Bestemmingsplan Landelijk Gebied, locatie voormalig zwembad Beekhuizen
Bestemmingsplan - Gemeente Rheden
Onherroepelijk op 23-08-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan Landelijk Gebied, locatie voormalig zwembad Beekhuizen van de gemeente Rheden;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0275.BPLG5-0004 met de bijbehorende regels;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van de aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aanduidingsvlak:
een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden;
1.6 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.7 beeldkwaliteitsplan:
het Beeldkwaliteitsplan voormalig zwembad Beekhuizen Velp, vastgesteld door de gemeenteraad op 29 mei 2012;
1.8 beroep aan huis:
een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig beroep (of daarmee gelijk te stellen activiteiten) dat in een woning danwel (vrijstaande) bijgebouwen wordt uitgeoefend, inclusief ondergeschikte detailhandel;
1.9 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.10 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.11 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.12 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.13 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren is begrensd;
1.14 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.15 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.16 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegestaan;
1.17 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.18 bijgebouw:
een al dan niet vrijstaand gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
1.19 cultuurhistorische waarden:
de kenmerken van het gebruik dat de mens in de loop der geschiedenis van grond en gebouwen heeft gemaakt zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het slotenpatroon of de architectuur, onder cultuurhistorische waarden worden mede verstaan de archeologische waarden en monumenten;
1.20 erkend archeoloog:
een door burgemeester en wethouders als zodanig aangewezen archeoloog die voldoet aan de door en krachtens de Monumentenwet gestelde kwalificaties en eisen;
1.21 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.22 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn ligging, constructie, afmetingen en functie dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw valt aan te merken;
1.23 kantoor:
een ruimte, of bij elkaar horende ruimten, die bestemd zijn om voornamelijk te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden of dienstverlening;
1.24 landschappelijke waarde:
waarden in landschappelijk-esthetische en geomorfologische zin;
1.25 natuurlijke waarde:
aan een gebied toegekende waarde in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomend in dat gebied;
1.26 nutsvoorziening:
een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;
1.27 onderbouw:
een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven maaiveld is gelegen en waarbinnen zich één of meer bouwlagen kunnen bevinden die niet worden meegeteld bij het aantal bouwlagen zoals bedoeld in artikel 7 Wonen-2;
1.28 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;
1.29 peil:
de bovenkant van het aansluitende afgewerkte terrein dat een bouwwerk
omgeeft, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein het gemiddelde van die bovenkanten wordt aangehouden. Binnen een bouwvlak zoals aangegeven op de plankaart is het peil gelijk aan de in artikel 2.1 gestelde NAP-waarden;
1.30 seksinrichting:
een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder een hiervoor bedoelde inrichting worden in elk geval verstaan: een bordeel, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub en erotische massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar;
1.31 sociale huurwoning:
huurwoning als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, onder d van het Besluit ruimtelijke ordening;
1.32 straatmeubiliair:
hieronder wordt voor de werking van dit bestemmingsplan mede verstaan: (ondergrondse) inzamelbakken voor huishoudafval, - papier, glas-, kleding en andere afvalbakken, toegangsconstructies voor ondergronde voorzieningen, werken van beeldende kunst, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, alsmede abri's en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen;
1.33 voorste bouwgrens:
elke naar de weg gekeerde bouwgrens;
1.34 wooneenheid:
een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat uitsluitend bedoeld is voor de huisvesting van een afzonderlijk huishouden;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 peil bouwvlak
binnen de volgende bestemmingen gelden voor de bouwvlakken de volgende peilwaarden:
- Maatschappelijk een NAP-hoogte van 48,59 meter;
- Wonen-1 een NAP-hoogte van 49,34 meter;
- Wonen-2 een NAP-hoogte van 52,48 meter.
2.2 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.3 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.4 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.7 het bebouwingspercentage
De in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bouwvlak dan wel aanduidingsvlak tot de oppervlakte van dat bouwvlak dan wel aanduidingsvlak, per bouwperceel.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Maatschappelijk
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen die gericht zijn op natuurbeleving en -educatie en landschapsbeleving en -educatie;
- b. ter plaatse van het bouwvlak is het gebruik als kantoor-, educatie- en/of expositieruimte toegestaan, mits de activiteiten een directe relatie hebben met de omgeving en gericht zijn op natuurbeleving en -educatie en landschapsbeleving en -educatie ;
- c. verkeers- en parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, hemelwater- infiltratievoorzieningen en rioleringswerken, watergangen en waterpartijen, straatmeubiliair en andere bijbehorende voorzieningen.
3.2 Bouwregels
- a. Op de in lid 3.1 bedoelde gronden zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouw zijnde, tot een bouwhoogte van maximaal 4 meter met dien verstande dat:
- 1. voor vrijstaande reclame uitingen de bouwhoogte maximaal 3,5 meter bedraagt;
- 2. voor erf- en perceelsafscheidingen de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt.
- b. Ter plaatse van het bouwvlak zijn op de in lid 3.1 van dit artikel bedoelde gronden tevens toegestaan gebouwen met een maximale bouwhoogte zoals die nader door de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is aangegeven.
Artikel 4 Natuur
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de natuurlijke en de landschappelijke waarden;
- b. waterhuishoudkundige doeleinden;
- c. recreatief en educatief medegebruik;
- d. infrastructurele voorzieningen zoals wandelpaden;
- e. nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
Op de in lid 4.1 bedoelde gronden zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouw zijnde, tot een bouwhoogte van maximaal 2 meter, met uitzondering van:
- a. een loopbrug met een maximale bouwhoogte van 4 meter ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'loopbrug'.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen mede op basis van het beeldkwaliteitsplan nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend landschapsbeeld en bebouwingsbeeld;
- b. de milieusituatie;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Omgevingsvergunning
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van gronden;
- 2. het vellen, rooien en/of beschadigen van houtgewassen;
- 3. het aanplanten van bomen en/of houtgewassen over een oppervlakte van meer dan 50 m2;
- 4. het aanbrengen en aanleggen van oppervlakteverhardingen ten behoeve van voet- en fietspaden;
- 5. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport -, energie - en/of communicatieleidingen.
- b. Het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
- 1. het normale onderhoud betreffen;
- 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
- c. De in onder a. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en/of landschappelijke waarden van de gronden.
Artikel 5 Recreatie - Dagrecreatie
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verkeers- en parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, hemelwater-infiltratievoorzieningen en rioleringswerken, watergangen en waterpartijen, straatmeubiliair en andere bijbehorende voorzieningen.
5.2 Bouwregels
- a. Op de in lid 5.1 van dit artikel bedoelde gronden zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouw zijnde, tot een bouwhoogte van maximaal 6 meter met dien verstande dat:
- 1. voor vrijstaande reclame uitingen de bouwhoogte maximaal 3,5 meter bedraagt;
- 2. voor erf- en perceelsafscheidingen de bouwhoogte maximaal 2,5 meter bedraagt.
Artikel 6 Wonen - 1
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sociale huurwoningen met de daarbij behorende verkeers- en parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, hemelwaterinfiltratievoorzieningen en rioleringswerken, watergangen en waterpartijen, straatmeubiliair en andere binnen een woongebied bijbehorende voorzieningen;
- b. het aantal wooneenheden zoals dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' nader staat aangegeven.
6.2 Bouwregels
- a. Op de in lid 6.1 van dit artikel bedoelde gronden zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouw zijnde, tot een bouwhoogte van maximaal 6 meter met dien verstande dat:
- 1. voor erf- en perceelafscheidingen de bouwhoogte maximaal 1 meter bedraagt;
- 2. voor vrijstaande reclameuitingen de bouwhoogte maximaal 1,5 meter bedraagt.
- b. Ter plaatse van het bouwvlak zijn op de in lid 6.1 van dit artikel bedoelde gronden tevens toegestaan gebouwen met:
- 1. een maximale bouwhoogte zoals dat nader door de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is aangegeven;
- 2. maximaal 2 bouwlagen.
- c. Ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'uitkijktoren' is tevens een bouwwerk toegestaan met een maximale bouwhoogte van 12 meter.
- d. Ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'loopbrug' is tevens een bouwwerk toegestaan met een maximale bouwhoogte van 7,5 meter.
6.3 Specifieke gebruiksregels
- a. Gebruik van ruimten binnen de bouwwerken in het bouwvlak ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroepsactiviteit is toegestaan, mits:
- 1. de activiteit wordt uitgeoefend door in ieder geval de bewoner van de woning;
- 2. de ruimte(n) waar de activiteiten plaatsvinden niet groter is dan 50 m²;
- 3. het gebruik geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu heeft;
- 4. het gebruik geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer heeft en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt, tenzij de initiatiefnemer voorziet in extra parkeerruimte op het eigen perceel.
Artikel 7 Wonen - 2
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wooneenheden met de daarbij behorende verkeers- en parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, hemelwaterinfiltratievoorzieningen en rioleringswerken, watergangen en waterpartijen, straatmeubiliair en andere binnen een woongebied bijbehorende voorzieningen;
- b. het aantal wooneenheden zoals dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' nader staat aangegeven.
7.2 Bouwregels
- a. Op de in lid 7.1 van dit artikel bedoelde gronden zijn toegestaan bouwwerken geen gebouw zijnde tot een bouwhoogte van maximaal 3 meter met dien verstande dat:
- 1. voor erf- en perceelsafscheidingen de bouwhoogte maximaal 1 meter bedraagt;
- 2. voor vrijstaande reclameuitingen de bouwhoogte maximaal 1,5 meter bedraagt.
- b. Ter plaatse van het bouwvlak zijn op de in lid 7.1 van dit artikel bedoelde gronden tevens toegestaan gebouwen met een maximale bouwhoogte zoals dat nader door de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is aangegeven. De gebouwen mogen bestaan uit:
- 1. een onderbouw;
- 2. maximaal 2 bouwlagen.
7.3 Specifieke gebruiksregels
- a. Gebruik van ruimten binnen de woning danwel een (vrijstaand) bijgebouw ten behoeve van de uitoefening van een beroep aan huis of een bedrijfsactiviteit is toegestaan mits:
- 1. de activiteit wordt uitgeoefend door in ieder geval de bewoner van de woning;
- 2. de ruimte(n) waar de activiteiten plaatsvinden niet groter is dan 50 m²;
- 3. het gebruik geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu heeft;
- 4. het gebruik geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer heeft en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt, tenzij de initiatiefnemer voorziet in extra parkeerruimte op het eigen perceel.
Artikel 8 Waarde - Archeologisch Onderzoeksgebied
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologisch onderzoeksgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor gronden met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde.
