KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Waarde - Archeologie 1
Artikel 5 Waarde - Archeologie 2
Artikel 6 Waarde - Archeologie 3
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Artikel 8 Algemene Bouwregels
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 11 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
Artikel 13 Slotregel
Bijlagen
Bijlage 1 Nota Parkeernormen Rheden 2015
Bijlage 2 Inrichtingsplan Middachten, Jan. 2017
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
1.2 Aanleiding Bestemmingsplan
1.3 Ligging Plangebied
1.4 Geldende Bestemmingsplannen
Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plan
2.1 De Locatie
2.2 Gewenste Situatie
2.3 Afweging
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Haalbaarheid
4.1 Onderzoeken
Hoofdstuk 5 Beschrijving Bestemmingsplan
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Algemeen
6.2 Procedure Bestemmingsplan
6.3 Verbeelding En Regels
6.4 Vergelijking Met Geldende Bestemmingsplan
6.5 Reikwijdte Bestemmingsplan
6.6 Handhaving
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
8.1 Inspraak
8.2 Vooroverleg
8.3 Zienswijzen
Bijlagen Bij De Toelichting
Bijlage 1 Reacties
Bijlage 2 Inrichtingsplan Middachten, Juli 2018
Bijlage 3 Schetsplannen Nieuwbouw
Bijlage 4 Verslag Samenwerkingsverband Cultuurhistorie Gelderland
Bijlage 5 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 6 Nader Bodemonderzoek
Bijlage 7 Onderzoek Luchtkwaliteit
Bijlage 8 Archeologisch Vooronderzoek (Proefsleuven)
Bijlage 9 Effectenrapportage Cultuurhistorie
Bijlage 10 Bomen Effect Rapportage
Bijlage 11 Effectenrapportage Landschap
Bijlage 12 Natuurtoets
Bijlage 13 Wbo Berekening En Advies Brandweer
Bijlage 14 Archeologisch Vooronderzoek (Verkennende Fase)
Bijlage 15 Brief Middachten,7 Juni 2018
Bijlage 16 Nota Van Zienswijzen
Bijlage 17 Nota Van Wijzigingen

Landelijk gebied, Landgoed Middachten: diverse elementen en Havikerwaard 53 De Steeg

Bestemmingsplan - gemeente Rheden

Vastgesteld op 27-11-2018 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het Bestemmingsplan Landelijk gebied, Landgoed Middachten: diverse elementen en Havikerwaard 53 De Steeg van de gemeente Rheden;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0275.BPLG31-VA01 met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van de aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aanduidingsvlak

een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden;

1.6 achtergevel

de gevel van een gebouw, die is gesitueerd tegenover de voorgevel van het betreffende gebouw;

1.7 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van agrarische producten door middel van het telen van gewassen of het houden dan wel fokken van dieren;

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde;

1.9 bed and breakfast

het tegen betaling bieden kortstondig toeristisch verblijf en ontbijt aan huis;

1.10 beroep aan huis

een juridisch, administratief, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig, therapeutisch of (para)medisch beroep, alternatieve geneeswijzen daaronder begrepen, of daarmee gelijk te stellen activiteiten die in een woning dan wel (vrijstaande) bijbehorende bouwwerken worden uitgeoefend, inclusief ondergeschikte detailhandel;

1.11 bestaand

zoals legaal aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan;

1.12 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 bijgebouw

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.15 boomkwekerij

een agrarisch bedrijf dat is gericht op het telen van laan- en sierbomen, vruchtbomen en (sier)heesters;

1.16 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.17 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.18 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren is begrensd;

1.19 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.20 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

1.21 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.22 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen metaal of ander materiaal die (in)direct met de grond is verbonden hetzij (in)direct steun vindt in of op de grond;

1.23 bovenbouw

een gedeelte van een hoofdgebouw dat moet passen binnen de contour die ontstaat door:

  1. 1. een verticale verlenging van twee zijden van het op de verbeelding aangegeven bouwvlak met 1,20 meter, gerekend vanaf de bovenkant van de onderliggende bouwlaag, gevolgd door een schuin vlak met een binnenhoek van 60 graden, en
  2. 2. een verticale verlenging van de overige zijden;

en welke contour slechts mag worden doorbroken door dakkapellen.
(Binnen deze contour kunnen zich mogelijk één of meer bouwlagen bevinden die niet worden meegeteld bij het aantal bouwlagen bedoeld in de artikelen in hoofdstuk 2 van deze regels);

1.24 evenement

periodieke en/of incidentele manifestatie zoals een (ruil)beurs, concert, (jaar)markt, kermis, circus, taptoe, sportmanifestatie, (buurt)feest;

1.25 extensief recreatief medegebruik

vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, paardrijden, (water) fietsen en kanoën al dan niet met bijbehorende voorzieningen zoals paden, banken, picknicktafels, wegbewijzering e.d.;

1.26 facilitaire voorzieningen voor het landgoed

gebouwen voor beheer en onderhoud voor onder andere opslag van hout en/of materieel, zaagmachines, sanitaire voorzieningen en biogasinstallatie voor het kasteel;

1.27 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.28 hoofdgebouw

een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.29 huishouden

een alleenstaande dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren waarbij sprake is van continuïteit is in samenstelling en onderlinge verbondenheid;

1.30 hobbymatig houden van vee

het niet bedrijfsmatig en voor eigen particulier en hobbymatig gebruik houden van geringe aantallen vee zoals koeien, paarden en schapen;

1.31 kap

een geheel of gedeeltelijke niet horizontale dakconstructie gevormd door ten minste twee schuin hellende dakschilden;

1.32 maaiveld

de bovenkant van het aansluitende afgewerkte terrein dat een bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein het gemiddelde van die bovenkanten wordt aangehouden;

1.33 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door onderlinge samenhang en

beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur, zoals geologische, geomorfologische, bodemkundige en/of biologische elementen;

1.34 nutsvoorziening

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

1.35 onderbouw

een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven maaiveld is gelegen (en waarbinnen zich één of meer bouwlagen kunnen bevinden die niet worden meegeteld bij het aantal bouwlagen zoals bedoeld in de artikelen in hoofdstuk 2 van deze regels);

1.36 ondergeschikte dakkapellen

dakkapel welke door zijn maatvoering als ondergeschikt deel van een gebouw kan worden aangemerkt, zijnde een dakkapel welke niet breder is dan 50% van de breedte van het betreffende gebouw tot een maximale breedte van 3 m, en met een fronthoogte van niet meer dan 1,75 m gemeten vanaf voet dakkapel tot aan het hoogste punt van de dakkapel;

1.37 oorspronkelijke achtergevel van een hoofdgebouw

de achtergevel van het hoofdgebouw zoals deze ten tijde van de afronding van de bouwwerkzaamheden, overeenkomstig de voor het hoofdgebouw verleende vergunning, is opgeleverd met uitzondering van in bouwkundige zin van het hoofdgebouw te onderscheiden aangebouwde bouwwerken waarin slechts ondergeschikte functies plaatsvinden;

1.38 opslag

het opbergen van goederen - inclusief (vloei)stoffen en materialen - met de bedoeling en op een dergelijke wijze, dat men later weer over de goederen kan beschikken;

1.39 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

1.40 overige bouwwerken

bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.41 permanente bewoning

gebruik van (een deel van) een gebouw als hoofdverblijf;

1.42 plattelandswoning

een agrarische bedrijfswoning welke is gelegen binnen een agrarisch bouwblok welke gebruikt mag worden door derden die geen binding hebben met het agrarisch bedrijf;

1.43 seksinrichting

een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder een hiervoor bedoelde inrichting worden in elk geval verstaan: een bordeel, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub en erotische massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar;

1.44 straatmeubiliair

hieronder wordt mede verstaan: (ondergrondse) inzamelbakken voor huishoudafval, - papier, glas-, kleding en andere afvalbakken, toegangsconstructies voor ondergronde voorzieningen, werken van beeldende kunst, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, alsmede abri's en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen;

1.45 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.46 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het maaiveld tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, tenzij in deze regels anders is bepaald, waarbij de goot ter plaatse van een dakafronding in de zin van een wolfseindendak niet wordt meegerekend en met uitzondering van ondergeschikte dakkapellen;

2.3 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het maaiveld tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, tenzij in deze regels anders is bepaald, met uitzondering van:

  • ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  • ondergeschikte dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het maaiveld, tenzij in deze regels anders is bepaald;

2.6 het verlengde van de voorgevel van een gebouw

de evenwijdig aan de voorgevel doorgetrokken lijn van de feitelijke voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrens van het perceel waarop het gebouw is geplaatst.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het grondgebonden agrarisch gebruik van de gronden met behoud van het visueel open karakter van het landschap, echter met uitzondering van het gebruik als boomkwekerij, kwekerij, intensieve veehouderij en paardenfokkerij;
  2. b. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden;
  3. c. ondergeschikt extensief recreatief medegebruik, voorzover de onder b genoemde waarden niet onevenredig worden aangetast; ;
  4. d. het hobbymatig houden van dieren;
  5. e. een oprijlaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - oprijlaan';
  6. f. een ontsluiting ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting';
  7. g. een parkeervoorziening ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  8. h. een plattelandswoning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning';
  9. i. jaarlijkse één- of meerdaagse evenementen ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein';
  10. j. facilitaire voorzieningen voor het landgoed ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - beheersgebouw' en 'specifieke vorm van agrarisch - beheersgebouw 1' en 'specifieke vorm van agrarisch - beheersgebouw 2';
  11. k. de gronden zijn tevens bestemd voor gebiedsontsluitings- en erftoegangswegen, paden, groenvoorzieningen, sloten, waterhuishoudkundige voorzieningen, hemelwaterinfiltratie voorzieningen en rioleringswerken en andere bijbehorende voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

3.3 Nadere eisen

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van :
    1. 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    2. 2. het landschaps- en bebouwingsbeeld;
    3. 3. de milieusituatie;
    4. 4. het uitzicht van woningen;
    5. 5. de verkeersveiligheid,
    6. 6. nadere eisen stellen aan de plaats van bebouwing.
  2. b. De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten. Bij de afweging of er sprake is van een onevenredige aantasting van het landschaps- en bebouwingsbeeld worden de beeldkwaliteitseisen betrokken zoals die zijn geformuleerd in het Beeldkwaliteitsplan Landelijk Gebied Rheden, zoals door de raad vastgesteld op 27 januari 2009.

3.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Ter plaatse van de aanduiding 'evenement' is mede het gebruik van de gronden voor evenementen toegestaan, mits wordt voldaan aan de in onderstaande tabel opgenomen periodes en type evenement. De op de verbeelding aangeduide gronden met eenzelfde aanduiding moeten worden beschouwd als één evenemententerrein.
Soort evenement Adres Periode evenement + opbouw- en afbraaktermijn
Zomeropenstelling Landgoed Middachten 3 De Steeg juli/september
Kerstopenstelling Landgoed Middachten 3 De Steeg december
Faunadagen Landgoed Middachten 3 De Steeg maart
Groene dagen of kasteelfair Landgoed Middachten 3 De Steeg juni
  1. b. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming. Daaronder wordt in ieder geval begrepen:
    1. 1. het het (doen of laten) gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van de opslag van mest in mestzakken, foliebassins en sleufsilo's.
    2. 2. opslaan van materialen en goederen in de open lucht met uitzondering van biobrandstof voor de biogasinstallatie;
    3. 3. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en producten tenzij:
      • dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het bedrijf dan wel uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf;
      • dit plaatsvindt ten behoeve van een toegestane niet-agrarische nevenactiviteit binnen de bestaande bebouwing;
    4. 4. detailhandel, tenzij het detailhandel betreft als ondergeschikte nevenactiviteit in zelf vervaardigde en/of voortgebrachte producten;
    5. 5. het gebruik van gronden voor tuinbouw met open grondteelt, fruitteelt en/of bestaande boom- en sierteelt (met uitzondering van bestaand gebruik) waarbij bestrijdingsmiddelen worden ingezet in een zone van 50 meter, gemeten vanaf de grens van
      • woonfuncties;
      • de dorpen/kernen Ellecom en Rheden en de overige gronden die op de verbeelding zijn aangeduid als gronden vallend buiten het plan;
      • verblijfsrecreatieve functies;
    6. 6. het in gebruik geven, nemen en hebben van een een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, een (voormalige) agrarisch bedrijfsgebouw, niet-zijnde een bedrijfswoning, voor permanente bewoning;
    7. 7. het in gebruik geven, nemen en hebben van (delen van) ruimten of gebouwen bestemd voor een zorgfunctie voor zelfstandige bewoning;
    8. 8. het plaatsen van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf, anders dan de daarvoor bij dit bestemmingsplan aangewezen gronden;
    9. 9. het gebruik van de gronden voor glastuinbouw.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in art. 3.4, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Ter plaatse van de aangewezen gronden is het verboden om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende vergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te (laten) voeren
    1. 1. het vellen, rooien en beschadigen van houtgewassen anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand en het beheer als hakhoutbos;
    2. 2. het bebossen of beplanten met houtopstanden;
    3. 3. het verlagen van de bodem en ophogen en egaliseren van gronden;
    4. 4. het graven, dempen, verdiepen of verbreden van greppels, sloten, poelen, beken en andere watergangen of hemelwaterinfiltratievoorzieningen;
    5. 5. het verlagen van het grondwaterpeil;
    6. 6. het aanbrengen of verbreden van oppervlakteverhardingen ten behoeve van (erf)ontsluitingswegen en voet- en fietspaden, met uitzondering van erftoegangswegen welke expliciet worden toegestaan;
    7. 7. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies respectievelijk het aanbrengen van constructies in verband met bovengrondse leidingen.
  2. b. Het onder a opgenomen verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:
    1. 1. het aanleggen en verharden van (bedrijfs-)wegen en paden of het aanbrengen van andere oppervlakte verhardingen zoals vermeld onder art. 3.1, sub e, f en g;
    2. 2. welke op het tijdstip waarop het plan van kracht is, in uitvoering zijn;
    3. 3. in het kader van het normale agrarische gebruik;
    4. 4. waarvoor op grond van meer specifieke regelgeving vergunning of afwijking noodzakelijk is;
    5. 5. die van geringe omvang zijn dan wel het normale onderhoud betreffen;
    6. 6. die nodig zijn in het kader van de landschappelijke inpassing zoals weergegeven in het door burgemeester en wethouders goed te keuren landschappelijke inrichtingsplan;
  3. c. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien de landschappelijke en natuurlijke waarden niet onevenredig worden aangetast en uit natuurwaardenonderzoek is gebleken dat er geen effecten zijn op de flora en fauna.

Artikel 4 Waarde - Archeologie 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor gronden met een hoge archeologische verwachtingswaarde en voor gronden met een bekende archeologische vindplaats.

4.2 Bouwregels

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  1. a. Behoudens het onder c bepaalde dient, bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 100 m² en waarbij dieper wordt gegraven dan 30 cm, de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door de erkend archeoloog;
    4. 4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
  3. c. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Ter plaatse van de aangewezen gronden is het verboden om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende vergunning de volgende werken en werkzaamheden groter dan 100 m² en waarbij dieper wordt gegraven dan 30 cm, uit te (laten) voeren:
    1. 1. het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden;
    2. 2. het ophogen van de gronden met meer dan 100 cm (waarbij het in de aanhef genoemde dieper graven dan 30 cm niet geldt), tenzij die werkzaamheden voortvloeien uit een verleende omgevingsvergunning;
    3. 3. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van sleufdrainage, ontginnen, frezen en aanbrengen van heipalen;
    4. 4. het aanbrengen van diepwortelende beplanting alsmede het verwijderen van stobben;
    5. 5. het graven, verdiepen of verbreden van greppels, sloten, vijvers, beken en andere watergangen;
    6. 6. het verlagen van het grondwaterpeil of het veranderen van de samenstelling van het grondwater;
    7. 7. het aanbrengen of vervangen van riolering en ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatie- of andere leidingen dan de daarmee verband houdende constructies;
    8. 8. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden van het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik;
    9. 9. het slopen van ondergrondse gebouwen of een gedeelte daarvan;
    10. 10. het afdekken en/of overbouwen van archeologische vindplaatsen.
  2. b. Het onder a opgenomen verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:
    1. 1. welke op het tijdstip waarop het plan van kracht is, in uitvoering zijn, of mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
    2. 2. waarvoor op grond van meer specifieke regelgeving vergunning of afwijking noodzakelijk is;
    3. 3. die van geringe omvang zijn dan wel het normale onderhoud betreffen.
  3. c. De vergunning wordt niet verleend:
    1. 1. indien werken of werkzaamheden geen verband houden met het toegestane gebruik in de gegeven bestemming;
    2. 2. indien hierdoor, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen, de archeologische waarden van de gronden onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
    3. 3. dan nadat een advies is ontvangen van een erkend archeoloog of een deskundig bureau over het door de aanvrager aan burgemeester en wethouders over te leggen rapport, waarin de archeologische waarden van de gronden naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
  4. d. In afwijking van het bepaalde in c kan de vergunning om zwaarwichtige redenen, voor een deel van de werken of werkzaamheden, alsnog worden verleend onder de voorwaarde dat voorafgaande aan de uitvoering van de vergunning adequaat archeologisch onderzoek plaatsvindt.

Artikel 5 Waarde - Archeologie 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor gronden met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde.

