1 Ontstaansgeschiedenis En Ontwikkeling

De ligging van het dorp Dieren op de overgang van de hogere zandgronden naar de

lager gelegen IJsselvallei is kenmerkend voor de vele nederzettingen aan de

Veluwezoom. Aan de hoge kant van het dorp lagen de akkers, de heide en het

bos, aan de lage kant de weiden en de hooilanden.

Op een noord-zuid en oost-west postroute ter hoogte van het veer over de IJssel ontstond de eerste bebouwing van het dorp Dieren.

Dieren is in de Middeleeuwen ontstaan op de oostflank van de in de ijstijd gevormde stuwwal de Veluwe, in de nabijheid van de rivier de IJssel. Het uitgangspunt voor de nederzettingsstructuur was een esdorpachtige nederzetting met een brink en een akkercomplex, de Dierensche Enk (grotendeels ten noordwesten van de spoorlijn) met boerderijen in de nabijheid. De brink, ter plekke van de samenkomst van de huidige Hogestraat en de Kerkstraat, vormde het centrum van het dorp. De oudste wegen volgden het natuurlijk patroon van de hoogtelijnen van de stuwwal, zoals de

Hogestraat/Kerkstraat en de Lagestraat.

Dieren bleef tot in de 19e eeuw een kleine, overwegend agrarische nederzetting

met akkerland aan de voet van de stuwwal, hogerop bossen en heidevelden,

alsmede weidegronden langs de IJssel. De verkaveling was hoofdzakelijk noordwest-zuidoost gericht langs de lengteassen. De langgerekte structuur van

het oorspronkelijke esdorp domineert nog steeds in het huidige wegenpatroon.

In de loop van de 19e eeuw werd Dieren, mede vanwege de aantrekkelijk ligging

langs aan de Veluwezoom en de nabijheid van Arnhem, een geliefde vestigingsplaats voor welgestelden. Daarnaast lag het dorp op de kruising van twee belangrijke

doorgaande routes: de weg tussen Arnhem en Zutphen en de weg van Doesburg

naar Harderwijk. De aanleg van de spoorlijn Arnhem-Zutphen in 1865, gevolgd

door de goederenspoorlijn naar Apeldoorn in 1887 en de doortrekking van het

Apeldoorns Kanaal in 1869, waren van grote invloed op de ruimtelijke structuur van Dieren. Door de aanleg van de spoorlijn werd de huidige dorpskern afgesneden van het grootste deel van de Dierensche Enk. Onder invloed van de nieuwe verkeers- middelen verdichtte de bebouwing aan het bestaande wegenpatroon, voornamelijk met villa´s uit de periode 1870-1940. Het deel van de enk ten zuidoosten van de spoorlijn raakte geleidelijk geheel bebouwd. De verbeterde bereikbaarheid trok industriële activiteiten aan. De meeste bedrijvigheid vestigde zich echter ten noorden van de spoorlijn. In deze periode werden de belangrijkste openbare gebouwen gebouwd, waaronder een eigen (Nederlands Hervormde) kerk aan de Kerkstraat. Dit had een aantrekkende werking op winkeliers en ambachtslieden en zo verdichtte zich het zwaartepunt rond de oorspronkelijke brink. De huizen stonden hier vlak aan de smalle wegen. In het omringende gebied werden de villa’s gebouwd en deze straten kregen een groener karakter. In de periode 1870-1940 werden er villa’s en heren- huizen in verschillende stijlen gebouwd.

Na 1945 groeide Dieren sterk. De uitbreiding van het dorp vond vanaf toen vooral ten noorden van de spoorlijn plaats. Door de aanleg van de Burgemeester De Bruinstraat werd Dieren-Zuid een afzonderlijk deel van Dieren.

Tot in de 20ste eeuw is in Dieren-Noord slechts sprake van lintbebouwing langs de uitvalswegen van Dieren-Zuid: langs de Harderwijkerweg, de Stokvischweg (Wilhelminaweg), de Molenweg (Lindelaan) en de Spankerenseweg. In samenhang met de industriële ontwikkeling groeide de vraag naar (arbeiders) woningen, waardoor in Dieren-Noord de nodige woningen werden gebouwd. Zo ontwikkelde Dieren zich na 1945 in een snel tempo ten noorden van de spoorlijn in noordelijke richting, met name langs de Harderwijkerweg en het Apeldoorns Kanaal. De nieuwe woongebieden worden op de heide en in de bosgebieden van het Veluwemassief gerealiseerd. Het centrum van het dorp verschuift in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw van het oude Dieren, ten zuiden van het spoor en de Burgemeester De Bruinstraat, naar het noordwesten (het huidige winkelcentrum Calluna).

2.2 Cultuurhistorische Waarden

In het plangebied is de goed bewaard gebleven combinatie van enkele historische wegen met de daaraan gelegen lintbebouwing en diverse planmatige uitbreidingen met elk hun eigen karakter van waarde. De historische tracés zijn de Harderwijkerweg, Wilhelminaweg en de Enkweg/Lindelaan. Deze worden in oost-west richting gekruist door de Buitensingel/Spankerenseweg, de Geitenbergweg en de Imboslaan.

Cultuurhistorisch waardevol

Van de planmatige uitbreidingen in Dieren-Noord kan met name de in de jaren '60 van de vorige eeuw ontworpen Vogelbuurt (Stenfert II) als waardevol voorbeeld van het Nieuwe Bouwen gekenschetst worden. Het ontwerp van een voor Dieren grote wijk is met zijn bebouwingspatroon, de wegen en paden en groenvoorzieningen is nog ongewijzigd aanwezig. Om deze redenen is deze wijk in het bestemmingsplan als een cultuurhistorisch waardevol gebied aangewezen.

Beschermde monumenten

Deze waardering voor aanwezige cultuurhistorische waarden komt tot uitdrukking in de aanwijzing van beschermde monumenten.

Binnen het plangebied liggen zowel beschermde rijks- als gemeentelijke monumenten.

Het gaat om de volgende objecten.

straat rijksmonument,
huisnummer
gemeentelijk monument,
huisnummer
Harderwijkerweg 3a (begraafplaats), 66 t/m 132 (even) 3, 220
Bernard Zweerslaan 1 (begraafplaats)
Wilhelminaweg 8

Niet zichtbaar zijn de archeologische waarden in het plangebied. In hoofdstuk 2.5 wordt hier verder op ingegaan.

2.3 Stedenbouwkundige Karakteristiek

Dieren-Noord is te verdelen in verschillende woongebieden met hoofdontsluitings- wegen als scherpe begrenzingen (zoals de Harderwijkerweg en de Geitenbergweg). Ieder deel kent zijn eigen verkavelingsprincipe en functieaanbod.

De oudste bebouwing van Dieren-Noord is gesitueerd in de vorm van dorpslinten

langs de Harderwijkerweg, de Wilheminaweg en de Spankerenseweg. Deze historische bebouwing uit zich in een gedifferentieerd beeld qua bebouwing en functies.

Vanaf 1920 vonden de dorpsuitbreidingen plaats in de vorm van tuindorpen en

later, na de Tweede Wereldoorlog, in wederopbouwwijken. Kenmerkend is het

regelmatige blokvormige patroon van straten en bebouwing. De opzet van deze

uitbreidingen verschilt in schaal (van klein- naar grootschalig) en wordt ruimtelijk gedragen door de historische wegen en routes in het gebied.

De Vogelbuurt - de wijk Stenfert II - (het Nieuwe Bouwen) laat een hoge mate van geordendheid zien:

de basiscompositie wordt steeds herhaald. Dit heldere patroon van rijen laagbouw en middelhoge flatblokjes wordt vergezeld door ruim opgezette groenvoorzieningen, welke het geheel een open karakter geven. Als afronding is nadien in het verlengde van het Vogelplantsoen (aan de Imboslaan) een appartementengebouw gesitueerd, die oriëntatie biedt in de buurt.

In Dieren-Noordoost is in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw gebouwd volgens de Forumbeweging: leefbaarheid en (verkeers)veiligheid zijn bij de bouw van deze wijk sleutelbegrippen. Lange zichtlijnen zijn door middel van geknikte wegen beperkt, zodat de automobilist niet wordt uitgenodigd tot hoge snelheden. De slingerwegen ontsluiten de naastgelegen bebouwingsvlekken, welke een informele sfeer ademen door hun kleinschaligheid en afwisseling. De bebouwing is in deze wijk overheersend laag en wordt afgewisseld door veel openbaar groen. Midden in de wijk zijn twee scholen en een buurthuis gesitueerd die zowel in ruimtelijk als in functioneel opzicht een uiterst welkome afwisseling zijn binnen de woonbebouwing en die bijdragen aan de verlevendiging van de buurt.

In het noordwestelijk kwadrant van Dieren-Noord is de invloed van de Veluwe (de Imbosch) prominent aanwezig. De ruimtelijke opzet is eenvoudig met herhalingen. De overwegend lage bebouwing varieert zich van individuele, vrije bungalows tot korte rijenbouw. Het vele groen wordt veelal gevormd door de oorspronkelijke bosbeplanting.

In het zuidwestelijk kwadrant keren de tuindorpen terug in het ruimtelijk beeld.

Dit principe ontwikkelt zich in noordelijke richting in traditionele blokverkavelingen (na-oorlogs tot de jaren zeventig van de vorige eeuw). Deze open verkaveling kent een herhaling van het basispatroon (de blokken). De bebouwing is veelal vrijstaand. Het betreft hier overigens vrijwel uitsluitend woonbebouwing.

Een duidelijk ruimtelijk centrum met geconcentreerde bebouwing is voor Dieren

nauwelijks aan te geven. Rond het winkelcentrum Calluna is sprake van een concentratie van voorzieningen als winkels, horeca, maatschappelijke instellingen en sportvoorzieningen.

2.4 Ruimtelijke Dragers

De grootste ruimtelijke drager in Dieren is gelegen buiten het plangebied. De spoorlijn en de doorgaande verkeersroute die Dieren doorsnijdt. Dit gebied ondergaat de komende jaren een gedaantewisseling.

Binnen het plangebied vormt de Harderwijkerweg nog steeds de ruggengraat van Dieren. De structuur wordt in mindere mate bepaald door de Geitenbergweg en de Imboslaan. In het noorden en in de Vogelbuurt (Stenfert II) gelegen tussen de Geitenbergweg, de Harderwijkerweg, Imboslaan en Industrielaan, dragen de groene elementen deze buurten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPDN2017-VA02_0003.jpg"

2.5 Bodemaspecten

In deze paragraaf wordt ingegaan op een aantal aspecten die een relatie hebben met de bodem. Het aspect water komt ook aan de orde in paragraaf 2.6.3 waarin de openbare ruimte wordt beschreven.

2.5.1 Huidige bodemkwaliteit

Globale bodemopbouw

Kenmerkend voor de gemeente zijn de stuwwallen van de Veluwe. Deze zijn ontstaan door opschuivende ijsmassa's in de een na laatste ijstijd. De zuidelijke Veluwe is een gebied waarin op relatief korte afstand grote hoogteverschillen aanwezig zijn. Het stuwwallengebied gaat in zuidoostelijke richting over in de uiterwaarden van de IJsselvallei. De bodem van dit stuwwallengebied bestaat uit matig grof tot grof zand en grind, met plaatselijk klei- of keileemlagen en aan de randen overgaand in dekzanden. In de uiterwaarden wordt hoofdzakelijk rivierklei aangetroffen. Het gebied kan grofweg worden verdeeld in een inzijgingsgebied (het gebied gelegen op de stuwwal) en een gebied waar plaatselijk kwel voorkomt. Kwel wordt met name in de uiterwaarden en de komkleigebieden aangetroffen.

De bodemopbouw kan van belang zijn bij verschillende afwegingen, bijvoorbeeld op het gebied van waterberging en in wat bredere zin klimaatadaptie. Het kaartje hieronder, zoals die in het gemeentelijke bodeminformatiesysteem is opgenomen, geeft globaal de grondlagen weer van de gronden buiten het bebouwde gebied van Dieren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPDN2017-VA02_0004.jpg"

bron: Klimaatagenda gemeente Rheden

Achtergrondverontreiniging

In al lang bewoonde gebieden is bijna altijd een vorm van bodemverontreiniging aanwezig. Een duidelijke oorzaak van deze achtergrondverontreiniging is niet aan te wijzen. Uit onderzoek naar de mate van achtergrondverontreiniging is gebleken dat binnen de gemeente Rheden een aantal gebieden zijn met een onderling verschillende achtergrondverontreiniging.

De mate van verontreiniging is als volgt ingedeeld:

  • voldoet aan de achtergrondwaarde (groen op het kaartje);
  • voldoet aan de maximale waarde wonen (oranje geblokt op de kaart);
  • voldoet aan de maximale waarde industrie (rood geblokt op de kaart);
  • is sterker verontreinigd dan de maximale waarde industrie.

Een aantal gebieden zijn niet gezoneerd. Hierop is de nota Bodembeheer niet van toepassing. Dit geld onder andere voor de uiterwaarden.

Het noordelijke plangebied voldoet wat betreft zowel de boven- en de ondergrond aan de achtergrondwaarde.

Het zuidelijke plangebied voldoet wat betreft de bovengrond aan de maximale waarde wonen. De ondergrond voldoet aan de achtergrondwaarde.

Met de term bovengrond wordt de bovenste meter verstaan. Onder ondergrond wordt de laag tussen 1 en 2 meter beneden maaiveld verstaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPDN2017-VA02_0005.jpg"

Bron: Nota Bodembeheer gemeente Rheden

Activiteiten die de bodem bedreigen

Op het kaartje linksonder staan de locaties in groen weergegeven waar op basis van globaal historische onderzoek van de in het verleden verleende Hinderwet- en bouwvergunningen van verwacht wordt dat de bodem verontreinigd is of waar al bodemonderzoek is uitgevoerd. In rood staan de locaties weergegeven waar op basis van globaal historisch onderzoek verwacht wordt dat de bodem sterk verontreinigd kan zijn.

Of er op de rode locaties daadwerkelijk sprake is van bodemverontreiniging, is, tenminste bij de gemeente, niet bekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPDN2017-VA02_0006.jpg"

Bron: Gemeentelijk bodeminformatiesysteem

Opgemerkt wordt dat na het vervaardigen van bovenstaande kaarten het plangebied aan de zuidwest en noordoost zijde iets is vergroot. Dit heeft voor de conclusies die in vorenstaande paragrafen (en ten aanzien van onderstaande paragraaf) ten aanzien van de bodemverontreiniging geen consequenties.

Verontreinigde locaties

Van de 185 locaties in Dieren waar bodemonderzoek is uitgevoerd zijn de meeste onderzoeken afgerond. In het plangebied zijn 5 locaties gelegen waar op enig moment nog vervolg onderzoek nodig is. Deze locaties staan weergegeven op de rechts bovenstaande kaart. Overigens is steeds de gehele locatie aangegeven. Het kan echter goed zijn dat slechts op een klein deel van de locatie vervolgacties moeten plaatsvinden.

straat actie
Spankerenseweg 32 onderzoek
Harderwijkerweg/Beverodelaan onderzoek
Callunaplein 73 onderzoek
Goeman Borgesiusstraat 9 onderzoek
Wilhelminaweg 8 sanering

2.5.2 Grondwater

Tijdens de stuwing in de ijstijd zijn grondlagen dakpansgewijs over elkaar geschoven. Sommige lagen zijn kleihoudend. Deze kleischotten houden het grondwater tegen.

Aan de randen van de Veluwe kunnen boven grotere aaneengesloten slecht doorlatende lagen schijngrondwaterspiegels ontstaan, waarvan het water niet in direct contact staat met het eigenlijke grondwater. Verreweg de meeste beken op de Zuid-Veluwe worden gevoed vanuit die schijngrondwaterspiegels.

Bodembeschermingsgebied

Binnen het plangebied ligt een bodembeschermingsgebied: het grondwater- beschermingsgebied Ellecom. Dit gebied is blauw gearceerd op onderstaande kaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPDN2017-VA02_0007.jpg"

Bron: Gemeentelijk bodeminformatiesysteem

Een groot deel van het westelijke deel van het dorp Dieren ligt binnen het intrekgebied, het grondwater in dit gebied zal binnen 1000 jaar de pompputten van het waterbedrijf bereiken. Dit gebied is met een schuine arcering op onderstaande afbeelding aangeduid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPDN2017-VA02_0008.jpg"

Bron: Omgevingsverordening Gelderland

Warmte Koude Opslag – WKO/Geothermie

Uit de WKO-kansenkaart voor de MRA-gemeenten (MRA staat voor Milieusamenwerking regio Arnhem) van 26 mei 2010 blijkt dat binnen het plangebied het derde watervoerend pakket geschikt is voor de installatie van WKO systemen.

Voor zover bekend is er geen WKO-installatie binnen het plangebied gerealiseerd. Net buiten het plangebied op het bedrijfsterrein aan De Marke 15 is wel een WKO-installatie. Bij het realiseren van een nieuwe WKO-installatie moet rekening worden gehouden met het al bestaande referentiegebied.

Het grondwaterbeschermingsgebied is tevens aangewezen als WKO-vrije zone.

Bij een afweging over wel of niet WKO kan worden toegepast moet ook de invloed op het landschap, eventuele bodemverontreiniging, de (natte) natuur en de bodemkundige waarden (archeologie) worden betrokken. Een WKO-installatie is niet toegestaan binnen het grondwaterbeschermingsgebied.

De gemeente is geen voorstander van Geothermie (Warmte Koude opslag op grote diepten).

Grondwaterfluctuatiezone

Voorts is in het gebied aan de randen van het Veluwemassief sprake van een zone die extra gevoelig is voor grondwateroverlast, de zogenaamde grondwaterfluctuatiezone. Als de klimaatverandering doorzet dan zullen de grondwaterstanden structureel blijven stijgen. Daarnaast kunnen ook langjarige (niet trendmatige) schommelingen van de neerslag voor hoge grondwaterstanden zorgen. De combinatie van deze twee processen zorgt er voor dat in de grondwaterfluctuatiezone de kans op grondwater- overlast verder toeneemt. Daardoor kan in gebieden waar nu geen overlast is, water- overlast optreden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPDN2017-VA02_0009.jpg"

Bron: Omgevingsvisie Gelderland

Bronbemaling vindt binnen het plangebied plaats aan de Wilhelminaweg 8 (Gazelle fabriek).

2.5.3 Archeologie

Niet zichtbaar zijn de archeologische waarden in het plangebied. Voor het gehele grondgebied van de gemeente zijn de archeologische verwachtingen in kaart gebracht. Uit deze archeologische verwachtingskaart blijkt dat dit plangebied voornamelijk een hoge archeologische verwachting kent.

In het plangebied zijn geen archeologische monumenten aanwezig. Wel zijn er locaties bekend van archeologische vindplaatsen, waar in de bodem archeologische relicten aanwezig zijn. Rondom deze locaties wordt aangenomen dat de kans op verdere vondsten groter is. De bescherming voor archeologische waarden is al geregeld in een geldend bestemmingsplan. De bestemmingen uit dit bestemmingsplan Parapluplan Archeologie Rheden 2013 en recreatief medegebruik Buitenplaatsen zijn ongewijzigd overgenomen in dit plan.

2.5.4 Niet-gesprongen explosieven

Uit de in 2014 opgestelde Rapportage van het historisch vooronderzoek naar de aanwezigheid van conventionele explosieven ter plaatse van de gemeente Rheden blijkt dat er in de gemeente een aantal verdachte deelgebieden voorkomen waar het mogelijk is dat nog niet-gesprongen explosieven uit de Tweede Wereldoorlog aanwezig zijn.

Dit onderzoek is nadien verfijnd. De verdachte locaties zoals die zijn opgenomen in de verbeelding zijn hieronder in rood aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPDN2017-VA02_0010.jpg"

Daar waar na de oorlog gebouwd en gegraven is, is de kans op nog niet ontdekte niet-gesprongen explosieven vanzelfsprekend nog veel kleiner.

2.5.5 Leidingen

Binnen het plangebied ligt in de Oostlaan, de Harderwijkerweg en de Imboslaan een hogedrukgasleiding.

2.6 Openbare Ruimte

De beleving van de openbare ruimte in het plangebied is heel divers. Dieren-Noord is te verdelen in verschillende woongebieden met gebiedsontsluitingswegen als scherpe begrenzingen. Ieder deel kent zijn eigen verkavelingstype en karakter dat tot uitdrukking komt in woonstraten met bijbehorende pleintjes, plantsoenen, speelplaatsen en dergelijke. Het westelijke boslandschap is sterk bepalend voor het karakter van de noordwestelijke woongebieden. De bospercelen 'dringen' hier het plangebied binnen. Het groene karakter van Dieren-Noordoost is anders.

Elders is sprake van dichte bebouwing en is weinig groen aanwezig.

2.6.1 Verkeer

In het plangebied wordt onderscheid gemaakt tussen twee typen verkeerswegen:

de gebiedsontsluitingswegen en de erftoegangswegen. Gezien de omvang van

het te ontsluiten gebied en de aanwezige functies zijn de ontsluitingswegen nodig voor een goede bereikbaarheid van voorzieningen en zijn zodoende de kommen opgeknipt in een aantal verblijfsgebieden.

De gebiedsontsluitingswegen kenmerken zich en verschillen van de verblijfsgebieden door hun maximale toegestane snelheid van 50 km/uur. Voor zover mogelijk wordt gestreefd naar een vormgeving die aansluit bij hun ontsluitingsfunctie. De Harder- wijkerweg en de Imboslaan hebben deze functie.

De overige wegen vallen over het algemeen onder het type erftoegangsweg en

zijn of worden zo veel mogelijk binnen afzienbare tijd ingericht als 30 km-wegen.

Door Dieren-Noord rijdt een streekbuslijn in de richting Apeldoorn.

De lijn komt samen met andere lijnen bij het treinstation dat is gesitueerd direct aan de spoorlijn die buiten het plangebied valt.

Buiten het plangebied zijn gebleven de spoorlijn en de Burgemeester de Bruinstraat en omgeving. De spoorlijn wordt de komende jaren verdiep aangelegd. De verkeers- wegen worden geherstructureerd. Niet alleen wordt de doorgaande dorpenroute ter hoogte van het stationsgebied ondertunneld, ook de aansluiting richting Ellecom en Doesburg wijzigt.

2.6.2 Groen

Het plangebied is op het gebied van groenvoorzieningen op te delen in vier deel- gebieden: Dieren-west (het gebied ten westen van de Harderwijkerweg), Dieren- noordoost (het gebied ten noorden van de Imboslaan), Dieren-Stenfert II (het gebied tussen de Imboslaan en de Geitenbergweg) en Dieren-Noord (ten zuiden van de Geitenbergweg).

In Dieren-west is aangesloten op het aanwezige bosachtig karakter. De voorkomende bomen zijn inlandse eik, berk en acacia. In de Zilverakkerweg is in het verleden gekozen voor de boomhazelaar. Ook een boomsoort met een bosachtige uitstraling. Dieren-noordoost wordt gekenmerkt door de aanwezige houtwallen, die samen met het andere groen zorgen voor een bosachtige uitstraling. Dieren-Stenfert II heeft een groene en met name een cultuurlijke uitstraling door gazonnen met bomen. In het gebied ten zuiden van de Geitenbergweg is geen duidelijke groenstructuur. Hier is sprake van smalle groen- en grasstroken, met enkele uitzonderingen als bijvoorbeeld de groene tuin bij de Sweer by de Beckestichting en het parkje tegenover de Gazelle.

2.6.3 Water en riolering

In het plangebied is oppervlaktewater aanwezig aan de rand van de wijk Dieren-Noordoost.

Ook voor het bebouwde gebied in Dieren geldt dat de waterhuishouding in eerste instantie is gericht op het vóórkomen van wateroverlast. Overtollig hemelwater wordt via straatkolken en leidingen afgevoerd. Op een aantal locaties wordt het overtollige hemelwater afgevoerd via een afzonderlijk hemelwaterriool. Dit hemelwater infiltreert op diverse plaatsen via verticale infiltratieputten in de bodem, onder andere in het Vogelplantsoen en een gedeelte van Dieren-West.

Het verzamelde afvalwater wordt afgevoerd naar de rioolzuiveringsinstallatie van het waterschap die het effluent uiteindelijk loost op de IJssel. In het Gemeentelijk Rioleringsplan is het rioolsysteem beschreven.

2.6.4 Spelen

In het plangebied zijn veel speelvoorzieningen aanwezig. De voorzieningen bestaan uit speelplekken met verschillende speeltoestellen voor verschillende doelgroepen. De speelplekken zijn soms bedoeld voor de jongere kinderen, maar de meeste plekken zijn ingericht voor de jeugd tot en met 12 jaar.

In het gebied ten oosten van de Harderwijkerweg en ten zuiden van de Imboslaan zijn een veertiental speelplekken gesitueerd. Bij het Callunaplein is een jongeren- ontmoetingsplaats (jop) in de vorm van bankjes voor de oudere jeugd ingericht. In Dieren-Noordoost (ten noorden van de Imboslaan) kennen veel van de hofjes met woningen ook hun eigen speelplek. In totaal zijn er zo’n twaalf speelvoorzieningen. Sommige plekken zijn ingericht voor de jongere jeugd, andere voor de jeugd tot en met 12 jaar. Aan het begin van de Meidoornlaan bevindt zich een jop.

Ten westen van de Harderwijkerweg zijn nog eens een acht speelplekken aanwezig.

2.6.5 Natuur

Dieren ligt op een overgangszone van het dichte bosgebied van de Veluwe

naar de lage en natte IJsseluiterwaarden. Het plangebied grenst aan de

westzijde aan de bossen en (de landbouwgronden van) Hof te Dieren. De bossen

maken onderdeel uit van de Veluwe en zijn zeer beeldbepalend.

