Bestemmingsplan Landelijk Gebied, locatie Kerkweg 25 Spankeren
Bestemmingsplan - Gemeente Rheden
Vastgesteld op 24-09-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan Landelijk Gebied, locatie Kerkweg 25 Spankeren van de gemeente Rheden;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0275.BPLG17-VA01 met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
de grens van de aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aanduidingsvlak
een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden;
1.6 agrarisch gebruik
het voortbrengen van agrarische producten door middel van het telen van gewassen of het houden of fokken van dieren;
1.7 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.8 bed and breakfast
het bieden van kortstondig toeristisch verblijf en ontbijt aan huis;
1.9 bedrijfswoning
een woning bedoeld voor (het huishouden van) een persoon die ter plaatse een bedrijf uitoefent in de vorm van een pensionstal;
1.10 beroep aan huis
een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig beroep (of daarmee gelijk te stellen activiteiten) dat in een woning dan wel (vrijstaande) bijgebouwen wordt uitgeoefend, inclusief ondergeschikte detailhandel;
1.11 beschermd dorpsgezicht
een gebied aangewezen op grond van de Monumentenwet 1988;
1.12 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.13 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.14 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.15 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.16 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.17 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
1.18 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.19 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.20 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.21 bijzondere woonvorm
een woonvorm die bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; hiervoor kunnen afzonderlijke ruimten ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn;
1.22 cultuurhistorische waarde
de kenmerken van het gebruik dat de mens in de loop der geschiedenis van grond en gebouwen heeft gemaakt zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het sloten patroon of de architectuur, onder cultuurhistorische waarde worden mede verstaan de archeologische waarden en monumenten;
1.23 daghoreca
een type horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag verstrekken van kleinere maaltijden, broodjes, hapjes, ijs, gebak, koffie, thee, niet-alcoholische dranken en zwak alcoholische dranken en ondersteunend is aan en wat openingstijden betreft in het algemeen vergelijkbaar is met winkels, zoals een ijssalon, koffiehuis of tearoom;
1.24 deskundig archeoloog
een door burgemeester en wethouders als zodanig aangewezen archeoloog die voldoet aan de door en krachtens de Monumentenwet 1988 gestelde kwalificaties en eisen dan wel een gecertificeerde archeologische instantie of gecertificeerd bedrijf;
1.25 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop, het verkopen of bewaren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; dienstverlening door een horecabedrijf wordt hieronder niet begrepen;
1.26 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen; detailhandel wordt hieronder niet begrepen;
1.27 extensief recreatief medegebruik
vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op de natuur- en landschaps- beleving, zoals wandelen en fietsen waarvoor beperkte voorzieningen, zoals zitbanken, picknicktafels, bewegwijzering en waarbij het aanbieden van koffie, thee en versnaperingen en dergelijke, tegen een vrijwillige bijdrage alsmede van een toiletruimte zijn toegelaten;
1.28 evenement
periodieke en/of incidentele manifestatie zoals een (ruil)beurs, concert, jaarmarkt, kermis, circus, taptoe, sportmanifestatie, (buurt)feest;
1.29 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.30 hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.31 horecabedrijf
een bedrijf gericht op het verstrekken van logies, maaltijden, spijzen of van dranken, met daaraan ondergeschikt het exploiteren van zaalruimten inclusief de daarbij behorende terrassen, zoals een hotel, restaurant, afhaalcentrum, cafetaria of café;
1.32 inpassingsplan
de omschrijving van de landschappelijke inpassing van het plangebied zoals opgenomen in bijlage 1 en bijlage 2 bij de regels van dit plan;
1.33 jongerenontmoetingsplek
een openbare voorziening voor jongeren met een zitgelegenheid en een beschutting tegen regen en wind;
1.34 kantoor
een ruimte, of bij elkaar horende ruimten, die bestemd zijn om voornamelijk te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden of dienstverlening zoals een accountantskantoor, adviesbureau of een ontwerpbureau;
1.35 nutsvoorziening
een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;
1.36 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.37 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;
1.38 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
1.39 pensionstal
een bedrijf waarvan de activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit het houden van paarden van derden; hieronder wordt verstaan de verhuur van stalling met accommodatie en/of weiland en het verzorgen van paarden;
1.40 peil
de bovenkant van het aansluitende afgewerkte terrein dat een bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein het gemiddelde van die bovenkanten wordt aangehouden;
1.41 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.42 recreatiewoning
een permanent aanwezig gebouw, geen stacaravan zijnde, bestemd om door een huishouden, of een daarmee gelijk te stellen groep van personen, die hun hoofdverblijf elders hebben, gedurende een gedeelte van het jaar recreatief te worden bewoond;
1.43 rijbak
een terrein voorzien van een bewerkte/aangepaste bodem geschikt voor het trainen en/of africhten van paarden, al dan niet voorzien van hekwerken en verlichting;
1.44 seksinrichting
een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder een hiervoor bedoelde inrichting worden in elk geval verstaan: een bordeel, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub en erotische massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar;
1.45 straatmeubiliair
hieronder wordt voor de werking van dit bestemmingsplan mede verstaan: (ondergrondse) inzamelbakken voor huishoudafval, - papier, glas-, kleding en andere afvalbakken, toegangsconstructies voor ondergronde voorzieningen, werken van beeldende kunst, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, alsmede abri's en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen;
1.46 voorste bouwgrens
elke naar de weg gekeerde bouwgrens;
1.47 woning
een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van een huishouden; een woonwagen wordt hieronder niet begrepen;
1.48 woonwagen
een voor huisvesting van personen bestemd gebouw dat is geplaatst op een woonwagenstandplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;
1.49 zakelijke dienstverlening
kantoor met baliefunctie ten behoeve van publieksgerichte commerciële en/of maatschappelijke dienstverlening.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden'aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het agrarisch gebruik van de gronden alsmede de bestaande ontsluitingsweg;
- b. het behoud van de cultuurhistorische waarde, zoals deze tot uitdrukking komt in het visueel open karakter van het landschap en de verwachte aanwezigheid van archeologische relicten;
- c. het hobbymatig houden van dieren;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'rijbak' is een rijbak en een longeercirkel toegelaten;
- e. de landschappelijke inpassing overeenkomstig het bij deze regels behorende Inpassingsplan opgenomen in Bijlage 1 en Bijlage 2.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
- a. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden te (laten) gebruiken in strijd met het Inpassingsplan.
- b. De rijbak en een longeercirkel mogen niet eerder worden gerealiseerd dan nadat uitvoering is gegeven aan het Inpassingsplan binnen deze bestemming (maatregel 6).
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden op de tot 'Agrarisch met Waarden' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de werken uit te voeren zoals opgenomen in artikel 8 'Waarde - Archeologie'.
- b. Het is voorts verboden op deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
- 1. het beplanten van gronden met houtgewas, anders dan ten gevolge van het Inpassingsplan;
- 2. het verwijderen van beplantingen welke zijn aangebracht in het kader van het de landschappelijke inpassing zoals weergegeven in het Inpassingsplan;
- 3. het vellen en/of rooien van houtgewas en waardevolle houtopstanden, of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas ten gevolge kunnen hebben, behoudens bij wijze van verzorging;
- 4. het scheuren van grasland;
- 5. het omzetten van grasland in bouwland ten behoeve van veevoedergewassen;
- 6. het afgraven, egaliseren, aanvullen of ophogen van gronden;
- 7. het aanleggen en verharden van (bedrijfs)wegen, paden, het aanbrengen van andere oppervlakte verhardingen;
- 8. het aanbrengen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies;
- 9. het wijzigen van de waterhuishouding of de grondwaterstand en/of het vergroten van de toe- of afvoer van water door bijvoorbeeld het afdammen, stuwen, bemaling en onderbemaling, het draineren van gronden, en het graven, dempen of anderszins vergroten en verbeteren van waterlopen, sloten en greppels, anders dan ten gevolge van een uitwerkingsplan voor natuur en landschap.
- c. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien de in deze bestemming omschreven waarden niet onevenredig worden aangetast en de werken voor de naastliggende gebieden geen onevenredig nadelige gevolgen hebben.
- d. De omgevingsvergunning kan niet worden verleend indien de werken of werkzaamheden in strijd zijn met het Inpassingsplan.
- e. Geen omgevingsvergunning is vereist voor:
- 1. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
- 2. werken en werkzaamheden, waarmee rechtens is of mag worden begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
Artikel 4 Gemengd
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een pensionstal voor paarden;
- b. een bedrijfswoning behorende bij de pensionstal;
- c. het stallen van caravans;
- d. parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, hemelwater-infiltratievoorzieningen en rioleringswerken, watergangen en andere bijbehorende voorzieningen zoals een mestplaat;
- e. het behoud van de cultuurhistorische waarde tot uitdrukking komend in de verwachte aanwezigheid van archeologische relicten.
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
- a. Het aantal paarden dat wordt gehouden mag niet meer dan 24 bedragen.
- b. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden buiten bouwvlak, dan wel onbebouwde gronden, te gebruiken voor het stallen van caravans en/of als opslagterrein behoudens voor de opslag van stalmest.
- c. Een (te bouwen) pensionstal en/of bedrijfswoning en/of caravanstalling mag niet eerder in gebruik worden genomen dan nadat uitvoering is gegeven aan het Inpassingsplan binnen de bestemming 'Groen' (maatregelen A, B en 5).
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden op deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de werken uit te voeren zoals opgenomen in artikel 8 'Waarde - Archeologie'.
4.5 Wijzigingsregel
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen en ter plaatse van de bedrijfswoning een woning toelaten, waarbij geldt dat:
- a. het gebruik als pensionstal niet (meer) plaatsvindt;
- b. het bouwvlak de bestemming Wonen krijgt en de maatvoering gegeven in dit plan niet wijzigt.
Artikel 5 Groen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de landschappelijke inpassing met groenvoorzieningen overeenkomstig het bij deze regels behorend Inpassingsplan in de vorm van:
- 1. ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'houtsingel' een 5 meter brede houtsingel (maatregelen A en 5 uit het Inpassingsplan), en
- 2. ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'bomenrij' uit een rij bomen (maatregel B uit het Inpassingsplan);
- b. het behoud van de cultuurhistorische waarde tot uitdrukking komend in de verwachte aanwezigheid van archeologische relicten.
5.2 Bouwregels
5.3 specifieke gebruiksregels
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden op deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de werken uit te voeren zoals opgenomen in artikel 8 'Waarde - Archeologie'.
- b. Het is verboden op de tot 'Groen' bestemde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
- 1. het beplanten van gronden met houtgewas, anders dan ten gevolge van het Inpassingsplan;
- 2. het verwijderen van beplantingen welke zijn aangebracht in het kader van het de landschappelijke inpassing zoals weergegeven in het Inpassingsplan;
- 3. het vellen en/of rooien van houtgewas en waardevolle houtopstanden, of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas ten gevolge kunnen hebben, behoudens bij wijze van verzorging;
- 4. het afgraven, egaliseren, aanvullen of ophogen van gronden;
- 5. het aanleggen en verharden van (bedrijfs)wegen, paden, het aanbrengen van andere oppervlakte verhardingen;
- 6. het aanbrengen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies.
- 7. het wijzigen van de waterhuishouding of de grondwaterstand en/of het vergroten van de toe- of afvoer van water door bijvoorbeeld het afdammen, stuwen, bemaling en onderbemaling, het draineren van gronden, en het graven, dempen of anderszins vergroten en verbeteren van waterlopen, sloten en greppels, anders dan ten gevolge van een uitwerkingsplan voor natuur en landschap.
- c. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien de in deze bestemming omschreven waarden niet onevenredig worden aangetast en de werken voor de naastliggende gebieden geen onevenredig nadelige gevolgen hebben.
- d. De omgevingsvergunning kan niet worden verleend indien de werken of werkzaamheden in strijd zijn met het Inpassingsplan.
- e. Geen omgevingsvergunning is vereist voor:
- 1. het planten van houtgewas overeenkomstig het Inpassingsplan, mits de gronden daarvoor door burgemeester en wethouders zijn vrijgegeven op basis van de resultaten van een uitgevoerd sleuvenonderzoek, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, en zij hierover advies hebben ingewonnen bij een deskundig archeoloog;
- 2. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
- 3. werken en werkzaamheden, waarmee rechtens is of mag worden begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
Artikel 6 Recreatie
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. recreatiewoningen;
- b. parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, hemelwaterinfiltratievoorzieningen en rioleringswerken en andere bijbehorende voorzieningen.