5.2 Bouwregels

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  1. a. Behoudens het onder c bepaalde dient, bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 250 m² en waarbij dieper wordt gegraven dan 30 cm, de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door de erkend archeoloog;
    4. 4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
  3. c. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Ter plaatse van de aangewezen gronden is het verboden om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende vergunning de volgende werken en werkzaamheden groter dan 250 m² en waarbij dieper wordt gegraven dan 30 cm, uit te (laten) voeren:
    1. 1. het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden;
    2. 2. het ophogen van de gronden met meer dan 100 cm (waarbij het in de aanhef genoemde dieper graven dan 30 cm niet geldt), tenzij die werkzaamheden voortvloeien uit een verleende omgevingsvergunning;
    3. 3. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van sleufdrainage, ontginnen, frezen en aanbrengen van heipalen;
    4. 4. het aanbrengen van diepwortelende beplanting alsmede het verwijderen van stobben;
    5. 5. het graven, verdiepen of verbreden van greppels, sloten, vijvers, beken en andere watergangen;
    6. 6. het verlagen van het grondwaterpeil of het veranderen van de samenstelling van het grondwater;
    7. 7. het aanbrengen of vervangen van riolering en ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatie- of andere leidingen dan de daarmee verband houdende constructies;
    8. 8. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden van het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik;
    9. 9. het slopen van ondergrondse gebouwen of een gedeelte daarvan;
    10. 10. het afdekken en/of overbouwen van archeologische vindplaatsen.
  2. b. Het onder a opgenomen verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:
    1. 1. welke op het tijdstip waarop het plan van kracht is, in uitvoering zijn, of mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
    2. 2. waarvoor op grond van meer specifieke regelgeving vergunning of afwijking noodzakelijk is;
    3. 3. die van geringe omvang zijn dan wel het normale onderhoud betreffen.
  3. c. De vergunning wordt niet verleend:
    1. 1. indien werken of werkzaamheden geen verband houden met het toegestane gebruik in de gegeven bestemming;
    2. 2. indien hierdoor, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen, de archeologische waarden van de gronden onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
    3. 3. dan nadat een advies is ontvangen van een erkend archeoloog of een deskundig bureau over het door de aanvrager aan burgemeester en wethouders over te leggen rapport, waarin de archeologische waarden van de gronden naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
  4. d. In afwijking van het bepaalde in c kan de vergunning om zwaarwichtige redenen, voor een deel van de werken of werkzaamheden, alsnog worden verleend onder de voorwaarde dat voorafgaande aan de uitvoering van de vergunning adequaat archeologisch onderzoek plaatsvindt.

Artikel 6 Waarde - Archeologie 3

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor gronden met een lage archeologische verwachtingswaarde en waterbodems.

6.2 Bouwregels

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  1. a. Behoudens het onder c bepaalde dient, bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 2500 m² en waarbij dieper wordt gegraven dan 30 cm, de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door de erkend archeoloog;
    4. 4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
  3. c. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Ter plaatse van de aangewezen gronden is het verboden om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende vergunning de volgende werken en werkzaamheden groter dan 2500 m² en waarbij dieper wordt gegraven dan 30 cm, uit te (laten) voeren:
    1. 1. het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden;
    2. 2. het ophogen van de gronden met meer dan 100 cm (waarbij het in de aanhef genoemde dieper graven dan 30 cm niet geldt), tenzij die werkzaamheden voortvloeien uit een verleende omgevingsvergunning;
    3. 3. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van sleufdrainage, ontginnen, frezen en aanbrengen van heipalen;
    4. 4. het aanbrengen van diepwortelende beplanting alsmede het verwijderen van stobben;
    5. 5. het graven, verdiepen of verbreden van greppels, sloten, vijvers, beken en andere watergangen;
    6. 6. het verlagen van het grondwaterpeil of het veranderen van de samenstelling van het grondwater;
    7. 7. het aanbrengen of vervangen van riolering en ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatie- of andere leidingen dan de daarmee verband houdende constructies;
    8. 8. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden van het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik;
    9. 9. het slopen van ondergrondse gebouwen of een gedeelte daarvan;
    10. 10. het afdekken en/of overbouwen van archeologische vindplaatsen.
  2. b. Het onder a opgenomen verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:
    1. 1. welke op het tijdstip waarop het plan van kracht is, in uitvoering zijn, of mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
    2. 2. waarvoor op grond van meer specifieke regelgeving vergunning of afwijking noodzakelijk is;
    3. 3. die van geringe omvang zijn dan wel het normale onderhoud betreffen.
  3. c. De vergunning wordt niet verleend:
    1. 1. indien werken of werkzaamheden geen verband houden met het toegestane gebruik in de gegeven bestemming;
    2. 2. indien hierdoor, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen, de archeologische waarden van de gronden onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
    3. 3. dan nadat een advies is ontvangen van een erkend archeoloog of een deskundig bureau over het door de aanvrager aan burgemeester en wethouders over te leggen rapport, waarin de archeologische waarden van de gronden naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
  4. d. In afwijking van het bepaalde in c kan de vergunning om zwaarwichtige redenen, voor een deel van de werken of werkzaamheden, alsnog worden verleend onder de voorwaarde dat voorafgaande aan de uitvoering van de vergunning adequaat archeologisch onderzoek plaatsvindt.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene Bouwregels

8.1 Algemene regels

  1. a. Gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen bouwvlakken, tenzij in deze regels anders is bepaald.
  2. b. Bij het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen een bouwvlak worden buiten beschouwing gelaten:
    1. 1. ondergeschikte bouwdelen als funderingen, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, dakoverstekken, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en goten mits het bouwvlak met niet meer dan 0,5 meter wordt overschreden;
    2. 2. erkers, luifels, balkons en brandtrappen voor zover zij ondergeschikt zijn aan de gevel van het hoofdgebouw, mits het bouwvlak met niet meer dan 1,5 meter wordt overschreden;
    3. 3. entreepartijen op de begane grond, voor zover zij ondergeschikt zijn aan de gevel van het hoofdgebouw mits het bouwvlak met niet meer dan 1,5 meter wordt overschreden.
  3. c. Een bouwvlak mag volledig worden bebouwd tenzij daaraan een maximum is gesteld.
  4. d. Bij het bepaalde ten aanzien van de bouwhoogte worden buiten beschouwing gelaten: liftschachten, trappenhuizen, balustrades, balkonhekken en opbouwen voor technische installaties en dergelijke.

8.2 Nutsvoorzieningen

Binnen de bestemmingen als gegeven in Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels zijn toegestaan gebouwen ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een goothoogte van maximaal 3,5 meter en een bouwhoogte van maximaal 5 meter en maximale oppervlakte van 10 m².

8.3 Ondergronds bouwen

  1. a. Binnen de bestemmingen als gegeven in Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels is het ondergronds bouwen toegestaan, voor zover uit geohydrologisch onderzoek blijkt dat geen negatieve gevolgen optreden voor het grondwatersysteem, voor:
    1. 1. ruimten die een functionele eenheid vormen met en/of dienstbaar zijn aan de toegestane functies;
    2. 2. voorzieningen voor het ter plaatse bergen of infiltreren van hemelwater en/of huishoudelijk afvalwater.
  2. b. Constructies ten behoeve van de ontsluiting van de ondergrondse ruimte zijn slechts toegestaan binnen het betreffende bouwperceel.
  3. c. Binnen de bestemmingen als gegeven in Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels mogen bouwwerken worden gebouwd met een diepte van maximaal 4 meter respectievelijk 6 meter voor rioleringswerken respectievelijk voor het ter plaatse bergen of infiltreren van hemelwater en/of huishoudelijk afvalwater.
  4. d. Ondergrondse bouwwerken als bedoeld onder a en onder b worden bij het toepassen van deze regels niet betrokken bij de in de regels aangegeven maten en afmetingen, voor zover het betreft de bouwgedeeltes welke zijn gelegen onder het maaiveld, tenzij hierover in deze regels expliciet iets anders is bepaald.

Artikel 9 Algemene Gebruiksregels

9.1 Strijdig gebruik

  1. a. Als strijdig met de bestemming of het plan wordt in ieder geval aangemerkt het (doen of laten) gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van:
    1. 1. het opslaan, lozen of storten, al dan niet ten verkoop, van onbruikbare dan wel aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, materialen, stoffen, voer- of vaartuigen of machines;
    2. 2. het (doen of laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting dan wel ten behoeve van een escortbedrijf.
  2. b. Als strijd met de bestemming of het bestemmingsplan wordt niet aangemerkt:
  1. 1. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daardoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of vrijstelling vereist is en deze is verleend, dan wel een melding is gedaan;
  2. 2. het aanleggen of het laten aanleggen van kabels en leidingen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en de datacommunicatie, met uitzondering van:
      • buisleidingen waarop het Besluit externe veiligheid buisleidingen van toepassing is, tenzij deze in het bestemmingsplan als zodanig zijn bestemd;
      • hoogspanningsleidingen, tenzij deze in het bestemmingsplan als zodanig zijn bestemd.

9.2 Parkeren

9.3 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de gestelde parkeernormen voor zover in die afwijkingsmogelijkheid wordt voorzien in Bijlage 1 Parkeernormen.

Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. een bestemmingsgrens en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of verkeersintensiteit daartoe aanleiding geeft;
  2. b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat een bouwvlak wordt verschoven indien dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, of in het belang is van een technisch of ruimtelijk dan wel cultuurhistorisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken, met dien verstande dat de afwijking maximaal 3 meter mag bedragen en dat de ten hoogst toelaatbare geluidbelasting als bedoeld in de Wet geluidhinder niet wordt overschreden ;
  3. c. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat geluidwerende voorzieningen worden gerealiseerd tot een hoogte van 3 meter;
  4. d. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat schotelantennes worden geplaatst, waarbij aan de zijde van het openbare gebied de afwijking slechts gegeven kan worden voorzover de antenne wordt geplaatst binnen het horizontale en vertikale vlak van een balkon;
  5. e. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a tot en met d kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de milieusituatie;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    5. 5. de sociale veiligheid;
    6. 6. de externe veiligheid.

Artikel 11 Algemene Procedureregels

Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:

  1. a. het voornemen ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
  2. b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
  3. c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder a genoemde termijn;
  4. d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Bouwwerken

12.2 Gebruik

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Bestemmingsplan Landelijk gebied, Landgoed Middachten: diverse elementen en Havikerwaard 53 De Steeg.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 27-11-2018.

Bijlagen

Bijlage 1 Nota Parkeernormen Rheden 2015

Bijlage 2 Inrichtingsplan Middachten, Jan. 2017

Hoofdstuk 1 Inleiding

Leeswijzer

De toelichting op een bestemmingsplan wordt binnen de gemeente volgens een vast stramien opgebouwd, en wel als volgt.

Hoofdstuk Inhoud
1 Inleiding Kort wordt ingegaan op de aanleiding en de besluitvorming die vooraf gingen aan de start van de bestemmingsplan-herziening.
2 Beschrijving van het plan Hier wordt aan de hand van diverse aspecten de huidige stand van zaken van het plangebied beschreven en de toekomstige.
3 Beleid Aangegeven wordt binnen welke beleidskaders en regels van het rijk, provincie, waterschap en de gemeente het bestemmingsplan is opgesteld.
4 Haalbaarheid Hier vindt de toets plaats aan beleid en regelgeving.
5 Beschrijving bestemmingsplan Toegelicht wordt hoe is omgegaan met de geldende waarden en wanneer een bepaalde bestemming is gebruikt.
6 Juridische aspecten Beschreven wordt de procedure die een bestemmingsplan doorloopt en wordt een toelichting gegeven op de regels van het bestemmingsplan, een aantal verschillen ten opzichte van het geldende bestemmingsplan komen aan bod.
7 Economische uitvoerbaarheid Toegelicht wordt of uitvoering van het bestemmingsplan voor de gemeente haalbaar is.
8 Maatschappelijke uitvoerbaarheid Hier wordt beschreven hoe de procedure is verlopen tot de vaststelling van het bestemmingsplan.

1.1 Algemeen

Het bestemmingsplan bestaat uit een digitale verbeelding (de kaart) en regels. Door het perceel op te zoeken waarover informatie wordt gewenst, kan worden afgelezen welke bestemming het heeft. In een bestemmingsplan worden de gebruiks- en bouwmogelijkheden van gronden en opstallen aangegeven door middel van kleuren en symbolen, waarbij per object regels zijn gegeven. De regels bevatten de

materiële inhoud van de bestemmingen. Uit het samenstel van de verbeelding en de regels blijkt wat juridisch wordt toegestaan. Het digitale plan is bij een verschil ten opzichte van de papieren versie leidend.

Een bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting heeft geen juridische status, echter is deze wel relevant voor de onderbouwing van de gemaakte keuze en de interpretatie van het bestemmingsplan.

1.2 Aanleiding Bestemmingsplan

Met het voorliggende bestemmingsplan wordt vooruitgelopen op de actualisatie van het bestemmingsplan Landelijk gebied. Vanuit verschillende opzichten was het voor het landgoed noodzakelijk om de bouw- en gebruiksmogelijkheden te wijzigen.

Een motief voor het bestemmingsplan was gegeven door cultuurhistorisch onderzoek dat bezoekers het landgoed beter kunnen beleven indien zij het via de hoofdingang betreden. Parkerende bezoekers kunnen over de hoofdtoegangslaan (in plaats van de zij-ingang) naar het kasteel óf direct de bossen in. Om dit te kunnen realiseren zou ten noorden van de Middachterallee een nieuwe, permanente parkeerplaats aangelegd moeten worden. Door verschillende oorzaken is dit planonderdeel door de initiatiefnemer ingetrokken (zie bijlage 15). De bestaande, permanente parkeerplaats tegen de bebouwde kom van De Steeg wordt behouden.

De tijdelijke parkeerplaats op het evenemententerrein of Kasteelweide wordt geformaliseerd. Andere motieven voor de bestemmingsplanherziening zijn de bouw van twee nieuwe beheerschuren, het planologisch vastleggen van twee reeds bestaande schuren en het omzetten van een agrarische dienstwoning naar een burgerwoning. Er wordt aldus meegewerkt aan het verzoek tot omzetting naar een plattelandswoning.

Middels een intentieovereenkomst van 11 mei 2015 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rheden zich uitgelaten om in principe bereid te zijn mee te werken aan een herziening van het bestemmingsplan voor realisatie van de diverse elementen en planologisch vastleggen van een bestaande situatie.

1.3 Ligging Plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPLG31-VA01_0001.png"

De ligging van het landgoed met omliggende eigendommen in de omgeving.

Het bestemmingsplan heeft betrekking op vijf locaties op Landgoed Middachten, gelegen in de gemeente Rheden tussen de dorpen De Steeg en Ellecom. De locaties zijn onderdeel van het landgoed. Landgoed Middachten behoort met zijn 1000 ha tot de grootste particuliere landgoederen van de Veluwe en Nederland.

Het grondgebied van Landgoed Middachten ligt zowel op de hoge gronden van de Veluwe als in de Havikerwaard, in de uiterwaarden van de IJsselvallei. Naar het noorden toe sluiten de Middachter bossen aan bij de Onzalige bossen, onderdeel van het Nationaal Park Veluwezoom. In het westen ligt landgoed Rhederoord en in het oosten Landgoed Hof te Dieren. Het Kasteel Middachten ligt temidden van grote tuinen op korte afstand van De Steeg. Dit dorp is gedeeltelijk op het landgoed ontstaan. De landbouwgronden van het landgoed beslaan een groot deel van de Havikerwaard langs een wijde zuidwaartse bocht van de Gelderse IJssel.

Voor de ontstaansgeschiedenis van Landgoed Middachten is het door Stichting tot behoud van Particuliere Historische Buitenplaatsen opgestelde “Beheervisie voor de historische buitenplaats Middachten” (Heerde 2010) als basis gebruikt. Voor de complete geschiedenis van buitenplaats Middachten wordt verwezen naar dit document.

Binnen de grenzen van het landgoed gaat het om vijf locaties, die als volgt worden aangeduid:

  1. 1. Beheersgebouw 1: de realisatie van een nieuw dienstgebouw zijnde een werkschuur;
  2. 2. Bestaande schuren: het bestemmen van twee bestaande schuren tot beheersschuren;
  3. 3. Beheersgebouw 2: de realisatie van een nieuw dienstgebouw zijnde een werkschuur;
  4. 4. Parkeervoorziening evenementen: semi-permanente parkeervoorziening op de kasteelweide t.b.v. evenementen;
  5. 5. Havikerwaard 53: het bestemmen van de bestaande agrarische dienstwoning tot plattelandswoning; buiten de begrenzing van de Historische Buitenplaats.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPLG31-VA01_0002.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPLG31-VA01_0003.png"

1.4 Geldende Bestemmingsplannen

De vijf locaties zijn gelegen binnen het vigerende bestemmingsplan Landelijk gebied. De locaties 1 t/m 3 zijn in het vigerende bestemmingsplan aangeduid als ‘Buitenplaats’ (artikel 2.6) en de locaties 4 ‘Agrarisch gebied met landschaps- en natuurwaarden’ met de bijbehorende voorschriften (artikel 2.1). Locatie 4 kent de aanduiding evenemententerrein.

Locatie 5 is in het geldende bestemmingsplan bestemd als ‘Agrarisch gebied met landschaps- en natuurwaarden’. Bij deze bestemming is (volgens de voorschriften van artikel 2.1) één dienstwoning per agrarisch bedrijf toegestaan.