Het plangebied grenst aan het Natura 2000-gebied Veluwe (Vogel- en Habitat- richtlijngebied Veluwe) en op enige afstand ligt de IJssel, het Natura 2000-gebied Rijntakken.

Deze gebieden en enige aangrenzende percelen maken tevens onderdeel uit van hetGelders natuurnetwerk en de Groene ontwikkelingszone.

Doordat het plangebied wordt omgeven door waardevol natuurgebied is het aannemelijk dat beschermde soorten voorkomen in het gebied. Bij nieuwe ontwikkelingen dient onderzocht te worden welke significante gevolgen dit heeft voor de aanwezige beschermde soorten en/of hun leefomgeving. Door de aanwezigheid van veel (oude) bomen in en om het plangebied kan gesproken worden van relatief hoge natuurwaarden voor een bebouwd deel. Soorten als huismus, gierzwaluw en gewone dwergvleermuis bouwen hun nesten of hebben hun verblijfplaats in gebouwen. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient hier rekening mee te worden gehouden.

Binnen het plangebied zijn door het rijk geen locaties aangewezen als beschermd of staatsnatuurmonument in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998, thans Wet natuurbescherming. Evenmin hebben gedeputeerde staten locaties aangewezen als beschermde leefomgeving in het kader van de Flora- en faunawet, thans Wet natuurbescherming.

In de noordelijkste punt van het plangebied liggen de woningen in de beschermings- zone natte landnatuur.

2.7 Wonen

Bij de rijksnota Mensen, wensen, wonen is het begrip woonmilieu geïntroduceerd om aan te geven dat het niet alleen gaat om de kwaliteit van de woning maar ook de kwaliteit van de woonomgeving en bijvoorbeeld de ligging van de buurt. In dat verband kan het plangebied getypeerd worden als een centrum dorps woonmilieu.

De woningvoorraad in het dorp Dieren, het aantal inwoners en het aantal huishoudens is vermeld in de volgende tabellen. De tabellen bevatten dus ook de gegevens voor het nieuwe plangebied Dieren 2017, Woongebieden-Zuid dat ten zuiden van de spoorlijn ligt.

Woningen
totaal aantal 6.585
meergezinswoningen 10%
huurwoningen 41%
gemiddelde WOZ-waarde € 187.000 *
Inwoners
totaal aantal 14.102
0 - 24 jaar 25%
25 - 65 jaar 51%
65 jaar en ouder 24%
Huishoudens
gemiddelde grootte huishoudens 2,2 *
eenpersoonshuishoudens 34% *
huishoudens zonder kinderen 34% *
huishoudens met kinderen 32% *

Bron: Statistisch Jaarboek gemeente Rheden, 1-1-2016

* CBS in uw buurt, 2015

In Dieren bestaat de woningvoorraad voor 59% uit koopwoningen, gemeentebreed ligt dit percentage iets lager (53% koopwoningen, CBS 2016). De leeftijdsopbouw in Dieren is vergelijkbaar met de leeftijdsopbouw in de hele gemeente Rheden. Er wonen naar verhouding wel minder eenpersoonshuishoudens in Dieren (in de gemeente Rheden 40%, CBS 2016).

Sinds 2009 fluctueert het bevolkingsaantal van de gemeente enigszins nadat het vanaf 2003 een daling liet zien. In de meest recente bevolkingsprognose van de provincie Gelderland wordt een lichte stijging van het aantal inwoners voorspeld. Tussen de jaren 2020 en 2025 stabiliseert het aantal inwoners rond de 44.000.

Het aantal huishoudens vertoont evenwel nog steeds een stijgende lijn. De huishoudens ontwikkeling is een goede voorspeller voor de kwantitatieve woningbehoefte. De verwachting is dat het aantal huishoudens de komende jaren zal stijgen met plusminus 600. In de periode 2020-2025 zal de huishoudensontwikkeling naar verwachting stabiliseren rond de 21.000.

In het plangebied zijn enige instellingen gevestigd. Naast intramuraal wonen met volledige verzorging en therapie zijn ook andere woonvormen aanwezig. Het betreft gezinsvervangende huizen, een jeugdinternaat, een woonzorgcentrum en een verpleeghuis. Kamerverhuur komt in zeer beperkte mate voor. In het plangebied zijn twee woonwagenstandplaatsen aanwezig.

De woningbouwlocaties uit het geldende bestemmingsplan zijn overgenomen in onderhavig bestemmingsplan. Er wordt niet voorzien in verdere verruiming van de woningbouwcapaciteit.

2.8 Economische Activiteiten

Over het gehele plangebied overheerst de woonfunctie. Economische activiteiten

binnen het plangebied vinden met name plaats in en rond het winkelcentrum Calluna en de Wilhelminaweg. Het gaat daarbij vooral om winkels, dienstverlening en horecabedrijven. Nabij het winkelcentrum wordt ook een weekmarkt gehouden.

Ten noorden van Calluna, aan de Roodborstlaan, en ten westen van de Harderwijkerweg aan de Julius Röntgenlaan, zijn kleine winkelstrips aanwezig. In het noordoosten van Dieren is aan de Cederlaan een supermarkt aanwezig met vooral een buurtfunctie.

Aan de Wilhelminaweg staat ook een van de weinige bedrijven in het plangebied: de Gazelle.

2.9 Voorzieningen

De openbare voorzieningen in het plangebied zijn met name gelegen nabij het winkelcentrum Calluna en het Ericaplein. Hier bevinden zich het culturele centrum Theothorne met zaalverhuur ensporthal Theothorne. In dezelfde noordoosthoek staan de gebouwen De Bundel (o.a. bibliotheek, servicecentrum gemeente, muziekschool, fysiotherapeut) en De Oase (Multi Functioneel Centrum met o.a. wijkactiviteiten, een ondergrondse oefenruimte voor het uitvoeren van muziek). Deze instellingen zijn goed bereikbaar en liggen in de directe omgeving van de winkels.

In Dieren-Noordoost is de Stichting Wijkcentrum De Drieschaar gevestigd aan de Meidoornlaan.

In diverse basisscholen is kinderopvang aanwezig.

onderwijs

Dieren kent diverse basisscholen. Voor het noordelijke deel van het plangebied zijn dat basisschool De Akker (protestants-christelijk) en De Vlinder (Rooms-katholiek), samen in één gebouw gevestigd aan de Admiraal Helfrichlaan, de Annie M.G. Schmidt (openbaar) aan de Valeriuslaan, De Boomgaard (protestants-christelijk) aan de Essenhof, ’t Schaddeveld (openbaar) aan de Meidoornlaan en De Wensvogel aan de Geitenbergweg.

Aan de Tellegenlaan staat een vestiging van het ROC Rijn en IJssel.

sport

Sportvoorzieningen binnen het plangebied zijn de sporthal Theothorne aan het

Ericaplein en de gymzalen aan de Huygenslaan en nabij de Burgemeester Bloemers- straat. Overige sportvoorzieningen bevinden zich net buiten de plangrens aan de Admiraal Helfrichlaan, geclusterd in het sportpark Nieuwland.

religie en begraafplaatsen

Aan de Admiraal Helfrichlaan is de protestantse Ontmoetingskerk gevestigd. Aan de Rode Kruislaan staat de Emmauskerk (katholiek) en aan de Enkweg is de Selimiye Moskee gesitueerd. Er zijn meerdere religieuze genootschappen in het plangebied gevestigd zoals aan de Dr. Schaepmanstraat.

Binnen het plangebied bevinden zich drie begraafplaatsen. Dit zijn de Algemene

Begraafplaats aan de Imboslaan, de Rooms Katholieke begraafplaats gelegen

aan de Harderwijkerweg en de Joodse begraafplaats aan de Bernard Zweerslaan.

diverse

Aan de Wilheminaweg, bij het winkelcentrum, staat een gezamenlijke vestiging van de huisartsen. Verspreid in het plangebied worden (para) medische beroepen -meestal- aan huis uitgeoefend.

Aan de Rode Kruislaan bevindt zich een speeltuin. Nabij het winkelcentrum is een evenemententerrein aanwezig, de jaarlijks kermis wordt hier gehouden.

2.10 Nieuwe Ontwikkelingen

Het plan maakt geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk.

De mogelijkheden uit de geldende bestemmingsplannen zijn overgenomen waarbij een actualisering heeft plaatsgevonden. Daarbij is de uitwerking van de detailhandels- structuurvisie van belang. Het concentreren van winkels aan Calluna en Diderna is daarbij leidend. In het ontwerpbestemmingsplan is duidelijkheid geboden over de nieuwe horeca ontwikkelingen die toegelaten worden in het primaire winkelgebied.

Bij de vaststelling van het plan is detailhandel mogelijk gemaakt in een voormalig bankgebouw aan de Piersonstraat.

Niet geëffectueerde bouwrechten uit voorliggende plannen zijn gerespecteerd.

Zoals al eerder gesteld, heeft wel een omzetting naar de huidige landelijke standaard plaatsgevonden. Dit geldt ook voor de waarden in het plangebied.

In hoofdstuk 4 Beschrijving bestemmingsplan wordt aan een en ander nadere aandacht besteed.

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

In dit hoofdstuk komt vooral het ruimtelijke beleid aan de orde. Bij de beoordeling van de haalbaarheid in 5 Haalbaarheid en afweging wordt ingegaan op specifiek beleid.

3.1 Rijk

Het ruimtelijke beleid is op rijksniveau verwoord in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) die op 13 maart 2012 in werking is getreden. In de SVIR zijn diverse beleidsnota's geactualiseerd en geïntegreerd, waaronder de nota Ruimte uit 2006 en de nota Mobiliteit. In de SVIR schetst het rijk de ambities voor concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid tot 2040 (lange termijn) en doelen, belangen en opgaven tot 2028 (middellange termijn).


De hoofddoelen van het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid voor de periode 2020 - 2028 zijn:

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van het land;
  • het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid, waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Daartoe worden 12 nationale belangen geformuleerd. Provincies en gemeenten worden meer verantwoordelijk. Voor een aantal onderwerpen is geconcludeerd dat het rijk zijn bevoegdheid tot het stellen van algemene regels zou moeten gebruiken.


In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is vastgelegd welke nationale belangen moeten worden betrokken bij het vaststellen van een bestemmingsplan.

De uitwerking van de Ecologische hoofdstructuur, welke in onderhavig verband van belang zou kunnen zijn, vindt plaats via de provincies. Dit aspect komt in hoofdstuk 3.2 aan de orde.

In de SVIR is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Doel van de ladder is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. De ladder beoogt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Op 1 oktober 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd en is de ladder voor duurzame verstedelijking daarin als procesvereiste opgenomen.

Per 1 juli 2017 dient in de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, de behoefte daaraan beschreven te worden. Indien die ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied mogelijk wordt gemaakt, dient gemotiveerd te worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Dit aspect komt aan de orde in hoofdstuk 5 Haalbaarheid en afweging.

3.2 Provincie

Op provinciaal niveau worden hier enige voor het plangebied relevante documenten aangehaald. Allereerst de Omgevingsvisie Gelderland.

De Omgevingsvisie Gelderland zoals die op 9 juli 2014 door provinciale staten is vastgesteld bestaat uit een visiedocument en een verdiepingsdocument. De hierop gebaseerde Omgevingsverordening Gelderland is op 24 september 2014 door provinciale staten vastgesteld. De verordening is 16 oktober 2014 gepubliceerd en daags daarna in werking getreden. Op dezelfde dag trad ook de Omgevingsvisie in werking.


In de Omgevingsvisie benoemt de provincie als hoofddoelen:

  • Een duurzame economische structuur, waarbij niet meer moet worden gedacht in de termen van 'groei' maar meer in termen van 'beheer en ontwikkeling van het bestaande'.
  • Het borgen van de kwaliteit en veiligheid van de leefomgeving; hierbinnen staat het waarborgen en verder ontwikkelen van een goede kwaliteit en beleving van natuur en landschap, een gezonde en veilige leefomgeving en een robuust bodem- en watersysteem centraal.

Het onderdeel Visie is opgebouwd rond de invalshoeken Divers Gelderland, Dynamisch Gelderland en Mooi Gelderland. Daarin worden de hoofddoelen vertaald in ambities. Per ambitie is de aanpak op hoofdlijnen beschreven. Voor een goed begrip is het nodig om de invalshoeken in samenhang te beschouwen.

De nadere invulling van de hoofdlijnen vindt plaats in door gedeputeerde staten vast te stellen uitvoeringsprogramma's.


In het onderdeel Verdieping worden de regio's en thema's nader beschouwd. Beschreven worden onder andere de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik, het wonen, kantoren, detailhandel, bedrijventerreinen, demografische ontwikkeling, energietransitie, vrijetijdseconomie, land- en tuinbouw, mobiliteit, cultuur en erfgoed, natuur en landschap alsook water en ondergrond.

De gemeente Rheden maakt hierin onderdeel uit van de stadsregio Arnhem-Nijmegen. Belangrijkste opgaven voor de Stadsregio zijn:

  • versterking van de basiseconomie en de topsectoren;
  • versterking van het stedelijk kerngebied;
  • realisatie van een aantrekkelijk regionaal vestigingsklimaat voor wonen en werken;
  • behouden en verbeteren van de leefbaarheid in steden en omringende kernen;
  • verbeteren van de interne en externe bereikbaarheid;
  • behouden en benutten van de gebiedskwaliteiten.

Ten opzichte van de vorige visie valt voor het landelijke gebied op dat de woningbouwcontouren rond de dorpen zijn vervallen. Ook hiervoor wordt nu bij de afweging de ladder voor duurzaam ruimtegebruik gebruikt.

Onderdeel van de Omgevingsvisie zijn thematische kaarten, waarop per thema een gebiedsindeling is weergegeven.

De Omgevingsvisie wordt regelmatig geactualiseerd. Voor onderhavig plan is gebruik gemaakt van de op 13 december 2017 vastgestelde actualisatie.


In de Omgevingsverordening Gelderland is het ruimtelijke beleid zoals dat in de Omgevingsvisie Gelderland is verwoord, deels verankerd. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. Uit deze kaarten blijkt o.a. dat het plangebied is gelegen nabij gebieden die in de provinciale omgevingsverordening zijn aangegeven als Gelders Natuurnetwerk dan wel als Groene ontwikkelingszone. In paragraaf 5.4 wordt hier verdere aandacht aan besteed. Volledigheidshalve wordt hier nog gemeld dat het plangebied op enkele punten grenst aan het ammoniakbuffergebied en het gebied waarvoor het plussenbeleid geldt voor de landbouw.

De omgevingsverordening wordt regelmatig geactualiseerd. Voor onderhavig plan is gebruik gemaakt van de op 13 december 2017 vastgestelde versie. Deze verordening is bindend voor de gemeente.


Voor onderhavig bestemmingsplan is het volgende onderwerp uit de Omgevings- verordening Gelderland van toepassing:

  • nieuwe woonlocaties.

Over 'wonen' wordt gesteld dat in een bestemmingsplan nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts worden toegestaan wanneer dit past in het door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma successievelijk de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave wonen voor de betreffende regio. In 2018 wordt de nieuwe regionale woonagenda Arnhem/Nijmegen vastgesteld door gedeputeerde staten.

De kwantitatieve vraag wordt gebaseerd op de bevolkings- en huishoudensprognose van de provincie (Primos 2016). In de subregio Arnhem (gemeenten Arnhem, Lingewaard, Overbetuwe, Renkum, Rozendaal en Rheden) betekent dit een benodigde groei van de woningvoorraad voor de komende 10 jaar (2017-2027) van ruim 13.000 woningen.

In de subregionale woonagenda, die in maart 2018 wordt vastgesteld, is afgesproken dat de kwantitatieve opgave als spiegel wordt gebruikt. We willen met name sturen op toevoegen van de juiste kwaliteit. Hiervoor worden kwalitatieve randvoorwaarden opgesteld waaraan plannen worden getoetst.

Uit de regionale woningmarktanalyse (Companen 2017) blijkt dat er op de korte termijn nog durk op de woningmarkt is, maar dat deze langzaam gaat afnemen totdat er na 2035 huishoudenskrimp wordt verwacht. Het aantal ouderen en alleenstaanden gaat toenemen. De vraag naar duurdere huur- en koopwoningen neemt toe, de vraag naar sociale huur- en goedkope koopwoningen neemt af.

  • bodembescherming

Uit de Omgevingsverordening Gelderland blijkt voorts dat het westelijk deel van Dieren gedeeltelijk is gelegen in het grondwaterbeschermingsgebied (zie ook paragraaf 2.5.2). Voor het plangebied betekent dit dat bepaalde activiteiten niet zijn toegelaten of alleen nadat gedeputeerde staten hieraan medewerken. Op grond van die verordening zijn namelijk aangewezen een WKO-vrije zone (het gebied binnen de rode omlijning) en een boringsvrije zone (de blauwe horizontale belijning). Deze beperkingen gelden dus voor het hele grondwaterbeschermingsgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPDN2017-VA02_0011.jpg"

Bron: Omgevingsverordening Gelderland

Daarnaast is een ruimer intrekgebied aangewezen op basis van de omgevingsverordening.

Voor een volledig overzicht van de activiteiten waaraan voorwaarden zijn verbonden wordt hier verwezen naar de provinciale verordening die beschikbaar is op de provinciale website www.gelderland.nl/drinkwater of op de website www.ruimtelijkeplannen.nl.

Voorts wordt hier vermeld het provinciale beleid om de vrijetijdssector te versterken en ervoor te zorgen dat de economische én sociale waarde wordt vergroot. Voor de periode 2012 tot en met 2015 hebben provinciale staten in november 2011 het Actieplan Vrijetijdseconomie: Ruimte voor ondernemers in de vrijetijdssector vastgesteld. Hierin zijn weinig ruimtelijke ingrepen voorzien. Het accent ligt met name op het beter benutten van hetgeen er aanwezig is met behoud van alle kwaliteiten van de provincie Gelderland.

3.3 Waterschap

Het waterschap heeft de zorg voor de waterkeringen, is verantwoordelijk voor het grond- en oppervlaktewater in het landelijke gebied en in het stedelijk gebied voor het oppervlaktewater. Daarnaast heeft het waterschap als taak het zuiveren van het afvalwater.

In de Keur geeft het waterschap regels ten aanzien van waterkeringen en oppervlaktewateren. In de Legger geeft het waterschap de gewenste staat van de watergangen en waterkeringen aan.

Het plangebied is gelegen binnen het beheergebied van waterschap Rijn en IJssel. In het Waterbeheerplan 2016-2021 geeft het waterschap haar doelen aan, zoals ze deze heeft verwoord in de Watervisie 2030 (uit 2013). Voor het bestemmingsplan is van belang dat nieuwe ontwikkelingen en de benodigde ruimte voor waterbeheer op elkaar worden afgestemd.

3.4 Gemeente

Voor onderhavig plangebied is het volgende gemeentelijke beleid van belang.

3.4.1 Vastgesteld beleid

Cultuurhistorie

De gemeenteraad heeft op 30 mei 2017 de Erfgoednota Verbindend Verleden vastgesteld. Daarin is het erfgoedbeleid over de jaren 2012-2016 geëvalueerd en worden de plannen voor de periode 2017-2021 geformuleerd. De evaluatie is aanleiding om voort te gaan op de ingeslagen weg; met dezelfde visie maar met nieuwe plannen waarin zoveel mogelijk erfgoedwensen zijn verwerkt.

Erfgoed gaat over menselijke sporen die uit het verleden die zichtbaar en tastbaar zijn in het heden. Dat kunnen voorwerpen zijn, archeologische vondsten, archieven, en gebouwde en groene monumenten zoals landgoederen, begraafplaatsen en landschappen. Maar ook bepaalde gebruiken, verhalen en gewoonten horen erbij.

In de visie is het cultuurhistorische erfgoed is van cruciaal belang voor de ruimtelijke en sociale karakteristiek van de gemeente Rheden. Allereerst gaat het om het in goede staat doorgeven van cultuurhistorisch erfgoed aan volgende generaties. Daarnaast willen wij ons erfgoed inzetten als (hulp)motor om de economische, sociale en klimatologische doelen te bereiken en als verbindende schakel tussen gemeente- brede beleidsdoelstellingen.

De visie is voor de verschillende delen van het erfgoed (landschap, archeologie, bouwkunst en de verhalen) uitgewerkt in de volgende thema's:

  • behoud en ontwikkeling;
  • kennis vermeerderen en delen;
  • promotie en beleving.

Naast uiteraard de kerntaak van erfgoed - instandhouding - is de focus de komende jaren gericht op het behalen van de gemeentebrede doelen op het gebied van klimaat, toerisme en recreatie en het sociale domein. Met een proactieve houding zal geprobeerd worden het voor eigenaren aantrekkelijk(er) te maken om hun erfgoed te behouden.

De gemeenteraad heeft in 2008 de archeologienota Uitgediept vastgesteld. Hierin wordt een aantal beleidsvoornemens ten aanzien van archeologie verwoordt. Archeologie wordt op grond van deze nota voortaan beschermd via de bestemmingsplannen. Dit laat onverlet dat mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd zijn beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient terstond te gebeuren. Of een vondst van archeologische resten uiteindelijk moet leiden tot behoud van deze resten of een opgraving wordt door burgemeester en wethouders bepaald op basis van het advies van de regioarcheoloog die zijn advies opstelt aan de hand van de in de archeologienota uitgewerkte selectiemethode.


In 2013 heeft de gemeenteraad de geactualiseerde archeologische verwachtings- en beleidskaarten met toelichting die bij de nota horen vastgesteld. Deze kaarten dienden als basis voor het geldende bestemmingsplan Parapluplan Archeologie Rheden 2013 en aanpassing regeling Buitenplaatsen. De archeologische bepalingen uit dat bestemmingsplan zijn in onderhavig bestemmingsplan verwerkt.

Milieuzonering

In de Nota Milieuzonering Rheden 2015 die op 26 mei 2015 door de gemeenteraad is vastgesteld, is vastgelegd hoe de gemeente omgaat met milieuzonering. De hoofdlijn is als volgt. Ten aanzien van dit aspect wordt de VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering gehanteerd. In nieuwe situaties wordt getoetst aan de richtafstanden. Afwijken van die afstanden is mogelijk mits gemotiveerd (met een onderzoek).In het kader van een goede ruimtelijke ordening worden ook bestaande situaties beoordeeld.Bestaande bedrijven worden in principe zo bestemd dat zij minimaal kunnen blijven functioneren. Tenzij sprake is van een milieuknelpunt en bedrijfsbeëindiging is gewaarborgd.

Bodemkwaliteit

De nota Bodembeheer en de achterliggende bodemkwaliteitskaart zijn op 31 mei 2011 door de gemeenteraad vastgesteld. Op de bodemkwaliteitskaart is de mate van diffuse bodemverontreiniging aangegeven. Deze diffuse bodemverontreiniging is niet toe te wijzen aan een specifieke bron zoals een tankstation of een smederij. In de nota Bodembeheer is vastgelegd hoe met deze diffuse bodemverontreiniging dient te worden omgegaan.

De wijze waarop met bodemverontreiniging wordt omgegaan bij het opstellen van bestemmingsplannen is door de gemeenteraad op 26 mei 2015, vastgelegd in de Nota standaardplanmethodiek dorpen Rheden 2015. Deze werkwijze is gebruikt bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van de gegeven bestemmingen.

Niet-gesprongen explosieven

In opdracht van de gemeente is in 2014 een historisch vooronderzoek uitgevoerd naar de mogelijke aanwezigheid van explosieven afkomstig uit de Tweede Wereldoorlog.

Dit onderzoek is in februari 2016 verfijnd. De resultaten voor het plangebied zijn verwerkt in de verbeelding.

De wijze waarop met de mogelijke aanwezigheid van niet-gesprongen explosieven wordt omgegaan is vastgelegd in de Nota Standaardplanmethodiek dorpen Rheden 2015.

Geluidhinder

De Wet geluidhinder stelt regels aan de geluidsbelasting die wordt veroorzaakt door gezoneerde wegen, spoorwegen en industrieterreinen op geluidgevoelige functies in nieuwe situaties. Hoe burgemeester en wethouders in verschillende omstandigheden invulling geven aan hun bevoegdheid om hogere waarden vast te stellen dan de voorkeurswaarde, heeft het college op 27 april 2015 vastgelegd in de Nota Hogere waarden wet geluidhinder Rheden 2015. Een benodigde hogere grenswaarde moet zijn verleend voordat een bestemmingsplan wordt vastgesteld.

Verkeer

In het gemeentelijke Verkeerscirculatieplan Dieren (VCP) uit 2013 wordt een wegcategorisering beschreven bestaande uit stroomwegen, gebiedsontsluitingswegen en verblijfsgebieden.

Verblijfsgebieden zijn of worden ingericht als 30 km of 60 km zone. Gebieds- ontsluitingswegen zijn de wegen binnen de bebouwde kom die hoofdzakelijk een doorstroom karakter hebben en waar een snelheidslimiet van 50 km geldt.


Voor het parkeren vormen de bepalingen uit de Nota Parkeernormen Rheden 2015 de grondslag. Het beleid is vastgelegd bij de vaststelling door de gemeenteraad op 26 mei 2015.

Groen

In het gemeentelijke Groenstructuurplan uit 2002 en de Beleidsnota Bomen uit 2005 is de leidraad dat de groene kenmerken en karakteristieken in de dorpen en deelgebieden worden versterkt.