- c. het behoud van de cultuurhistorische waarde tot uitdrukking komend in de verwachte aanwezigheid van archeologische relicten.
6.2 Bouwregels
6.3 Specifieke gebruiksregels
Een (te bouwen) recreatiewoning mag niet eerder in gebruik worden genomen dan nadat uitvoering is gegeven aan het Inpassingsplan binnen de bestemming 'Groen' (maatregelen A, B en 5).
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en voor werkzaamheden
Het is verboden op deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de werken uit te voeren zoals opgenomen in artikel 8 'Waarde - Archeologie'.
Artikel 7 Wonen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een woning;
- b. ter plaatse van het bouwvlak met de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - alleen bijbehorende bouwwerken toegelaten' zijn slechts bijbehorende bouwwerken, overkappingen en overige bouwwerken toegelaten;
- c. een beroep aan huis of een bedrijfsactiviteit genoemd in de bij deze regels behorende Bijlage 3 Lijst van bedrijfsactiviteiten aan huis;
- d. ondergeschikt extensief recreatief medegebruik;
- e. de daarbij behorende parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, boomgaarden, (kikker)poelen en waterpartijen, waaronder de erfinrichtingsmaatregelen zoals opgenomen in de bij deze regels behorende Bijlage 1 en Bijlage 2, alsmede hemelwaterinfiltratievoorzieningen en rioleringswerken, watergangen en andere bijbehorende voorzieningen alsmede de bestaande erftoegangsweg;
- f. het behoud van de cultuurhistorische waarde tot uitdrukking komend in de verwachte aanwezigheid van archeologische relicten.
7.2 Bouwregels
7.3 Specifieke gebruiksregels
- a. Gebruik van ruimten binnen een woning dan wel een bijbehorend bouwwerk ten behoeve van de uitoefening van een beroep aan huis of een bedrijfsactiviteit aan huis is toegestaan mits:
- 1. de activiteit wordt uitgeoefend door in ieder geval de bewoner van de woning;
- 2. de ruimte(n) waar de activiteiten plaatsvinden niet groter is dan 50 m²;
- 3. het gebruik geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu heeft;
- 4. het gebruik geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer heeft en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt, tenzij de initiatiefnemer voorziet in voldoende extra parkeerplaatsen op het bijbehorende perceel;
- 5. bedrijfsactiviteiten anders dan de uitoefening van een beroep aan huis zijn alleen toegestaan voor zover deze zijn genoemd in de bij deze regels behorende Bijlage 3 Lijst van bedrijfsactiviteiten aan huis.
- b. Behoudens het bepaalde onder a is het verboden bijbehorende bouwwerken, gelegen buiten het bouwvlak, anders te gebruiken dan ten dienste van het hoofdgebouw.
7.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.1 onder b om:
- a. een beroep aan huis toe te laten dat naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met de beroepen die wel zijn opgenomen in artikel 1.10 beroepaan huis en/of bedrijfsactiviteiten toe te laten die niet zijn genoemd in de Bijlage 3Lijst van bedrijfsactiviteiten aan huis en die naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met bedrijfsactiviteiten die wel in de lijst zijn opgenomen.
- b. de omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. de milieusituatie;
- 2. de verkeersveiligheid;
- 3. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- 4. de sociale veiligheid;
- 5. de externe veiligheid.
7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en voor werkzaamheden
Het is verboden op deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de werken uit te voeren zoals opgenomen in artikel 8 'Waarde - Archeologie'.
Artikel 8 Waarde - Archeologie
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van te verwachten archeologische waarden.
8.2 Bouwregels
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing binnen de bestemming 'Gemengd', 'Recreatie' of 'Wonen' gelden de volgende regels:
- a. Behoudens het onder c bepaalde dient, bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 250 m² en waarbij dieper wordt gegraven dan 30 cm beneden maaiveld, de aanvrager een rapport te overleggen gebaseerd op een proefsleuvenonderzoek, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
- b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door de deskundig archeoloog;
- 4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
- c. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Ten aanzien van het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden gelden de volgende regels:
- a. Behoudens het onder b bepaalde, is het verboden om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te (laten) voeren binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden' over een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 30 centimeter beneden maaiveld, en binnen de bestemmingen 'Gemengd', 'Recreatie' en 'Wonen' over een oppervlakte groter dan 250 m² en dieper dan 30 centimeter beneden maaiveld:
- 1. het vellen, rooien en beschadigen van houtgewassen anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand;
- 2. het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden dieper dan 30 cm beneden maaiveld, waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist tenzij die voortvloeien uit een verleende omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen;
- 3. het uitvoeren van grondbewerkingen waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnnen;
- 4. het aanbrengen van diepwortelende beplanting alsmede het verwijderen van stobben;
- 5. het graven, dempen, verdiepen of verbreden van greppels, sloten, vijvers, beken en andere watergangen;
- 6. het verlagen van het grondwaterpeil;
- 7. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies respectievelijk het aanbrengen van constructies in verband met bovengrondse leidingen;
- 8. het slopen van gebouwen of een gedeelte daarvan;
- 9. alsmede het ophogen van de gronden met meer dan 30 centimeter, tenzij die werkzaamheden voortvloeien uit een verleende omgevingsvergunning;
- 10. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden van het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik.
- b. Het onder a opgenomen verbod geldt niet voor de onderstaande werken of werkzaamheden:
- 1. welke op het tijdstip waarop het plan van kracht is, in uitvoering zijn, of mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
- 2. die het normale onderhoud betreffen;
- 3. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale agrarische gebruik;
- 4. waarvoor op grond van meer specifieke regelgeving vergunning of afwijking noodzakelijk is;
- 5. die betrekking hebben op het slopen indien de verstoringsdiepte minder is dan 30 centimeter beneden maaiveld;
- 6. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een deskundig archeoloog.
- c. De vergunning wordt niet verleend:
- 1. indien werken of werkzaamheden geen verband houden met het toegestane gebruik in de gegeven bestemming;
- 2. indien hierdoor, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen, de archeologische waarden onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
- 3. dan nadat een advies is ontvangen van een deskundig archeoloog over het door aanvrager aan burgemeester en wethouders over te leggen rapport, gebaseerd op een proefsleuvenonderzoek, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde in voldoende mate is vastgesteld.
- d. Indien uit het onder c genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door uitvoeren van het werk of de werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door de deskundig archeoloog;
- 4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
- e. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de gronden inmiddels in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder d bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
8.4 Wijzigingsregel
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming geheel of gedeeltelijk komt te vervallen, indien als gevolg van nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene Bouwregels
10.1 Algemene regels
- a. Gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen bouwvlakken, tenzij in deze regels anders is bepaald.
- b. Bij het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen een bouwvlak worden buiten beschouwing gelaten:
- 1. ondergeschikte bouwdelen als funderingen, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, dakoverstekken, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en goten mits, het bouwvlak dan wel de hoogtescheidingslijn met met niet meer dan 0,75 meter wordt overschreden;
- 2. erkers, luifels, balkons en brandtrappen voor zover zij ondergeschikt zijn aan de gevel van het hoofdgebouw, mits het bouwvlak met niet meer dan 1,5 meter wordt overschreden;
- 3. entreepartijen op de begane grond, voor zover zij ondergeschikt zijn aan de gevel van het hoofdgebouw mits het bouwvlak met niet meer dan 1,5 meter wordt overschreden.
- c. Een bouwvlak mag volledig worden bebouwd tenzij daaraan een maximum is gesteld in de vorm van een aantal vierkante meters aan gebouwen.
- d. Bij het bepaalde ten aanzien van de bouwhoogte worden buiten beschouwing gelaten: liftschachten, trappenhuizen, balustrades, balkonhekken en opbouwen voor technische installaties.
- e. In afwijking van de gestelde maximale goot- of bouwhoogte van een gebouw en/of overkapping is een hogere goot- en/of bouwhoogte toegelaten tot de bestaande hoogte(n) zoals die legaal aanwezig zijn op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
10.2 Nutsvoorzieningen
Binnen de bestemmingen 'Gemengd' en 'Wonen' zijn toegestaan gebouwen ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een goothoogte van niet meer 3,5 meter en een bouwhoogte van niet meer dan 5 meter en een oppervlakte van ten hoogste 10 m².
10.3 Ondergronds bouwen
- a. Binnen de bestemmingen als gegeven in Hoofdstuk 2 is het ondergronds bouwen toegestaan voor:
- 1. ruimten die een functionele eenheid vormen met en/of dienstbaar zijn aan de toegestane functies, met dien verstande dat het ondergronds bouwen uitsluitend is toegestaan voor zover ter plekke tevens bovengronds bouwen is toegestaan;
- 2. voorzieningen voor het ter plaatse bergen of infiltreren van hemelwater en/of huishoudelijk afvalwater, voor zover geen negatieve gevolgen optreden voor het grondwatersysteem.
- b. Constructies ten behoeve van de ontsluiting van de ondergrondse ruimte zijn toegestaan binnen het betreffende bouwperceel.
- c. Ondergronds gerealiseerde of te realiseren bouwwerken blijven bij de berekening van het toegestane bebouwde oppervlakte en het toegestane bebouwingspercentage buiten beschouwing, tenzij hierover in deze regels expliciet anders is bepaald.
- d. Binnen de bestemmingen als gegeven in Hoofdstuk 2 mogen bouwwerken worden gebouwd met een diepte van niet meer dan 4 meter respectievelijk 6 meter voor rioleringswerken.
Artikel 11 Algemene Gebruiksregels
11.1 Strijdig en niet strijdig gebruik
- a. Als strijdig met de bestemming of het plan wordt in elk geval aangemerkt het (doen of laten) gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van:
- 1. het opslaan, lozen of storten, al dan niet ten verkoop, van onbruikbare dan wel aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, materialen, stoffen, voer- of vaartuigen of machines;
- 2. het gebruik van gronden voor kampeermiddelen, anders dan bedoeld voor de inpandige stalling van caravans binnen de bestemming 'Gemengd';
- 3. het permanent bewonen van een recreatiewoning.
- b. Als niet strijdig met de bestemming of het plan wordt aangemerkt:
- 1. het (doen of laten) gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties indien en voor zover daarvoor ingevolge van een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of vrijstelling is vereist en deze is verleend, dan wel een melding is gedaan.
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsbepalingen en toestaan dat een bouwvlak wordt verschoven indien dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, of in het belang is van een technisch of ruimtelijk dan wel cultuurhistorisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken, met dien verstande dat de afwijking maximaal 1 meter mag bedragen.
- b. de omgevingsvergunning kan niet worden verleend indien het bouwen in strijd is met het bij deze regels behorende Inpassingsplan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Bouwwerken
13.2 Gebruik
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied, locatie Kerkweg 25 Spankeren'.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 24 september 2013
Bijlagen Bij De Regels
Bijlage 1 Inpassingsplan, Beplanting
Bijlage 2 Inpassingsplan, Tekening
Bijlage 3 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten Aan Huis
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
Het bestemmingsplan bestaat uit een digitale verbeelding (de kaart) en regels. Door het perceel op te zoeken waarover informatie wordt gewenst, kan worden afgelezen welke bestemming het heeft. In een bestemmingsplan worden de gebruiks- en bouwmogelijkheden van gronden en opstallen aangegeven door middel van kleuren en symbolen, waarbij per object regels zijn gegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. Uit het samenstel van de verbeelding en de regels blijkt wat juridisch wordt toegestaan.
Een bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting heeft geen juridische status.
1.2 Aanleiding Bestemmingsplan
De aanleiding voor onderhavig bestemmingsplan is gelegen in het verzoek van de eigenaar om de functie van zijn agrarische bouwperceel te wijzigen.
Het verzoek behelst om gezien de beëindiging van het gemengd agrarisch bedrijf op deze locatie mee te werken aan het realiseren van andere functies in te handhaven bedrijfsgebouwen, het realiseren van een extra woonruimte in de boerderij en een nieuwe te bouwen recreatiewoning. Daarvoor wordt bedrijfsbebouwing gesloopt.