Op het plangebied is tevens van toepassing het paraplubestemmingsplan Archeologie Rheden 2013.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plan

2.1 De Locatie

Kasteel Middachten en het bijbehorende landgoed grenzen aan de kern van De Steeg, maar kennen toch een heel eigen ligging. Kasteel en tuinen worden omgeven door een stevige groenstructuur en vormen een eigen 'kamer'. Het monumentale kasteelterrein wordt omringd door een ensemble van agrarische bebouwing en werkplaatsen. De beukenlanen vormen een netwerk in de bossen en door de landerijen. De richting van het ensemble (kasteel met tuinen) lijkt georiënteerd op de loop van de IJssel en wijkt duidelijk af van de structuur van De Steeg. Het aanwezige groen en ommuring verhinderen direct contact tussen het kasteel en het dorp. De Havikerwaard, ten zuiden van de snelweg A348 (IJsselweg), kent een geheel ander karakter als het landschap nabij het kasteel. Dit polderlandschap is open met houtwallen en kent duidelijke relaties met de rivier. Het Rijksmonument Historische Buitenplaats Middachten stelt zich doelen om het huis en de bijbehorende gronden duurzaam en cultuurhistorisch verantwoord te beheren en tevens meer open te stellen voor publiek. Daarvoor is het noodzakelijk de bezoekersstromen in goede banen te leiden en dit planologisch vast te leggen. Daarnaast worden nieuwe beheersgebouwen opgericht. In de Havikerwaard wordt het mogelijk een burger naast het agrarisch bedrijf te laten wonen. Hieronder wordt kort ingegaan op de verschillende locaties en de aanpassingen:

  1. 1. Beheersgebouw 1: de realisatie van een nieuwe werkschuur voor opslag;
  2. 2. Bestaande schuren: het bestemmen van twee bestaande schuren tot beheersschuren;
  3. 3. Beheersgebouw 2: de realisatie van een nieuwe werkschuur voor opslag; voor de schuur vindt een nadere verkenning plaats ten aanzien van het gebruik van biomassa en een toiletvoorziening;
  4. 4. Parkeervoorziening evenementen: semi-permanente parkeervoorziening op het bestaande evenemententerrein of de kasteelweide. Het huidige gebruik (inclusief ontsluiting) wordt geformaliseerd;
  5. 5. Havikerwaard 53: het bestemmen van de bestaande agrarische dienstwoning tot plattelandswoning; buiten de begrenzing van de Historische Buitenplaats Middachten; er vinden verder geen wijzigingen plaats aan de woning.

2.2 Gewenste Situatie

In onderstaande tekening is globaal aangegeven wat de gewenste situatie is voor de omgeving van het kasteel Middachten. Het betreft twee nieuwe elementen: de bouw van twee nieuwe beheerschuren. Daarnaast worden planologisch geregeld: de tijdelijke parkeerplaats op de kasteelweide met toegang vanaf de Smidsallee en twee bestaande schuren. De agrarische dienstwoning is gelegen in de Havikerwaard.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPLG31-VA01_0004.png"

Als bijlage 2 is het inrichtingsplan opgenomen voor de nieuwe (parkeer)situatie. Borging van dit plan is verzekerd in de regels van het bestemmingsplan. De omgevingsfoto's geven een beeld van de huidige situatie.

Op het inrichtingsplan is aangegeven waar het weideveld versterkt wordt ten behoeve van het tijdelijke parkeren en de in- en uitgang. Een bomeneffectrapportage (zie bijlage 10) heeft uitgewezen dat bij een inrit vanaf de Smidsallee, tegenover de Godard van Reedelaan, geen laanbomen moeten wijken. Inkomende bezoekers hebben een mooi zicht op de dienstgebouwen van het kasteel. De rijloper en het parkeerterrein zijn in normale situaties niet zichtbaar. Er wordt een maximale inspanning gedaan om het beeld van het terrein te behouden als grasweide. Tijdens evenementen wordt de versterkte ondergrond met borden, linten en pylonen aangegeven. Er is ruimte voor circa 276 auto's en 14 auto's voor mindervaliden.

Het plan is verlaten om tussen het spoor van Arnhem naar Zutphen en de Middachterallee een permanent parkeerterrein aan te leggen (zie bijlage 15). De bomeneffectrapportage (bijlage 10) is op dit onderdeel niet meer relevant. De bestaande parkeerplaats aan de Smidsallee wordt behouden.

De nieuwe werkschuur (beheersgebouw 1) is vormgegeven als een traditionele kapschuur met een asymmetrische kap. De hoge zijde grenst aan het halfverharde erf met andere werkgebouwen. De voorkant van de kap van de schuur komt op één lijn met de naastgelegen, historische schuur (zie ook bijlage 3). De materialisering is met een bakstenen plint, vertikale houten latten en keramische pannen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPLG31-VA01_0005.png"

Ontwerptekening van het nieuwe beheersgebouw 1.

Tegen de historische kasteelmuur komt aan de kasteelzijde een klein beheersgebouw (nr. 2) voor opslag en mogelijk een biogasinstallatie en een toiletvoorziening. Het gebouw ligt vanuit de tuin uit het zicht door de hagen en tuinmuur. Vanaf de Paardengracht gezien is het gebouw onzichtbaar. Het gebouw blijft met zijn nok onder de tuinmuur. Vanaf de oever van de oostelijke gracht, uit de richting van het molenaarshuis, is het zicht op het gebouw geblokkeerd door rhododendrons. Door de ligging en bescheiden vormgeving kent de nieuwbouw dus relatief weinig ruimtelijke impact.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPLG31-VA01_0006.png"

Ontwerptekening van het nieuwe beheersgebouw 2 tegen zuidzijde van kasteelmuur.

Op 14 juni 2016 heeft overleg plaatsgevonden door het Samenwerkingsverband Cultuurhistorie Gelderland (welstand) met betrekking tot de ontwikkelingen op Landgoed Middachten. Er is positief geadviseerd over de initiatieven (zie bijlage 4).

2.3 Afweging

Bij het besluit om medewerking te verlenen aan het starten van een bestemmingsplanprocedure, zijn een groot aantal zaken afgewogen. Ook is het functieveranderingsplan getoetst en kan worden geconcludeerd dat de ontwikkeling past binnen het functieveranderingsbeleid. Voor de ruimtelijke beoordeling zijn onderzoeken uitgevoerd met betrekking tot de aspecten bodem, milieuzonering, externe veiligheid, verkeer, water, cultuurhistorie en ecologie. Deze aspecten blijken geen belemmeringen te vormen voor de gewenste ontwikkeling. Het eerdere plan voor de aanleg van een nieuwe permanente parkeerplaats aan de Middachterallee is verlaten.

In Hoofdstuk 4 wordt een en ander toegelicht. Geconcludeerd kan worden dat uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening geen argumenten voorhanden zijn die het leggen van de gewenste bestemming belemmeren.

Gelet op het bovenstaande wil het gemeentebestuur meewerken aan de hierboven beschreven ontwikkeling. Daarvoor is het onderhavige bestemmingsplan in procedure gebracht.

Hoofdstuk 3 Beleid

In dit hoofdstuk komt vooral het ruimtelijke beleid aan de orde. Bij de beoordeling van de haalbaarheid in Hoofdstuk 4 wordt ingegaan op specifiek beleid.

3.1 Rijksbeleid

Het ruimtelijke beleid is op rijksniveau verwoord in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) die op 13 maart 2012 in werking is getreden. In de SVIR zijn diverse beleidsnota's geactualiseerd en geïntegreerd, waaronder de nota Ruimte uit 2006 en de nota Mobiliteit. In de SVIR schetst het rijk de ambities voor concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid tot 2040 (lange termijn) en doelen, belangen en opgaven tot 2028 (middellange termijn).

De hoofddoelen van het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid voor de periode 2020 - 2028 zijn:

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijkeconomische structuur van het land;
  • het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid, waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Daartoe worden 12 nationale belangen geformuleerd. Provincies en gemeenten worden meer verantwoordelijk. Voor een aantal onderwerpen is geconcludeerd dat het rijk zijn bevoegdheid tot het stellen van algemene regels zou moeten gebruiken.

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is vastgelegd welke nationale belangen moeten worden betrokken bij het vaststellen van een bestemmingsplan. De uitwerking van de Ecologische hoofdstructuur, welke in onderhavig verband van belang zou kunnen zijn, vindt plaats via de provincies. Dit aspect komt in hoofdstuk 3.2 aan de orde.

In de SVIR is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Doel van de ladder is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. De ladder beoogt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Op 1 oktober 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd en is de ladder voor duurzame verstedelijking daarin als procesvereiste opgenomen.

In de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dient aangegeven te worden dat voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  1. a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  2. b. indien uit de beschrijving blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  3. c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Op basis van de Monumentenwet 1988 is de Historische Buitenplaats Middachten aangewezen als beschermd monument en heeft daarmee een status als rijksmonument. De waardering als historische buitenplaats zit hem onder andere in de gaafheid van het 17e eeuws bewaarde hoofdgebouw en de ouderdom van de buitenplaats in combinatie met de compleetheid en gaafheid. De grens van de historische buitenplaats ligt net voor de Van Aldenburglaan.

Voor de ontstaansgeschiedenis van Landgoed Middachten is het door Stichting tot behoud van Particuliere Historische Buitenplaatsen opgestelde “Beheervisie voor de historische buitenplaats Middachten” (Heerde 2010) als basis gebruikt. Voor de complete geschiedenis van buitenplaats Middachten wordt verwezen naar dit document.

Op grond van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn speciale beschermingszones aangewezen. Samen vormen zij Natura 2000, een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. De bescherming van de Natura 2000-gebieden is geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998. De Veluwe en de Rijntakken zijn aangewezen als Natura 2000-gebieden. Binnen

deze gebied mag de kwaliteit van de natuurlijke habitats en leefgebieden van aangewezen soorten niet verslechteren en mogen er geen storende factoren optreden die een significant negatief effect hebben. Dit geldt niet alleen voor de activiteiten en ingrepen in het gebied zelf, maar ook voor activiteiten en ingrepen daar buiten die invloed kunnen hebben op het gebied.

De plangebieden liggen geheel buiten het Natura 2000-gebied Veluwe. Het Natura 2000-gebied Rijntakken ligt ten zuiden van de snelweg A 348. Het plangebied ligt dan ook buiten het Natura 2000-gebied Rijntakken. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die een mogelijk negatief effect hebben op de beschermde habitattypen en leefgebieden van soorten binnen deze Natura 2000-gebieden.

3.2 Provinciaal Beleid

Op provinciaal niveau worden hier enige voor het plangebied relevante documenten aangehaald.

De Omgevingsvisie Gelderland zoals die op 9 juli 2014 door Provinciale Staten is vastgesteld bestaat uit een visiedocument en een verdiepingsdocument. De hierop gebaseerde Omgevingsverordening Gelderland is op 24 september 2014 door provinciale staten vastgesteld. De verordening is 16 oktober 2014 gepubliceerd en daags daarna in werking getreden. Op dezelfde dag trad ook de Omgevingsvisie in werking.

In de Omgevingsvisie benoemt de provincie twee hoofddoelen:

  • Een duurzame economische structuur, waarbij niet meer moet worden gedacht in de termen van 'groei' maar meer in termen van 'beheer en ontwikkeling van het bestaande'.;
  • Het borgen van de kwaliteit en veiligheid van de leefomgeving; hierbinnen staat het waarborgen en verder ontwikkelen van een goede kwaliteit en beleving van natuur en landschap, een gezonde en veilige leefomgeving en een robuust bodem- en watersysteem centraal.

Het onderdeel Visie is opgebouwd rond de invalshoeken Divers Gelderland, Dynamisch Gelderland en Mooi Gelderland. Daarin worden de hoofddoelen vertaald in ambities. Per ambitie is de aanpak op hoofdlijnen beschreven. Voor een goed begrip is het nodig om de invalshoeken in samenhang te beschouwen. De nadere invulling van de hoofdlijnen vindt plaats in door gedeputeerde staten vast te stellen uitvoeringsprogramma's.

In het onderdeel Verdieping worden de regio's en thema's nader beschouwd. Beschreven worden onder andere de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik, het wonen, kantoren, detailhandel, bedrijventerreinen, demografische ontwikkeling, energietransitie, vrijetijdseconomie, land- en tuinbouw, mobiliteit, cultuur en erfgoed, natuur en landschap alsook water en ondergrond. De gemeente Rheden maakt hierin onderdeel uit van de stadsregio Arnhem-Nijmegen. Belangrijkste opgaven voor de Stadsregio zijn:

  • versterking van de basiseconomie en de topsectoren;
  • versterking van het stedelijk kerngebied;
  • realisatie van een aantrekkelijk regionaal vestigingsklimaat voor wonen en werken;
  • behouden en verbeteren van de leefbaarheid in steden en omringende kernen;
  • verbeteren van de interne en externe bereikbaarheid;
  • behouden en benutten van de gebiedskwaliteiten.

Ten opzichte van de vorige visie valt voor het landelijke gebied op dat de woningbouwcontouren rond de dorpen zijn vervallen. Ook hiervoor wordt nu bij de afweging de ladder voor duurzaam ruimtegebruik gebruikt.

Onderdeel van de Omgevingsvisie zijn thematische kaarten, waarop per thema een gebiedsindeling is weergegeven. Uit deze kaarten blijkt, dat het plangebied is gelegen in het gebied dat in de provinciale omgevingsvisie is aangegeven als Gelders Natuurnetwerk dan wel als Groene ontwikkelingszone. De zuidelijk van de A348 gelegen landbouwgronden van het landgoed zijn tevens aangeduid als ganzenfourageergebied. In paragraaf 5.2 wordt hier verdere aandacht aan besteed.

In de Omgevingsverordening Gelderland is het ruimtelijke beleid zoals dat in de Omgevingsvisie Gelderland is verwoord, deels verankerd. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. Deze verordening is bindend voor de gemeente.

Voor onderhavig bestemmingsplan zijn de volgende onderwerpen uit de Omgevings- verordening Gelderland van toepassing:

  • nieuwe woonlocaties (in het kader van artikel 2.2.1.1.);
  • Kleinschalige uitbreiding van bestaande functies in het GNN.

Het Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019 (KWP-3) heeft als doel het woningaanbod op regionaal niveau, zowel kwantitatief als kwalitatief, zo goed mogelijk af te stemmen op de behoefte (de vraag) aan woningen. Het KWP-03 beschrijft per regio de programmatische opgave op basis van de 21 Bestemmingsplan Landelijk gebied, Landgoed Middachten: diverse elementen en Havikerwaard 53 De Steeg geconstateerde regionale woningbehoefte en is daarmee het richtpunt voor woningbouwbeleid van gemeenten in de regio.

De woning Havikerwaard 53 betreft geen uitbreiding van het woningaanbod. Het gaat om een transformatie van een agrariërswoning naar een burgerwoning. Deze plattelandswoning is dus ook geen onderdeel van het Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019 (KWP-3) zoals in de provincie Gelderland is afgesproken tussen gemeenten, corporaties en regio's.

3.3 Gemeentelijk Beleid

Voor onderhavig plangebied is het volgende gemeentelijke beleid van belang.

3.3.1 Vastgesteld beleid

Cultuurhistorie en archeologie

De gemeenteraad heeft op 30 mei 2017 de Verbindend verleden erfgoednota Rheden vastgesteld, als het vervolg op de Erfgoednota Levend Verleden uit 2012. In de nota is het integraal erfgoedbeleid over de jaren 2017-2021 vastgelegd waarin niet alleen de zorg voor monumenten maar ook de zorg voor archeologie, het historisch landschap en het immaterieel erfgoed centraal staat, alles in nadrukkelijke relatie tot het ruimtelijk beleid van de gemeente.

Om de bijzondere identiteit van Rheden te behouden, is in de nota de volgende visie geformuleerd: "Wij willen het cultuurhistorisch erfgoed in stand houden zodat dit op een goede wijze kan worden doorgegeven aan de volgende generaties en een inspiratiebron en motor kan zijn voor nieuwe ontwikkelingen. Hoe dit te doen, is mede gebaseerd op de dorpsvisies, de raadsvisie 'Rheden 2020' en het beleidsplan van het college 2014-2018 'Rheden is van ons allen'. De visie sluit aan op het erfgoeden ruimtelijk beleid van provincie en rijk.

Daarnaast is rekening gehouden met maatschappelijke ontwikkelingen zoals ontkerkelijking, klimaatverandering, de opkomst van de vrijetijdseconomie, internetwinkelen, de schaalvergroting in de agrarische sector en de steeds veranderende rol van de overheid. Er moet met zorg worden gekeken hoe het eigen karakter van de gemeente kan worden behouden onder invloed van deze ontwikkelingen.”

Er wordt met name ingezet op de volgende aspecten:

  • het historisch landschap;
  • levend erfgoed, de verhalen;
  • archeologie;
  • historische bouwkunst;

Een overzicht van de voornemens is opgenomen in de bij de nota opgenomen uitvoeringsagenda. Het betreft de voornemens binnen de huidige personele en financiële capaciteit. Met een proactieve houding en maatwerk probeert de gemeente het aantrekkelijk(er) te maken voor eigenaren om hun erfgoed in stand te houden.

De gemeenteraad heeft in 2008 de archeologienota Uitgediept vastgesteld. Hierin wordt een aantal beleidsvoornemens ten aanzien van archeologie verwoord. Archeologie wordt op grond van deze nota voortaan beschermd via de bestemmingsplannen. Dit laat onverlet dat mogelijke (toevals-) vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd zijn beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij 22 Bestemmingsplan Landelijk gebied, Landgoed Middachten: diverse elementen en Havikerwaard 53 De Steeg het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient terstond te gebeuren. Of een vondst van archeologische resten uiteindelijk moet leiden tot behoud van deze resten of een opgraving wordt door burgemeester en wethouders bepaald op basis van het advies van de regioarcheoloog die zijn advies opstelt aan de hand van de in de archeologienota uitgewerkte selectiemethode.

In 2013 heeft de gemeenteraad de geactualiseerde archeologische verwachtings- en beleidskaarten met toelichting die bij de nota horen vastgesteld. Deze kaarten dienden als basis voor het geldende bestemmingsplan Parapluplan Archeologie Rheden 2013en aanpassing regeling Buitenplaatsen. De archeologische bepalingen uit dat bestemmingsplan zijn in onderhavig bestemmingsplan verwerkt.