Het raamwerk wordt in het plangebied gevormd door de Harderwijkerweg, Imboslaan, Industrielaan, Lindelaan, Enkweg, Spankerenseweg, Zilverakkerweg, Mr. Troelstra- straat, Admiraal Helfrichlaan, Geitenbergweg, Valeriuslaan, Rode Kruislaan, Tellegen- laan (gedeeltelijk), Burgemeester Bloemersstraat, Buitensingel en de Wilhelminaweg. Daarmee wordt de groene kwaliteit en de karakteristiek van een bomenrijk gebied behouden. Dit wordt versterkt door zoveel mogelijk inheemse boomsoorten toe te passen. Aangetekend wordt dat groeiruimte voor de bomen door de aanwezigheid van verharding soms beperkt is.

Spelen

In 2008 is de Beleidsnota R(h)eden te meer om te spelen 2008 - 2013 vastgesteld. Daarna is op 27 januari 2015 het rapport Evaluatie Speelbeleid vastgesteld. De beleidsnota is een onderdeel van het jeugd- en jongerenbeleid in de gemeente. Het doel is 3% (per hectare uitgegeven gebied) speelruimte te creëren en te behouden voor verschillende doelgroepen (4 - 17 jaar).

Daarbij wordt het volgende onderscheid gemaakt:

  • 4 - 14 jaar, hiervoor zijn de speelterreinen en speelvelden bedoeld;
  • 10 - 17 jaar, hiervoor zijn speelvelden als trapvelden, basketbalvelden, skatevoorzieningen en de jongerenontmoetingsplaatsen (jop) bedoeld.

Voor alle groepen moeten in de dorpen voorzieningen aanwezig zijn. Afhankelijk van de voorziening (jop of speelplek) wordt overleg gevoerd met diverse belanghebbenden. De voorzieningen moeten voldoen aan het Warenwetbesluit Attractie- en Speelvoorzieningen en de geldende milieuregels.

Water

Het huidige Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) heeft een planperiode van 2014 tot en met 2017. Het daarop volgende GRP zal in samenwerking met de gemeenten Bronckhorst, Doesburg en het waterschap Rijn en IJssel worden opgesteld in de vorm van een Afvalwaterketenplan. Met het GRP voldoet de gemeente Rheden aan de planverplichting voor de rioleringszorg die rechtstreeks voortkomt uit de Wet milieubeheer. In dit plan heeft de gemeente samen met Waterschap Rijn en IJssel het rioleringsbeleid vastgelegd.

De strategie bij de inzameling van afvalwater is afgestemd op rijks- en provinciaal beleid.

Ook de zorgplicht voor afstromend hemelwater en grondwater, binnen het stedelijke gebied, is geborgd in het GRP.

Omgaan met hemelwater en grondwater is geregeld in de in oktober 2015 vastgestelde gemeentelijke verordening Afvoer hemelwater en grondwater Rheden 2015.

Klimaatadaptie

In juni 2016 is het gemeentelijke klimaatbeleid De Rhedense klimaataanpak 2016-2020 vastgesteld. Klimaatadaptie vormt een belangrijk onderdeel van dit beleid. Hieronder wordt verstaan het zodanig inrichten en beheren van de openbare ruimte dat effecten van klimaatverandering hierin opgevangen kunnen worden zonder dat dit tot ernstige overlast of schade leidt. Het gaat hierbij om de effecten zoals meer en extremere buien, langere perioden van droogte en hitte en de stijging van de zeespiegel en de daaraan gerelateerde stijging van de rivierstanden. Directe gevolgen uiten zich onder andere in meer overlast van water op straat, erosie, bodemdaling, een toenemende kans op natuurbranden en afname van biodiversiteit. Dit beleid sluit aan op eerder genoemd beleid ten aanzien van natuur, groen en water.

Wonen

Op 30 juni 2015 heeft de raad de Woonvisie 2014-2020 vastgesteld. Daarin ligt de focus op kleinschalige en binnen de karakteristiek passende nieuwbouwplannen. Geconstateerd wordt dat bouwen voor de behoefte de inzet is. Daarnaast zal worden ingezet op de aanpak van de bestaande voorraad door middel van woningverbetering en herstructurering teneinde beter aan de toekomstige woningvraag te voldoen.

De kwantitatieve woningbehoefte in de gemeente bedraagt zo'n 50 woningen per jaar tot het jaar 2025. Gezien de huishoudensprognose gaat het de komende jaar om rond de 80 woningen per jaar. Na 2020 om 20 woningen per jaar. Daarbij blijft het 'nee, tenzij' beleid bij plannen voor meer dan 5 woningen van toepassing.

Ten aanzien van de kwalitatieve behoefte wordt geconcludeerd dat er behoefte is aan huurwoningen, zowel sociale huurwoningen als vrije sector huur. Bij grotere nieuwbouw- of ontwikkelingslocaties wordt ingezet op ten minste 35% huurwoningen (in de sociale en vrije sector). Het accent zal binnen de gemeente moeten liggen op grondgebonden woningen. Met betrekking tot de woningkwaliteit is geconstateerd in de structuurvisie voor het dorp Velp dat bij appartementen in de marktsector ingezet dient te worden op een oppervlakte van minimaal 100 m². Deze lijn kan ook worden doorgezet naar het dorp Dieren.

Op 21 februari 2017 is vastgesteld de Verordening sociale woningbouw gemeente Rheden, op basis waarvan in bestemmingsplannen eisen gesteld kunnen worden aan het aandeel sociale huur en/of sociale koopwoningen.

Toerisme

Het toeristisch-recreatief beleid is erop gericht meer aanbod te genereren voor toeristen en bezoekers aan de gemeente Rheden. De daadwerkelijke uitbreiding is afhankelijk van ondernemers en hun plannen voor nieuwe bedrijvigheid.

Het Toeristisch-Recreatief OntwikkelingsPlan (TROP) Rheden op z'n best; tussen IJssel en Veluwezoom uit 2009 geeft aan dat initiatieven op het gebied van bed & breakfast- voorzieningen ondersteund worden en mogelijk zijn onder bepaalde voorwaarden. Verdere ruimtelijke ontwikkelingen voor het plangebied worden niet voorzien. Inmiddels heeft de gemeenteraad, als één van de partners, in september 2016 ingestemd met het Masterplan Toerisme. Ruimtelijk bevat dit masterplan geen zaken voor dit plangebied.

Terzijde wordt hier nog opgemerkt dat het bestemmingsplan ook voorziet in de mogelijkheid in de woning onder voorwaarden bed&breakfast te verstrekken, in die gevallen is uit een oogpunt van brandveiligheid een vergunning (voor een logies- functie) vereist als nachtverblijf wordt verstrekt aan meer dan 4 personen.

Economische activiteiten

In de visie Een actuele economische beleidsnota van en voor de gemeente Rheden

(vastgesteld door de gemeenteraad in maart 2016) wordt aangegeven dat het voor de gemeente van groot belang is dat de economie vitaal blijft voor haar inwoners en het bedrijfsleven.

De visie geeft onder andere aan dat ingezet moet worden op het behouden en versterken van de bedrijvigheid en daarmee de werkgelegenheid. De Rhedense bedrijventerreinen zijn voor de werkgelegenheid belangrijke gebieden. Om de kwaliteit van de bestaande bedrijventerreinen te verhogen en knelpunten in de toekomst zoveel mogelijk te voorkomen is revitalisering noodzakelijk.

Voor de dorpen Velp, Rheden en Dieren is in de raadsvergadering van januari 2017 een nieuwe detailhandelsstructuurvisie Kiezen voor eigen kwaliteit opgesteld. Hierin wordt voor Dieren de bestaande bedrijvigheid beschreven en geconcludeerd dat de versterking van het winkelaanbod plaats zou moeten vinden in het kernwinkelgebied. Voor het aangrenzende secundaire winkelgebied geldt dat het toevoegen van winkels (hieronder verstaat de detailhandelsstructuurvisie ook publieksgerichte dienst- verlening zoals een kapper, reisbureau, uitzendbureau) eventueel mogelijk gemaakt kan worden door een afwijkingsmogelijkheid mits dit geen verstorende werking heeft op het functioneren van het kernwinkelgebied en vestiging binnen het kernwinkel gebied niet mogelijk is. Geadviseerd wordt om buiten deze gebieden geen medewerking te verlenen aan uitbreiding van de bestaande winkels.

Bij het leegkomen van winkelpanden buiten het kernwinkelgebied zou meegewerkt kunnen worden aan aanvragen voor functieverandering zoals dienstverlening of woningen.

Daarnaast is het streven om het winkelgebied aantrekkelijk te maken voor verblijf, bijvoorbeeld door de aanwezigheid van winkelondersteunende horeca.

Studentenhuisvesting

In de nota Studentenhuisvesting, die op 14 maart 2016 door burgemeester en wethouders is vastgesteld, staat de kwantitatieve en kwalitatieve woningbehoefte van studenten van de Hogeschool Van Hall Larenstein in Velp en de Hogeschool Arnhem-Nijmegen in Arnhem centraal. Geconcludeerd wordt datde vraag naar studentenhuisvesting zich vooral zal richten op Arnhem en in kwalitatieve zin vooral op kamers met voorzieningen. Voor de komende jaren wordt geen aanleiding gezien om binnen de gemeente Rheden mee te werken aan initiatieven die zich richten op reguliere studenten. Voor buitenlandse studenten van HVHL wil de gemeente Rheden ruimte bieden aan een initiatief dat zich richt op de realisatie van een kleinschalig complex met gemeubileerde kamers.

Kamerverhuur

Het kunnen gebruiken van een pand voor kamerverhuur is in de APV gekoppeld aan een exploitatievergunning als het meer dan 2 kamers betreft. In de op 22 augustus 2017 door burgemeester en wethouders vastgestelde Beleidsnota Exploitatie kamerverhuurpanden, vergunningverlening, toezicht en handhaving(in werking getreden op 26 oktober 2017) is vastgelegd onder welke voorwaarden zij vergunning verlenen.

Grondgebonden woningen komen niet in aanmerking voor een vergunning als deze in het geheel voor kamerverhuur worden aangewend. Wordt kamerverhuur gecom- bineerd met een zelfstandig huishouden of in het geval dat geen sprake van een grondgebonden woning, dan wordt een onderscheid gemaakt tussen overwegend monofunctionele woonwijk en een functioneel gemengde wijk.

Dit onderscheid vloeit voort uit de constatering dat in zijn algemeenheid kan gesteld worden dat aan het bewonen van kamers een andere ruimtelijke uitstraling is verbonden dan de bewoning door een huishouden. Gezien de leeftijdssamenstelling en het levensritme van de bewoners en een mogelijke toename van de parkeerdruk wordt gekozen voor een zeer restrictieve benadering voor nieuwe kamerverhuur in een rustige woonwijk. Kamerverhuur kan daar slechts worden toegestaan indien dit op zo'n ondergeschikte schaal is, dat de ruimtelijke uitstraling van de woonbuurt hierdoor niet wijzigt. Incidenteel bestaat ruimte voor enige kamerverhuur.

Ter invulling van het ondergeschikte, incidentele karakter is gekozen voor een norm van 1% van het aantal woningen in een rustige woonwijk. Om ongewenste klontering van deze 1% te voorkomen is het gewenst om een afstandsmaat te hanteren tussen de panden waar kamerverhuur plaatsvindt. Een onderlinge afstand van 50 m wordt daarbij acceptabel geacht.

In de nota wordt voorts geconstateerd dat in functioneel gemengde wijken de komst van kamerbewoners met hun eigen ruimtelijke uitstraling minder impact heeft. Dit blijkt ook uit het gegeven dat thans geen overlast wordt gemeld ten gevolge van kamer- bewoning die met name in deze wijken is geconstateerd. Kamerbewoning kan in deze wijken zelfs bijdragen aan de levendigheid en dynamiek die dergelijke gebieden eigen zijn. Dit leidt derhalve tot de conclusie dat thans geen behoefte bestaat aan beheermaatregelen in functioneel gemengde wijken. Zodat in die gemengde gebieden (nog steeds met uitzondering van het in zijn geheel gebruiken van grondgebonden woningen voor kamerverhuur) een ruimer beleid is geformuleerd. Gesteld is dat in het bestemmingsplan wordt aangewezen in welk gebied sprake is van een gemengde wijk.

In dit bestemmingsplan wordt het ruimtelijk relevante onderscheid tussen een rustige woonwijk en een functioneel gemengde woonwijk vastgelegd. In hoofdstuk 4 wordt dit bij de beschrijving van de bestemming Wonen nader verklaard.

Evenementen

In de Beleidsnota Evementenbeleid Rheden 2017, vastgesteld in de raadsvergadering van januari 2017, is een gemeentebreed algemeen beleid geformuleerd over evenementen. De nota wordt gevolgd door een uitvoeringsnota op basis waarvan een ruimtelijk kader op bestemmingsplanniveau kan worden vastgesteld.

Visie Wonen Welzijn Zorg

Op 29 november 2016 heeft de gemeenteraad de Visie Wonen Welzijn Zorg vastgesteld. De visie heeft als hoofdlijn 'een passende woning in een passende woonomgeving'. Dit betekent dat planologische flexibiliteit gewenst is om snel in te kunnen spelen op maatschappelijke ontwikkelingen rond wonen, welzijn en zorg. Geconstateerd wordt dat het aantal intramurale verzorgingsplaatsen in de gemeente ongeveer constant moet blijven. Wel is sprake van een tijdelijke mindere behoefte aan intramurale plaatsen. Extramuralisering (minder intramurale plaatsen) en vergrijzing (meer intramurale plaatsen nodig) houden elkaar min of meer in evenwicht.

Voor nieuwe initiatieven zijn criteria opgenomen op basis waarvan de gemeente mee wil werken aan bestemmingswijzigingen. Innovatieve woonvormen in combinatie met zorg willen wij zo veel mogelijk faciliteren.

Verder wordt aandacht gevraagd voor de kwaliteit van het openbare gebied, met name waar het gaat om routes voor mensen met een beperking. Ook de relatie met voorzieningen en dorpshuizen is hierbij belangrijk.

Welstandsnota

De welstandsnota vormt samen met het bestemmingsplan het (juridische) kader waaraan een omgevingsvergunning wordt getoetst ten aanzien van de ruimtelijke aanpassing van de gebouwde omgeving. Op 30 mei 2017 heeft de raad de welstandsnota geactualiseerd. Met deze welstandsnota zijn de gemeente, ondernemers en inwoners gezamenlijk verantwoordelijk voor de kwaliteit van de leefomgeving. De nota is alleen daar van toepassing waar het algemeen belang van de leefomgeving groot is. Daar waar het niet nodig is, geeft de nota ruimte voor de eigen verantwoordelijkheid van de ondernemer en inwoner voor de verschijningsvorm van een bouwwerk. Hiermee wordt de regelgeving ten aanzien van welstand beperkt tot de hoogstnodige welstandscriteria zonder dat de kwaliteit van de bebouwde omgeving achteruit gaat. De nota is digitaal beschikbaar via de website www.welstandsnotas.nl/rheden. Hier kan iedereen de nota op adres raadplegen.

3.4.2 Structuurvisie

De structuurvisie voor Dieren is in voorbereiding. De vertaling van de bevindingen en de resultaten van het interactieve proces zullen worden vastgelegd in een ontwerp- structuurvisie. De formele procedure zal starten na die van het bestemmingsplan.

3.4.3 Komend beleid

Bij de voorbereiding van de 10-jaarlijkse actualisatie van de bestemmingsplannen is geconstateerd dat er op dit moment nog nieuw beleid in voorbereiding is. Dit nieuwe beleid kan aanleiding zijn om het nu voorliggende geactualiseerde bestemmingsplan - op onderdelen - te herzien.

Dit geldt bijvoorbeeld voor de uitvoeringsnota van het evenementenbeleid.

Hoofdstuk 4 Beschrijving Bestemmingsplan

Zoals in hoofdstuk 1 al is aangehaald, kent onderhavig bestemmingsplan dat volgens de huidige digitale vereisten is opgezet, andere bestemmingen ten opzichte van het voorheen geldende bestemmingsplan. Ook zijn de laatste wijzigingen in regelgeving en beleid hierin verwerkt. Niet gewijzigd is het uitgangspunt van flexibele bestemmingsplannen. De geldende bestemmingsplannen zijn hiervoor als startpunt gebruikt. Ook zijn enige beperkingen aangebracht (bijvoorbeeld ten aanzien van aantallen, goothoogte en bouwlagen) zoals hieronder wordt beschreven.

4.1 Systematiek

Bouwmogelijkheden

In het plangebied liggen niet bebouwde bouwvlakken. Deze waren al bestemd in het geldende plan. Er bestaat geen aanleiding om deze mogelijkheden niet over te nemen. Hier is juridisch-planologisch gezien geen sprake van nieuwe mogelijkheden.

Op 3 locaties kan nog een omgevingsvergunning worden verleend voor in het totaal 3 woningen. Het gaat om de volgende locaties:

- 1 kavel aan de Köllinglaan 1;

- 1 kavel aan de Meidoornlaan187;

- 1 kavel aan de Spankerenseweg 22.

Voorts geldt dat uit het geldende bestemmingsplan de mogelijkheid om boven panden met de bestemming Voorzieningen woningen te realiseren, in voorkomende gevallen is overgenomen.

De bestaande bouwvlakken zijn overgenomen tenzij dit niet meer actueel is, dan is het bouwvlak aangepast aan een verleende omgevingsvergunning.

Maatvoering

De regeling voor de maatvoering wijzigt generiek ten opzichte van het voorheen geldende bestemmingsplannen. In plaats van alleen een bouwhoogte, zoals in de voorheen geldende bestemming Werken of Voorzieningen, wordt in de dorpen thans ook het maximale aantal bouwlagen geregeld in andere bestemmingen dan de bestemming Wonen. Dit voorkomt dat in de woonomgeving hoge plat afgedekte gebouwen worden gerealiseerd, hetgeen niet passend wordt gevonden binnen de stedenbouwkundige structuur ter plekke. In de bestemmingen Centrum en Bedrijventerrein wordt niet gewerkt met bouwlagen.


Gebruik

Geconstateerd kan worden dat niet alle gegeven gebruiksmogelijkheden uit het geldende bestemmingsplan nog actueel zijn. Het betreft vooral de functies die door middel van aanduidingen in een woonbestemming waren toegelaten. Panden zijn ook in zijn geheel als woning in gebruik. De panden waarin wonen en andere functies aan elkaar gelijk waren gesteld, worden in dit plan bestemd als Gemengd. Aan de hand van de actuele situatie is gekeken naar de toedeling van toegelaten ander gebruik binnen de bestemming Gemengd.

Waar in de loop der jaren zich een ander gebruik heeft ontwikkeld, is dit beoordeeld. Niet alleen op de stedenbouwkundige aanvaardbaarheid maar ook vanuit andere beleidsvelden en regelgeving.


Stedenbouwkundige waarden

De stedenbouwkundige waarden die voorheen in een Beschrijving-in-Hoofdlijnen waren verwoord, krijgen thans waar zij als juridisch bindend zijn te beschouwen, recht- streeks een plaats op de verbeelding en in de regels. Het instrument Beschrijving- in-Hoofdlijnen is namelijk niet meer opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening en kan daarom niet meer worden toegepast. Gezien de beschrijvende aard van deze waarden in de geldende bestemmingsplannen, komen deze waarden zeer beperkt terug in onderhavig plan. Het gebied De Slenk kende een juridische beperking, daarom krijgt dit gebied de aanduiding stedenbouwkundig waardevol met een zelfde beperking.

De jurische beperking die geldt voor de wijk Stenfert II, het gebied rondom het Vogelplantsoen, is meegenomen in de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie die aan deze wijk is gegeven.

- goot- en bouwhoogtes

Het stedenbouwkundige beeld wordt in zijn algemeenheid zoals hierboven al onder maatvoering is gesteld, beter geborgd door in elke bestemming te werken met bouwlagen. Zo nodig kan ook bij hoofdgebouwen gewerkt worden met goot- en bouwhoogtes als hiertoe stedenbouwkundig aanleiding toe is. Denk aan gebieden met een stedenbouwkundig waardevolle uitstraling. In die gevallen is de doelstelling het bewerkstelligen dat bij ver- of nieuwbouw optimaal wordt aangesloten op de bestaande, waardevol bevonden ruimtelijke uitstraling van een gebied. Buiten de gebieden met een stedenbouwkundig waardevolle uitstraling blijft uitgangspunt de systematiek van bouwlagen en bouwhoogtes. Deze systematiek biedt meer architectonische variatiemogelijkheden.

In onderhavig plangebied zijn binnen de stedenbouwkundig waardevolle zones alleen de bestaande goot- en bouwhoogtes uitgangspunt als het monumenten betreft.


- onbebouwde gronden grenzend aan het openbare gebied

De openheid van die onbebouwde gronden wordt in zijn algemeenheid bij woningen geborgd door de toekenning van de bestemming Tuin en bij overige bestemmingen door het niet aanduiden van deze gronden als een gebied waar bijgebouwen kunnen worden geplaatst.


- overige zone - stedenbouwkundig waardevol

Aan gebieden met een stedenbouwkundig waardevolle uitstraling is de aanduiding overige zone - stedenbouwkundig waardevol toegekend. Deze aanduiding betreft gronden langs wegen die bepalend zijn voor de stedenbouwkundige hoofdstructuur en waarbij een belangrijke mate van ruimtelijke representativiteit wordt nagestreefd. Het toekennen van deze aanduiding heeft tot doel het representatieve beeld in stand te houden en te versterken. In deze zone worden geen gebouwen en overkappingen toegestaan, ook niet vergunningsvrij, teneinde een verdichting/samenklontering van het straat- en/of bebouwingsbeeld te voorkomen. Daarom worden ook restricties vastgelegd ten aanzien van het bouwen van erf- en perceelafscheidingen. Die mogen net zoals in de bestemming Tuin maar 1 meter hoog zijn. In het geval dat uit veiligheidsoverwegingen bij bedrijfsmatige en maatschappelijke functies een hoger hekwerk noodzakelijk is, kan hieraan worden meegewerkt. Ten aanzien van alle bouwwerken in deze zone kunnen nadere eisen worden gesteld.


Cultuurhistorische waarden

Vanuit cultuurhistorisch oogpunt is het herkenbaar houden van de ontwikkelings- geschiedenis van belang. Op stedenbouwkundig schaalniveau kan dat door de hoofdstructuur, gevormd door de oude linten en later geheel nieuw aangelegde of doorgetrokken ontsluitingswegen te behouden. Het bestemmingsplan voorziet hierin. Het bestemmingsplan legt voorts het bestaande bebouwingspatroon vast in bouwvlakken en maatvoeringen.

Voor de ontworpen wijk rondom het Vogelplantsoen is geoordeeld dat de waarde zodanig is dat deze wijk een dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie kan worden toegekend.


- monumenten

Ter bescherming van de cultuurhistorische waarden zijn ook de maatvoeringen van de beschermde monumenten nader bezien. Hier wordt een conserverende regeling voor goothoogte en bouwhoogte geïntroduceerd om in het bestemmingsplan meer aansluiting te zoeken bij de regelgeving ten aanzien van monumenten. Monumenten zijn op de verbeelding ter herkennen door de aanduiding specifieke bouwaanduiding - hoogtemaatvoering (sba-hm).

- archeologie

Verder valt het plangebied binnen de werkingssfeer van het bestemmingsplan Parapluplan Rheden Archeologie 2013. De krachtens dat plan geldende dubbel- bestemmingen voor archeologie zijn overgenomen in het voorliggende plan, met bijbehorend beschermingsregime. Opgemerkt wordt dat de begrenzing van de verschillende types van archeologische waarden op een aantal plekken cirkelvormig is.

Het voorliggende plan heeft geen zelfstandige, nieuwe ambities ten aanzien van de bescherming van de aanwezige waarden.


Milieuzonering

Bij de totstandkoming van de planregeling is het uitgangspunt geweest dat geen hoger niveau van potentiële overlast mag ontstaan. Om dit te bewerkstelligen, zijn de toegestane activiteiten gekoppeld aan diverse lijsten. Deze zijn zodanig van opzet dat deze activiteiten binnen het gebiedstype acceptabel worden geacht. In het bestemmingsplan wordt nu direct aangeduid tot welke milieucategorie een functie is toegelaten, er hoeft anders dan voorheen het geval was geen berekening per locatie meer te worden verricht. Dit biedt meer duidelijkheid vooraf.

Reeds aanwezige/toegelaten functies die niet passen binnen de algemene bestemmingsregeling, worden gerespecteerd door middel van een specifieke aanduiding. Er bestaat geen aanleiding tot het 'wegbestemmen' van deze functies.

Voorts geldt dat voor alle activiteiten de parkeernormen van toepassing zijn. Dit kan gevolgen hebben voor de toelaatbaarheid van de activiteiten.

4.2 Toedeling Van Bestemmingen

Bestemming Bedrijf

De bestaande bedrijven zijn opgenomen in de bestemming Bedrijf. Zo nodig met een specifieke aanduiding.

Voor zover bedrijven niet zijn opgenomen in deze bestemming zijn zij door middel van een aanduiding toegelaten in de bestemming Gemengd als het perceel ook in zijn geheel voor het wonen mag worden gebruikt.

Bestemming Bedrijventerrein

De omvang van het terrein, de aard van de bedrijvigheid en de opname van dit bedrijfsterrein in het Integrale Bedrijventerrein Informatie Systeem van de provincie is aanleiding om de bestemming Bedrijventerrein te gebruiken. Op dergelijke terreinen wordt de aanvaardbaarheid van het gebruik ook in dit bestemmingsplan geregeld door een categorie-indeling gebaseerd op de VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering.

Bestemming Centrum

In de detailhandelsstructuurvisie zijn het kernwinkelgebied en het secundaire winkelgebied benoemd. Deze gebieden zijn bestemd voor Centrum - 1 en Centrum - 2. Daarbij richt Centrum - 1 zich op het behoud en versterking van de winkelfunctie. Binnen beide bestemmingen is een uitwisseling tussen functies mogelijk. Op basis van de detailhandelsstructuurvisie is binnen deze bestemmingen invulling gegeven aan de gebruiksmogelijkheden in deze winkelgebieden.