Omdat dit verzoek niet past binnen de mogelijkheden van het geldende
bestemmingsplan is gezien de bereikte maatwerkoplossing in het kader van het functieveranderingsbeleid voor deze locatie, onderhavig bestemmingsplan opgesteld.
1.3 Ligging Plangebied
Het plan heeft betrekking op een voormalig agrarisch perceel. Het is gelegen in het landelijke gebied van Spankeren. En wel ten noorden van het dorp Spankeren en ten oosten van het dorp Dieren, ter hoogte van de wijk Dieren-Noordoost. Tussen deze wijk en het landelijke gebied van Spankeren ligt het Apeldoorns Kanaal. Aan de Spankerense zijde van het kanaal zijn bedrijven gevestigd. Nabij het plangebied staan twee burgerwoningen.
De ligging van de locatie is op de volgende kaart met een cirkel aangegeven.
luchtfoto 2011
1.4 Geldende Bestemmingsplan
Voor onderhavig perceel geldt het bestemmingsplan Landelijk Gebied dat op 27 januari 2009 is vastgesteld en bij besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 december 2010 onherroepelijk is geworden.
Het perceel heeft hierin de bestemming Agrarisch gebied met landschappelijke en natuurwaarden. Het erf is voorzien van een bouwvlak. Te zien is dat aansluitend het bouwvlak op twee andere percelen de bestemming Wonen is gelegd.
Hieronder is een uitsnede uit de bestemmingsplankaart opgenomen.
Binnen de geldende bestemming zijn toegelaten agrarische bedrijven, uitgezonderd boomkwekerijen, intensieve veeteelt en paardenfokkerij alsmede de uitoefening van bepaalde nevenfuncties. Daarnaast is deze bestemming bedoeld voor de instand- houding en ontwikkeling van landschappelijke, aardwetenschappelijke, cultuur- historische en natuurwaarden en voorts ondergeschikt extensief recreatief mede- gebruik voor zover de aanwezige waarden niet worden aangetast. Voorts is het hobbymatig houden van dieren en het plegen van detailhandel in eigen voort- gebrachte producten tot maximaal 50 m² van de bedrijfsbebouwing toegelaten.
Ten slotte is een dienstwoning per agrarisch bedrijf toegestaan alsmede bijbehorende voorzieningen.
Qua bebouwing mogen de bedrijfsgebouwen een bouwhoogte hebben van 6 meter dan wel 11 meter ten behoeven van een kapconstructie mits aan voorwaarden wordt voldaan. De dienstwoning mag een inhoud hebben van 600 m³ (mits deze niet groter is ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan), een maximale hoogte van 10 meter en bestaan uit maximaal 2 bouwlagen met een bovenbouw.
Bijgebouwen bij een dienstwoning mogen een oppervlakte hebben van 75 m² en op een maximale afstand van 25 meter vanaf het hoofdgebouw en minimaal 3 meter achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw staan. De hoogte bedraagt maximaal 3,5 meter dan wel 6 meter ten behoeve van een kapconstructie mits aan voorwaarden wordt voldaan. Voort zijn bouwwerken geen gebouw zijnde toegelaten die gerelateerd zijn aan het agrarisch bedrijf. Hiervoor gelden maximale hoogtematen.
Binnen deze bestemming is voorts bepaald dat nadere eisen gesteld kunnen worden en geldt een aanlegvergunningstelsel, thans geheten een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werk- zaamheden. Dit stelsel is van toepassing omdat het plangebied op de betreffende Waardenkaart behorende bij het bestemmingsplan is aangeduid als Archeologisch onderzoeksgebied (een roze kleur op onderstaande kaart) of als Archeologisch aandachtsgebied (aangeduid met een arcering).
In deze gebieden geldt dat voor o.a. het vellen en planten van houtopstanden, het graven en dempen van greppels, sloten en poelen, het verlagen van het grondwaterpeil, het diepploegen en het aanbrengen of verbreden van oppervlakte verhardingen ten behoeve van erfontsluitingswegen en voet-/fietspaden alsmede voor het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen een aanlegvergunning (thans: een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden) nodig is.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plan
2.1 De Locatie
Het bestemmingsplan heeft betrekking op een deel van het kadastrale perceel gemeente Dieren, sectie X nummer 67.
Hieronder is weergegeven een uittreksel van de grootschalige basiskaart met kadastrale percelen voor de omgeving van het plangebied.
Direct grenzend aan het plangebied staat aan de oostzijde het woonhuis Kerkweg 23. Ten noorden staat het woonhuis Kappersweg 2.
Op de volgende bladzijde staan afbeeldingen van de locatie gezien vanaf de Kerkweg.
aanzicht vanaf toegangsweg tot erf, juli 2012
zijaanzicht vanaf de Kerkweg, met op de voorgrond de woning Kerkweg 23 met achter het groen de bebouwing op het erf Kerkweg 25, rechts de bestaande paardrijbak, juli 2012
De indeling van het erf is hieronder afgebeeld.
Te zien zijn A het woonhuis en B de aanwezige recreatiewoning. En voorts 1 de voormalige ligboxenstal, 2 kapschuur, 3 hooiberg, 4 paardenstal, 5 wagenloods, 6 jongveestal en 7 de paardenrijbak met de longeercirkel.
2.2 Gewenste Situatie
Het betreft naast het herinrichten van het erf van de boerderij en het toelaten van andere functies, ook het aanbrengen van landschapselementen langs de perceelsgrenzen aan de noord- en aan de westzijde. Voor de nieuwe indeling van het erf is de basis gelegd in het advies van het Gelders Genootschap van februari 2011 omtrent de erftransformatie.
De te handhaven bedrijfsgebouwen (1 en 5) kunnen worden gebruikt voor het stallen van pensionpaarden respectievelijk het stallen caravans (westzijde) en voor bergruimten en een recreatiewoning (oostzijde). Ter plaatse van overige, te slopen, bedrijfsgebouwen wordt in de noordoosthoek een te bouwen recreatiewoning toegelaten. Dit gedeelte van het erf wordt voorts ingericht met groen en een poel. De rijbak en longeercirkel worden verplaatst naar het weiland ten westen van de voormalige ligboxenstal (1).
Het plan biedt de mogelijkheid om in de boerderij die thans bestaat uit een woonhuis en een deel, twee woningen te realiseren waarvan één woning als bedrijfswoning is gekoppeld aan de pensionstal.
Daarbovenop wordt als vereveningsvorm een brede singel langs de noordelijke perceelsgrens en een bomenrij langs de westelijke perceelsgrens aangelegd. Bij het aanleggen van de rijbak/longeercirkel dient een haag te worden aangebracht. Deze maatregelen zijn vastgelegd in het Inpassingsplan dat onderdeel uitmaakt van dit bestemmingsplan.
De voorgestane ontwikkeling vindt plaats op een kleiner oppervlak dan de geldende agrarische bouwkavel groot is, zodat een verdere verstening van het landschap wordt voorkomen. De bebouwingsmogelijkheden worden verkleind.
Een en ander is hieronder afgebeeld.
uiteindelijke erfinrichtingsplan december 2012
inpassingsplan juni 2012
Deze verandering van functies vormt de basis voor onderhavig bestemmingsplan waarin de bebouwing op het erf afzonderlijk wordt bestemd en de aan te brengen landschapselementen worden vastgelegd.
De maatvoeringen van de te handhaven bebouwing zijn afgestemd op de bestaande maten. Voor de nieuw te bouwen recreatiewoning is gekozen voor een maatvoering afgeleid van een hooiberg.
Ook het parkeren moet op het bijbehorende perceel plaatsvinden.
2.3 Afweging
Het gemengde agrarische bedrijf is gestopt. Aangezien de regeling voor functieverandering opgenomen in het huidige bestemmingsplan Landelijk Gebied niet voldoet, is het verzoek getoetst aan het beleid Functieverandering buitengebied van de stadsregio.
Onderhavig plan voorziet in de vermindering van de bebouwing op het erf en een hergebruik van gebouwen. Er zijn buiten de boerderij geen karakteristieke gebouwen aanwezig die behouden moeten worden. Volgens de gegevens van de grootschalige basiskaart wordt aan de noordzijde een oppervlakte aan bedrijfsgebouwen gesloopt van 700 m². Een recreatiewoning van ongeveer 72 m² (de 'hooiberg') wordt terug- gebouwd.
De te handhaven boerderij heeft een oppervlakte van 244 m², daarbinnen mag een tweede (dienst)woning gerealiseerd worden ter plaatse van de deel. De te handhaven bedrijfsgebouwen aan weerszijden van de boerderij meten gezamenlijk 759 m².In die bedrijfsbebouwing zijn nieuwe functies voorzien. Aan de westzijde voor bedrijfsmatige activiteiten: het houden van pensionpaarden dan wel caravanstalling. Dit gebouw heeft een oppervlakte van 510 m². Aan de oostzijde zal het bedrijfsgebouw worden gebruikt als bergruimten voor de twee woonruimten die voorzien zijn in de boerderij en voor een -bestaande- recreatiewoning van ongeveer 75 m².
In het stadsregionale uitgangspunt bij functieverandering is, conform de provinciale omgevingsvisie, de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit door vrijkomende gebouwen te hergebruiken en door per bouwperceel waar functieverandering plaatsvindt de resterende bebouwing te slopen. Bij woon/werk-combinaties geldt dezelfde benadering als voor functieverandering naar wonen, zo ook het uitgangspunt dat 50% van de bedrijfsbebouwing, exclusief de bedrijfswoning wordt gesloopt. dan wel verevening op een andere wijze plaatsvindt.
In onderhavige situatie zijn de volgende, in de notitie genoemde, andere vormen van verevening aan de orde. Deze maatregelen dienen tevens ter compensatie van de grotere bedrijfsoppervlakte dan de 500 m² die in het stadsregionale beleid in eerste aanleg wordt toegelaten.
- verkleining bouwvlak
Onderhavig plan zorgt voor een beperking van het vlak waarbinnen bebouwing kan worden opgericht. In het geldende bestemmingsplan is voorzien in een agrarisch bouwvlak met een oppervlakte van ongeveer 9.730 m². Door vooral aan de oostzijde -de zijde van de openbare weg- ter hoogte van de huidige rijbak en aan de westzijde, naast de te handhaven bedrijfsbebouwing bebouwbaar terrein te schrappen, resteert een erf waarbinnen vervolgens bouwvlakken zijn opgenomen met een omvang ter grootte van de te handhaven bestaande bebouwing en de ontworpen recreatiewoning. Deze bebouwing heeft een oppervlakte van ongeveer 1.075 m². Aldus wordt een compacte bebouwing binnen het plangebied verzekerd en wordt het agrarische landschap behouden.
- hergebruik karakteristieke bebouwing
De boerderij wordt behouden en het bestemmingsplan maakt het mogelijk dat de deel wordt verbouwd tot dienstwoning. Dat de boerderij karakteristiek is, blijkt uit het standpunt van de Commissie Cultuurhistorie, een commissie van onafhankelijke deskundigen die de gemeente op dit beleidsterrein adviseert. In het bestemmingsplan is de bestaande maatvoering van de bebouwing overgenomen.
- landschappelijke inpassing
Daarnaast is voorzien in een landschappelijke inpassing. De paardenrijbak en de longeercirkel worden verplaatst naar een locatie die vanaf de openbare weg minder zichtbaar is waardoor een betere beleving van het landschap ontstaat. Om te waarborgen dat het perceel overeenkomstig het Inpassingsplan wordt ingericht, is in de regels de bepaling opgenomen dat nieuwe functies pas in gebruik kunnen worden genomen als een inrichtingsmaatregel is getroffen overeenkomstig het Inpassingsplan. voorzien is in het planten van een bomenrij (226 m1) langs de westzijde van het perceel en in het planten van een singel (425+680 m²) aan de noordzijde. Deze opzet is afgeleid van de historische situatie waarin op de kavelgrenzen beplanting aanwezig was. Voorts zorgt het realiseren van een haag (70 m1) voor een goede landschappelijke inpassing als de nieuwe paardenrijbak wordt aangelegd.
Deze maatregelen zijn eveneens van belang in het kader van een goede land- schappelijke inpassing in waardevol gebied landschap volgens het 'ja-mits'-benadering van de Ruimtelijke Verordening Gelderland.