De gemeente Rheden beschrijft in haar Beleidsvisie Landelijk gebied de landschappelijke, natuur- en cultuurhistorische kwaliteiten van de gemeente. Daarbij wordt ook de landgoederenzone beschreven. De zone ligt op een voor Nederland uniek overgangsgebied van Veluwemassief naar IJsseldal. De zone is bedekt met historische landgoederen en buitenplaatsen en is van bijzondere kwaliteit. Door hun omvang, ligging, imposante uitstraling en rijke cultuurhistorische ontwikkeling is het landgoederenlandschap voor de gemeente beeldbepalend.

De gemeente heeft zich dan ook tot doel gesteld de landgoederen en buitenplaatsen bij de instandhouding te ondersteunen. Instandhouding van de historische landgoederen en buitenplaatsen is voor de gemeente dus van groot belang. Daarbij denkt de gemeente niet alleen aan het belang voor de privé-eigenaar of beherende organisatie. Met name de samenleving wordt als belanghebbende beschouwd. De landgoederenzone draagt namelijk bij aan het welbevinden van inwoners en bezoekers door het bieden van ontspanning en verblijfsmogelijkheden. Daarnaast staat de landgoederenzone garant voor een hoogwaardige natuurlijke en cultuurhistorische omgeving.

Voor de gemeente zelf ligt er dan ook een groot belang. De landgoederenzone vormt de belangrijkste identiteitsdrager van de gemeente. Handhaven en waar nodig verbeteren van het huidige kwaliteitsniveau is een belangrijke uitdaging. De gemeente constateert echter dat het om een complexe en kostbare zaak gaat. Door de toegenomen kosten van beheer en instandhouding van met name erfgoedaspecten, zoals cultuurhistorisch groen (historische tuinen, parken, landschapselementen) en gebouwen, verdient de zone volgens de gemeente ondersteuning uit algemene middelen. In dit kader formuleert gemeente Rheden als doel van het Actieprogramma Kwaliteitsimpuls Landgoederenzone Rheden: “instandhouding en kwaliteitsverbetering van het landschap door middel van het veiligstellen van het huidige kwaliteitsniveau van de landgoederen en buitenplaatsen en het geleidelijk hoger stellen van het huidige ambitieniveau.”

De gemeente wil om het gewenste kwaliteitsniveau te realiseren periodiek alle projecten inventariseren en overzichtelijk presenteren. Het actieprogramma is in 2008 van start gegaan. De daaropvolgende actieprogramma's van 2009, 2010, 2011 en het voorliggende programma van 2012-2015 zijn telkens actualisaties van de voorgaande programma's. Uitgevoerde projecten zijn 'van de lijst' gehaald, nieuwe projecten zijn toegevoegd. Hierdoor wordt duidelijk wat er in de komende jaren op de - bij het actieprogramma aangesloten - landgoederen moet gebeuren en vooral wat de uitvoering van de projecten gaat kosten. Gedurende de actualisatierondes worden andere landgoederen uit de landgoederenzone successievelijk bij de ontwikkelingen betrokken.”

Voor de ontstaansgeschiedenis van Landgoed Middachten is het door Stichting tot behoud van Particuliere Historische Buitenplaatsen opgestelde “Beheervisie voor de historische buitenplaats Middachten” (Heerde 2010) als basis gebruikt. Voor de complete geschiedenis van buitenplaats Middachten wordt verwezen naar dit document.

Bodemkwaliteit

De nota Bodembeheer en de achterliggende bodemkwaliteitskaart zijn op 31 mei 2011 door de gemeenteraad vastgesteld. Op de bodemkwaliteitskaart is de mate van diffuse bodemverontreiniging aangegeven. Deze diffuse bodemverontreiniging is niet toe te wijzen aan een specifieke bron zoals een tankstation of een smederij. In de nota Bodembeheer is vastgelegd hoe met deze diffuse bodemverontreiniging dient te worden omgegaan. De wijze waarop met bodemverontreiniging wordt omgegaan bij het opstellen van bestemmingsplannen is door de gemeenteraad op 26 mei 2015, vastgelegd in de Nota standaardplanmethodiek dorpen Rheden 2015. Deze werkwijze is gebruikt bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van de gegeven bestemmingen.

Niet gesprongen explosieven

In opdracht van de gemeente is in 2014 een historisch vooronderzoek uitgevoerd naar de mogelijke aanwezigheid van explosieven afkomstig uit de Tweede Wereldoorlog. De wijze waarop met met de mogelijke aanwezigheid wordt omgegaan is vastgelegd in de Nota Standaardplanmethodiek dorpen Rheden 2015.

Verkeer

In het gemeentelijke Verkeersveiligheidsplan uit 2000 wordt een wegcategorisering beschreven bestaande uit stroomwegen, gebiedsontsluitingswegen en verblijfsgebieden. In onderhavig plangebied is sprake van verblijfsgebieden, die ingericht zijn of worden ingericht als 30 km of 60 km zone en de gebiedsontsluitingswegen. Dit zijn de wegen binnen de bebouwde kom waar een snelheidslimiet van 50 km geldt en die hoofd- zakelijk een doorstroom karakter hebben. In Ellecom is dat de Zutphensestraatweg.

Voor het parkeren vormen de bepalingen uit de Nota Parkeernormen Rheden 2015 de grondslag. Het beleid is vastgelegd bij de vaststelling door de gemeenteraad op 26 mei 2015.

Groen en landschap

De gemeenten Rheden en Rozendaal hebben gezamenlijk in 2006 een Landschapsontwikkelingsplan (LOP) opgesteld. Het LOP bestaat uit vier delen:

  1. 1. inventarisatie en analyse
  2. 2. scenario's en landschapsvisie
  3. 3. uitvoeringsprogramma
  4. 4. communicatieproces

De landschapsvisie (deel 1 en 2) beschrijft hoe de gemeente(s) met het landschap om willen gaan. Het landschap waarin gewerkt, gewoond en gerecreëerd wordt. De activiteiten in het landelijk gebied bepalen het uiterlijk van het landschap en die activiteiten wijzigen in de loop der tijd. De landschapsvisie is het resultaat van de inbreng van bewoners, gebruikers en professionals, rekening houdend met de vele bestaande beleidsplannen.

Water

Het huidige Gemeentelijke Rioleringsplan (GRP) heeft een planperiode van 2014 tot en met 2017. Met dit GRP voldoet de gemeente Rheden aan de planverplichting voor de rioleringszorg die rechtstreeks voortkomt uit de Wet milieubeheer. In dit plan heeft de gemeente samen met Waterschap Rijn en IJssel het rioleringsbeleid vastgelegd. De strategie bij de inzameling van afvalwater is afgestemd op rijks- en provinciaal beleid. Ook de zorgplicht voor afstromend hemelwater en grondwater, binnen het stedelijke gebied, zijn geborgd in het GRP. Omgaan met hemelwater en grondwater is geregeld in de gemeentelijke verordening Afvoer hemelwater en grondwater 2015.

Klimaatadaptatie

In juni 2016 is het gemeentelijke klimaatbeleid De Rhedense klimaataanpak 2016-2020 vastgesteld. Klimaatadaptie vormt een belangrijk onderdeel van dit beleid. Hieronder wordt verstaan het zodanig inrichten en beheren van de openbare ruimte dat effecten van klimaatverandering hierin opgevangen kunnen worden zonder dat dit tot ernstige overlast of schade leidt. Het gaat hierbij om de effecten zoals meer en extremere buien, langere perioden van droogte en hitte en de stijging van de zeespiegel en de daaraan gerelateerde stijging van de rivierstanden. Directe gevolgen uiten zich onder andere in meer overlast van water op straat, erosie, bodemdaling, een toenemende kans op natuurbranden en afname van biodiversiteit. Dit beleid sluit aan op eerder genoemd beleid ten aanzien van natuur, groen en water.

Welstandsnota gemeente Rheden 2012

Algemeen

Een aantrekkelijke, goed verzorgde omgeving verhoogt de kwaliteit van de dagelijkse leefomgeving en de waarde van het onroerend goed. Deze nota is opgesteld vanuit de overtuiging dat de gemeente, ondernemers en inwoners het belang van een aantrekkelijke gebouwde omgeving dienen te behartigen. De verschijningsvorm van een bouwwerk en waarop dat is ingepast in de omgeving is geen zaak van de eigenaar van het bouwwerk alleen; elke voorbijganger wordt ermee geconfronteerd, of hij nu wil of niet. Het welstandsbeleid – vastgelegd in deze nota - is bedoeld om in alle openheid een bijdrage te leveren aan de schoonheid en de aantrekkelijkheid van Rheden.

Beleid buitengebied

Voor het buitengebied wordt gewerkt met een vijftal thema's met bijbehorende criteria. Deze zijn opgenomen in hoofdstuk 5. Het Beeldkwaliteitplan Landelijk Gebied is geïntegreerd in de welstandsnota, voor zover het om bebouwing gaat. Voor alle overige ruimtelijke en landschappelijke aspecten blijft het Beeldkwaliteitplan het toetsingskader.

Buitenplaatsen en landgoederen

Buitenplaatsen en landgoederen beschreven in onderdeel G2, als één van de vijf thema's voor het buitengebied.

Voor kleine bouwwerken

Kastelen en buitenplaatsen vallen onder een 'Toekomstig van rijkswege beschermd stads- of dorpsgezicht', of zijn een door het Rijk, de provincie of de gemeente aangewezen beschermd monument. In deze gevallen – en ook bij oudere landgoederen en buitenplaatsen - is sprake van een bijzondere situatie en is de toetsing aan algemeen geldende criteria kleine bouwwerken niet gewenst. Kleine bijbehorende bouwwerken zullen steeds aan de welstandscommissie worden voorgelegd en beoordeeld worden op basis van de hiervoor gestelde criteria.

Toerisme

Het toeristisch-recreatief beleid is erop gericht meer aanbod te genereren voor toeristen en bezoekers aan de gemeente Rheden. De grootte van het dorp De Steeg zorgt ervoor dat uitbreiding afhankelijk is van ondernemers en hun plannen voor nieuwe bedrijvigheid. Het Toeristisch-Recreatief OntwikkelingsPlan (TROP) Rheden op z'n best; tussen IJssel en Veluwezoom geeft aan dat initiatieven op het gebied van bed & breakfast- voorzieningen ondersteund worden en mogelijk zijn onder bepaalde voorwaarden. Verdere ruimtelijke ontwikkelingen voor het plangebied worden niet voorzien.

In 2016 is het Masterplan recreatie & toerisme Veluwezoom vastgesteld. Dit is een initiatief van de gezamelijke toeristische partners in de gemeente Rheden. Er zijn opgaven geformuleerd die volgens een uitvoeringsagenda met concrete projecten en activiteiten de komende jaren aangepakt worden.

Economische activiteiten

In de Economische beleidsnota Toekomst van de gemeente Rheden (2006) wordt aangegeven dat het voor de gemeente van groot belang dat de economie vitaal blijft voor haar inwoners, het bedrijfsleven en haar beroepsbevolking. De nota geeft aan dat ingezet moet worden het behouden en versterken van de werkgelegenheid. Daarbij wordt geconstateerd dat bedrijventerreinen voor de werkgelegenheid belangrijke gebieden zijn. Om de kwaliteit van de bestaande bedrijventerreinen te verhogen en knelpunten in de toekomst zoveel mogelijk te voorkomen is herstructurering noodzakelijk.

3.3.2 Structuurvisie

Voor het dorp De Steeg is de structuurvisie De Steeg, mijn dorp van Morgen! vastgesteld op 30 juni 2015. Met deze structuurvisie vindt een herijking plaats van de voorgaande structuurvisie Een droom om in te wonen uit 2006. Daarbij is voor een iets ruimere begrenzing gekozen. Zodoende wordt een aantal gebieden dat buiten de reikwijdte van de voorgaande structuurvisie viel, alsnog betrokken bij de 'nieuwe' structuurvisie. Dit ligt functioneel dan wel ruimtelijk meer voor de hand. Het voorliggende plan zoekt aansluiting bij deze begrenzing.

De Structuurvisie geeft de koers weer voor het dorp De Steeg tot 2030. Ook wordt daarbij aandacht besteed aan de gewenste maatregelen op korte termijn. Doelstelling van de structuurvisie is het in stand houden van de leefbaarheid van het dorp en de omgeving en waar mogelijk het verbeteren daarvan.

Uit de analyse van de huidige situatie wordt geconcludeerd dat er geen noodzaak is voor drastische aanpassingen. Winst kan worden geboekt door het beter benutten van (potentiële) ruimtelijke kwaliteiten (zoals cultuurhistorische structuren en elementen). De sterke ontwikkelingsgeschiedenis en verbondenheid met de landgoederen, de Veluwe en de IJssel vormen elementen die verder uitgebouwd kunnen worden. De ligging direct aan de IJssel vormt een nog onvoldoende benutte potentie in recreatief opzicht. Daarnaast zijn er enkele concrete locaties of gebieden aan te wijzen die verbeterd kunnen worden. Dit betreft een kwaliteitsimpuls van de inrichting van de openbare ruimte in delen van het dorp, het bevorderen van het verkeersveiligheidsgevoel in relatie tot de hoofdontsluitingsroutes en woonstraten en het stimuleren en verder ontwikkelen van de zone langs de Hoofdstraat voor bedrijvigheid en ontmoeting.

De ruimtelijke ambities voor het dorp richten zich vooral op een na te streven kwaliteitsverbetering om zowel de kracht van het dorp te kunnen behouden en de kwaliteit van de woon- en leefomgeving verder uit te bouwen. Concreet is dit in de structuurvisie vertaald in diverse uitvoeringsmaatregelen.

Bovenstaande ontwikkelingen zijn indicatief en deels afhankelijk van kansen die zich voordoen. De rol die het voorliggende bestemmingsplan in deze kan vervullen is dan ook vooral faciliterend van aard.

3.3.3 Komend beleid

Bij de voorbereiding van de 10-jaarlijkse actualisatie van de bestemmingsplannen is geconstateerd dat er op dit moment nog nieuw beleid in voorbereiding is. Dit nieuwe beleid kan aanleiding zijn om het nu voorliggende geactualiseerde bestemmingsplan wederom -op onderdelen- te herzien. Onder meer het beleid dat in het collegeprogramma is aangekondigd ter zake van karakteristieke panden kan aanleiding vormen om tot herziening van onderhavig bestemmingsplan over te gaan.

Hoofdstuk 4 Haalbaarheid

Wanneer een bestemmingsplan wordt vervaardigd, dient dit plan binnen de planperiode uitvoerbaar te zijn. De uitvoerbaarheid wordt mede onderzocht door het te toetsen aan regelgeving, aan beleid van andere overheden en aan de uitkomsten van onderzoeken. In dit hoofdstuk worden de (nieuwe) mogelijkheden die onderhavig bestemmingsplan bevat, daaraan getoetst.

4.1 Onderzoeken

Onderstaand wordt gemotiveerd of het plan past binnen de vigerende regelgeving. De daartoe verrichte onderzoeken en de onderzoeksresultaten worden beschreven. Het eerdere plan voor de aanleg van een nieuwe permanente parkeeplaats aan de Middachterallee is verlaten.

4.1.1 Geluid

Kader

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft betrekking op nieuwe ontwikkelingen. De wet noemt geluidsbronnen die in de ruimtelijke ordening van belang zijn. Binnen de gemeente zijn dit: wegverkeer, railverkeer en gezoneerde industrieterreinen. Deze bronnen hoeven niet binnen het plangebied te liggen. Nieuwe geprojecteerde geluidgevoelige functies binnen de zone van een bron moeten op het aspect geluidbelasting getoetst worden. Wegen die deel uitmaken van een woonerf of van een 30 km-gebied zijn hiervan uitgezonderd.

De Wgh benoemt functies die gevoelig zijn voor geluidsbelasting van deze bronnen. Zo zijn bijvoorbeeld woningen en scholen 'geluidsgevoelige bestemmingen'. De Wgh kent voorkeursgrenswaarden waarbinnen een geluidsgevoelige bestemming altijd kan worden gerealiseerd. Onder voorwaarden kan een ontheffing van de voorkeursgrenswaarde worden verleend ('hogere waarde'). Maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel terug te dringen moeten dan onvoldoende doeltreffend zijn of overwegende bezwaren ontmoeten van landschappelijke, stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige of financiële aard. Bij een geluidsbelasting boven de maximale ontheffingswaarde zijn geluidsgevoelige bestemmingen niet toegestaan. Hierop kan een uitzondering worden gemaakt indien er gebruik wordt gemaakt van 'dove gevels'.

De grenswaarden zijn voor wegverkeer 48 dB tot en met 53 dB in buitenstedelijk gebied en in stedelijk gebied van 48 dB tot 63 dB en voor spoorweglawaai 55 dB tot en met 68 dB.

Bij een geluidsbelasting tussen de voorkeursgrenswaarde en de maximale ontheffingswaarde dient akoestisch onderzoek uitsluitsel te geven over de te verwachten geluidsbelasting en de doeltreffendheid van maatregelen om een overschrijding van grenswaarden te voorkomen.

In de op 27 april 2015 vastgestelde Nota Hogere Waarden Wet geluidhinder Rheden 2015 hebben burgemeester en wethouders vastgelegd hoe zij omgaan met het verlenen van hogere grenswaarden. 28 Bestemmingsplan Landelijk gebied, Landgoed Middachten: diverse elementen en Havikerwaard 53 De Steeg De enige geluidsgevoelige bestemming binnen de plangrenzen betreft een woning. In een eerdere afweging heeft de gemeente besloten mee te willen werken aan het toestaan van een plattelandswoning voor de locatie Havikerwaard 53. Er bestaat geen specifiek gemeentelijk beleid op dit punt. Dan is de Wet plattelandswoningen van toepassing. Plattelandswoningen zijn (voormalige) agrarische woningen die door derden (burgers) worden bewoond. Plattelandswoningen worden niet beschermd tegen de milieugevolgen van het bijbehorende bedrijf, waaronder geluid. Voor deze locatie wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarden uit de Wet geluidhinder. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het echter wel noodzakelijk om aanwezige geluidsbronnen in de omgeving in beeld te brengen en naar aanleiding daarvan mogelijk akoestisch onderzoek uit te voeren. De gebiedsaanduiding 'evenemententerrein' is een consolidatie van de bestaande aanduiding. Hiervoor gelden gebruiksbeperkingen uit de regels van dit bestemmingsplan en tevens in de Algemene Plaatselijke Verordening en de Wet Milieubeheer. De tijdelijke parkeervoorziening evenementen is formalisatie van het bestaande gebruik.