In Centrum - 2 wordt een maximum toegelaten oppervlak gehanteerd voor detail- handel, afgeleid van het bestaande bedrijfsvloeroppervlak van winkels en publieks- gerichte dienstverlening zoals omschreven in de detailhandelsstructuurvisie, en vervolgens afgerond. Daarbij wordt op basis van de detailhandelsstructuurvisie eveneens een afwijkingsmogelijkheid geïntroduceerd. De gebruiksmogelijkheden in Centrum - 2 zijn ruimer dan in Centrum - 1.
Na de inspraakfase zijn de bestemmingen uitgewerkt en aangevuld na ontvangst de nota Uitwerking aanvalsplan centrum Dieren van de Winkeliersvereniging Centrum Dieren.


Bestemming Gemengd

Op diverse plekken is sprake van een combinatie met andere gelijkwaardige functies. In de geldende (thans te herziene) bestemmingsplannen is gewerkt met aanduidingen waaruit blijkt dat tevens die andere gelijkwaardige functie is toegelaten. In het overgrote deel van de gevallen gaat het om woningen die ook in zijn geheel voor andere functies mogen worden aangewend. De mate waarin andere functies werden toegelaten was per pand verschillend. Ook vallen in de thans te herziene bestemmingsplannen de geldende bestemmingen uiteen in meer bestemmingen.

Voor beide gevallen voorziet onderhavig bestemmingsplan in mengbestemmingen. Gekozen is voor een onderverdeling in verschillende bestemmingen Gemengd.


- het plangebied

Bij de toedeling van de bestemming Gemengd - 1 of Gemengd - 2 is gelet op het gebruik dat in aanvulling op het wonen plaatsvindt. Bij de uiteindelijke indeling is de ligging betrokken. De bestemming Gemengd - 1 wordt gebruikt als sprake is van de aanwezigheid van verschillende functies in een nagenoeg aaneengesloten gebied maar niet op zo'n schaal dat gesproken kan worden van een centrumgebied. In een dergelijke aanloopstraat is een grotere verscheidenheid aan functies ruimtelijk aanvaardbaar. Het wonen is immers niet de overheersende functie. In voorkomende gevallen zijn de panden nabij het centrale winkelgebied overeenkomstig de conclusie in de detailhandelsstructuurvisie voor Gemengd - 1, en de panden gelegen in een woonwijk voor Gemengd - 2 aangewezen. Daarbij is ook betrokken het feitelijke gebruik en is getoetst of dit (nog steeds) ruimtelijk aanvaardbaar is. Geconstateerd is dat niet altijd de in de huidige bestemmingsplannen toegelaten functies feitelijk worden uitgeoefend.


- bestemming Gemengd - 1

De bestemming Gemengd - 1 is ruimer van opzet dan de bestemming Gemengd - 2. De bestemming Gemengd - 1 is geënt op de geldende bestemming Voorzieningen. Het perceel mag zowel worden gebruikt voor een woning als voor maatschappelijke activiteiten, dienstverlenende activiteiten, activiteiten op het gebied van cultuur en ontspanning, lichte bedrijfsactiviteiten en detailhandel (op de beganegrond) alsmede voor daghoreca. Net zoals in de bestemming Centrum - 2 is ook hier het bedrijfsvloeroppervlak voor detailhandelsbedrijven gemaximaliseerd gebaseerd op de bestaande situatie zoals bedoeld in de detailhandelsstructuurvisie, en vervolgens afgerond. Er is geen afwijkingsmogelijkheid opgenomen. De ruime gebruiks- mogelijkheden zijn aanvaardbaar aan deze weg nabij het winkelgebied.

Voor de bedrijfsmatige activiteiten wordt gebruik gemaakt van lijsten met daarin een opsomming van de toegelaten activiteiten met een vermelding van de milieucategorie. Deze lijsten zijn opgenomen als bijlagen bij de regels.

Daarnaast zijn bestaande functies die niet vallen onder de hierboven gegeven activiteiten specifiek aangeduid. Bij de totstandkoming van de planregeling is, zoals hiervoor al is aangehaald, het uitgangspunt geweest dat geen hoger niveau van potentiële overlast mag ontstaan.


- bestemming Gemengd - 2

De bestemming Gemengd - 2 is toegekend aan de percelen die zowel mogen worden gebruik voor een woning als voor de één (of meer) andere, aangeduide nevengeschikte functies. Als bijvoorbeeld de aanduiding (dv) is geplaatst, mag het pand en de gronden in zijn geheel of gedeeltelijk worden gebruikt ten behoeve van een woning of ten behoeve van dienstverlening. Dit verschilt van de situatie als een pand geheel of gedeeltelijk als woning wordt gebruikt en is bestemd voor Wonen. Dan mag de bewoner van die woning -zonder nadere aanduiding- aan huis een beroep of bedrijf uitoefenen. In dat geval zijn de voorwaarden opgenomen in Bijlage 8 Lijst vanbedrijfsactiviteiten aan huis en in artikel 22.4 van toepassing zoals bijvoorbeeld een maximale oppervlaktemaat voor een kantoor aan huis.

Ook bij deze bestemming heeft een actualisatie plaatsgevonden waarbij is gelet op de ligging. Zo is bij een pand waar in het geldende bestemmingsplan door de aanduiding voorzieningen toegelaten ook altijd daghoreca was toegelaten, in dit plan gelet op de aanwezigheid van deze functie. Daghoreca wordt niet vanzelf meer toegelaten gelet op de concentratiegedachte uit de detailhandelsstructuurvisie en het veraangenamen en vasthouden van het verblijf in het winkelgebied. Bestaande functies zijn positief bestemd.

Het vorenstaande betekent dat niet gerealiseerde detailhandel in dit plan niet opnieuw wordt toegelaten. Een afwijkingsbevoegdheid maakt het mogelijk om binnen de bestemming Centrum - 2 mee te werken aan een uitbreiding van detailhandel.


- algemene wijzigingsbevoegdheid

Ook dit plan kent nu een algemene wijzigingsbevoegdheid net zoals in de andere actualisatieplannen. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een wijzigingsplan vast te stellen waarin een gegeven functieaanduiding wordt geschrapt als het gebruik langer dan 1 jaar is beëindigd. Maar zij kunnen met het oog op flexibiliteit en voor- komen van leegstand ook een gegeven functieaanduiding wijzigen. Die mogelijkheid is geopend voor de bestemmingen Gemengd - 2 en Maatschappelijk - 1. De toe te laten activiteiten moeten naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met reeds toegestane activiteiten. De toe te laten activiteit moet vallen onder een maatschap- pelijke activiteit (maar geen woonvorm betreffen die is geregeld in de bestemming Maatschappelijk - 2), dienstverlenende activiteit of een activiteit op het gebied van cultuur en ontspanning. Het kan dus in ieder geval geen woonfunctie of een bedrijf betreffen. Een bedrijf heeft in een woonomgeving een andere uitstraling dan de wel toegelaten functies. Extra woningen worden met deze bevoegdheid niet toegelaten vanwege de plannen die al zijn opgenomen in de planningslijsten woningbouw.

Bestemming Wonen

De bestemming Wonen, die in de geldende bestemmingsplannen aan alle woonvormen werd toegekend, is nu beperkt tot die vormen waar het bieden van intramurale zorg niet voorop staat. Waar dat wel het geval is, is de bestemming Maatschappelijk - 2 toegekend. Daarmee wordt aangesloten bij de landelijke systematiek. Hierbij is ook gelet op de actuele situatie.

De bestemming Wonen is gegeven aan panden waar wordt gewoond en geen andere activiteit (meer) wordt ontplooid. Dat wil zeggen geen andere activiteit dan die niet onder een beroep aan huis of een toegelaten bedrijfsmatige activiteit aan huis begrepen kan worden. Binnen de bestemming Wonen blijven bestaande onder- geschikte andere functies uit het geldende bestemmingsplan toegelaten. Met betrekking tot het uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis is de regeling geactualiseerd.


- aantal woningen

In de bestemming Wonen en in de bestemmingen Gemengd is het aantal toegelaten woningen in een bouwvlak gefixeerd op het bestaande aantal of, indien dit meer is, het bestaande planologische aantal. Voor niet gerealiseerde bovenwoningen in de voormalige bestemming Voorzieningen waarin geen maximum werd genoemd, is uitgegaan van de volkshuisvestelijk gewenste oppervlakte in de marktsector. Aldus ligt de ruimte die geboden wordt om nieuwe woningen te bouwen in het bestemmingsplan vast en kan op een goede wijze invulling worden gegeven aan de toets aan de ladder voor duurzame verstedelijking die op grond van het Bro moet worden gedaan als -in een op te stellen bestemmingsplan- nieuwe stedelijke ontwikkelingen aan de orde zijn.

Overigens werd in de praktijk zeer zelden zonder een herziening van het bestemmingsplan, een vergunning verleend om ter plaatse van een woning meer woningen te mogen bouwen.


- kamerbewoning

Nieuw is een regeling met betrekking tot kamerbewoning. Dit wordt in beperkte mate toegelaten. Met deze regeling krijgt het bepaalde in de APV ook ruimtelijk zijn beslag en wordt dit voorzien van een duidelijk kader. Standaard kan een huishouden in de woning 2 kamers verhuren. In onderhavig plan kan niet worden gesproken van functioneel gemengde wijken. Het plan biedt daarom conform het kamerverhuurbeleid in beperkte mate de gelegenheid tot het realiseren van meer dan 2 kamers in een woning. Het verhuren moet altijd geschieden in combinatie met de bewoning door de eigenaar of huurder. Vervolgens geldt dat maximaal 1% van de woningen in het plangebied hiervoor mag worden aangewend waarbij de onderlinge afstand tussen de kamerverhuurpanden ten minste 50 m moet bedragen. Daarbij geldt - zoals in hoofdstuk 3.4.1 als is beschreven - dat voor grondgebonden woningen geen exploitatievergunning wordt verleend.


Om enig inzicht te krijgen in de mogelijkheid om te voldoen aan de regel, er geldt immers een afstandsmaat voor nieuwe kamerverhuurpanden, is hieronder een overzicht opgenomen van de panden waarvoor een exploitatievergunning op basis van de APV is verleend.

De stand per 1 februari 2018 is dat geen vergunningen zijn verleend.


Vóór het beleid ten aanzien van kamerbewoning, kan meegewerkt zijn aan het volledig gebruiken van een pand voor kamerbewoning. Dus zonder dat een relatie bestaat met een aanwezige woning. Deze panden zijn specifiek aangeduid op de verbeelding door middel van de aanduiding kamerverhuur, daarbij is ook het vergunde aantal kamers als maximum aantal aangeduid. De aanduiding voor nieuwe gevallen wordt pas opgenomen nadat de APV-vergunning is verleend.

Omdat in het verleden ook op basis van een bouwvergunning of omgevingsvergunning kan zijn meegewerkt aan het volledig gebruiken van een pand voor kamerbewoning, is zekerheidshalve in de regels bij de bestemming Wonen opgenomen dat dit gebruik in bestaande legale situaties is toegelaten.


Bestemming Cultuur en ontspanning

De bestemming Cultuur en ontspanning is gelegd daar waar het volgens de landelijke systematiek nodig is en het geen combinatie van functies betreft.

Bestemming Detailhandel

De bestemming Detailhandel is gebruikt voor detailhandelsvestigingen buiten het kernwinkelgebied en het secundaire winkelgebied voor zover zij niet zijn gelegen in een bestemming Gemengd.

Kantoor

De bestemming Kantoor is gelegd op de panden die als kantoor mogen worden gebruikt. Daaronder valt bijvoorbeeld ook een architectenbureau. Deze kantoren maken geen onderdeel uit van een bedrijf.


Bestemming Maatschappelijk - 1

De bestemming Maatschappelijk - 1 voorziet in een vrij brede maatschappelijk bestemming. Met een lijst is aangegeven welke functies hieronder worden begrepen. Bij de totstandkoming van de lijst is de mate van hinder voor de omgeving betrokken.

Het gaat om maatschappelijk voorzieningen zoals scholen, kerken, buurthuizen, gezondheidscentra.

Daar waar ook een ander gebruik plaatsvindt, is dit door middel van een aanduiding toegelaten.

Voor zover in de bestemming functieaanduidingen zijn geplaatst, kan de algemene wijzigingsbevoegdheid van toepassing zijn. Voor de beschrijving van de bevoegdheid die burgemeester en wethouders hebben, wordt verwezen naar het hierboven gestelde bij de bestemming Gemengd.


Bestemming Maatschappelijk - 2

Waar sprake is van begeleid wonen (intramurale zorg), bijvoorbeeld verpleeghuizen en instellingen, is de bestemming Maatschappelijk - 2 toegekend. Ook beschermd wonen (instelling jeugdzorg) is hier toegestaan. De op deze locaties staande woningen zijn als zorgwoningen toegelaten ten einde een uitwisselbaarheid van intramurale en extramurale zorg mogelijk te maken waardoor deze locaties behouden worden als zorglocatie.

Daar waar ook een ander gebruik plaatsvindt, is dit door middel van een aanduiding toegelaten.

Bestemming Maatschappelijk - 3

In dit bestemmingsplan wordt de nieuwe bestemming Maatschappelijk - 3 gebruikt om het gebruik te regelen van twee gebouwen grenzend aan het kernwinkelgebied waarin een groot aantal verschillende activiteiten plaatsvinden. Gekozen is voor een opsomming van toelaatbare functies gebaseerd op het huidige gebruik.


Bestemming Tuin

De bestemming Tuin is toegekend aan perceelsgedeelten (bij woningen) waarvoor bebouwing met gebouwen/overkappingen vanwege de ruimtelijke uitstraling aldaar uitdrukkelijk niet gewenst wordt gevonden. Die perceelsgedeelten hebben in de geldende bestemmingsplannen de bestemming Wonen waarbij geen bijgebouwen zijn toegelaten. Door de bestemming Tuin wordt nadrukkelijker dan voorheen in beeld gebracht dat de betreffende gronden vrij van gebouwen dienen te blijven.

De bestemming Tuin wordt eveneens gebruikt daar waar het achtererf grenst aan het landelijke gebied en een overgang tussen dorp en de openheid van het landschap nodig wordt gevonden. Ook daar worden vergunningvrije bouwwerken vanwege de gewenste overgang nadrukkelijk als stedenbouwkundig en landschappelijk ongewenst aangemerkt.

Gezien de doelstelling van de bestemming Tuin wordt deze niet gebruikt om bij diepe achtertuinen op binnenterreinen de gronden aan te wijzen waarop in de geldende bestemmingsplannen geen bijgebouwen worden toegelaten. Daar is namelijk onvoldoende ruimtelijk belang aan de orde. Om die reden zijn die diepe achtertuinen thans volledig voorzien een bestemming die bijgebouwen (en daarmee ook vergunningvrije bouwwerken) toelaten.

Zoals hierboven aangegeven, is op diverse als Tuin bestemde gronden de aanduiding overige zone - stedenbouwkundig waardevol of de Waarde - Cultuurhistorie toegekend. Deze aanduiding betreft een verhoogde bescherming van de ruimtelijke uitstraling vanwege de stedenbouwkundige of cultuurhistorische waarden ter plekke.


Bestemmingen Groen en Water

Doordat het openbare gebied niet meer dezelfde bestemming krijgt als de aan- grenzende gronden zoals in het geldende bestemmingsplan (alleen de doorgaande verkeersroutes werden apart bestemd) ontstaat de mogelijkheid om groen- voorzieningen en water apart te bestemmen. Daar waar sprake is van structureel groen en water worden deze functies in het voorliggende plan afzonderlijk bestemd (de bestemming Groen en de bestemming Water). Hierdoor wordt het behoud beter geborgd.

Overigens zijn doorsnijdende paden rechtstreeks mogelijk; deze zijn deels ook al aanwezig.

Bestemming Recreatie - volkstuin

De aanwezige volkstuintjes hebben deze bestemming gekregen.


Bestemming Wonen - garagebox

De bestaande garageboxen zijn zelfstandig bestemd als Wonen - garagebox en worden dus niet aangemerkt als bijgebouw bij een woning. Opgemerkt wordt dat ook in de bestemmingen Verkeer en Centrum - 1 garageboxen kunnen zijn toegelaten, dan is daarvoor een aanduiding gebruikt.


Bestemming Verkeer

Wegen zijn ondergebracht in de bestemming Verkeer. Daarmee is de aanwezige verkeersstructuur uitgangspunt. Binnen deze bestemming mag worden geparkeerd.

Ook binnen deze bestemming is groen en water mogelijk, echter hier vindt geen borging plaats van deze functies.

Bestemming Verkeer - railverkeer

Deze bestemming is gebruikt voor de spoorlijn.

Bestemming Leiding - Gas

Deze bestemming is gebruikt voor de aanwezige hogedrukaardgasleiding en de belemmeringenstrook.

Bestemming Waarde - Archeologie

Deze bestemmingen zijn overgenomen uit het geldende bestemmingsplan en zijn afgestemd op de mate waarin vondsten verwacht kunnen worden.

Bestemming Waarde - Cultuurhistorie

De bestemming is toegekend aan een wijk die een cultuurhistorische waarde vertegenwoordigd.


Bedrijfswoningen

Als al bedrijfswoningen aanwezig zijn in het plangebied, dan zijn deze bestemd voor Wonen. Alleen binnen de bestemming Maatschappelijk - 2 wordt nog een bedrijfs- woning toegelaten.


Kamerverhuurpanden

Deze aanduiding is nieuw en is toegekend aan bestaande panden die (legaal) volledig in gebruik zijn voor kamerverhuur. Zij wijken dus af van de regel in dit plan dat kamerverhuur alleen mogelijk is in combinatie met de aanwezigheid van een woning.


Vergaderaccommodatie bestemming voor vergaderaccommodaties; in

Deze aanduiding is toegekend aan zaalruimten die hiervoor beschikbaar zijn en niet zijn gelegen in de gebruikelijke onderhavig plan gaat het om een ruimte in een rijksmonument aan de Harderwijker- weg met de bestemming Wonen. De aanduiding wordt voorts standaard gegeven aan kerken.


Cultureel medegebruik

De aanduiding cultureel medegebruik rust op een ruimte in een rijksmonument aan de Harderwijkerweg met de bestemming Wonen. De aanduiding wordt voorts standaard gegeven aan kerken.


Bijzondere maatschappelijke voorzieningen

Deze aanduiding is overgenomen uit de geldende plannen en rust op de verzorgingshuizen. In die huizen, die zijn bestemd voor Maatschappelijk - 2 zijn voorzieningen aanwezig voor de bewoners maar ook voorzieningen waarvan de buurt gebruik kan maken. Door deze aanduiding blijft het mogelijk om die activiteiten te ontplooien.


Horeca

Bestaande horeca-activiteiten zijn positief bestemd. Dit is geschied door deze ondernemingen aan te duiden binnen een gegeven bestemming. Daarbij zijn activiteiten ingedeeld op basis van de Lijst horeca-activiteiten die bij de regels hoort.

In deze lijst is gelet op de aard van het plangebied, een woongebied, een onderscheid aangebracht in de middelzware horeca. Die wordt nu ingedeeld in categorie 2a en 2b. Daarbij is het onderscheid gebaseerd op gebruikelijke openingstijden en milieu- regelgeving ten aanzien van aanvaardbaar geluidsoverlast. Aldus blijft in deze woongebieden ten aanzien van de aangrenzende woningen sprake van een goede ruimtelijke ordening.

Gelet op de nadere Uitwerking aanvalsplan Centrum Dieren van de winkeliersvereniging is in het kernwinkelgebied de mogelijkheid geopend voor een nieuwe horecavestiging. Daarnaast is een gebied aangeduid waarbinnen burgemeester en wethouders, na een procedure, kunnen meewerken aan de vestiging van bepaalde vormen van horeca die daghoreca te boven gaan en aan grotere terrassen.


Evenementen

In de bestemmingen Centrum - 1 en Centrum - 2 wordt het gebruik voor evenementen toegelaten en in de bestemming Centrum - 1 een weekmarkt. Dit laat ruimte voor een nadere plaatsbepaling.


Boringsvrije zone

Het westelijke deel van het plangebied is gelegen nabij een drinkwatervoorziening. Uit de provinciale omgevingsverordening vloeit voort dat in Dieren een gebied is aangewezen waar de bodem niet dieper dan 2 meter onder maaiveld mag worden verstoord door boren en graven, tenzij gedeputeerde staten hieraan meewerken. Omdat het plan -onder voorwaarden- ondergronds bouwen toelaat tot 4 of 6 meter diep, is deze boringsvrije zone aangeduid in het plan.

stedenbouwkundig waardevol

Door het aanduiden van deze gebieden kan de waarde, de openheid, worden behouden.


Niet-gesprongen explosieven
Vanwege de zorgplicht van de gemeente ter zake van de mogelijke aanwezigheid van niet-gesprongen explosieven uit de Tweede Wereldoorlog is in de regels een onderzoeksplicht opgenomen voor die gebieden waarvoor die verdenking bestaat. De gebieden zijn aangeduid op de verbeelding.


Parkeren
Tenslotte zijn vanwege de regelgeving met betrekking tot het vervallen van de stedenbouwkundige bepalingen in de Bouwverordening, de parkeernormen thans vastgelegd in het bestemmingsplan. Ook deze zijn bezien op hun actualiteit en vloeien voort uit de Nota Parkeernormen Rheden 2015. Binnen de relevante bestemmingen is het gebruik gekoppeld aan parkeernormen. Deze normen, waaraan moet worden voldaan, zijn opgenomen in een bijlage bij de regels.

Hoofdstuk 5 Haalbaarheid En Afweging

Wanneer een bestemmingsplan wordt vervaardigd, dient dit plan binnen de planperiode uitvoerbaar te zijn. De uitvoerbaarheid wordt mede onderzocht door het te toetsen aan regelgeving, aan beleid van andere overheden en aan de uitkomsten van onderzoeken. In dit hoofdstuk worden de (nieuwe) mogelijkheden die onderhavig bestemmingsplan bevat, daaraan getoetst.

Ten aanzien van nieuwe stedelijke ontwikkelingen wordt verantwoording afgelegd volgens het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro inzake de onderbouwing van de behoefte.

5.1 Het Rijksbelang

Geconcludeerd kan worden dat in onderhavig bestemmingsplan geen onderwerpen aan de orde zijn zoals bedoeld in het Barro.

De mogelijkheden die het plan bevat, betreffen geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening.

5.2 Het Provinciale Belang

Geconcludeerd kan worden dat de aard van het bestemmingsplan zodanig is dat het provinciale beleid, anders dan vastgelegd in de Omgevingsverordening Gelderland, niet aan de orde is. Gelezen de omgevingsverordening gaat het om de volgende onderwerpen.

Woningbouw

De directe mogelijkheden uit het geldende bestemmingsplan zijn overgenomen. Het gaat om 4 bouwkavels en om niet gerealiseerde bovenwoningen in de bestemmingen Centrum - 2 en Gemengd - 1. In onderhavig bestemmingsplan zijn geen nieuwe woningbouwmogelijkheden opgenomen.

In subregionaal verband worden de gemeentelijke woningbouwprogramma's op elkaar afgestemd.

Voor de subregio Arnhem, de gemeenten Arnhem, Lingewaard, Overbetuwe, Renkum, Rozendaal en Rheden, is een Subregionale Woonagenda Arnhem e.o. 2017 - 2027 opgesteld. Elke gemeente toetst woningbouwplannen aan de vastgestelde kwaliteitscriteria (deze worden in 2018 opgesteld) en voorziet deze van een goede planonderbouwing. In de subregio wordt het totaalplaatje van vraag en aanbod in de gaten gehouden en moeten gemeentelijke plannen worden bijgesteld indien noodzakelijk.

Op dit moment wordt een benodigde groei van de woningvoorraad verwacht van ruim 13.000 woningen (2017 - 2027). In de subregio Arnhem is geen onderverdeling gemaakt naar gemeente. Over 5 jaar wordt een fundamentele analyse gemaakt over de effecten van het nieuwbouwbeleid. De woningbouwprogrammering wordt hierna eventueel bijgesteld.

Voor bedoelde woningen geldt dat het geen nieuwe bouwmogelijkheden zijn.

Boringsvrije zone

Het westelijke deel van het plangebied is gelegen in een grondwaterbeschermings- gebied. Uit provinciale regelgeving vloeit voort dat in een dergelijk gebied de bodem niet dieper dan 2 meter onder maaiveld mag worden verstoord door boren en graven, tenzij gedeputeerde staten hieraan meewerken. Omdat het plan -onder voorwaarden- ondergronds bouwen toelaat tot 4 of 6 meter diep, is deze boringsvrije zone aangeduid op de verbeelding. De ligging van de zone is hieronder met een rode belijning aangeduid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPDN2017-VA02_0012.jpg"

Bron: Omgevingsverordening Gelderland

De in het plan gegeven bestemmingen voldoen aan hetgeen in de Omgevings- verordening Gelderland is gesteld voor het intrekgebied en de boringsvrije zone.

Uit de provinciale omgevingsverordening vloeit overigens ook voort dat warmte-koude opslag in het grondwaterbeschermingsgebied niet is toegelaten. Dit is daarom niet nader geregeld in het bestemmingsplan.

Gelders natuurnetwerk, Groene ontwikkelingsruimte, Nationaal landschap

Voor de toets aan het Gelders Natuurnetwerk, de Groene ontwikkelingsruimte en andere natuurwaarden wordt verwezen naar paragraaf 5.4.6 Natuurwaarden.

5.3 Het Waterschapsbelang

In de Waterbeheerplannen van het waterschap Rijn en IJssel zijngeen projecten beschreven die nopen tot een regeling in onderhavig plangebied.