- recreatieve voorzieningen
Ten slotte wordt de door de stadsregio genoemde recreatieve functie versterkt door het mogelijk maken van 2 recreatiewoningen. En voorts door het toelaten van voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, een en ander zoals gewenst door de stichting Rustpunten op de Veluwe die zich richt op het voorhanden zijn van voorzieningen voor wandelaars en fietsers. Het plangebied is gelegen nabij de Bockhorstweg die in het Regionaal Plan 2005-2015 is aangewezen als 'met prioriteit te ontwikkeling recreatief kernnetwerk' en nabij de Kappersweg die is aangeduid als 'ontwikkelen regionaal wandel- en fietsnetwerk'.
Met vorenstaande maatregelen wordt op een goede wijze maatwerk geboden en zorgen de andere kwaliteitsbijdragen dan sloop voor een totale kwaliteitsbijdrage die proportioneel is.
Daarnaast vinden maatregelen op het erf zelf plaats. Het gaat daarbij om zaken als het graven van een (kikker)poel, het planten van bomen en het aanleggen van groen. Deze aan het wonen verbonden maatregelen worden in de regels van het bestemmingsplan toegelaten.
Geconstateerd dan ook dat met het toelaten van het stallen van pensionpaarden respectievelijk het stallen van caravans alsmede het bieden van de mogelijkheid een extra woning te maken in de boerderij en om twee recreatiewoningen te realiseren, aan het compacte en in het landschap ingepaste ensemble een nieuwe, in het landelijke gebied passende functie wordt gegeven.
Daarbij komt de recreatieve functie die op het erf wordt uitgebouwd tegemoet aan de wens van de gemeente om verblijfsaccommodatie te bieden aan toeristen.
Vanuit een milieutechnisch oogpunt kan worden geconcludeerd dat gezien de huidige toegestane dier aantallen van het melkveebedrijf een aanzienlijk milieudruk op het op enige afstand gelegen Natura 2000-gebied Veluwe wordt uitgeoefend. Door de beëindiging van het melkveebedrijf en de realisering van een bedrijfswoning, een pensionstal en twee recreatiewoningen wordt een milieuwinst bereikt.
Uit overige onderzoeken op o.a. het gebied van flora- en faunawetgeving, archeologie en milieu kan worden geconcludeerd dat het plan voldoet, o.a. door mitigerende maatregelen, aan de stellen eisen van uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening. In Hoofdstuk 4 Haalbaarheid wordt een en ander toegelicht.
Hoofdstuk 3 Beleid
In dit hoofdstuk komt vooral het ruimtelijke beleid aan de orde. Bij de beoordeling van de haalbaarheid in Hoofdstuk 4 Haalbaarheid wordt ingegaan op specifiek beleid.
3.1 Rijksbeleid
Het ruimtelijke beleid is op rijksniveau verwoord in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) die op 13 maart 2012 in werking is getreden. In de SVIR zijn diverse beleidsnota's geactualiseerd en geïntegreerd, waaronder de nota Ruimte uit 2006 en de nota Mobiliteit. In de SVRI schetst het rijk de ambities voor concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid tot 2040 (lange termijn) en doelen, belangen en opgaven tot 2028 (middellange termijn).
De hoofddoelen van het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid voor de periode 2020 - 2028 zijn:
- het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van het land;
- het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarhied, waarbij de gebruiker voorop staat;
- het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Daartoe worden 12 nationale belangen geformuleerd. Daarnaast wordt de rijks- verantwoordelijkheid voor het systeem van goede ruimtelijke ordening vastgelegd.
Provincies en gemeenten worden meer verantwoordelijk. Voor een aantal onder- werpen is geconcludeerd dat het rijk zijn bevoegdheid tot het stellen van algemene regels zou moeten inzetten.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening is vastgelegd welke nationale belangen moeten worden betrokken bij het vaststellen van een bestemmingsplan. Onderhavig plan raakt het rijksbeleid niet.
3.2 Provinciaal Beleid
Na de invoering van de Wet ruimtelijke ordening heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen. De provinciale visie op ruimtelijk gebied is vastgelegd in deze algemene structuurvisie. De structuurvisie is erop gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten in Gelderland worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan.
Het provinciale beleid richt zich op het groenblauwe raamwerk (natuur en water) en het rode raamwerk (stedelijke functies en infrastructuur). Het overige provinciale grondgebied wordt het multifunctionele gebied genoemd en is het domein van de gemeenten die daartoe in regionaal verband samenwerken.
Het plangebied maakt onderdeel uit van het multifunctioneel gebied. Het plangebied ligt in Waardevol landschap binnen Nationaal landschap.
Gezien de mogelijkheden die de Wet ruimtelijke ordening biedt, hebben Provinciale Staten van Gelderland op 15 december 2010 de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld en laatstelijk gewijzigd op 19 december 2012. Daarin zijn punten van provinciaal beleid juridisch vastgelegd.
Nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken
In de Ruimtelijke Verordening Gelderland wordt opgesomd in welke gebieden nieuwe bebouwing ten behoeve van bouwen en werken is toegelaten. Het plangebied is niet in één van die gebieden gelegen.
In afwijking hiervan is nieuwe bebouwing voor wonen en werken eveneens toegestaan als zij o.a. functioneel gebonden is aan het buitengebied, of in het geval van functieverandering naar een niet-agrarische functie wordt voldaan aan de gestelde voorwaarden, zoals het passen binnen het regionale beleid van de stadsregio ter zake.
De verordening stelt voorts dat in een bestemmingsplan de permanente bewoning van recreatiewoningen wordt uitgesloten.
Waardevol landschap binnen Nationaal landschap
In de Ruimtelijke Verordening Gelderland is bepaald dat in deze gebieden slechts bestemmingen worden toegestaan voor zover deze de kernkwaliteiten van het gebied, zoals vastgelegd in de streekplanuitwerking Kernkwaliteiten waardevol landschap behouden of versterken.
Als kernkwaliteiten voor het gebied zuidelijke IJsselvallei wordt gewezen op de overgang van de stuwwal naar het rivierenlandschap, het kleinschalige mozaïeklandschap, de blokverkaveling, de ligging van dorpen en buurtschappen, het vrije uitzicht vanaf de dijk en het Apeldoorns kanaal.
Aan de orde is het toedelen van een andere functies op een agrarisch bouwkavel. Daarbij is voorts voorzien in het verplaatsen van een rijbak en longeercirkel zodat deze minder zichtbaar zijn vanaf de openbare weg, in een verkleining van het gebied waarbinnen gebouwen mogen worden opgericht en in een landschappelijke inpassing ter plaatse van te slopen bedrijfsbebouwing en langs overige perceelsgrenzen.
De kernkwaliteiten worden aldus niet aangetast.
Stadsregio Arnhem Nijmegen
Binnen de provinciale kaders zijn op regionaal niveau afspraken gemaakt. Ook in het regionale structuurplan van het voormalig Knooppunt Arnhem Nijmegen wordt niet verder ingezoomd op het gebied. Wel is in het regionaal plan op de kaart Landschap en recreatie aangegeven dat het plangebied is gelegen nabij het te ontwikkelen samenhangend netwerk van recreatieve routes.
Voor het realiseren van nieuwe functies op agrarische kavels na bedrijfsbeëindiging is, binnen het provinciale beleid, op regioniveau beleid vastgesteld. De NotitieFunctie- veranderingen buitengebied van oktober 2007 onderscheidt diverse gebiedstypen. Aan de orde is het type multifunctioneel landelijk gebied, waardevol landschap. In casus wordt de (agrarische) bedrijfsbebouwing die vrijkomt hergebruikt als recreatiewoning en als bijgebouw bij de woningen respectievelijk voor het stallen van pensionpaarden of caravans. Voor de bedrijfsbebouwing die wordt gesloopt, komt een recreatiewoning terug. De karakteristieke boerderij blijft staan en ter plaatse van de deel wordt een woning toegelaten. In het regionale functieveranderingenbeleid is de mogelijkheid geopend om op een andere wijze dan sloop te voorzien in een verevening.
Hiervoor is in hoofdstuk 2.3 Afweging uitgebreid ingegaan op de wijze waarop aan de mogelijkheid om ook op een andere wijze te verevenen, vorm is gegeven.
3.3 Gemeentelijk Beleid
Structuurvisie en bestemmingsplan
Het in 2006 vastgestelde gemeentelijke structuurplan Een droom om in te wonen zoomt niet in op de voorgestane ontwikkeling.
In de visie op het landelijke gebied van de gemeente zoals die is vastgelegd in het geldende bestemmingsplan wordt een onderscheid gemaakt tussen agrarische bedrijven (niet zijnde boomkwekerijen, intensieve veeteelt en paardenfokkerijen) en niet-agrarische bedrijven. In relatie tot onderhavig bestemmingsplan wordt opgemerkt dat het hebben van een pensionstal net zoals vakantiecentra en recreatiewoningen daarvan worden onderscheiden en als recreatieve functies worden aangemerkt en als zodanig zijn bestemd. In het bestemmingsplan worden de waarden van het landelijke gebied onderkend en beschermd. Er is geen aanleiding om dit beleid te wijzigen.
Landschapsontwikkelingsplan
Op 26 juni 2007 is het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) Rheden-Rozendaal door de gemeenteraad vastgesteld. Het LOP wordt gezien als een nadere uitwerking van de structuurvisie en dan gericht op het landelijk gebied. In het LOP is een landschaps- inventarisatie en analyse beschreven. Vervolgens zijn de scenario's van de deel- gebieden en een landschapsvisie beschreven. Voor het deelgebied Noord-Spankeren geldt, dat de openheid behouden dient te blijven. Gezien de historische situatie is voor onderhavige locatie gekozen voor een beplanting langs perceelsgrenzen. In het LOP is tevens aangegeven dat de archeologische waarden in de bodem gerespecteerd dienen te worden.
De voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling is dan ook niet in strijd met het LOP.
Beeldkwaliteitsplan Landelijk Gebied
In het kader van het Landschapsontwikkelingsplan en het bestemmingsplan Landelijk Gebied is een beeldkwaliteitsplan voor het hele landelijk gebied opgesteld en op 27 januari 2009 door de gemeenteraad vastgesteld. Dit beeldkwaliteitsplan vervangt de paragraaf over het landelijk gebied in de Welstandsnota. In het beeldkwaliteitsplan worden vijf deelgebieden onderscheiden. Het plangebied maakt deel uit van het deelgebied Spankeren en Soerensche Broek. Het beeldkwaliteitsplan vormt het toetsingskader voor de Welstandscommissie bij het toetsen van de bouwaanvragen.
Een nieuwe Welstandsnota 2012 is op 26 februari 2013 door de gemeenteraad vastgesteld.
Toeristisch recreatief ontwikkelingsplan
Voorzieningen voor toeristen in de vorm van verblijfsrecreatie passen binnen het gemeentelijke toeristische kader zoals in 2008 vastgelegd in het TROP.
In dat kader hebben Burgemeester en wethouders inmiddels ingestemd met het realiseren op deze locatie van een Rustpunt op deze locatie. Het initiatief Rustpunten op de Veluwe voorziet in het bieden van een plek aan recreanten om even op adem te komen. Daarvoor zijn minimaal een tafel en zitplaatsen aanwezig en zijn koffie/thee/ frisdrank en versnaperingen beschikbaar en kan men gebruik maken van een toilet.
Functieverandering
Op het verzoek om mee te werken aan een andere invulling van het agrarische perceel, is vóór de inwerkingtreding van het gemeentelijke beleid aangaande functieverandering beslist. Ten tijde van het vervaardigen van het voorontwerp- bestemmingsplan is het gemeentelijke functieveranderingbeleid door burgemeester en wethouders voor inspraak vrijgegeven.
Afhankelijk van de te onderscheiden karakteristiek van het landelijke gebied wordt een beleid voorgestaan. De functies die in onderhavig bestemmingsplan worden toe- gelaten (hergebruik als woning, recreatiewoningen, de ondersteunende toeristische activiteiten alsmede de pensionstalling/caravanstalling) passen binnen het beleid voor dit gebiedsdeel.
De nota Functieveranderingenbeleid is op 28 mei 2013 door de gemeenteraad vastgesteld.