Beoordeling

Beoordeling Ten aanzien van de te bestemmen plattelandswoning Havikerwaard 53 ligt de dichtstbijzijnde provinciale weg (N338) op meer dan een kilometer afstand, aan de overzijde van de IJssel. Hier wordt geen hinder van ondervonden.

Er is geen sprake van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen. Derhalve is het niet noodzakelijk om een geluidonderzoek in het kader van de Wet geluidhinder te laten uitvoeren.

4.1.2 Bodem

Kader

Daar waar het nieuwe bestemmingsplan directe mogelijkheden voor functiewijziging of uitbreidingsmogelijkheden biedt die uitstijgen boven de standaardmogelijkheden en die verdacht wordt van de aanwezigheid van een ernstige bodemverontreiniging, dient bodemonderzoek te worden uitgevoerd.


Beoordeling

Er heeft in november '15 verkennend bodemonderzoek plaatsgevonden ter plaatse van de nieuwbouw van de beheerschuur nabij het kasteel (bijlage 5: Verkennend bodemonderzoek), gevolgd door een aanvullend bodemonderzoek bij locatie van beheerschuur 1 in februari '16 (bijlage 6: Nader Bodemonderzoek).

Aanleiding voor het nader bodemonderzoek is een aangetoonde matige verontreiniging bij de locatie van beheerschuur 1 met lood in de bovengrond en een sterke verontreiniging met koper, lood, zink en PAK in de ondergrond.

De bodem bestaat voornamelijk uit zwak tot sterk grindig, zwak siltig, matig fijn zand. De bodem is bovendien, tot een maximale diepte van 1,4 m -mv, zwak tot matig humeus. In de ondergrond komt plaatselijk een leemlaag voor. De bovengrond is lokaal zwak kolen- en/of zwak puinhoudend. In de ondergrond (1,0-1,4 m -mv) is lokaal een puin-, ijzer- en kolengruishoudende bodemlaag aangetroffen.

Ter plaatse van de nadere onderzoekslocatie zijn twee sterke verontreinigingskernen aanwezig, te weten:

Noordoostelijk terreindeel

Op basis van de onderzoeksresultaten wordt de matige tot sterke loodverontreiniging in de bovengrond 29 Bestemmingsplan Landelijk gebied, Landgoed Middachten: diverse elementen en Havikerwaard 53 De Steeg als afgeperkt beschouwd. Daar uit het verkennend onderzoek reeds gebleken is dat de gehele bovengrond licht verontreinigd is met lood heeft geen afperking tot de achtergrondwaarde plaats kunnen vinden. De sterke loodverontreiniging bevindt zich ter plaatse van en rondom boring 110 vanaf maaiveld tot maximaal 0,5 m -mv. De totale omvang van de sterke loodverontreiniging in de bovengrond bedraagt circa 4 m³ (± 8 m² x 0,5 m).

Westelijk terreindeel

Op basis van de onderzoeksresultaten worden sterke metalen- en PAK verontreinigingen in de ondergrond in het horizontale vlak als afgeperkt beschouwd. Gelet op de geplande ontwikkelingen, de beperkte oppervlakte van de verontreiniging en de diepte van de verontreiniging is deze niet volledig tot in het verticale vlak afgeperkt. De sterke metalen- en PAK verontreinigingen bevinden zich van en rondom boring 05 en 111 vanaf circa 1,0 m -mv en is in beeld gebracht tot 2,2 m -mv. De totale omvang van de in beeld gebrachte sterke metalen- en PAK verontreinigingen in de ondergrond bedraagt circa 14,5 m³ (± 12,0 m² x 1,2 m).

Algemeen

Voor de verontreiniging met lood is geen bron aan te duiden. De loodverontreiniging in de bovengrond is naar alle waarschijnlijkheid het gevolg van antropogene beïnvloeding vanaf haverwege 19e eeuw (historische bodembelasting). De metalen- en PAK verontreinigingen zijn naar alle waarschijnlijkheid te relateren aan de bijmenging met afval. Er zijn geen aanwijzingen bekend dat na 1987 afvalhoudend materiaal in de ondergrond is aangebracht. Gelet op het vermoeden dat de verontreinigingen voor 1987 zijn ontstaan wordt gesteld dat zowel met betrekking tot de boven- als de ondergrond sprake is van een bestaand geval van bodemverontreiniging.

Aangezien er mogelijk sprake is van technische, organisatorische en/of ruimtelijke samenhang tussen beide verontreinigingskernen zijn beide verontreinigingen zekerheidshalve gezamenlijk beoordeeld. Gelet op het feit dat vastgesteld is dat een bodemvolume van circa 19 m³ grond gemiddeld tot boven de interventiewaarde met metalen en/of PAK is verontreinigd is er, conform de Wet Bodembescherming, geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging (< 25 m³) en behoeft er derhalve geen risicobeoordeling naar humane, ecologische en de verspreidingsrisico's plaats te vinden.

Conclusie

Op basis van de vastgestelde verontreinigingscontouren bij de locatie van beheerschuur 1 geldt dat, uitgaande van een bestaand geval van bodemverontreiniging conform de Wet bodembescherming, er geen sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Derhalve geldt er bij een ongewijzigd van de locatie gebruik geen saneringsplicht.

In het kader van de geplande ontwikkelingen kunnen saneringsmaatregelen noodzakelijk zijn bij de locatie van beheerschuur 1. De saneringsaanpak is ondermeer afhankelijk van het toekomstig gebruik en grondverzet. Voorafgaand aan een eventuele sanering dient een plan van aanpak te worden opgesteld, dat ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de gemeente Rheden.

4.1.3 Milieuzonering

Kader

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door middel van milieuzonering. Onder milieuzonering wordt verstaan het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.

Milieuzonering heeft twee doelen:

- het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;

- het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt gebruik gemaakt van de VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand.

Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten, is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden. Van het omgevingstype gemengd gebied is sprake in een gebied met een variatie aan functies. In de directe nabijheid zijn bijvoorbeeld winkels, horeca en bedrijven aanwezig. Ook gebieden die direct liggen langs de hoofdinfrastructuur behoren tot het omgevingstype gemengd gebied. In een dergelijk gebied bestaat al een hogere milieubelasting zodat de richtafstanden voor een rustige woonwijk daarvoor niet gebruikt hoeven te worden. Zij worden met één afstandsstap verlaagd.

In de Nota Milieuzonering Rheden 2015 is vastgelegd hoe de gemeente omgaat met milieuzonering. Deze nota is gebruikt bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van inrichtingen in onderhavig plangebied en bij de indeling van de lijsten met toe te laten functies binnen de gegeven bestemmingen

Beoordeling

De plangebieden zijn niet gelegen in een vogel- en habitatrichtlijnengebied (Natura 2000), een weidevogelgebied of een beschermingszone voor natuur of grondwater. De gebieden grenzen wel aan Natura 2000-gebieden, maar er spelen geen bedreigingen voor de natuurwaarden. De plangebieden kunnen in het kader van de milieuzonering worden gekarakteriseerd als Landelijk gebied.

Er is sprake van een verhoogd achtergrondniveau door de aanwezigheid van het spoor, de dorpenroute en de A348. Het dorp De Steeg wordt aangemerkt als Rustige Woonwijk.

In het bestemmingsplan is een bestemming opgenomen die relevant is voor de milieuzonering. Het betreft de volgende bestemming: Agrarisch. Het betreft geen agrarische bedrijven. Ten aanzien van milieuzonering zijn dan ook geen belemmeringen.

Binnen het deel plangebied wordt ook een plattelandswoning toegestaan, Havikerwaard 53. Een plattelandswoning wordt aangemerkt als een agrarische bedrijfswoning welke is gelegen binnen een agrarisch bouwblok welke gebruikt mag worden door derden die geen binding hebben met het agrarisch bedrijf. Een plattelandswoning wordt hiermee gelijkgesteld aan een 'normale' agrarische bedrijfswoning. Dat een agrarische bedrijfswoning enige hinder kan ervaren bij de uitoefening van agrarische activiteiten is inherent aan de agrarische bedrijfsvoering in het buitengebied. Die hinder mag echter niet zodanig zijn dat er sprake van ernstige hinder en dus van onrechtmatigheid. Hierbij kan worden gedacht aan geluids- en geurhinder. Het gebruik van gebruik gewasbeschermingsmiddel mag ook geen onrechtmatige hinder veroorzaken. Hierbij dient te worden opgemerkt dat het gebruik van deze middelen ook langs het milieuspoor nader is gereguleerd.

In de nabije omgeving van Havikerwaard 53 zijn geen boomgaarden en is geen bomenteelt aanwezig. De omgeving is uitsluitend grasland. Er wordt geen gebruik gemaakt van gewasbeschermings-middelen en er zijn geen spuitzones. Daarom is afgezien van verder onderzoek over spuitzones.

Conclusie

Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor het vaststellen van onderhavig bestemmingsplan.

4.1.4 Luchtkwaliteit

Kader

Door de uitstoot van uitlaatgassen door onder andere de industrie en het verkeer komen schadelijke stoffen in de lucht. Bij bepaalde nieuwe ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse.

De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn vastgelegd in de Wet milieubeheer (Wm). Deze wet kent grenswaarden en voor enkele stoffen ook plandrempels. De Wm heeft tot doel het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging, onder andere als gevolg van het verkeer. Indien het uitoefenen van bevoegdheden, zoals het vaststellen van bestemmingsplannen, gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen bestuursorganen die bevoegdheden uitoefenen wanneer aannemelijk is gemaakt dat sprake is van één van onderstaande gevallen (artikel 5.16 Wm):

  • het bestemmingsplan leidt niet tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden;
  • de luchtkwaliteit verbetert per saldo als gevolg van het bestemmingsplan blijft ten minste gelijk;
  • het bestemmingsplan draagt niet in betekenende mate bij aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen;
  • de ontwikkeling is opgenomen in een vastgesteld programma, zoals het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL);
  • bij ministeriële regeling (de Regeling niet in betekenende mate bijdragen) zijn categorieën van gevallen aangewezen, waarin (o.a.) het vaststellen van een bestemmingsplan dan wel het verlenen van een omgevingsvergunning voor een projectafwijking in ieder geval niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Wanneer een ontwikkeling valt onder de categorieën van gevallen is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren. Voor onder meer woningbouwlocaties en kantoorlocaties zijn categorieën van gevallen aangewezen.

Conclusie

Dit bestemmingsplan biedt ruimte voor beperkte ontwikkelingen: de bouw van een nieuwe beheersgebouwen (mogelijk ook voor biomassa en toiletvoorziening), het parkeren op een terrein en de bewoning van een burger in een voormalige agrarische woning.

Voor de planonderdelen rond het kasteel Middachten gaat het om beheersactiviteiten en openstelling voor publiek die reeds plaatsvinden cq. gangbaar zijn. Dit betekent dat de luchtkwaliteit ter plaatse niet zal verslechteren als gevolg van het vaststellen van het bestemmingsplan. Op grond van de Wet milieubeheer is het daarom voor deze onderdelen niet nodig de luchtkwaliteit te onderzoeken. Er wordt immers voldaan aan artikel 5.16 lid b Wm: de luchtkwaliteit blijft ten minste gelijk ten gevolge van de vaststelling van het bestemmingsplan.

In het kader van de voorgenomen functiewijziging van een bestaande agrarische bedrijfswoning naar een plattelandswoning aan de Havikerwaard 53 is er ten aanzien van luchtkwaliteit getoetst aan de huidige wet- en regelgeving (bijlage 7: Notitie luchtkwaliteit Havikerwaard 53). Direct ten noordwesten van het plangebied ligt een bestaande veehouderij.

Door de functiewijziging van agrarische bedrijfswoning naar plattelandswoning zal geen extra verkeersbewegingen worden gegeneerd. Een toetsing met de Nibm-tool is derhalve overbodig.

Voor de volledigheid is met de NSL-monitoring de luchtkwaliteit in de omgeving beoordeeld. Dit is verricht met behulp van de NSL-monitoring.nl/viewer voor de jaren 2015, 2020 en 2030, beoordeeld op de meest nabij de weg gelegen rekenpunten. Uit de toetsing blijkt dat de grenswaarden niet worden overschreden en dus er geen belemmeringen zijn voor dit aspect. Uit de berekeningen met ISL3a blijkt dat de woning binnen de 10 microgram per m3 contour valt. Aangezien dit onder de grenswaarde van 40 microgram per m3 ligt is er geen belemmering geconstateerd.

Geconcludeerd kan worden dat er geen belemmeringen zijn voor het aspect luchtkwaliteit.

4.1.5 Externe veiligheid

Kader

Externe veiligheid gaat over het beperken van de blootstelling van mensen aan een verhoogd gevaar als gevolg van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Denk aan de productie, het behandelen of het transport van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Dat kan door voldoende afstand aan te houden tussen deze activiteiten en kwetsbare objecten. Dat zijn woningen, scholen, gezondheidscentra en dagverblijven. Beperkt kwetsbare objecten zijn gebouwen/voorzieningen zoals kantoren, winkels en bedrijven.

Voor transportassen -verkeerswegen, spoorwegen en vaarwegen- zijn de regels vastgelegd in het Besluit externe veiligheid transportroutes, voor buisleidingen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en voor bedrijven in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

Al die besluiten hanteren dezelfde risicobenadering. Daarbij worden twee soorten risico beschouwd. Het gaat in de eerste plaats over de persoonlijke veiligheid van de individuele burger, oftewel het plaatsgebonden risico. Het plaatsgebonden risico (PR) is de berekende kans per jaar dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. Het PR wordt gebruikt bij de toetsing of een risicovolle activiteit op een bepaalde plek mag plaatsvinden, en of in de directe omgeving mag worden gebouwd. In de tweede plaats gaat het om het groepsrisico (GR). Het GR is een maat om de kans weer te geven op een ongeval met een bepaald aantal dodelijke slachtoffers. In onderhavige situatie wordt hieronder verstaan de kans per jaar per kilometer spoorlijn dat een groep van 10 of meer personen in de omgeving van de spoorlijn in één keer het (dodelijk) slachtoffer wordt van een ongeval op de spoorlijn. Tevens wordt het GR als maat voor de maatschappelijke ontwrichting beschouwd die kan ontstaan ten gevolge van een ongeval.

Daarnaast kan er bij het vervoer van gevaarlijke stoffen sprake zijn van een plasbrandaandachtsgebied. Dit is het gebied waarin bij het realiseren van kwetsbare objecten rekening gehouden dient te worden met de effecten van een zogenaamde plasbrand. Deze plasbrand kan ontstaan door de ontsteking van uitgestroomde brandbare vloeistof uit een schip of tankwagen. Het plasbrandaandachtsgebied wordt gemeten vanaf de rechterrijstrook in het geval van een weg of de oeverlijn in het geval van een rivier.

Beoordeling

Externe veiligheid is geen aandachtspunt voor de beoogde ontwikkelingen. Een onderzoek naar externe veiligheid is derhalve niet noodzakelijk.

Conclusie

Externe veiligheid vormt geen belemmeringen voor het vaststellen van dit bestemmingsplan.

4.1.6 Verkeer

De plangebieden 1 t/m 4 grenzen aan of liggen nabij de doorgaande verkeersroute die De Steeg verbindt met de overige dorpen. Dit betreft de Middachterallee, de plaatselijke verbinding tussen de verschillende dorpen, die in het dorp overgaat in de de Hoofdstraat. In het dorp De Steeg kent de hoofdroute, via de Van Aldenburglaan, een aansluiting met de provinciale route, de A348. De overige wegen in de omgeving zijn op een uitzondering na onderdeel van een 30km-zone of het betreft zandwegen op het terrein van het landgoed.

Het huidige parkeerterrein aan de Smidsallee (circa 60 parkeerplaatsen) blijft ongewijzigd. Ter plaatse van de uitgang van de tijdelijke parkeergelegenheid zijn invalideparkeerplaatsen voorzien. De capaciteit van de tijdelijke parkeervoorziening op de kasteelweide, geformaliseerd in dit bestemmingsplan, is vergelijkbaar met de huidige situatie tijdens evenementen (circa 290 parkeerplaatsen).

Het plangebied voor locatie Havikerwaard 53 is relatief verder van de kom gelegen. De woning ligt aan een smalle agrarische ontsluitingsweg. Naast ontsluiting van de aangelegen percelen is de route vooral in trek voor toeristisch fietsverkeer via de Eikenstraat en het dorp Ellecom.

Het dorp De Steeg wordt verder bediend door een buslijn die enerzijds via Velp-Zuid naar Arnhem voert en anderzijds via Dieren naar Apeldoorn. De buslijn heeft ook haltes aan de Middachterallee, ter hoogte van de oude centrale toegangsweg naar het kasteel. De trein kent geen station in De Steeg.

Conclusie

Het verkeer vormt geen belemmeringen voor het vaststellen van dit bestemmingsplan.

4.1.7 Water

Kader

Het waterschap heeft de zorg voor de waterkeringen, is verantwoordelijk voor het grond- en oppervlaktewater in het landelijke gebied en in het stedelijk gebied voor het oppervlaktewater. Daarnaast heeft het waterschap als taak het zuiveren van het afvalwater. In de Keur geeft het waterschap regels ten aanzien van waterkeringen en oppervlaktewateren. In de Legger geeft het waterschap de gewenste staat van de watergangen en waterkeringen aan.