Of een bestemmingsplan het belang van het waterschap raakt, wordt door het waterschap getoetst.

De belangen van het waterschap zijn binnen het watertoetsproces mee gewogen.

5.4 Onderzoek

Hier wordt de afweging beschreven die gemaakt is bij het leggen van de toepasselijke bestemmingen. Indien noodzakelijk bij nieuwe ontwikkelingen, wordt ingegaan op het opgestelde rapport.

5.4.1 Milieuzonering

kader

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door middel van milieuzonering. Onder milieuzonering wordt verstaan het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.

Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt gebruik gemaakt van de VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand.


Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten, is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden. Van het omgevingstype gemengd gebied is sprake in een gebied met een variatie aan functies. In de directe nabijheid zijn bijvoorbeeld winkels, horeca en bedrijven aanwezig. Ook gebieden die direct liggen langs de hoofdinfrastructuur behoren tot het omgevingstype gemengd gebied. In een dergelijk gebied bestaat al een hogere milieubelasting zodat de richtafstanden voor een rustige woonwijk daarvoor niet gebruikt hoeven te worden. Zij worden met één afstandsstap verlaagd.

In de Nota Milieuzonering Rheden 2015 is vastgelegd hoe de gemeente omgaat met milieuzonering. Deze nota is gebruikt bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van inrichtingen in onderhavig plangebied en bij de indeling van de lijsten met toe te laten functies binnen de gegeven bestemmingen

beoordeling

Het plangebied kan worden gekarakteriseerd als gebied waar voor een deel sprake is van functiemenging. Langs de spoorlijn, langs doorgaande wegen zoals de Harderwijkerweg en de Wilhelminaweg, de wijkontsluitingswegen en vooral rond het winkelcentrum Calluna is dit zichtbaar. Er is sprake van een verhoogd achtergrond- niveau door de aanwezigheid van het verkeer op die wegen en soms ook van het spoor.

Een grootschalige bedrijfsmatige functie bevindt zich aan de Wilhelminaweg langs het spoor.

Vanwege de gebiedstypering gebied met functiemenging is het mogelijk om voor één of meer milieuaspecten een kleinere afstand aan te houden dan voor een rustige woonwijk wordt geadviseerd.

Andere delen van Dieren kunnen worden aangemerkt als rustige woonwijk. Het gaat dan vooral om de complexgewijze gerealiseerde woningbouw en de wijk Dieren-noordoost.

In het bestemmingsplan zijn een aantal bestemmingen opgenomen die relevant zijn voor de milieuzonering. Over die bestemmingen wordt opgemerkt dat zij activiteiten toelaten die vallen onder categorie 1 of onder categorie 1 en 2. In die gevallen zijn die activiteiten passend.

Valt een activiteit onder een hogere categorie dan standaard is toegelaten binnen een bestemming, dan is deze bestaande activiteit specifiek aangeduid. Het bestaande hinderniveau is uitgangspunt en ook bij nieuwvestiging qua milieuzonering aanvaardbaar.

De bestaande inrichtingen in het plangebied vallen onder de toegelaten bestemmingen en categorieën of zijn waar nodig specifiek bestemd.

conclusie

Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor het vaststellen van onderhavig bestemmingsplan.

5.4.2 Bodemverontreiniging

kader

Daar waar het nieuwe bestemmingsplan directe mogelijkheden voor functiewijziging of uitbreidingsmogelijkheden die uitstijgen boven de standaardmogelijkheden biedt en die verdacht wordt van de aanwezigheid van een ernstige bodemverontreiniging, dient bodemonderzoek te worden uitgevoerd.


beoordeling

Het plan bevat geen locaties waar sprake is van een evidente functiewijziging.

Daarnaast kent het voorliggende bestemmingsplan bouwvlakken die zijn overgenomen uit het geldende bestemmingsplan waar tot op heden nog geen vergunning is verleend. De overgenomen bouwmogelijkheden zijn in het kader van het geldende bestemmingsplan al beoordeeld, sindsdien hebben zich geen ontwikkelingen voorgedaan die aanleiding geven om een bodemonderzoek te vragen.

conclusie

Het aspect bodemverontreiniging vormt geen belemmering voor het vaststellen van onderhavig bestemmingsplan.

5.4.3 Niet-gesprongen explosieven

kader

Bij het vervaardigen van bestemmingsplannen wordt zoals is vastgelegd in de Nota standaardplanmethodiek bestemmingsplannen dorpen Rheden 2015 vanwege de gemeentelijke zorgplicht bij het leggen van bouwvlakken in verdachte gebieden een onderzoek gevraagd naar de aanwezigheid van niet-gesprongen explosieven.

beoordeling

Voor de uit het vorige bestemmingsplan overgenomen (woning)bouwlocaties geldt dat dit onderzoek, indien dit aan de orde is, kan worden uitgesteld tot bij de omgevings- vergunning voor de activiteit bouw.

conclusie

Het aspect niet-gesprongen explosieven vormt geen belemmering voor de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan.

5.4.4 Geluid

kader

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft betrekking op nieuwe ontwikkelingen. De wet noemt geluidsbronnen die in de ruimtelijke ordening van belang zijn. Binnen de gemeente zijn dit: wegverkeer, railverkeer en gezoneerde industrieterreinen. Deze bronnen hoeven niet binnen het plangebied te liggen. Nieuwe geprojecteerde geluidgevoelige functies binnen de zone van een bron moeten op het aspect geluidbelasting getoetst worden. Wegen die deel uitmaken van een woonerf of van een 30 km-gebied zijn hiervan uitgezonderd.

De Wgh benoemt functies die gevoelig zijn voor geluidsbelasting van deze bronnen. Zo zijn bijvoorbeeld woningen en scholen 'geluidsgevoelige bestemmingen'.


De Wgh kent voorkeursgrenswaarden waarbinnen een geluidsgevoelige bestemming altijd kan worden gerealiseerd. Onder voorwaarden kan een ontheffing van de voorkeursgrenswaarde worden verleend ('hogere waarde'). Maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel terug te dringen moeten dan onvoldoende doeltreffend zijn of overwegende bezwaren ontmoeten van landschappelijke, stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige of financiële aard.

Bij een geluidsbelasting boven de maximale ontheffingswaarde zijn geluidsgevoelige bestemmingen niet toegestaan. Hierop kan een uitzondering worden gemaakt indien er gebruik wordt gemaakt van 'dove gevels'.

De grenswaarden zijn voor wegverkeer 48 dB tot en met 53 dB in buitenstedelijk gebied en in stedelijk gebied van 48 dB tot 63 dB en voor spoorweglawaai 55 dB tot en met 68 dB.

Bij een geluidsbelasting tussen de voorkeursgrenswaarde en de maximale ontheffingswaarde dient akoestisch onderzoek uitsluitsel te geven over de te verwachten geluidsbelasting en de doeltreffendheid van maatregelen om een overschrijding van grenswaarden te voorkomen.

In de op 27 april 2015 vastgestelde Nota Hogere Waarden Wet geluidhinder Rheden 2015 hebben burgemeester en wethouders vastgelegd hoe zij omgaan met het verlenen van hogere grenswaarden.

beoordeling

Railverkeer

In de onderstaande figuur staan de geluidscontouren aangegeven van de spoorlijn in Dieren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPDN2017-VA02_0013.png"

Wegverkeer

In de onderstaande figuur staan de geluidscontouren (Lden, situatie 2026) aangegeven van het wegverkeer in Dieren-Noord. (Bron: Icinity gemeente Rheden).

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPDN2017-VA02_0014.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPDN2017-VA02_0015.png"

In de bovenstaande gegevens is rekening gehouden met de geluidscorrectie volgens artikel 110 Wgh. Hierbij worden de wegen met een wettelijk toegestane snelheid van 70 km/h en hoger gecorrigeerd met 2 dB en alle wegen met een wettelijk toegestane snelheid onder de 70 km/h gecorrigeerd met 5 dB.

beoordeling

Binnen de zones van de spoorlijn en van de betreffende wegen zijn geen nieuwe geluidgevoelige ontwikkelingen voorzien.


conclusie

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor het vaststellen van dit bestemmingsplan.

5.4.5 Externe veiligheid

kader

Externe veiligheid gaat over het beperken van de blootstelling van mensen aan een verhoogd gevaar als gevolg van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Denk aan de productie, het behandelen of het transport van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Dat kan door voldoende afstand aan te houden tussen deze activiteiten en kwetsbare objecten. Dat zijn woningen, scholen, gezondheidscentra en dagverblijven. Beperkt kwetsbare objecten zijn gebouwen/voorzieningen zoals kantoren, winkels en bedrijven.

Voor transportassen - dat wil zeggen verkeerswegen, spoorwegen en vaarwegen - zijn de regels vastgelegd in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), voor buisleidingen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en voor bedrijven in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

In de Regeling Basisnet staat waar risicoplafonds liggen langs transportroutes en welke regels er gelden voor ruimtelijke ontwikkeling.

Al die besluiten hanteren dezelfde risicobenadering. Daarbij worden twee soorten risico's beschouwd. Het gaat in de eerste plaats over de persoonlijke veiligheid van de individuele burger, oftewel het plaatsgebonden risico (PR). Het PR is de berekende kans per jaar dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. De veiligheidszone wordt gebruikt bij de toetsing of een risicovolle activiteit op een bepaalde plek mag plaatsvinden, en of in de directe omgeving mag worden gebouwd.

In de tweede plaats gaat het om het groepsrisico (GR). Het GR is een maat om de kans weer te geven op een ongeval met een bepaald aantal dodelijke slachtoffers. Tevens wordt het GR als maat voor de maatschappelijke ontwrichting beschouwd die kan ontstaan ten gevolge van een ongeval.

Daarnaast kan er bij het vervoer van gevaarlijke stoffen sprake zijn van een plasbrandaandachtsgebied. Dit is het gebied waarin bij het realiseren van kwetsbare objecten rekening gehouden dient te worden met de effecten van een zogenaamde plasbrand. Deze plasbrand kan ontstaan door de ontsteking van uitgestroomde brandbare vloeistof uit een schip of tankwagen. Het plasbrandaandachtsgebied wordt gemeten vanaf de rechterrijstrook in het geval van een weg of de oeverlijn in het geval van een rivier.

Voorts wordt in deze paragraaf ook aandacht besteed aan de gasdrukregel- en meetstations.

beoordeling externe veiligheid

Aan de orde is opnieuw vaststellen van een bestemmingsplan voor de woongebieden in Dieren. In het plan zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien.

Op verzoek van de gemeente heeft de Omgevingsdienst Regio Arnhem input geleverd voor deze paragraaf. Dit advies van 23 januari 2017 voor heel Dieren is als bijlage 7 in de toelichting opgenomen.

Risicoveroorzakende activiteiten

In en direct rond het plangebied is een inventarisatie gedaan naar risico- veroorzakende activiteiten. Dit heeft het volgende overzicht opgeleverd:

  1. a. Vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoorwegen en water

Voor het wegverkeer zijn de N348, N786 en de spoorlijn van belang. Hierbij wordt aangetekend dat inmiddels in uitvoering is genomen het aanleggen van een tunnel parallel aan de spoorlijn voor het doorgaande wegverkeer. De voor deze herstructurering benodigde bestemmingsplannen zijn onherroepelijk in werking getreden.

  1. b. Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

In en nabij het plangebied liggen hogedruk aardgastransportleidingen.

  1. c. Bedrijven die vallen onder het Bevi

Binnen het plangebied bevindt zich geen Bevi-bedrijf. Buiten het plangebied bevindt zich één Bevi bedrijf. Linde Gas Benelux B.V. aan de Kanaalweg 4a. Het LPG-verkooppunt buiten het plangebied bij het tankstation aan de Imboslaan 73 is inmiddels buiten werking gesteld.

ad a. Vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoorwegen en water

De spoorlijn heeft geen veiligheidszone en ook geen plasbrandaandachtsgebied. Aangezien het een conserverend plan betreft, verandert de hoogte van het groepsrisico niet. Wel moet een beperkte verantwoording van het groepsrisico plaatsvinden.

ad b. Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

In het plangebied liggen twee aardgastransportleidingen. Deze hebben geen PR-6- contour. Wel moet rekening worden gehouden met een belemmeringenstrook van 4 meter aan weerszijde van de leiding. Deze strook is op de verbeelding aangegeven.

Buiten het plangebied ligt aan de westzijde ter hoogte van Dieren-Noordoost een leiding waarvan een klein deel van de belemmeringenstrook binnen het plangebied valt. Aangezien het een conserverend plan betreft, verandert de hoogte van het groepsrisico niet. Wel moet een beperkte verantwoording van het groepsrisico plaatsvinden.

ad c. Bedrijven die vallen onder het Bevi

Het Bevi-bedrijf dat van invloed is op het plangebied, is gelegen buiten het plangebied. Het is het bedrijf Linde Gas Benelux B.V. aan de Kanaaldijk 4a. Het is daarom noodzakelijk om de situatie met betrekking tot externe veiligheid in beeld te brengen voordat het bestemmingsplan kan worden vastgesteld. De PR-6-contour van dit bedrijf ligt buiten onderhavig plangebied. Het invloedsgebied van het groepsrisico bedraagt 220 meter. Binnen deze 220 meter zijn geen nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten toegelaten in dit bestemmingsplan zodat de hoogte van het groepsrisico niet wijzigt. Wel moet het groepsrisico worden verantwoord.

Verantwoordingsplicht
Hieronder staat per risicobron de verantwoordingsplicht.

onderdelen
verantwoordingsplicht
Verantwoording
RAIL en WEG
Beperkte verant- woordingsplicht
mogelijkheden rampenbestrijding Bij een calamiteit zal de brandweer zich inzetten om de effecten ten gevolge van een incident te beperken. Deze inzet zal voornamelijk plaatsvinden dichtbij de bron. De mate van bestrijdbaarheid wordt vooral bepaald door de veiligheids- voorzieningen en het aantal aanwezigen dichtbij de risicobron. Omdat het plan conserverend van aard is, wijzigt de mate van bestrijdbaarheid niet.
mogelijkheden zelfredzaamheid Voor het vermogen om jezelf en/of anderen in veiligheid te brengen bij de dreiging van, of het bestaan van een gevaarlijke situatie wordt de term zelfredzaamheid gebruikt. Bij het bepalen van de mate van zelfredzaamheid spelen onder andere de fysieke gesteldheid en zelfstandigheid van de aanwezigen, de alarmeringsmogelijkheden en vlucht- mogelijkheden een rol. Uit het advies van de VGGM blijkt dat de aanwezigen mits tijdig gewaarschuwd voldoende zelfredzaam zijn. Daarnaast kunnen mensen gericht worden gewaarschuwd door NL-Alert.
BUISLEIDING
Beperkte verant- woordingsplicht
aanwezige dichtheid van personen in het invloedsgebied Uit het rapport Externe veiligheid buisleidingen MRA van 6 februari 2012, projectnummer 111038 - 241309.01, blijkt dat voor buisleiding (N559 en N565) het groepsrisico lager is dan 0,1 maal oriëntatiewaarde.
mogelijkheden rampenbestrijding Bij een calamiteit zal de brandweer zich inzetten om de effecten ten gevolge van het incident te beperken. Deze inzet zal voornamelijk plaatsvinden dichtbij de bron. De mate van bestrijdbaarheid wordt vooral bepaald door de veiligheids- voorzieningen en het aantal aanwezigen dichtbij de risicobron. Omdat het plan conserverend van aard is, wijzigt de mate van bestrijdbaarheid niet.
mogelijkheden zelfredzaamheid Voor het vermogen om jezelf en/of anderen in veiligheid te brengen bij de dreiging van, of het bestaan van een gevaarlijke situatie wordt de term zelfredzaamheid gebruikt. Bij het bepalen van de mate van zelfredzaamheid spelen onder andere de fysieke gesteldheid en zelfstandigheid van de aanwezigen, de alarmeringsmogelijkheden en vlucht- mogelijkheden een rol. Uit het advies van de VGGM blijkt dat de aanwezigen mits tijdig gewaarschuwd voldoende zelfredzaam zijn. Daarnaast kunnen mensen gericht worden gewaarschuwd door NL-Alert.
LINDE GAS BENELUX
Uitgebreide verantwoordingsplicht
aanwezige dichtheid van personen in het invloedsgebied Het bestemmingsplan is conserverend van aard waardoor er geen toename is van het aantal personen. Voor de kern Dieren geldt een gemiddelde aanwezigheid van 25 personen per hectare conform PGS 1 deel 6 aanwezigheidsgegevens.
groepsrisico per inrichting Uit de risicoberekening voor het bedrijf Linde Gas Benelux B.V. blijkt dat er geen groepsrisico berekend wordt. Dit komt omdat er pas gesproken wordt over een groepsrisico bij meer dan 10 berekende dodelijke slachtoffers.
maatregelen ter beperking van het groepsrisico/maat- regelen aan de bron Omdat het bestemmingsplan conserverend van aard is, ziet de gemeente Rheden geen mogelijkheid om het groepsrisico verder te beperken. In het verleden zijn voor de inrichting aanvullende veiligheidsmaatregelen opgenomen in de omgevingsvergunning.
De gemeente Rheden is niet voornemens nieuwe maatregelen te nemen om het groepsrisico te beperken.
mogelijkheden rampenbestrijding Bij een calamiteit zal de brandweer zich inzetten om de effecten ten gevolge van het incident te beperken. Deze inzet zal voornamelijk plaatsvinden dichtbij de bron. De mate van bestrijdbaarheid wordt vooral bepaald door de veiligheids- voorzieningen en het aantal aanwezigen dichtbij de risicobron. Omdat het plan conserverend van aard is, wijzigt de mate van bestrijdbaarheid niet.
mogelijkheden zelfredzaamheid Voor het vermogen om jezelf en/of anderen in veiligheid te brengen bij de dreiging van, of het bestaan van een gevaarlijke situatie wordt de term zelfredzaamheid gebruikt. Bij het bepalen van de mate van zelfredzaamheid spelen onder andere de fysieke gesteldheid en zelfstandigheid van de aanwezigen, de alarmeringsmogelijkheden en vlucht- mogelijkheden een rol. Uit het advies van de VGGM blijkt dat de aanwezigen mits tijdig gewaarschuwd voldoende zelfredzaam zijn. Daarnaast kunnen mensen gericht worden gewaarschuwd door NL-Alert.
nut en noodzaak van de ontwikkeling en voor- en nadelen van alternatieven Het betreft een conserverend bestemmingsplan waarbij de bestaande situatie wordt bestemd.

Het bestemmingsplan geeft de VGGM geen reden om een nader advies uit te brengen. Dit advies is opgenomen in de bijlagen bij deze toelichting.

conclusie externe veiligheid

Gelet op het voorgaande wordt het groepsrisico als aanvaardbaar beschouwd. Vanuit het aspect externe veiligheid bestaan geen belemmeringen voor het vaststellen van dit bestemmingsplan.

beoordeling gasdrukregel- en meetstations

In het plangebied zijn een aantal gasdrukregel- en meetstation gelegen. Gasdruk regel- en meetstations vallen onder de Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit).

Liander is eigenaar van de gasdrukmeet- en regelstations in het plangebied. Op deze stations zijn de regels uit de Wet milieubeheer en het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: Activiteitenbesluit) van toepassing. Voor alle gasdrukmeet- en regelstations in het plangebied is bekeken of ze voldoen aan de afstanden uit het Activiteitenbesluit. Binnen een zone van 6 meter zijn bij de bestaande gasdrukmeet- en regelstations geen kwetsbare objecten toegelaten in het bestemmingsplan. Daarmee worden de aan te houden afstanden uit het Activiteitenbesluit gerespecteerd. Op de verbeelding worden geen veiligheidszones opgenomen. De gasdrukmeet- en regelstations kunnen vergunningsvrij worden gebouwd. Dergelijke nutsvoorzieningen worden daarom niet getoetst aan het bestemmingsplan. Het opnemen van een veiligheidszone geeft dan de indruk dat alleen een gasdrukmeet- en regelstations kan worden gebouwd binnen een veiligheidszone.

Gebleken is dat aan de Wilhelminaweg 106 gebouwd zou kunnen worden binnen de 6 m contour van een bestaand station aan de Van der Duyn van Maasdamstraat. Op deze locatie is daarom de bestemming Wonen aangepast door binnen deze contour de bestemming Tuin te leggen. Binnen de contour is reeds een overkapping aanwezig.

Binnen het plangebied, aan de Imboslaan 65, bevindt zich een gasontvangststation. Dit gasontvangststation valt onder het Besluit algemene regels voor inrichtingen en milieubeheer (Activiteitenbesluit) en is daarin aangewezen als type B inrichting.

Artikel 3.12 van het Activiteitenbesluit stelt regels aan de werking van een gas- ontvangststation en geeft de veiligheidsafstanden die aangehouden moeten worden rond gasontvangsstations. Het gasontvangstation is een categorie C station conform NEN 1059, met een jaardoorzet van maximaal 40.000 m3. Voor categorie C stations gelden de volgende veiligheidsafstanden:

  • 15 meter tot kwetsbare objecten;
  • 4 meter tot beperkt kwetsbare objecten.

Binnen deze afstanden zijn op de verbeelding geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten toegelaten. Het gasontvangststation is aangeduid op de verbeelding.

conclusie

Het plan houdt in voldoende mate rekening met deze stations.

5.4.6 Natuurwaarden

kader

De bescherming van gebieden is vastgelegd in de Wet natuurbescherming en in de Omgevingsverordening Gelderland (Gelders Natuurnetwerk, Groene ontwikkelingszone, Waardevol open gebied, Nationaal landschap). Voor de bescherming van soorten geldt alleen de Wet natuurbescherming.

Gebiedsbescherming

Op grond van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn speciale beschermings- zones aangewezen. Samen vormen zij Natura 2000, een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. De bescherming van de Natura 2000-gebieden is geregeld in de Wet natuurbescherming. De Veluwe en de Rijntakken zijn aangewezen als Natura 2000-gebieden. Binnen deze gebieden mag de kwaliteit van de natuurlijke habitats en leefgebieden van aangewezen soorten niet verslechteren en mogen er geen storende factoren optreden die een significant negatief effect hebben. Dit geldt niet alleen voor de activiteiten en ingrepen in het gebied zelf, maar ook voor activiteiten en ingrepen daar buiten die invloed kunnen hebben op het gebied.

Het landelijke Natuurnetwerk Nederland, voorheen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is binnen de provincie beschermd. Veel natuurgebieden en voor planten en dieren waardevolle cultuurlandschappen maken onderdeel uit van het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone. Het Gelders Natuurnetwerk wordt gevormd door de bestaande natuurgebieden uit de voormalige Ecologische Hoofdstructuur. De gebieden in de Groene Ontwikkelingszone zijn waardevol voor de natuur maar hebben daarnaast tevens een andere functie. Veel kleinschalige cultuurlandschappen met landschaps- elementen zijn aangewezen als Groene ontwikkelingszone.

Daarnaast worden in de Omgevingsverordening beschermd het Waardevol open gebied en het Nationaal landschap.

Soortenbescherming

Ook de bescherming van soorten is geregeld in de Wet natuurbescherming (Wnb). Bij nieuwe ontwikkelingen moet onderzocht worden welke gevolgen dit heeft voor de aanwezige beschermde soorten en/of hun leefomgeving. Als een plan (in)direct kan leiden tot de verstoring van een beschermde soort of vernietiging van het leefgebied, een vaste rust- of verblijfplaats, kan het project strijdig zijn met de Wnb.

Deze wet kent drie verschillende beschermingsregimes:

  • alle van nature in het wild levende vogels: de bescherming is gebaseerd op de bepalingen uit de Vogelrichtlijn;
  • soorten opgenomen in bijlage IV van de Habitatrichtlijn, bijlage I en II van het Verdrag van Bern en bijlage II van het Verdrag van Bonn: de bescherming is gebaseerd op de bepalingen uit de Habitatrichtlijn;
  • ander soorten genoemd in bijlage A van de Wnb: de bescherming van deze soorten, die veelal op de rode lijst staan, is iets minder stringent dan die van de Vogel- en Habitatrichtlijn.

De provincie heeft in de Omgevingsverordening aangegeven voor welke algemeen voorkomende soorten een vrijstelling geldt voor ruimtelijke ontwikkelingen.


beoordeling

Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt buiten de Natura 2000-gebieden Veluwe en Rijntakken. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die een mogelijk effect hebben op de beschermde habitattypen en leefgebieden van soorten binnen deze Natura 2000-gebieden. De Natura 2000-gebieden zijn met een groene arcering aangeduid op onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPDN2017-VA02_0016.jpg"

Bron: Omgevingsverordening Gelderland

Het plangebied omvat geen gebieden die zijn aangeduid als Gelders Natuurnetwerk of Groene Ontwikkelingszone. Het plan maakt ook geen nieuwe functies mogelijk die een effect zouden kunnen hebben op de kernkwaliteiten van het GNN of GO. In onderstaande afbeelding is het GNN met een donkergroene kleur aangeduid, het GO met een lichtgroene kleur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPDN2017-VA02_0017.jpg"

Bron: Omgevingsverordening Gelderland

In de Omgevingsverordening Gelderland is voorts vastgelegd de ligging van het Nationaal Landschap (groene arcering). Voor zover gelegen binnen het plangebied heeft dit geen gevolgen voor de gegeven bestemmingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPDN2017-VA02_0018.jpg"Bron: Omgevingsverordening Gelderland

Soortenbescherming

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient altijd onderzocht te worden of zich ter plaatse beschermde soorten zouden kunnen bevinden en of de voorgenomen activiteit zou kunnen leiden tot overtreding van de bepalingen uit de Wet natuurbescherming.