8.2 Bouwregels
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
- a. Behoudens het onder c bepaalde dient, bij een aanvraag voor een reguliere bouwvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 250 m² en waarbij dieper wordt gegraven dan 30 cm, de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
- b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door de erkend archeoloog;
- 4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
- c. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
8.3 Omgevingsvergunning
- a. Ter plaatse van de aangewezen gronden is het verboden om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende vergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te (laten) voeren:
- 1. het vellen, rooien en beschadigen van houtgewassen anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand;
- 2. het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist tenzij die voortvloeien uit een verleende bouwvergunning;
- 3. het ophogen van de gronden met meer dan 30 centimeter, tenzij die werkzaamheden voortvloeien uit een verleende bouwvergunning;
- 4. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 30 centimeter, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen;
- 5. het aanbrengen van diepwortelende beplanting alsmede het verwijderen van stobben;
- 6. het graven, dempen, verdiepen of verbreden van greppels, sloten, vijvers, beken en andere watergangen;
- 7. het verlagen van het grondwaterpeil;
- 8. het aanbrengen of verbreden van oppervlakteverhardingen, anders dan bedoeld voor fiets- of wandelpaden en tuininrichtingen;
- 9. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies respectievelijk het aanbrengen van constructies in verband met bovengrondse leidingen;
- 10. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden van het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik;
- 11. het slopen van gebouwen of een gedeelte daarvan.
- b. Het onder a opgenomen verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:
- 1. welke op het tijdstip van inwerking treding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning;
- 2. waarvoor op grond van meer specifieke regelgeving vergunning of ontheffing noodzakelijk is;
- 3. die van geringe omvang zijn dan wel het normale onderhoud betreffen.
- c. De vergunning wordt niet verleend:
- 1. indien werken of werkzaamheden geen verband houden met het toegestane gebruik in de gegeven bestemming;
- 2. indien hierdoor, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen, de cultuurhistorische waarden en kwaliteiten van de gronden onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
- 3. dan nadat een advies is ontvangen van een erkend archeoloog of een deskundig bureau voorzover de gronden zijn gelegen in het archeologisch aandachtsgebied.
- d. In afwijking van het bepaalde in c kan de vergunning om zwaarwichtige redenen, voor een deel van de werken of werkzaamheden, alsnog worden verleend onder de voorwaarde dat voorafgaande aan de uitvoering van de vergunning adequaat archeologisch onderzoek plaatsvindt.
- e. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.
Artikel 9 Waarde - Cultuurhistorie
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en herstel van de cultuurhistorische eenheid van het voormalige zwembadcomplex zoals omschreven in het beeldkwaliteitsplan.
9.2 Bouwregels
Op de in lid 9.1 van dit artikel bedoelde gronden mogen naast bouwwerken die zijn toegestaan op grond van de andere daar voorkomende bestemmingsregels, uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, tot een bouwhoogte van maximaal 3 meter worden opgericht, met dien verstande dat:
- a. deze bouwwerken een architectonische eenheid vormen met de bouwwerken van het voormalige zwembadcomplex, of;
- b. deze bouwwerken ter vervanging dienen van bestaande bouwwerken die verbonden zijn aan de oorspronkelijke functie van het voormalige zwembadcomplex.
9.3 Omgevingsvergunning
- a. Ter plaatse van de aangewezen gronden is het verboden om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende vergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te (laten) voeren:
- 1. het slopen van (onderdelen van) bouwwerken;
- 2. het dempen van de voormalige zwembaden;
- 3. het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van gronden.
- b. Het onder a opgenomen verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:
- 1. welke op het tijdstip van inwerking treding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.
- c. De vergunning wordt niet verleend:
- 1. indien werken of werkzaamheden geen verband houden met het toegestane gebruik in de gegeven bestemming;
- 2. indien hierdoor, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen, de cultuurhistorische waarden en kwaliteiten van de gronden onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
- 3. dan nadat een advies, gebaseerd op het beeldkwaliteitsplan, is ontvangen van de gemeentelijke Commissie Cultuurhistorie.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 10 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 11 Algemene Bouwregels
11.1 Algemene regels
- a. Gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen bebouwingsvlakken, tenzij in deze regels anders is bepaald;
- b. Bij het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen een bouwvlak worden buiten beschouwing gelaten:
- 1. ondergeschikte bouwdelen als funderingen, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, dakoverstekken, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en goten mits het bouwvlak met niet meer dan 0,5 meter wordt overschreden;
- 2. erkers, luifels, balkons en brandtrappen voorzover zij ondergeschikt zijn aan de gevel van het hoofdgebouw, mits het bouwvlak met niet meer dan 1,5 meter wordt overschreden;
- 3. entreepartijen op de begane grond, voorzover zij ondergeschikt zijn aan de gevel van het hoofdgebouw mits het bouwvlak met niet meer dan 1,5 meter wordt overschreden;
- c. Een bouwvlak mag volledig worden bebouwd tenzij op de plankaart daaraan een maximum is gesteld in de vorm van een aantal vierkante meters aan gebouwen;
- d. Bij het bepaalde ten aanzien van de bouwhoogte worden buiten beschouwing gelaten:
liftschachten, trappenhuizen, balustrades, balkonhekken en opbouwen voor technische installaties.
11.2 Nutsvoorzieningen
- a. Binnen de bestemmingen Maatschappelijk, Recreatie – dagrecreatie en Wonen zijn toegestaan gebouwen ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een goothoogte van maximaal 3,5 meter en een bouwhoogte van maximaal 5 meter en maximale oppervlakte van 10 m².
11.3 Ondergronds bouwen
- a. Binnen de bestemmingen Maatschappelijk, Natuur, Recreatie – dagrecreatie en Wonen, is het ondergronds bouwen toegestaan voor ruimten die een functionele eenheid vormen met en/of dienstbaar zijn aan de toegestane functies en voor voorzieningen voor het ter plaatse bergen of infiltreren van hemelwater en/of huishoudelijk afvalwater, voorzover geen negatieve gevolgen optreden voor het grondwatersysteem.
- b. Hierbij geldt dat constructies ten behoeve van de ontsluiting van de ondergrondse ruimte slechts zijn toegestaan binnen het betreffende bouwperceel.
- c. Binnen de bestemmingen Maatschappelijk, Natuur, Recreatie – dagrecreatie en Wonen mogen bouwwerken worden gebouwd met een diepte van maximaal 4 meter respectievelijk 6 meter voor rioleringswerken.
Artikel 12 Algemene Gebruiksregels
12.1 Gebruiksverbod
Het is verboden de gronden en bouwwerken te, doen of laten, gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming(en). Het opslaan, lozen of storten, al dan niet ten verkoop, van onbruikbare dan wel aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, materialen, stoffen, voer- of vaartuigen of machines wordt in ieder geval als gebruik in strijd met de bestemming of het plan aangemerkt.
12.2 Ontheffing voor het meest doelmatige gebruik
Burgemeester en wethouders verlenen ontheffing van het bepaalde in lid 10.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 13 Algemene Ontheffingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
- a. een bestemmingsgrens en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of verkeersintensiteit daartoe aanleiding geeft, met dien verstande dat de afwijking maximaal 3 meter mag bedragen;
- b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat een bouwvlak wordt verschoven indien dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, of in het belang is van een technisch of ruimtelijk dan wel cultuurhistorisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken, met dien verstande dat de afwijking maximaal 3 meter mag bedragen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van lid 12.1 onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 5%.
- c. Lid 12.1 onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 12.2 onder a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 12.2 onder a na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Lid 12.2 onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Landelijk Gebied, locatie voormalig zwembad Beekhuizen.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 29 mei 2012.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
Het bestemmingsplan bestaat uit kaarten en regels. Het gaat vergezeld van een toelichting. In een bestemmingsplan worden de gebruiks- en bouwmogelijkheden van gronden aangegeven door middel van kleuren en symbolen, waarbij per object regels zijn gegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. Uit het samenstel van de kaarten en de regels blijkt wat juridisch wordt toegestaan. Door op de plankaart het perceel op te zoeken waarover informatie wordt gewenst, kan worden afgelezen welke bestemming het heeft.
1.2 Aanleiding Bestemmingsplan
Voormalig zwembad Beekhuizen aan de Beekhuizenseweg in Velp is sinds eind jaren tachtig van de vorige eeuw niet meer in bedrijf. Het zwembadcomplex ontstond in de jaren vijftig door de toenemende behoefte aan recreatiemogelijkheden. In de jaren vijftig tot en met de jaren tachtig was het zwembad een succes. Toenemende concurrentie van andere zwemgelegenheden, zoals Rhederlaag, en toenemende kosten, leidde uiteindelijk tot sluiting van het zwembadcomplex.
De twee dienstwoningen bleven tot in de jaren negentig bewoond om vervolgens tot begin 2000 onbewoond te blijven. Zowel de voormalige dienstwoningen als de voormalige zwembadbebouwing zijn sindsdien bewoond.
In de loop der tijd zijn er verschillende plannen met verschillende invullingen voor het terrein geweest. Geen van die plannen hebben het gehaald. Onder andere vanwege het gebrek aan draagvlak onder bewoners en politiek, de kwetsbaarheid van de locatie en zijn omgeving of strijdigheid met beleid en regelgeving. In 2006 ontstond vanuit de gemeente het idee van een prijsvraag voor een nieuwe invulling van het zwembadterrein. Uiteindelijk won weliswaar geen van de inzenders de prijsvraag. Het plan 'Beekhuizen in de startblokken' van de Woningbouwvereniging Gelderland (WBVG) en de bewoners sloot het beste aan bij de wensen van de gemeenteraad. In december 2007 heeft de raad de kaders voor de herbestemming van het zwembadcomplex vastgesteld. De kaders gaan onder meer uit van een functiewijziging van de zwembadbebouwing naar wonen en het wijzigen van de recreatieve bestemming naar een natuurbestemming. Daarnaast worden de voormalige dienstwoningen gesloopt in ruil voor een nieuw uit te geven kavel. De overleggen en voorbereidingen van de afgelopen jaren hebben geleid tot dit bestemmingsplan.
1.3 Ligging Plangebied
Het zwembadcomplex Beekhuizen is gelegen aan de rand van Velp-Noord en wel aan de Beekhuizenseweg 93. De voormalige dienstwoningen liggen hier naast op de huisnummers 91 en 91 a. Het zwembadcomplex wordt omsloten door de Veluwe, Sportpark Beekhuizen en een tuin behorende bij een particuliere woning. Op onderstaande luchtfoto is de locatie met rood omcirkeld.
1.4 Geldend Bestemmingsplan
Het zwembadcomplex Beekhuizen valt onder het vigerende bestemmingsplan Buitengebied 1995. In dit plan heeft het terrein de bestemming Recreatie met de subbestemming Nader uit te werken bestemming. Hiermee zijn de gronden bestemd voor toeristisch-recreatieve en recreatieve doeleinden, waaronder veldsporten. Tevens staat in het plan aangegeven dat de gronden die als zodanig bestemd zijn nader dienen uitgewerkt te worden middels artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, het huidige artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening. Het gebruik van de gronden ten behoeve van natuur- en woondoeleinden past niet binnen deze bestemming.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plan
2.1 De Locatie
Het terrein van voormalig zwembad Beekhuizen ligt aan de rand van Velp-Noord en de Veluwe. Aansluitend aan het terrein bevindt zich Sportcomplex Beekhuizen met een hockeyvereniging en een tennisvereniging. Eigenlijk is het sportcomplex met het terrein van het voormalig zwembad een overgangsgebied tussen de villawijk Velp-Noord en de Veluwe.