Onderhavig deel van de gemeente is gelegen binnen het beheergebied van waterschap Rijn en IJssel. In het Waterbeheerplan 2016-2021 geeft het waterschap haar doelen aan. Dit komt voort uit de Watervisie 2030 (2013). Voor het bestemmingsplan is van belang dat nieuwe ontwikkelingen en de benodigde ruimte voor waterbeheer op elkaar worden afgestemd.

Aan de hand van de Handreiking Watertoets is het aspect water in onderhavig plan meegenomen. Doel van het watertoetsproces is te waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze meewegen bij alle ruimtelijke plannen en besluiten die relevant zijn voor de waterhuishouding. Hierbij wordt opgemerkt dat het in dit geval om een beperkte ontwikkeling betreft.

Beoordeling

Dit betekent dat bestemmingen worden gelegd op bestaande bebouwing (Havikerwaard 53 en twee schuren), twee nieuwe gebouwen en nagenoeg volgens bestaand gebruik. Bij dit plan is het omgaan met hemelwater aan de orde. In dat verband zou worden gehanteerd de volgorde: water zoveel mogelijk vasthouden, vervolgens het overtollig water tijdelijk bergen en in de laatste plaats het afvoeren van water. De plangebieden liggen buiten het grondwaterbeschermingsgebied.

Het realiseren van nieuwe watergangen is niet aan de orde, binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.

In de onderstaande tabel wordt aangegeven welke waterhuishoudkundige aspecten voor onderhavig bestemmingsplan relevant zijn.

waterhuishoudkundig aspect relevant omschrijving
1 veiligheid nee
2 wateroverlast nee Er is geen toename van verhard oppervlak met meer dan 500 m² dat loost op oppervlaktewater.
3 riolering ja Voorkomen dient te worden dat schoon regenwater wordt afgevoerd via het riool (vasthouden-bergen- afvoeren).
4 watervoorziening nee Het plan ligt niet in een beschermingsgebied voor drinkwaterwinning. Het plangebied is ongeschikt voor regionale seizoensberging.
Het plangebied ligt niet in een regionaal waterbergingsgebied.
5 volksgezondheid nee Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.
6 bodemdaling nee In het plangebied gaat het hoofdzakelijk om zandige ondergrond. Eventuele zettingen zijn niet relevant.
7 grondwateroverlast ja In het plangebied is mogelijk sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond. Hierdoor kunnen schijngrondwaterstanden aanwezig zijn. Mogelijk kan kwel optreden in de laaggelegen gebieden.
8 oppervlaktewaterkwaliteit ja In de omgeving van het plangebied is oppervlaktewater aanwezig. De kwaliteit van geloosd of geïnfiltreerd hemelwater moet voldoen aan bepaalde eisen.
9 grondwaterkwaliteit nee Binnen het plangebied ligt geen grondwater- beschermingsgebied.
10 verdroging nee Het plangebied bevat geen hydrologische beïnvloedingszones rond natuurgebieden of ecologische wateren.
11 natte natuur nee Het plangebied bevat geen hydrologische beïnvloedingszones rond natuurgebieden of ecologische wateren.
12 inrichting en beheer nee Binnen het plangebied bevinden zich oppervlaktewater (HEN-water) van het waterschap

De uitkomsten van de tabel geeft aanleiding voor de volgende toelichting.

Ad 3, 7 en 8: Riolering, grondwateroverlast en oppervlaktewaterkwaliteit.

De verordening Afvoer hemelwater en grondwater Rheden is van kracht. Er vindt nadere afstemming plaats met het Waterschap.

Conclusie

Vanuit het aspect water bestaan geen belemmeringen voor het vaststellen van dit bestemmingsplan

4.1.8 Archeologie

Kader

Vanaf 2007 geldt op basis van de Wet archeologische monumentenzorg voor archeologische waarden de wettelijke verplichting om bij vaststelling van een bestemmingsplan rekening te houden met de in de grond aanwezige, dan wel te verwachten monumenten.

Belangrijke punten uit de Wet archeologische monumentenzorg:

  • nadruk op 'behoud in situ'; archeologische resten moeten zoveel mogelijk in de bodem zelf bewaard blijven;
  • toepassing van het principe dat de verstoorder betaalt. De initiatiefnemer/ projectontwikkelaar betaalt de kosten voor het noodzakelijk archeologisch onderzoek;
  • de mogelijkheid tot het werken met opgravingsvergunningen voor commercieel werkende instellingen.

Beoordeling

In oktober 2015 heeft op Landgoed Middachten een archeologisch booronderzoek plaatsgevonden (zie bijlage 14). Dit bestond in een eerste fase uit een verkennend booronderzoek en had betrekking vier onderzoeksgebieden (zie onderstaande figuur). Het plandeel ten noorden van de Middachterallee (nieuw permanent parkeerterrein) is komen te vervallen. Ter plaatse van de andere gebieden zijn twee beheersgebouwen en een parkeerterrein gepland. Voorafgaand aan het booronderzoek is een bureauonderzoek uitgevoerd om de geologische, bodemkundige en landschappelijke kenmerken alsmede de bekende en verwachte archeologische waarden te inventariseren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPLG31-VA01_0007.png"

Boorpuntenkaart vooronderzoek (RAAP 2015).

Onderhavig plangebied bevindt zich op het voorplein van huis Middachten, juist buiten de contouren van de huidige tuin. In de omgeving van het kasteel, de tuin en het park, is door de eeuwen heen voortdurend gegraven, gebouwd en herontworpen. In de nabijheid van het plangebied bevindt zich bebouwing van een uiteenlopende ouderdom; het jongste bouwwerk dateert uit 1914. Dit gebouw ligt exact binnen een historisch erf zoals zich dat op het kadastraal minuutplan uit circa 1832 aftekent. Ter plaatse van het nieuwe gebouw worden op basis van historische bronnen geen resten van voormalige bebouwing verwacht.

Gezien de ligging van het terrein binnen een gebied met een hoge en middelhoge archeologische verwachting is een inventariserend archeologisch onderzoek verplicht voor ingrepen groter dan 100m² en dieper dan 30cm beneden maaiveld. Het betreft dan het nieuwe beheersgebouw 1 nabij het kasteel. Vanwege de beperkte omvang van het plangebied is geadviseerd het proefsleuvenonderzoek zo in te steken dat tijdens het veldwerk kan worden doorgestart naar een opgraving.

In februari 2016 is voor het nieuwe beheersgebouw 1 een inventariserend veldonderzoek verricht in de vorm van proefsleuven (bijlage 8: Archeologisch vooronderzoek). Het primaire doel van het proefsleuvenonderzoek was het toetsen van het gespecificeerde verwachtingsmodel gebaseerd op het vooronderzoek. Daarbij ging het in eerste instantie om het (al dan niet) vaststellen van de aanwezigheid van archeologische grondsporen.

Het onderzoek heeft een beperkte hoeveelheid vondsten en grondsporen opgeleverd. De aangetroffen grondsporen zijn grotendeels als natuurlijke en recente verstoringen geduid. De enige aangetroffen paalkuil en het lineaire spoor in het zuiden van de proefsleuf hebben waarschijnlijk te maken met de tuin- of parkaanleg in de late Nieuwe tijd.

Er bleek, in tegenstelling tot de verwachting, geen sprake te zijn van een oude akkerlaag. Daarom dient de gespecificeerde archeologische verwachting (met name voor nederzettingssporen uit de periode Prehistorie t/m Middeleeuwen) naar beneden te worden bijgesteld.


Conclusie

Voor het plangebied wordt geen aanbeveling voor vervolgonderzoek gedaan. Aanbevolen wordt het plangebied vrij te geven. De Gemeente Rheden zal haar voornemen om mee te werken aan een herziening van het bestemmingsplan voor de vijf onderhavige locaties ter advisering voorleggen aan de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed en Commissie Cultuurhistorie.

4.1.9 Cultuurhistorie

De buitenplaats Middachten te De Steeg is een rijksmonument en is beschermd als complex historische buitenplaats (complexnummer 515227). Deze beschermde buitenplaats is het centrum van een veel groter landgoed. Onder het rijksmonument valt bijna de gehele kern van het landgoed Middachten.

In de gesloten intentieovereenkomst heeft de Gemeente Rheden voorwaarden gesteld in verband met het vervaardigen van het bestemmingsplan inzake de wijziging van regelgeving. Voor vier plangebieden zijn de gevolgen onderzocht van de voorgenomen ontwikkelingen inzake de huidige cultuurhistorische structuren (Bijlage 9: Effectenrapportage Cultuurhistorie). De voorgenomen parkeervoorziening aan noordzijde Middachterallee is komen te vervallen.

Het gaat om de volgende locaties:

  1. 1. Beheersgebouw 1: Uitbreiding dienstgebouwen ten behoeve van het landgoed; 38 Bestemmingsplan Landelijk gebied, Landgoed Middachten: diverse elementen en Havikerwaard 53 De Steeg
  2. 2. Beheersgebouw 2: Uitbreiding dienstgebouwen ten behoeve van het landgoed;
  3. 3. Evenementen parkeervoorziening: Semi permanente parkeervoorziening op de kasteelweide ten behoeve van evenementen. Hieronder wordt per locatie een beknopte conclusie gegeven.

Hieronder wordt per locatie een beknopte conclusie gegeven.

Beheersgebouw 1:

Gebouwen die dienst doen als werkplaats of opslagplaats komen op dit terreindeel voor sinds de 17de eeuw. Het nieuwe beheersgebouw is zorgvuldig gesitueerd binnen de huidige context van de bebouwing. Zo is er rekening gehouden met de zichtlijn vanuit de binnentuin die behouden blijft, maar ook met de architectuur. Door de gekozen traditionele bouw van een kapschuur is het beheersgebouw architectonisch ondergeschikt aan de overige bebouwing op het erf van de rentmeesterij. Het gebouw zal van alle kanten zichtbaar zijn en komt op één lijn te staan met de bestaande “Hut van Lou” uit de 18de eeuw. Het bouwvlak op de verbeelding geeft ruimte voor een optimale plaatsing van het gebouw, zo ver mogelijk naar het noorden als de bestaande boomkruinen dit toelaten (zie ook blad 5 van het inrichtingsplan). Door te kiezen voor traditioneel gebruikte kleuren op het landgoed zal het gebouw visueel aansluiten bij de huidige bebouwing, en opgaan in zijn omgeving. Om de voorgestelde ontwikkeling te bouwen op de voorgestelde locatie zijn geen ingrepen nodig in de omgeving.

De omliggende beuken staan op voldoende afstand van het bouwterrein en de Boerenweg is als ontsluitingsweg afdoende voor toekomstig gebruik.

Beheersgebouw 2:

De gekozen locatie heeft geen voorgeschiedenis van bebouwing. Het beheersgebouw wordt echter zo ingepast dat er geen aanpassing van de huidige historische structuren nodig is. Het beheersgebouw ligt vanuit de tuin gezien uit het zicht door de hagen en tuinmuur die het zicht blokkeren. Vanaf de Paardengracht gezien is het gebouw onzichtbaar. Het gebouw blijft met zijn nok onder de tuinmuur. Vanaf de oever van de oostelijke gracht, gezien vanaf de kant van het molenaarshuis, is het zicht op het gebouw geblokkeerd door Rhododendrons.

De locatie van het beheersgebouw is zorgvuldig gekozen binnen de huidige structuren waardoor geen aanpassingen, anders dan de herprofilering van het pad, gemaakt dienen te worden. De zichtbaarheid van het gebouw is minimaal.

Evenementen parkeervoorziening:

De evenementen parkeervoorziening zal incidenteel gebruikt worden. Tijdens deze evenementen zullen tijdelijke ingrepen plaatsvinden om de bezoekers te begeleiden naar de parkeerplaats. Naast het verstevigen van de ondergrond voor de parkeervoorziening zullen er geen grote ingrepen plaatsvinden. Het weidekarakter blijft te allen tijde bewaard. Hierdoor zijn er geen blijvende effecten op het agrarische karakter van het gebied.

4.1.10 Groen en landschap

In het dorp De Steeg is relatief weinig oppervlakte aan openbaar groen aanwezig. Daar staat tegenover dat het omliggende landschap in bijna heel het dorp voelbaar is. De landgoederen Middachten en Rhederoord spelen hierbij een grote rol.

Landschapsontwikkelingsplan 2006

Volgens het Landschapsontwikkelingsplan zijn in de open ruimten tussen de dorpen geen nieuwe bouwlocaties wenselijk met uitzondering van zoeklocaties uit de structuurvisie. In het plangebied is geen sprake van grootschalige nieuwbouw.

Vanwege de verbetering van de verkeerssituatie, de aandacht voor de groeninpassing en de klustering van bebouwing voldoet het plan grotendeels aan de doelstellingen die in het LOP worden genoemd zoals:

  • Behoud kleinschalige en afwisselende karakter
  • Aansluiten bij korrelgrootte, ritme en maatvoering van het landelijke gebied
  • Behoud en bescherming van cultuurhistorische waarden (landgoedkarakter)
  • Uitbouwen recreatieve aspect bij landgoederen.
  • Behoud waardevolle zichtlijnen
  • Verkeer mag niet onevenredig toenemen.

Het behoud van de open ruimte tussen de dorpen is hier in principe niet in het geding. Het plan draagt bij aan het versterken van het landgoed. In het plan zal verder aandacht besteed worden aan een gerichte inrichting, goed beheer en mogelijkheden voor natuur.

Bomen Effect Rapportage

Belangrijk voor de planvorming rondom het voorliggende bestemmingsplan is dat het huidige, groene karakter van het landgoed behouden en indien mogelijk versterkt wordt. Daartoe is in januari 2016 een Bomen Effect Analyse (BEA) gedaan. Doel van de Bomen Effect Analyse is om te bepalen of de aanwezige bomen op drie van de vijf plangebieden in het perspectief van de voorgenomen werkzaamheden in hun huidige verschijningsvorm en op dezelfde locatie gehandhaafd kunnen blijven. De aanwezige kabels en leidingen in de ondergrond worden hierbij ook meegewogen. De locatie ten noorden van de Middachterallee is komen te vervallen. De resultaten worden per locatie beschreven. Hieronder volgt een samenvatting. Het volledige rapport is opgenomen in bijlage 10: Bomen Effect Rapportage.

Locatie 2, aanleg tijdelijk evenementenparkeerterrein

Voor het plaatsen van een reguliere inrit is tussen de zomereiken voldoende ruimte voorhanden. Compenserende maatregelen als het aanbrengen van een strooisellaag en doorvoer van hemelwater onder de inrit zijn eenvoudig te realiseren.

Locatie 3, aanleg beheersgebouw 1

De volgroeide beuk aan de oostzijde staat op 8 meter afstand van het bebouwingsoppervlak voor beheersgebouw 1. Enige knelpunt bij deze boom is de nokhoogte van maximal 6 meter waardoor dunner takhout van de onderste gesteltak moet worden verwijderd.

Locatie 4, aanleg beheersgebouw 2

De afstand van het te realiseren beheersgebouw tot de nabije zomereiken is dusdanig groot dat het wortelverlies kleiner is dan 5% van het wortelvolume. Dit percentage is dusdanig klein dat geen nadelig effect kan worden onderbouwd. Alleen tijdelijke opslag van bouwmateriaal, materieel of bouwweg onder de kroonprojectie van die eiken kan van invloed zijn op de conditie en levensduur.

Effectenrapportage Landschap

De buitenplaats Middachten te De Steeg is een rijksmonument en is beschermd als complex historische buitenplaats (complexnummer 515227). Deze beschermde buitenplaats is het centrum van een veel groter landgoed. Onder het rijksmonument valt bijna de gehele kern van het landgoed Middachten.

In de gesloten intentieovereenkomst heeft de Gemeente Rheden voorwaarden gesteld in verband met het vervaardigen van het bestemmingsplan inzake de wijziging van regelgeving. Voor de vier plangebieden zal gekeken worden naar de gevolgen van de voorgenomen ontwikkelingen inzake het Nationaal Landschap en/of Waardevol Landschap (Bijlage 11: Effectenrapportage Landschap). Het gaat om de volgende locaties:

  1. 1. Beheersgebouw 1: Uitbreiding dienstgebouwen ten behoeve van het landgoed;
  2. 2. Beheersgebouw 2: Uitbreiding dienstgebouwen ten behoeve van het landgoed;
  3. 3. Evenementen parkeervoorziening: Semi permanente parkeervoorziening op de kasteelweide ten behoeve van evenementen. Hieronder wordt per locatie een beknopte conclusie gegeven.

Beheersgebouw 1:

De voorgestelde locatie van het beheersgebouw vindt plaats op het huidige dienstterrein van de rentmeesterij. Bij deze ontwikkeling worden de huidige en historische structuren van het erf, en de directe omgeving, niet aangetast.

Deze locatie heeft geen gradiënten die hun oorsprong vinden bij het rivierenlandschap. Om deze reden is kernkwaliteit 1 niet van toepassing. Het voorgenomen beheersgebouw is aan de noord- en oostzijde omsloten door een perceel met beuken. Door dit perceel van beuken is vanaf het Rondeel het Veluwemassief niet zichtbaar.

Vergezichten vanaf deze locatie richting de IJssel worden onderbroken door diverse bospercelen en de snelweg. Kernkwaliteit 2 is door de, alreeds, onderbroken zichtlijnen niet van toepassing. Door de plaatsing van het beheersgebouw op het huidige diensterf tussen bestaande bebouwing en het perceel van beuken, wordt kernkwaliteit 3 niet aangetast.