In het plangebied worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die negatieve effecten op beschermde soorten kunnen hebben.


conclusie

Het aspect natuurwaarden is geen belemmering voor het vaststellen van het bestemmingsplan.

Volledigheidshalve wordt hier nog opgemerkt dat ten allen tijde rekening moet worden gehouden met de zorgplicht die voortvloeit uit de Wet natuurbescherming.

5.4.7 Cultuurhistorie

kader

Vanaf 2007 geldt de verplichting om bij vaststelling van een bestemmingsplan rekening te houden met de in de grond aanwezige, dan wel te verwachten monumenten.

Op 1 juli 2016 is de Erfgoed wet in werking getreden die onder andere de Monumentenwet 1988 vervangt.

Ten aanzien van archeologie blijven belangrijke punten:

  • nadruk op 'behoud in situ'; archeologische resten moeten zoveel mogelijk in de bodem zelf bewaard blijven;
  • toepassing van het principe dat de verstoorder betaalt. De initiatiefnemer/ projectontwikkelaar betaalt de kosten voor het noodzakelijk archeologisch onderzoek;
  • maar is het vergunningenstelsel voor opgravingen vervangen door een certificeringstelsel. Alleen conform de bepalingen van de Erfgoed wet gecertificeerde bedrijven en overheidsdiensten mogen een opgraving verrichten. In de wet is voorzien in een overgangsbepaling.

Daarnaast dient in deze toelichting beschreven te worden de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

beoordeling

In het plangebied worden geen nieuwe ontwikkelingen toegelaten.

De mate waarin een verwachting op het aantreffen van relicten bestaat, is vastgelegd in een paraplubestemmingsplan. Dat recente bestemmingsplan is in onderhavig bestemmingsplan geïncorporeerd.

Volledigheidshalve wordt hier nog opgemerkt dat (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd zijn. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijk) waardevolle relicten. Dat melden dient terstond te gebeuren bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (vondstmelding via ARCHIS).

Ten aanzien van de bovengrondse cultuurhistorische waarden wordt in onderhavig bestemmingsplan (wederom) op perceelsniveau de ligging van het hoofdgebouw vastgelegd. Voor bestemmingen waarbij in het geldende bestemmingsplan eerst alleen een bouwhoogte was voorgeschreven, is nu ook het aantal bouwlagen vastgelegd (tenzij het pand is gelegen op een bedrijventerrein). De waarden worden ook beschermd door het toelaten van bijgebouwen tot een afstand van (meestal) 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw.

Voor de monumenten is een maatvoering opgenomen waarbij de bestaande goot- en bouwhoogte leidend is. Daarnaast is de bestaande structurele groen- en wegstructuur in het plan vastgelegd in afzonderlijke bestemmingen.

Het cultuurhistorische waardevolle gebied is in het bestemmingsplan op de verbeelding aangeduid en beschermd door specifieke regels. De instandhouding van de structuur en karakter van de wijk, alsmede het representatieve straatbeeld staan hierbij voorop. Het parkeren van auto's op het bijbehorende terrein tussen de voorgevel van de woning en de openbare weg wordt (bij voorbaat) niet toegelaten.

conclusie

Vanuit het aspect cultuurhistorie bestaat geen belemmering om tot vaststelling van onderhavig plan over te gaan.

5.4.8 Water

kader

Aan de hand van de Handreiking Watertoets is het aspect water in onderhavig plan meegenomen. Doel van het watertoetsproces is te waarborgen dat waterhuishoud- kundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze meewegen bij alle ruimtelijke plannen en besluiten die relevant zijn voor de waterhuishouding.

beoordeling

Hierbij wordt opgemerkt dat het in dit geval het actualiseren van bestemmingsplannen betreft. Dit betekent dat bestemmingen worden gelegd op bestaande bebouwing en nagenoeg altijd volgens bestaand gebruik. Bij dit plan is het omgaan met hemelwater aan de orde. In dit verband wordt als volgorde gehanteerd: water zoveel mogelijk vasthouden, vervolgens het overtollig water tijdelijk bergen en in de laatste plaats het afvoeren van water.

Het realiseren van nieuwe watergangen is niet aan de orde, binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.

In de onderstaande tabel wordt aangegeven welke waterhuishoudkundige aspecten voor onderhavig bestemmingsplan relevant zijn.

waterhuishoudkundig aspect relevant omschrijving
1 veiligheid nee In het plangebied liggen geen gronden die behoren tot het rivierbed van de IJssel.
2 wateroverlast nee Er is geen toename van verhard oppervlak met meer dan 500 m² dat loost op oppervlaktewater.
3 riolering ja Voorkomen dient te worden dat schoon regenwater wordt afgevoerd via het riool (vasthouden-bergen- afvoeren).
Zie verder de toelichting.
4 watervoorziening ja Het plangebied betreft bestaand bebouwd gebied. Het plangebied ligt niet in een regionaal waterbergingsgebied. Het drinkwater- beschermingsgebied ligt deel in het plangebied.
5 volksgezondheid nee Het plangebied betreft bestaand bebouwd gebied. Binnen het plangebied is langs de rand van de wijk Dieren-Noordoost oppervlaktewater aanwezig. (In de omgeving van het plangebied is oppervlaktewater aanwezig in de vorm van de IJssel en het Apeldoorns Kanaal).
6 bodemdaling nee In het plangebied gaat het hoofdzakelijk om zandige ondergrond. Eventuele zettingen zijn niet relevant.
7 grondwateroverlast ja In het grootste deel van het plangebied is geen sprake van hoge grondwaterstanden. Aan de noordzijde van het plangebied is sprake van een zogenaamde grondwaterfluctuatiezone.
8 oppervlaktewater- kwaliteit ja Goede waterkwaliteit van het oppervlaktewater is uitgangspunt.
9 grondwaterkwaliteit ja zie punt 4. Dieren ligt deels in het intrekgebied.
10 verdroging nee Het plangebied is grotendeels bestaand bebouwd gebied. Verdroging speelt geen rol.
11 natte natuur nee Het plangebied is grotendeels bestaand bebouwd gebied en bevat geen hydrologische beïnvloedingszones rond natuurgebieden of ecologische wateren.
12 inrichting en beheer nee Binnen het plangebied bevinden zich opper- vlaktewateren die in beheer zijn van het waterschap. Rioleringswerken zijn in beheer bij het waterschap.

De uitkomsten van de tabel geeft aanleiding voor de volgende toelichting.

Ad 3 Riolering

In het plangebied wordt afvalwater ingezameld en afgevoerd via de riolering. Voor de afvoer van afvalwater naar de openbare riolering is de gemeentelijke aansluit- verordening van toepassing. De riolering in het gebied moet het afvalwater doelmatig inzamelen en afvoeren. Riooloverstortingen (bij regenbuien) op oppervlaktewater moeten worden beperkt. Dit wordt onder andere bereikt door het afkoppelen van hemelwater en de aanleg van bergingsvoorzieningen. In het plangebied is overwegend een gemengd rioolstelsel aanwezig. Er is plaatselijk een gescheiden riolering aangelegd dat wil zeggen een afzonderlijk vuilwater- en hemelwaterriool.

Het is niet toegestaan grondwater af te voeren via het gemengde riool. Het streven is om ook het hemelwater niet af te voeren via het gemengde riool. Bij nieuwe ontwikkelingen moet met hemelwater worden omgegaan overeenkomstig de Verordening afvoer hemelwater en grondwater Rheden 2015. Het hemelwater en huishoudelijk afvalwater dienen van elkaar gescheiden aangeboden te worden op de erfgrens.

In het plan zijn alle rioleringsvoorzieningen toegestaan, onder andere boven- en ondergrondse infiltratievoorzieningen, bergingskelders, rioleringen en IBA´s (Individuele Behandeling Afvalwater), met uitzondering van het grondwater- beschermingsgebied. Ter voorkoming van bodem- en/of grondwaterverontreiniging moeten uitlogende en verontreinigende materiaaltoepassingen vermeden worden.

Aangezien het onderhavige plan betreft het actualiseren van bestemmingsplannen voor een reeds bebouwd gebied, zal alleen in het voorkomende geval uit onderzoek moeten blijken welke maatregelen mogelijk zijn.

Ad 4 Watervoorziening

Het gebied in het zuidwesten van het plangebied is grondwaterbeschermingsgebied. In dit gebied gelden bijzondere regels. De Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening van de provincie Gelderland geven de exacte begrenzing van dit gebied aan alsook de regels die gelden voor activiteiten in dit gebied.

Ad 7 Grondwateroverlast

In het plangebied is over het algemeen geen sprake van zeer hoge grondwater- standen. Echter het bebouwde gebied aan de noordzijde van het plangebied ligt in de zogenaamde grondwaterfluctuatiezone. Binnen die zone, gelegen aan de flanken van de Veluwe, kan de grondwaterstand fluctueren tussen bijna aan het maaiveld en enkele meters daaronder.

Ad 9 Grondwaterkwaliteit

Binnen het in het plangebied aanwezige intrekgebied rond de drinkwaterwinningen worden geen functies toegestaan die de kwaliteit van het drinkwater negatief kunnen beïnvloeden. In het plan zijn geen vervuilende functies opgenomen.

Ad 12 Inrichting en beheer

Het waterschap beheert een waterpartij langs het Apeldoorns Kanaal ten noorden van de Wilgenhof. In het plangebied zijn twee rioolgemalen aanwezig in beheer van het waterschap, bij het Ericaplein en de Wilgenhof.

conclusie

Vanuit het aspect water bestaan geen belemmeringen voor het vaststellen van dit bestemmingsplan.

5.4.9 Luchtkwaliteit

kader

De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn vastgelegd in de Wet milieubeheer (Wm). Deze wet kent grenswaarden en voor enkele stoffen ook plandrempels. De Wm heeft tot doel het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging, onder andere als gevolg van het verkeer. Indien het uitoefenen van bevoegdheden, zoals het vaststellen van bestemmingsplannen, gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen bestuursorganen die bevoegdheden uitoefenen wanneer aannemelijk is gemaakt dat sprake is van één van onderstaande gevallen (artikel 5.16 Wm):

  • het bestemmingsplan leidt niet tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden;
  • de luchtkwaliteit verbetert per saldo als gevolg van het bestemmingsplan blijft ten minste gelijk;
  • het bestemmingsplan draagt niet in betekenende mate bij aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen;
  • de ontwikkeling is opgenomen in een vastgesteld programma, zoals het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL)
  • Bij ministeriële regeling (de Regeling niet in betekenende mate bijdragen) zijn categorieën van gevallen aangewezen, waarin (o.a.) het vaststellen van een bestemmingsplan dan wel het verlenen van een omgevingsvergunning voor een projectafwijking in ieder geval niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Wanneer een ontwikkeling valt onder de categorieën van gevallen is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren. Voor onder meer woningbouwlocaties en kantoorlocaties zijn categorieën van gevallen aangewezen.

beoordeling

Dit bestemmingsplan is conserverend van aard: het legt de bestaande situatie vast en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk anders dan al was toegelaten in de geldende bestemmingsplannen. Dit betekent dat de luchtkwaliteit niet zal verslechteren als gevolg van het vaststellen van het bestemmingsplan. Op grond van de Wet milieubeheer is het daarom niet nodig de luchtkwaliteit te onderzoeken. Er wordt immers voldaan aan artikel 5.16 lid b Wm: de luchtkwaliteit blijft ten minste gelijk ten gevolge van de vaststelling van het bestemmingsplan.


conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het vaststellen van onderhavig bestemmingsplan.

5.4.10 Milieueffectrapportage

kader

Bepaalde activiteiten kunnen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu hebben. Welke activiteiten dat zijn is vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). De activiteiten zijn onderverdeeld in:

  • activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (onderdeel C van de bijlage bij Besluit m.e.r.);
  • activiteiten ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben milieu (onderdeel D van de bijlage bij Besluit m.e.r.).

Aan het merendeel van de activiteiten zijn drempelwaarden gekoppeld.


Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r. en de activiteit de drempelwaarde overschrijdt, geldt een m.e.r.-plicht. Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht. Een m.e.r.-beoordeling is in ieder geval verplicht als de drempelwaarde wordt overschreden. De verplichting geldt (sinds 1 april 2011) ook als de drempelwaarde niet wordt overschreden maar toch niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu.


Gevolg van dat laatste is dat in een bestemmingsplan voor een activiteit die voorkomt in onderdeel D maar waarbij de omvang onder de drempelwaarde ligt, gemotiveerd moet worden of een m.e.r.-beoordeling nodig is. Deze motivering moet zijn gebaseerd op een toets die qua inhoud aansluit bij de verplichte m.e.r.-beoordeling. Voor deze toets gelden geen vormvereisten en daarom wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.


beoordeling

Het bestemmingsplan maakt geen activiteit mogelijk die is opgenomen in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. De conclusie is dat het kan worden uitgesloten dat het bestemmingsplan belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu. Er geldt daarom geen m.e.r-plicht, geen m.e.r.-beoordelingsplicht en ook is het niet noodzakelijk een vormvrije m.e.r.-beoordeling uit te voeren.


conclusie

Het aspect milieueffectrapportage vormt geen belemmering voor het vaststellen van onderhavig bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten

6.1 Algemeen

Een bestemmingsplan is een juridisch instrument waarbij de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de grond en de opstallen zijn vastgelegd. Het plan is voor iedereen juridisch bindend: burger, bedrijf en overheid.

In de digitale omgeving zijn de bestemming en de daarbij geldende regels reeds gekoppeld. Daarnaast kan gebruik worden gemaakt van een verbeelding op papier. Nadat op de verbeelding de locatie is opgezocht waarover informatie wordt gewenst, kan in de regels worden nagelezen welke mogelijkheden zijn vastgelegd. Uit het samenstel van de verbeelding en de regels blijkt wat wordt toegelaten. De digitale versie is bindend bij een verschil met de papieren versie.

De toelichting is een beschrijving van de keuzes die in het bestemmingsplan zijn gemaakt en vervat de resultaten van het overleg met gemeenten, waterschappen en diensten van de provincie en rijk wiens belangen in het plan in geding zijn.

Per 1 januari 2010 geldt de verplichting dat bestemmingsplannen volgens een landelijke digitale opzet (digitale standaarden) worden opgesteld. De Wro geeft voorts een aantal verplichtingen, die bij de totstandkoming van een bestemmingsplan gevolgd moeten worden. Daarmee wijkt onderhavig bestemmingsplan in de (benaming) van bestemmingen, gebruikte symbolen en de (opbouw) van regels af van de systematiek zoals die is gehanteerd bij de bestemmingsplannen Dieren - Midden en Dieren - Noord en van diverse herzieningen van die plannen.

6.2 Procedure

De tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan met de daarbij behorende stukken en het ontwerpbesluit, moet worden gepubliceerd waarbij de gelegenheid wordt geboden om zienswijzen in te dienen bij de gemeenteraad. Nadat de gemeenteraad een besluit over de vaststelling van dit bestemmingsplan heeft genomen, ligt het plan wederom ter inzage. Belanghebbenden die een zienswijze hebben ingediend, evenals belanghebbenden die niet kunnen worden verweten geen zienswijze te hebben ingediend, kunnen dan in beroep gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Tegen de wijzigingen die bij de vaststelling in het bestemmingsplan zijn aangebracht, kan iedere belanghebbende beroep instellen.

De herziening treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als geen beroep is ingesteld.

Is wel beroep ingesteld dan treedt de herziening ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak op het beroepschrift.

6.3 Verbeelding En Regels

De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridisch bindend deel van het bestemmingsplan. Ze moeten in samenhang worden bezien en toegepast. De wijze waarop een bestemmingsplan vorm krijgt, is vastgelegd in landelijke standaarden.

6.3.1 Verbeelding

Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemmingen de gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Ter nadere invulling van deze bestemmingen is de verbeelding voorzien van aanduidingen. Op basis van de aanduidingen worden functies aan de bestemming toegevoegd of verwijderd, of worden aanwijzingen gegeven ten aanzien van aantallen of maatvoeringen. De verbeelding moet worden bezien in samenhang met de regels. Voor de verdere uitleg hiervan wordt verwezen naar onderstaande uitleg onder paragraaf 6.3.2.

Voor de beschrijving van het bestemmingsplan wordt verwezen naar hoofdstuk 4 Beschrijving bestemmingsplan.

6.3.2 Regels

De planregels zijn verdeeld over vier hoofdstukken. Deze worden kort beschreven. Daarna volgt een toelichting op enige planregels.

1 Inleidende regels
In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de planregels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de planregels te waarborgen. Ook is de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels bepaald (artikel 2).

2 Bestemmingsregels
In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Eerst de bestemmingsregels en vervolgens, als die er zijn de dubbelbestemmingen.

Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend worden de (eventuele) afwijkingsmogelijkheden ten aanzien van het bouwen en het gebruik omschreven. Daarna de specifieke gebruiksregels en de vergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde.


Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsregels ook in andere regels relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moeten worden. Denk aan de dubbelbestemmingen zoals ten aanzien van archeologie en cultuurhistorische waarden. Alleen zo ontstaat een volledig beeld van hetgeen is geregeld.


3 Algemene regels
In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Denk aan de anti-dubbeltelregel en de regels met betrekking tot mogelijke binnenplanse afwijkingen. Een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid is, zoals het woord het al zegt, een mogelijkheid in het bestemmingsplan zelf om af te wijken van de regels uit datzelfde bestemmingsplan. Dit in tegenstelling tot 'buitenplanse' afwijkingsmogelijkheden.

De (bestemmings)regels moeten altijd in samenhang met de algemene regels worden gelezen vóórdat op basis van de bestemmingsregels interpretaties worden verricht.

In dit verband wordt gewezen op de algemene aanduidingsregels die de mogelijk- heden geboden in de bestemmingsregels kunnen beperken.

In dit hoofdstuk worden ook regels gegeven over het ondergronds bouwen. Daarbij zal in voorkomende gevallen door middel van een geohydrologisch onderzoek aangetoond moeten worden dat grondwaterstromen niet worden verstoord.

De oppervlakte van een ondergrondse ruimte wordt niet meegeteld indien een maximum is gesteld.


Ten aanzien van de vereiste parkeergelegenheid op het bijbehorende terrein, wordt verwezen naar de bijlage Parkeernormen bij onderhavig plan. Wat voldoende is, wordt op basis van de normen niet alleen bepaald bij de beoordeling van een bouwaanvraag, maar ook bij een wijziging in het gebruik.


4 Overgangs- en slotregels
In het laatste hoofdstuk wordt het overgangsrecht geregeld en wordt bepaald hoe het bestemmingsplan heet (de slotregel).

Voor zover relevant worden de planregels hierna nog artikelgewijs nader toegelicht.

Begrippen

Voor een goede uitleg van de regels moeten de begripsbepalingen correct worden toegepast. Zij bieden uitsluitsel over de gebruikte termen en zijn doorslaggevend bij de interpretatie van de regels.

Ten aanzien van het begrip bijgebouw (artikel 1.19 kan nog worden opgemerkt dat expliciet niet is gekozen voor de term bijbehorend bouwwerk waar in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van wordt gesproken. Dit vloeit voort uit de keuze om in beginsel geen functieonderscheid voor te schrijven tussen hoofd- en bijgebouw.

Opgemerkt wordt dat een carport onder het begrip overkapping valt.

Wijze van meten

Dit artikel geeft aan hoe dient te worden gemeten. Bij het toepassen van de betreffende regels (zoals opgenomen in de algemene aanduidingsregels van dit plan) dient dus te worden gemeten conform de aangegeven meetmethodiek.

Bedrijf

Binnen deze bestemming zijn rechtstreeks bedrijven toegestaan die zijn genoemd in Bijlage 2 Lijst bedrijfsactiviteiten gemengd gebied. Dit betreft diverse geselecteerde bedrijfsactiviteiten uit de categorieën 1 en 2 van de VNG-bedrijvenlijst. Omdat de in de bedrijvenlijst opgenomen indeling voortvloeit uit activiteiten van het gemiddelde bedrijf in de betreffende sector, moge duidelijk zijn dat (aanzienlijke) afwijkingen ten opzichte van het gemiddelde bedrijf mogelijk zijn. Ter ondervanging van eventuele onvolkomenheden van de gekozen systematiek en om op eenvoudige wijze te kunnen inspelen op nieuwe ontwikkelingen, is hieromtrent een afwijkingsbevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen. Hierdoor kunnen bedrijven worden toegelaten die naar de aard van de bedrijvigheid alsmede qua bedrijfsomvang vergelijkbaar zijn met de bedrijven, die in de betreffende categorieën zijn genoemd. Voorwaarde is wel dat deze bedrijven qua hinder en/of gevaar geen onevenredige afbreuk doen aan het woon-/leefmilieu.

Bedrijventerrein

Op dit terrein is een rijwielfabriek en een caravanbedrijf gevestigd. Op bedrijven- terreinen wordt de verschijningsvorm niet in bouwlagen vastgelegd. Voor het gebruik geldt een bedrijvenlijst met een categorie-indeling. Welke categorie is toegelaten is op de verbeelding aangegeven. Met het oog op die indeling is een bestaande rijwiel- fabriek specifiek toegelaten waarbij met het oog op de milieuhygiënische aanvaardbaarheid is bepaald dat de spuiterij niet overal is toegelaten. Het caravan- bedrijf is specifiek toegelaten vanwege de niet-bedrijfsmatige activiteiten van dit bedrijf.

De maatvoeringen zijn overgenomen uit het geldende plan waarbij rekening is gehouden met een aan de rijwielfabriek verleende omgevingsvergunning voor een (hoger) gebouw.

Centrum - 1

Deze bestemming is gegeven aan het kernwinkelgebied van Dieren aan het Calluna- plein en Diderna. In dit gebied is detailhandel, dienstverlening en lichte horeca (categorie 1a) toegelaten. Welke horeca-activiteiten dat zijn, is vastgelegd in Bijlage 5Lijst horeca-activiteiten. Door een concentratie wordt het behoud en de versterking van deze voorzieningen voor het dorp nagestreefd.

Boven deze vestigingen zijn woningen toegelaten. Andere aanwezige functies zijn specifiek aangeduid en gekoppeld aan een vlak. Zo is bijvoorbeeld door middel van een aanduiding de schouwburg Theothorne toegelaten.

In het (openbare) gebied zijn ook standplaatsen toegelaten evenals onder voorwaarden terrassen alsmede evenementen en een weekmarkt.

Nieuw is het toelaten van een nieuwe horecavestiging. Die direct toegelaten vestiging ligt in een nieuw gebied (het plein voor een supermarkt en nabij Theothorne) waarbinnen meegewerkt kan worden aan bepaalde nieuwe horecavestigingen en grotere terrassen.

In deze bestemming wordt niet gewerkt met bouwlagen, er is alleen een maximale bouwhoogte aangegeven die is overgenomen uit het geldende bestemmingsplan. Gebouwd moet worden binnen het bouwvlak.

Centrum - 2

Deze bestemming wordt voor het secundaire winkelgebied gebruikt gelegen aan de Wilhelminaweg en grenzend aan het Callunaplein. In dit gebied is detailhandel, dienstverlening en lichte horeca (categorie 1a) toegelaten. Ook al vanwege al aanwezige andere voorzieningen worden in dit gebied tevens maatschappelijke voorzieningen toegelaten. Die voorzieningen zijn opgenomen in Bijlage 6 Lijstmaatschappelijke voorzieningen bij de regels. Het behoud van winkels staat hier niet voorop. Het toegelaten bedrijfsvloeroppervlak aan detailhandel is in de regels gemaximaliseerd. In het Overzicht bestaande winkels en publieksgerichtedienstverlening in Centrum - 2 bij deze toelichting, is ter informatie een overzicht opgenomen van de bestaande detailhandelsbedrijven. Waar en in welke omvang deze winkelfunctie binnen de bestemming wordt uitgeoefend, wordt niet nader bepaald. De ondernemers geven hier invulling aan. Het vergroten van dat oppervlak is slechts onder voorwaarden toegelaten. Aanvrager zal moeten aantonen dat een dergelijke ontwikkeling geen verstorende werking heeft op het functioneren van het kernwinkelgebied (maar het liefst hierop juist aanvullend is) en vestiging binnen het kernwinkelgebied niet mogelijk is.

Boven deze vestigingen zijn woningen toegelaten. Andere aanwezige functies zijn specifiek aangeduid en gekoppeld aan een vlak. In het (openbare) gebied zijn ook standplaatsen toegelaten.

Hier wordt opgemerkt dat in lijn van de detailhandelsstructuurvisie een winkelpand bij leegstand een andere functie kan krijgen; gedacht kan worden aan een ambachtelijk bedrijfje of aan woningen. Daarvoor kan een procedure nodig zijn waarbij vanzelfsprekend een ruimtelijke afweging plaatsvindt.

Binnen de bestemming zijn ook standplaatsen, onder voorwaarden terrassen alsmede evenementen zijn mogelijk.

In deze bestemming wordt niet gewerkt met bouwlagen, er is alleen een maximale bouwhoogte aangegeven die is overgenomen uit het geldende bestemmingsplan. Gebouwd moet worden binnen het bouwvlak.

Cultuur en ontspanning

Deze bestemming is gegeven aan de bestaande speeltuin aan de Rode Kruislaan.

Detailhandel

Deze bestemming is gegeven aan verspreide detailhandelsbedrijven die niet vallen onder de bestemming Gemengd omdat geen bovenwoning aanwezig is of mogelijk is of slechts voor een beperkt deel.

Gemengd - 1

Deze bestemming voorziet naast het wonen in diverse gebruiksmogelijkheden. De planregeling is ruim van opzet zodat er flexibiliteit is ten aanzien van de invulling. In dit plan wordt deze bestemming gebruik voor een deel van de Wilhelminaweg dat als aanloopstraat naar het winkelgebied kan worden beschouwd en waar een menging van functies aanwezig is.