Hoofdstuk 4 Haalbaarheid
Wanneer een bestemmingsplan wordt vervaardigd, dient dit plan binnen de planperiode uitvoerbaar te zijn. De uitvoerbaarheid wordt mede onderzocht door het te toetsen aan regelgeving, het beleid van de gemeente en van andere overheden en aan de uitkomsten van onderzoeken.
4.1 Geluid
De Wet geluidhinder is voor het onderdeel wegverkeerslawaai van toepassing op geluidgevoelige gebouwen die zijn geprojecteerd binnen zones van (al dan niet) in het plangebied gelegen wegen. Wegen die deel uitmaken van een woonerf en van een 30-kilometer zone zijn daarvan uitgezonderd. Aan de orde is het toelaten van een woning in de huidige deel van de boerderij waar deze geluidgevoelige functie voorheen niet was toegelaten, binnen de zone van wegen waarop de Wet geluidhinder van toepassing is.
De streefwaarde voor wegverkeer die wordt veroorzaakt op de gevel bedraagt zowel in binnenstedelijk als in een buitenstedelijk gebied 48 dB. In een buitenstedelijk gebied tot en met 53 dB. Voor deze locatie is de Kerkweg maatgevend.
Uit het akoestisch briefrapport van DGMR, gedateerd 12 december 2011, blijkt dat de 48 dB contour op 8 meter afstand van de wegverharding van de Kerkweg te liggen zodat het leggen van een woonbestemming mogelijk is.
Het onderzoek, dat is uitgevoerd op basis van de Wet geluidhinder zoals die gold voor 1 juli 2012 kan op basis van het overgangsrecht gebruikt worden tot 1 juli 2013, is opgenomen in de bijlagen bij deze toelichting.
4.2 Bodem
Gezien het gegeven dat onderhavige locatie een voormalig agrarisch bouwperceel is, is onderzocht of de noordzijde van het perceel, alwaar bedrijfsgebouwen worden gesloopt, de bodem is verontreinigd met asbest. De resultaten van dit onderzoek zijn vastgelegd in de briefrapporten van Bestvision Asbestconsultants gedateerd
20 september 2011 en van Lycens, gedateerd 28 maart 2012. Asbest is niet aangetroffen. De rapporten zijn opgenomen als bijlage bij de toelichting.
Voor de recreatiewoningen die toegelaten worden binnen de bestemming Recreatie zal in het kader van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen een onderzoek naar de kwaliteit van de bodem gevraagd worden. Op voorhand bestaat geen aanleiding om te veronderstellen dat sprake is van een bodemverontreiniging die de uitvoering van de bestemming verhinderd.
4.3 Milieuzonering
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door middel van milieuzonering. Onder milieuzonering wordt verstaan het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
- het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
- het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand.
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten, is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden.
In onderhavige situatie biedt de milieucontour die in de brochure wordt genoemd voor een manege wordt genoemd een eerste indicatie over de milieucontour die uit ruimtel- ijk oogpunt aan de orde is. Deze bedraagt 50 meter, waarbij geur het bepalende aspect is. Bij maneges worden voorts richtafstanden voor de aspecten stof en geluid genoemd. Deze afstanden bedragen 30 meter.
Omgeving
De in de nabije omgeving gelegen woningen Kappersweg 4 en Kerkweg 23, die in het geldende bestemmingsplan Landelijk Gebied een woonbestemming hebben, voldoen aan deze afstandsmaat. Zij staan op respectievelijk 51 en 59 meter van het bouwvlak waarbinnen een pensionstal wordt toegelaten. Onderhavig bestemmingsplan heeft derhalve voor deze woningen geen gevolgen.
Activiteiten in de omgeving kunnen ook invloed hebben op onderhavig plangebied. De bedrijven gelegen aan het Apeldoorns kanaal zijn voor het milieuzonering niet relevant. De meest nabij gelegen agrische bedrijven liggen op een afstand van ongeveer 200 meter zodat ook zij geen gevolgen met zich brengen ten aanzien van het leggen van de bestemmingen Wonen en Recreatie in het plan.
Erf
Op het perceel zelf wordt in de functie wonen voorzien. Indien geen pensionstal wordt geëxploiteerd, maar een caravanstalling, bestaat geen aanleiding om het aspect milieuzonering nader te beschouwen.
Wordt wel invulling gegeven aan deze mogelijkheid dan is bij de pensionstal een bedrijfswoning voor de exploitant toegelaten in de voormalig boerderij. De bewoner van die woning geniet dan geen bescherming tegen overlast van zijn bedrijfs- activiteiten.
Toegelaten wordt de komst van maximaal 24 paarden in de te behouden voormalige ligboxenstal. Een aantal dat is afgestemd op de omvang van de parkeergelegenheid op het bijbehorende terrein. Het beëindigde bedrijf beschikt sinds 2002 over een milieuvergunning voor 42 melkkoeien en 28 stuks jongvee. Hieruit volgt al dat deze ontwikkeling voorziet in een vermindering van de geurbelasting en ammoniakuitstoot. Desondanks is het goed de toegelaten pensionstal nader te beschouwen voor de toegelaten recreatiewoningen en de woning.
- recreatiewoningen
Op ongeveer 32 meter van het bouwvlak voor de pensionstal zijn recreatiewoningen toegelaten. Voor het aspect geur wordt overwogen dat recreanten juist bewust kiezen voor een dergelijke setting om het landleven te ervaren en daarmee ook voor de lasten (geur) van een dergelijke vakantie.
- voormalige bedrijfswoning
Op een afstand van ongeveer 8,5 meter van het bouwvlak voor de pensionstal staat de voormalige boerderij. De voormalige vergunninghouder blijft in de woning wonen en kiest nadrukkelijk voor een woonbestemming en het toelaten van pensionpaarden op het erf. Voor de aspecten stof en geluid wordt nogmaals overwogen dat in onderhavig geval sprake is van slechts een stal. Het rijden zal geschieden aan de andere zijde van dat gebouw in de paardenbak. Gezien ook het vorige gebruik van deze stal, wordt in deze concrete situatie aan de richtafstand die als uitgangspunt is genomen, voorbij gegaan. Voor het aspect geur wordt eveneens gewezen op de geurvermindering en de bewuste keuze van de eigenaar voor een pensionstal.
Conclusie milieuzonering
Gezien het vorenstaande en overwegende dat de locatie is gelegen in het landelijke gebied, het plan voorziet in een algehele milieuwinst, wordt in de ligging van de (bedrijfs)woning zijn in de voormalige boerderij en de recreatiewoningen op het erf geen aanleiding gevonden om uit ruimtelijk oogpunt ten aanzien van de ontwikkeling beperkingen op te leggen.
Daarnaast wordt hier, los van milieuzonering, in het kader van een goede ruimtelijke ordening gezien de afstand op het erf, tenslotte nog volledigheidshalve opgemerkt dat in onderhavig bestemmingsplan het houden van een beperkt aantal paarden wordt toegelaten. Voor zover sprake is van mogelijke gezondheidrisico's bij het wonen binnen een bepaalde afstand van (intensief gehouden) landbouwhuisdieren, is dit aspect hier niet aan de orde.
4.4 Luchtkwaliteit
Door de uitstoot van uitlaatgassen door onder andere de industrie en het verkeer komen schadelijke stoffen in de lucht. Bij bepaalde nieuwe ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse.
De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn sinds november 2007 vastgelegd in de Wet milieubeheer (in titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen). De Wet milieubeheer (Wm) kent grenswaarden en voor enkele stoffen ook plandrempels. De wet heeft tot doel het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging, onder andere als gevolg van het verkeer. Indien het uitoefenen van bevoegdheden (zoals het vaststellen van bestemmingsplannen) gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, moet het bestuursorgaan zich ervan vergewissen dat sprake is van één van de gevallen zoals bedoeld in artikel 5.16 Wm.
In het Besluit niet in betekende mate bijdragen laatstelijk gewijzigd op 7 juni 2012, is dit verder uitgewerkt. Bij ministeriële regeling, de Regeling Niet in betekenende mate bijdragen (Regeling NIBM), zijn categorieën van gevallen aangewezen, waarin het vaststellen van een bestemmingsplan in ieder geval niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Voor onder meer woningbouwlocaties en kantoorlocaties zijn categorieën van gevallen aangewezen.
Wanneer een ontwikkeling valt onder de categorieën van gevallen is het niet nodig te toetsen aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit. In de praktijk zal daarom voor de nieuwbouw tot ongeveer 1.500 woningen geen luchtkwaliteitsonderzoek meer nodig zijn.
Dit bestemmingsplan voorziet in een beperkte ontwikkeling. Verder onderzoek naar het effect van dit plan op de luchtkwaliteit kan achterwege blijven.
4.5 Externe Veiligheid
Externe veiligheid gaat over het beperken van de blootstelling van mensen aan een verhoogd gevaar als gevolg van activiteiten met gevaarlijke stoffen. De aan de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen verbonden risico's moeten volgens het beleid externe veiligheid aanvaardbaar blijven. De wet- en regelgeving voor externe veiligheid is dan ook gestoeld op een risicobenadering.
Het gaat in de eerste plaats over de persoonlijke veiligheid van de individuele burger, oftewel het plaatsgebonden risico. Dit is de overlijdenskans die een persoon loopt, door op een bepaalde afstand van een inrichting of een transportroute permanent aanwezig te zijn. In de tweede plaats gaat het om de kans op een groep dodelijke slachtoffers door een ongeval met een gevaarlijke stof, ofwel het groepsrisico. Dit risico drukt de kans uit op een ramp van bepaalde omvang in doden.
Voor transportassen zijn regels vastgelegd in de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (CRNVGS), voor buisleidingen in het Besluit externe veiligheid buisleiding (BEVB) en voor bedrijven in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI). Alle drie de besluiten hanteren dezelfde risicobenadering. Voor het plaatsgebonden risico geldt een grens- en een richtwaarde. De beoordeling van het groepsrisico vindt niet plaats door toetsing aan een vaste norm, maar door middel van het afleggen van een verantwoording. Het bevoegd gezag beoordeelt hierbij de aanvaardbaarheid van het groepsrisico in het bestemmingsplan.
Onderhavig plangebied ligt niet binnen de invloedssfeer van de hiervoor genoemde bronnen zodat het aspect externe veiligheid in onderhavige procedure niet verder beoordeeld behoeft te worden.
4.6 Verkeer
Verkeersbewegingen
Toegelaten wordt ter plaatse van een voormalig agrarisch bedrijf een extra woning en twee recreatiewoningen. Daarnaast wordt het stallen van een gelimiteerd aantal paarden mogelijk gemaakt. Dat gebouw mag ook worden gebruikt voor het stallen van caravans. De omvang van de nieuwe activiteiten is zodanig dat de verkeersafwikkeling en de verkeersintensiteit op Kerkweg niet negatief beïnvloed zullen worden.
Parkeren
Voldaan moet worden aan de normen van de Bouwverordening met betrekking tot de aanwezigheid van voldoende parkeergelegenheid op het onderhavige perceel. In het erfinrichtingsplan wordt het parkeren gesitueerd bij de pensionstal en bij de recreatie- woningen. Voorts is voorzien in inpandige parkeergelegenheid voor de woningen.
Op basis van de maximale mogelijkheden op het perceel heeft een voorlopige toets plaatsgevonden. De parkeernorm voor een paardenbox bedraagt een 0,5 parkeer- plaats per box. Uit de omvang van het terrein naast de pensionstal waarop de parkeerplaatsen zijn geprojecteerd, volgt dat ten hoogste 24 paardenboxen kunnen worden gerealiseerd. Verzoeker verwacht overigens minder boxen in het bestaande gebouw te kunnen realiseren.
Het bijbehorende terrein is voorts voldoende groot om de totale parkeerbehoefte te kunnen opvangen. In het kader van het uiteindelijke bouwplan vindt een finale toetsing plaats op het aspect parkeren.
4.7 Water
Het aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast voorkomen worden en kan ook de kwaliteit van het water hoog gehouden worden. Daarom is het noodzakelijk dat gebiedseigen water zo lang mogelijk in het gebied zelf blijft. Dit gebeurt door het schone hemelwater (regen) dat op verhardingen valt, zoals bijvoorbeeld de wegen en daken, niet aan te sluiten op -of af te koppelen van- de riolering voor huishoudelijk afvalwater.