Beheersgebouw 2:

Het voorgenomen beheersgebouw wordt geplaats in de oksel van twee 19e-eeuwse tuinmuren. Het gebouw valt hierdoor binnen de ommuring van Kasteel Middachten, maar buiten de ommuurde binnentuin. Het gebouw behoudt de kwaliteiten van de huidige structuren van de voorgestelde locatie. De voorgenomen heeft geen invloed op de gradiënten van deze locatie. Om deze reden is kernkwaliteit 1 niet van toepassing.

Door de verdekte opstelling tegen beide tuinmuren en doordat de huidige structuur ongewijzigd blijft tast deze ontwikkeling kernkwaliteiten 2 en 3 niet aan.

Evenementen parkeervoorziening:

De voorgenomen ontwikkeling heeft geen effecten op de huidige inrichting en het open landschappelijke beeld van het weiland. Het weiland zal dagelijks gebruikt worden als graasgebied voor schapen en koeien. Alleen ten tijden van evenementen kunnen hier auto's geparkeerd worden. Tijdelijke ingrepen zullen geplaatst worden voor de verkeersveiligheid van het parkeren. Door de reeds versterkte ondergrond en beperkte uitbreiding zullen de auto's geen permanente schade aanrichten aan het weiland.

Door de reeds genomen maatregelen (versterkte ondergrond met onzichtbare matten of vezels) en door gebruik te maken van tijdelijke ingrepen ter behoeve van routing en veiligheid ten tijden van evenementen, heeft de voorgenomen ontwikkeling geen invloed op de kernwaardes 1, 2 en 3.

4.1.11 Ecologie

Gebiedsbescherming

De bescherming van gebieden vindt op rijksniveau plaats vanaf 1 januari 2017 via de Wet natuurbescherming (voorheen Natuurbeschermingswet 1998). Op Provinciaal niveau vindt dit plaats via de Omgevingsverordening Gelderland, waarin het Gelders Natuurnetwerk en de Groene ontwikkelingszone zijn aangewezen. In de paragrafen 5.1 en 5.2 worden de achtergronden en beschermingsdoelstellingen van deze wet- en regelgeving weergegeven.

Soortenbescherming

Soortenbescherming vindt plaats vanaf 1 januari 2017 via de Wet natuurbescherming (voorheen via de Flora- en faunawet). In paragraaf 5.1 worden de achtergronden en beschermingsdoelstellingen van deze wet weergegeven.

Beoordeling

Natura 2000

Op grond van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn speciale beschermingszones aangewezen. Samen vormen zij Natura 2000, een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. De bescherming van de Natura 2000-gebieden is geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998. De Veluwe en de Rijntakken zijn aangewezen als Natura 2000-gebieden.

De plangebieden grenzen aan, maar liggen buiten het Natura 2000-gebied Veluwe en het gebied Rijntakken. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die een mogelijk negatief effect hebben op de beschermde habitattypen en leefgebieden van soorten binnen deze Natura 2000- gebieden (zie ook Wet natuurbescherming).

Gelders Natuurnetwerk en Groene Ontwikkelingszone

Gelderland streeft naar het veiligstellen van de verscheidenheid (biodiversiteit) en kwaliteit van de Gelderse natuur, wat bijdraagt aan een prettige leef- en werkomgeving.

Er wordt ingezet op de realisatie van een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden. Dit wordt bereikt door de bestaande natuur in het Gelders Natuurnetwerk (GNN) te beschermen en de samenhang te versterken door het uitbreiden van natuurgebieden in het GNN en het aanleggen van verbindingszones in de Groene Ontwikkelingszone (GO).

Het plangebied ligt binnen de voormalige Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en vormt onderdeel van het Gelders Natuurnetwerk. Een deel van het terrein maakt onderdeel uit van de Groene Ontwikkelingszone.

Het bestemmingsplan maakt in principe geen nieuwe functies mogelijk waardoor de kernkwaliteiten van het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone kunnen worden aangetast.

Voor landgoedbedrijven en extensieve openluchtrecreatie wordt echter wel ontwikkelingsruimte geboden, voor zover de kernkwaliteiten per saldo niet significant worden aangetast. Volgens de definitie van de Natuurschoonwet verdient een landgoedbedrijf een bijzondere behandeling, omdat beheer en onderhoud van het landschap deel uitmaken van de bedrijfsvoering. Deze functies dragen direct bij aan de instandhouding van het landschap en daarmee ook aan de kernkwaliteiten. Daarom is voldoende wanneer bij uitbreiding de kernkwaliteiten per saldo niet worden aangetast.

De ontwikkelingen op Landgoed Middachten die met dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt worden zijn beperkt van aard. Het ruimtebeslag van de twee nieuwe gebouwen is niet groot. De gebouwen zijn noodzakelijk voor een goede bedrijfsvoering en exploitatie van het landgoed. De activiteiten vinden al plaats en de openstelling van het landgoed wijzigt niet. De semi-permanente parkeerplaats wordt zorgvuldig en op goede wijze landschappelijk ingepast, waarbij de bestaande karakteristieken van het landschap zoveel mogelijk behouden blijft. Hiermee wordt afdoende verzekerd dat met het realiseren van de gewenste ontwikkelingen de aanwezige kernkwaliteiten per saldo niet worden aangetast.

Wet natuurbescherming

Voor de bescherming van soorten geldt vanaf 1 januari 2017 de Wet Natuurbescherming (voorheen via de Flora- en faunawet). Bij nieuwe ontwikkelingen moet onderzocht worden welke gevolgen dit heeft voor de aanwezige beschermde soorten en/of hun leefomgeving. Als een plan (in)direct kan leiden tot de verstoring of vernietiging van bepaalde beschermde soorten of hun leefgebied, kan het project strijdig zijn met de Ffw.

Deze wet kent drie verschillende beschermingsregimes:

  • voor de algemene soorten (tabel I) behoeft op grond van een algemene vrijstelling bij bestendig gebruik en beheer of bij ruimtelijke ingrepen geen ontheffing aangevraagd te worden;
  • voor een aantal overige beschermde soorten (tabel II) geldt dat de activiteiten uitgevoerd moeten worden op basis van een gedragscode of een ontheffing die de minister van Economische Zaken (EZ) heeft goedgekeurd of verleend waarbij getoetst wordt of de ingreep geen afbreuk doet aan de gunstige staat van instandhouding van de soort;
  • voor strikt beschermde soorten (tabel III) is een ontheffing nodig van de minister van EZ indien bijvoorbeeld bij een ruimtelijke ingreep één van de verbodsbepalingen wordt overtreden; voor deze soorten geldt een uitgebreide toetsing.

Bij het uitvoeren van werkzaamheden dient altijd te worden beoordeeld of wordt voldaan aan de vereisten op grond van de Wet natuurbescherming. Het bestemmingsplan laat slechts beperkte ontwikkelingen toe. Dit betekent dat de Wet Natuurbescherming de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg zal staan. Volledigheidshalve wordt hier nog opgemerkt, dat ten allen tijde bij beheer en uitvoering rekening moet worden gehouden met de zorgplicht die voortvloeit uit de Wet natuurbescherming.

In het kader van de voorgenomen bestemmingsplanwijziging is in april 2016 een natuurtoets (A9) uitgevoerd. Het onderzoek is opgenomen in bijlage 12: Natuurtoets. Het onderzoek had tot doel om in te schatten of er op de onderzoekslocatie planten- en diersoorten aanwezig of te verwachten zijn die volgens de Wet Natuurbescherming een beschermde status hebben en die mogelijk verstoring kunnen ondervinden door de voorgenomen ingreep. Ten aanzien van eventuele externe effecten op de nabijgelegen gelegen Natura 2000-gebieden “Rijntakken” en de “Veluwe” is de ingreep getoetst middels een zogenaamde oriënterende fase. Tevens is beoordeeld of de voorgenomen ingreep invloed kan hebben op het Gelders Natuurnetwerk waarbinnen de onderzoekslocatie is gelegen.

De onderzoekslocatie betreft de volgende ontwikkellocaties die deel uitmaken van Landgoed Middachten:

  1. 1. Beheersgebouw 1;
  2. 2. Beheersgebouw 2;
  3. 3. Semi permanente parkeervoorziening t.b.v. evenementen.

De aanwezigheid van geschikt habitat op de onderzoekslocatie voor de verschillende soorten en soortgroepen is weergegeven in tabel V. In de tabel is samengevat of de voorgenomen ingreep mogelijk verstorend kan werken en wat de consequenties zijn voor eventuele vervolgstappen, zoals soortgericht nader onderzoek of vergunningtrajecten. In de tabel is weergegeven of maatregelen noodzakelijk zijn om overtreding van de Wet Natuurbescherming voor bepaalde soortgroepen te voorkomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPLG31-VA01_0008.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPLG31-VA01_0009.png"

Tabel: overzicht geschiktheid onderzoekslocatie voor soortgroepen en te nemen vervolgstappen

Conclusie

De uitvoering van het bestemmingsplan is niet in strijd met de Wet natuurbescherming. Wel volgen uit de natuurtoets een aantal opmerkingen c.q. richtlijnen in het kader van Wet Natuurbescherming.

4.1.12 Veiligheid

Overleg met de Brandweer heeft het volgende uitgewezen:

Het Rapport nr. B160468 WBO berekening d.d. 13-05-2016 en het advies d.d. 31-05-2016 van de Brandweer Gelderland-Midden (bijlagen 13) geeft geen aanleiding tot opmerkingen. De bestemmingsplanwijziging tot het realiseren van een plattelandswoning op het adres Havikerwaard 53 te De Steeg ondervindt geen belemmeringen vanuit brandveiligheid.

De brandweer Rijn IJssel is inmiddels opgegaan in de brandweer Gelderland-Midden en de VGGM (Veiligheids- en Gezondsheidsregio Gelderland-Midden).

Hoofdstuk 5 Beschrijving Bestemmingsplan

Zoals in hoofdstuk 1 al is aangehaald, kent onderhavig bestemmingsplan dat volgens de huidige digitale vereisten is opgezet, andere bestemmingen ten opzichte van het voorheen geldende bestemmingsplan. Ook zijn de laatste wijzigingen in regelgeving en beleid hierin verwerkt. Niet gewijzigd is het uitgangspunt van flexibele bestemmingsplannen. Het geldende bestemmingsplan is hiervoor als uitgangspunt gebruikt waarbij op onderdelen enige verruiming heeft plaatsgevonden. Ook zijn er enige beperkingen aangebracht (bijvoorbeeld ten aanzien van aantallen, goothoogte en bouwlagen) zoals hieronder wordt beschreven.

Uit het geldende bestemmingsplan en bestaande situatie zijn de bouwvlakken als uitgangspunt genomen.


De stedenbouwkundige waarden die voorheen in een Beschrijving-in-Hoofdlijnen waren verwoord, krijgen thans waar aan de orde rechtstreeks bescherming op de verbeelding en in de regels. Het instrument Beschrijving-in-Hoofdlijnen is namelijk niet meer opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening en kan daarom niet meer worden toegepast.

De bestemming Agrarisch geldt voor nagenoeg alle percelen van dit bestemmingsplan, behalve de permanente parkeerplaats naast de spoorlijn. Middels dubbelbestemmingen (archeologie) en functieaanduidingen is een specificatie aangegeven voor het gebruik van de gronden en opstallen. Er is getracht te anticiperen op de laatste inzichten op het gebied van bestemmen van percelen en gronden in het buitengebied. In de regels wordt het toegestane gebruik beschreven.

Voor Havikerwaard 53 is de belangrijkste wijziging ten opzichte van voorheen dat de woning bewoond kan worden door een burger en niet direct verbonden hoeft te zijn met het naastgelegen agrarische bedrijf.

Nieuw is een regeling met betrekking tot kamerbewoning. Dit wordt in beperkte mate toegelaten. Met deze regeling krijgt het bepaalde in de APV ook ruimtelijk zijn beslag en wordt dit voorzien van een duidelijk kader.


Gezien de regelgeving met betrekking tot het vervallen van de stedenbouwkundige bepalingen in de Bouwverordening, zijn de parkeernormen thans vastgelegd in het bestemmingsplan. Ook deze zijn bezien op hun actualiteit en vloeien voort uit de Nota Parkeernormen Rheden 2015. Binnen de relevante bestemmingen is het gebruik gekoppeld aan parkeernormen. Deze normen, waaraan moet worden voldaan, zijn opgenomen in een bijlage bij de regels.

Verder valt het plangebied binnen de werkingssfeer van het bestemmingsplan Parapluplan Rheden Archeologie 2013. De krachtens dat plan geldende dubbelbestemmingen voor archeologie zijn overgenomen in het voorliggende plan, met bijbehorend beschermingsregiem. Overigens is de begrenzing van de verschillende types van archeologische waarden op een aantal plekken cirkelvormig.

Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten

6.1 Algemeen

Een bestemmingsplan is een juridisch instrument en bestaat uit een verbeelding en regels en gaat vergezeld van een toelichting. De verbeelding en regels leggen de bouw- en gebruiksmogelijkheden vast van de grond en de opstallen. Het plan is voor iedereen juridisch bindend: burger, bedrijf of overheid.

In de digitale omgeving zijn de bestemming en de daarbij geldende regels reeds gekoppeld. Daarnaast kan gebruik worden gemaakt van een verbeelding op papier. Nadat op de verbeelding de locatie is opgezocht waarover informatie wordt gewenst, kan in de regels worden nagelezen welke mogelijkheden zijn vastgelegd. Uit het samenstel van de verbeelding en de regels blijkt wat wordt toegelaten. De digitale versie is bindend bij een verschil met de papieren versie.

De toelichting is een beschrijving van de keuzes die in het bestemmingsplan zijn gemaakt en vervat de resultaten van het overleg met gemeenten, waterschappen en diensten van de provincie en rijk wiens belangen in het plan in geding zijn.

Per 1 januari 2010 geldt de verplichting dat bestemmingsplannen volgens een landelijke digitale opzet (digitale standaarden) worden opgesteld. De Wro geeft voorts een aantal verplichtingen, die bij de totstandkoming van een bestemmingsplan gevolgd moeten worden. Daarmee wijkt onderhavig bestemmingsplan in de (benaming van) bestemmingen, gebruikte symbolen en de (opbouw) van regels af van de systematiek zoals die is gehanteerd bij de vaststelling van het bestemmingsplan Landelijk gebied.

6.2 Procedure Bestemmingsplan

De tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan met de daarbij behorende stukken en het ontwerpbesluit, moet worden gepubliceerd waarbij de gelegenheid wordt geboden om zienswijzen in te dienen bij de gemeenteraad. Nadat de gemeenteraad een besluit over de vaststelling van dit bestemmingsplan heeft genomen, ligt het plan wederom ter inzage. Belanghebbenden die een zienswijze hebben ingediend, evenals belanghebbenden die niet kunnen worden verweten geen zienswijze te hebben ingediend, kunnen dan in beroep gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Tegen de wijzigingen die bij de vaststelling in het bestemmingsplan zijn aangebracht, kan iedere belanghebbende beroep instellen.

De herziening treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als geen beroep is ingesteld.

Is wel beroep ingesteld dan treedt de herziening ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak op het beroepschrift.

6.3 Verbeelding En Regels

De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridisch bindend deel van het bestemmingsplan. Ze moeten in samenhang worden bezien en toegepast. De wijze waarop een bestemmingsplan vorm krijgt, is vastgelegd in landelijke standaarden.

6.3.1 Verbeelding

Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemmingen de gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Ter nadere invulling c.q. verbijzondering van deze bestemmingen is de verbeelding voorzien van aanduidingen. Op basis van de aanduidingen worden functies aan de bestemming toegevoegd of verwijderd, of worden aanwijzingen gegeven ten aanzien van aantallen of maatvoeringen. De verbeelding moet worden bezien in samenhang met de regels. Voor de verdere uitleg hiervan wordt verwezen naar onderstaande uitleg onder 6.3.2. Voor de beschrijving van het bestemmingsplan wordt verwezen naar Hoofdstuk 5 Beschrijving bestemmingsplan.

6.3.2 Regels

De planregels zijn verdeeld over vier hoofdstukken. Deze worden kort beschreven. Daarna volgt een toelichting op de planregels.

Inleidende regels

In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de planregels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de planregels te waarborgen. Ook is de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels bepaald (artikel 2).

Bestemmingsregels

In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Eerst de bestemmingsregels en vervolgens de dubbelbestemmingen.

Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend worden de (eventuele) afwijkingsmogelijkheden ten aanzien van het bouwen en het gebruik omschreven. Daarna de specifieke gebruiksregels en de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, voor zover dit aan de orde is.


Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsregels ook in andere regels relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moeten worden. Alleen zo ontstaat een volledig beeld van hetgeen is geregeld.


Algemene regels

In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Denk aan de anti-dubbeltelregel en de regels met betrekking tot mogelijke binnenplanse afwijkingen. Een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid is, zoals het woord het al zegt, een mogelijkheid in het bestemmingsplan zelf om af te wijken van de regels uit datzelfde bestemmingsplan. Dit in tegenstelling tot 'buitenplanse' afwijkingsmogelijkheden.

De (bestemmings)regels moeten altijd in samenhang met de algemene regels worden gelezen vóórdat op basis van de bestemmingregels interpretaties worden verricht.

In dit hoofdstuk worden ook regels gegeven over het ondergronds bouwen. Daarbij zal in voorkomende gevallen door middel van een geohydrologische onderzoek aangetoond moeten worden dat grondwaterstromen niet worden verstoord.

De oppervlakte van een ondergrondse ruimte wordt niet meegeteld indien een maximum is gesteld.


Ten aanzien van de vereiste parkeergelegenheid op het bijbehorende terrein, wordt verwezen naar de bijlage Parkeernormen bij onderhavig plan. Wat voldoende is, wordt op basis van de normen van niet alleen bepaald bij de beoordeling van een bouwaanvraag, maar ook bij een wijziging in het gebruik.