Naast wonen dat ook op de beganegrond mag plaatsvinden, is in dit gebied detail- handel toelaten tot een gemaximaliseerd bedrijfsvloeroppervlak. Ook hier geldt dat de ondernemer invulling geeft aan de locatie en de omvang van zijn winkel binnen de bestemmingsplanmogelijkheden. In het Overzicht bestaande winkels enpublieksgerichte dienstverlening in Gemengd - 1 bij deze toelichting is ter informatie een overzicht opgenomen van de bestaande detailhandelsbedrijven. Daghoreca (categorie 1a) is altijd binnen deze bestemming toegelaten. Alsmede diverse functies op de gebieden maatschappelijk, dienstverlening en cultuur en ontspanning die zijn opgenomen in Bijlage 1 Lijst gemengde activiteiten. Activiteiten die niet op de lijst zijn vermeld maar naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de genoemde activiteiten, kunnen via een afwijkingsbevoegdheid worden toegestaan. Daarbij moet het wel gaan om functies op de gebieden maatschappelijk, dienstverlening en cultuur en ontspanning; de afwijkingbevoegdheid voorziet nadrukkelijk niet in een ander type functies. Voor de omkadering van deze functies wordt verwezen naar de definities in artikel 1. Verder zijn bedrijven toegestaan welke zijn opgenomen in Bijlage 2 Lijst bedrijfsactiviteiten gemengd gebiedmits zij vallen onder categorie 1. Gelet op de beoogde uitstraling van de verspreid gelegen locaties die als Gemengd - 1 zijn bestemd (een lichte dynamiek, weinig overlast, makkelijk inwisselbare activiteiten), is een hogere categorie hier niet gewenst.

Op een aantal plekken is sprake van functies die niet vallen onder bovenstaande algemene regeling. Deze zijn specifiek aangeduid en geregeld en dus ook alleen op de aangegeven locatie toegestaan, zoals de winkelfunctie op de verdieping op de hoek Wilhelminaweg/Spankerenseweg en het horecabedrijf aan de Wilhelminaweg. Dit laat onverlet de algemeen toegestane functies.

Voor woningen binnen deze bestemming geldt dat standaard per bouwvlak 1 woning is toegestaan tenzij anders op de verbeelding is aangegeven. De aantallen zijn afgestemd op de aanwezige woningen. Kunnen nog bovenwoningen gebouwd worden, dan is rekening gehouden met de kwalitatieve behoefte aan niet te kleine woningen. Bij de uitvoering dient net zoals voorheen vanzelfsprekend voldaan te worden aan de parkeernormen. De voorheen geldende beperkingen ten aanzien wonen op de beganegrond zijn vervallen. Een in de plint leegstaand pand met een woning op de verdieping kan aldus eenvoudig worden omgezet in één 'grote' woning.

Verder is het toegelaten dat een bewoner een aan huis gebonden beroep of bedrijf uitoefent. Hiervoor gelden voorwaarden. De aan huis gebonden beroepen zijn krachtens jurisprudentie standaard toegestaan; in de begripsbepalingen is aangegeven om welke beroepen het gaat (artikel 1.14). De bedrijfsactiviteiten aan huis vormen een aanvulling hierop. In Bijlage 8 Lijst van bedrijfsactiviteiten aan huis bij de regels van dit plan is na te lezen welke bedrijven dit betreft. Als een beroep niet past binnen de begripsbepaling dan wel een bedrijf niet voorkomt op deze lijst is afwijking eventueel mogelijk mits voldaan wordt aan de aangegeven criteria.

Er is een onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen en bijgebouwen. De hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, de bijgebouwen (en overkappingen) mogen daarnaast ook gebouwd worden op de gronden die met bijgebouwen zijn aangeduid. Van belang is dat het verschil met het hoofdgebouw bestaat uit een bouwkundige/architectonische ondergeschiktheid. Functionele ondergeschiktheid is op basis van het bestemmingsplan uitdrukkelijk niet aan de orde. Dit volgt uit de begripsbepaling van bijgebouw zoals neergelegd in artikel 1.19.

Ten aanzien van de maatvoering van de hoofdgebouwen geldt hetzij de redelijk globale benadering van aantal bouwlagen, hetzij de meer specifieke benadering van handhaving van bestaande goothoogtes en bouwhoogtes. De globaliteit van de bouwlagen benadering maakt dat men vrij is zelf te kiezen voor de hoogte en de vorm van het dak.

Bij monumenten evenwel wordt de goothoogte en bouwhoogte vastgelegd door een aanduiding. Om deze panden niet volledig 'op slot' te zetten kan hiervan met 5% worden afgeweken.

Voor de bijgebouwen en overkappingen geldt een maximaal bebouwingspecentage van het bouwperceel en een maximale goot- en bouwhoogte.

Ten aanzien van bestaande afwijkingen in percentages, oppervlaktes, hoogtes en eventuele andere maten kan nog het volgende worden vermeld. Legale afwijkingen van percentages en oppervlaktes worden gerespecteerd én worden als maximale maat aangemerkt. Bij vervanging kan dus een kleiner percentage/een kleinere oppervlakte worden teruggebouwd, waarbij niettemin het generiek toegestane percentage/de generiek toegestane oppervlakte nog wordt overschreden. Dit om te voorkomen dat voor een groot gebouw geen kleiner gebouw kan worden terug- gebouwd. Voor andere maten zoals hoogtematen geldt een striktere regeling. Bij vervanging kan óf de bestaande hoogte worden teruggebouwd óf moet worden voldaan aan de generieke hoogteregeling.

Gemengd - 2

Deze bestemming laat in de basis het wonen toe met in combinatie daarmee een nevengeschikt gebruik voor een andere functie. De andere functie is nader aangeduid en omschreven, het gaat om de aanduidingen zoals (dh), (dv) en (sh-2a). Voor rangschikking onder categorie Gemengd - 1 is niet gekozen vanwege de bestemming in het vorige bestemmingsplan, de huidige activiteit die wordt uitgeoefend en de ligging in een woongebied.

Voor een horeca-activiteit geldt dat de activiteiten die uit een oogpunt van milieu- zonering zijn ingedeeld in - de hogere - categorie 2a (en hoger) niet kunnen worden uitgeoefend op een locatie waar horeca ondernemingen zijn toegelaten die behoren tot categorie 1a en 1b.

Voor uitleg van de regeling van de aantallen woningen, maatvoering van de gebouwen (bouwlagen benadering) en de bijgebouwenregeling wordt verwezen naar hetgeen hierover is vermeld bij Gemengd - 1. Verder geldt ook hier een regeling voor aan huis verbonden beroepen en bedrijfsactiviteiten aan huis.

Groen

Deze bestemming betreft (openbaar) structureel groen, beeldbepalend groen en buurtoverstijgend groen. Eventuele doorsnijdende paden door het groen zijn mogelijk. Ook kan er een ontsluiting naar het aangrenzende perceel worden aangebracht. Hieronder vallen ook inritten. Ook kunnen deze groenvoorzieningen gebruikt worden voor speelvoorzieningen.

Om in de praktijk tot op een acceptabel niveau in te kunnen spelen op een gesignaleerde behoefte, is het toegestaan dat een beperkt deel van het als Groen aangegeven bestemmingsvlak mag worden ingericht voor verkeersdoeleinden. Het gaat daarbij om een strook van maximaal 1 meter breed gemeten vanaf de rand van de bestemming Groen. Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld het verleggen van trottoirs. Daarnaast is het mogelijk om na het toepassen van de afwijkings- bevoegdheid een groter deel van de bestemming Groen aan te wijzen voor verkeers- doeleinden. Echter hiervoor is nadrukkelijk een cultuurhistorische en steden- bouwkundige afweging vereist.

Kantoor

Zelfstandige kantoorvestigingen zijn ondergebracht in de bestemming Kantoor. Met zelfstandig wordt bedoeld dat zij niet horen bij en geen ondersteunende functie hebben bij een ter plekke gevestigd bedrijf. Als ter plaatse thans andere functies worden uitgeoefend is dat binnen de bestemming aangeduid.

Voor uitleg van de regeling van de maatvoering van de gebouwen (bouwlagen benadering/ goothoogte/hoogtebenadering) en de bijgebouwenregeling wordt verwezen naar hetgeen hierover is vermeld bij Gemengd - 1.

Maatschappelijk - 1

De maatschappelijke voorzieningen die geen instellingen betreffen zijn ondergebracht in de bestemming Maatschappelijk - 1. Rechtstreeks toegestaan zijn de voorzieningen welke zijn genoemd in Bijlage 6 Lijst maatschappelijke voorzieningen bij de regels. Daarnaast zijn maatschappelijke voorzieningen toegestaan welke niet voorkomen op de lijst, maar naar aard en invloed vergelijkbaar zijn met de voorzieningen die wel zijn genoemd. Dit zal in het kader van een afwijkingsprocedure beoordeeld moeten worden. In alle gevallen dient het te gaan om een maatschappelijke voorziening.

Het begrip maatschappelijke voorziening is beschreven in de begripsbepalingen (artikel 1.53).

Voor uitleg van de regeling van de maatvoering van de gebouwen voor wat betreft bouwlagen benadering/goothoogte/hoogtebenadering) en de bijgebouwenregeling wordt verwezen naar hetgeen hierover is vermeld bij Gemengd - 1.

Maatschappelijk - 2

Deze bestemming betreft instellingen die niet onder de woonfunctie kunnen worden gebracht vanwege het medisch-verzorgende karakter. De termen begeleid wonen en instellingswonen zijn hiertoe gedefinieerd in de artikelen 1.13 en 1.45. Op basis van de begripsbepalingen zijn de diverse woonvormen in Dieren beoordeeld. Daar waar een instelling aanwezig is, is de bestemming Maatschappelijk - 2 gegeven.

De definities laten een onderscheid zien met kamerverhuur (valt onder woonfunctie indien daar toegestaan) en bijzondere woonvormen (valt onder woonfunctie).

Van belang is dat een regeling is opgenomen voor de partners van de geïndiceerden. Deze mogen hun intrek nemen in de instelling om bij hun geïndiceerde partner te kunnen blijven wonen. Daarbij moeten de partners voordien al duurzaam samen hebben geleefd. Na vertrek of overlijden van de geïndiceerde partner mag de andere partner blijven wonen. Overigens is het uiteindelijk de instelling zelf die bepaalt of van deze mogelijkheid gebruik kan worden gemaakt.

Ten behoeve van de noodzakelijke begeleiding/toezicht is een bedrijfswoning toegestaan.

Opgemerkt wordt dat binnen de bestemming tevens zorgwoningen zoals gedefinieerd in artikel 1.82 worden toegelaten. Dit om een uitwisseling tussen intramurale en extramurale verzorging mogelijk te maken en ingespeeld kan worden op de behoefte. Door de koppeling blijven voorts locaties aanwezig om de op termijn weer groeiende behoefte -tot het huidige niveau- aan intramurale voorzieningen op te vangen. Het verzekert voorts dat voor de doelgroep geschikte woningen aanwezig zijn in de nabijheid van een zorgaanbieder waardoor verschillende vormen van zorg ook in de toekomst goed kunnen worden gefaciliteerd. En maakt het mogelijk om gericht aanpassingen uit te voeren in het openbare gebied voor de bewoners van deze zorglocaties.

Wat onder een geschikte zorgwoning wordt verstaan, is niet in de begripsbepaling uitgewerkt. Het is aan de zorginstelling om hieraan, afgestemd op de behoefte, invulling te geven. Evenwel wordt gelet op de volkshuisvestelijke behoefte aan geschikte woningen voor hulpbehoevenden en ouderen hieronder minimaal een woning verstaan die voldoet aan het label Levensloopgeschikt 2 zoals omschreven in de Visie Wonen, Welzijn, Zorg. Juist op dergelijke locaties is gewenst dat hier vanuit de visie een verbondenheid bestaat tussen de zorgwoningen en de instellingen.

Voor uitleg van de regeling van de maatvoering van de gebouwen voor wat betreft bouwlagen benadering/goothoogte/hoogtebenadering en de bijgebouwenregeling wordt verwezen naar hetgeen hierover is vermeld bij Gemengd - 1.

Maatschappelijk - 3

In het plangebied zijn twee gebouwen als zodanig bestemd. In deze gebouwen vindt een breed en divers scala aan activiteiten plaats, merendeels op het maatschappelijke vlak. Gezien de aard van de activiteiten worden geen maxima gesteld. In het winkel- gebied is voldoende parkeergelegenheid beschikbaar.

Tuin

Deze bestemming ziet op gronden die als tuin in gebruik zijn en die in beginsel vrij van gebouwen dienen te blijven. Voor erf- en terreinafscheidingen geldt, dat de toegestane hoogte afhankelijk is van de situering. Als het gaat om de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen die worden geplaatst op hoekpercelen die grenzen aan openbaar groen of aan de openbare weg, dan is een hoogte van 2 m toegestaan mits de afscheidingen zijn geplaatst achter de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan. Door uit te gaan van de oorspronkelijke achtergevel wordt aangesloten bij het Besluit omgevingsrecht. In andere gevallen mogen de afscheidingen maximaal 1 m hoog zijn.

Een uitzondering geldt voor afscheidingen binnen de aanduiding overige zone - stedenbouwkundig waardevol en binnen de bestemming Waarde - Cultuurhistorie, alwaar in alle gevallen een maximale hoogte van 1 m geldt.

Hierbij wordt opgemerkt dat burgemeester en wethouders een beleid hebben vastgesteld over de wijze waarop zij omgaan met hun wettelijke bevoegdheid om omgevingsvergunningen te verlenen buiten de bepalingen van het bestemmingsplan om. Deze bevoegdheid op grond van het Besluit omgevingsrecht is bedoeld voor zogenaamde 'kruimelgevallen'. In hun beleid hebben burgemeester en wethouders voorzien in een mogelijkheid om in bepaalde gevallen mee te werken aan hekwerken en toegangspoorten die qua maatvoering afwijken van het bestemmingsplan.

Verkeer

De aanwezige wegen zijn als zodanig bestemd en in beeld gebracht. Er zijn geen nieuwe wegen geprojecteerd. Aangezien ook bijbehorende groenvoorzieningen de bestemming Verkeer krijgen, zijn ook speelvoorzieningen toegelaten.

Wonen

Deze bestemming betreft de bestaande en nog te bouwen woningen (met uitzondering van de bedrijfswoningen).

Ten aanzien van kamerverhuur kan worden opgemerkt, dat bij iedere woning -maar niet in een vrijstaand bijgebouw- maximaal 2 kamers mogen worden verhuurd aan personen die niet tot het huishouden behoren (waaronder niet begrepen bed en breakfast dit valt onder de regeling van aan huis gebonden beroepen/bedrijven). Dit volgt uit de begripsbepaling van woning (artikel 1.79). Kamerverhuur aan meerdere personen is slechts mogelijk in zoverre de planregeling hierin voorziet.

Ingevolge de begripsbepaling van het begrip woning moet sprake zijn van een huishouden. Onder het begrip huishouden wordt niet alleen een gezin verstaan. Ook minder traditionele woonvormen verdragen zich met de bestemming Wonen, mits sprake is van nagenoeg zelfstandige bewoning met een zekere mate van verbondenheid tussen de bewoners. De nadruk ligt op het wonen en niet op het bieden van zorg en begeleiding. Een instelling die zich richt op bijvoorbeeld het begeleiden van mensen met een verstandelijke of lichamelijke beperking die in groepsverband samen wonen en gebruik maken van gemeenschappelijke voorzieningen, geen permanente begeleiding behoeven en waarbij het de bedoeling is dat zij zo zelfstandig mogelijk functioneren, ook al is 24 uur per dag begeleiding aanwezig, past binnen dit begrip. Voor de inzichtelijkheid is daartoe het begrip bijzondere woonvorm opgenomen in het bestemmingsplan. Een instelling waar de behandeling van de bewoners voorop staat, past derhalve niet binnen de bestemming. Wel binnen de bestemming past bijvoorbeeld een woongroep van mensen met een beperking die elders worden behandeld.

Verder is nog sprake van een bedrijf en van kantoren, die niet vallen onder de aan huis gebonden beroepen/-bedrijvenregeling (zie hierna). Vandaar dat deze specifiek zijn genoemd.

Per bouwvlak is in beginsel 1 woning is toegestaan, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven. De aantallen zijn afgestemd op de aanwezige woningen dan wel op de bestaande planologische rechten. De benaming van de aanduiding maximum aantal wooneenheden vloeit voort uit de keuze die in de landelijke standaard is gemaakt. De term 'wooneenheden' heeft in deze geen op zichzelf staande betekenis, gedoeld wordt op het aantal woningen.

Verder is het ook hier toegelaten dat een bewoner aan huis een beroep of bedrijf uitoefent. Hiervoor gelden voorwaarden. De aan huis gebonden beroepen zijn krachtens jurisprudentie standaard toegestaan; in de begripsbepalingen is aangegeven om welke beroepen het gaat (artikel 1.14). De bedrijfsactiviteiten aan huis vormen een aanvulling hierop. In de Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis -opgenomen als Bijlage 8 bij de regels van dit plan- is na te lezen welke bedrijven dit betreft. Als een beroep niet past binnen de begripsbepaling dan wel een bedrijf niet voorkomt op deze lijst is afwijking eventueel mogelijk mits voldaan wordt aan de aangegeven criteria.

Opgemerkt wordt dat ten aanzien van de vereiste parkeergelegenheid op het bijbehorende terrein, derhalve ook bij de uitoefening van een bedrijf of beroep aan huis, in Bijlage 9 Parkeernormen bij dit plan voorwaarden zijn gesteld. In deze bijlage zijn onder andere bruikbaarheidsvereisten en de normen per functie vastgelegd. Wat voldoende is, wordt op basis van deze bijlage bepaald bij de beoordeling van een bouwaanvraag dan wel bij een functiewijziging.

Er is een onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen en bijgebouwen. De hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, de bijgebouwen (en overkappingen) mogen daarnaast ook gebouwd worden op de gronden buiten het bouwvlak. Van belang is dat het verschil met het hoofdgebouw bestaat uit een bouwkundige/architectonische ondergeschiktheid. Functionele ondergeschiktheid is op basis van het bestemmingsplan uitdrukkelijk niet aan de orde. Dit volgt uit de begripsbepaling van bijgebouw zoals neergelegd in artikel 1.19.

Ten aanzien van de maatvoering van de hoofdgebouwen geldt hetzij de redelijk globale benadering uitgedrukt in het aantal bouwlagen, hetzij de meer specifieke benadering van handhaving van bestaande goothoogtes en bouwhoogtes. De globaliteit van de bouwlagen benadering maakt dat men vrij is zelf te kiezen voor de hoogte en de vorm van het dak. Bij handhaving van goothoogte/bouwhoogte is dit niet het geval. Deze laatste benadering is toegepast op monumenten. Om deze panden niet volledig 'op slot' te zetten kan hiervan met 5% worden afgeweken.

Voor de bijgebouwen en overkappingen geldt een maximaal bebouwingspecentage van het bouwperceel en een maximale goot- en bouwhoogte. Daar waar sprake is van een afwijkende maatvoering is dit specifiek geregeld.

Ten aanzien van bestaande afwijkingen in percentages, oppervlaktes, hoogtes en eventuele andere maten kan nog het volgende worden vermeld. Legale afwijkingen van percentages en oppervlaktes worden gerespecteerd én worden als maximale maat aangemerkt. Bij vervanging kan dus een kleiner percentage/een kleinere oppervlakte worden teruggebouwd, waarbij niettemin het generiek toegestane percentage/de generiek toegestane oppervlakte nog wordt overschreden. Dit om te voorkomen dat voor een groot gebouw geen kleiner gebouw kan worden teruggebouwd, dat evenwel groter is dan generiek is toegelaten. Voor andere maten zoals hoogtematen geldt een striktere regeling. Bij vervanging kan óf de bestaande hoogte worden teruggebouwd óf moet worden voldaan aan de generieke hoogteregeling.

Waarde - archeologie 1, 2 en 3

Deze dubbelbestemmingen zijn gebaseerd op het archeologiebeleid in de gemeente Rheden.

In de regels van de verschillende dubbelbestemmingen wordt de bescherming van de archeologische waarden geregeld via een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (voorheen de aanlegvergunning). Zonder een dergelijke vergunning mag niet zomaar de grond worden geroerd, en daardoor blijven de (mogelijke) archeologische waarden in de grond onaangeroerd. De vergunningsplicht ziet er op toe dat éérst inzicht ontstaat in de mogelijke waarde van de bodem waarna, op basis van een afweging, alsnog een vergunning afgegeven kan worden voor het roeren van de bodem. Om inzicht in de mogelijke waarde van de bodem op het gebied van archeologie te verkrijgen is onderzoek nodig. Dit onderzoek zal vaak een archeologisch bureauonderzoek zijn gevolgd door een archeologisch booronderzoek. Deze dienen uitgevoerd te worden door deskundige onderzoekers die voldoen aan de benodigde certificeringen. Op basis van die eerste onderzoeken kan vervolgonderzoek nodig zijn (proefsleuvenonderzoek en eventueel opgraven). Indien aangetoond kan worden dat binnen (bepaalde delen van) het te onderzoeken gebied geen archeologische waarden meer aanwezig kunnen zijn, kan (met betrekking tot deze delen) worden afgezien van archeologisch onderzoek.

Voor de verschillende te onderscheiden gebieden geldt dat een omgevingsvergunning nodig is voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (voorheen aanlegvergunning genaamd). Waarbij de oppervlakte van de bodemingreep en de diepte ervan bepalen of de omgevingsvergunning nodig is of niet. Er moet dus aan beide criteria worden voldaan voordat een omgevings- vergunning nodig is. De diepte is daarbij maatgevend op het diepste punt (dus een ingreep boven de maatgevende oppervlakte en op één punt dieper dan de maatgevende diepte is vergunningplichtig).

De volgende gebieden worden onderscheiden waarbij per gebied het maatgevend minimale oppervlakte (in vierkante meters) wordt aangegeven als ook de maat- gevende diepte (in strekkende centimeters).

Verwachtingswaarde categorie-indeling volgens archeologische beleidskaart onderzoek noodzakelijk bij bodemingrepen Dubbelbestemming
terrein van cultuurhistorische waarde, opgehoogd erf, buitenplaats, kasteelterrein, kern historische nederzetting aandachtsgebied groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm Waarde - Archeologie 1
hoge verwachting, waarschijnlijk goede conservering aandachtsgebied groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm Waarde - Archeologie 1
hoge verwachting, mogelijk goede conservering aandachtsgebied groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm Waarde - Archeologie 1
middelhoge verwachting onderzoeksgebied groter dan 250 m2 en dieper dan 30 cm Waarde - Archeologie 2
lage verwachting archeologisch gebied met lage verwachting groter dan 2500 m2 en dieper dan 30 cm Waarde - Archeologie 3
water waterbodems groter dan 2500 m2 en dieper dan 30 cm Waarde - Archeologie 3
bekende archeologische vindplaatsen en een straal van 25 m daaromheen groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm Waarde - Archeologie 1

Waarde - Cultuurhistorie

Deze bestemming is gegeven aan een gebied met een cultuurhistorische waarde. Binnen dit gebied geldt net zo zeer als binnen de aanduiding overige zone - stedenbouwkundig waardevol dat op deze percelen de erf- en perceelafscheidingen grenzend aan het openbare gebied maximaal 1 m hoog mogen zijn. Om het behoud van het ontwerp van deze wijk nog verder te beschermen geldt dat in dit gebied in nieuwe gevallen niet op het bijbehorende terrein gelegen vóór de voorgevel van de woning geparkeerd mag worden. Het representatieve straatbeeld wordt hierdoor behouden.

Anti-dubbeltelregel

Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze zou zich kunnen voordoen indien een deel van een bouwperceel dat al bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage was betrokken wederom bij een dergelijke berekening, doch nu ten behoeve van een ander bouw- perceel wordt betrokken. De tekst van de regeling volgt uit het Bro.

Algemene bouwregels

Voor diverse geringe bouwonderdelen geldt, dat deze bij de toets aan de planregels als zodanig buiten beschouwing worden gelaten. Daarnaast is een regeling voor ondergronds bouwen opgenomen. Hoofdregel is, dat hetgeen bovengronds is toegestaan, ook ondergronds kan worden toegestaan. Daarnaast zijn enkele verbijzonderingen opgenomen.

Algemene gebruiksregels

Voor de redactie van dit artikel is de algemene formulering aangehouden. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. In beginsel is de bestemmingsomschrijving van de betreffende bestemming bepalend.

In verband met het schrappen van het bordeelverbod is expliciet opgenomen dat onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening in ieder geval wordt verstaan het (laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting. Dit om discussie te voorkomen. Met deze regeling wordt ook bij de actualisatie van de bestemmingsplannen aangesloten bij het beleid van de gemeente op dit gebied. Passend binnen dit beleid is de mogelijkheid om in Dieren één inrichting toe te laten binnen bepaalde voorwaarden.

Voor kortstondige incidentele evenementen, manifestaties, markten en standplaatsen geldt, dat de legaal bestaande situaties worden gerespecteerd. Standplaatsen zijn aanwezig op het Ericaplein, aan de Tellegenlaan (parkeerplaats Emté), Cederlaan (parkeerplaats Spar), Julius Röntgenlaan. Het Ericaplein wordt gebruikt voor de jaarlijkse evenementen, het is ook de locatie voor de weekmarkt op woensdag- ochtend.

Aan nieuwe situaties kan worden meegewerkt door het toepassen van een afwijkings- bevoegdheid, waarbij moet worden getoetst aan de aangegeven criteria. Dit laat onverlet dat daarnaast ook moet worden voldaan aan de APV.