Het plangebied van dit bestemmingsplan bestaat in het zuid-westelijk deel uit een geasfalteerde toegangsweg tot het terrein en een eveneens geasfalteerde parkeerplaats. De parkeerplaats behoorde voorheen tot zwembad Beekhuizen en is sinds de sluiting van het complex in gebruik genomen door de naastgelegen hockeyvereniging vanwege een tekort aan parkeerplaatsen. In het noord-westelijk deel staat bebouwing: twee dienstwoningen, een overkapping annex schuur, het voormalige zwembadgebouw met kleedruimtes, kantine en dergelijke, een ketelhuis en tot slot drie zwembaden (peuterbad, recreatiefbad en wedstrijdbad). De dienstwoningen en het voormalige zwembadgebouw worden momenteel niet conform de bestemming bewoond. Rondom de zwembaden zijn nog diverse bouwwerken uit het verleden te zien zoals een duikplank en startblokken. In het noordoostelijk deel van het plangebied liggen de voormalige zonneweides die nu in gebruik zijn als paardeweide, volkstuin en natuurlijkterrein.
Het zwembadcomplex is gebouwd halverwege de jaren vijftig van de vorige eeuw. Een tijd waarin Nederland nog volop bezig was met de wederopbouw en waarin een toenemende behoefte aan ontspanning ontstond. De Nederlander kreeg meer vrije dagen en had behoefte aan recreatieve mogelijkheden. Zwembad Beekhuizen maakte onderdeel uit van een groter recreatiecomplex waartoe ook de terreinen van de tennisvereniging en de hockeyvereniging horen. Het zwembadcomplex is een typisch voorbeeld van wederopbouwarchitectuur waarbij functionaliteit voorop stond. Het is een van de weinige openlucht zwembadcomplexen uit die periode dat, weliswaar in verval, nog behouden is.
Eind jaren negentig van de vorige eeuw en begin 2000 werd het zwembad complex gekraakt en is sindsdien bewoond. De betrokkenheid en het respect van de bewoners voor de natuurlijke omgeving waarin ze woonden hebben ervoor gezorgd dat zij het initiatief namen om het terrein in de loop der jaren om te vormen tot een natuurlijk terrein met een van de grootste ringslangenpopulaties van ons land. Door de woonfunctie van de afgelopen jaren zijn de gebouwen minder snel in verval geraakt dan zonder bewoning het geval geweest zou zijn. Feit is dat pas met een structurele en geformaliseerde functie, zoals wonen, een begin gemaakt kan worden metb het opknappen van het zwembadcomplex. Hiervoor is een bestemmingsplanwijziging noodzakelijk. Het zwembadcomplex kan daardoor gerenoveerd worden en de uitstraling krijgen die het verdient!
2.2 Gewenste Situatie
Op 18 december 2007 heeft de raad een besluit genomen over de kaders waarbinnen een herbestemming van het zwembadcomplex kan plaatsvinden. De vaststelling van de kaders zijn een resultante van de prijsvraag voor een herbestemming van het terrein in 2006/2007. Weliswaar won geen van de deelnemende partijen de prijsvraag, wel leidde dit ertoe dat duidelijk werd welke functies konden rekenen op maatschappelijke- en politieke steun. De kaders van de raad voor herbestemming van het terrein zijn als volgt:
- de nieuwe bestemmingen worden wonen en natuur;
- de voormalige zwembadbebouwing wordt in oude luister hersteld en er komen huurwoningen in;
- op de plek van de beheerderswoningen mag een villa gebouwd worden op een vrije kavel;
- het deel van het zwembadcomplex zonder bebouwing wordt bij overdracht gehandhaafd in de huidige natuurlijke toestand;
- overdracht natuurgedeelte wordt duurzaam geregeld, waarbij Stichting Broedplaats Beekhuizen voor het beheer op korte termijn een belangrijke rol kan spelen en afspraken met Natuurmonumenten en Gelders Landschap continuiteit voor de langere termijn moeten waarborgen;
- het natuurgedeelte van het terrein wordt in balans met de natuurontwikkeling op het terrein, maximaal opengesteld voor het publiek.
Een invulling van deze kaders leidt tot de gewenste formalisatie van de huidige situatie waarbij een impuls gegeven kan worden aan het gebied op zowel recreatief, cultuurhistorisch, natuurlijk als financieel vlak.
2.3 Afweging
Binnen de kaders van de gemeenteraad is in de afgelopen jaren gewerkt een plan ontwikkeld. Dit heeft ertoe geleid dat op 15 maart 2010 een intentieovereenkomst is getekend waarbij Woningbouwvereniging Gelderland (WBVG) de taak op zich neemt om de zwembadbebouwing te renoveren en geschikt te maken voor inmiddels 6 sociale huurwoningen. WBVG heeft zichzelf ten doel gesteld om gezien de omgeving zoveel mogelijk gebruik te maken van duurzame materialen. Het duurzaamheidsprincipe wordt hier zo belangrijk gevonden dat ook getracht wordt gebruik te maken van zonnepanelen voor energie, gebruik van regenwater voor b.v. toilet, strobalen als isolatie en een IBA voor zuivering van het eigen afvalwater in plaats van lozing op de riolering. Dit maakt het project niet alleen uniek door de renovatie van de bebouwing maar ook door de hoge ambitie ten aanzien van duurzaamheid.
In het plan zullen de beheerderswoningen worden gesloopt en plaats maken voor een villa. Hierdoor wordt zowel een woonfunctie op deze unieke plek behouden als een financiele compensatie gegenereerd voor de negatieve boekwaarde van het zwembadterrein. De vrije kavel voor een villa in combinatie met de verkoop en de erfpacht van de grond van de zwembadbebouwing zal de negatieve boekwaarde zeker niet dekken. Toch is er niet voor gekozen om vanuit financiele redenen meer bouwmogelijkheden op te nemen dan nu het geval is omdat dit afbreuk kan doen aan de ruimtelijke kwaliteit van het terrein en zijn omgeving.
Voor de villa wordt een beeldkwaliteitsplan opgesteld zodat het voor de welstandscommissie mogelijk is om een toekomstige bouwaanvraag vanuit dit plan te beoordelen en daarmee een eigentijdse architectuur, passend bij de omgeving en de zwembadbebouwing, mogelijk te maken. Voor wat betreft de bouwoppervlakte van de toekomstige villa en de bijbehorende bijgebouwen is aansluiting gezocht met de bestaande bouwoppervlakte van de voormalige dienstwoningen, te weten circa 180 m2. Ook ten aanzien van de bouwhoogte en de bouwlagen is aansluiting gezocht bij de bestaande bebouwing waardoor de villa een bouwhoogte krijgt van maximaal 6 meter in maximaal 2 bouwlagen.
Voor het gedeelte van het terrein wat in de huidige situatie een natuurlijke functie heeft en waar zich tevens de paardenweide, volkstuin en zwembaden bevinden wordt een natuurfunctie voorgestaan. De grond van dit terrein blijft in eigendom van de gemeente en voor het beheer zal met de Stichting Broedplaats Beekhuizen (SBB) een meerjarige beheerovereenkomst worden afgesloten. Op deze manier kan de stichting haar inzet en betrokkenheid bij de inrichting en het beheer van het terrein in de afgelopen jaren continueren en blijven de bewoners van de zwembadbebouwing betrokken bij hun natuurlijke woonomgeving. De gemeente krijgt een rol als eindverantwoordelijke, net als bij de omliggende natuurterreinen. De natuurfunctie wordt in planologische zin gewaarborgd door een natuurbestemming. Ten aanzien van de openstelling van het terrein wordt aansluiting gezocht met de omliggende natuurterreinen. Dit betekent dat het terrein tussen zonsopgang en zonsondergang grotendeels toegankelijk wordt voor publiek. Gezien de kwetsbaarheid van het terrein zijn fietsers niet toegestaan en moeten honden worden aangelijnd. De oevers van het zwembadgedeelte worden in verband met de populatie ringslangen beperkt toegankelijk en alleen onder begeleiding van een lid van de SBB. De paardenweide zal verdwijnen en hiervoor komt een natuurlijkere inrichting. De moestuin kan (deels) behouden blijven mits dit past binnen de doelstellingen van het natuurterrein: natuur- en landschapsbeleving en educatie. Nadere afspraken over de inrichting en het beheer worden in een beheerovereenkomst vastgelegd.
Met dit plan wordt een structurele functie gegeven aan het voormalige zwembadcomplex. De natuurfunctie wordt zowel planologisch als ook via de beheerovereenkomst gewaarborgd. De functie wonen waarborgt, vanwege het structurele karakter, het behoud van de zwembadbebouwing en geeft tevens een (deels) financiele compensatie voor de negatieve boekwaarde.
Hoofdstuk 3 Beleid
In dit hoofdstuk komt vooral het ruimtelijke beleid aan de orde. Bij de beoordeling van de haalbaarheid in hoofdstuk 4 wordt hier specifieker op ingegaan en in relatie tot deze bestemmingsplanwijziging.
3.1 Rijksbeleid
Onder het motto “decentraal wat kan, centraal wat moet” heeft de Tweede Kamer op 17 mei 2005 ingestemd met de Nota Ruimte. Deze nota bevat de visie van het Rijk op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en is op 27 februari 2006 in werking getreden. De nota richt zich op een algemene basiskwaliteit en gebieden die deel uitmaken van de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur. Deze structuur richt zich zowel op verstedelijking, economie en infrastructuur als water, natuur en landschap. Het zijn met name deze laatste drie aspecten die van belang zijn voor het landelijk gebied van Rheden.
Het Rijk zet in op realisering van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) in 2018. Hiervoor zijn gebieden aangewezen die door de provincie nader worden begrensd. De Veluwe en de IJsseluiterwaarden maken onderdeel uit van deze EHS en er zijn twee ecologische poorten aangewezen om de Veluwe te verbinden met de uiterwaarden en verder richting Duitsland, te weten de Havikerpoort en de Soerensepoort. Zodoende kan een netwerk van onderling verbonden natuurgebieden ontstaan.
Binnen de EHS is het ruimtelijk beleid gericht op behoud, herstel en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden, waarbij tevens rekening wordt gehouden met de mede belangen die in het gebied aanwezig zijn. Binnen en in de nabijheid van de EHS geldt een 'nee, tenzij'-regime. Dit betekent dat nieuwe plannen, projecten of handelingen niet toegestaan zijn indien deze de werkelijke kenmerken of waarden van een gebied significant aantasten, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van een groot openbaar belang.
Daarnaast zet het Rijk in op de kwaliteit van het landschap. Deze bestaat uit zowel algemene landschappelijke, natuurlijke, culturele als cultuurhistorische waarden. Een van de sturingselementen om waardevolle landschappen te behouden is door het aanwijzen van Nationale landschappen. In grote lijnen komt het erop neer dat het uitgangspunt voor het ruimtelijk beleid in deze gebieden 'behoud door ontwikkeling' is. Ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk mits de kwaliteit van het landschap wordt behouden of versterkt. De gemeente Rheden is bijna in zijn geheel aangewezen als onderdeel van het Nationaal landschap Veluwe. Met name de grote en aaneengeslotenheid van het bos en het schaalcontrast van zeer open naar besloten zijn belangrijke kernkwaliteiten.