Per 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Ook in deze wet is afstemming van ruimtelijke ontwikkelingen en water voor ruimtelijke plannen opgenomen.
Waterkaders
Op 22 december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water van kracht geworden. De richtlijn beoogt een goede chemische en ecologische toestand van grond- en oppervlaktewater te bewerkstelligen.
Eind 2000 heeft het kabinet het standpunt Anders omgaan met water vastgesteld. De watertoets heeft als doel om in een vroegtijdig stadium alle relevante partijen te betrekken bij het opstellen van een wateradvies.
Per 1 januari 2008 is de Wet verankering en bekostiging van gemeentelijke watertaken van kracht en daarin is vastgelegd dat primair de eigenaar verantwoordelijk is voor de verwerking van hemelwater dat op zijn perceel valt.
Het Waterplan Gelderland 2010-2015 is op 22 december 2009 in werking getreden.
Het huidige Gemeentelijke Rioleringsplan (GRP) heeft een planperiode van 2009 tot en met 2013.
Algemene beschrijving van het watersysteem
Het plangebied ligt tegen de stuwwallen van de Veluwe. De bodem van dit stuwwallengebied bestaat uit matig grof tot grof zand en grind, met plaatselijk klei- of keileemlagen en aan de randen overgaand in dekzanden.
Aan de randen van de Veluwe kunnen boven grotere aaneengesloten slecht doorlatende lagen schijngrondwaterspiegels ontstaan, waarvan het water niet in direct contact staat met het eigenlijke grondwater.
Het Apeldoorns Kanaal is een gegraven watergang en bij Dieren opgeleid. Het Apeldoorns Kanaal ligt met zijn noord-zuid richting, loodrecht op het zwak hellende gebied tussen het Veluwemassief en de oostelijk gelegen IJsselvallei.
Relevante waterhuishoudkundige aspecten in het plangebied
Aan de hand van de Handreiking Watertoets is het aspect water in onderhavig plan meegenomen.
In paragraaf 2.2 is de nieuwe ruimtelijke ontwikkeling geschetst. Het realiseren van watergangen is niet aan de orde. In dit plan worden infiltratievoorzieningen toegestaan voor het bergen van hemelwater.
In de onderstaande tabel wordt aangegeven welke waterhuishoudkundige aspecten voor het bestemmingsplan relevant zijn. In die gevallen dient te worden aangetoond dat er geen negatieve of verstorende gevolgen zijn te verwachten voor het watersysteem. Voor het plangebied is geen afzonderlijk geohydrologisch onderzoek gedaan. Uitgegaan is van de bekende gegevens zoals die zijn geïnventariseerd in de recente actualisatieplannen Landelijke gebied en Bedrijventerrein Kanaalzone.
Na de tabel volgt een toelichting op de relevante aspecten.
waterhuishoudkundig aspect | relevant | omschrijving | |
1 | Veiligheid | Nee | In het plangebied liggen geen gronden die behoren tot zomer- en/of winterbed van de IJssel. De beleidslijn Grote Rivieren is niet aan de orde. |
2 | Wateroverlast (oppervlaktewater) | Nee | Er is geen toename van verhard oppervlak. In het plangebied bevinden zich geen natte en laag gelegen gebieden, beekdalen en/of overstromingsvlaktes. |
3 | Riolering | Ja | Voorkomen dient te worden dat schoon regenwater wordt afgevoerd via het riool (vasthouden-bergen-afvoeren). |
4 | Watervoorziening | Nee | Het plan ligt niet in een beschermingsgebied voor drinkwaterwinning. Het plangebied ligt niet in een regionaal waterbergingsgebied. |
5 | Volksgezondheid | Nee | Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. In het plangebied bevinden zich geen riooloverstorten. |
6 | Bodemdaling | Nee | In het plangebied gaat het hoofdzakelijk om zandige ondergrond. |
7 | Grondwateroverlast | Ja | In het plangebied is mogelijk sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond. Hierdoor kunnen schijngrondwaterstanden aanwezig zijn. Mogelijk kan kwel optreden in de laaggelegen gebieden. |
8 | Oppervlaktewater-kwaliteit | Nee | In de omgeving van het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. |
9 | Grondwaterkwaliteit | Nee | Het plan ligt niet in een beschermingsgebied voor drinkwaterwinning of een infiltratiegebied voor (kwelafhankelijk) natuurgebied. |
10 | Verdroging | Nee | Het plangebied bevat geen hydrologische beïnvloedingszones rond natuurgebieden of ecologische wateren. In de omgeving is geen gebied aangemerkt als (gering) verdroogd. |
11 | Natte natuur | Nee | Het plangebied bevat geen hydrologische beïnvloedingszones rond natuurgebieden of ecologische wateren. Het plangebied grenst niet aan een gebied met kwelafhankelijke land- en waternatuur. |
12 | Inrichting en beheer | Nee | Binnen het plangebied bevinden zich geen oppervlaktewateren van het waterschap. |
Ad 3 Riolering
In het plangebied moet een gescheiden rioolstelsel worden aangelegd. Ten opzichte van het huidige gebruik van het plangebied wordt geen toename van afvalwater / droogweerafvoer (dwa) verwacht.
Het huishoudelijke afvalwater wordt ingezameld en afgevoerd via een (dwa) persriolering naar het rioolstelsel van Spankeren. Voor afvoer van afvalwater naar de openbare riolering is de gemeentelijke aansluitverordening van toepassing. De riolering in het gebied moet het afvalwater doelmatig inzamelen en afvoeren.
Om riooloverstortingen (bij regenbuien) op oppervlaktewater te beperken moet de riolering voldoende bergingscapaciteit hebben. Dit wordt onder andere bereikt door het hemelwater niet af te voeren via de (dwa-)riolering. Met hemelwater moet worden omgegaan overeenkomstig de provinciale beslisboom hemelwater (waarbij de volgorde vasthouden, bergen, afvoeren wordt gehanteerd). Het hemelwater en huishoudelijk afvalwater dient van elkaar gescheiden te blijven. Hemelwater kan infiltreren in de bodem.
Het is niet toegestaan grondwater af te voeren via de (dwa) persriolering. Het streven is om ook het hemelwater niet af te voeren via de (dwa) persriolering.
In het onderhavige bestemmingsplan zijn alle rioleringsvoorzieningen toegestaan. Onder andere boven- en ondergrondse infiltratievoorzieningen. Ter voorkoming van bodem- en/of grondwaterverontreiniging moeten uitlogende en verontreinigende materiaaltoepassingen vermeden worden.
Ad 7 Grondwateroverlast
In het plangebied is mogelijk sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond. Hierdoor kunnen schijngrondwaterstanden aanwezig zijn. In de ondergrond / laaggelegen gebieden kan kwel optreden.
Conclusie
De uitkomsten in voorgaande tabel geven geen aanleiding om medewerking aan het plan te onthouden.
Opgemerkt wordt dat inmiddels het Bouwbesluit bij nieuwbouw verplicht tot het op eigen terrein bergen van hemelwater, tenzij dit niet mogelijk blijkt te zijn.
Net zoals in de huidige situatie wordt straks het overtollige hemelwater op het perceel opgevangen en afgevoerd naar een voormalige sloot in de noordoost hoek van het perceel alwaar zich een zinkput met een overloop bevindt. Voorts is een -nog te vergroten- poel aangelegd waarin hemelwater kan worden opgevangen. In de nieuwe situatie is voorts minder bebouwing en verharding aanwezig.
Geconcludeerd wordt dan ook dat dit aspect geen belemmering vormt voor onderhavig plan.
4.8 Cultuurhistorie
De locatie waarop dit bestemmingsplan betrekking heeft, ligt niet in een beschermd dorpsgezicht. Het pand is evenmin aangewezen als beschermd monument.
Wel is namens de Commissie Cultuurhistorie op 18 juni 2013 vastgesteld dat de boerderij karakteristiek is.
Niet alleen het bovengronds zichtbare kan een waarde vertegenwoordigen. Ook het behoud en de kennis van archeologische waarden vertegenwoordigt een waarde.
De bescherming van deze waarden is per 1 september 2007 wettelijk verankerd in de Monumentenwet 1988. Gemeenten moeten zorgdragen dat in de bestemmingsplannen het belang van de archeologische monumentenzorg wordt meegewogen. Gebeurt dit niet of onvoldoende, dan kan de provincie archeologische attentiegebieden aanwijzen waarvoor de gemeente binnen een door de provincie te bepalen termijn archeologie- vriendelijke bestemmingsplannen moet hebben vastgesteld.
De gemeenteraad heeft in 2008 de archeologienota Uitgediept vastgesteld. Hierin wordt een aantal beleidsvoornemens ten aanzien van archeologie verwoord. Archeologie wordt op grond van deze nota voortaan beschermd via de bestemmingsplannen. Dit laat onverlet dat mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd zijn beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient terstond te gebeuren. Of een vondst van archeologische resten uiteindelijk moet leiden tot behoud van deze resten of een opgraving wordt door de regioarcheoloog bepaald aan de hand van de in de archeologienota uitgewerkte selectiemethode.
In het geldende bestemmingsplan Landelijk Gebied is reeds vastgesteld dat onderhavig bestemmingsplan betrekking heeft op een archeologisch waardevol gebied. Om die reden is in dat bestemmingsplan een verplichting opgenomen van een aanleg- vergunning (thans: omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden) voor het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden.
In 2005 is door RAAP grootschalig booronderzoek gedaan naar de aanwezigheid van archeologische relicten op de Spankerense Enk. Gezien de resultaten van dat onderzoek staat de locatie als vindplaats te boek. Hier is materiaal uit de nieuwe steentijd-ijzertijd en de late middeleeuwen te verwachten. Op 30 centimeter beneden het huidige maaiveld bevindt zich een esdek, met op 50 tot 70 centimeter beneden maaiveld een oude akkerlaag/leeflaag. Om die reden beveelt de opsteller van dat rapport, het bureau RAAP, aan om bodemingrepen ruim boven het niveau van de esdekken te laten plaatsvinden. Aangezien de locatie onderdeel uitmaakt van een zone met een hoge vondstdichtheid, dient het bestemmingsplan bepalingen te bevatten omtrent het aspect archeologie. In overleg met de regioarcheologen uiteindelijk ervoor gekozen om niet bij de voorbereiding van onderhavig bestemmings- plan vervolgonderzoeken te vragen maar is vastgelegd dat voorafgaande aan de uitvoering van werkzaamheden een sleuvenonderzoek moet plaatsvinden.
De uitvoering van de landschappelijke compensatie in de vorm van een houtsingel en een bomenrij is omgevingsvergunningplichtig om hieraan de verplichting van een archeologisch sleuvenonderzoek te kunnen koppelen. Afhankelijk van de resultaten van dat onderzoek is het mogelijk om zo nodig een afweging te maken tussen het belang van het behoud van de archeologische waarden en het belang van het realiseren van de landschappelijke inpassing.
4.9 Ecologie
Het plangebied bevindt zich niet in een speciale beschermingszone als bedoeld in de Vogel- en/of Habitatrichtlijn of in de ecologische hoofdstructuur of in natuurgebieden.
Van gemeentewege is, na het overleggen van het conceptonderzoek, ter plaatse een schouw verricht. De opmerkingen over het conceptonderzoek zijn nagenoeg verwerkt in onderzoek Onderzoek effecten op natuurwaarden Verbouwing en functiewijziging Het Loo, Kerkweg 25 Spankeren, gedateerd 19 december 2012. Dit onderzoek is als bijlage bij deze toelichting gevoegd. Het volgende wordt geconcludeerd.
Gebiedsbescherming
- Natura 2000
De afstand tot het Natura 2000-gebied Veluwe bedraagt circa 1.150 meter. Het Natura 2000-gebied Uiterwaarden IJssel ligt circa 1.250 meter van het plangebied. Het paardenpension kan een negatief effect hebben op de te beschermen waarden in de Natura 2000-gebieden Veluwe en Uiterwaarden IJssel in verband met de uitstoot van ammoniak. Ten opzichte van de situatie met een melkveebedrijf is echter sprake van een afnamen van de stikstofdepositie. Voor de realisatie van het paardenpension is mogelijk een vergunning of verklaring van geen bedenkingen op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 noodzakelijk. Verzoeker heeft naar aanleiding hiervan informatie ingewonnen bij de provincie.