Verder wordt nog voorzien in een regeling ten aanzien van het parkeren en de parkeernormen. De parkeernormen zijn voor alle bestemmingen van toepassing. Zij zijn als bijlage bij de regels opgenomen en maken als zodanig onderdeel uit van de regels van het voorliggende bestemmingsplan.

Algemene aanduidingsregels

Het plan kent de aanduiding overige zone - stedenbouwkundig waardevol.

Van belang is dat de tuinen en andere gronden die zich binnen deze zone bevinden niet worden gezien als erf bij woning of bijvoorbeeld het kantoor. Daarom kunnen hier geen vergunningvrije bouwwerken worden geplaatst. Overige bouwwerken zijn op deze gronden wél toegestaan, omdat het verbieden hiervan als te beperkend wordt gezien. Om het waardevolle karakter te kunnen borgen, kunnen aan de overige bouwwerken nadere eisen worden gesteld, waarbij onder meer gedacht moet worden aan de mate van transparantie van een bouwwerk, zodat geen gesloten zicht ontstaat en het mogelijk blijft de aanwezige openheid te ervaren.

Verder kent het plan de aanduiding veiligheidszone - niet gesprongen explosieven. In het aangegeven gebied kunnen mogelijk restanten aanwezig zijn van explosieven uit de Tweede Wereldoorlog. Voor het verrichten van werkzaamheden dieper dan 30 cm is daarom een vergunning nodig. Voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden geldt deze vergunningplicht niet als uit een rapport blijkt dat de kans op het alsnog aantreffen van explosieven verwaarloosbaar klein is.

Het plan kent tenslotte de aanduiding milieuzone - boringsvrije zone (grondwater- bescherming)aldus wordt duidelijk binnen welk gebied het gestelde in de provinciale Omgevingsverordening Gelderland ten aanzien van beperkingen in de door de provincie aangewezen boringsvrije zone van toepassing is. Deze beperkingen op grond van de verordening gelden voor het hele gebied binnen de aanduiding. In de regels van dit plan zijn voor de bestemmingen gelegen binnen de aanduiding enige beperkingen vastgelegd. Dit omdat volgens de verordening het niet zonder meer is toegelaten dieper dan 2 meter onder maaiveld werkzaamheden uit te voeren en volgens het bestemmingsplan onder voorwaarde standaard dieper ondergronds gebouwd mag worden.

Algemene afwijkingsregels

Aan burgemeester en wethouders wordt hier de bevoegdheid gegeven om af te wijken van de bestemmingsregels. Evident is dat niet alle afwijkingsregels op alle bestemmingen van toepassing zijn. Voorts is van belang dat het bestaan van de bevoegdheid niet mag leiden tot een automatisme in het afwijken: conform de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moeten burgemeester en wethouders de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen afwegen. Overigens is de bevoegdheid beperkt in die zin dat geen omgevingsvergunning voor afwijken mag worden verleend indien onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een aantal met name genoemde belangen.

Algemene wijzigingsbevoegdheid

In de algemene wijzigingsbevoegdheid wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om aanduidingen binnen de bestemmingen Gemengd - 1, Gemengd - 2, Kantoor en Maatschappelijk - 1 te verwijderen en te wijzigen. Als burgemeester en wethouders gebruik willen maken van hun bevoegdheid dan verbindt het bestemmingsplan hieraan voorwaarden.

Burgemeester en wethouders zijn niet verplicht om gebruik te maken van hun bevoegdheid.

Algemene procedureregels

Op het stellen van nadere eisen zijn de algemene procedureregels van toepassing. Het is nodig deze in het bestemmingsplan te regelen omdat de Awb hierin niet voorziet.

Overgangsrecht

De redactie van dit recht volgt uit het Bro. Bij het overgangsrecht wordt onderscheid gemaakt naar bouwwerken en gebruik.

Bij bouwwerken gaat het er om of ze op de peildatum in enigerlei opzicht afwijken van het plan. Doorgaans betreffen die afwijkingen de bouwregels. Ze mogen gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd of na een calamiteit worden herbouwd, mits de bestaande afwijkingen naar hun aard niet worden vergroot. Bij de vraag of de afwijking wordt vergroot kan ook het gebruik relevant zijn. Van de mogelijkheid tot gedeeltelijke vernieuwing of verandering zijn uitgesloten de illegale bouwwerken. Daaronder worden verstaan de bouwwerken die zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning -voor zover vereist- zijn gebouwd in strijd met het toen geldende bestemmingsplan.

Voor een vergroting van de inhoud van een bouwwerk met niet meer dan 5% kan met een omgevingsvergunning eenmalig worden afgeweken. Peildatum voor bouwwerken is het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

Ten aanzien van het gebruik is bepaald dat bestaand, met het plan strijdig gebruik mag worden voortgezet. Een uitsluitingsclausule is opgenomen voor gebruik dat al in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. Deze regel laat de wrakingsjurisprudentie onverlet.

6.4 Vergelijking Met Geldende Bestemmingsplan

Er is naar gestreefd om binnen de nieuwe digitale systematiek dezelfde mogelijkheden te bieden als in de geldende bestemmingsplannen. Wel met, zoals hiervoor al is aangegeven, een toets aan hedendaagse inzichten.

Los van de wijzigingen die voortvloeien uit de nieuwe landelijke digitale systematiek, is in onderhavig bestemmingsplan rekening gehouden met de (ruimere) mogelijkheden om aan huis een beroep of bedrijf uit te oefenen. Om die reden zijn veel activiteiten zonder nadere aanduidingen binnen de bestemming Wonen mogelijk.

Daar waar binnen de geldende bestemmingsplannen in de bestemming Wonen ofVoorzieningen van het toegelaten (nevengeschikte) gebruik geen gebruik (meer) wordt uitgeoefend heeft een actualisatie plaatsgevonden. Deze actualisatie vloeit ook voort uit de detailhandelsstructuurvisie. De mogelijkheden voor detailhandel en daghoreca zijn hierop afgestemd. Een nadere uitwerking is gebaseerd op het plan dat de ondernemers van BIZ Calluna hebben laten vervaardigen. Hierdoor ontstaat voor het winkelgebied een actuele regeling.

Bestaand gebruik wordt binnen de gegeven bestemmingen toegelaten.

Voor de wijk rondom het Vogelplantsoen geldt dat naast de hoogte van de erf- en perceelafscheidingen die op basis van de beschrijving-in-hoofdlijnen in het geldende plan was geregeld, nu ook het parkeren in de voortuinen wordt uitgesloten.

Voor een meer uitgebreide beschrijving van de mogelijkheden van het nu voorliggende plan kan hoofdstuk4 geraadpleegd worden.

6.5 Reikwijdte Bestemmingsplan

Om te beoordelen of een ontwikkeling kan worden gerealiseerd, is het soms niet voldoende om alleen af te gaan op de inhoud van het bestemmingsplan. Ook indien het bestemmingsplan een ontwikkeling toestaat, kan het voorkomen dat andere regelgeving of dat gesloten verdragen de daadwerkelijke uitvoering verhinderen of pas na bijvoorbeeld vergunningverlening of onderzoek mogelijk maken.


De kaders die het bestemmingsplan biedt ten aanzien van nieuwe bouwmogelijk- heden/bouwplaninitiatieven, bieden geen garantie voor de te verlenen omgevings- vergunning voor het bouwen. Bouwplannen zullen naast de toets aan onderhavig bestemmingsplan tevens worden getoetst aan, en dienen te voldoen aan, zowel het landelijke Bouwbesluit als de bouwverordening (vastgesteld door de gemeenteraad). Waarbij de (onafhankelijke) welstandscommissie adviseert of het bouwplan op basis van de Welstandsnota (vastgesteld door de gemeenteraad) voldoet aan redelijke eisen van welstand.

6.6 Handhaving

Het bestemmingsplan maakt op een eenvoudige wijze duidelijk wat is toegelaten en is daarmee goed handhaafbaar.

Burgemeester en wethouders kunnen bestuursrechtelijk optreden tegen activiteiten die strijdig zijn met het bestemmingsplan. Daartoe is beleid vastgesteld.

Daarnaast kan ook via de strafrechtelijke weg worden opgetreden. Een overtreding van de regels is een strafbaar feit waarop de Wet op de Economische Delicten van toepassing is.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

kader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient de economische uitvoerbaarheid te worden onderzocht in het kader van het bestemmingsplan. De Wet ruimtelijke ordening verplicht de gemeente tot het verhaal van kosten die tot de grondexploitatie behoren op basis van een exploitatieplan.

De gemeente kan hiervan afzien indien:

  1. a. het verhaal van de kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, en
  2. b. het bepalen van een tijdvak of fasering niet noodzakelijk is, en
  3. c. het stellen van eisen, regels of een uitwerking van regels aan het bouwrijp maken, de aanleg van nutsvoorzieningen, en het inrichten van de openbare ruimte en woningbouwcategorieën niet noodzakelijk is, of
  4. d. één van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen van toepassing is, te weten:
    1. 1. het totaal der wettelijk te verhalen exploitatiebijdragen bedraagt minder dan € 10.000,00, of
    2. 2. er geen verhaalbare kosten in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening aan de orde zijn, of
    3. 3. de verhaalbare kosten in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening uitsluitend de aansluiting van een bouwperceel op de openbare ruimte of de aansluiting op de nutsvoorzieningen betreffen.

De Wet ruimtelijke ordening kent voorts een regeling welke voorziet in een tegemoetkoming in schade indien deze boven het normale maatschappelijke risico uitstijgt. Burgemeester en wethouders hebben ter zake van planschade een verordening vastgesteld.

beoordeling

Onderhavig bestemmingsplan betreft een actualisatie van de geldende bestemmingsplannen. Waarbij in beginsel wordt aangesloten op het bestaande.

conclusie

Het verhaal van kosten is voldoende verzekerd, een exploitatieplan hoeft niet te worden vastgesteld. In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat gezien de beperktheid van de aanpassingen in de regels en verbeelding en de voorbereiding van onderhavig bestemmingsplan geen zodanige waardeveranderingen worden voorzien dat zij niet gedragen kunnen worden.

Gelet op het vorenstaande is de economische uitvoerbaarheid verzekerd.

Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

8.1 Inspraak

kader

De gemeente kent op grond van de Gemeentewet een inspraakverordening. Deze verordening verplicht niet tot het geven van inspraak bij de voorbereiding van bestemmingsplannen.

Gezien de gewenste participatie van inwoners, ondernemers en organisaties is op 16 mei en 23 mei 2017 bekend gemaakt in de Regiobode, het elektronische Gemeenteblad en de Staatscourant, dat het voorontwerpbestemmingsplan voor inspraak ter inzage ligt van 29 mei tot en met 26 juni 2017. Het voorontwerpbestemmingsplan kon worden ingezien in het gemeentehuis. Via de website www.ruimtelijkeplannen.nl was het plan digitaal te raadplegen. Op 12 juni 2017 kon een inloopavond worden bezocht.

beoordeling

Er zijn 15 inspraakreactie ontvangen. De reacties bevatten zeer beknopt samengevat de volgende onderwerpen.

1 het verruimen van de gebruiksmogelijkheden pand Lindelaan 10 t/m 12a
2 een verduidelijking van de berekening toegelaten bedrijfsvloeroppervlak aan detailhandel e.d. in de bestemmingen Centrum - 2 en Gemengd -1
3 het verruimen bouw- en gebruiksmogelijkheden (mogelijkheid ander type woning behouden, bijgebouwen/beroep-aan-huis, vergunningvrij bouwen, breedte reclame-uiting) en de ligging van de bestemmingsgrens achter de woning Köllinglaan 1a
4 de mogelijkheid om uit te bouwen aan de zijgevel van de woning Adm. Helfrichlaan 85a
5 de bestaande zendmast van de KPN is niet geregeld in het plan
6 het kunnen uitbreiden van de woning Buitensingel 46
7 het kunnen uitbreiding van de woning Prins Hendriklaan 25
8 het behouden van de mogelijkheid een winkel te realiseren aan Wilhelminaweg 39
9/15 het kunnen uitbreiden van de begraafplaats Imboslaan

De Inspraaknota, met de beantwoording van de reacties, is door burgemeester en wethouders vastgesteld en aan de insprekers toegezonden.

Daarnaast is het voorontwerp ook ambtshalve nagelopen op omissies en actualiteit.

Hieronder worden de aanpassingen in de regels en de verbeelding vermeld.


conclusie

De inspraakreacties vormde aanleiding om in de regels en de verbeelding van het ontwerpbestemmingsplan de volgende aanpassingen te verwerken.

1 net als in andere gevallen wordt hier detailhandel toegelaten, het toelaatbare aantal woningen wordt gesteld op 4
2 in de regels bij Centrum - 2 en Gemengd - 1 wordt bij het maximum bedrijfsvloer- oppervlak uitgegaan van het gezamenlijke beschikbare bedrijfsvloeroppervlak; het begrip beschikbaar wordt ingevoegd en gedefinieerd als de aanwezige en de aangeboden bedrijfsvloeroppervlakte voor detailhandel
3 de bestemmingsgrens tussen Wonen en Verkeer wordt verlegd naar de kadastrale grens. Ambtshalve wordt de zone bijgebouwen verbreed aan oostzijde.
5 op basis van de verleende vergunning wordt de bestaande locatie aangeduid voor telecommunicatiemast en de max. bouwhoogte gesteld op 47m
9/15 deze reacties geven aanleiding om het participatieproces te continueren; dit betekent dat de locatie van de uitbreiding niet in het ontwerpbestemmingsplan is opgenomen

De volgende inspraakreacties hebben niet geleid tot inhoudelijke aanpassingen, samengevat vooral vanwege het onderstaande.

3 aan de gevraagde gebruiks- en bouwmogelijkheden wordt niet tegemoet gekomen gelet op gekozen plansystematiek maar ook gelet op de mogelijkheden op basis van het geldende plan en vergunningvrij bouwen
4 gelet op het geldende mogelijkheden is de zijtuin bestemd voor Tuin; uit stedenbouwkundige overwegingen, openheid, blijft een gebouw daar ongewenst
6 het bouwvolume wordt op deze wijze te groot voor de locatie, het plan biedt wel andere bouwmogelijkheden
7 het bouwvolume wordt op deze wijze te groot voor de locatie, er zijn andere mogelijkheden
8 hiervoor is geen aanpassing van het plan nodig, het voorgestelde maximum bedrijfsvloeroppervlak aan winkels in de bestemming biedt nog ruimte

Ambtshalve is daarnaast de toelichting geactualiseerd en zijn nog de volgende inhoudelijke aanpassingen in de regels en de verbeelding verwerkt.

Regels

art. 1 ingevoegd het begrip vuurwerkbedrijf met bijbehorende definitie
art. 2.2 peil vervangen door maaiveld, en alsnog aangevuld conform standaardregeling (wolfseindendak enz.)
art. 2.3 peil vervangen door maaiveld
art. 5.1 lid a onder 4 terrassen, evenementen en een weekmarkt ingevoegd, stonden voorlopig onder b
art. 5.4 ingevoegd lid b regels met betrekking tot de wetgevingszone - afwijkingsgebied t.b.v. meewerken aan horecavestigingen
art. 5.4 toegevoegd dat deze voorwaarden ook van toepassing zijn op lid b
art. 6.1 lid a onder 5 terrassen en evenementen ingevoegd, stonden voorlopig onder b
art. 10.1 onder 1 is de regel betreffende de aanduiding sh-1 geschrapt
art. 22.4 lid a onder a is ingevoegd bij grondgebonden woningen
art. 31.1 lid a alsnog geschrapt escortbedrijf
Bijlagen in Lijst horeca-activiteiten is toegevoegd in categorie 1b automatieken

Verbeelding

Julius Röntgenlaan 2-24 geschrapt aanduiding sh-rbl en toegevoegd gz
Wilhelminaweg 96 aanduiding sh-1 vervangen door sh-1a
Callunaplein 108 toegevoegd aanduiding sh-1b
gebied omgeving Calluna- plein 108 en Theothorne toegevoegd aanduiding wetgevingszone - afwijkingsgebied t.b.v. meewerken aan horecavestigingen
Diderna 13-43 aanduiding sh-1 vervangen door sh-1b
gebied vml. Imbosmavo dit gebied is buiten het ontwerpplan gelaten
Meidoornlaan 185-187 het bouwvlak is aangepast aan hoe het bouwplan uiteindelijk is vergund

8.2 Vooroverleg

kader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening wordt vooroverleg gepleegd met de besturen van de betrokken gemeenten, waterschappen en met diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor een goede ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in geding zijn.

Van de kant van de provincie Gelderland en het rijk is bericht in welke gevallen zij vooroverleg nodig vinden.

Het vooroverleg heeft gelijktijdig met de inspraak plaatsgevonden.


beoordeling

In het kader van het vooroverleg zijn de volgende instanties in de gelegenheid gesteld om een reactie te geven op het voorontwerpbestemmingsplan:

1. de provincie Gelderland;

2. het waterschap Rijn en IJssel;

3. de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland Midden;

4. de Gasunie;

5. Liander.

Daarnaast is het voorontwerp toegezonden aan:

6. de Commissie Cultuurhistorie Rheden-Rozendaal.

De 6 ontvangen reacties uit het vooroverleg zijn hieronder beknopt samengevat. De reacties zijn als bijlage bij deze toelichting gevoegd.

1 het plan geeft geen aanleiding voor opmerkingen
2 in de tabel betreffende de watertoets worden 2 feitelijke onjuistheden geconstateerd; gevraagd wordt over deze punten ook een toelichting te geven
3 het plan geeft geen aanleiding voor opmerkingen
4 het plan geeft geen aanleiding voor opmerkingen
5 het plan geeft geen aanleiding voor opmerkingen
6

a


b


c
d
e
f

g
gevraagd wordt om de waardering van de waardevolle gebieden nog beter te vertalen in het bestemmingsplan, de volgende aspecten worden genoemd:
van de bestemming Groen kan ten behoeve van verkeersdoeleinden worden afgeweken; het groen in bijv. het Vogelplantsoen is zeer belangrijk en moet beschreven en beschermd worden, geadviseerd wordt ook iets te zeggen over het vervangen van groen;
de historische tracés worden wel benoemd maar de waarde wordt onvoldoende beschreven, (karakter, korrelgrootte, doorzichten) dit zou alsnog moeten gebeuren en de waarden zouden moeten worden verankerd; daarbij zouden bouwvolumes strak begrensd moeten worden;
in de toelichting op het plan wordt niet altijd de tekst vertaald in kaartbeelden, dit wordt als een groot gemis ervaren;
waar het plan een doorvertaling van onderliggende beleidsnota's zou dit vermeld moeten worden;
gevraagd wordt om maten in de bouwvlakken te zetten om een efficiënte toetsing mogelijk te maken;
in gebieden waar welstandsniveau 2 geldt anders omgaan met de bovenbouwcontour; gepleit wordt voor het gebruik van goot- en bouwhoogten zoals voorheen ook het geval was;
gevraagd wordt in verband met het benutten van geothermiek of in alle bestemmingsplannen geldt dat booractiviteiten niet zijn toegestaan of alleen in dit plan i.v.m. de aanwezigheid van een waterwingebied.

De vooroverlegnota, met de beantwoording van de reacties, is door burgemeester en wethouders vastgesteld.

conclusie

Het vooroverleg vormde aanleiding om in de toelichting en de regels van het ontwerpplan het volgende te verwerken.

2 verwerkt is in de toelichting dat oppervlaktewater in beheer is van het waterschap en dat twee rioolgemalen in beheer zijn bij het waterschap
6a In de regels wordt in artikel 28 (Waarde - Cultuurhistorie) ten aanzien van die betreffende gronden rondom het Vogelplantsoen beschreven dat die mede zijn bestemd voor de instandhouding en bevordering van de parkachtige inrichting van het openbaar groen

De volgende opmerkingen hebben niet geleid tot inhoudelijke aanpassingen, samengevat vooral vanwege het onderstaande.

6a bij de start van de actualisatie van de bestemmingsplannen in 2015 is gekozen voor een systematiek waarbij 1 m van de bestemming Groen gemeten vanaf de bestemmingsgrens mag worden ingericht voor verkeersdoeleinden. Bij vergunning kan een groter deel worden heringericht doch hieraan zijn voorwaarden gekoppeld: geen onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige karakteristiek van het straatbeeld, van de cultuurhistorische karakteristiek van het straatbeeld, van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden. Voor de wijk rondom het Vogelplantsoen geldt voorts de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie zodat ook voldaan moet worden aan die bestemmingsomschrijving.
6b een beschrijving van de waardes is geen doel op zich. Bij deze actualisatieronde worden als uitgangspunt de bestaande rechten overgenomen uit het geldende bestemmingsplan. In die plannen wordt niet met bouwstroken gewerkt maar wordt per bouwvolume een bouwvlak gelegd. De situering van het hoofdgebouw ligt daarmee vast. Daarbij wordt aangegeven hoeveel bouwlagen toegelaten zijn en hoe hoog het hoofdgebouw mag worden. De vlakken voor de bijgebouwen zijn eveneens aangeduid. De situering, omvang en ritmiek van de bouwvlakken en de tussenruimten bepalen de korrelgrootte en de doorzichten. Wij zien geen aanleiding om die nu anders op de verbeelding op te nemen. In dit verband wijzen wij ook op de mogelijkheid om vergunningvrij te bouwen.
6c het voert te ver om alle tekst te voorzien van kaartmateriaal, hierin is een keuze gemaakt
6d Bij de start van de actualisatie is gekozen voor een bepaalde opzet van de toelichting. Beleid wordt centraal vermeld in hoofdstuk 3. In hoofdstuk 4 of 5 wordt hier soms kort aan gerefereerd.
6e de digitale versie van het bestemmingsplan is juridisch bindend, de ligging en omvang van elk vlak liggen daarmee vast. Aan het digitale plan worden ook de (digitale) bouwplannen getoetst. Op de verbeelding bevat een bouwvlak daarom alleen bouwaanduidingen betreffende het aantal bouwlagen, bouwhoogte e.d.
6f In 2005 is de keuze gemaakt om niet meer te werken met goot- en bouwhoogtes maar met bouwlagen en een bouwhoogte. Boven de bouwlagen wordt een bovenbouwcontour beschreven waarbinnen bijv. een zadeldak maar ook andere afdekkingen kunnen worden ontworpen. Zoals eerder al is overwogen, is geen aanleiding is gevonden om deze ontwerpvrijheid bij de start van de huidige actualisatieronde af te schaffen. Wel worden bij nu monumenten goot- en bouwhoogtes gebruikt en soms is zeer specifieke gevallen.
6g in de Omgevingsverordening van de provincie zijn gebieden aangewezen waar warmte-koude installaties niet zijn toegelaten. Dit dient te worden vertaald in een bestemmingsplan; alleen in grondwaterbeschermingsgebieden wordt deze mogelijkheid uitgesloten

Gezien de reacties kan het plan in procedure worden genomen.

8.3 Zienswijzen

kader

Het Besluit ruimtelijke ordening voorziet erin dat, voordat de formele procedure wordt gestart met de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, wordt kennis gegeven van het voornemen om een bestemmingsplan te vervaardigen.

De vooraankondiging is op 15 februari 2017 geplaatst in de Regiobode, een huis-aan-huisblad. En is daarnaast gepubliceerd in het elektronische Gemeenteblad op de website www.overheid.nl. Deze website is ook bereikbaar via een link op de gemeentelijke website.


De tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan met het ontwerpbesluit is ingevolge de Wet ruimtelijke ordening op 25 oktober 2017 bekend gemaakt in de Regiobode, de Staatscourant en in het elektronische Gemeenteblad. Op de gemeentelijke website is voor de in procedure zijnde bestemmingsplannen een link geplaatst die doorleidt naar de officiële bekendmakingen op de website www.overheid.nl.

Gedurende de termijn van terinzagelegging van 26 oktober tot en met 6 december 2017 heeft een ieder de mogelijkheid gehad zienswijzen omtrent het ontwerp- bestemmingsplan bij de gemeenteraad naar voren te brengen.

In deze periode was het bestemmingsplan met het ontwerpbesluit via www.ruimtelijkeplannen.nl digitaal te raadplegen. De analoge versie lag ter inzage in het gemeentehuis.


beoordeling

Er zijn 10 zienswijzen naar voren gebracht binnen de termijn van tervisielegging. Nadien is nog één zienswijze ontvangen.

In de Nota van Zienswijzen, bijlage I bij het raadsbesluit, zijn de zienswijzen samengevat en voorzien van een antwoord van de gemeenteraad. De gemeenteraad heeft op .......... 2018 besloten tot een gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan.

De wijzigingen in het bestemmingsplan ten opzichte van het ontwerp, naar aanleiding van de zienswijzen en de ambtshalve wijzigingen, zijn weergegeven in de Nota van Wijzigingen, bijlage II bij het raadsbesluit.


conclusie

De naar voren gebrachte zienswijzen hebben aanleiding gegeven om tot een gewijzigde vaststelling over te gaan. De gewijzigde vaststelling vloeit ook voort uit ambtshalve overwegingen.

Het vastgestelde bestemmingsplan wordt met inachtneming van de wijzigingen voor beroep ter visie gelegd.

Bijlagen Bij De Toelichting

Bijlage 1 Reactie Provincie

Bijlage 2 Reactie Waterschap

Bijlage 3 Reactie Veiligheidsregio

Bijlage 4 Reactie Gasunie

Bijlage 5 Reactie Liander

Bijlage 6 Reactie Commissie Cultuurhistorie

Bijlage 7 Rapport Externe Veiligheid Odra

Bijlage 8 Overzicht Bestaande Winkels En Publieksgerichte Dienstverlening In Centrum - 2

Bijlage 9 Overzicht Bestaande Winkels En Publieksgerichte Dienstverlening In Gemengd - 1