De Natuurbeschermingswet 1998 richt zich op het Europese netwerk Natura 2000. De Veluwe is een van de Natura2000-gebieden. De gebieden zijn in aanmerking gekomen vanwege het voorkomen van bepaalde soorten of habitattypen. Binnen de gebieden mogen de kwalificerende soorten of habitattypen niet achteruitgaan en er zijn instandhoudingsdoelstellingen voor geformuleerd. Voor projecten en gebruik die de kwaliteit van de habitats kunnen verslechteren of die een verstorend effect kunnen hebben op de soorten is een vergunning benodigd. Ook plannen, inclusief bestemmingsplannen met gewijzigde en ruimere ontwikkelingsmogelijkheden, moeten getoetst worden op hun gevolgen voor de Natura 2000-gebieden. Ook projecten en handelingen buiten de beschermde gebieden kunnen vergunningplichtig zijn, dit wordt 'externe werking' genoemd. Provincie Gelderland is bevoegd gezag en behandelt vergunningaanvragen.
3.2 Provinciaal Beleid
Provinciale structuurvisie
De provinciale visie op ruimtelijk gebied is vastgelegd in de Ruimtelijke Verordening Gelderland (vastgesteld door Provinciale Staten op 15 december 2010). In deze verordening is onder andere het Streekplan Gelderland 2005 opgenomen. Dat plan is erop gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan.
Het provinciale beleid richt zich op het groenblauwe raamwerk (natuur en water) en het rode raamwerk (stedelijke functies en infrastructuur). Het overige provinciale grondgebied wordt het multifunctionele gebied genoemd en is het domein van de gemeenten die daartoe in regionaal verband samenwerken.
In de verordening staat het terrein van voormalig zwembad Beekhuizen grotendeels aangegeven als Multifunctioneel platteland en maakt daarmee onderdeel uit van het zogenaamde Multifunctioneel gebied. Het provinciaal planologisch beleid geeft aan dat op deze gebieden geen expliciete provinciale sturing is gericht. Volgens de Streekplanuitwerking Kernkwaliteiten Waardevolle Landschappen grenst het zwembadterrein aan het Waardevol landschap Veluwemassief. De aard van het plan en de planologische mogelijkheden in dit bestemmingsplan zijn niet dusdanig dat er een mogelijk negatieve invloed te verwachten is op het Veluwemassief.
Ecologische Hoofdstructuur
Provinciale Staten hebben op 1 juli 2009 de nieuwe grenzen van de ecologische hoofdstructuur (EHS) vastgesteld. Doel van de herbegrenzing is de EHS 'robuuster' te maken. Met robuust wordt bedoeld een netwerk van natuurgebieden waar waardevolle en kwetsbare natuur optimale kansen krijgt om voort te bestaan. In de Ruimtelijke Verordening Gelderland is het basisprincipe 'nee, tenzij' opgenomen ter bescherming van de wezenlijke kenmerken en waarden(kernkwaliteiten) van de ecologische hoofdstructuur. Dit 'nee, tenzij'-principe laat in de verschillende onderdelen van de EHS ontwikkelingen toe, met name in de EHS-verweving en -verbinding. Deze ontwikkelingen moeten echter wel bijdragen aan de realisering van de EHS. Binnen de herbegrensde EHS liggen de voormalige dienstwoningen en een deel van het terrein aan de noordelijke plangrens in de EHS-natuur. De woonbestemming ter plaatse van de voormalige dienstwoningen tast de waarden en kenmerken van de EHS niet aan. De provincie heeft in haar reactie op het voorontwerp-bestemmingsplan laten weten bij de volgende herbegrenzing van de EHS, het gedeelte dat bestemd is als natuur aan de EHS te voegen. Het kleine stukje EHS dat op de woonfunctie ligt zal dan uit de EHS worden gehaald. Voor een beschrijving van de gevolgen van deze bestemmingsplanwijziging op de natuurwaarden wordt verwezen naar paragraaf 4.9.
Functieveranderingenbeleid
Naar aanleiding van het beleid voor functieveranderingen in het streekplan heeft de Stadsregio op 18 oktober 2007 de notitie Functieverandering buitengebied vastgesteld. De notitie beoogt met beleid in te spelen op de toenemende vraag naar wonen en andere functies in het buitengebied op locaties waar bijvoorbeeld sprake is van beëindiging van de agrarische functie of bij het zoeken naar nieuwe structurele economische dragers van omvangrijke en monumentale gebouwen.
Deze notitie is niet door de provincie als streekplanuitwerking vastgesteld maar wordt wel door de provincie als leidraad gebruikt bij de beoordeling van bestemmingsplan- wijzigingen voor functieveranderingen in het buitengebied. De notitie maakt het onder meer mogelijk dat de standaard verevening van sloop op een andere wijze kan plaatsvinden mits hieraan een goede onderbouwing ten grondslag ligt waarin de beoogde verbetering van de ruimtelijke kwaliteit wordt verantwoord (blz 22). Dit kan bijvoorbeeld aan de orde zijn bij karakteristieke en monumentale bebouwing waarbij het behoud hiervan een vorm van verevening is. Andere vereveningsvormen zijn: natuurontwikkeling, landschappelijke inpassing, verbetering infrastructuur, verkleining bouwvlak/ groene herbestemming, aanleg recreatieve voorzieningen en een financiële bijdrage voor het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit. Eventuele andere vormen die een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit zijn ook mogelijk. In paragraaf 4.10 wordt hier verder op ingegaan en tevens in relatie tot deze bestemmingsplanwijziging.
3.3 Gemeentelijk Beleid
Structuurvisie
In januari 2006 heeft de gemeenteraad de structuurvisie Een droom om in te wonen vastgesteld. In de structuurvisie wordt over het Zwembad Beekhuizen het volgende gezegd:
"Het terrein van de in de jaren '80 van de vorige eeuw gesloten zwembad Beekhuizen in Velp krijgt een nieuwe invulling, een natuurbestemming met een recreatie functie, passend bij de locatie en uitgaande van het huidige bebouwingsoppervlak."
Het terrein van zwembad Beekhuizen krijgt in onderhavige bestemmingsplanwijziging met name een natuur- en recreatieve functie. Er wordt bij de herontwikeling van de gebouwen uitgegaan van het bestaande bebouwingsoppervlak en met de woonfunctie hiervan is een functie mogelijk die kan combineren met de natuurfunctie van het terrein en zijn omgeving.
Landschapsontwikkelingsplan
Op 26 juni 2007 is het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) Rheden-Rozendaal door de gemeenteraad vastgesteld. Het LOP wordt gezien als een nadere uitwerking van de structuurvisie en dan gericht op het landelijk gebied. Ten aanzien van het terrein zwembad Beekhuizen zijn de volgende delen van belang:
"De schil rondom Velp/Rozendaal, die bestaat uit ruimtelijk en functioneel verschillende landgoederen, dient meer afgestemd te worden op recreatief medegebruik en op cultuurbehoud en -educatie."
"De schil kan betekenis krijgen als recreatief uitloopgebied."
"Geen nieuwe bouwlocaties in het landelijk gebied met uitzondering van landschappelijk geschikte delen… en herontwikkeling van bestaande locaties zoals Riverstone, Rhederhof en zwembad Beekhuizen."
Met de herontwikkeling van de gebouwen en de natuur- en recreatievefunctie van het terrein sluit deze bestemmingsplanwijziging aan op het gestelde in het LOP.
Bestemmingsplan Landelijk Gebied
Op 27 januari 2009 heeft de gemeenteraad zowel een nieuw bestemmingsplan als beeldkwaliteitsplan voor het landelijk gebied vastgesteld. In beide plannen is het terrein van zwembad Beekhuizen niet opgenomen. Dit betekent dat aan deze plannen formeel niet getoetst hoeft te worden. Wel is het wenselijk om nieuwe ontwikkelingen op het terrein naast de beleidskades in het bestemmingsplan te leggen. In deze beleidsvisie zijn de volgende hoofdlijnen geformuleerd:
- 1. bescherming en ontwikkeling van de landschappelijke, natuur en cultuurhistorische kwaliteiten;
- 2. het bieden van continuïteit aan grondgebonden agrarische bedrijven;
- 3. geen nieuwe bouwlocaties toevoegen aan het landelijk gebied;
- 4. mogelijkheden scheppen voor extensieve (verblijfs) recreatie;
- 5. ruimte bieden voor nieuwe economische dragers op landgoederen;
- 6. flexibiliteit bieden op bestaande bouwkavels.
Voor het terrein van zwembad Beekhuizen zijn met name de punten 1, 3, 4 en 6 van toepassing. In onderhavige bestemmingsplanwijziging wordt tegemoet gekomen aan de bescherming van de landschappelijke, natuur en cultuurhistorische waarden door naar de feitelijke situatie te bestemmen. Het natuurterrein en het voormalige ketelhuis kan tevens de functie vervullen voor recreatie gericht op natuur- en landschapsbeleving. Er worden geen nieuwe bouwlocaties toegevoegd en de flexibiliteit wordt gezocht in functies van gebouwen en de mogelijkheid om de bestaande dienstwoningen te vervangen voor nieuwbouw van een woning.
Beeldkwaliteitsplan
In het kader van het Landschapsontwikkelingsplan en het bestemmingsplan Landelijk gebied is een beeldkwaliteitsplan voor het hele landelijk gebied opgesteld en op 27 januari 2009 door de gemeenteraad vastgesteld. Dit beeldkwaliteitsplan vervangt de paragraaf over het landelijk gebied in de Welstandsnota. De reden voor het opstellen van het plan is dat de huidige welstandsnota onvoldoende voorziet in toetsing van ontwikkelingen die het bestemmingsplan biedt. Grote ontwikkelingen, waaronder de herontwikkeling van het terrein van zwembad Beekhuizen, zijn hierbuiten gehouden. Hiervoor kan een apart beeldkwaliteitsplan worden vastgesteld en daar is ook in dit geval voor gekozen. Het beeldkwaliteitsplan voormalig zwembad Beekhuizen Velp is het toetsingskader voor de Welstandscommissie bij de renovatie van de zwembadbebouwing en nieuwbouw van een vrijstaande woning of een dubbele woning. Dit beeldkwaliteitsplan is gelijktijdig met de besluitvorming omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan aan de raad ter vaststelling aangeboden.
Archeologie
Om goed te kunnen inspelen op de eisen die het 'Verdrag van Malta' aan de gemeente stelt, is op 2 november 2004 in de nota Zand erover een eerste aanzet voor een eigen archeologiebeleid vastgesteld door de gemeenteraad. Met het vaststellen van die nota is tevens de gemeentelijke Archeologische Verwachtingskaart vastgesteld. Deze kaart geeft inzicht in de kans die bestaat op het vinden van archeologische resten. Hoe groter kans op het vinden van belangrijke resten hoe hoger de verwachtingswaarde. Geconstateerd kan worden dat voor een groot deel van het grondgebied van de gemeente een middelhoge tot hoge verwachting geldt. De gemeenteraad heeft op 24 juni 2008 de archeologienota Uitgediept vastgesteld. In de archeologienota heeft de raad bepaald dat slechts in een beperkt aantal gebieden de wettelijke norm wordt gehanteerd (bijvoorbeeld de gebieden die op de archeologische monumentenkaart staan). Dit betekent dat alleen voor gebieden met een hoge verwachting onderzoek gedaan moeten worden als er bodemverstorende ingrepen plaatsvinden in gebieden groter dan 100 m2 en die dieper gaan dan 30 cm. Voor alle overige gebieden met een middelhoge verwachting is de norm versoepeld naar groter dan 250 m2 en dieper dan 30 cm. Dit kan omdat uit een bij en door de gemeente uitgevoerd onderzoek is gebleken dat het gemiddeld aantal m2's verstoorde grond bij bodemingrepen in Rheden een keer zo hoog ligt als het landelijk gemiddelde. In het plangebied van onderhavig bestemmingsplan komen delen voor met een middelhoge verwachting.