- Ecologische hoofdstructuur
Het plangebied ligt niet in de EHS. De afstand tot EHS-natuur is circa 365 meter en tot EHS-verweving circa 620 meter. Effecten op de kernkwaliteiten en de omgevings- condities van de ecologische hoofdstructuur zijn niet te verwachten.
Soortenbescherming
- flora
Er zijn geen beschermde planten aangetroffen. Gelet op het gebruik van het terrein zijn beschermde planten ook niet te verwachten.
- zoogdieren
In de omgeving zijn algemeen voorkomende soorten als ree, vos, konijn, haas, vos, egel en verschillende soorten muizen te verwachten. Ook is het mogelijk dat de eekhoorn of das incidenteel het terrein bezoeken. Er zijn geen vaste rust- en verblijf- plaatsen van deze soorten aangetroffen. De functieverandering heeft naar verwachting geen negatief effect op deze soorten.
- amfibieën en reptielen
Op het terrein is een poel aanwezig. Algemene soorten als bruine kikker, kleine watersalamander en gewone pad zouden kunnen voorkomen. Voor deze soorten geldt een algemene vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkelingen.
- vogels
Er zijn mussen, koolmezen, pimpelmezen, merels, roodborstjes, zwarte kraaien, eksters en boerenzwaluw aangetroffen. Van deze soorten is alleen het nest van de mus jaarrond beschermd. In de schuren zijn geen nesten van mussen aangetroffen. Waarschijnlijk nestelen mussen onder de dakpannen van de bestaande boerderij welke niet gesloopt wordt.
- libellen en dagvlinders
De locatie vormt geen geschikt leefgebied voor beschermde libellen en dagvlinders.
- vissen
Er is geen geschikt biotoop voor beschermde vissoorten aanwezig.
- vleermuizen
In de schuren zijn spleten aangetroffen waarin vleermuizen zouden kunnen verblijven. Spinnenwebben in de spleten geven aan dat deze niet gebruikt worden. Nader onderzoek kan achterwege blijven omdat uit voorzorg, voordat de schuren gesloopt worden, in overleg met de gemeente vleermuiskasten worden opgehangen. De plannen hebben geen invloed op vliegroutes van vleermuizen.
Inmiddels zijn aan de noordzijde van de voormalige ligboxenstal en van de boerderij vleermuiskasten geplaatst.
De nu aanwezige bebouwing en omliggende inrichting is van geen bijzondere waarde waardoor geen ontheffingen noodzakelijk zijn in het kader van de Flora- en faunawet. Bij sloop van de bebouwing en de herinrichting dient wel te allen tijde rekening te worden gehouden met de zorgplicht vanuit de flora- en faunawetgeving.
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat het aspect ecologie geen belemmering is voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.
Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten
5.1 Algemeen
Een bestemmingsplan is een juridisch instrument waarbij de bouw- en gebruiks- mogelijkheden van de grond en de opstallen zijn vastgelegd. Het plan is voor iedereen juridisch bindend: burger, bedrijf of overheid.
In de digitale omgeving zijn de bestemming en de daarbij geldende regels reeds gekoppeld. Daarnaast kan gebruik worden gemaakt van een verbeelding op papier. Uit de daarbij behorende regels kan worden nagelezen welke mogelijkheden zijn vastgelegd. Uit het samenstel van de verbeelding en de regels blijkt wat wordt toegelaten. De digitale versie is bindend bij een verschil met de papieren versie.
De toelichting is een beschrijving van de keuzes die in het bestemmingsplan zijn gemaakt en vervat de resultaten van het overleg met gemeenten, waterschappen en diensten van de provincie en rijk wiens belangen in het plan in geding zijn.
Per 1 januari 2010 geldt de verplichting dat bestemmingsplannen volgens een landelijke digitale opzet (digitale standaarden) worden opgesteld. De Wro geeft voorts een aantal verplichtingen, die bij de totstandkoming van een bestemmingsplan gevolgd moeten worden. Daarmee wijkt onderhavig bestemmingsplan in de (benaming) van bestemmingen, gebruikte symbolen en de (opbouw) van regels af van de systematiek zoals die is gehanteerd voor de actualisatie van de bestemmingsplannen en daarmee van de systematiek van het bestemmingsplan Landelijk Gebied. De strekking van hetgeen in het thans voorliggende digitale plan wordt geregeld, sluit wel aan bij de werkwijze die voorheen werd gehanteerd.
5.2 Procedure
De tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan met de daarbij behorende stukken en het ontwerpbesluit, moet worden gepubliceerd waarbij de gelegenheid wordt geboden om zienswijzen in te dienen bij de gemeenteraad. Nadat de gemeenteraad een besluit over de vaststelling van dit bestemmingsplan heeft genomen, ligt het plan wederom ter inzage. Belanghebbenden die een zienswijze hebben ingediend, evenals belanghebbenden die niet kunnen worden verweten geen zienswijze te hebben ingediend, kunnen dan in beroep gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Tegen de wijzigingen die bij de vaststelling in het bestemmingsplan zijn aangebracht, kan iedere belanghebbende beroep instellen.
Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als geen beroep is ingesteld.
Is wel beroep ingesteld dan treedt de herziening ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak op het beroepschrift.
5.3 Dit Bestemmingsplan
De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridisch bindend deel van het bestemmingsplan. Ze moeten in samenhang worden bezien en toegepast.
5.3.1 Verbeelding
Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemmingen de gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak.
In onderhavig bestemmingsplan worden de volgende bestemmingen gelegd.
Agrarisch met waarden
- De gronden rondom het erf kunnen nog steeds agrarisch gebruik worden.
- Binnen deze bestemming is door een aanduiding het gebied aangegeven waarbinnen een rijbak en een longeercirkel zijn toegelaten.
Gemengd
- Deze bestemming is opgenomen voor het westelijk van de boerderij gelegen voormalige bedrijfsgebouw.
- De bestemming laat toe dat het wordt gebruikt voor een pensionstal en voor het stallen van caravans. Een pensionstal heeft als bedrijf milieugevolgen. Om die reden heeft is de bijbehorende woning bestemd als bedrijfswoning; daarvoor zijn de milieuregels niet van toepassing.
- Wordt geen pensionstal geëxploiteerd, dan kan de bestemming van de bedrijfswoning na een procedure worden gewijzigd in een woning.
- Het aantal paarden dat is toegelaten, is vastgelegd om te voldoen aan de parkeernorm. Het genoemde aantal betekent niet dat hiermee een handvat wordt geboden voor medewerking aan een grotere stal. De omvang van de bestaande stal is ruimtelijk maximum.
Groen
- Langs de randen van het plangebied zal in het kader van verevening de landschappelijke inpassing worden versterkt. Door middel van aanduidingen is aangegeven of het mag blijven bij een bomenrij of dat een houtsingel wordt vereist.
Recreatie
- De zuidelijk recreatiewoning is gesitueerd in een bestaand gebouw dat bedrijfsmatig werd gebruikt. Het noordelijke bouwvlak geeft aan waar de nieuwe recreatiewoning is toegelaten. In dat bouwvlak zijn hoogtescheidingslijnen aangebracht om de mogelijkheden af te stemmen op het beoogde gebouw.
Wonen
- Er is per bouwvlak een maximale maatvoering vastgelegd. Omdat het voormalig bedrijfsgebouw aan de oostzijde deels zal worden gebruikt als berging/garage bij de woningen, maar dit gebouw in omvang de maatvoeringen van het hoofd- gebouw overschrijdt, is gekozen voor de opname van een bouwvlak. Evenwel met de beperking dat alleen bijbehorende bouwwerken zijn toegelaten.
- de bestaande overkapping aan de oostzijde van het perceel is door middel van een aanduiding vastgelegd.
Waarde - Archeologisch aandachtsgebied
- Deze aanduiding geldt voor het gehele plangebied. Bij het bouwen of het uitvoeren van werkzaamheden is deze regel altijd van toepassing. Buiten het voormalige erf, binnen de bestemming Agrarisch met waarden, geldt een strikter regime. Ook in het huidige bestemmingsplan wordt een verschil gemaakt.
5.3.2 Regels
De planregels zijn verdeeld over vier hoofdstukken:
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de planregels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de planregels te waarborgen. Ook is de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels bepaald (artikel 2);
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Per bestemming is het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels en, eventueel, ook een aanlegvergunningstelsel opgenomen.
Als er dubbelbestemmingen zijn worden die ook in dit hoofdstuk opgenomen. Die komen, ook in alfabetische volgorde, achter de bestemmingsregels. Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen de (mogelijke) afwijkings- en wijzigingsmogelijkheden met betrekking tot de bouw en/of het gebruik.
Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsregels ook in andere regels relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moeten worden. Alleen zo ontstaat een volledig beeld van hetgeen is geregeld.
De regels zijn afgeleid van het bestemmingsplan Landelijk Gebied. Toegespitst op onderhavig plan wordt hier het volgende opgemerkt.
Agrarisch met waarden
- Het behoud van het huidige agrarische gebruik staat voorop. De omgevings- vergunning voor het uitvoeren van werkzaamheden ziet hier op toe.
- De gronden zijn voorts archelogisch waardevol, zodat eveneens in dat kader een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werkzaamheden is vereist. Dit betekent dat voor het aanleggen van de rijbak/longeercirkel een archeologisch onderzoek nodig is als de bodem meer dan 30 centimeter beneden maaiveld wordt verstoord. Gezien de ligging geldt voor deze bestemming een onderzoeks- verplichting vanaf 100 m².
Gemengd
- Het te handhaven bedrijfsgebouw aan de westzijde mag gebruikt worden voor zowel een pensionstal als voor het stallen van caravans. De parkeernorm per paardenbox en de beschikbare ruimte om parkeervoorzieningen te realiseren, is aanleiding om het aantal paarden uit ruimtelijke overwegingen te maximaliseren.
- De maatvoering is op het bestaande gebouw afgestemd.
- Een bedrijfswoning dient opgenomen te zijn in de bedrijfsbestemming. In dit bestemmingsplan derhalve binnen de bestemming Gemengd. De bedrijfwoning die is toegelaten kan na een wijzigingsprocedure worden gebruikt als een woning; voorwaarde is dat er geen paardenpension aanwezig is. Het is niet mogelijk om de maatvoering te wijzigen.
- Ook de gronden met deze bestemming zijn archeologisch waardevol zodat voor bepaalde activiteiten een omgevingsvergunning nodig is. Gezien de ligging geldt voor deze bestemming een onderzoeksverplichting vanaf 250 m².
Groen
- De wijze waarvoor deze gronden mogen worden gebruikt is nader vastgelegd in het Inpassingsplan. Daarin worden de soorten, aantallen en maten genoemd. Het Inpassingsplan maakt onderdeel uit van de regels en is opgenomen in de bijlage bij de regels.
- Opgemerkt wordt dat de uitvoering van het Inpassingsplan vooraf dient te worden gegaan door een archeologisch sleuvenonderzoek indien dieper dan 30 centimeter moet worden gegraven voor het aanplanten van het groen.
- De bestemming hoeft niet te worden uitgevoerd indien bij een nadere afweging aan de eventuele archeologische vondsten meer waarde wordt gehecht dan aan het realiseren van de beplanting langs de perceelsgrens.
Recreatie
- Deze bestemming ziet toe op het versterken van de toeristische functie. In de regels is bepaald dat de recreatiewoningen kunnen worden gebruikt recreatief verblijf door gebruikers die elders moeten wonen.
- Ook de gronden met deze bestemming zijn archeologisch waardevol zodat voor bepaalde activiteiten een omgevingsvergunning nodig is. Gezien de ligging geldt voor deze bestemming een onderzoeksverplichting vanaf 250 m².
Wonen
- De woning is toegelaten ter plaatse van de vm. boerderij. De maatvoering is, net zoals elders, ook binnen deze bestemming, afgestemd op de bestaande situatie.
- Opgemerkt wordt dat ter plaatse van de deel een tweede kan woning worden gemaakt die, omdat een relatie bestaat met de paardenstal, als bedrijfswoning is aangeduid binnen de bestemming Gemengd. De aanleiding hiervoor is dat van de nieuwe bewoner vanwege milieuzonering en de geurbelasting een band gevraagd wordt met de pensionstal. Een bedrijfswoning geniet geen bescherming ingevolge milieuzonering en geurbelasting. Voor de andere (reeds aanwezige) woning geldt dat de geurbelasting verminderd ten opzichte van de bestaande situatie en het aan de eigenaar/verzoeker van onderhavige planherziening is om medewerking aan de komst van de pensionstal te verlenen.