Overgangs- en slotregels

In het laatste hoofdstuk wordt het overgangsrecht geregeld en wordt bepaald hoe het bestemmingsplan heet (de slotregel).

Voor zover relevant worden de planregels hierna nog artikelsgewijs nader toegelicht.

Begrippen

Voor een goede uitleg van de regels moeten de begripsbepalingen correct worden toegepast. Zij bieden uitsluitsel over de gebruikte termen en zijn doorslaggevend bij de interpretatie van de regels.

Ten aanzien van het begrip 'bijgebouw' (1.19) kan nog worden opgemerkt dat expliciet niet is gekozen voor de term 'bijbehorend bouwwerk' waar in de Wabo van wordt gesproken. Dit vloeit voort uit de keuze om in beginsel geen functieonderscheid voor te schrijven tussen hoofd- en bijgebouw.

Opgemerkt wordt dat een carport onder het begrip overkapping valt.

Wijze van meten

Dit artikel geeft aan hoe dient te worden gemeten. Bij het toepassen van de betreffende regels (zoals opgenomen in de algemene aanduidingsregels van dit plan) dient dus te worden gemeten conform de aangegeven meetmethodiek.

Agrarisch

Binnen deze bestemming is het agrarisch gebruik van de gronden geregeld. Daarnaast is binnen deze bestemming een aantal aanduidingen opgenomen voor het toestaan van een plattelandswoning, een oprijlaan, een ontsluiting, een parkeerterrein, een evenemententerrein en facilitaire voorzieningen ten behoeve van landgoed. De maatvoering van de plattelandswoning en de regeling voor bijgebouwen is opgenomen in de regels van deze bestemming. Het gebruik van het evenemententerrein is gekaderd in specifieke gebruiksregels.

Waarde - archeologie 1, 2 en 3

Deze dubbelbestemmingen zijn gebaseerd op het archeologiebeleid in de gemeente Rheden. In de regels van de verschillende dubbelbestemmingen wordt de bescherming van de archeologische waarden geregeld via een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (voorheen de aanlegvergunning). Zonder een dergelijke vergunning mag niet zomaar de grond worden geroerd, en daardoor blijven de (mogelijke) archeologische waarden in de grond onaangeroerd. De vergunningsplicht ziet er op toe dat éérst inzicht ontstaat in de mogelijke waarde van de bodem waarna, op basis van een afweging, alsnog een vergunning afgegeven kan worden voor het roeren van de bodem. Om inzicht in de mogelijke waarde van de bodem op het gebied van archeologie te verkrijgen is onderzoek nodig. Dit onderzoek zal vaak een archeologisch bureauonderzoek zijn gevolgd door een archeologisch booronderzoek. Deze dienen uitgevoerd te worden door deskundige onderzoekers die voldoen aan de benodigde certificeringen. Op basis van die eerste onderzoeken kan vervolgonderzoek nodig zijn (proefsleuvenonderzoek en eventueel opgraven). Indien aangetoond kan worden dat binnen (bepaalde delen van) het te onderzoeken gebied geen archeologische waarden meer aanwezig kunnen zijn, kan (met betrekking tot deze delen) worden afgezien van archeologisch onderzoek.

Voor de verschillende te onderscheiden gebieden geldt dat een omgevingsvergunning nodig is voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (voorheen aanlegvergunning genaamd). Waarbij de oppervlakte van de bodemingreep en de diepte ervan bepalen of een omgevingsvergunning nodig is of niet. Er moet dus aan beide criteria worden voldaan voordat een omgevings- vergunning nodig is. De diepte is daarbij maatgevend op het diepste punt (dus een ingreep boven de maatgevende oppervlakte en op één punt dieper dan de maatgevende diepte is vergunningplichtig).

De volgende gebieden worden onderscheiden waarbij per gebied het maatgevend minimale oppervlakte (in vierkante meters) wordt aangegeven als ook de maatgevende diepte (in strekkende centimeters).

Verwachtingswaarde categorie-indeling volgens archeologische beleidskaart onderzoek noodzakelijk bij bodemingrepen Dubbelbestemming
terrein van cultuurhistorische waarde, opgehoogd erf, buitenplaats, kasteelterrein, kern historische nederzetting aandachtsgebied groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm Waarde - Archeologie 1
hoge verwachting, waarschijnlijk goede conservering aandachtsgebied groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm Waarde - Archeologie 1
hoge verwachting, mogelijk goede conservering aandachtsgebied groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm Waarde - Archeologie 1
middelhoge verwachting onderzoeksgebied groter dan 250 m2 en dieper dan 30 cm Waarde - Archeologie 2
lage verwachting archeologisch gebied met lage verwachting groter dan 2500 m2 en dieper dan 30 cm Waarde - Archeologie 3
water waterbodems groter dan 2500 m2 en dieper dan 30 cm Waarde - Archeologie 3
bekende archeologische vindplaatsen en een straal van 25 m daaromheen groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm Waarde - archeologie 1

Anti-dubbeltelregel

Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze zou zich kunnen voordoen indien een deel van een bouwperceel dat al bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage was betrokken wederom bij een dergelijke berekening, doch nu ten behoeve van een ander bouwperceel wordt betrokken.

Algemene bouwregels

Voor diverse geringe bouwonderdelen geldt, dat deze bij de toets aan de planregels als zodanig buiten beschouwing worden gelaten. Daarnaast is een regeling voor ondergronds bouwen opgenomen. Hoofdregel is, dat hetgeen bovengronds is toegestaan, ook ondergronds kan worden toegestaan. Daarnaast zijn enkele verbijzonderingen opgenomen. De tekst van de regeling volgt uit het Bro.

Algemene gebruiksregels

Voor de redactie van dit artikel is de algemene formulering aangehouden. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. In beginsel is de bestemmingsomschrijving van de betreffende bestemming bepalend.

In verband met het schrappen van het bordeelverbod is expliciet opgenomen dat onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening in ieder geval wordt verstaan het (laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting. Om discussie te voorkomen is dit expliciet opgenomen. Met deze regeling wordt aangesloten bij het beleid van de gemeente Rheden om dit niet toe te laten in onderhavige kern.

Verder wordt nog voorzien in een regeling ten aanzien van het parkeren en de parkeernormen. De parkeernormen zijn voor alle bestemmingen van toepassing. Zij zijn als bijlage bij de regels opgenomen en maken als zodanig onderdeel uit van de regels van het voorliggende bestemmingsplan.

Algemene afwijkingsregels

Aan burgemeester en wethouders wordt hier de bevoegdheid gegeven om af te wijken van de bestemmingsregels. Evident is dat niet alle afwijkingsregels op alle bestemmingen van toepassing zijn. Voorts is van belang dat het bestaan van de bevoegdheid niet mag leiden tot een automatisme in het afwijken: conform de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moeten burgemeester en wethouders de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen afwegen. Overigens is de bevoegdheid beperkt in die zin dat geen omgevingsvergunning voor afwijken mag worden verleend indien onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een aantal met name genoemde belangen.

Algemene procedureregels

Op het stellen van nadere eisen zijn de algemene procedureregels van toepassing. Het is nodig deze in het bestemmingsplan te regelen omdat de Awb hierin niet voorziet.

Overgangsrecht

De redactie van dit recht volgt uit het Bro. Bij het overgangsrecht wordt onderscheid gemaakt naar bouwwerken en gebruik.

Bij bouwwerken gaat het er om of ze op de peildatum in enigerlei opzicht afwijken van het plan. Doorgaans betreffen die afwijkingen de bouwregels. Ze mogen gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd of na een calamiteit worden herbouwd, mits de bestaande afwijkingen naar hun aard niet worden vergroot. Bij de vraag of de afwijking wordt vergroot kan ook het gebruik relevant zijn. Van de mogelijkheid tot gedeeltelijke vernieuwing of verandering zijn uitgesloten de illegale bouwwerken. Daaronder worden verstaan de bouwwerken die zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning - voor zover vereist - zijn gebouwd in strijd met het toen geldende bestemmingsplan.

Voor een vergroting van de inhoud van een bouwwerk met niet meer dan 5% kan met een omgevingsvergunning eenmalig worden afgeweken. Peildatum voor bouwwerken is het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

Ten aanzien van het gebruik is bepaald dat bestaand, met het plan strijdig gebruik mag worden voortgezet. Een uitsluitingsclausule is opgenomen voor gebruik dat al in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. Deze regel laat de wrakingsjurisprudentie onverlet.

6.4 Vergelijking Met Geldende Bestemmingsplan

Afgezien van de ruimtelijke verschuiving van functies zijn alle bestemmingen en aanduidingen overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan Landelijk Gebied. Indien nodig zijn de regels geactualiseerd naar de laatste inzichten.

6.5 Reikwijdte Bestemmingsplan

Om te beoordelen of een ontwikkeling kan worden gerealiseerd, is het soms niet voldoende om alleen af te gaan op de inhoud van het bestemmingsplan. Ook indien het bestemmingsplan een ontwikkeling toestaat, kan het voorkomen dat andere regelgeving of dat gesloten verdragen de daadwerkelijke uitvoering verhinderen of pas na bijvoorbeeld vergunningverlening of onderzoek mogelijk maken.


De kaders die het bestemmingsplan biedt ten aanzien van nieuwe bouwmogelijk- heden/bouwplaninitiatieven, bieden geen garantie voor de te verlenen omgevings- vergunning voor het bouwen. Bouwplannen zullen naast de toets aan onderhavig bestemmingsplan tevens worden getoetst aan, en dienen te voldoen aan, zowel het landelijke Bouwbesluit als de bouwverordening (vastgesteld door de gemeenteraad). Waarbij de (onafhankelijke) welstandscommissie adviseert of het bouwplan op basis van de Welstandsnota (vastgesteld door de gemeenteraad) voldoet aan redelijke eisen van welstand.

6.6 Handhaving

Het bestemmingsplan maakt op een eenvoudige wijze duidelijk wat is toegelaten en is daarmee goed handhaafbaar.

Burgemeester en wethouders kunnen bestuursrechtelijk optreden tegen activiteiten die strijdig zijn met het bestemmingsplan. Daartoe is beleid vastgesteld.

Daarnaast kan ook via de strafrechtelijke weg worden opgetreden. Een overtreding van de regels is een strafbaar feit waarop de Wet op de Economische Delicten van toepassing is.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

kader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient de economische uitvoerbaarheid te worden onderzocht in het kader van het bestemmingsplan. De Wet ruimtelijke ordening verplicht de gemeente tot het verhaal van kosten die tot de grondexploitatie behoren op basis van een exploitatieplan.

De gemeente kan hiervan afzien indien:

  1. a. het verhaal van de kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, en
  2. b. het bepalen van een tijdvak of fasering niet noodzakelijk is, en
  3. c. het stellen van eisen, regels of een uitwerking van regels aan het bouwrijp maken, de aanleg van nutsvoorzieningen, en het inrichten van de openbare ruimte en woningbouwcategorieën niet noodzakelijk is, of
  4. d. één van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen van toepassing is, te weten:
    1. 1. het totaal der wettelijk te verhalen exploitatiebijdragen bedraagt minder dan € 10.000,00, of
    2. 2. er geen verhaalbare kosten in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening aan de orde zijn, of
    3. 3. de verhaalbare kosten in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening uitsluitend de aansluiting van een bouwperceel op de openbare ruimte of de aansluiting op de nutsvoorzieningen betreffen.

De Wet ruimtelijke ordening kent voorts een regeling welke voorziet in een tegemoetkoming in schade indien deze boven het normale maatschappelijke risico uitstijgt. Burgemeester en wethouders hebben ter zake van planschade een verordening vastgesteld.

beoordeling

Onderhavig bestemmingsplan betreft deels een private ontwikkeling en deels een actualisatie van het geldende bestemmingsplan. Waarbij in beginsel wordt aangesloten op het bestaande. De nieuwe ontwikkelingen zijn met name de aanleg van een permanente parkeerplaats en de bouw van twee nieuwe beheersgebouwen. Voor een agrarische woning wordt bewoning mogelijk gemaakt voor een burger. In In hoofdstuk 5 wordt verder aangegeven hoe is omgegaan met actuele inzichten ten aanzien van plansystematiek en de gemaakte keuzes.

conclusie

Het verhaal van kosten is niet aan de orde en een exploitatieplan hoeft niet te worden vastgesteld. In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat gezien de beperktheid van de aanpassingen in de regels en verbeelding en de voorbereiding van onderhavig bestemmingsplan geen zodanige waardeveranderingen worden voorzien dat zij niet gedragen kunnen worden.

Gelet op het vorenstaande is de economische uitvoerbaarheid verzekerd.

Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

8.1 Inspraak

kader

De gemeente kent op grond van de Gemeentewet een inspraakverordening. Deze verordening verplicht niet tot het geven van inspraak bij de voorbereiding van bestemmingsplannen.


beoordeling

Gezien de aard van onderhavig bestemmingsplan waarbij de bestaande mogelijkheden uitgangspunt zijn, de nieuwe ontwikkelingen inzichtelijk zijn en o.a. de wijzigingen in de standaardplanmethodiek in de fase van voorbereiding van het bestemmingsplan bekend zijn gemaakt en ter inzage hebben gelegen, bestaat geen aanleiding om onverplicht inspraak te geven.


conclusie

Volstaan is met de wettelijke procedure zoals opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening.

8.2 Vooroverleg

kader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening wordt vooroverleg gepleegd met de besturen van de betrokken gemeenten, waterschappen en met diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor een goede ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in geding zijn.

Van de kant van de provincie Gelderland en het rijk is bericht in welke gevallen zij vooroverleg nodig vinden.


beoordeling

In het kader van het wettelijk vooroverleg zijn de volgende instanties verzocht te reageren:

- Waterschap Rijn en IJssel;

- De provincie Gelderland.

Beide instanties hebben geen inhoudelijke reacties gegeven die aanleiding geven tot het wijzigen van het ontwerp bestemmingsplan.

conclusie

Op basis van de resultaten van het vooroverleg is er geen aanleiding tot het wijzigen van het ontwerpbestemmingsplan.

8.3 Zienswijzen

kader

De tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan met het ontwerpbesluit is ingevolge de Wet ruimtelijke ordening op 14 maart 2018 bekend gemaakt in de Regiobode, de Staatscourant en in het elektronische Gemeenteblad. Op de gemeentelijke website is voor de in procedure zijnde bestemmingsplannen een link geplaatst die doorleidt naar de officiële bekendmakingen op de website www.overheid.nl.

Gedurende de termijn van terinzagelegging van 15 maart 2018 tot en met 25 april 2018 heeft een ieder de mogelijkheid gehad zienswijzen omtrent het ontwerpbestemmingsplan bij de gemeenteraad naar voren te brengen.

In deze periode was het bestemmingsplan met het ontwerpbesluit via www.ruimtelijkeplannen.nl digitaal te raadplegen. De analoge versie lag ter inzage in het gemeentehuis.

In de Nota van Zienswijzen (bijlage 16) zoals die behoort bij het raadsbesluit omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan, zijn de zienswijzen samengevat en voorzien van een antwoord door de gemeenteraad. Hieruit blijkt of aanleiding is gevonden voor een gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan. De wijzigingen ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan zijn vastgelegd in de Nota van Wijzigingen (bijlage 17) zoals die bij het raadsbesluit omtrent de vaststelling hoort.


beoordeling

Er zijn twee zienswijzen naar voren gebracht (bijlage 1). De zienswijzen hadden zeer kort samengevat beide betrekking op een nieuwe permanente parkeerplaats ten noorden van de Middachterallee:

  • een aanwezige gasleiding is niet bestemd en op de verbeelding weergegeven; hieraan is tegemoet gekomen door het intrekken van dit plandeel door de initiatiefnemer.
  • de parkeervoorziening is gelegen in de Groene Ontwikkelzone en Nationaal Landschap Veluwe en heeft een negatief omgevingseffect; hieraan is tegemoet gekomen door het intrekken van dit plandeel door de initiatiefnemer.

Ambtshalve is aanleiding gevonden om paragraaf 4.1.3 Milieuzonering aan te vullen met een toelichting over eventuele spuitzones rond de plattelandswoning.

Tenslotte wordt opgemerkt dat de toelichting mede naar aanleiding van de zienswijzen is geactualiseerd. De eerder voorgenomen parkeerplaats ten noorden van de Middachterallee is komen te vervallen (zie ook bijlage 15).

conclusie

De ingebrachte zienswijzen geven mede aanleiding om tot een gewijzigde vaststelling over te gaan. De gewijzigde vaststelling vloeit ook voort uit ambtshalve overwegingen.

Het vastgestelde bestemmingsplan wordt met inachtneming van de wijzigingen voor beroep ter visie gelegd.

Bijlagen Bij De Toelichting

Bijlage 1 Reacties

Bijlage 2 Inrichtingsplan Middachten, Juli 2018

Bijlage 3 Schetsplannen Nieuwbouw

Bijlage 4 Verslag Samenwerkingsverband Cultuurhistorie Gelderland

Bijlage 5 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 6 Nader Bodemonderzoek

Bijlage 7 Onderzoek Luchtkwaliteit

Bijlage 8 Archeologisch Vooronderzoek (Proefsleuven)

Bijlage 9 Effectenrapportage Cultuurhistorie

Bijlage 10 Bomen Effect Rapportage

Bijlage 11 Effectenrapportage Landschap

Bijlage 12 Natuurtoets

Bijlage 13 Wbo Berekening En Advies Brandweer

Bijlage 14 Archeologisch Vooronderzoek (Verkennende Fase)

Bijlage 15 Brief Middachten,7 Juni 2018

Bijlage 16 Nota Van Zienswijzen

Bijlage 17 Nota Van Wijzigingen