Woonvisie 2009 t/m 2013 'Wonen met toekomst'
Met de door de gemeenteraad van Rheden op 26 mei 2009 vastgestelde woonvisie 'Wonen met toekomst' is een basis gelegd voor het woonbeleid in de periode t/m 2013. In de woonvisie streeft de gemeente naar een toekomstbestendige woningvoorraad. In vergelijking met de voorgaande periode ligt de focus daarbij meer op kwaliteit en in het bijzonder op een kwaliteitsverbetering van de bestaande woningvoorraad. Nieuwbouw blijft echter een belangrijk instrument van het woonbeleid. De nieuwbouwcapaciteit die resteert, wordt benut met grote zorgvuldigheid. Bij nieuwbouw ligt het accent minder op kwantiteit en meer op een versterking van de lokale woonkwaliteit. Speerpunten bij nieuwbouw zijn:
- Voldoen aan behoefte
- Kwaliteit staat voorop
- Locatiegerichte benadering
Op diverse locaties in de gemeente zijn nieuwbouwplannen in ontwikkeling of in voorbereiding. De locatie van zwembad Beekhuizen, waarvan de ontwikkeling al is gestart nog voordat de woonvisie is vastgesteld, leent zich goed voor een bijzondere ontwikkeling die tegemoet komt aan de kwaliteiten van de locatie. Daarnaast voorziet het plan in een deel van de opgave om voldoende betaalbare huurwoningen te realiseren.
Hoofdstuk 4 Haalbaarheid
De uitvoerbaarheid kan afhankelijk zijn van vele aspecten die, al dan niet op basis van te verrichten onderzoek(en) beoordeeld moeten worden.
4.1 Geluid
De Wet geluidhinder is voor het onderdeel weg- en railverkeerslawaai van toepassing op geluidgevoelige gebouwen die zijn geprojecteerd binnen zones van (al dan niet) in het plangebied gelegen wegen. Wegen die deel uitmaken van een woonerf en van een 30-kilometer zone zijn daarvan uitgezonderd. De streefwaarde voor geluidbelasting die wordt veroorzaakt op de gevel bedraagt zowel in binnenstedelijk als in een buitenstedelijk gebied 48 dB. In een binnenstedelijke situatie kunnen hogere grenswaarden worden vastgesteld tot en met 63 dB. In een buitenstedelijk gebied tot en met 53 dB.
De locatie waarop onderhavig bestemmingsplan betrekking heeft is gelegen in buitenstedelijk gebied. De enige bron van weg- en railverkeerslawaai in de omgeving van het zwembadterrein is de Beekhuizenseweg. Op basis van telgevens van in de omgeving gelegen telpunten is de verkeersintensiteit ingeschat op 500 motorvoertuigen per etmaal. Bij deze lage verkeersintensiteit is het aannemelijk dat voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarden uit de Wet geluidhinder. Voor de volledigheid is voor het opstellen van het ontwerpbestemmingsplan een akoestisch onderzoek uitgevoerd (zie bijlage 1). Uit het onderzoek blijkt dat de 48 dB contour op 9 meter van de as van de Beekhuizenseweg ligt. De locatie van de toekomstige woonbebouwing voldoet daarmee aan de voorkeursgrenswaarden uit de Wet Geluidhinder.
4.2 Bodem
Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Bodemonderzoek is nodig als er sprake is van een evidente functiewijziging of indien uit historisch onderzoek blijkt dat de locatie verdacht is van de aanwezigheid van een sterke bodemverontreiniging. Dit laatste is niet het geval. Ter plaatse van de in dit bestemmingsplan opgenomen bouwmogelijkheden binnen de woonbestemming is er sprake van een evidente functiewijziging en is er een verkennend bodem- en asbestonderzoek (7 oktober 2009) uitgevoerd door Verhoeve Milieu BV (zie bijlage 2). In de bovengrond zijn lichte verontreinigingen met kobalt, lood, nikkel, PAK en minerale olie aangetroffen. In de ondergrond zijn geen verontreinigingen aangetroffen. Het grondwater is niet onderzocht vanwege de grote diepte waarop dit ligt (dieper als 5 meter). Er is geen asbest aangetroffen.
Conclusie van het onderzoek is dat er wat betreft de bodem geen belemmeringen aanwezig zijn voor een bestemmingswijziging naar wonen. Voor het overige deel van het terrein is geen bodemonderzoek uitgevoerd omdat hier geen sprake is van een evidente functiewijziging.
4.3 Milieuzonering
In het kader van een goede ruimtelijk ordening is het van belang om te kijken naar de omliggende functies in relatie tot de nieuwe functie: past de nieuwe functie in de omgeving? Dit is zowel van belang vanuit de nieuwe functie als gedacht vanuit de omgeving. Door middel van milieuzonering, vastgelegd in de gemeentelijke notitie Milieuzonering en gebaseerd op de VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering, wordt een ruimtelijke scheiding aangebracht tussen milieubelastende en milieugevoelige functies ter bescherming of vergroting van de leefkwaliteit.
Volgens de VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering geldt voor een veldsport met buitenverlichting een afstand van 50 meter tot een milieugevoelige functie (zoals wonen) voor het aspect geluid. In de gemeentelijke notitie Milieuzonering, die gebaseerd is op de VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering, geldt voor een veldsport met buitenverlichting in het buitengebied een maximale afstand van 100 meter tot een milieugevoelige functie. In dit plan is de afstand van de hockeyvelden tot aan het noordoostelijk gedeelte van de zwembadbebouwing circa 85 meter en in het zuidwestelijk gedeelte circa 110 meter. Dit betekent dat een gedeelte van de bebouwing binnen de afstandsnorm van 100 meter ligt. De notitie Milieuzonering geeft de mogelijkheid om af te wijken van deze norm indien hiertoe ruimtelijke motieven aanleiding geven. In dit geval wordt ervoor gekozen om af te wijken van de notitie en wel omdat de woonfunctie een voor de zwembadbebouwing maatschappelijke geaccepteerde functie is, het slechts om een gedeelte van het gebouw gaat wat niet voldoet aan de 100 meter-afstand en omdat de woonfunctie een economische drager is van het behoud van deze cultuurhistorische bebouwing. Daarnaast wordt voldaan aan de afstand van 50 meter uit de VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering.
4.4 Luchtkwaliteit
Bij nieuwe ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse.
Van belang is de Algemene Maatregel van Bestuur Niet in betekenende mate (Besluit NIBM). In het Besluit NIBM en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip niet in betekenende mate. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. In de praktijk zal daarom voor de nieuwbouw tot ongeveer 1500 woningen geen onderzoek meer nodig zijn.
Deze herziening voorziet in de mogelijkheid van maximaal 6 woningen. Een onderzoek naar luchtkwaliteit is op basis van het Besluit NIBM en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) niet nodig.
4.5 Externe Veiligheid
De locatie waarop deze herziening betrekking heeft is niet gelegen in een risicocontour van een inrichting of anderszins. De voorgenomen ontwikkeling houdt geen risico uit het oogpunt van externe veiligheid in.
4.6 Verkeer
Voldaan moet worden aan de normen van de Bouwverordening met betrekking tot de aanwezigheid van voldoende parkeergelegenheid op het onderhavige perceel. Uitgegaan moet worden van 1,4 parkeerplaats per woning en dat betekent dat er ten behoeve van de woonfunctie 12 parkeerplaatsen nodig zijn. Daarnaast wordt er uitgegaan van maximaal 2 parkeerplaatsen ten behoeve van het natuurterrein.
Het plan voorziet ruimschoots in de parkeerbehoefte. Per woning zal 1 parkeerplaats in de directe omgeving van de woning gesitueerd worden en voor de overige benodigde parkeerplaatsen kan gebruik gemaakt worden van de voormalige parkeerplaats van het zwembadcomplex. Dit parkeerterrein wordt nu veel gebruikt door leden van de hockeyvereniging en in mindere mate door dagrecreanten. Er wordt dan ook een gedeeld gebruik voorgestaan.
Het natuurterrein zal met name mensen uit de omgeving trekken die als onderdeel van een doorgaande wandeling of fietsroute het terrein aan doen. De verwachting is niet dat het terrein een publiekstrekker op zich wordt en dat hiervoor in meer dan 2 parkeerplaatsen voorzien zal moeten worden. Indien dat incidenteel het geval mocht zijn dan kan gebruik gemaakt worden van de voormalige parkeerplaats van het zwembad.
4.7 Water
Op 22 december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water van kracht geworden. De richtlijn beoogt een goede chemische en ecologische toestand van grond- en oppervlaktewater te bewerkstelligen. In principe moeten in 2015 de gestelde doelen bereikt zijn.
Het rijksbeleid zoals dat is vastgelegd in de Beleidslijn grote rivieren is voor het plangebied niet van toepassing.
Per 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Ook in deze wet is afstemming van ruimtelijke ontwikkelingen en water voor ruimtelijke plannen opgenomen.
Algemene beschrijving van het watersysteem
Relevante waterhuishoudkundige aspecten in het plangebied
In de onderstaande tabel wordt aangegeven welke waterthema's voor het bestemmingsplan relevant zijn. Na de tabel volgt een toelichting op de relevante aspecten.
Thema | Toetsvraag | Relevant | |
Hoofdthema's | |||
Veiligheid | 1. Ligt in of nabij het plangebied een primaire of regionale waterkering? 2. Ligt in of nabij het plangebied een kade? | 1. Nee 2. Nee | |
Riolering en afvalwaterketen | 1. Is er toename van het afvalwater (DWA)? 2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ? 3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap? | 1. Nee 2. Nee 3. Nee | |
Wateroverlast (oppervlaktewater) | 1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak? 2. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? 3. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes? | 1. Nee 2. Ja 3. Ja | |
Grondwateroverlast | 1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? 2. Bevindt het plangebied zich in de invloedzone van de Rijn of IJssel? 3. Is in het plangebied sprake van kwel? 4. Beoogt het plan dempen van slootjes of andere wateren? | 1. Nee 2. Nee 3. Nee 4. Nee | |
Oppervlaktewaterkwaliteit | 1. Wordt vanuit het plangebied water op oppervlaktewater geloosd? 2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? 3. Ligt het plangebied geheel of gedeeltelijk in een Strategisch actiegebied? | 1. Nee 2. Ja 3. Nee | |
Grondwaterkwaliteit | Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? | Nee | |
Volksgezondheid | 1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde of verbeterde gescheiden stelsel? 2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? | 1. Nee 2. Ja | |
Verdroging | Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur? | Ja | |
Natte Natuur | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ? 2. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur? | 1. Ja 2. Ja | |
Inrichting en Beheer | 1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap? 2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? | 1. Nee 2. Nee | |
Aandachtsthema's | |||
Recreatie | Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? | Nee | |
Cultuurhistorie | Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? | Nee |
Naar aanleiding van bovenstaande tabel geven alleen de thema's Wateroverlast en Volksgezondheid om een nader toelichting.