- Ter plaatse van de voormalige bedrijfsgebouwen aan de oostzijde, zijn functies toegelaten die horen bij het wonen doch woningen zelf zijn niet toegelaten.
- Binnen de bestemming zijn voorts, zonder dat hiervoor een vlak wordt aangewezen, bijbehorende bouwwerken toegelaten. Het oppervlak hiervan is afgestemd op de bestaande bebouwing (het vm. bakhuisje en het tbc-huisje).
- Zoals standaard wordt toegelaten mag de bewoner ook hier aan huis een bedrijf of beroep uitoefenen. Hiervoor gelden de gebruikelijke voorwaarden. In een Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis is na te lezen welke bedrijven dit zijn.
- Opgemerkt wordt het vereiste van voldoende parkeergelegenheid op het bijbehorende terrein ook geldt bij de uitoefening van een bedrijf of beroep aan huis. In een bijlage bij de bouwverordening zijn onder andere bruikbaarheids- vereisten en de normen per functie vastgelegd. Wat voldoende is, wordt op basis van de bouwverordening bepaald bij de beoordeling van een aanvraag voor een omgevingsvergunning.
- Voor de hoogte van de erfafscheidingen geldt dat de gezien de ligging en de functie van de gronden de standaardhoogte is overgenomen zoals die wordt gehanteerd.
- In het kader van het toeristische beleid wordt een beperkt extensief recreatief gebruik toegelaten.
- In de bestemmingsomschrijving is onder e opgenomen dat uitvoering van erfinrichtingsmaatregelen passen binnen de gegeven bestemming. Gezien de feitelijke situatie is geen bepaling opgenomen dat het deel van de boerderij waaraan deze bestemming wordt gegeven, eerst in gebruik mag worden genomen nadat een landschappelijke maatregel is getroffen.
- Ook de gronden met deze bestemming zijn archeologisch waardevol zodat voor bepaalde activiteiten een omgevingsvergunning nodig is. Gezien de ligging geldt voor deze bestemming een onderzoeksverplichting vanaf 250 m².
Waarde - Archeologie
- Deze dubbelbestemming is bedoeld om een eventuele verstoring van deze gronden zonder een afweging vooraf te voorkomen. Uit onderzoek is gebleken dat dieper dan 30 centimeter beneden maaiveld archeologische vondsten mogelijk zijn. Gezien de verwachting en de systematiek van het geldende bestemmingsplan is een sleuvenonderzoek gekoppeld aan een verstoringsoppervlakte groter dan 100 m² respectievelijk 250 m².
Hoofdstuk 3 Algemene regels
In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Denk aan de anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels, de algemene gebruiksregels en de regels met betrekking tot mogelijke afwijkingen.
De (bestemmings)regels moeten altijd in samenhang met de algemene regels worden gelezen vóórdat op basis van de bestemmingregels interpretaties worden verricht.
Afwijking goot- en bouwhoogte
- Gezien het gegeven dat maatvoeringen worden vastgelegd voor een bestaande situatie, is zekerheidshalve bepaald dat terug mag worden gebouwd tot de hoogte zoals deze (legaal) bestaat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp- bestemmingsplan. Duidelijk is al dat deze regel van toepassing is op een deel van de goothoogte aan de oostzijde van het gebouw dat aanwezig is in het bouwvlak met bestemming Wonen waarbinnen alleen bijbehorende bouwwerken zijn toegelaten.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
In het laatste hoofdstuk wordt het overgangsrecht geregeld en wordt bepaald hoe het bestemmingsplan heet (de slotregel).
5.4 Reikwijdte Bestemmingsplan
Om te beoordelen of een ontwikkeling kan worden gerealiseerd, is het soms niet voldoende om alleen af te gaan op de inhoud van het bestemmingsplan. Ook indien het bestemmingsplan een ontwikkeling toestaat, kan het voorkomen dat andere regelgeving of dat gesloten verdragen de daadwerkelijke uitvoering verhinderen of pas na bijvoorbeeld vergunningverlening of onderzoek mogelijk maken.
De kaders die het bestemmingsplan geeft ten aanzien van nieuwe bouwmogelijk- heden/functies, bieden geen garantie voor de te verlenen omgevingsvergunning voor het bouwen. Bouwplannen zullen naast de toets aan onderhavig bestemmingsplan tevens worden getoetst aan, en dienen te voldoen aan, zowel het landelijke Bouwbesluit als de bouwverordening. Waarbij de (onafhankelijke) Welstandscommissie adviseert of het bouwplan op basis van de Welstandsnota voldoet aan redelijke eisen van welstand.
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Het perceel is geen eigendom van de gemeente en de gemeente draagt niet de kosten van een ontwikkeling in onderhavig plangebied. De eigenaar vrijwaart de gemeente van planschade.
Daarmee is het verhaal van kosten voldoende verzekerd en behoeft geen exploitatieplan te worden vastgesteld. Realisatie binnen de planperiode door de eigenaar is reëel.
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Vooroverleg En Inspraak
Het provinciale beleid omtrent de toepassing van de instrumenten die de provincie heeft ingevolge de Wet ruimtelijke ordening geeft aan dat plannen waarbij het provinciale belang is betrokken voor vooroverleg worden aangeboden aan gedeputeerde staten.
Aangezien het bestemmingsplan een functieverandering van een agrarisch bouwperceel ten doel heeft en het plangebied is gelegen in Waardevol landschap binnen Nationaal landschap, is in het kader van het vooroverleg advies gevraagd aan de provincie. Uit de reactie d.d. 23 mei 2013 blijkt dat de provinciale afdelingen van mening zijn dat het regionale functieveranderingsbeleid niet goed is verwerkt omdat minder dan 50% van de bedrijfsbebouwing wordt gesloopt, en dat in bestemming Wonen ten onrechte de uitvoering van het landschappelijke inpassingsplan niet is vastgelegd. De reactie is als bijlage bij deze toelichting gevoegd.
Bij beschouwing van de provinciale reactie wordt het volgende geconstateerd.
- het voldoen aan de Beleidsnota functieveranderingen buitengebied uit 2007 van het toenmalige Knooppunt Arnhem Nijmegen
In de toelichting is verwoord dat 700 m² wordt gesloopt en dat de boerderij (224 m²) en 2 bedrijfsgebouwen (759 m²), blijven staan. In de boerderij komt een extra (dienst)woning. In het ene bedrijfsgebouw komt een stalling, in het andere bedrijfsgebouw worden twee bergruimten voor die woningen en een recreatiewoning toegelaten. Voorts wordt ter plaatse van de gesloopte bedrijfsgebouwen een recreatiewoning toegelaten tot 72 m².
Het regionale uitgangspunt bij functieverandering is conform het streekplan, de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit door vrijkomende gebouwen te hergebruiken en door per bouwperceel waar functieverandering plaatsvindt de resterende gebouwen te slopen. Bij woon/werk-combinaties geldt dezelfde benadering als voor functieverandering naar wonen, zo ook het uitgangspunt dat 50% van de bedrijfsbebouwing excl. de bedrijfswoning wordt gesloopt dan wel verevening op een andere wijze plaatsvindt.
In de beleidsnota worden in hoofdstuk 2.2.2 andere vormen van verevening genoemd zoals de verkleining van het bouwvlak, het hergebruik van karakteristieke bebouwing, natuurontwikkeling en landschappelijke inpassing en de aanleg van recreatieve voorzieningen. De hieronder vermelde maatregelen dienen tevens ter compensatie van de het grotere bedrijfsoppervlakte dan 500 m² die ontstaat na uitvoering van het plan.
Ten opzichte van het agrarisch bouwvlak zijn de nieuwe bouwvlakken, vooral door het vervallen van de bouwmogelijkheden aan de oostkant, de zijde van de openbare weg, 8.665 m² kleiner en ontstaat een compacte bebouwing.
De boerderij, waarover op 18 juni 2013 namens de onafhankelijke Commissie Cultuurhistorie is geconcludeerd dat deze karakteristiek, is blijft staan en wordt gesplitst ten behoeve van de bewoning door twee huishoudens.
Voorts vindt een landschappelijke inpassing plaats door het verplaatsen van de paardenrijbak en de longeercirkel naar een locatie die vanaf de openbare weg minder zichtbaar is. Daarnaast is voorzien in het planten van een singel (425 + 680 m²), een bomenrij (226 m1) en een haag (70 m1) voordat functieveranderingen mogen worden geëffectueerd. Deze maatregelen zijn eveneens van belang in het kader van een goede landschappelijke inpassing in waardevol landschap volgens de 'ja-mits'- benadering van de RVG.
Ten slotte wordt de recreatieve functie versterkt door het mogelijk maken van 2 recreatiewoningen en voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, een en ander zoals gewenst door de stichting Rustpunten op de Veluwe die zich richt op het voorhanden zijn van voorzieningen voor wandelaars en fietsers. Het plangebied is gelegen nabij de Bockhorstweg die in het Regionaal Plan 2005-2020 is aangewezen als 'met prioriteit te ontwikkelen recreatief kernnetwerk' en nabij de Kappersweg die is aangeduid als 'ontwikkelen regionaal wandel- en fietsnetwerk'.
Met vorenstaande maatregelen wordt naar ons inzicht op een goede wijze maatwerk is geboden in deze specifieke situatie waarbij de andere kwaliteitsbijdragen dan sloop, zorgen voor een totale kwaliteitsbijdrage die proportioneel is.
- bestemming bestaande recreatiewoning
De in het bijgebouw aanwezige recreatiewoning wordt in dit bestemmingsplan voor het eerst als zodanig bestemd.
- 'ja-mits' in Waardevol landschap
In de regels is bij de bestemming Wonen de voorwaardelijke bepaling bewust achterwege gelaten. Het instrument voorwaardelijke bepaling ziet immers toe op het realiseren van een verplichting voordat een activiteit mag worden uitgevoerd. In casus wordt het pand al feitelijk en legaal bewoond.
Het opnemen van een bepaling in die zin dat sprake is van een strijdig gebruik totdat maatregelen zijn gerealiseerd, biedt evenmin soelaas.
Wel wordt in de regels in de bestemmingsomschrijving van Wonen opgenomen dat de inrichtingsmaatregelen op het erf zelf, aanleg kikkerpoel en aanplant bomen, - zoals opgenomen in het inpassingsplan- toegelaten zijn.
Voor zover nodig is het vorenstaande ter verduidelijking in de betreffende paragrafen van de toelichting verwerkt. Het bepaalde in artikel 7.1 onder e is aangevuld door de erfinrichtingsmaatregelen zoals opgenomen in het inpassingsplan expliciet toe te laten.
Ingevolge het Besluit ruimtelijke ordening is voorts alleen vooroverleg gepleegd met het waterschap Vallei en Veluwe. Uit de reactie van het waterschap ingekomen bij e-mail van 13 mei 2013 blijkt dat het waterschap geen op- of aanmerkingen heeft ten aanzien van het plan. De reactie is als bijlage bij deze toelichting opgenomen.
De gemeentelijke inspraakverordening schrijft geen inspraak voor. Gezien de aard van het plan is geen aanleiding gevonden om onverplicht inspraak te geven.
De vooraankondiging is op 13 februari 2013 geplaatst in de Regiobode, een huis-aan-huis blad. De vooraankondiging istevens geplaatst op de website van de gemeente.
7.2 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft met het ontwerpbesluit van 27 juni 2013 tot en met 7 augustus 2013 voor een ieder ter inzage gelegen. De tervisielegging is op 26 juni 2013 bekendgemaakt in de Regiobode, de Staatscourant en op de gemeentelijke website www.rheden.nl.
Gelet op de vakantieperiode is in de Regiobode en op de gemeentelijke website op 24 juli 2013 een herinneringspublicatie geplaatst.
Via www.ruimtelijkeplannen.nl konden ze worden ingezien en worden gedownload. De verbeelding op papier lag tevens ter inzage in het gemeentehuis en in het gemeentelijk informatiecentrum te Dieren.
In de periode van tervisielegging zijn geen zienswijzen naar voren gebracht.