Wateroverlast
Ten zuiden van het sportcomplex Beekhuizen bevindt zich de Beekhuizensebeek. Het plan voor zwembadcomplex Beekhuizen heeft hier geen invloed op. Dit bestemmingsplan richt zich met name op bestendiging van de huidige situatie waarbij in planologische zin een gunstigere situatie ontstaat door de wijziging van de recreatieve bestemming naar een natuurbestemming.
De hemelwaterafvoeren van de bestaande bebouwing worden afgekoppeld van de riolering en het hemelwater zal dan ter plaatse in de bodem worden geïnfiltreerd.
Oppervlaktewaterkwaliteit en natte natuur
Nabij het plangebied ligt de Beekhuizensebeek en deze is aangewezen als HEN-water. Bij een HEN-water hoort een aan weerszijden gelegen beschermingszone van 15 meter voor activiteiten en ontwikkelingen die een mogelijke negatieve invloed kunnen hebben op het HEN-water. Het plan voor zwembadcomplex Beekhuizen heeft hier geen invloed op. Dit bestemmingsplan richt zich met name op bestendiging van de huidige situatie waarbij in planologische zin een gunstigere situatie ontstaat door de wijziging van de recreatieve bestemming naar een natuurbestemming.
Volksgezondheid
De voormalige zwembadbebouwing krijgt de bestemming Wonen. Weliswaar heeft het gebouw nu ook al een woonfunctie (gekraakt), formeel is het niet toegestaan. Doordat er mensen met wellicht kinderen (gaan) wonen bestaat er de mogelijkheid op verdrinking. Tussen de woningen en de zwembadbassins kan, indien wenselijk, een scheiding worden aangebracht door middel van een in het landschap passend hekwerk. Daarnaast zal op het natuurterrein en rondom de bassins tevens een afscheiding worden aangebracht in de vorm van hagen en hekwerken. Hiermee worden verdrinkingsrisico's niet groter dan nu en wellicht kleiner dan in de huidige situatie.
Verdroging
Ten zuiden van het sportcomplex Beekhuizen bevindt zich de Beekhuizensebeek. Het plan voor zwembadcomplex Beekhuizen heeft hier geen invloed op. Dit bestemmingsplan richt zich met name op bestendiging van de huidige situatie waarbij in planologische zin een gunstigere situatie ontstaat door de wijziging van de recreatieve bestemming naar een natuurbestemming. Er is geen sprake van ontwikkelingen die een verdrogend effect tot gevolg hebben.
4.8 Cultuurhistorie
Het zwembadgebouw is gebouwd in de jaren vijftig en is een typisch voorbeeld van buitenzwembadcomplexen uit de Wederopbouwperiode. Vele buitenzwembad- complexen in Nederland zijn al verloren gegaan en het zwembadcomplex Beekhuizen is een van de weinig bewaarde voorbeelden van complexen uit de Wederopbouwperiode. De Monumentencommissie van de gemeente Rheden heeft ten tijde van de prijsvraag voor herontwikkeling van het zwembadterrein per brief van 10 mei 2007 het college van B&W geadviseerd om het gebouw vanwege de grote cultuurhistorische relatie te behouden.
Het uitgangspunt is om het zwembadgebouw te transformeren tot woningen die voldoen aan de eisen van deze tijd en daarbij de architectuur van het gebouw te respecteren en te zorgen voor behoud van het gebouw. Het zwembadgebouw en de voormalige dienstwoningen maken geen onderdeel uit van een beschermd dorpsgezicht en hebben geen monumentenstatus. De voormalige dienstwoningen hebben weliswaar een functionele relatie met het zwembadgebouw maar er is vanwege de minder grote cultuurhistorische en architectonische waarde en om financiële redenen besloten deze te slopen en hier nieuwbouw mogelijk te maken.
Archeologie
Niet alleen het bovengronds zichtbare kan een waarde vertegenwoordigen. Ook het behoud en de kennis van archeologische waarden vertegenwoordigt een waarde. Daarom is er gekeken of er archeologisch onderzoek diende plaats te vinden. Aan de hand van de archeologische verwachtingenkaart is geconstateerd dat het plangebied ten dele in archeologisch onderzoeksgebied ligt. Dit betekent dat bij ingrepen groter dan 250 m2 en dieper dan 30 cm een archeologisch onderzoek nodig is. Aangezien er binnen het archeologisch onderzoeksgebied geen ontwikkelingen zijn voorzien is er geen onderzoek nodig. Mochten er in de toekomst wel ingrepen nodig danwel gewenst zijn dan kan op basis van dit bestemmingsplan een omgevingsvergunning nodig zijn.
4.9 Natuur
Het plangebied van voormalig zwembad Beekhuizen ligt deels in en grenst direct aan Natura2000-gebied Veluwe en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Vanwege de nabijheid van het Natura2000-gebied Veluwe en de EHS en het gegeven dat de Flora- en Faunawet altijd van toepassing is, is besloten om een quickscan flora en fauna met oriënterende habitattoets uit te voeren. Het adviesbureau ECOquickscan heeft op 9 september 2010 een rapport hierover uitgebracht (zie bijlage 3). Hierna volgen de conclusies uit dit rapport.
Gebiedsbescherming
Natuurbeschermingswet 1998
Het plangebied ligt gedeeltelijk in het Natura 2000-gebied ‘Veluwe’. Het betreft één van de dienstwoningen met bijbehorende tuin en aansluitend gelegen bos dat voor een deel in het Natura 2000-gebied ligt. Aangezien woningen en tuinen tekstueel geëxclaveerd zijn en het bos de bestemming ‘natuur’ krijgt is met de beoogde ontwikkelingen geen oppervlakte verlies gemoeid. Wel is het mogelijk dat er tijdens de sloop- en bouwwerkzaamheden een tijdelijke verstoring door geluid optreedt. In overleg met bevoegd gezag (provincie) is geconcludeerd dat voor deze tijdelijke verstoring geen vergunning noodzakelijk is. Gezien het voorstaande is een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet niet aan de orde.
Ecologische Hoofdstructuur
Hetzelfde gebied dat is aangewezen als Natura 2000-gebied ‘Veluwe’ is ook aangewezen als EHS. De toetsing die heeft plaatsgevonden in het kader van het Natura 2000-gebied ‘Veluwe’ gaat in op alle verstoringsindicatoren (waaronder geluid, verlichting en trillingen) die op de beoogde plannen van toepassing zijn. In deze toetsing is geconcludeerd dat er mogelijk een tijdelijke verstoring door geluid plaatsvindt op broedvogels waarvoor het Natura 2000-gebied is aangewezen. Aangezien deze tijdelijke verstoring door geluid de kernkwaliteiten van de EHS niet aantast en ontwikkelingsopgaven niet in de weg staat, worden negatieve effecten op de EHS niet verwacht. Aangezien op een aantal vlakken positieve resultaten gehaald worden, wordt verwacht dat (op de lange termijn) de beoogde
ontwikkeling positief zal bijdragen aan de EHS.
Op één punt verschilt het toetsingskader van de EHS wezenlijk met het toetsingskader van de Natura 2000-gebieden, namelijk dat woningen met bijbehorende tuinen in de EHS niet automatisch geëxclaveerd zijn (in tegenstelling tot de Natura 2000-gebieden). In dit geval betekent het dat eventuele negatieve effecten van de bestemmingswijziging voor het desbetreffende deel van het plangebied (dienstwoningen en aangelegen tuinen) ook meegenomen moet worden in de totale beoordeling van de effecten op de EHS. Aangezien het huidige gebruik niet wezenlijk verschilt van het toekomstige gebruik (wonen onder de bestemming ‘recreatie’ wordt wonen onder de bestemming ‘wonen’) worden er geen negatieve effecten verwacht op de EHS. Tegelijkertijd met de voorstaande bestemmingswijziging wordt een groot deel van het plangebied, dat nu de bestemming ‘recreatie’ heeft, bestemd als ‘natuur’. Dit geeft planologische bescherming en is positief voor de EHS. De provincie heeft in haar reactie op het voorontwerp-bestemmingsplan laten weten bij de volgende herbegrenzing van de EHS, het gedeelte dat bestemd is als natuur aan de EHS te voegen. Het kleine stukje EHS dat op de woonfunctie ligt zal dan uit de EHS worden gehaald.
Negatieve consequenties op het gebied van gebiedsbescherming zijn niet aan de orde.
Soortbescherming
Op basis van eerder onderzoek zijn er veel gegevens aanwezig van binnen het plangebied voorkomende (beschermde) soorten. Indien rekening gehouden wordt met deze soorten (zie de voorwaarden in paragraaf 5.2 van het rapport) zijn er geen negatieve effecten op deze soorten te verwachten. Om dit project goed te laten verlopen, met zo min mogelijk schade voor flora en fauna, wordt geadviseerd een ecologisch werkplan voor dit project op te (laten) stellen. Op deze manier worden alle afspraken vastgelegd en negatieve effecten voorkomen. Het ecologisch werkplan dient opgesteld te worden als de plannen voor de beoogde
werkzaamheden voldoende concreet zijn, maar nog wel geschoven kan worden in periode, volgorde en suggesties gedaan kunnen worden voor een eventuele ander (ecologische minder belastende) aanpak van bepaalde werkzaamheden.
Aangezien niet naar alle soorten voldoende onderzoek gedaan is, dient om het exacte gebruik van het plangebied (woongedeelte) door ontheffingsplichtige soorten in beeld te brengen nader onderzoek uitgevoerd te worden naar:
- paarverblijfplaatsen van gebouwbewonende vleermuizen (tabel 3; Flora- en faunawet en bijlage IV van de Habitatrichtlijn), onderzoeksperiode van 15 augustus tot en met 1 oktober.
Het gebruik van het plangebied door deze soorten kan door middel van nader onderzoek in beeld worden gebracht zodat het werkelijke effect van de ingreep op (het leefgebied van) daadwerkelijk aanwezige soorten kan worden bepaald. Pas dan kan worden bepaald of het aanvragen van een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet noodzakelijk is. Bij een dergelijke ontheffing worden vaak mitigerende en compenserende maatregelen gevraagd.
Op 12 september 2010 is daarom een rapport opgesteld door ECOquickscan met betrekking tot paarverblijfplaatsen van vleermuizen (zie bijlage 4). Uit de resultaten van het nader onderzoek op de locatie voormalig zwembad Beekhuizen te Velp kunnen de onderstaande conclusies getrokken worden. Deze conclusies kunnen consequenties hebben voor de beoogde plannen binnen het plangebied. Eventuele vervolgstappen worden ook beschreven in de paragraaf consequenties. Binnen het plangebied zijn geen paarverblijfplaatsen waargenomen. Op basis van het onderzoek wordt deze functie ook niet verwacht in het plangebied. Het plangebied heeft wel een functie als foerageergebied. Aangezien deze functie, ook tijdens de sloop, renovatie en nieuwbouw, niet of nauwelijks wordt aangetast zijn er geen negatieve effecten op vleermuizen te verwachten. Op basis van de quick scan flora en fauna (Burgt, 2010) en een eerdere inventarisatie (Ekoza, 2008) zijn negatieve effecten op eventuele andere functies van het plangebied voor vleermuizen reeds uitgesloten.
Consequenties
Het nader onderzoek naar paarverblijfplaatsen van vleermuizen wijst uit dat binnen het plangebied geen negatieve effecten te verwachten zijn voor vleermuizen. Vervolgstappen (bijv. aanvragen van een ontheffing en/of uitvoeren van mitigerende maatregelen) zijn naar aanleiding van het onderzoek voor deze soortgroep niet noodzakelijk. Een tweetal algemene voorwaarden zijn vanuit de Flora- en faunawet altijd van toepassing:
- in het broedseizoen (soortafhankelijk; alle actieve broedplaatsen zijn beschermd) van vogels mogen de vegetatie, bosjes en opstallen in het plangebied niet worden verwijderd. Werkzaamheden tijdens deze periode zouden leiden tot directe verstoring van broedvogels en het broedsucces. Alle vogels zijn beschermd. Er is geen vrijstelling te verkrijgen in het kader van de Flora- en faunawet voor activiteiten die vogels in hun broedseizoen zou kunnen verstoren.
- op basis van de zorgplicht volgens artikel 2 van de Flora- en faunawet dient bij de uitvoering van de werkzaamheden voldoende zorg in acht te worden genomen voor de in het wild levende dieren en hun leefomgeving. Dit houdt in dat bij het uitvoeren van werkzaamheden altijd rekening moet worden gehouden met aanwezige planten en dieren. Zo dienen maatregelen te worden getroffen om bijvoorbeeld verstoring tot een minimum te beperken. Dieren moeten de gelegenheid hebben om uit te wijken en mogen niet opzettelijk worden gedood. Dit kan door:
- 1. voortijdig maaien van het plangebied zodat dieren wegtrekken;
- 2. het beperken van verlichting tijdens de avonduren in zomer, voorjaar en herfst ten behoeve van vleermuizen en andere nachtdieren;
- 3. het rooien van opgaande beplanting en slopen van gebouwen starten buiten het voortplantingsseizoen en het winter(slaap)seizoen. Zodat het plangebied ongeschikt is voor dieren.
Aanbevelingen
Naast de consequenties die voortkomen uit de Flora- en faunawet zijn er ook een aantal vrijblijvende aanbevelingen te doen ten aanzien van de inrichting van het plangebied, zoals:
- de verlichting binnen het plangebied te minimaliseren en bijv. te kiezen voor weinig naar de omgeving uitstralende verlichting/armaturen;
- voor vleermuizen zouden open stootvoegen aangebracht kunnen worden in muren, of vleermuiskasten kunnen worden geplaatst in de spouw of tegen de muur op >2,5 meter hoogte in nieuw te bouwen woning en gerenoveerde zwembadbebouwing;
- neststenen aanbrengen ten behoeve van gierzwaluwen op >2,5 meter hoogte in de muur, of bij een steile dakvorm als dakpannen. Deze beschermde soort verliest steeds meer nestmogelijkheden. De huidige bebouwing is voor deze soort (vaak) niet geschikt;
- nestgelegenheid aanbrengen voor de huismus, bijv. door het plaatsen van ‘vogelvides’ onder de eerste rij dakpannen (www.vogelbescherming.nl). De huismus is mede door de afname van nestgelegenheid op de rode lijst gekomen.
Tot slot is op 4 april 2012 een aanvullend advies ontvangen over de toevoeging van een zesde woning in de bestaande bebouwing en de eventuele negatieve effecten hiervan op de aanwezige flora en fauna en/of de beschermingsgebieden. Gebleken is dat dit niet het geval is. In bijlage 5 is dit aanvullende advies opgenomen.
4.10 Functieverandering
In paragraaf 3.2 is al ingegaan op het beleid van de Stadsregio m.b.t. functieveranderingen in het buitengebied. In deze paragraaf zal hier nader op in worden gegaan. De bedrijfswoningen worden hier verder buiten beschouwing gelaten omdat in de inleiding van hoofdstuk 3 staat aangegeven dat de regeling voor functieverandering geen betrekking heeft op dienstwoningen. De dienstwoningen hebben een gezamenlijke oppervlakte van 180 m2 en dit vormt dan ook uitgangspunt voor het bouwvlak van de woonbestemming ter plaatse van de huidige dienstwoningen. Het is hierbij minder interessant of het bouwvlak de dienstwoningen bestemd of een nieuw te bouwen vrijstaande woning of een dubbele woning.
In paragraaf 3.1.1 van de Notitie functieverandering buitengebied van de Stadsregio wordt ingegaan op hergebruik van bedrijfsbebouwing voor wonen. Ervan uitgaande dat het voormalige zwembadgebouw onder de categorie bedrijfsbebouwing kan worden geplaatst is het mogelijk om het gebouw te behouden ten behoeve van een woonfunctie en de verevening op een andere wijze plaats te laten vinden dan sloop. In paragraaf 2.2.2 van de notitie staan de vereveningsvormen aangegeven. Vereveningsvormen die van toepassing zijn op dit bestemmingsplan zijn de genoemde onderdelen groene herbestemming, behoud van karakteristieke bebouwing, aanleg recreatieve voorzieningen en natuurontwikkeling.
Zoals in paragraaf 4.8 van de toelichting is aangegeven kent het voormalige zwembadgebouw een grote cultuurhistorische waarde vanwege het typische voorbeeld van buitenzwembadcomplexen uit de Wederopbouwperiode. Daarnaast vertegenwoordigt zwembad Beekhuizen ook een maatschappelijke waarde omdat vele Velpenaren op dit complex hebben leren zwemmen en menig uurtje in de zomermaanden hier hebben doorgebracht. Behoud van het zwembadgebouw in zijn huidige karakteristieke vorm en uitstraling staat voorop bij de renovatie en verbouw tot woongebouw.
Het grootste gedeelte van het terrein krijgt een natuurbestemming en -functie. In de afgelopen jaren is al volop aan natuurontwikkeling op het terrein gedaan en het plan is om dit voort te zetten. Het natuurterrein blijft gemeentelijk eigendom en er wordt een beheerovereenkomst afgesloten met de stichting die ook nu voor het beheer zorg draagt. Het totale terrein omvat een oppervlakte van circa 2,5 ha en heeft in het vigerende bestemmingsplan Buitengebied 1995 een recreatieve bestemming. Circa 1,7 ha van dit terrein zal in het voorliggende bestemmingsplan een natuurbestemming krijgen. Hierdoor ontstaat in planologische zin een grote winst voor natuurbehoud en -ontwikkeling. Ook is dit gunstig vanwege de ligging van het terrein deels in en deels direct grenzend aan EHS-natuur en Natura2000-gebied Veluwe.
Het terrein kent in de huidige situatie een beperkte publieke toegankelijkheid, namelijk een paar uur per week. Dit zal met dit nieuwe bestemmingsplan en de beheerovereenkomst veranderen doordat een groot gedeelte van het terrein tussen zonsopgang en zonsondergang publiektoegankelijk wordt en er een doorlopend pad zal worden aangelegd vanaf de toegangsweg van het terrein tot aan de noordelijk van het terrein gelegen bossen. Hiermee zal de recreatieve waarde van het terrein vergroot worden. Daarnaast heeft de stichting, waarmee een beheerovereenkomst wordt afgesloten, de intentie om met educatieve activiteiten, zoals voor schoolkinderen, de natuur van het terrein en de natuur in zijn algemeenheid onder de maatschappelijke aandacht te brengen.
Voorgaande laat dan ook zien dat er voldoende verevening in het plan zit om de wijziging van de recreatieve bestemming naar een bestemming wonen om te zetten:
- van het grootste gedeelte van het terrein wijzigt de recreatieve bestemming naar een natuurbestemming;
- de bestaande karakteristieke bebouwing wordt behouden vanwege de cultuurhistorische en maatschappelijke waarde en krijgt een structurele functie;
- een toename van de huidige extensieve recreatieve en educatieve waarde van het terrein;
- dienstwoningen vallen buiten de regeling en kunnen een woonbestemming krijgen.
Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten
5.1 Algemeen
De procedure
De tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan met de daarbij behorende stukken en het ontwerpbesluit moeten worden gepubliceerd waarbij de gelegenheid wordt geboden om zienswijzen in te dienen bij de gemeenteraad. Nadat de gemeenteraad een besluit over de vaststelling van dit bestemmingsplan heeft genomen, ligt het plan wederom ter inzage. Belanghebbenden die een zienswijze hebben ingediend, evenals belanghebbenden die niet kunnen worden verweten geen zienswijze te hebben ingediend, kunnen dan in beroep gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld.
Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling.
5.2 Plankaart
Op de plankaart wordt aangegeven welke bestemmingen de gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Voor het op de plankaart aangegeven bestemmingsvlak gelden de gebruiksmogelijkheden zoals die in de bijhorende regels worden gegeven. Die toegekende gebruiksmogelijkheden kunnen op twee manieren nader worden ingevuld:
- 1. Via een dubbelbestemming. Een dubbelbestemming is, zoals de naam al zegt, een bestemming die óók aan de gronden wordt toegekend. Voor gronden kunnen dus meerdere bestemmingen gelden. Er geldt altijd één 'enkel' bestemming (dat is dé bestemming) en soms geldt er een dubbelbestemming (soms zelfs meerdere). In de regel van de dubbelbestemming wordt omschreven wat er voor de onderliggende gronden geldt aan extra bepalingen in aanvulling, of ter beperking, van de mogelijkheden van de onderliggende bestemmingen;
- 2. Via een aanduiding. Een aanduiding is een teken op de plankaart. Dat teken kan bestaan uit een lijn, een figuur, of een lettercode etc.. Via een aanduiding wordt in de regels 'iets' geregeld. Dat 'iets' kan betrekking hebben op extra mogelijkheden of extra beperkingen voor het gebruik en/of de bebouwing en/of het aanleggen van werken. Aanduidingen kunnen voorkomen in één regel maar ook in meerdere planregels en kunnen ook een gehele 'eigen' planregel hebben.
5.3 Regels
De planregels zijn verdeeld over vier hoofdstukken:
- 1. Inleidende regels. In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de planregels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de planregels te waarborgen. Ook is de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels bepaald (artikel 2);
- 2. Bestemmingsregels. In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Als er dubbelbestemmingen zijn worden die ook in dit hoofdstuk opgenomen. Die komen, ook in alfabetische volgorde, achter de bestemmingsregels. Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Bij de natuurbestemming worden de bouwregels opgevolgd door nadere eisen vanwege onder meer de kwetsbaarheid van het gebied. Aansluitend volgen de regels met betrekking tot de aanleg van bepaalde werken en werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning nodig is. Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsregels ook in andere regels relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moeten worden. Alleen zo is een volledig beeld te verkrijgen van hetgeen is geregeld;
- 3. Algemene regels. In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Denk aan de anti-dubbeltelregel, algemene procedurebepalingen maar ook regels met betrekking tot mogelijke binnenplanse ontheffingen (een binnenplanse ontheffing is, zoals het woord het al zegt, een ontheffingsmogelijkheid in het bestemmingsplan zelf van de regels uit datzelfde bestemmingsplan. Dit in tegenstelling tot 'buitenplanse' ontheffingen). Het zijn allemaal belangrijke regels die voor het gehele plan gelden: ze moeten daarom altijd goed gelezen worden vóórdat op basis van de bestemmingsregels interpretaties worden verricht;
- 4. Overgangs- en slotregels. In het laatste hoofdstuk wordt het overgangsrecht geregeld en wordt bepaald hoe het bestemmingsplan heet (de slotregel).
5.4 Reikwijdte Werking Onderhavige Herziening
Om te beoordelen of een ontwikkeling kan worden gerealiseerd, is het soms niet voldoende om alleen af te gaan op de inhoud van het bestemmingsplan. Ook indien het bestemmingsplan een ontwikkeling toestaat, kan het voorkomen dat andere regelgeving of gesloten verdragen de daadwerkelijke uitvoering verhinderen of pas na bijvoorbeeld vergunningverlening of onderzoek mogelijk maken. De kaders die het bestemmingsplan biedt ten aanzien van nieuwe bouwmogelijkheden/ bouwplaninitiatieven, bieden geen garantie voor de te verlenen bouwvergunning. Bouwplannen zullen naast de toets aan onderhavig bestemmingsplan tevens worden getoetst aan en dienen te voldoen aan zowel de bouwverordening (vastgesteld door de gemeenteraad) als op redelijke eisen van welstand (Welstandsnota, vastgesteld door de gemeenteraad) door de (onafhankelijke) welstandscommissie.
5.5 Dit Bestemmingsplan
Dit bestemmingsplan bestaat uit een plankaart, planregels en een toelichting. De plankaart (ook wel verbeelding genoemd) en de planregels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de plankaart zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
Het beeldkwaliteitsplan dat voor de herontwikkeling van het zwembadterrein is opgesteld maakt geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan. Wel wordt de gemeenteraad gelijktijdig met dit bestemmingsplan voorgestelde een beeldkwaliteitsplan vast te stellen zodat er een locatiegericht toetsingskader is voor het verlenen van een omgevingsvergunning.
Bijzonderheden in dit bestemmingsplan
Voorliggend bestemmingsplan bevat de volgende bestemmingen:
- Maatschappelijk: waarbinnen alleen het bestaande gebouw (voormalige ketelhuis) valt en waarin enkel activiteiten zijn toegestaan die een directe relatie hebben met en gericht zijn op natuur- en landschapsbeleving en natuur- en landschapseducatie op het voormalige zwembadterrein en de directe natuurlijke omgeving. Verder kent de plankaart een maatvoeringsvlak voor de maximale bouwhoogte van het gebouw. Vanwege het geaccidenteerde terrein is voor het bepalen van het peil in artikel 2 opgenomen dat het peil van het bouwvlak gekoppeld is aan de NAP-hoogte ter plaatse;
- Natuur: de bestemming Natuur is aan het grootste gedeelte van het terrein gegeven vanwege de huidige en toekomstige natuurlijke functie van het terrein. Binnen deze bestemming zijn geen gebouwen toegestaan. Bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegestaan mits er een directe relatie ligt met natuurbestemming. Bouwwerken, geen gebouw zijnde, die in het verleden zijn gebouwd ten behoeve van de functie als openlucht zwembad mogen gedeeltelijk vernieuwd en veranderd worden indien dit gericht is op de instandhouding van deze relicten. Bepaalde werken en werkzaamheden zijn gebonden aan een omgevingsvergunning (voorheen: aanlegvergunning);
- Recreatie-Dagrecreatie: deze bestemming is voor de huidige parkeerplaats aan de Beekhuizenseweg opgenomen. De bestemming sluit aan op de bestemming van het sportcomplex. De parkeerplaats heeft een publieke functie voor het parkeren van de hockeyvereniging en het parkeren van dagrecreanten, zoals wandelaars, voor de omgeving. Binnen deze bestemming zijn geen gebouwen toegestaan;
- Wonen - 1: de bestemming Wonen - 1 is bedoeld voor de gronden waar zich het voormalige zwembadgebouw op bevindt en die in hoofdzaak ten dienste staan van de functie wonen. Het gaat hierbij om gebouwen, tuinen en openbare ruimte. Op deze gronden zijn enkel binnen het bouwvlak gebouwen toegestaan. De maatvoeringsaanduidingen hebben betrekking op het bouwvlak en gaan in op de maximale bouwhoogte en het maximale aantal wooneenheden. Er is specifiek opgenomen dat er enkel sociale huurwoningen zijn toegestaan. Voor de uitkijktoren en de loopbrug is vanwege de functie een specifieke bouwaanduiding opgenomen en een afwijkende bouwhoogte toegestaan. Vanwege het geaccidenteerde terrein is voor het bepalen van het peil in artikel 2 opgenomen dat het peil van het bouwvlak gekoppeld is aan de NAP-hoogte ter plaatse;
- Wonen - 2: de bestemming Wonen - 2 is bedoeld voor het perceel waar de voormalige dienstwoningen staan. Het bestemmingsplan maakt het mogelijk om deze woningen te vervangen door een vrijstaande woning of een dubbele woning. Het bouwen van een gebouw en bijgebouwen moet binnen het bouwvlak. De maximale bouwhoogte komt ongeveer overeen met de bouwhoogte van de voormalige dienstwoningen. Vanwege het geaccidenteerde terrein is voor het bepalen van het peil in artikel 2 opgenomen dat het peil van het bouwvlak gekoppeld is aan de NAP-hoogte ter plaatse;
- Waarde-Archeologisch onderzoeksgebied: deze bestemming is gegeven aan gronden met een middelhoge archeologische verwachting. Werken en werkzaamheden met een bepaalde omvang en diepte zijn gebonden aan een aanlegvergunningplicht;
- Waarde-Cultuurhistorie: deze bestemming is gegeven aan de gronden waarop zich de bouwwerken vinden die tezamen het voormalige zwembadcomplex vormen en waarvan het van belang is om te streven naar behoud van deze eenheid. Het gaat hier dan om het zwembadgebouw, het ketelhuis, de zwembaden en b.v. de startblokken en de duikplank.
Met dit hoofdstuk is voldaan aan artikel 3.1.3 van het Bro.
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Het terrein van voormalig zwembad Beekhuizen is geheel eigendom van de gemeente Rheden. Per 1 januari 2012 heeft het terrein een negatieve boekwaarde van €1.139.965. Door het planologisch bestemmen van de gebouwen voor een woonfunctie kan de negatieve boekwaarde voor een deel gedekt worden door de verkoop van een bouwkavel op de locatie van de voormalige dienstwoningen en het in erfpacht met opstalrecht uitgeven van de zwembadbebouwing voor sociale huurwoningen. Op basis van een onafhankelijke taxatie is de verwachting dat de bouwkavel €270.000 oplevert. De zwembadbebouwing wordt verkocht voor een symbolisch bedrag van €1 en de grond onder en direct om de zwembadbebouwing incl. het ketelhuis levert door een erfpachtovereenkomst inclusief opstalrecht met de Woningbouwvereniging Gelderland €163.750 op. Daarnaast is een bijdrage overeengekomen van €25.000,- door de woningbouwvereniging. Hiervoor is in maart 2010 een intentieovereenkomst gesloten en er zal voor de vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad een uitgifteovereenkomst gesloten worden. Naar verwachting zijn de totale opbrengsten €458.750. Aan kosten wordt nog ongeveer €100.000,- verwacht. Hierbij gaat het om kosten voor onderzoeken en advisering en het opknappen van de ontsluitingsweg. Door het verschil tussen de kosten en de opbrengsten ontstaat een negatief saldo van ruim €700.000 op de grondexploitatie van voormalig zwembadterrein Beekhuizen. Hierbij is rekening gehouden met de invloed van rente en inflatie. Het negatieve saldo op de grondexploitatie is gedekt door een voorziening welke is gevormd na besluitvorming in de raad. De gemeenteraad heeft hiertoe op 14 december 2010 besloten. Het plan is hiermee economisch uitvoerbaar.
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Overleg En Inspraak
Het provinciale beleid omtrent de toepassing van de instrumenten die de provincie heeft ingevolge de Wet ruimtelijke ordening geeft aan dat plannen van lokaal belang niet voor overleg behoeven te worden aangeboden. Gezien de ligging en de aard van dit bestemmingsplan bestaat hiertoe wel aanleiding. Het bestemmingsplan is dan ook voor overleg toegestuurd aan de provincie. Daarnaast is het bestemmingsplan voor vooroverleg toegestuurd aan het Waterschap Rijn en IJssel, Ministerie van Landbouw, Natuur en Visserij en Hulpverlening Gelderland Midden. De reacties van de betreffende instanties zijn als bijlagen 6 t/m 9 bij de Toelichting gevoegd. Geen van de reacties geeft aanleiding tot het maken van een aanpassing van het bestemmingsplan.
De gemeentelijke inspraakverordening schrijft geen inspraak voor. De kennisgeving van het voornemen een bestemmingsplan op te stellen is op 12 januari 2011 geplaatst op de gemeentelijke pagina, de Rhedenaar, in een huis-aan-huis blad. De vooraankondiging is tevens geplaatst op de website van de gemeente.
7.2 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft met het ontwerpbesluit van 14 april 2011 tot en met 25 mei 2011 voor een ieder ter inzage gelegen. De tervisielegging is bekendgemaakt op de gemeentelijke pagina, de Rhedenaar, in een huis-aan-huis blad, de Staatscourant en op de gemeentelijke website www.rheden.nl. De stukken konden eveneens worden ingezien op het gemeentehuis in De Steeg en het Servicecentrum in Velp. Via de website www.ruimtelijkeplannnen.nl konden de bestanden worden gedownload.
Tijdens de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan zijn twee zienswijzen ingediend. De zienswijzen geven geen aanleiding tot het aanbrengen van wijzigingen in het ontwerpbestemmingsplan.
7.3 Ambtelijke Wijzigingen
Naar aanleiding van het ontwerpbestemmingsplan zijn er aan de gemeenteraad twee ambtelijke wijzigingen voorgesteld. Dit betreft enerzijds een verhoging van het maximum aantal toelaatbare sociale huurwoningen van 5 naar 6 in verband met de financiele haalbaarheid van het plan vor de woningbouwvereniging.
Anderzijds betreft dit een reactionele wijziging van de artikel 9 lid 9.2 van de planregels in verband met een verduidelijking van de bestemmingsplanmogelijkheden.
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 1 Akoestisch onderzoek
Bijlage 2 Bodemonderzoek
Bijlage 3 Quickscan F&f En Orienterende Habitattoets
Bijlage 3 Quickscan F&F en orienterende habitattoets
Bijlage 4 Vleermuisonderzoek
Bijlage 5 Aanvullend Ecologisch Advies
Bijlage 5 Aanvullend ecologisch advies
Bijlage 6 Reactie Hgm
Bijlage 7 Reactie Provincie Gelderland
Bijlage 7 Reactie Provincie Gelderland
Bijlage 8 Reactie Van De Vrom-inspectie
Bijlage 8 Reactie van de VROM-inspectie